Jury de l’Enseignement secondaire supérieur général 1, rue Adolphe Lavallée B-1080 MOLENBEEK-SAINT-JEAN http://www.jurys.cfwb.be
Langue moderne I : Néerlandais
(1er groupe d’épreuves – 1ère session 2015)
1
Articles en néerlandais : 1) Marihuana populairder dan McDonald’s
Pg 5
2) Vrolijk autoloos
Pg 9
3) Een herenhuis voor drop-outs
Pg 11
4) De diplomaat die insectenkweker werd
Pg 13
5) De grootste kleerkast van Europa
Pg 15
3
1. VS aanvaarden stilaan softdrugs
Marihuana populairder dan McDonald’s 16 juli 2014
Met de legalisering van de verkoop, de teelt en het gebruik van recreatieve cannabis in Colorado, nu een half jaar geleden, lijkt het hek van de dam in de VS. Vorige week ging ook de staat Washington overstag, en het zal niet de laatste zijn. ‘Het imago van marihuana is drastisch veranderd, het is nu meer iets voor vrouwen van middelbare leeftijd.’ Het was in januari van dit jaar dat de wereldpers meekeek hoe in hoofdstad Denver van de Amerikaanse staat Colorado de eerste ounce (28 gram) cannabis voor zo’n 200 euro legaal over de toonbank ging. Een unicum voor de Verenigde Staten, nota bene het land dat bekendstaat om de stringente war on drugs. Nu, zes maanden later, stemt het ‘grote, groene experiment’ tot tevredenheid in de staat die het theater vormt van de machtige Rocky Mountains. De criminaliteit in de hoofdstad is met 10,6 procent gedaald in vergelijking met dezelfde periode een jaar eerder, het aantal moorden is zelfs gehalveerd en voertuigdiefstal is met een derde afgenomen. Voornaamste oorzaak: de politie hoeft zich niet meer met softdrugs bezig te houden en kan zich op belangrijker zaken storten. Onderwijl kijkt gouverneur John Hickenlooper van Colorado handenwrijvend toe hoe de staatskas langzaam volstroomt met tientallen miljoenen dollars aan wietbelasting. Hij beloofde de inwoners van Colorado met de eerste opbrengsten nieuwe scholen te bouwen, mits ze zouden instemmen met legalisering. Dat deden ze graag: 55 procent stemde voor Amendment 64. Denver, een stad met 634.000 inwoners, telt nu tegen de tweehonderd wietdistributiepunten – meer dan alle vestigingen van Starbucks en McDonald’s bij elkaar opgeteld. Ze zijn veelal herkenbaar aan een groen kruis aan de gevel en ze zijn nu al een vast onderdeel van het gewone leven. Coffeeshops bestaan er niet, marihuanagebruik is alleen thuis toegestaan. Iedereen van 21 jaar en ouder mag er op vertoon van een identiteitsbewijs legaal marihuana kopen. 5
En wat ze in Colorado voor elkaar kregen, dat willen ze nu ook elders in de VS. In de ene staat zijn de plannen concreter dan in de andere. De staat Washington stemde gelijktijdig met Colorado in met eenzelfde beleid, de praktische invoering ervan neemt echter meer tijd in beslag. Kiezers in Alaska en waarschijnlijk ook Oregon gaan nog komend najaar naar de stembus om zich uit te spreken over de vraag of ze de verkoop van recreatieve cannabis in wietwinkels toestaan. In het land waar inmiddels in 23 van de 50 staten medicinaal cannabisgebruik bij de wet is toegestaan, bestaan in nog een stuk of zes andere staten initiatieven voor commerciële wietverkoop. Zoals in Nevada, Arizona en Californië, waar pleitbezorgers hopen dat het nieuwe beleid nog in 2016 – het jaar dat Barack Obama afzwaait als president – zal zijn doorgevoerd. Alcoholgebruik Wat is er toch aan de hand, in het land waar de helft van de gedetineerden nota bene vanwege een aan drugs gerelateerd delict achter de tralies zit? In liefst veertig staten zijn sinds 2009 antidrugswetten versoepeld, blijkt uit recent onderzoek van Pew Research. In achttien staten en het District of Columbia (D.C.) zijn dit jaar wetsvoorstellen aangenomen die wiet gelijkstellen aan alcoholgebruik. En komend najaar is in zeventien staten het bezit van een beperkte hoeveelheid marihuana niet meer strafbaar. Openbaar aanklagers in andere staten hebben al gezegd dat ze zich voortaan willen richten op echte misdaden en cannabiszaken laten voor wat ze zijn. Wie nu in het openbaar een stickie rookt, krijgt in grote delen van de VS hooguit nog een boete. Alsof het een verkeersovertreding is. Het sluit niet geheel toevallig aan bij het streven van minister van Justitie Eric Holder om de gevangenispopulatie uit te dunnen. Dat de Verenigde Staten een cultuuromslag doormaken, werd vorig jaar zonneklaar in een veel aangehaalde enquête door peilbureau Gallup: 58 procent van de Amerikanen is voorstander van het legaliseren van cannabis, 39 procent is tegen. Het contrast met de eerste peiling, in 1969, is enorm: toen was maar 12 procent voor legalisering. En nog maar tien jaar geleden was dat percentage nog 34. Wanneer precies de omslag kwam, weet Ethan Nadelmann ook niet. Was het nadat drie achtereenvolgende presidenten er geen geheim van maakten dat ze weleens een jointje hadden gebruikt? ‘Clinton zei nog dat hij niet had geïnhaleerd. Bush ontkende, maar zijn beste vriend bevestigde het. Toen Obama de vraag kreeg of hij weleens had geïnhaleerd, zei hij: “Natuurlijk, dat is toch het hele idee erachter?” Met zo’n enorme grijns erbij.’ Nadelmann geldt als een van de voornaamste pleitbezorgers van legalisering van cannabis in de Verenigde Staten. Hij is oprichter en directeur van de in New York gevestigde Drug Policy Alliance, die al jarenlang alternatieven aanreikt voor de war on drugs die nog altijd in aanzienlijke delen van de VS woedt. De Princetonprofessor vergelijkt de cultuuromslag met het homohuwelijk. Ook dat werd lange tijd in de VS voor onmogelijk gehouden, terwijl afzonderlijke staten nu in toenemende mate het verbond tussen twee mensen van hetzelfde geslacht toestaan. Een andere factor is volgens Nadelmann dat veel jongeren de afgelopen decennia weleens een jointje hebben gerookt, maar dat van de huidige jeugd de ouders óók hebben gerookt. ‘Er zijn nu miljoenen Amerikaanse ouders die weten wat het inhoudt om een joint te roken, zonder dat ze drugsverslaafde werden. Het blijkt ook uit enquêtes, waarin zelfs de soccer moms aangeven dat ze liever zien dat de politie jacht maakt op echte criminelen in plaats van veel tijd en energie te steken in de arrestatie van een paar kinderen die een voorraadje marihuana bij zich hebben.’ Nadelmann wijst erop dat het imago van de cannabisgebruikers zeker door toedoen van het gebruik van medicinale wiet aanzienlijk is gewijzigd. ‘Cannabisgebruik past hier allang niet meer in de schimmige hoek van punkers of skaters. Het imago is flink veranderd. Nu zijn het vrouwen van middelbare leeftijd die marihuana gebruiken om pijn na chemotherapie te bestrijden, of vanwege rugpijn of omdat ze MS hebben.’ 6
Ook het bedrijfsleven spint garen bij de legalisatie. In Colorado en de staat Washington wordt gesproken van het groene goud, de Amerikaanse cannabismarkt is een miljardenbusiness. Alleen al in Colorado wordt de jaaromzet in de industrie op meer dan een half miljard dollar per jaar geschat, voor heel de VS komt het dit jaar op naar schatting 2,5 miljard omzet. Hoe meer staten cannabis legaliseren, hoe sneller de markt in omvang zal toenemen. Conservatieve zuiden Maar er is ook verzet. In de staat Florida is een initiatief voor medicinaal gebruik ophanden. Dat wordt interessant, omdat het de eerste staat in het conservatieve zuiden is die om zou kunnen gaan. Een extra hobbel daar is dat bij een volksraadpleging niet een meerderheid volstaat, maar dat 60 procent van de stemmers akkoord dient te gaan met invoering. De oppositie is er fel en dat niet alleen: de tegenstanders beschikken over veel geld. De rechtse Republikein Sheldon Adelson (80), met een vermogen van 37 miljard dollar (27 miljard euro) de op zeven na rijkste man ter wereld, heeft zich bij dat kamp gevoegd en doneerde meteen 2,5 miljoen dollar. Toch lijken de Verenigde Staten goeddeels om, ondanks de zuidelijke tegenstand. Wiet zit al lang niet meer in het verdomhoekje, ouders en zelfs de president zijn het erover eens dat er ergere dingen in het leven zijn dan een jointje roken. En er valt bovendien grof geld mee te verdienen, waarvan de burgers via belastingen nog eens flink meeprofiteren. DOOR STIJN HUSTINX IN NEW YORK http://magazine.knack.be/makr/voor-abonnees/knack/printarticle/3735860/article
7
2. Vrolijk autoloos 17 september 2014 Een autoloos bestaan leiden, is goed voor je portemonnee, je gezondheid én het milieu. Toch moet je stevig in je schoenen staan als je bewust die keuze maakt. Met het boek Leven zonder auto wil journalist Luc Vanheerentals, zelf autoloos, mensen die zonder wagen leven een stem geven. Hij interviewde 100 believers: mensen die heel bewust voor een bestaan zonder de vierwieler kiezen. Mensen ook die sterk variëren qua leeftijd (van 18 tot 70 jaar) en qua achtergrond (van professor tot arbeider, van alleenstaande tot grote gezinnen). Algemene conclusies zijn moeilijk te trekken uit de getuigenissen. Want hun beweegredenen zijn zeer uiteenlopend. Zo zijn er mensen die al van jongs af een afkeer hebben van de auto. Het vervoermiddel is hen te vuil en te gevaarlijk. In sommige getuigenissen klinkt de angst voor een dodelijk ongeval door. Niet helemaal onterecht, want in 2012 raakten in ons land 58.474 mensen gewond in het verkeer, 652 stierven ter plaatse, 767 binnen 30 dagen. Jong geleerd Een andere categorie autolozen heeft op jonge leeftijd van nabij een auto-ongeval meegemaakt. Nog een andere groep groeide op in een gezin zonder auto. Bij de auteur is dat bijvoorbeeld het geval. “In ons gezin is dat nooit stof voor discussie geweest”, herinnert Vanheerentals zich. “Geen van de kinderen stelde zich er vragen bij. Als je in je jeugd geleerd hebt hoe je te verplaatsen zonder auto, zet je dat later makkelijk voort.” Financiële overwegingen spelen zeker een rol bij de beslissing om zonder auto te leven. “Je hebt mensen die een wagen kopen maar na verloop van tijd vaststellen dat ze die nauwelijks gebruiken en hem daarom opnieuw van de hand doen”, weet Vanheerentals. “Niet zelden wordt men zich ook pas op latere leeftijd bewust van de negatieve milieu-impact van de auto, die een vierde van het in Vlaanderen geproduceerde fijn stof voor zijn