Universiteit van Tilburg
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Shahrzad Hassasian S309463
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Titelblad Naam student
:
Shahrzad Hassasian
Studentnummer
:
S309463
Titel scriptie
:
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Opleiding
:
Rechtsgeleerdheid, accent privaatrecht
Universiteit
:
Universiteit van Tilburg
Datum uitgifte scriptie :
30 augustus 2012
Scriptiebegeleider
Prof. mr. P. Vlaardingerbroek
:
Shahrzad Hassasian, S309463
2
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Voorwoord Graag bied ik u hierbij mijn afstudeerscriptie ter afsluiting van een turbulente, uitermate leerzame en voor mij onvergetelijke studieperiode ten aanzien van de master rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg aan. Mijn dank gaat naar mijn afstudeerbegeleider prof. mr. P. Vlaardingerbroek, voor de deskundige adviezen, steun en tijd die hij mij tijdens mijn afstudeerperiode heeft geschonken. Daarnaast ben ik mijn partner, ouders en zusje erkentelijk, voor hun onvoorwaardelijke steun gedurende mijn opleidingsperiode en mijn afstudeeronderzoek. Shahrzad Hassasian Eindhoven, 30 augustus 2012
Shahrzad Hassasian, S309463
3
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Inhoudsopgave Titelblad ........................................................................................................................................... 2 Voorwoord ....................................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ............................................................................................................................... 4 Inleiding ........................................................................................................................................... 6 H1: De onderzoeksopzet ................................................................................................................ 7 § 1.1 Aanleiding van het onderzoek............................................................................................ 7 § 1.2 Huidige situatie ................................................................................................................... 7 § 1.3 Probleemstelling en onderzoeksvraag .............................................................................. 9 § 1.4 De methoden van onderzoek ........................................................................................... 10 § 1.5 De maatschappelijke relevantie ....................................................................................... 10 § 1.6 De wetenschappelijke relevantie ..................................................................................... 11 H2: Hoe ziet het Nederlandse gemeenschapssysteem er heden ten dage uit? ......................... 12 § 2.1 Inleiding ............................................................................................................................ 12 § 2.2 Gemeenschap van goederen........................................................................................... 14 § 2.2.1 Andere primaire stelsels ............................................................................................ 15 § 2.3 Uitzonderingen op de gemeenschap van goederen ....................................................... 16 § 2.4 Aansprakelijkheid, draagplicht en verhaalbaarheid ......................................................... 18 § 2.5 Gemeenschapsschulden en privéschulden ..................................................................... 21 § 2.6 De schuldenregeling ........................................................................................................ 22 H3: Wat houdt de wetswijziging van 1 januari 2012 in? .............................................................. 25 § 3.1 Inleiding ............................................................................................................................ 25 § 3.2 De weg naar de aanname van wetsvoorstel 28 867 ....................................................... 25 § 3.3 Belangrijkste wetswijzigingen voor de gemeenschap van goederen .............................. 26 § 3.3.1 Inlichtingen, bestuur en stand vermogen .................................................................. 26 § 3.3.2 Vergoedingsrecht, beleggingsleer ............................................................................. 27 § 3.3.3 Vervroeging van het tijdstip van ontbinding van het huwelijksgemeenschap .......... 29 § 3.3.4 Het bestuur van de gemeenschap ............................................................................ 30 § 3.3.5 Zaaksvervanging en vergoedingsvorderingen .......................................................... 30 § 3.3.6 Beperking verhaalsmogelijkheid privéschuldeisers en afschaffing hoofdelijke aansprakelijkheid art. 1:102 BW ............................................................................................ 31 § 3.3.7 Het vervallen van de rechterlijke goedkeuring ten behoeve van het maken en wijzigen van huwelijkse voorwaarden ................................................................................... 32 § 3.4 Gevolgen van de wetswijziging ten aanzien van aansprakelijkheid voor schulden van de echtgenoot ................................................................................................................................. 33 H4: Het Nederlands wettelijk gemeenschapsstelsel en geldverkwisting ..................................... 35 § 4.1 Inleiding ............................................................................................................................ 35 § 4.2 Wat kan er preventief gedaan worden om aansprakelijkheid van de echtgenoot te beperken? .................................................................................................................................. 36 Shahrzad Hassasian, S309463
4
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 4.2.1 Informeren financiële stand van zaken van partner .................................................. 36 § 4.2.2 Opstellen huwelijkse voorwaarden ............................................................................ 37 § 4.3 Wat kan er curatief gedaan worden om aansprakelijkheid van de gedupeerde echtgenoot te beperken? .......................................................................................................... 39 § 4.3.1 Opheffing van gemeenschap bij beschikking............................................................ 40 § 4.3.2 Ontheffing aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden ..................................... 42 § 4.3.3 Het opstellen van huwelijkse voorwaarden staande het huwelijk............................. 44 § 4.3.4 Scheiding van tafel en bed ........................................................................................ 45 § 4.3.5 Ondercuratelestelling................................................................................................. 46 § 4.3.6 Onderbewindstelling .................................................................................................. 47 § 4.3.7 Afstand van de gemeenschap ................................................................................... 49 § 4.3.8 Echtscheiding ............................................................................................................ 51 H5: Conclusies & aanbevelingen.................................................................................................. 52 § 5.1 Inleiding ............................................................................................................................ 52 § 5.2 Conclusie .......................................................................................................................... 53 § 5.3 Aanbevelingen.................................................................................................................. 57 Literatuurlijst .................................................................................................................................. 60 Bijlage............................................................................................................................................ 64
Shahrzad Hassasian, S309463
5
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Inleiding Schuldenvrij door het leven gaan is een luxe die voor velen niet is weggelegd. Denk aan de aanschaf van een eigen woning. Hiervoor wordt in de meeste gevallen een hypotheek afgesloten. Dit is een voor de hand liggend voorbeeld van een van de schulden die men tijdens het leven aan kan gaan. Maar wat als men in gemeenschap van goederen is gehuwd? Wat zijn de consequenties van de schulden voor beide echtgenoten? Op het moment dat men in gemeenschap van goederen trouwt neemt men als het ware de schulden die partijen voor het huwelijk hadden en de schulden die eventueel tijdens het huwelijk ontstaan, op de koop toe. Nu kan dat een bewuste keus zijn met het principe van lotsverbondenheid als basis. Echter, mijns inziens staan toekomstige echtelieden vaak niet lang genoeg stil bij de consequenties die het huwelijk in gemeenschap van goederen met zich mee brengt ten aanzien van elkaars schulden en de aansprakelijkheid van beide echtgenoten jegens derden. Dit onderzoek heeft betrekking op excessieve schulden die een van de partners tijdens het huwelijk aangaat waardoor de andere partner gedupeerd wordt. Er wordt getracht in kaart te brengen wat de wettelijke regelingen en juridische consequenties in deze zijn, wat de wetswijziging van 1 januari 2012 hiermee van doen heeft en wat men preventief en curatief kan doen om het risico van aansprakelijkheid voor de schulden van de partner te verkleinen.
Shahrzad Hassasian, S309463
6
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
H1: De onderzoeksopzet § 1.1 Aanleiding van het onderzoek Het komt vaak voor dat twee mensen na jaren getrouwd te zijn geweest toch eindigen met een scheiding. In veel gevallen is de scheiding te wijten aan financiële problemen binnen het gezin. Met name in de huidige periode van economische recessie krijgen veel mensen te maken met een financiële noodsituatie. Bij een scheiding als gevolg van financiële problemen betreft het vaak een lange lijdensweg voor één of beide partners. Meestal worstelen partners al een tijd met hun problemen totdat deze zodanig boven hun hoofd uitstijgen dat scheiden de enige uitkomst lijkt te zijn.1 Niets is echter minder waar, vaak is dit voor partners die gehuwd zijn in gemeenschap van goederen slechts het begin van een reeks aan problemen.2
§ 1.2 Huidige situatie Het huwen in gemeenschap van goederen is in Nederland de meest voorkomende huwelijksvorm. Dit is logisch en merkwaardig tegelijkertijd. Logisch, omdat men in Nederland automatisch in gemeenschap van goederen trouwt indien er niets anders geregeld wordt. En aangezien veel echtparen niets regelen, huwen anno 2011 ongeveer zeventig procent van de stellen in gemeenschap van goederen.3 Dit verschijnsel is echter merkwaardig omdat Nederland wat dit thema betreft een vreemde eend in de bijt lijkt. Dit, daar in veel andere Europese landen men het concept van huwen in algehele gemeenschap van goederen niet kent. Kort gezegd is het gevolg van deze huwelijksvorm wat betreft de passiva en activa van de partners, dat vanaf het moment van het huwelijk alle bezittingen en schulden van de twee partners samensmelten. Wat zijn de consequenties van een scheiding als het huwelijkspaar in gemeenschap van goederen is getrouwd? In het geval van een huwelijk in gemeenschap van goederen vindt er op moment van scheiding over het algemeen een gelijke verdeling plaats van schulden en bezittingen. 4 Dit is de algemene regeling die geldt bij scheiding wanneer men gehuwd is geweest in gemeenschap van goederen.5 Er zijn echter tal van scenario’s voor te stellen waarbij
1
“In gemeenschap van goederen, geld en schulden” < http://financieel.infonu.nl/geld/53903-in-gemeenschap-van-goederen-geld-en-schulden.html> 2 “Schulden van een ex partner”
4 ” Verdeling gemeenschap” http://www.familierechtsite.nl/verdeling-gemeenschap/index.html 5 “Aansprakelijkheid schulden na einde relatie”
Shahrzad Hassasian, S309463
7
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
deze standaard volkomen indruist tegen normen en waarden, rechtvaardigheidsgevoel en juridische sense van goed en kwaad. Een keuze die een echtpaar bijvoorbeeld vijfentwintig jaar geleden gemaakt heeft (bewust of in veel gevallen onbewust) kan na een scheiding leiden tot een financieel ondraagbare toestand. In een geval als deze staat een van de partners misschien juridisch in zijn recht, echter voelt het vaak (ook voor een buitenstaander) aan als morele
onrechtvaardigheid.
