DOSSIER 03/2014 – nr. 42
in foro
Juridische gevolgen van de ambtshalve doorhaling van vennootschappen in de KBO Brahim Bénichou Advocaat
1. Inleiding In haar strijd tegen de zgn. slapende vennootschappen en het risico op misbruik hiervan in allerhande fraudestructuren1, werden twee nieuwe gronden tot ambtshalve doorhaling van vennootschappen in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) ingevoerd2 in de KBO-Wet3. Vennootschappen kunnen ingevolge deze regeling ambtshalve doorgehaald worden wegens: ₋₋ het gedurende 3 opeenvolgende jaren niet neergelegd hebben van hun jaarrekening, ₋₋ het voldoen aan een aantal criteria, op basis waarvan blijkt dat zij “slapende vennootschappen” zijn. Uit cijfers van de FOD Economie4 blijkt dat in de maanden juli en augustus 2013 reeds meer dan 95.000 ondernemingen doorgehaald werden wegens het niet neergelegd hebben gedurende drie jaren van een jaarrekening. Uit de publicaties in het Belgisch Staatsblad mag blijken dat intussen al duizenden vennootschappen hun doorhaling terug ingetrokken werd. Hieronder wordt deze nieuwe regeling nader onderzocht en ingegaan op de toepassingsvoorwaarden en de praktische gevolgen hiervan. Daarbij wordt eerst het kader bepaald waarbinnen deze maatregelen passen, zijnde de verplichting tot in1. MvT Parl.St. Kamer, 2012-2013 nr. 53-2763/001, blz. 10-13. 2. Bij wet van 15 juli 2013 houdende dringende bepalingen inzake fraudebestrijding, BS 19 juli 2013 (ed. 2). 3. Wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, BS 5 februari 2003. 4. Voor meer informatie, zie: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/KBO/Pubd/Ambtshalve_doorhaling.
8
schrijving in de KBO, de verplichting tot neerlegging van jaarrekeningen en de strijd tegen fraude. 2. Kader 2.1. Verplichting
tot inschrijving in de
KBO
Alle in België actieve ondernemingen5 zijn verplicht zich in te schrijven in de KBO. Daarbij worden onder meer de naam en rechtsvorm, de vestigingen, de werkelijk gevoerde activiteiten (NACEBEL-codes) en de toelatingen en vergunningen van de onderneming geregistreerd6. Ingevolge deze inschrijving bekomt elke onderneming een uniek ondernemingsnummer dat verplicht gebruikt moet worden op alle uitgaande communicatie van de onderneming7, wat aan derden moet toelaten om de onderneming eenvoudig correct te identificeren. Een deel van de geregistreerde informatie van de onderneming is vrij raadpleegbaar door het pu-
5. “In België actieve ondernemingen” dient hier zeer ruim geïnterpreteerd te worden en betreft alle rechtspersonen naar Belgisch recht (daarin begrepen de verenigingen met rechtspersoonlijkheid en de publiekrechtelijke rechtspersonen), de in België actieve buitenlandse rechtspersonen (die hier een zetel hebben of verplicht zijn zich hier te registreren), de natuurlijke personen die een economische en beroepsmatige activiteit uitoefenen en iedereen die zich omwille van een andere wettelijke verplichting dient te registreren (art. 4 KBO-Wet). 6. Art. 6, §1 KBO-Wet. 7. Voor niet-handels- en niet-ambachtsondernemingen is het gebruik enkel verplicht ten aanzien van overheden, voor handels- en ambachtsondernemingen moet het ondernemingsnummer werkelijk in alle uitgaande communicatie vermeld worden, zoals in facturen, uitgaande brieven, bekendmakingen, dagvaardingen, enz. (art. 10, 11, 12, 13 en 14 KBO-Wet).