rekening neemt.” Bij jongeren zien we duidelijk een trend: zij zijn niet meer zo gebeten door het bezit van een wagen. De crisistijden zijn daar niet vreemd aan, maar zeker ook de bezorgdheid om de klimaatverandering inspireert hen om het, zolang het kan, zonder wagen uit te zingen. Een levensstijl Vanheerentals: “Jonge mensen kiezen er ook vaak bewust voor om in de stad te wonen. Dat is overigens een van de voorwaarden om niet voor de auto te kiezen. In het midden van een bos een huis betrekken, is niet aangewezen voor een autoloze.” Door geen auto te bezitten, leg je jezelf dus wel wat beperkingen op. Hoe leer je daarmee te leven? “Wat je merkt, is dat het leven zonder auto vaak gekoppeld is aan een bepaalde levensstijl”, vertelt de auteur. “Je kiest bewust voor een rustiger leven. Verstoken van een auto regel je geen tien afspraken op één dag. Constant van hier naar daar hossen, is er niet bij. Het is een keuze voor een ander ritme en een andere manier van samenleven.” Hoe dan ook komt de autoloze soms voor praktische problemen te staan. Hoe doe je bijvoorbeeld grote boodschappen voor je gezin? Vanheerentals: “Sommigen proberen de boodschappen wat meer te spreiden of gaan elke dag naar de winkel om eten te kopen. Je hebt mensen die kraantjeswater drinken, om te vermijden dat ze met flessen moeten sleuren. In het openbaar vervoer voel je de beperkingen nog het meest. Als je vanuit Leuven, Gent of Antwerpen naar een concert in Brussel gaat, is je laatste trein terug al om middernacht. Mensen die met de fiets naar het werk willen gaan, klagen 9
dan weer over de slechte fietspaden. Heel wat beperkingen zouden door de overheid verholpen kunnen worden.” Het aanbod van het openbaar vervoer moet beter, vindt Luc Vanheerentals. Ter rechtvaardiging van de investeringen die dat zou vragen, wijst de auteur op de schadeposten van het autoverkeer. Een studie toonde aan dat alleen al verkeersongevallen ons land in 2002 12,5 miljard kostten. “Het is misschien een idee om per regio een enquête te doen, waarbij je peilt naar de lokale vervoersbehoeften. Je zou kunnen onderzoeken onder welke voorwaarden mensen bereid zijn hun wagen op te geven.” Vanheerentals pleit ook voor een fusie tussen de vervoersmaatschappijen. Iemand die het zonder auto doet, zou dan één omniumabonnement kunnen nemen voor 500 euro. “Als er een beter aanbod is, krijg je een gebruiksgemak dat dat van een wagen benadert”, legt de auteur uit. Intussen trekt de doorgewinterde autoloze zich uit de slag. Hij heeft geleerd zichzelf goed te organiseren. Vanheerentals: “Je moet altijd goed weten wat je te wachten staat. Als ik als journalist, gevestigd in Leuven, bijvoorbeeld een gemeenteraad in Beersel moet volgen, dan wéét ik dat daar geen trein stopt en dat er ’s avonds laat geen bus rijdt. Dus wat doe ik? Ik neem mijn fiets mee en stap in Sint-Genesius-Rode van de trein. Uiteraard check je op voorhand wanneer de laatste trein terug is. Ik heb in dit concrete geval dan ook kaarten van Sint-Genesius-Rode en Beersel bij me. Je hebt echt wel een gamma van mogelijkheden om overal te geraken, maar je moet die uitpluizen.” Geen echte man Behalve de praktische hindernissen is er ook de sociale druk waaraan je moet weerstaan. Hoewel in Vlaanderen 1 op de 5 gezinnen door het leven gaat zonder auto – in de periode 2008-2012 was er een stijging van 17 tot 18,83 procent – botst die aangroeiende groep soms op onbegrip. Door de negatieve reacties voelt men zich soms sociaal gehandicapt. Vanheerentals geeft een voorbeeld: “Toen ik na mijn scheiding op datingsites contact zocht met vrouwen, verliepen de chats meestal heel aangenaam, tot het ogenblik dat ik zei geen auto te hebben. Je voelde het gesprek meteen verkillen. Een man zonder auto kan blijkbaar geen echte man zijn. Het is ook absurd dat in vacatures het bezit van een auto wordt geëist, terwijl dat in vele gevallen helemaal niet noodzakelijk is om de job te doen.” Nochtans is er een goede professionele reden om met de trein te reizen: je kunt onderweg gewoon werken, dossiers voorbereiden, rapporten lezen... Het allergrootste voordeel van een autoloos bestaan, situeert zich in het welbevinden, zegt Luc Vanheerentals. “Het fijne gevoel niet bij te dragen tot al het negatieve waarmee we de auto associëren: lawaai, luchtvervuiling, verkeersongevallen, het verstoren van het buurtleven... Het is geen toeval dat een aantal autoloze mensen ook actief is in buurtcomités: zij willen een leefbare omgeving en ervaren de auto als een storend element in dat plaatje.” Luc Vanheerentals, Leven zonder auto, 295 blz., 2014, Uitgeverij Casa Littera. Meer info:
[email protected]. Door Peter Van Dyck
Niet anti-auto Auteur Luc Vanheerentals onderstreept dat zijn boek Leven zonder auto niet anti-auto is, maar veeleer een warme oproep om minder vaak de wagen te nemen. Systemen van autodelen, zoals Cambio en Autopia, dragen zeker zijn goedkeuring weg. Het is net door het massale en vaak onvoorzichtige gebruik dat de aan de auto verbonden nadelen zo groot zijn geworden. http://magazine.knack.be/makr/voor-abonnees/knack/printarticle/3785756/article