Onderstaand
volgt
een
voorbeeld
om
deze
morele
onrechtvaardigheid te illustreren. Voorbeeldscenario Twee partners huwen in gemeenschap van goederen. Na vijftien jaar huwelijk blijkt één van de partners (persoon A) een verslaving te ontwikkelen waardoor betrokkene veel schulden maakt zonder dat de wederhelft (persoon B) daarvan op de hoogte is. Deze schulden lopen op een zeker moment dermate hoog op dat het niet langer verborgen kan blijven. Persoon A heeft spijt en belooft beterschap. Doordat persoon B loyaal blijft en omwille van de kinderen persoon A een tweede kans geeft, besluiten zij samen een tweede hypotheek op hun woning te nemen. Op deze wijze wordt geprobeerd om de schulden af te betalen en de nieuwe schuld in de jaren daarna te voldoen. Vervolgens gaat het vijf jaar later weer verkeerd. Persoon A is opnieuw in de fout getreden. Persoon B besluit dat er een einde moet komen aan deze situatie. Persoon B beseft dat alle schulden die persoon A maakt zolang ze gehuwd zijn ook voor rekening van haar zullen komen. Zij zijn tenslotte in gemeenschap van goederen gehuwd. Om zichzelf veilig te stellen voor de eventuele toekomstige schulden die persoon A zal maken besluit persoon B te scheiden. Maar wat gebeurt er met de reeds gemaakte schulden door persoon A? De scheiding heeft omvangrijke consequenties. Persoon A en B zijn op dit moment gescheiden en persoon B kan niet meer aansprakelijk worden gesteld voor de schulden die persoon A in de toekomst zal maken. Persoon B blijft echter afhankelijk van persoon A en blijft iedere maand weer onzeker over haar juridische en financiële positie, omdat de schulden die tijdens het huwelijk gemaakt zijn door persoon A nog steeds gedeeltelijk voor rekening van persoon B komen. De bank heeft bijvoorbeeld een opeisbare vordering op zowel persoon A als B voor de lening die deze heeft verstrekt. Dit heeft nogal wat consequenties voor persoon B indien persoon A niet langer in staat is de maandelijkse hypotheeklasten te voldoen.
Bovenstaand voorbeeld is veelvoorkomend. Niet iedereen die is gescheiden en in het bezit is van een koophuis is in staat de ander ‘uit te kopen’. Vaak wordt onderling afgesproken dat persoon A die de schulden heeft gemaakt, deze ook zal dragen. Deze overeenkomst heeft echter geen werking tegenover derden. Het is een constructie die verre van ideaal en vaak zenuwslopend is voor de persoon die er op moet vertrouwen dat de ander zijn verplichtingen nakomt. Regelmatig gaat dit mis, waardoor de ex partner toch nog opdraait voor de helft van de schulden. Shahrzad Hassasian, S309463
8
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 1.3 Probleemstelling en onderzoeksvraag Indien men in Nederland in gemeenschap van goederen is gehuwd, is men ook aansprakelijk voor de schulden die zijn of haar partner tijdens het huwelijk maakt. Voor getrouwde stellen die te maken krijgen met een partner die op een gegeven moment binnen het huwelijk excessieve schulden maakt waardoor de andere partner gedupeerd wordt, is er geen mogelijkheid om de gedupeerde echtgenoot van aansprakelijkheid uit te sluiten. Dit kan een groot probleem zijn met vergaande gevolgen. De onderzoeksvraag van deze scriptie luidt: hoe verhoudt de fundamentele ratio van het Nederlandse gemeenschapssysteem zich tot iemand die financiële schade toebrengt aan zijn of haar partner door het maken van excessieve schulden tijdens de huwelijkse periode ten koste van de partner en met name welke gevolgen heeft deze vorm van geldverkwisting6 voor de aansprakelijkheid van de gedupeerde partner? Deelvragen die hierbij aan de orde komen zijn:
Hoe ziet het Nederlandse gemeenschapssysteem er heden ten dage uit?
Wat houdt de wetswijziging van 1 januari 2012 in?
Wat zijn de gevolgen van de wetswijziging van het huwelijksvermogensrecht ten aanzien van de aansprakelijkheid voor schulden van de echtgenoot?
Wat kan er preventief gedaan worden om de aansprakelijkheid van de echtgenoot te beperken?
Wat kan er curatief gedaan worden om de aansprakelijkheid van de gedupeerde echtgenoot te beperken?
6
In de context van deze scriptie zal met het woord “geldverkwister” worden bedoeld: “iemand die financiële schade toebrengt aan zijn of haar partner door het maken van excessieve schulden tijdens de huwelijkse periode ten bate van haar- of hemzelf ten koste van de partner”.
Shahrzad Hassasian, S309463
9
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 1.4 De methoden van onderzoek Teneinde de deelvragen te kunnen beantwoorden en daarmee de onderzoeksvraag, is er een literatuurstudie gedaan om zo inzicht te krijgen in de huidige wet- en regelgeving op het gebied van het huwelijksvermogensrecht in Nederland. De recente wetswijziging maakt natuurlijk onderdeel uit van de huidige huwelijksvermogensrecht. Dat maakt dat er een vertaalslag gemaakt dient te worden van de meeste doctrines die gebaseerd zijn op de wet zoals die was vόόr januari 2012, naar de situatie zoals die momenteel geldt. In het bijzonder wordt er stilgestaan bij de bestaande wettelijke mogelijkheden om de aansprakelijkheid van een in gemeenschap van goederen gehuwde partner, voor de door de andere partner gemaakte excessieve schulden, te beperken. Vervolgens is er getracht, naar aanleiding van de literatuurstudie, in kaart te brengen wat men preventief kan doen om niet in deze situatie terecht te komen en wat men curatief kan doen indien men reeds in deze situatie is beland. Op basis van de resultaten die voortkomen uit de literatuurstudie zullen aanbevelingen worden gegeven ten aanzien van het huidige wettelijke stelsel van huwelijksvermogensrecht, met name met betrekking tot partneraansprakelijkheid. Wat dient er te gebeuren zodat de huidige wetgeving beter zal aansluiten bij de hedendaagse problematiek?
§ 1.5 De maatschappelijke relevantie Tegenwoordig scheiden meer mensen, dan voorheen het geval was. 7 Aangezien we in een wereld leven waarin luxe en materialisme geen onbekend fenomeen zijn, en geld en bezittingen een grote rol spelen, is het niet vreemd dat er hieromtrent steeds meer conflicten ontstaan tussen partners. Ook bij scheiding zorgen deze punten voor veel stress en onenigheid. Door de regels van het huwelijksvermogensrecht wordt er enige structuur en richtlijn gegeven om alles zo goed mogelijk te verdelen.8 Echter wanneer er een geldverkwister in het spel zit, wordt alles gecompliceerder. Hiervoor heeft de wetgever geen separate regels opgenomen. Alles dient alsnog
verdeeld
te
worden
op
grond
van
de
regels
van
het
bestaande
huwelijksgoederenregime. Wanneer men in gemeenschap van goederen is gehuwd, gelden de wettelijke regelingen uit titel 6 en titel 7 van boek 1 BW. Doordat er geen bijzondere regeling bestaat ten aanzien van de aansprakelijkheid voor iemand die te maken krijgt met een partner die excessieve schulden maakt, zal de niet schuldenmakende echtgenoot de dupe worden van
7
CBS, Bevolkingtrends 2011, nr. 59 “Gemeenschap van goederen: de verdeling van alle bezittingen na de echtscheiding” 8
Shahrzad Hassasian, S309463
10
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
de geldverkwisting van de ander. Derhalve is het maatschappelijk relevant om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn, zodat de aansprakelijkheid van een partner die in gemeenschap van goederen is gehuwd met een geldverkwister, preventief danwel curatief beperkt kan worden. Dit onderzoek kan gezien worden als leidraad voor zowel mensen die in gemeenschap van goederen gehuwd zijn en die te maken krijgen met een partner die excessieve schulden maakt, als voor mensen die voornemens zijn te trouwen en willen weten wat de eventuele financiële gevolgen voor hen kunnen zijn en waar ze vooral op moeten letten. Ook kan men door dit onderzoek inzicht krijgen in de wettelijke regels omtrent de aansprakelijkheid voor schulden van zijn of haar partner. Het onderzoek brengt de rechten en plichten van partners ten aanzien van elkaars schulden in kaart.
§ 1.6 De wetenschappelijke relevantie De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek is, dat een belangrijk, veel voorkomend en in mijn opinie vergeten probleem onder de aandacht wordt gebracht. Er zijn veel wetenschappelijke boeken, artikelen en schrijven te vinden over het huwelijksvermogensrecht en alles wat daarmee van doen heeft. Echter heb ik tot nu toe bijna geen wetenschappelijke stukken gevonden die inzichtelijk maken wat, wat betreft de aansprakelijkheid, de gevolgen zijn van het huwelijk in gemeenschap van goederen met iemand die excessieve schulden maakt dan wel geld verkwist en wat men kan doen teneinde deze aansprakelijkheid voor de partner van de schuldenaar te beperken. De problematiek die komt kijken bij een huwelijk in gemeenschap van goederen met een geldverkwister, is er een die zelden in teksten en literatuur is besproken. Enerzijds bemoeilijkt het ontbreken van gerichte literatuur voor mij de bestudering van dit onderwerp anderzijds is dit een zeer goede reden om mij in dit vaarwater te begeven. Getracht wordt een oplossing te geven voor een probleem waarvoor geen separate regeling bestaat.
Shahrzad Hassasian, S309463
11
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
H2: Hoe ziet het Nederlandse gemeenschapssysteem er heden ten dage uit? § 2.1 Inleiding Voor eenieder die geen afwijkende huwelijkse voorwaarden laat maken ten aanzien van het huwelijk geldt in Nederland vanaf de huwelijkssluiting de wettelijke gemeenschap van goederen (art.1:94 BW). In Nederland maakt ruim zeventig procent van de gehuwden geen gebruik van huwelijkse voorwaarden. 9 De algehele gemeenschap van goederen fungeert in Nederland dan ook als primair stelsel. De wenselijkheid van de wettelijke gemeenschap van goederen als primair stelsel in Nederland is vandaag de dag onderwerp van discussie en zorgt voor uiteenlopende meningen. In het rapport van de commissie rechten en plichten van echtgenoten10 zijn voor- en nadelen genoemd van het wettelijke hoofdstelsel van het huwelijksvermogensrecht.11 De voordelen zijn onder andere:
Het
betreft
een
betrekkelijk
eenvoudig
stelsel
doordat
er
slechts
één
gemeenschappelijk vermogen bestaat.
Het stelsel past bij uitstek bij huwelijken zonder al te veel vermogen of schenkingen of erfrechtelijke verkrijgingen en echtgenoten die geen risicodragende activiteiten willen
of
gaan
ontplooien.
Bijvoorbeeld:
geen
voornemen
om
een
eigen
onderneming te starten.
Het stelsel is bekend onder de Nederlandse bevolking.
In het rapport van de Commissie rechten en plichten van echtgenoten zijn zoals eerder gezegd tevens een aantal nadelen opgenoemd ten aanzien van de gemeenschap van goederen zoals in Nederland geldt. De belangrijkste zijn:
Het feit dat alle goederen gemeenschappelijk worden kan in veel gevallen tot ongewenste en betrekkelijk willekeurige vermogensverschuivingen leiden.