Union des Juges consulaires de belgique
Larcier
DOSSIER in foro
bliek, wat gemakkelijk mogelijk is via de public search-functie op website van de KBO8. Om de accuraatheid van de gegevens in de KBO te waarborgen, zijn ondernemingen verplicht om de nodige wijzigingen daaraan te laten doorvoeren wanneer hun situatie verandert9. Daarbij is in het bijzonder uitdrukkelijk verboden om andere activiteiten te voeren dan deze waarvoor ingeschreven werd in de KBO, alvorens een verzoek tot wijziging/toevoeging van de activiteiten gedaan werd10. Ondernemingen zijn eveneens verplicht hun inschrijving (of die van een vestiging) te laten doorhalen in de KBO, wanneer zij de activiteiten (of een vestiging) stopzetten11. Teneinde de gegevens in de KBO in overeenstemming te houden met de werkelijkheid, had de beheersdienst van de KBO ook voorafgaand aan de invoering van de twee nieuwe ambtshalve doorhalingsgronden, al de mogelijkheid om tot ambtshalve doorhaling of wijziging van (gegevens van) een onderneming over te gaan. Zij diende hiertoe over te gaan wanneer zij zelf dergelijke wijzigingen vaststelde: ₋₋ na haar voornemen hiertoe bekend gemaakt te hebben aan de betrokken onderneming met verzoek zelf te zorgen voor deze wijziging binnen een termijn van dertig dagen, bij gebreke waaraan de wijziging (inschrijving, wijziging of doorhaling) ambtshalve doorgevoerd zou worden12, ₋₋ zonder waarschuwing, 6 maanden na het overlijden van de onderneming-natuurlijke persoon of 3 maanden na het afsluiten van de vereffening of het faillissement van de vennootschap13. Deze ambtshalve doorhalingsgronden waren duidelijk louter administratieve aangelegenheden, die er enkel toe strekten om de gegevens in de KBO in overeenstemming te brengen met de werkelijke situatie. Het niet naleven door de onderneming van bovenvermelde verplichting tot inschrijving, wijziging en doorhaling, wordt strafrechtelijk gesanctioneerd door een geldboete14, die afhankelijk van het geval kan oplopen tot 60.000 EUR15. Voert een onderneming activiteiten nadat de inschrijving in de KBO geweigerd of doorgehaald werd, dan stelt ze zich zelfs bloot aan strafrechtelij8. http://kbopub.economie.fgov.be/kbopub/zoekwoordenform.html. 9. Art.6, §3 KBO-Wet. 10. Art. 35 KBO-Wet. 11. Art. 37 KBO-Wet. 12. Art. 24-25 KBO-Wet. 13. Art. 25bis, 1e tot 3e lid KBO-Wet. 14. Art. 62, §1-2 KBO-Wet. 15. 10.000 EUR x 6.
Larcier
03/2014 – nr. 42
ke vervolging waarbij een gevangenisstraf van één tot zes maanden opgelegd kan worden en/of een geldboete tot 65.000 EUR16. Naast voormelde strafrechtelijke sanctie, is ook een procedurele sanctie van toepassing. De onderneming die niet (meer) ingeschreven is in de KBO op het ogenblik van het inleiden van haar vordering in rechte, zal haar vordering van ambtswege onontvankelijk verklaard zien worden door de Rechtbank17. Is de onderneming wel ingeschreven in de KBO, maar niet voor de activiteiten waar zij haar vordering op steunt, dan zal haar vordering eveneens als onontvankelijk afgewezen moeten worden, voor zover deze onontvankelijkheid in limine litis opgeworpen wordt door de verwerende partij18. Deze onontvankelijkheid is ook van toepassing op tegenvorderingen ingesteld bij conclusies, door een niet (afdoende) ingeschreven onderneming.19 Deze onontvankelijkheid kan niet tijdens de hangende procedure geregulariseerd worden, maar stuit wel de verjaringstermijnen en de op straffe van nietigheid bepaalde rechtsplegingstermijnen20. De onderneming zal aldus haar situatie kunnen regulariseren en vervolgens, na afwijzing van haar eerste vordering, een nieuwe ontvankelijke vordering kunnen instellen. De verwerende partij die zich op deze onontvankelijkheid beroept moet hier geen belangenschade voor aantonen21.