10
3. Een herenhuis voor drop-outs Thijs Demeulemeester Diane Hennebert kocht met de hulp van haar gefortuneerde adresboekje een herenhuis om er vroegtijdige schoolverlaters op het rechte pad te helpen. 'Misschien lopen we met onze kop tegen de muur, maar zonder idealisme los je hun probleem niet op.' In de Louis Schmidtlaan 97 in Etterbeek lopen stukadoors en schilders af en aan in de voormalige gebouwen van de beursorganisator Artexis. In het immense herenhuis huisde ooit ook de permanente vertegenwoordiging van de Spaanse regio Castilië en León. Maar vanaf januari wil Diane Hennebert (57), de directrice van Villa Empain, er haar opvangproject Out of the Box starten. 'Zo'n dertig 'dropouts' uit probleembuurten zullen hier terecht kunnen,' zegt de Brusselse. Een school mag je haar project niet noemen. Daarvoor heeft Hennebert niet de nodige onderwijslicenties. 'Een pedagogisch atelier is een beter etiket', zegt ze. 'We werken rond zelfvertrouwen, welzijn en creativiteit met leerlingen die eigenlijk op school moeten zitten maar gewoon op straat rondhangen.' Het maatschappelijke probleem is nijpend. De officiële cijfers spreken over 7,5 procent vroegtijdige schoolverlaters in Vlaanderen. In Wallonië zijn dat er ruim dubbel zoveel, in Brussel liefst 17,7 procent. 'In het werkveld hanteren consultants cijfers die nog een stuk hoger liggen: 30 procent en meer. In de Franse gemeenschap signaleren scholen hun 'spookstudenten' vaak niet systematisch aan het ministerie om geen subsidies te verliezen.' Out of the Box doet het zonder overheidssteun. Het project wordt financieel en logistiek gesteund door Hennebert en haar partner, baron Frédéric de Mevius. Die laatste is een telg van de AB InBevfamilies en topman van de familiale holding Verlinvest. Steun komt ook van de Fondation Boghossian, de stichting die ook Villa Empain aankocht en omvormde tot het kunstencentrum waar Hennebert momenteel directrice is. Adellijke connectie 'Opvoeding en gezondheid: het zijn gevoelige thema's waar mensen graag centen aan geven', weet Hennebert. Dankzij haar connecties in de adel en het bedrijfsleven kon ze heel wat sponsoring binnenhalen, zowel in geld als in natura. In het steuncomité van Out of the Box duiken onder meer Luc Bertrand (Ackermans & van Haaren) en psychiater-kunsthandelaar Griet Dupont op. Maar ook Philippe Depoorter (Banque de Luxembourg) en Pascale Mussard (Hermès). 'Dit is grotendeels een privéproject. We kunnen dit, omdat we gelukkig geen geldzorgen hebben. Nee, ik ben geen materialistische snob. Ik wil iets constructiefs doen met geld. Waarom willen rijke mensen sterven met een kapitaal op hun rekening? Ik ben op een leeftijd gekomen dat ik alles heb wat ik wil. Meer is echt niet nodig. Nu stelt zich de vraag: wat wil ik doorgeven en aan wie? Ik wil het liefst investeren in een constructief project. En mijn levenspartner steunt me daarin ten volle. Mensen zoals wij moeten iets terugdoen voor de samenleving. Willen we echt dat de rijke mensen in een ommuurd getto wonen, omdat ze bang zijn dat hangjongeren hun rust gaan verstoren? Of willen we een betere samenleving, waar we die jongeren kansen geven?' Hennebert gaf twaalf jaar lang les in de kunstacademie van Bergen. In 1997 richtte ze de Franstalige vzw Les Ateliers de Pédagogie Urbaine op. 'We maakten een soort rondreizende machine met ingebouwde tv-schermen. We installeerden die op verschillende plekken, zodat de kinderen spelenderwijs leerden wat stedelijkheid is. Het project reisde rond in Europa. De culminatie was de oprichting van een kinderatelier in een van de bollen van het Atomium. Daar konden kinderen Brussel 11
eerst van bovenaf ontdekken, alvorens de stad in te duiken.' Tot 2007 was ze als directrice verantwoordelijk voor de renovatie van het Atomium, tot ze door Villa Empain werd geheadhunt. Daar rijpte haar pedagogisch project gaandeweg Verspild talent In negen maanden tijd wil Hennebert vroegtijdige schoolverlaters uit hun vicieuze cirkel van vijandigheid halen. 'Het probleem is: zij haten de maatschappij en vice versa. Ze zijn schoolmoe en vinden studeren nutteloos. Ze zijn hun drive en nieuwsgierigheid kwijt. Door de buitenwereld worden ze gepercipieerd als drop-outs zonder toekomst. Op straat zullen ze hun verspilde talent niet kunnen ontplooien. Bij ons kunnen ze wel iets bereiken.' Out of the Box werkt met workshops, gegeven door professionals. Hennebert: 'Die jongeren volproppen met leerstof heeft geen zin. Hun nieuwsgierigheid aanwakkeren is belangrijker, want dat leidt automatisch tot kennis.' In de eerste module van drie maanden krijgen de schoolverlaters vooral computer- en filmlessen, in samenwerking met onder anderen Nadil Ben Yadir, de Marokkaanse Belg die de cultfilm 'Les Barons' regisseerde. De volgende drie maanden trekt de groep de buitenwereld in. Ze doen excursies in Brussel en bezoeken wijken, gebouwen en culturele instellingen die ze niet kennen. 