De schuldeisers van een echtgenoot kunnen op de gehele gemeenschap van goederen verhaal nemen. Dit wil zeggen dat het aandeel van de ene echtgenoot in de gemeenschap ook tot verhaal strekt van de schuldeisers van de andere echtgenoot. Dit kan een groot bezwaar zijn wanneer de andere echtgenoot
9
Van Mourik 2009, p. 63. Stille 1999, p.63. 11 Burgerhart & Schols 2011, p. 44. 10
Shahrzad Hassasian, S309463
12
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
risicodragende activiteiten ontplooit. De bescherming van de schuldeisers gaat in dat geval zeer ver. Als gevolg van de discussie omtrent het Nederlandse gemeenschapssysteem, is er op 7 mei 2003 het wetsvoorstel 28 867 (derde tranche wijzigingen huwelijksvermogensrecht) ingediend bij de Tweede Kamer. Met dit wetsvoorstel werd beoogd het wettelijke uitgangspunt van de algehele gemeenschap van goederen te vervangen door een beperkte gemeenschap. Het beoogde resultaat is niet behaald, maar per 1 januari 2012 is eindelijk de wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen van kracht gegaan. Hoofdstuk 3 gaat verder in op het wetsvoorstel en de uiteindelijke wijzigingen. De huidige wet maakt slechts vier vormen van uitzondering mogelijk op de algehele gemeenschap van goederen namelijk:12
De uitsluitingclausule (art. 1:94 lid 2 a BW): dit zijn goederen waarbij door een uiterste wilsbeschikking van een erflater of bij gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen.
Pensioenrechten zoals in de wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing zijn (art. 1:94 lid 2 sub b BW).
Rechten op het vestigen van vruchtgebruik (art. 1:94 lid 2 c BW) als bedoeld in art. 4:29 en 4:30 BW.
Alsmede hetgeen wordt verkregen op grond van art. 4:34 BW jo. art. 1:94 lid 3 BW genoemde bijzondere wijze van verknochtheid aan goederen of schulden.
In dit hoofdstuk wordt kort weergegeven wat de belangrijkste aspecten van het huidige wettelijke gemeenschapsstelsel van Nederland zijn. Ook wordt stilgestaan bij wettelijke gemeenschapsstelsels uit andere landen. Verder wordt aandacht besteed aan de twee meest voorkomende uitzonderingen op de gemeenschap van goederen in Nederland, namelijk de uitsluitingclausule en de bijzondere wijze van verknochtheid van goederen of schulden.
12
“ Hoe nu verder met het onthoofde wetsvoorstel 28 867”
Shahrzad Hassasian, S309463
13
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 2.2 Gemeenschap van goederen In Nederland geldt de gemeenschap van goederen, tenzij echtgenoten bij huwelijkse voorwaarden hiervan afwijken. Dit is gecodificeerd in art. 1:93 BW. Vanaf het moment van de voltrekking van het huwelijk ontstaat tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen indien zij geen huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld. De gemeenschap omvat alle goederen en schulden van de echtgenoten die op het moment van de huwelijksvoltrekking aanwezig zijn. Tevens omvat het alle goederen en schulden die de echtelieden tijdens het huwelijk zullen verkrijgen. Hierop is een aantal uitzonderingen aangebracht die in paragraaf 2.3 worden besproken. Met de wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen die per 1 januari 2012 in werking is getreden, heeft er een beperking van de gemeenschap van goederen plaatsgevonden. Dit wordt zichtbaar door het opnemen van een algemene bepaling over zaaksvervanging en de vergoedingsvordering die ontstaan wanneer een echtgenoot zowel onder aanwending van gelden uit de gemeenschap als onder aanwending van privévermogen goederen aanschaft. Art.1:95 BW geeft namelijk aan dat indien een goed dat een echtgenoot anders dan om niet verkrijgt en welk goed voor meer dan de helft van de tegenprestatie ten laste van zijn eigen vermogen komt,
bijvoorbeeld door gebruik van een verkregen geclausuleerde erfenis,
buiten de gemeenschap blijft. Echter, voor zover de tegenprestatie ten laste van de gemeenschap komt, dient de echtgenoot de waarde van de tegenprestatie aan de gemeenschap te vergoeden. Andersom geldt: indien een goed tot de gemeenschap gaat behoren en een echtgenoot bij de verkrijging ervan een bijdrage heeft geleverd uit eigen vermogen, heeft deze het recht op een vergoeding uit de gemeenschap. De hoogte van deze vergoedingsvordering wordt op basis van de beleggingsleer (art. 1:87 BW) bepaald. In paragraaf 2.6 zal uitgebreid stil worden gestaan bij de beleggingsleer. Een praktisch bezwaar tegen het vergoedingsrecht dat uit art. 1:95 BW voortvloeit, is mijns inziens het probleem dat echtgenoten vaak niet meer weten wat zij geïnvesteerd hebben. De vergoeding waar het om gaat, dient vaak bij beëindiging van het huwelijk te worden teruggestort. Bij een huwelijk die jaren heeft bestaan, is het moeilijk na te gaan welk goed voor meer dan de helft uit privévermogen danwel uit de gemeenschap is voldaan. Het is derhalve moeilijk om vast te stellen wie een vergoedingsplicht heeft jegens de ander of jegens de gemeenschap. In dat geval is de vergoeding zoals in art. 1:95 BW is opgenomen niet mogelijk.13
13
Burgerhart & Schols 2011, p. 71-75
Shahrzad Hassasian, S309463
14
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Om een duidelijk en bondig beeld te krijgen van de verdeling binnen de algehele gemeenschap van goederen in Nederland, biedt onderstaand schema een hulpmiddel. Algehele gemeenschap van goederen (Nederland) Voor huwelijk
Alle voor het huwelijk verkregen goederen/vermogen vallen in de gemeenschap,
inclusief
giften
en
erfenissen,
tenzij
een
uitsluitingclausule is opgenomen door de erflater/schenker danwel er sprake is van zeer verknochte goederen. Tijdens
Alle tijdens het huwelijk verkregen goederen/vermogen vallen in de
huwelijk
gemeenschap,
inclusief
giften
en
erfenissen,
tenzij
een
uitsluitingclausule is opgenomen door de erflater/schenker danwel er sprake is van zeer verknochte goederen. Bij scheiding
Evenredige verdeling van goederen/vermogen (50%-50%).
§ 2.2.1 Andere primaire stelsels Nederland is wat betreft de algehele gemeenschap van goederen een vreemde eend in de bijt. De meeste ons omringende landen hanteren de beperkte gemeenschap van goederen als primair wettelijk stelsel. Specifiek wil dit zeggen dat de aanbrengsten, giften en erfelijke verkrijgingen buiten de gemeenschap vallen en de gemeenschap wordt beperkt tot het vermogen dat tijdens het huwelijk is verkregen.14 Voorbeelden hiervan zijn onder andere het klassieke systeem van gemeenschap van aanwinsten, het Anglo-Amerikaanse scheiding van goederen en het Duitse Zugewinngemeinshaft. Onderstaande schema’s geven wederom een duidelijk en bondig beeld van de verschillende gehanteerde stelsels. 15 Klassieke systeem: gemeenschap van aanwinsten (België, Italië, Zuid-Amerika, Spanje) Voor huwelijk
Alle voor het huwelijk verkregen goederen/vermogen vallen onder het privévermogen.
Tijdens
Alle tijdens het huwelijk verkregen goederen/vermogen vallen in de
huwelijk
gemeenschap tenzij het een gift of erfenis betreft.
Bij scheiding
Privévermogen blijft privé, hetgeen in de gemeenschap valt wordt evenredig verdeeld (50%-50%).
14 15
Forder & Verbeke, Geen woorden maar daden, in Gehuwd of niet: maakt het iets uit?, Intersentia, 2005, p. 542-543 A. Verbeke, “ongelijkheid in huwelijks- en samenlevingscontracten”, tijdschrift conflicthantering, nr. 8, 2009
Shahrzad Hassasian, S309463
15
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Anglo-Amerikaans systeem Voor huwelijk
Alle voor het huwelijk verkregen goederen/vermogen vallen onder het privévermogen.
Tijdens
Alle tijdens het huwelijk verkregen goederen/vermogen vallen onder het
huwelijk
privévermogen.
Bij scheiding
1- Privévermogen blijft privé. 2- According to equity: op grond van billijkheid kan de rechter anders oordelen (participatiemogelijkheid). Deze kijkt naar de duur van het huwelijk, aantal kinderen, hulp in het bedrijf enzovoorts. De grondslag is dus de bijdrage van de partner.
Zugewinngemeinshaft: Duits stelsel Voor huwelijk
Alle voor het huwelijk verkregen goederen/vermogen vallen onder het privévermogen.
Tijdens
Alle tijdens het huwelijk verkregen goederen/vermogen vallen onder het
huwelijk
privévermogen tenzij opgebouwd als aanwinst (arbeid).
Bij scheiding
Privévermogen blijft privé en het vermogen opgebouwd door arbeid (aanwinst) wordt evenredig verdeeld (50%-50%).
§ 2.3 Uitzonderingen op de gemeenschap van goederen Zoals eerder is aangegeven, is er in het Nederlands Burgerlijk Wetboek een aantal uitzonderingen opgenomen ten opzichte van hetgeen in de gemeenschap van goederen valt. In art. 1:94 BW zijn de uitzonderingen opgesomd. Op de volgende twee uitzonderingen zal verder worden ingegaan: 1) Goederen waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen (geclausuleerde verkrijging). Een geclausuleerde verkrijging is een verkrijging waarbij de schenker bij een gift of een erflater bij een uiterste wilsbeschikking wil voorkomen dat de goederen in de gemeenschap vallen van een gehuwde verkrijger of in het geval betrokkene ooit mocht trouwen. Hiermee wordt voorkomen dat de echtgenoot van de verkrijger, mede-eigenaar wordt van hetgeen is verkregen. De schenker of erflater kan dus bij de gift of bij de uiterste wilsbeschikking een dergelijke clausule opnemen. Dit wordt ook wel de uitsluitingclausule genoemd. Shahrzad Hassasian, S309463
16
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
2) Goederen en schulden die aan een der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet. Deze regel wil zeggen dat gewone verknochte goederen in beginsel binnen de gemeenschap vallen. Enkel in het geval dat verknochtheid zich niet verenigt met het feit dat het goed in de gemeenschap zou vallen, valt het goed buiten de gemeenschap. In ieder geval zal steeds moeten worden bekeken of en in hoeverre er van verknochtheid sprake is en wat daar het gevolg van zou kunnen zijn. De bijzondere wijze van verknochtheid kan met name belangrijk zijn voor de vraag of de niet schuldenmakende echtgenoot aansprakelijk is voor een bepaalde schuld aangegaan door de partner. De rechter in Rotterdam heeft op 29 juli 2009 een vonnis 16 gewezen omtrent de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van een voorheen in algehele gemeenschap van goederen gehuwd stel. De vrouw vordert de helft van de openstaande schulden op de man. De man voert hiertegen aan dat de schulden buiten zijn medeweten door de vrouw zijn aangegaan waarbij zelfs voor het aangaan van een lening zijn handtekening zou zijn vervalst. Hierdoor zou de vrouw onrechtmatig jegens de man hebben gehandeld. Volgens de rechter gaat deze stelling niet op, zelfs niet in het geval de vrouw de handtekening van de man zou hebben vervalst. Dit is hooguit onrechtmatig jegens de geldschieter maar niet in de onderlinge verhouding van de andere echtgenoot. Het feit dat het geleende geld niet zou zijn aangewend ten behoeve van de gemeenschap levert net zo min onrechtmatigheid jegens de man op. De rechtbank brengt ter vergelijking het volgende voorbeeld naar voren: bij een echtgenoot die schulden maakt naar aanleiding van een gokverslaving, profiteert de gemeenschap ook niet. Toch levert het geen onrechtmatigheid jegens de andere echtgenoot op. De man is tevens van oordeel dat de schulden aan de vrouw verknocht zijn en daarom niet als schulden van de gemeenschap kunnen worden aangemerkt. De schulden zijn volgens hem namelijk buiten zijn medeweten aangegaan, zijn handtekening voor de lening is vervalst en het geleende geld is niet ten goede van de gemeenschap gekomen. De rechtbank heeft hierop als volgt geoordeeld:17 het enkele feit dat schulden buiten medeweten van de man zijn aangegaan maakt niet dat deze schulden verknocht zijn aan de vrouw. Nergens staat beschreven dat slechts schulden die met medeweten van de andere echtgenoot zijn aangegaan kunnen worden aangemerkt als schulden van de gemeenschap. Ook buiten medeweten geleend geld kan ten goede zijn gekomen
16 17
Rb. Rotterdam, 29 juli 2009, LJN BJ4187 Rb. Rotterdam, 29 juli 2009, LJN BJ4187, ROV 4.5.