2.2. Verplicht
opmaken en neerleggen jaarrekening
Elke vennootschap is verplicht jaarlijks een jaarrekening op te maken binnen de zes maanden na de afsluiting van het boekjaar.22 Deze moet neergelegd worden bij de Nationale Bank van België binnen de zeven maanden na afsluiting van het boekjaar en binnen de dertig dagen na goedkeuring ervan,23 waar de jaarrekeningen geraadpleegd kunnen worden (via de website van de Nationale Bank van België of per post). Deze verplichting is niet van toepassing op de VOF, de Comm.V. en CVOA, voor zover zij ofwel als kleine vennootschappen beschouwd kunnen 16. Art. 62, §5 KBO-Wet, deze sanctie is eveneens van toepassing ingeval de onderneming haar activiteiten verder zet na hier bij vonnis of arrest verbod toe opgelegd gekregen te hebben. 17. Art. 14, 3e lid KBO-Wet. 18. Art. 14, 4e lid KBO-Wet. 19. GwH 21 maart 2007, nr. 46/2007. 20. Art. 15 KBO-Wet. 21. RvS 29 november 2002, nr. 113.089. 22. Art. 92 W.Venn. 23. Art. 98 en 100 W.Venn.
unie der rechters in handelszaken van belgië 9
DOSSIER 03/2014 – nr. 42
worden, ofwel al hun onbeperkt aansprakelijke vennoten natuurlijke personen zijn. De ratio van deze verplichtingen is: 1) de informatiedoorstroom naar de aandeelhouders garanderen, 2) te zorgen dat derden zich een beeld kunnen vormen van de toestand en de solvabiliteit van de vennootschap, en 3) de vennootschap verplichten om haar activiteiten van de voorbije periode te evalueren. Gelet op het belang van bovenvermelde doelstellingen, worden de volgende sancties opgelegd bij de niet- of laattijdige neerlegging: ₋₋ Administratief: boete (“tarieftoeslag”), oplopend in functie van de laattijdigheid24, ₋₋ Burgerrechtelijk/vennootschapsrechtelijk: vermoeden van aansprakelijkheid (vennootschap en zaakvoerders/bestuurders) voor schade geleden door derden25, ₋₋ Vennootschapsrechtelijk: ontbinding “niet-actieve vennootschap” door Rechtbank26: • niet-neerlegging jaarrekening gedurende 3 opeenvolgende jaren; • op verzoek van iedere belanghebbende; • ten vroegste 7 m na afsluiten 3e boekjaar; • rechtbank kan regularisatietermijn toestaan. ₋₋ Strafrechtelijk: boete aan de zaakvoerder/bestuurders tot 10.000 EUR (x 6) wegens niet tijdig voorleggen jaarrekening aan AV27.
2.3. Strijd
tegen fraude
De wetgever is van mening dat zgn. “slapende vennootschappen” vaak ingezet worden in allerhande fraudestructuren. Daarbij is zij (terecht) van mening dat de bestaande opties om deze vennootschappen aan te pakken, onvoldoende efficiënt bleken. Om die reden werden de twee hier besproken nieuwe ambtshalve doorhalingsgronden ingevoerd28.
3. De nieuwe regeling De nieuwe regeling geeft aan de “beheersdienst” van de KBO de mogelijkheid om ambtshalve (op eigen initiatief en zonder dat de betrokken onderneming vooraf gehoord of geïnformeerd moet worden) over te gaan tot doorhaling van een vennootschap in de KBO, zodra deze vennootschap zich in de voorwaarden van één van de nieuwe gronden bevindt. 24. Art. 101 W.Venn. 25. Art. 98 W.Venn. en art. 263, 408, 528 en 919 W. Venn. 26. Art. 182 W.Venn. 27. Art. 126 W.Venn. 28. MvT, Parl.St. Kamer, 2012-2013 nr. 53_2763/001, blz. 10-13.
10
in foro
Voorts werd eveneens een wettelijke regeling voorzien op basis waarvan tot “intrekking van de doorhaling” overgegaan kan worden én is de beheersdienst van de KBO in de gevallen waarin zij tot ambtshalve doorhaling kan overgaan zonder kennisgeving aan de betrokken onderneming, niet langer verplicht om dit te doen, maar heeft zij de mogelijkheid om dit te doen.