'We willen de jongeren doen beseffen dat de wereld groter is dan hun straat of wijk.' De derde lesmodule draait rond een reeks objecten, waarvan de 'leerlingen' individueel de historie moeten uitpluizen. 'Dat kan een zakje thee zijn, maar evengoed een tulp, een juweel, een stoel of een Libanees brood. Ze moeten ook een fictief verhaal bedenken rond een van die objecten. Die kortverhalen bundelen we in een boek, dat geïllustreerd wordt door de Belgische striptekenaar François Schuiten.' Stand-by Hennebert werkt al twee jaar in alle stilte aan het pedagogisch programma van Out of the Box. Ze consulteerde psychiaters, onderwijsexperts, acteurs, zakenlui, mediafiguren en cineasten, die elk vanuit hun beroepservaring meedachten over het concept. Vast personeel beperkt Hennebert voorlopig tot drie mensen, de rest zijn freelance medewerkers die - vaak gratis - workshops geven. De eerste twee jaar zal ze Out of the Box zelf in goede banen leiden. 'Niet als een rector in een ivoren toren, maar als een moeder van een grote familie van dertig mensen. Ik wil stand-by zijn om het curriculum bij te sturen, als het tempo te hoog of te laag ligt.' Het initiatief is ongezien en experimenteel, beseft Hennebert. 'Misschien hebben we veel succes, misschien wordt het een sof. Misschien lopen we wel met onze kop tegen de muur. Criticasters zullen wellicht zeggen dat we naïeve idealisten zijn. So what! Zonder een dosis idealisme los je het probleem van die jongeren niet op. Ik geef mezelf twee jaar evaluatietijd. Dan heb ik het tenminste geprobeerd. En ik besef ook: dertig schoolverlaters helpen is maar een minieme pleister op een gigantisch kankergezwel. Maar wie weet inspireert mijn project anderen?' * Op 12, 13 en 14 september organiseert Out of the Box een benefietverkoop van kunstwerken ten voordele van zijn project. Zowel kunstenaars, verzamelaars als galeriehouders schonken al werken uit sympathie voor het initiatief.
http://krant.tijd.be/ipaper/20140906#detail/9541999
12
4. De diplomaat die insectenkweker werd Peter De Groote Johan Jacobs ruilde een ambtenarenjob voor een bestaan als vliegenkweker. Met de beestjes wil hij niets minder dan de afvalberg aftoppen en de dierenvoedingsindustrie door elkaar schudden. Op een klein bedrijventerrein in Aartselaar, vlak bij de A12, gonst het van de bedrijvigheid. Letterlijk. Vlak bij een begrafenisondernemer, een filiaal van Deschacht Plastics en een elektronicabedrijf krioelen op de broeierige bovenverdieping van een hangar duizenden insecten in witte gaaskooien. Het zijn zwarte wapenvliegen, een wat dreigende vlag voor een verrassend tamme lading. Johan Jacobs (37) plukt een ontsnapt exemplaar van de wand. 'Je vindt deze insecten in het wild in Latijns- en Zuid-Amerika, en in sommige delen van Zuid-Europa', zegt hij. 'Ze lijken erg op de zandwesp. Hun uitzicht is hun enige verdedigingsmechanisme, wat ze voor de mens makkelijk manipuleerbaar maakt. Ze brengen ook geen ziektes over, zoals de klassieke huisvlieg van bij ons. En ze zijn volstrekt ongevaarlijk. Als ze ontsnappen, sterven ze in geen tijd. Temperaturen onder de 20 graden zijn hen te koud.' Hij wijst naar de samengeklitte insecten die her en der in de kooi verwoed aan het paren zijn. 'Ze vermenigvuldigen zich bovendien razendsnel. In 45 dagen gaat de populatie maal 100. Dat maakt ze tot uitstekende en goedkope werkkrachten.' Los van de kweekkooien - binnen afzienbare tijd moeten het van twaalf naar honderd - is het Jacobs niet om de vliegen zelf te doen, maar om hun larven. Hij neemt ons terug mee naar beneden, zwaait een deur open en sluit ze meteen weer achter ons. 'De geur is nogal doordringend.' Op de vloer staan een tiental bakken gevuld met een bruine smurrie. 'Een mengsel van groenten, fruit en brood', zegt Jacobs. Pas van dichtbij is zichtbaar hoe in de brei talloze larven zich tegoed doen aan het goedje. 'Ze voeden zich met dit afval en zetten het bijna volledig om in biomassa, in eigen gewicht dus. Het afval verdwijnt grotendeels, zij groeien.' Het vat het businessmodel van Millibeter in een notendop. Wat nu nog een onsmakelijk tafereel is in enkele plastic bakken moet uitgroeien tot een geoliede afvalverwerkingsinstallatie. Op metalen stellingen staan honderden bakken te wachten om gevuld te worden. 'We willen tegen erg lage prijzen onverkoopbare groenten en fruit bij supermarkten opkopen. Daarop kweken we vliegenlarven op, die we voor ze ontpoppen scheiden van hun voedingsbodem en verwerken tot een verkoopbaar product. Ingevroren of vermalen, dat hangt af van de klant. Denk aan fabrikanten van dierenvoeding. Weldra starten we een proefproject met een supermarktketen. En we hebben al een afnemer voor onze larven, een fabrikant van voeding voor siervogels.' Geen snacks Jacobs is razend ambitieus. En ook wel wat gestoord, zou u kunnen denken. De dertiger, een politicoloog, gaf een job in de diplomatie op om vliegen te kweken. 'Ik was niet de beste diplomaat, maar ook niet de slechtste', zegt hij tijdens een gesprek in wat hij grinnikend zijn kantoor noemt: twee bureaustoelen op de parking achter de Millibeter-hangar. Het was net als in de klas: ik was iets beter dan gemiddeld.' Jacobs zat als diplomaat in Congo, werkte jaren bij de Europese Unie in Brussel, en belandde uiteindelijk in Marokko. 'Ik raakte er gefascineerd door klimaatverandering. Verwoestijning, voedselvoorziening en landbouw zijn daar dé thema's. Ik ben altijd gepassioneerd geweest door biologie, en door na mijn uren te googlen kwam ik bij de wapenvlieg uit.' Jacobs ontdekte niet alleen dat de insecten prima afvalverwerkers zijn, maar ook dat ze vol bruikbare ingrediënten zitten. Eiwitten, vetten, chitine (verwant aan glucose). 'Ik heb er nooit aan gedacht 13