Shahrzad Hassasian, S309463
17
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
aan de gemeenschap. Maar zelfs dat hoeft niet. Ook hier kan eerder genoemde vergelijking met de gokverslaafde worden gemaakt. Naar gangbare maatschappelijke opvattingen is de andere echtgenoot hiervoor mede aansprakelijk, omdat in ieder geval een van de deelgenoten van de gemeenschap hierbij was gebaat (gokken). Dit vloeit voort uit de aard van de verbintenis tussen echtelieden. Ook indien hiertoe de handtekening van een van de echtgenoten is vervalst. “Slechts indien een van de echtgenoten buiten medeweten van de ander, met vervalsing van diens handtekening, geld heeft geleend met het oogmerk een derde te bevoordelen en de andere echtgenoot daarvan geheel onkundig heeft gelaten, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een verknochte schuld. In dat geval kan van de andere echtgenoot niet worden gevergd dat hij aan de interne verhouding tussen partijen meebetaalt. In dat geval dient de man aannemelijk te maken dat de vrouw buiten zijn medeweten een geldlening is aangegaan en zijn handtekening heeft vervalst, dit allemaal met het oogmerk om een derde te bevoordelen en de man hiervan geheel onkundig te laten. De man is hier onvoldoende in geslaagd.”18
§ 2.4 Aansprakelijkheid, draagplicht en verhaalbaarheid Het is van essentieel belang om het verschil tussen de volgende begrippen duidelijk in het vizier te houden voor de begrijpelijkheid van het leerstuk over schulden binnen de gemeenschap van goederen. Aansprakelijkheid: wie kan worden aangesproken tot het verrichten van een prestatie? Meestal is dit de schuldenaar, diegene die de overeenkomst is aangegaan, de contractspartij. Aansprakelijkheid kan ook uit de wet voortvloeien, bijvoorbeeld iemand die op grond van onrechtmatige daad tot een schadevergoeding verplicht is of op grond van art. 1:85 BW waarin de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van schulden aangegaan ten behoeve van de gewone gang van huishouding wordt geregeld. 19 Aansprakelijkheid betekent niet dat diegene die aansprakelijk is altijd de prestatie geheel of gedeeltelijk dient te voldoen. Voor huishoudelijke schulden bijvoorbeeld, is in art. 1:85 BW opgenomen dat beide echtgenoten voor het geheel aansprakelijk zijn.
18 19
Rb. Rotterdam, 29 juli 2009, LJN BJ4187, ROV 4.6. Van Mourik & Verstappen 2006, p. 36
Shahrzad Hassasian, S309463
.
18
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Draagplicht: te wiens laste komt de prestatie uiteindelijk? Het zou kunnen dat iemand niet aansprakelijk is voor een schuld, maar wel draagplichtig is. Een in gemeenschap van goederen gehuwde man koopt een auto. Deze is aansprakelijk jegens de verkoper van de auto. Echter, dienen beide echtgenoten deze schuld gezamenlijk te dragen daar de schuld tot de huwelijksgemeenschap behoort. 20 Verhaalbaarheid: wiens goederen komen voor uitwinning in aanmerking? Uitgangspunt is de in art. 3:276 BW opgenomen bepaling dat een schuldeiser tenzij de wet of overeenkomst anders bepaald, zijn vorderingen op alle goederen van de schuldenaar kan verhalen.21 Uit art. 1:96 BW blijkt dat voor alle schulden van echtgenoten, ongeacht of deze in de gemeenschap vallen, zowel de gemeenschapsgoederen als zijn eigen goederen kunnen worden uitgewonnen. Zowel gemeenschapsschulden als privéschulden kunnen o.g.v.
art.
1:96
lid
1
BW
worden
verhaald
op
het
privévermogen
en
het
gemeenschapsvermogen van de schuldenaar. Een uitzondering hierop is art. 1:96 lid 2 BW, waarbij de goederen van de gemeenschap niet kunnen worden uitgewonnen voor een niet in de gemeenschap gevallen schuld, indien een echtgenoot eigen goederen van de schuldenaar kan aanwijzen die voldoende verhaal bieden. Door de wetswijziging van 1 januari 2012, is er enerzijds een verruiming en anderzijds een beperking opgenomen ten aanzien van de aansprakelijkheid en verhaalbaarheid van de gemeenschapsschulden. Na ontbinding van de gemeenschap zijn beide echtgenoten hoofdelijk met elkaar verbonden voor schulden van de gemeenschap waarvoor men voor de ontbinding niet aansprakelijk was art. 1:102 BW. Dit betreft de verruiming van de aansprakelijkheid van partners. Voorheen waren de echtgenoten slechts voor de helft aansprakelijk voor deze schulden. Deze wijziging is ter bescherming van de schuldeisers voor het geval er geen gemeenschap meer is. De verhaalbaarheid is echter beperkt tot de goederen of de waarde van deze goederen die betrokkene uit de verdeling heeft verkregen art. 1:102 BW. 22 Uit de jurisprudentie blijkt dat er tevens zaken zijn waarbij op grond van de redelijkheid en billijkheid afgeweken wordt van de verhaalsregeling zoals in art. 1:100 BW is opgenomen. Ter illustratie volgt een samenvatting van en een korte toelichting op een van deze zaken.
20 21 22
Van Mourik 2009, p. 13 Van Mourik & Verstappen 2006, p. 37 Burgerhart & Schols 2011, p. 98-100
Shahrzad Hassasian, S309463
19
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig! Op 21 oktober 2010 heeft het gerechtshof te Leeuwarden in zijn beschikking 23 ten aanzien van de draagplicht
van
gemeenschapsschulden
het
volgende
opgemerkt.
In
het
licht
van
de
omstandigheden is het hof van oordeel dat de man naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de schuld, bestaande uit de terugvordering van het persoonsgebonden budget aan een zorgkantoor, volledig als eigen schuld en zonder verrekening voor zijn rekening dient te nemen. Dit is in afwijking van hetgeen in art. 1:100 BW is opgenomen dat uitgaat van een onderlinge draagplicht bij helfte. Dit oordeel betekent niet dat de werking van art. 1:102 BW, hetgeen de aansprakelijkheid voor schulden na de ontbinding regelt, uitgesloten wordt. De positie van de vrouw jegens het zorgkantoor blijft buiten de procedure. Art. 1:102 BW regelt de externe aansprakelijkheid van de gemeenschapsschulden van de echtgenoten na ontbinding, hetgeen concreet betekent dat de vrouw na ontbinding van de gemeenschap voor de helft aansprakelijk 24 is voor de schulden van de man aan het zorgkantoor, zijnde een gemeenschapsschuld die van de zijde van de man in de gemeenschap is gevallen.
Op grond van voorgaande beschikking kan derhalve duidelijk het verschil tussen draagplicht en aansprakelijkheid worden vastgesteld. Draagplicht is de vraag te wiens laste de prestatie dient te komen. De schuld die ten laste van de huwelijksgemeenschap behoort, dient normaliter door de echtgenoten gezamenlijk te worden gedragen op grond van art. 1:100 BW. Echtgenoten zijn derhalve in beginsel ieder voor de helft draagplichtig voor de gemeenschapsschulden.25 In bovenstaande beschikking, is hier een uitzondering op gemaakt en is het hof van oordeel geweest dat op grond van de redelijkheid en billijkheid de man de schuld als eigen schuld en zonder verrekening voor zijn rekening dient te nemen. Aansprakelijkheid betreft de vraag wie aangesproken kan worden tot het verrichten
van
een
prestatie.
26
In
bovenstaande
beschikking,
is
de
externe
aansprakelijkheid uit art. 1:102 BW van de vrouw niet uitgesloten. Op grond van dit artikel worden de aanspraken van de crediteuren na ontbinding van het huwelijk gewaarborgd. Derhalve is de vrouw in deze wel aansprakelijk voor deze schuld op grond van art. 1:102 BW, echter op grond van de redelijkheid en billijkheid niet draagplichtig zoals in art. 1:100 BW is geregeld. Het gevolg hiervan is dat zij in de onderlinge verhouding niet mee hoeft te betalen aan de schuld. In de externe verhouding kan zij daarentegen in rechte door crediteuren worden aangesproken. 23
Gerechtshof Leeuwarden, 21 oktober 2010, LJN BO2881 Aansprakelijkheid voor de helft vloeide uit art. 1:102 BW oud. Dit artikel gold als hoofdregel ten aanzien van de aansprakelijkheid vόόr de wetswijziging van 1 januari 2012. 25 “Schulden bij echtscheiding” 26 Van Mourik 2009, p13 24
Shahrzad Hassasian, S309463
20
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 2.5 Gemeenschapsschulden en privéschulden De schulden binnen een huwelijk kunnen als volgt worden onderscheiden:
schulden die in de gemeenschap vallen (gemeenschapsschulden);
schulden die niet in de gemeenschap vallen (privéschulden).