3.1. Ambtshalve
doorhaling
Een vennootschap kan ambtshalve doorgehaald worden indien: ₋₋ Ze gedurende minstens drie opeenvolgende boekjaren geen jaarrekeningen neergelegd heeft29. ₋₋ Deze regeling is retroactief in werking getreden op 1 juli 201330. ₋₋ Ze geacht wordt te slapen, omdat ze (cumulatief) aan de volgende voorwaarden voldoet31: a. sinds minimum drie jaar niet beschikken over actieve hoedanigheden, activiteiten of vestigingseenheden, ingeschreven in de KBO; b. ingeschreven zijn in de KBO met een actieve status; c. niet beschikken over lopende toelatings- of hoedanigheidsaanvragen, ingeschreven in de KBO; d. sinds 7 jaar geen enkele wijziging aan de gegevens in de KBO hebben uitgevoerd; e. sinds 7 jaar geen enkele andere publicatie in (de Bijlagen van) het Belgisch Staatsblad hebben uitgevoerd dan die van de jaarrekeningen. De wet verduidelijkt hierbij “Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, vormen de actieve commerciële hoedanigheden, activiteiten of vestigingseenheden waarvan de begindata voor 1 juli 2003 vallen, geen nuttig criterium.” Wat hier exact mee bedoeld wordt is op het eerste zicht niet duidelijk, doch uit het wetsontwerp kan opgemaakt worden dat deze beperking enkel van toepassing is op de hierboven onder a) gestelde voorwaarde. Ergens in het wetgevend proces is deze verwijzing blijkbaar echter verloren gegaan, wat de interpretatie van deze bepaling niet ten goede komt. Deze regeling is in werking getreden op 31 december 201332. 29. Art. 25bis, §1, 4° KBO-Wet, deze doorhaling is conform dit artikel niet van toepassing op de VOF, de gewone Comm.V. of de CVOA, voor zover zij kleine vennootschappen zijn of al hun onbeperkt aansprakelijke vennoten natuurlijke personen zijn, hetzij op de vennootschappen die conform art. 97 W.Venn. geen jaarrekening moeten neerleggen. 30. Art. 19 van de Wet van 15 juli 2013. 31. Art. 25bis, §1, 5° KBO-Wet. 32. Art. 19 van de Wet van 15 juli 2013.
Union des Juges consulaires de belgique
Larcier
DOSSIER in foro
De doorhalingen worden op initiatief van de KBO gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
3.2. Gevolgen
van de ambtshalve doorhaling
De doorhaling van een vennootschap in de KBO heeft geen gevolgen voor het bestaan van de vennootschap, zij wordt “doorgehaald” in de KBO maar behoudt haar rechtspersoonlijkheid en kan dus nog drager zijn van rechten en plichten en deelnemen aan het rechtsverkeer. Ondanks de “doorhaling” van de vennootschap in de KBO, blijven haar gegevens wel beschikbaar in de KBO en publiek raadpleegbaar33. De gevolgen zijn: ₋₋ De vennootschap is niet langer ingeschreven/ doorgehaald in de KBO, met als gevolg: • strafrechtelijke gesanctioneerd verbod tot voeren van activiteiten (zie eerder); • vorderingen die ingeleid worden na de doorhaling zullen ambtshalve onontvankelijk verklaard moeten worden.
03/2014 – nr. 42
jaarrekeningen alsnog neergelegd worden36. Gelet op de bewoordingen van de wet lijkt daarbij vereist dat alle niet-neergelegde jaarrekeningen neergelegd moeten worden en het dus niet voldoende is om die jaarrekeningen neer te leggen waardoor de vereiste van “drie opeenvolgende niet-neergelegde jaarrekeningen” niet meer voldaan is. ₋₋ ingeval van schrapping overeenkomstig de tweede hierboven besproken hypothese: wanneer niet meer voldaan is aan één van de cumulatieve criteria, die tot deze doorhaling leiden.
3.4. Gevolgen
van de intrekking
De intrekking van de doorhaling heeft als gevolg dat de vennootschap terug ingeschreven is in de KBO. De wet bepaalt echter niet hoe de “intrekking van de doorhaling” in de tijd bekeken moet worden. Administratiefrechtelijk heeft de rechtsfiguur van de “intrekking” van een administratieve rechtshandeling in principe tot gevolg dat deze retroactief verdwijnt. De rechtshandeling “wordt geacht nooit te hebben bestaan”37 en wordt ex tunc ongedaan gemaakt38.