insecten in snacks te draaien, zoals heel wat andere bedrijfjes zijn beginnen doen. Op zich is dat positief, maar je moet al veel insectenhamburgers verkopen om een impact te hebben op de vleesconsumptie. In de voedselketen voor dieren kan je meer beginnen. Er hangt geen taboe rond, en zalm, forel, kip, maar ook vogels krijgen nu al insecten binnen. Geen consument die het wat kan schelen of zijn zalm voor 20 procent dan wel 100 procent met insecten is opgekweekt. Het zijn zulke zaken die Millibeter wil doen: ervoor zorgen dat zalm geen soja, een gewas dat veel land en water opslorpt, meer wordt gevoederd, maar insecten.' Maar Jacobs wil niet dat het daar stopt. 'Ook in veevoeder kan je insecten verwerken, maar daar zijn we afhankelijk van Europese regelgeving. Die verbiedt nu nog dierlijke ingrediënten in die voedselketen. Het dollekoeienschandaal zit nog te vers in het geheugen.' En dan is er nog de industrie. Millibeter heeft een biologe en een chemicus in dienst. Die laatste onderzoekt hoe de larven in componenten kunnen worden opgebroken en apart worden verkocht. 'De eiwitten kan je verwerken in industriële lijm, de vetten in smeermiddelen, schoonmaakproducten, kaarsen. Wie maalt erom waarmee zijn vloer wordt geboend? Ook met de chitine, met zijn zeldzame combinatie van kracht en soepelheid, moet wat te doen zijn. Al valt dat mogelijk moeilijker te isoleren. Slechts een paar procent kans dat het wat wordt. Maar we zullen er in elk geval uit leren.' Netwerker Hij lijkt misschien een dromer, maar Jacobs heeft alvast een deel van zijn zaken goed op orde. De activiteiten van Millibeter zijn gelinkt met drie onderzoeksprojecten verspreid over een veelvoud aan onderzoeksinstellingen, gaande van de Universiteit Gent tot de KU Leuven, het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en nog een achttal bedrijven, sommige uit de sector van dierenvoeding, andere uit de chemie. Die drie projecten zuigen samen 2,3 miljoen euro Vlaamse innovatiesubsidies op. Millibeter kan een paar jaar voort op een budget van 700.000 euro, waarvan driekwart afkomstig uit die Vlaamse subsidiepot en een kwart uit de spaarrekening van Jacobs, 'friends & family' en een banklening. 'Mijn verleden in de diplomatie heeft zeker geholpen', zegt Jacobs. 'Ik wist misschien weinig over insecten, maar ik ben wel een goede netwerker en ik weet mijn weg te vinden in de instellingen.' 'Ik hoor ook wel eens die vraag waar al ons belastinggeld naartoe gaat. Dat het allemaal vergooid wordt, en dat hier niet meer te ondernemen valt. Ik betwist dat. Datgene waarmee ik nu bezig ben, is mogelijk. Vlaanderen is daarvoor zelfs de ideale uitvalsbasis. De focus in het beleid op een duurzame economie is vandaag heel groot. En wil je onderzoek doen, dan krijg je een voordelig belastingregime voor de onderzoekers die je aanwerft. Fantastisch!' 'Binnen het jaar wil ik verder springen. Naar semi-industriële schaal. Op termijn wil ik hier 1 ton afval per dag verwerken. Natuurlijk kan ik op mijn bek gaan. En dan? In Nederland staan ze al te roepen als ze nog maar een idee hebben. Nog voor er één euro subsidie is aangevraagd. Dat is een andere manier van communiceren. Ik zeg niet dat we ze moeten kopiëren, maar ze claimen zo wel territorium. Territorium dat net zo goed van ons had kunnen zijn.' Jacobs heeft al behoorlijk wat territorium in gedachten. Hij denkt luidop na over hoe hij de Millibeterlarven kan inzetten om varkensmest te verwerken. 'Er zijn 6 miljoen varkens in Vlaanderen. Die produceren samen 18 miljoen liter mest per dag. Die wordt nu gedroogd, uitgereden, uitgespoten. Maar eigenlijk zijn dat allemaal laagwaardige processen. Als we de cyclus sluiten, en op die mest insecten kweken die we vervolgens ook weer verwerken in andere producten, dan werken we echt aan onze voetafdruk. Zonder dat we er als consument veel van hoeven te voelen.' http://krant.tijd.be/ipaper/20140913#detail/9544460
14