Op grond van art. 1:94 lid 5 sub a en b BW omvat de gemeenschap wat haar lasten betreft alle schulden van ieder der echtgenoten, met uitzondering van schulden betreffende de gemeenschap uitgezonderde goederen en schulden uit een der echtgenoten gedane giften, gemaakte bedingen en aangegane omzettingen als bedoeld in art. 4:126 lid 1 en lid 2 sub a en c BW. Een schuld betreffende een van de gemeenschap uitgezonderd goed kan bijvoorbeeld zijn: een schuld die is aangegaan om een privégoed te onderhouden of een schuld die wordt opgelegd aan een van de echtgenoten aangaande zijn of haar privévermogen, zoals belastingschulden. Een voorbeeld van een schuld die buiten de gemeenschap valt als gevolg van een gedane gift, gemaakt beding of aangegane omzetting door een van de echtgenoten kan zijn: een gift zoals in art. 1:88 lid 4 BW is opgenomen. Dit zijn giften die pas zullen worden uitgevoerd na het overlijden van diegene die de gift doet, bijvoorbeeld een testamentaire schenking. Ten aanzien van de in de gemeenschap vallende schulden geldt bij een huwelijk in gemeenschap van goederen niet per definitie dat beide echtgenoten schuldenaar zijn. Behoudens voor de schulden uit art. 1:84 BW en art. 1:85 BW, wordt de niet schuldenmakende echtgenoot, niet aangemerkt als schuldenaar van de door de andere echtgenoot gemaakte gemeenschapsschulden. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor privéschulden. De niet schuldenmakende echtgenoot zal hierin evenmin als schuldenaar worden gezien. 27 Wel hebben de schuldeisers verhaal op de gehele gemeenschap. De andere echtgenoot wordt in dat geval voor de helft van de gemeenschapsschuld draagplichtig.28 Wanneer men spreekt over de kosten der huishouding geldt art. 1:84 BW. Deze regeling omvat behalve de kosten van opvoeding en verzorging van de kinderen ook andere aan het samenlevingsverband dienstbare uitgaven.
27 28
Asser/ de Boer 2010, nr. 322 Asser/ de Boer 2010, nr. 379j
Shahrzad Hassasian, S309463
21
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Het is van essentieel belang het onderscheid tussen schulden in het kader van “de gewone gang van de huishouding” en “de huishouding” in het vizier te houden, omdat o.g.v. art. 1:85 BW de echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk29 zijn tegenover derden voor de schulden die zijn ontstaan door de gewone gang van de huishouding. Wat de gewone gang van huishouding is, wordt niet bepaald aan de hand van een objectief criterium. Dit wordt aan de hand van de gebruikelijke leefwijze van de echtgenoten bepaald. Het gaat in beginsel om de alledaagse aangelegenheden binnen een huishouden. Dit betekent dat de hoofdelijke aansprakelijkheid kan leiden tot verhaal op de gemeenschapsgoederen als ook op de eigen goederen van de echtgenoot die zelf niet de verbintenis aanging. Dit is bezwaarlijk wanneer de schuld niet verhaald kan worden op de gemeenschap en de schulden uit de goederen van de feitelijk niet handelende echtgenoot voldaan moeten worden. Een mogelijke oplossing die de rechter heeft geboden in een dergelijke situatie is de in art. 1:86 lid 1 BW gelegen regeling. De rechtbank kan, wanneer daartoe gegronde redenen bestaan, op verzoek van een echtgenoot bepalen dat deze niet aansprakelijk zal zijn voor de door de andere echtgenoot in het vervolg aangegane art. 1:85 BW verbintenissen ten behoeve van de gewone gang van huishouding. In subparagraaf 4.3.2 zal uitgebreid worden ingegaan op de mogelijkheid tot ontheffing aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden.
§ 2.6 De schuldenregeling Op grond van art. 1:96 lid 1 BW kunnen voor schulden van een echtgenoot, ongeacht of deze in de gemeenschap vallen, zowel goederen uit de gemeenschap als eigen goederen worden uitgewonnen. Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen is het derhalve in beginsel niet van belang of een schuld een gemeenschapsschuld of een eigen schuld betreft. De schuld kan zowel op de gemeenschapsgoederen als op de eigen goederen worden verhaald. Echter, indien een schuld buiten de gemeenschap valt, dus het een privéschuld betreft, kunnen de goederen van de gemeenschap niet worden uitgewonnen indien de andere echtgenoot eigen goederen van de eerstgenoemde kan aanwijzen, aldus art. 1:96 lid 2 BW. Indien toch de goederen der gemeenschap worden uitgewonnen, is de echtgenoot wiens schuld uit de gemeenschap is voldaan, gehouden een vergoeding te betalen aan de gemeenschap volgens art. 1:96 lid 4 BW. Ook indien een schuld binnen de gemeenschap valt, maar de schuld uit eigen goederen is voldaan, ontstaat er een vergoedingsrecht op grond van art. 1:96 lid 3 BW, waardoor het recht op vergoeding uit de 29
Art. 6:6 lid 2 BW: voor het geheel aansprakelijk
Shahrzad Hassasian, S309463
22
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
gemeenschap der goederen ontstaat voor de echtgenoot uit wiens eigen goederen de gemeenschapsschuld is voldaan. De omvang van dat vergoedingsrecht is vastgesteld in art. 1:87 BW. Wanneer een echtgenoot met het privévermogen van de andere echtgenoot een goed verkrijgt dat buiten de gemeenschap valt, betreft de vergoeding een gedeelte van de waarde van dat goed op het tijdstip waarop de vergoeding is voldaan. Dit gedeelte is dan evenredig aan het uit diens vermogen afkomstige aandeel in de tegenprestatie van dat goed. 30 Dit wordt de beleggingsleer genoemd. Onderstaand voorbeeld illustreert de omvang van de vergoeding op grond van dit artikel. Voorbeeld: Piet koopt een woning van € 400.000,-. Piet financiert deze woning met geld dat hij met een geclausuleerde erfenis van zijn oma ten bedrage van € 300.000,- heeft ontvangen. Het restant van € 100.000,- wordt door Ans, de vrouw van Piet, voldaan uit een geclausuleerde erfenis van Ans vader. De woning wordt eigendom van Piet door middel van zaaksvervanging art. 1:95 lid 1 BW. Echter, heeft Ans recht op een vergoeding. In de meeste gevallen wordt dit pas verrekend op het moment dat echtgenoten uit elkaar gaan. Als Piet en Ans na 10 jaar uit elkaar gaan en er afgerekend dient te worden, is de woning door waardestijgingen € 1.000.000,- waard. De vergoeding voor Ans bedraagt dan geen € 100.000,- meer (hetgeen ze heeft ingelegd), maar ¼ deel van de waarde van de woning op dat moment zijnde € 250.000,-. In het geval dat de woning niet in waarde stijgt, maar bijvoorbeeld op het tijdstip van vergoeding slechts € 300.000,- waard is, zal de vergoeding aan Ans ¼ deel van € 300.000,- zijnde € 75.000,- zijn, tenzij Piet zonder toestemming van Ans haar geld heeft gebruikt. In dat geval zal de hoogte van de vergoeding minimaal het nominaal ingelegde bedrag zijn. In dit geval dus € 100.000,- aldus art. 1:87 lid 3 sub a BW.
Vόόr de wetswijziging van 1 januari 2012 was de hoofdregel ten aanzien van vergoedingsvorderingen het nominaliteitsbeginsel. Dit wil zeggen dat slechts het nominale bedrag dat was bijgedragen door een van de echtgenoten voor vergoeding in aanmerking kwam. Over dit bedrag was geen rente verschuldigd tenzij uit een overeenkomst of wet anders voortvloeide. Het nominaliteitsbeginsel werd door velen als onbillijk ervaren. Dit heeft te maken met de verschuivingen van de economische waarde van goederen. In het arrest Kriek/Smit 31 had er reeds een nuancering plaatsgevonden ten aanzien van de nominaliteitsleer. Op grond van redelijkheid en billijkheid werd de mogelijkheid tot verrekening met betrekking tot waardestijgingen niet geheel uitgesloten.
32
Met de
30
Burgerhart & Schols 2011, p. 7-10 HR 12 juni 1987, NJ 1988,150 32 Burgerhart & Schols 2011, p. 12-13 31
Shahrzad Hassasian, S309463
23
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
wetswijziging van 1 januari 2012 is van deze hoofdregel afgestapt en is de beleggingsleer aangenomen. Dit geldt nu dus ook voor de gemeenschap van goederen in navolging van de reeds bestaande verrekenbedingen van afdeling 2 titel 8 van boek 1 BW. Op dit onderwerp wordt in paragraaf 3.3 nader ingegaan. Concreet betekent een huwelijk in gemeenschap van goederen waarin een van de echtgenoten schulden maakt het volgende voor beide echtgenoten: beide echtgenoten zijn aansprakelijk voor alle schulden. Totaal irrelevant is de vraag wie de schuld is aangegaan. Dus: schulden van voor het huwelijk vallen volgens de hoofdregel in de gemeenschap van goederen zodat de andere echtgenoot daarvoor mede aansprakelijk wordt. Schulden aangegaan door een der echtgenoten of door beide echtgenoten tijdens het huwelijk, vallen ook in de gemeenschap. Ook als een echtgenoot niet op de hoogte was van het feit dat de andere echtgenoot schulden maakte. Dit behoudens de uitzonderingen uit paragraaf 2.3.
Shahrzad Hassasian, S309463
24
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
H3: Wat houdt de wetswijziging van 1 januari 2012 in? § 3.1 Inleiding De bezwaren van de gemiddelde Nederlander omtrent de onwenselijkheid van het in de gemeenschap vallen van giften of erfenissen was groot. Het wettelijke systeem werd derhalve als onrechtvaardig beschouwd. Het op 7 mei 2003 ingediende wetsvoorstel was bedoeld om de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken door hetgeen door giften of erfrecht verkregen was, buiten de gemeenschap te laten vallen. De algehele gemeenschap van goederen zou worden verlaten en de beperkte gemeenschap van goederen zou worden geïntroduceerd. Op het moment dat de beperkte gemeenschap van goederen
zou
worden
gehanteerd
zouden
er
drie
vermogens
ontstaan.