₋₋ Publiciteit: • de doorhaling (en de intrekking van de doorhaling, zie hierna) wordt op initiatief van de beheersdienst van de KBO “gratis” gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad; • ook in de KBO wordt uitdrukkelijk vermeld dat de vennootschap doorgehaald werd, met vermelding van de reden en de datum waarop tot intrekking overgegaan werd.
Deze interpretatie stemt overeen met hetgeen verwacht kan worden wanneer de doorhaling ingetrokken wordt “ingeval er een manifeste vergissing wordt vastgesteld.”39 Indien de doorhaling wegens een “manifeste vergissing” gebeurde, is het immers maar logisch dat deze ex tunc ongedaan gemaakt wordt en geen rechtsgevolgen met zich meebrengt.
De Wetgever hoopt op deze manier enerzijds derden te informeren aangaande de precaire toestand waarin deze vennootschap zich bevindt en anderzijds de vennootschap zelf aan te zetten haar toestand te regulariseren34.
Wanneer de ambtshalve doorhaling echter terecht gebeurde en de intrekking geschiedt ingevolge de regularisatie door de vennootschap van haar onregelmatige toestand, lijkt een dergelijke retroactieve toepassing echter verrassend en zelfs ongewenst.
3.3. “Intrekking”
van de ambtshalve doorhaling
De hierboven besproken ambtshalve doorhalingen kunnen (ook ambtshalve) ingetrokken worden door de beheersdienst van de KBO: ₋₋ wanneer er een manifeste vergissing vastgesteld wordt35. ₋₋ ingeval van schrapping overeenkomstig de eerste hierboven besproken hypothese (niet-neerlegging jaarrekeningen): wanneer de niet-neergelegde 33. Memorie van Toelichting, Parl.St. Kamer, 2012-2013 nr. 53_2763/001, blz. 11, 7e par. 34. Memorie van Toelichting, Parl.St. Kamer, 2012-2013 nr. 53_2763/001, blz. 12, 2e par. 35. Art. 25bis, §1, in fine KBO-Wet.
Larcier
Ook de Raad van State heeft in haar advies bij het wetsontwerp40 overigens al voorzichtig de vraag gesteld hoe de niet langer doorgehaalde informatie zou komen te “herleven”, een vraag waar spijtig genoeg niet op geantwoord werd door de wetgever. Dit gezegd zijnde, moet evenwel vastgesteld worden dat de intrekking van de doorhaling in de praktijk ex nunc toegepast wordt door de overheid. In de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de in36. Art. 25bis, §1, 4° KBO-Wet. 37. M. Van Damme en F. De Kegel, De intrekking van de administratieve rechtshandeling, Brugge, die Keure, 1994, blz. 6, §1, c). 38. A. Mast, J. Dujardin, M. Van Damme en J. Vande Lanotte, Overzicht van het administratief recht, Mechelen, Kluwer, blz. 891, nr. 969. 39. Art. 25bis, §1, in fine KBO-Wet. 40. Adv. RvS 52.854/1/2/3, Parl.St. Kamer, 2012-2013 nr. 53_2763/001, blz. 28, voetnoot 14.
unie der rechters in handelszaken van belgië 11
DOSSIER 03/2014 – nr. 42
trekking wordt immers vermeld vanaf welke datum de intrekking van de doorhaling gebeurt41. Conform deze praktijk wordt de vennootschap dus geacht “niet-ingeschreven” geweest te zijn vanaf de datum waarop de doorhaling toepassing vond, tot de datum waarop de intrekking in werking treedt en wordt haar situatie enkel voor de toekomst geregulariseerd. De figuur van de “intrekking” wordt hier dan ook op wijze toegepast die strijdig is met de gebruikelijke betekenis daarvan, wat ongetwijfeld nog tot discussie zal leiden.