5. DE GROOTSTE KLEERKAST VAN EUROPA 10 september 2014 In zes jaar tijd groeide Zalando uit tot Europa’s grootste e-tailer. Dit jaar is het bedrijf wellicht goed voor twee miljard euro omzet – een snelheidsrecord, zeggen de broekjes Robert Gentz en David Schneider, beiden 31. De waarde van het bedrijf werd begin dit jaar op 3,7 miljard euro geraamd. Er werken meer dan vijfduizend mensen. Gesprek met Robert Gentz, tijdens een exclusief bedrijfsbezoek in Berlijn: In september 2008 begonnen Robert Gentz en David Schneider online schoenen te verkopen. Ze verpakten ze in een Berlijns appartement om ze dan per post te verzenden. Inmiddels werkt Zalando samen met meer dan 1500 bekende merken en designerlabels, goed voor 150.000 producten. Naast schoenen en kleding voor dames, heren en kinderen zijn dat ook exclusieve accessoires, beautyproducten en sportartikelen. Sommige kleine merken zien de zin van bricks niet langer in en verkopen enkel via Zalando – meteen in vijftien Europese landen. De wijk Mitte heeft alles wat Berlijn de voorbije jaren zo’n boost gaf, en start-ups zijn daar ongetwijfeld één ingrediënt van. In de Mollstrasse werken zowat 550 mensen van vijftig nationaliteiten bij het technologiedepartement van Zalando, verspreid over drie etages en onder leiding van de CIO Phillip Erler (31). De gemiddelde leeftijd in het bedrijf is 29 jaar. Op papier zegt dat al iets, maar in real life is het nog indrukwekkender. Werken hier ook veertigplussers? ‘Ik heb er onlangs een ontmoet!’, lacht de Italiaanse persverantwoordelijke Matteo Bovio (31). ‘Er zijn er nog wel enkele.’ Bovio kwam drie jaar geleden naar Berlijn. ‘Toen werkten we met vijfhonderd man, in één gebouw. Nu zijn er alleen al in Berlijn drie grote vestigingen, goed voor tweeduizend man.’ Hij neemt me mee naar het user lab. Nonchalant gekleed, en met oorbel. ‘Dat je hier sneakers draagt en geen das is zowat een bedrijfswaarde. Leveranciers die hier in pak en das aankomen, voelen zich soms onwennig.’ DE LOGICA VAN EEN LABO Yvonne Hohmann (30), Berlijnse, is usability manager. In een knusse kamer test ze hoe gebruikers omgaan met de website en de mobiele apps. Ook de roemruchte tv-spots worden hier getest, net als de gebruikerservaring bij het openen van de verpakking, en nog veel meer. Ik krijg een demo van eye tracking. Terwijl Bovio door de website browset, registreren cameraatjes op het scherm zijn oogbewegingen, die te volgen zijn op een ander scherm, waarop rode bollen van verschillende grootte achterblijven. Je ziet perfect waarnaar hij achtereenvolgens keek, en hoe lang. Zag hij dat de levering en eventuele terugzending gratis is? Dat die terugzendperiode honderd dagen bedraagt? Wat deed hij met de gesuggereerde producten? Yvonne legt uit hoe de resultaten worden gebruikt om de webpagina’s te perfectioneren. ‘Zo’n eigen lab is uniek. Andere e-tailers gebruiken doorgaans externe bedrijven. In een eigen lab kan je extreem snel, flexibel en vertrouwelijk gebruikerservaringen testen. En nu hebben we ook een bril, om oogbewegingen bij het gebruik van tablets te testen. Doen we op de sofa, ja.’ ‘Momenteel testen we ook als eerste de software van de Britse firma Cortexica voor een FindSimilartoepassing’, vertelt Bovio achteraf. ‘Daarmee krijg je op basis van een foto van een schoen aanbevelingen uit onze shop. En we bouwen zelf gelijkaardige software voor kleding. […]’ DYNAMISCH EN EEN BEETJE GEK […] Of dat wel kan draaien, een bedrijf met haast louter 35-minners? ‘Velen vragen zich dat af’, lacht [Medestichter en managing director Robert Gentz]. ‘Maar hen trekken we nu eenmaal aan.’ Is 15
ervaring hier misschien een nadeel? ‘Alles hangt af van je persoonlijkheid. De meeste jonge mensen zien een uitdaging en werken ernaartoe, vinden nieuwe benaderingen en oplossingen. Zij denken niet: ik heb dit altijd zo gedaan en wil het zo voortdoen. Je moet passen bij onze bedrijfscultuur: jong, energiek, dynamisch, een beetje gek, misschien. En dat zien we vooral bij jongeren. Maar sommige ouderen zijn ook zo – we sluiten hen zeker niet uit.’ […] De eerste ontmoeting met David Schneider herinnert hij zich goed. ‘Tijdens de eerste dagen aan de universiteit was er een tweedaagse kennismaking in een jeugdherberg, en we deelden een kamer. Het klikte meteen, we werden goede vrienden, zonder dat we samen toekomstplannen maakten. Dat gebeurde pas nadat ik begin 2007 drie maanden naar Brazilië was getrokken, op zoek naar ideeën.’ […] Nadat ik terugkeerde, verzamelden we wat geld van investeerders en startten in augustus Unibicate, een sociaal netwerk voor Latijns-Amerikaanse studenten. Ik vloog naar Mexico, David naar Argentinië, en we begonnen de business – of beter: het project. We bouwden de site, lanceerden [hem], en sloten [hem] weer – de investeerders waren nogal bedroefd (lacht).’ Een zucht. ‘Na zes weken hadden we honderdduizend studenten aan boord. Het ging snel. Maar een team van programmeurs in Mexico, dat is, euh, moeilijk. En pas toen we daar echt werkten, beseften we hoe zwak het businessmodel was. Het was een avontuur, maar in februari 2008 realiseerden we ons dat we moesten stoppen. The challenge was too big. ’ MILJOENEN SCHOENEN In juni 2008 was er al een nieuw plan. ‘Mijn moeder vertelde me pas nog hoezeer ze zich toen zorgen maakte: “Hij komt platzak terug uit Zuid-Amerika en nu gaat hij online schoenen verkopen!”, ze zei me dat toen niet, omdat ze zag hoe sterk ik erin geloofde. Maar toen was de consensus dat dat nooit op grote schaal kon lukken, want mensen wilden schoenen eerst zien en voelen.’ ‘We wísten dat het wel kon. Én dat het winstgevend kon zijn als het op grote schaal gebeurde – miljoenen schoenen. Dat waren gewoon feiten. Uit onderzoek bleek dat 95 % van de mensen nooit online schoenen zou kopen. 5 % antwoordde: misschien, want ik heb weinig tijd en dat is gemakkelijk. Zoekmachines toonden aan dat miljoenen mensen online naar verschillende soorten zeer specifieke schoenen zochten. Deze schoen, die maat. De stap naar aanbieden en opsturen was niet zo groot. Maar we hadden niet verwacht dat we de fashionmarkt in Europa zouden dooreenschudden’, grijnst hij. Eerst moest de wereld evenwel nog beven. Op 15 september 2008 viel Lehman Brothers. En op 29 september lanceerden Gentz en Schneider hun Duitse website. […] ‘Na Lehman klapte alles in elkaar. Investeerders zegden: de markt is gesloten. Maar we bleven werken, wilden overleven.’ Panikeren deden ze naar eigen zeggen niet. ‘Eind 2008 werkten we met dertig mensen, in een kantoor van 200 m² dat ook ons magazijn was. We waren klein en kochten en verkochten schoenen zoals je dat op de markt doet. Er werd geen verlies gemaakt. Rocket Internet had al 50.000 euro geïnvesteerd zodat we enkele goeie IT’ers konden zoeken – toen was dat veel geld voor hen. Een tweede investeerder gaf wat meer.’ Uiteindelijk zou Zalando als start-up 600 miljoen euro ophalen. Rocket Internet is de investeringsmaatschappij van de Berlijnse broers Marc, Oliver en Alexander Samwer, de rijkste internetondernemers in Duitsland – en de minst sympathieke. Ze gaan door het leven als de meesters van de copycatstrategie. Ze maakten Duitse versies van onder meer eBay, Groupon, Airbnb, Pinterest, YouTube, Twitter en Facebook – die ze niet zelden voor vele miljoenen aan de oorspronkelijke bedenkers verkochten. Was het zo dat Gentz hen overtuigde: zappos.com uit de VS kopiëren? ‘Een van hen had ik gebeld voor ons eerste project. Dat vond hij toen te riskant, maar ik mocht terugbellen als ik iets beters had. Deze keer wilde ik een e-business met echte activa, echte inkomsten, echte cashflows. Daar hadden ze 16
wel oren naar. We hebben wat gepingpongd over productcategorieën. Schoenen waren ook eenvoudig om te fotograferen en te verschepen – ze zitten al in dozen. En er zitten hoge marges op.’ ‘[…] Online schoenen verkopen, was niet zo innovatief: er waren al veel anderen die het deden. Maar wij brachten een compleet ander niveau van service: in Duitsland was gratis verzending en terugname nog niet ingeburgerd. Anderen creëerden drempels voor onlineshoppen, die wij wegnamen.’ VIJFTIEN VERSCHILLENDE TYPES KLANTEN De tv-spots van Zalando zijn volgens sommigen provocatief, volgens velen irritant, maar ook dat rolde zeer bewust uit de creatieve kokers van het reclamebureau Jung von Matt. ‘Onze spot in het nudistenkamp was een groot schandaal in Nederland – misschien ook omdat we lachen met caravanparken’, lacht Gentz. ‘En ze haten de schreeuw in de spotjes, háten hè! We kregen er twee jaar na elkaar de Loden Leeuw voor irritantste reclame mee – de derde keer grepen we ernaast: geen hattrick! Maar in Duitsland wonnen we de prijs voor de beste commercial!’ Hij vindt het prima, lekker controversieel zijn. ‘Na twee jaar gold Zalando in Duitsland als tweede sterkst waargenomen merk, na Volkswagen. En we passen onze spots wel degelijk aan aan de markten. Zo moeten we in Italië en België nog vertrouwen winnen. Dat zie je ook in onze commercials. In andere landen gaat het meer om onze fashionability.’ In België bestelden al vijfhonderdduizend klanten via Zalando. Vergeleken met onze buurlanden zijn we traag in onlineaankopen, al verandert dat de voorbije maanden volgens de Zalando-jongens. ‘Italië, Bulgarije en Roemenië gaan nog trager. Jullie zijn iets sneller dan Polen. Een van de belangrijkste dingen die we geleerd hebben, is dat we niet in Europa werken, maar in vijftien landen. Dat geldt in haast alles wat we doen. Duitsers willen een eerste factuur bij hun bestelling, waarna ze terugsturen wat ze niet willen en vervolgens een definitieve factuur krijgen. Fransen willen per kredietkaart of cheque betalen. Italianen cash bij levering. Ook de smaakverschillen zijn doorgaans consistent. In België zien we een duidelijk verschil tussen noord en zuid. Walen zijn net als Fransen prijsgevoelig en minder loyaal, maar wel gedurfd en trendy – en vrouwen kleden zich vrouwelijker. Vlamingen zijn praktisch en functioneel, springen er minder uit.’ […] Gemiddeld wordt de helft van de geleverde goederen teruggezonden: volgens velen de achilleshiel van het businessmodel. ‘Dat is zeker het punt niet – het is juist essentieel in ons aanbod. Net in de regio’s waar klanten het meeste terugzenden, maken we winst. In elektronica, een sector met zeer lage marges, zou dat wel een probleem kunnen zijn. Maar onze marges zijn hoog.’ Eerst groot worden, dan rendabel, zo luidt de strategie dus. Eerst groei, dan efficiëntie, ook. […] DOOR BERT VOET http://magazine.knack.be/makr/voor-abonnees/knack/printarticle/3771414/article
17