Twee
privévermogens van iedere partner apart en een gezamenlijke gemeenschap. Dit leek ingewikkelder dan het behoud van een gemeenschappelijk vermogen. Door het aannemen van het amendement Anker in september 2008 is het kernonderdeel van het wetsvoorstel weggevallen, namelijk een beperking van de omvang van de gemeenschap van goederen door erfrechtelijke verkrijgingen en giften van rechtswege buiten de gemeenschap te laten vallen.33 Echter, bevatte het wetsvoorstel meer belangrijke punten die toch aanpassing van de wet rechtvaardigen.34
§ 3.2 De weg naar de aanname van wetsvoorstel 28 867 Tijdens de plenaire behandeling van de motie Haubrich-Gooskens is een onderzoek naar de aan te passen wetsartikelen voorgesteld.35 De wet is door de Eerste Kamer “op de plank gelegd” om uit te zoeken of Sikkema en Nuytinck gelijk hebben in hun kritiek dat dit wetsvoorstel na amendering door de Tweede Kamer onevenwichtigheden bevat en dat deze onevenwichtigheden zouden moeten worden aangepast. 36 Op 18 juli 2010 hadden Neleman en Nuytinck hun onderzoek reeds ingediend bij de minister van Justitie. Echter, dit rapport was pas in februari 2011 aangeboden aan de Kamer. De aanbeveling was om een tweetal artikelen aan te passen die door het amendement Anker waren aangenomen. Dit zou in een novelle 37 dienen te gebeuren. Het betreffen de artikelen 1:97 lid 1 BW de 33
A. Spoormans, ‘nieuwe wet over huwelijk is een gemiste kans’, Het Financieel Dagblad 28 april 2011 A.J.M. Nuytinck, ‘hoe nu verder met het onthoofde wetsvoorstel 28 867 (Wet aanpassing gemeenschap van goederen)?’, WPNR 2008/ 813-819 35 Kamerstukken I 2009/10, 28 867, G 36 Kamerstukken I 2010/11, 23, nr. 5 37 Novelle: wetsvoorstel dat dient ter verbetering of aanvulling van een wetsvoorstel dat reeds bij de eerste kamer aanhangig is of al wel is aangenomen maar nog niet van kracht is. 34
Shahrzad Hassasian, S309463
25
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
wijziging van de bestuursregeling en art. 1:133 lid 2 BW de omvang van de verplichting tot verrekening. Ook raadden ze aan meteen andere onvolkomenheden in de novelle aan te passen. De staatssecretaris volgde het advies van Neleman en Nuytinck niet op en verzocht tot stemming over te gaan, waarna hij beloofde de onvolkomenheden en de problemen die zouden ontstaan door de amendering zo snel mogelijk door een reparatiewet te zullen oplossen.38 Naar aanleiding van het bovenstaande is op 12 april 2011 het wetsvoorstel tot wijziging van de titel 6,7 en 8 van Boek 1 BW aangenomen door de meerderheid van de Eerste Kamer. De nieuwe wet is afgekondigd en in het staatsblad gepubliceerd en vervolgens in werking getreden per 1 januari 2012.39
§ 3.3 Belangrijkste wetswijzigingen voor de gemeenschap van goederen In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de belangrijkste wijzigingen van titel 6 inzake de rechten en verplichtingen van echtgenoten en titel 7 (de wettelijke gemeenschap van goederen) van Boek 1 BW, daar dit de wijzigingen zijn die van invloed zijn op de gemeenschap van goederen. 40 De wijzigingen van titel 8 (huwelijkse voorwaarden) van Boek 1 worden buiten beschouwing gelaten aangezien dat de regelingen zijn die voor dit onderzoek minder relevant zijn. Onderstaand wordt een uiteenzetting gegeven van de belangrijkste wijzigingen die de “Derde Tranche” met zich mee brengt. Hierbij wordt uitgebreider aandacht besteed aan de artikelen die een bijzondere betekenis hebben voor dit onderzoek. § 3.3.1 Inlichtingen, bestuur en stand vermogen Art. 1:83 BW nieuw komt inhoudelijk overeen met art. 1:98 BW oud. Het verschil zit in de plaatsing van het artikel in titel 6 in plaats van titel 7 van Boek 1 BW. Hiermee is het wederzijdse recht op informatie over het vermogen van de ander dwingendrechtelijk opgelegd.
41
Dit
is
noodzakelijk
omdat
voor
de
uitvoering
van
de
meeste
huwelijksgoederenstelsels het van essentieel belang is te beschikken over de financiële gegevens van de partners.
38
Kamerstukken II 2010/11, 32 870, nr. 3 Stb. 2011, 205, zie bijlage voor een overzicht van alle gewijzigde artikelen van Boek 1 BW. 40 Kamerstukken II 2007/08, 28 867, nr. 14 41 Burgerhart & Schols 2011, p. 3 39
Shahrzad Hassasian, S309463
26
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Voorbeeld Indien een goed deels met gemeenschapsgeld is aangeschaft zal op grond van art. 1:95 lid 1 BW nieuw, een vergoedingsrecht ten behoeve van de gemeenschap ontstaan, waarvan de hoogte afhankelijk is van de waarde van het met dat vermogen aangeschafte goed. Het is derhalve uiterst belangrijk een afdwingbaar recht te hebben op informatie over het gevoerde bestuur, de stand van zaken van het vermogen en schulden van elkaar.
Een ander verschil dat de plaatswijziging van dit artikel met zich meebrengt is natuurlijk het feit dat de informatieverplichting niet meer slechts geldt voor de huwelijksgemeenschap, maar voor eenieder die met elkaar is gehuwd. § 3.3.2 Vergoedingsrecht, beleggingsleer Een nieuwe regeling ten aanzien van vergoedingsrechten heeft zijn intrede gedaan. In plaats van de nominaliteitsleer wordt met de nieuwe wetgeving de beleggingsleer gehanteerd. Waar bij de nominaliteitsleer alleen de gedane investering van de ene echtgenoot voor vergoeding in aanmerking komt, wordt bij de beleggingsleer tevens het behaalde rendement vergoed. In art. 1:87 BW nieuw wordt de uitzonderingsmogelijkheid uit het Kriek-Smit arrest, 42 waarin slechts in bijzondere gevallen de goede trouw met zich meebrengt dat de vergoedingsrechten meer omvatten dan de nominale investering, als hoofdregel gecodificeerd. Dat wil zeggen dat alleen vergoeding van de nominale waarde van de investering niet meer volstaat en dat er tevens moet worden gekeken naar de waardeveranderingen die in de tussentijd zijn opgetreden. De vergoeding beloopt dan een deel van de waarde van het goed, op het tijdstip van voldoening, evenredig aan het aandeel, afkomstig uit het vermogen van de andere echtgenoot, in de tegenprestatie waarvoor het goed is verkregen,43 aldus art. 1:87 lid 2. Het volgende voorbeeld dient ter verduidelijking van het nieuwe art. 1:87 lid 2 a BW.
42 43
HR 12 juni 1987, NJ 1988,150 Kamerstukken II 2002/03, 28 867, nr. 3, p.18
Shahrzad Hassasian, S309463
27
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Voorbeeld Een echtgenoot (X) stelt de andere echtgenoot (Y) € 100.000,- uit haar privévermogen ter beschikking, waarmee Y een woning op eigen naam aanschaft van € 200.000,-. Op grond van art. 1:87 BW heeft X, recht op een vergoeding van de helft van de waarde van de woning op het moment dat Y de vordering van X gaat voldoen. Indien X na 5 jaar tot voldoening van de vordering van Y overgaat en de waarde van de woning op dat moment € 500.000,- is, heeft Y recht op € 250.000,-. Echter, gaat Y over tot voldoening van de vordering van X na 2 jaar terwijl de woning slechts € 200.000,- waard is, heeft X recht op een vergoeding van € 100.000,-. Indien op het tijdstip van voldoening de woning slechts € 150.000,- waard is, heeft X recht op € 75.000,- tenzij Y zonder toestemming van X het geld van voornoemde heeft gebruikt. In dat geval heeft X minimaal recht op het nominaal ingelegde bedrag in dit geval zijnde € 100.000,-
Ook in het geval een privé-investering niet is gericht op verkrijging van een goed maar op verbetering van een goed ten laste van een echtgenoot, heeft deze echtgenoot recht op een vergoeding. De omvang van deze vergoeding is in dat geval gekoppeld aan de waarde van dat goed ten tijde van de voldoening van de schuld die verband houdt met de investering van het goed. Het volgende voorbeeld dient ter verduidelijking van het nieuwe art. 1:87 lid 2 b BW. Voorbeeld Een echtgenoot (X) voldoet een schuld ad € 100.000,- ten behoeve van de verbouwing van de woning van de andere echtgenoot (Y). De waarde van de woning is op dat moment € 300.000,- door de verbouwing stijgt de waarde van de woning echter niet met € 100.000,- maar met € 50.000,-. Deze waardevermeerdering is echter niet relevant. Indien Y tot voldoening van de vergoeding aan X overgaat en de waarde van de woning op dat tijdstip € 600.000,- is, heeft X recht op € 150.000,Er wordt gekeken naar de verhouding tussen het voldane bedrag ten opzichte van de waarde van het goed, op het tijdstip van voldoening. X heeft ¼ deel geïnvesteerd, derhalve krijgt X ¼ deel van de waarde van de woning op het tijdstip van voldoening.
Met de regeling van art. 1:87 BW wordt bewerkstelligd dat de persoon die recht heeft op de vergoeding zowel in positieve als in negatieve zin participeert in de waardeontwikkeling van het aangeschafte goed.44 Zij het onder de voorwaarde dat de echtgenoot heeft ingestemd met aanwending van zijn of haar vermogen. Indien zonder toestemming geld van een echtgenoot wordt aangewend ter verkrijging of verbetering van een goed, beloopt de omvang van de vergoeding minimaal het nominaal aangewende bedrag. Aldus art. 1:87 lid 44
Kamerstukken II 2002/ 03, 28 867, nr. 3, p.18
Shahrzad Hassasian, S309463
28
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
3 sub a BW. In dat geval zal de waardedaling geen invloed hebben op de vergoeding die de echtgenoot die geld heeft geïnvesteerd dient te krijgen. § 3.3.3 Vervroeging van het tijdstip van ontbinding van het huwelijksgemeenschap De gemeenschap werd voorheen in het geval van echtscheiding pas ontbonden bij inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Het tijdstip van ontbinding van het huwelijksgemeenschap is echter vervroegd.45 In de nieuwe wetgeving is opgenomen dat in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of door ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de rechter, de gemeenschap wordt ontbonden op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding of indiening van het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap ter griffie van de rechtbank art. 1:99 lid 1 sub b BW. Deze vervroeging voorkomt dat door de echtgenoten na aanvang van de echtscheidingsprocedure gemaakte schulden, gemeenschapsschulden zijn, waarvoor de andere echtgenoot na de echtscheiding medeaansprakelijk is. Deze verandering is van belang zodat echtgenoten de tijd kunnen nemen om hun echtscheiding zorgvuldig te regelen.46 De stelling dat de oude wetgeving hiervoor een uitweg biedt door de mogelijkheid van art. 1:86 BW om de rechter te verzoeken een van de echtgenoten van aansprakelijkheid
te
ontslaan
voor
de
door
de
andere
echtgenoot
aangegane
verbintenissen, is niet geheel bevredigend. Hiervoor dient namelijk een gegronde reden te bestaan. Tevens dient de echtgenoot in kwestie een extra procedure aanhangig te maken hetgeen extra kosten met zich draagt.
47
Een ander belangrijk voordeel van deze
wetswijziging is dat een eventuele koop van een nieuwe woning makkelijker te realiseren is. Men blijft immers niet gezamenlijk in een woning wonen na een scheiding. Ook zorgt de nieuwe wet ervoor dat erfrechtelijke verkrijgingen of giften die ontvangen worden tijdens de echtscheidingsprocedure niet meer in de huwelijksgemeenschap vallen, omdat deze reeds is ontbonden.48 Kortom, alle bovengenoemde nadelen worden met de vervroeging van het tijdstip van ontbinding opgeheven. Wel dient men zich bewust te zijn van het feit dat het tijdstip van de ontbinding van de gemeenschap en het tijdstip van de ontbinding van het huwelijk niet meer samen zullen vallen.