4. Praktische toepassing De gevolgen van de ambtshalve doorhaling van een vennootschap in de KBO zijn duidelijk: het is de vennootschap verboden (op straffe van strafrechtelijke vervolging) om nog verder activiteiten te ontwikkelen en haar vorderingen in rechte zullen ambtshalve onontvankelijk verklaard (moeten) worden door de rechter. Hierbij kan de vraag gesteld worden wat er gebeurt met reeds hangende vorderingen ingeleid door een vennootschap voorafgaand aan haar doorhaling. Aangezien de onontvankelijkheid cfr. art. 14 KBOWet volgt uit de niet-inschrijving op het ogenblik van de inleiding van de vordering, kan hier aangenomen worden dat deze vorderingen ontvankelijk zullen blijven, ook al kan de vraag gesteld worden of deze vennootschap nog wel over het vereist rechtmatig belang beschikt om toekenning van haar vordering te bekomen. Indien de doorhaling van de vennootschap ingetrokken wordt, kan er nog heel wat meer discussie bestaan over de gevolgen van de ingetrokken doorhaling. Vooreerst zal immers steeds de discussie gevoerd kunnen worden of de intrekking conform de Wet, niet retroactief toegepast dient te worden, waardoor de vennootschap geacht zal worden nooit doorgehaald te zijn (zie eerder). Voorts, ervan uitgaande dat de intrekking ex nunc toegepast wordt (cfr. de werkwijze van de administratie), kan de vraag gesteld worden welk het lot is van de tussen de doorhaling en de intrekking beoefende activiteiten en ingeleide vorderingen. 41. Dit conform de “Handleiding van Ambtshalve doorhaling van ondernemingen” van de KBO, zoals te vinden op: http://economie.fgov.be/nl/ binaries/Doorhaling_NL_tcm325-228328.pdf
12
in foro
Voor wat betreft de vorderingen kan hier mijn inziens weinig discussie over bestaan (binnen de hypothese van de ex nunc toepassing), aangezien de KBO-Wet uitdrukkelijk stelt dat de onderneming ingeschreven moet zijn op het ogenblik van de inleiding van de vordering, zonder dat de onderneming deze situatie kan regulariseren. De tijdens de doorhaling ingeleide vorderingen zullen dan ook ambtshalve afgewezen moeten worden als onontvankelijk. Voor wat betreft de strafrechtelijke vervolging lijkt de vraag (in de ex nunc hypothese) op het eerste zicht ook voor de hand liggend. Hierbij moet echter de vraag gesteld worden of het wel billijk is en wel de bedoeling van de Wetgever geweest kan zijn dat een onderneming in die situatie strafrechtelijk vervolgd kan worden wegens het verdergezet hebben van haar activiteiten tussen de doorhaling en de intrekking daarvan. Wat is immers het nut van de geboden regularisatiemogelijkheid indien deze ondernemingen in tussentijd wel hun activiteiten dienen stop te zetten? Dit zou immers betekenen dat zij hun verplichtingen niet meer zouden (kunnen) nakomen ten aanzien van hun personeel en hun contractspartners en op die manier de continuïteit van hun bedrijvigheid ernstig in gevaar zouden brengen. Tenslotte moet hier nog de vraag gesteld worden hoe de “intrekking van de doorhaling wegens manifeste vergissing” in de praktijk toegepast zal worden. Indien ook deze intrekking ex nunc zou gebeuren, zou dit immers een manifest onrechtvaardige situatie creëren, waarbij een manifest onterecht doorgehaalde vennootschap toch de gevolgen zal moeten dragen van gedurende een periode doorgehaald geweest te zijn in de KBO. Wordt deze intrekking daarentegen ex tunc toegepast, dan stelt zich het probleem dat een administratieve rechtshandeling omschreven door eenzelfde begrip in eenzelfde wettekst, heel andere draagwijdte heeft naargelang de situatie waarin ze toegepast wordt, zonder dat dit onderscheid op enigerlei wijze op te maken valt uit de tekst van de wet of zelfs maar uit de voorbereidende werkzaamheden. Daarbij moet nog de vraag gesteld worden waarom alleen tot intrekking overgegaan wordt in geval van een manifeste vergissing. Wat gebeurt er immers wanneer op basis van een vergissing tot doorhaling overgegaan wordt, wanneer die vergissing niet als “manifest” beoordeeld wordt door de beheersdienst van de KBO? Wordt ongetwijfeld vervolgd.