45
B. Breederveld, ‘ De wet aanpassing gemeenschap van goederen’, FJR 2012/16 Kamerstukken I 2010/11, 23, nr. 7 47 Kamerstukken I 2010/11, 23, nr. 7 48 A.J.M. Nuytinck, “hoe nu verder met het onthoofde wetsvoorstel 28 867 (Wet aanpassing gemeenschap van goederen)?”, WPNR 2008/ 813-819 46
Shahrzad Hassasian, S309463
29
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 3.3.4 Het bestuur van de gemeenschap Voor 1 januari 2012 stond een goed onder het bestuur van de echtgenoot van wiens zijde het in de gemeenschap was gevallen art. 1:97 lid 1 BW oud. Het nieuwe art. 1:97 lid 1 BW geeft aan dat iedere echtgenoot bevoegd is tot het bestuur van de goederen van de gemeenschap met uitzondering van een goed dat op naam van een echtgenoot staat. Dit wil zeggen dat beide echtgenoten mogen meebeslissen over gemeenschapsgoederen behalve over goederen op naam, zoals een onroerende zaak. Derhalve is het bestuur over de goederen uit de gemeenschap met de nieuwe wet uitgebreid. Voor een derde maakt het niet veel verschil. Indien voorheen een roerend goed dat niet onder het bestuur van een van de echtgenoten stond werd vervreemd door de beschikkingsonbevoegde echtgenoot, werd een derde beschermd tegen deze onbevoegde levering op grond van art. 1:92 lid 1 BW. Met de nieuwe wet zijn beide echtgenoten beschikkingsbevoegd over alle goederen die niet op naam staan. De derde krijgt in dit geval een goed dat niet meer onaantastbaar is door de werking van art. 1:92 lid 1 BW, maar doordat beide echtgenoten beschikkingsbevoegd zijn.49 § 3.3.5 Zaaksvervanging en vergoedingsvorderingen Voorheen miste de wet een regel omtrent zaaksvervanging. Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet is in art. 1:95 BW een zaaksvervangingsregeling opgenomen. Het eerste lid van art. 1:95 BW is uit het oude art. 1:124 lid 2 BW overgenomen. Specifiek houdt dit in dat een goed dat is verkregen met meer dan 50% privémiddelen, buiten de gemeenschap valt. Als gevolg van de zaaksvervangingsregel kunnen vergoedingsrechten ontstaan. Indien de tegenprestatie ten laste van de gemeenschap komt, is de echtgenoot gehouden tot een vergoeding aan de gemeenschap, aldus art. 1:95 lid 1 BW. Het vergoedingsrecht uit lid 2 betreft de vergoeding welke uit de gemeenschap aan een van de echtgenoten verschuldigd is. De omvang van deze vergoedingsrechten is bepaald in art. 1:87 BW. Het volgende voorbeeld dient ter verduidelijking van het nieuwe art. 1:95 BW.
49
Kamerstukken I 2010/11, 23, nr. 7
Shahrzad Hassasian, S309463
30
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Voorbeeld A en B zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Echtgenoot A koopt een auto die voor 75% uit het eigen vermogen is gefinancierd ten gevolge van een onder uitsluitingsclausule verkregen erfenis en voor 25% met vermogen uit de gemeenschap. Op grond van art. 1:95 lid 1 BW blijft de auto buiten de gemeenschap daar bij de verkrijging de tegenprestatie voor meer dan de helft ten laste van het privévermogen van A komt. Echter, daar de auto voor 25% uit de gemeenschap is gefinancierd, is A gehouden tot vergoeding van de tegenprestatie ten laste van de gemeenschap aan de gemeenschap.
§ 3.3.6 Beperking verhaalsmogelijkheid privéschuldeisers en afschaffing hoofdelijke aansprakelijkheid art. 1:102 BW De
verhaalsregeling/schuldenregeling
gewijzigd.
50
van
gemeenschapschulden
na
ontbinding
is
Het nieuwe uitgangspunt is dat alle schuldeisers verhaal op de gemeenschap
hebben. Specifiek betekent dit dat schuldeisers verhaal kunnen nemen op zowel de goederen der gemeenschap als op het eigen vermogen.51 Dit is vastgesteld in art. 1:96 lid1 BW nieuw. Echter, bestaat er via lid 2 van dit artikel een aanwijzingsbevoegdheid van de andere echtgenoot in het geval een privéschuldeiser verhaal zoekt op de goederen der gemeenschap.52 Dit is geen wijziging tegenover de wettelijke regeling zoals die voorheen gold. In plaats van de reprise53 (art. 1:95 lid 2 BW oud) en récompense54 (art. 1:96 lid 2 BW oud) is in lid 3 en 4 van art. 1:96 BW nieuw, de vergoedingsrecht55 (beleggingsleer) opgenomen zoals deze geldt volgens art. 1:87 lid 2 en 3 BW nieuw.56 In lid 5 van dit artikel is opgenomen dat de bewijslast bij de echtgenoot ligt indien deze een schuldeiser tegenwerpt dat een goed niet tot de gemeenschap behoort. Vόόr de wetswijziging van januari 2012 werd de verhaalspositie van de schuldeisers na ontbinding van de gemeenschap beschermd door de andere echtgenoot voor 50% schuldenaar te verklaren voor schulden waarvoor deze voorheen niet aansprakelijk was. Dit werd gezien als een “overkill” aan bescherming omdat hierdoor de schuldeiser zich ook voor de helft kon verhalen op het eigen vermogen van de andere echtgenoot.57 Om een meer evenwichtige bescherming te bieden ten aanzien van de belangen van de schuldeisers en de belangen van de echtgenoten, is art. 1:102 BW 50
Kamerstukken II 2007/07, 28 867, nr.13 Kamerstukken II 2002/03, 28 867, nr. 3 52 Burgerhart & Schols 2011, p. 77-98 53 Reprise was vόόr de wetswijziging van 1 januari 2012, het vergoedingsrecht op de gemeenschap voor de echtgenoot die uit zijn privévermogen een gemeenschapsschuld had voldaan. 54 Récompense was vόόr de wetswijziging van 1 januari 2012, de vergoedingsverplichting van een echtgenoot waarvan zijn privéschuld door gemeenschappelijk vermogen was voldaan. 55 Meer over vergoedingsrechten, zie § 2.6. 56 Van Mourik 2006, p. 323 57 M.J.A. van Mourik, ‘vernieuwd huwelijksvermogensrecht’, WPNR 2012, 6913 51
Shahrzad Hassasian, S309463
31
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
gewijzigd. Thans kan de schuld voor het geheel op de andere echtgenoot worden verhaald. Dit is de hoofdelijke aansprakelijkheid. Echter, geldt hierbij wel de beperking dat slechts goederen kunnen worden uitgewonnen die de echtgenoot uit hoofde van de verdeling heeft verkregen. § 3.3.7 Het vervallen van de rechterlijke goedkeuring ten behoeve van het maken en wijzigen van huwelijkse voorwaarden De rechterlijke goedkeuring voor het wijzigen en/of opstellen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk is met de komst van de nieuwe wet niet langer vereist. Dit is het gevolg van de opname van de Dozy-clausule in art. 1:102 BW. Deze clausule bepaalt dat iedere echtgenoot voor het geheel aansprakelijk blijft voor de schulden waarvoor hij voor de ontbinding
van
de
gemeenschap
aansprakelijk
was.
Voor
de
overige
gemeenschapsschulden, waarvoor men voor de ontbinding van de gemeenschap niet aansprakelijk was, zijn de echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk, met dien verstande dat slechts datgene dat men uit de gemeenschap heeft verkregen kan worden uitgewonnen. Vόόr de codificatie van de Dozy- clausule was de rechterlijke goedkeuring noodzakelijk met het oog op de belangen van de schuldeisers. Indien de rechterlijke goedkeuring ontbrak zouden echtgenoten door het maken of wijzigen van de huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk de schuldeisers kunnen benadelen. Met de komst van de Dozy-clausule in art. 1:102 BW blijven de belangen van de schuldeisers met mate beschermd en is de rechterlijke goedkeuring overbodig.58 Een groot voordeel hiervan is de vereenvoudigde en goedkope procedure om gewijzigde omstandigheden tijdens het huwelijk te verwerken in de vorm van huwelijkse voorwaarden 59 doordat de rechterlijke goedkeuring niet meer is vereist.
58 59
Van Mourik 2006, p. 330-331 Kamerstukken II 2007/07, 28 867, nr. 13
Shahrzad Hassasian, S309463
32
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 3.4 Gevolgen van de wetswijziging ten aanzien van aansprakelijkheid voor schulden van de echtgenoot Door de wetswijziging is er, zoals in paragraaf 3.3 is uiteengezet, een aantal positieve veranderingen ingetreden ten aanzien van de gevolgen van het huwelijk in gemeenschap van goederen voor echtgenoten. Zoals in paragraaf 3.1 is aangegeven, hebben de in eerste instantie beoogde vergaande wijzigingen het helaas niet overleefd doordat het amendement-Anker 60 is aangenomen. Het kernonderdeel van het wetsvoorstel, te weten een daadwerkelijke beperking van de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen
door
erfrechtelijke
verkrijgingen
en
giften
van
rechtswege
buiten
de
gemeenschap te laten vallen, dus zonder dat daarvoor een uitsluitingsclausule bij uiterste wilsbeschikking of bij gift is vereist, is hiermee komen te vervallen. Met één oog gericht op de onderzoeksvraag en een ander op de wetswijzigingen die per 1 januari 2012 zijn ingetreden, komen in deze paragraaf de gevolgen van de nieuwe bepalingen aan bod die van belang zijn voor de aansprakelijkheidspositie van de niet schuldenmakende echtgenoot. Zoals eerder benoemd, is het tijdstip van ontbinding van de gemeenschap vervroegd, namelijk naar het moment van indiening van de echtscheiding bij de rechtbank. Dit betreft een groot voordeel voor gehuwden waarvan een van de echtgenoten excessieve schulden maakt. Voorheen vond deze gebeurtenis later plaats, namelijk op het moment waarop de echtscheiding werd ingeschreven bij de burgerlijke stand. De gevolgen hiervan waren dat zolang de gemeenschap niet was ontbonden, de niet schuldenmakende echtgenoot aansprakelijk bleef voor de schulden die de andere echtgenoot maakte in afwachting van de echtscheiding. De wetgever heeft ingezien dat dit een onwenselijke situatie is voor de niet schuldenmakende echtgenoot. Het voorgaande is vastgelegd in art. 1:99 lid 1 sub b BW. Door vervroeging van het tijdstip van de ontbinding van de gemeenschap wordt een echtgenoot niet langer blootgesteld aan het verhoogde risico dat de andere echtgenoot na het scheidingsverzoek schulden maakt, waarvoor ook eerstgenoemde echtgenoot aansprakelijk is. Hiermee wordt derhalve de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende echtgenoot beperkt.