Union des Juges consulaires de belgique
Larcier
DOSSIER in foro
5. Besluit Het invoeren van een regeling ter (verdere) sanctionering en publiciteit van slapende vennootschappen kan enkel toegejuicht worden en is duidelijk zowel in het belang van de gemeenschap (uitschakeling van slapende vennootschappen), als in dat van de diverse economische actoren, die met deze vennootschappen wensen te handelen, als in dat van deze slapende vennootschappen zelf, die verplicht worden hun boekhoudkundige situatie terug op punt te stellen. De nieuwe regeling is dan ook een welkome aanvulling op de reeds bestaande sancties voor dergelijke vennootschappen die inderdaad niet altijd even efficiënt bleken. Niettemin is de wijze waarop deze regeling ingevoerd werd, nog voor verbetering vatbaar. Deze doorhalingen worden immers ingepast in een regeling met een duidelijk administratieve finaliteit die als doel had de gegevens in de KBO in overeenstemming te brengen met de werkelijke situatie van de vennootschap. De nieuwe ambtshalve doorhalingen hebben echter, minstens gedeeltelijk, een sanctionerende finaliteit, zoals ook de Raad van State al opmerkte.
03/2014 – nr. 42
Uit de wet van 15 juli 2013 of de voorbereidende werkzaamheden valt dit alvast niet op te maken. Daarbij stellen zich dan nog de onduidelijkheid aangaande de toepassing in de tijd van de intrekking van de doorhaling en de vraag wanneer er sprake is van een “manifeste vergissing”, die beiden nog tot discussie zullen leiden. De vraag dient dan ook gesteld te worden of het niet beter zou zijn om de beoogde regeling aan een afzonderlijk regime te onderwerpen. Daarbij zou in de eerste plaats een regularisatietermijn gegeven kunnen worden aan de bewuste vennootschap en enkel bij gebreke aan regularisatie van de situatie binnen deze termijn zou tot doorhaling overgegaan worden. Indien de vennootschap haar toestand vervolgens alsnog (na de doorhaling) regulariseert zou haar doorhaling niet ingetrokken maar opgeheven kunnen worden, zodat deze duidelijk enkel voor de toekomst van toepassing is. Op die manier hebben vennootschappen een duidelijk kans én incentive om hun toestand snel te regulariseren en lijdt de eventuele doorhaling niet tot rechtsonzekerheid, noch in hoofde van de getroffen vennootschap, noch in hoofde van derden.
De vraag kan daarbij overigens gesteld worden of de Wetgever wel de bedoeling had om de hierboven besproken sancties (strafsancties, onontvankelijkheid) van toepassing te maken op deze doorhaling.
In elk geval kan gehoopt worden dat de Wetgever snel werk maakt van de nodige verduidelijkingen en/of correcties, zoniet zal deze doorhaling ongetwijfeld tot praktische problemen leiden, in het bijzonder in het geval waarin vennootschappen hun doorhaling ingetrokken werd.
INVITATION
UITNODIGING
Thierry GERNAY, Président national
Thierry GERNAY, nationaal Voorzitter
présentera le rapport annuel 2013 à l’occasion de l’
presenteert het jaarrapport 2013 ter gelegenheid van de
ASSEMBLEE GENERALE ANNUELLE STATUTAIRE du 27 mai 2014 à 17h.30
JAARLIJKSE STATUTAIRE ALGEMENE VERGADERING op 27 mei 2014 om 17u.30
dans les locaux de la Confédération Nationale de la Construction rue du Lombard 42 à 1000 Bruxelles (siège social de notre association) Conférencier: Pierre de Bandt Thème: Le code nouveau du droit économique
in de lokalen van de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf Lombardstraat 42 te 1000 Brussel (maatschappelijke zetel van onze vereniging) Gastspreker: Pierre De Bandt Thema: Het nieuwe wetboek ˝Economisch recht˝
Chaque membre de l’Union reçoit une invitation personnelle.
De leden krijgen een persoonlijke uitnodiging.
Larcier
unie der rechters in handelszaken van belgië 13