60
Kamerstukken II 2007/08, 28 867, nr. 14
Shahrzad Hassasian, S309463
33
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Vόόr de wetswijziging kon men een gemeenschapschuld na ontbinding van de gemeenschap verhalen op zowel het privévermogen van de schuldenmakende echtgenoot als voor 50% van de schuld op het privévermogen van de niet schuldenmakende echtgenoot. Thans zijn beide echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden, hetgeen een verruiming betekent van de aansprakelijkheid, met dien verstande dat slechts datgene wat een echtgenoot uit de ontbinding van de gemeenschap heeft verkregen tot verhaal van schuldeisers kan dienen indien het gemeenschapsschulden betreffen, waarvoor de echtgenoot voorheen niet aansprakelijk was, aldus art. 1:102 BW. Dit is een afscherming van het privévermogen van de niet schuldenmakende echtgenoot voor verhaal van gemeenschapsschulden bij ontbinding van de gemeenschap. 61 Waar de nieuwe regeling enerzijds een verruiming betreft voor de aansprakelijkheid van schulden, is het anderzijds een beperking ten aanzien van de verhaalbaarheid op de niet schuldenmakende echtgenoot. 62 Deze beperking is door de inwerkingtreding van art. 1:102 BW ontstaan en is mijns inziens een zeer waardevolle wijziging ten gunste van de niet schuldenmakende echtgenoot. Hierdoor blijft in ieder geval het privévermogen van laatstgenoemde buiten schot voor de crediteuren en de ex- echtgenoot. Een andere positieve wijziging die mogelijk is gemaakt door de inwerkingtreding van art. 1:102 BW, is de mogelijkheid om de bestaande huwelijksgoederenregime te veranderen door het maken van huwelijkse voorwaarden zonder rechterlijke goedkeuring. Zoals in paragraaf 3.3 is besproken, is met de codificatie van de Dozy-clausule in art. 1:102 BW de angst om schuldeisers te benadelen ingeperkt. Hierdoor is de rechterlijke goedkeuring voor het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden overbodig geworden. In het geval dat binnen een huwelijk een van de echtgenoten excessieve schulden maakt of blootgesteld wordt aan schulden door ondernemingsrisico’s is dit een eenvoudig en relatief goedkope mogelijkheid om het huwelijksvermogensregime binnen het huwelijk te wijzigen, zodat de andere partner beschermd wordt tegen aansprakelijkheid voor dergelijke schulden. Men kan denken aan de koude uitsluiting zodat in principe niets meer gedeeld hoeft te worden of aan uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen met een verrekenbeding. Hierdoor hoeven de echtgenoten niet bang te zijn om aansprakelijk gesteld te worden voor schulden die daarna worden aangegaan door de partner.
61 62
Burgerhart & Schols 2011, p. 100 Burgerhart & Schols 2011, p. 101
Shahrzad Hassasian, S309463
34
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
H4: Het Nederlands wettelijk gemeenschapsstelsel en geldverkwisting § 4.1 Inleiding De fundamentele ratio van het Nederlandse stelsel van de gemeenschap van goederen in vergelijking met geldverkwisting is een centraal thema in dit onderzoek. Wat als betrokkene gehuwd is in gemeenschap van goederen en hij of zij ontdekt dat de partner onophoudelijk schulden blijft maken? Indien echtgenoten in gemeenschap van goederen gehuwd zijn en een van de twee merkt tijdens het huwelijk op dat de ander onophoudelijk schulden blijft maken, is het zaak om de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende echtgenoot zo snel mogelijk te beperken. Immers, het is duidelijk dat indien men in gemeenschap van goederen is gehuwd de schulden op grond van art. 1:96 BW zowel op het gemeenschapsvermogen als op het eigen vermogen kunnen worden verhaald. Zoals uit art. 1:102 BW blijkt, zijn beide echtgenoten zelfs na ontbinding van de gemeenschap aansprakelijk voor het geheel van de schulden, ongeacht door wie deze schulden zijn aangegaan. Dit is de hoofdelijke aansprakelijkheid van iedere partner voor elk gemeenschapsschuld. Dit voelt echter niet altijd correct. Juridisch staat de schuldeiser natuurlijk in zijn recht, maar moreel voelt dit voor de niet schuldenmakende echtgenoot onrechtvaardig. De vraag die nu rijst is: wat kan men preventief doen om de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende echtgenoot te beperken? Anders gezegd: hoe kan men voorkomen aansprakelijk te worden gesteld voor de schulden die een partner maakt? Dit zijn veelal onderwerpen waar men stil bij dient te staan vόόr het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Maar wat indien men voorafgaand aan het huwelijk te veel vertrouwen stelde in de (nieuwe) partner? De volgende vraag is dan: wat kan men curatief doen om de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende echtgenoot te beperken? Dit betreft bijvoorbeeld het geval waarin de echtgenoten in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en een van de echtgenoten onophoudelijk schulden heeft gemaakt en blijft maken. De mogelijkheden die het Nederlandse recht in dergelijke gevallen biedt komen in de volgende paragrafen aan bod.
Shahrzad Hassasian, S309463
35
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 4.2 Wat kan er preventief gedaan worden om aansprakelijkheid van de echtgenoot te beperken? Zoals eerder is aangegeven is het van groot belang voorafgaand aan een huwelijk of geregistreerd partnerschap stil te staan bij de zakelijke gevolgen63 van deze grote stap. Misschien strookt dit niet met de romantische gedachte van het huwelijk voor de toekomstige echtelieden, echter is dit met het oog op de verregaande consequenties van deze stap, sterk aan te bevelen. Dit geldt in het bijzonder als een van beide echtelieden een onderneming drijft. Het ondernemen brengt in de meeste gevallen veel financiële risico’s met zich mee, vooral in de huidige economische crisis. Als het slecht gaat met de onderneming of in het ergste geval, als de onderneming failliet gaat, kunnen de schulden vaak worden verhaald op het gehele vermogen van beide echtgenoten op grond van art. 1:96 lid 1 BW. Hierdoor kan de partner van de ondernemer worden meegetrokken in de schulden. Dit kan bij het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap toch niet de bedoeling zijn? Echter, zijn er meer risico’s dan de risico’s van het ondernemen. Indien een of beide partners gestudeerd heeft/ hebben, is de kans groot op een voorhuwelijkse studieschuld. Als men niets regelt voorafgaande aan het sluiten van het huwelijk, dan worden beide echtgenoten aansprakelijk voor deze studieschulden. Hetzelfde geldt voor andere voorhuwelijkse schulden van een van de echtgenoten. Ook is het mogelijk dat een van de partners gedurende het huwelijk te kampen krijgt met een verslaving. 64 Dit heeft vaak tot gevolg dat de verslaafde echtgenoot onophoudelijk schulden maakt, zoals bij een gokverslaafde. Deze vorm van geldverkwisting door een van de partners brengt niet alleen de geldverkwister in de problemen, maar ook diens niet schuldenmakende echtgenoot. § 4.2.1 Informeren financiële stand van zaken van partner Om bovenstaande risico’s te beperken en dergelijke problemen voor te zijn, is het voorafgaand aan het huwelijk van essentieel belang dat men zich volledig laat informeren over de financiële stand van zaken van zijn of haar (toekomstige) partner. Indien de financiële toestand van de partner bij voorhand al zodanig van aard is, dat duidelijk is dat daaraan
risico’s
verbonden
zijn
voor
de
andere
partner
op
het
gebied
van
aansprakelijkheid, kan men zich afvragen of het een optie is om van het trouwen af te zien. 63 64
M. Langbroek, ‘Alles delen is niet altijd verstandig’, Het Financieel Dagblad 5 februari 2005 E. Verdegaal, ‘Riskant contract: trouwen in gemeenschap’, NRC Handelsblad 24 juni 2008
Shahrzad Hassasian, S309463
36
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Echter, zijn er vaak allerlei principiële, religieuze of romantische redenen verbonden aan de keuze om toch te trouwen. Indien men dan toch de stap wil zetten om in het huwelijksbootje te stappen is het verstandig om voorzorgsmaatregelen te treffen voor eventuele financiële gevolgen die het huwelijk met zich meebrengt. Derhalve is het zaak actie te ondernemen. § 4.2.2 Opstellen huwelijkse voorwaarden Wil men financiële risico’s preventief uitsluiten of beperken, dan kan het opstellen van huwelijkse voorwaarden een uitkomst bieden. Dit kan bijvoorbeeld zijn indien een van de partners voorhuwelijkse schulden heeft, waarvoor de andere partner door het sluiten van het huwelijk, medeaansprakelijk wordt. Ook het voornemen om een eigen bedrijf op te richten kan een groot risico zijn voor de andere partner wanneer men besluit te trouwen. Huwelijkse voorwaarden zijn er in verschillende vormen. Het kan variëren van de beperkte gemeenschap van goederen tot koude uitsluiting. Onder koude uitsluiting wordt verstaan: de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden, waarbij iedere vermogensrechtelijke gemeenschap is uitgesloten zonder dat daaraan enig verrekenbeding betreffende inkomen of vermogen is toegevoegd. 65 Met andere woorden: de koude uitsluiting beschermt het vermogen van de ene echtgenoot tegen de schuldeisers van de andere echtgenoot.66 Alle schulden en bezittingen die men heeft voorafgaand aan het huwelijk, blijven van diegene van wie ze waren en alle bezittingen en schulden die worden opgebouwd tijdens het huwelijk blijven uitsluitend van diegene die ze heeft aangekocht of aangegaan. Met een koude uitsluiting worden onder andere de risico’s voor aansprakelijkheid van schulden van een echtgenoot voor de andere echtgenoot uitgesloten. Hierdoor kan geen verhaal worden gehaald door schuldeisers van de ene echtgenoot op de bezittingen van de andere echtgenoot. Een groot voordeel van de koude uitsluiting is dat er tussen de echtgenoten een zo klein mogelijke financiële band bestaat. De enige financiële band die de partners hebben, is de plicht om elkaar het nodige te verschaffen. Dit betreft de lotsverbondenheid van echtgenoten die gepaard gaat met het huwelijk (art. 1:81 BW). Dit is mijns inziens een win-win situatie waarin beide partners geen risico lopen aansprakelijk te worden gesteld voor elkaars schulden, maar waarin ze wel voor elkaar dienen te zorgen. Een veelvuldig genoemd nadeel 67 van de koude uitsluiting in de literatuur is dat de minst verdienende echtgenoot het risico loopt met lege handen te staan wanneer het huwelijk tot een 65
Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 123 Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 125 67 Van Mourik 2009, p. 122-123 66
Shahrzad Hassasian, S309463
37
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
echtscheiding leidt. Dit doordat de ene partner in geen enkele opzicht meedeelt in de vermogensgroei van de andere partner. 68 Mijns inziens behoeft dit niet altijd een probleem te zijn. Indien beide partners ongeveer hetzelfde inkomen hebben, behoeft men niet bang te zijn door de koude uitsluiting bij echtscheiding benadeeld te worden. Verdient een van de partners aanzienlijk meer dan de ander, is het aan te bevelen een minder vergaande vorm van huwelijkse voorwaarden te kiezen of andere afspraken te maken. Hiermee kan het risico worden verkleind dat een van de partners na scheiding met lege handen komt te staan. Het is mogelijk om te kiezen voor uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen en het vervolgens aan te vullen met verrekenbedingen. 69 Dit betekent dat tijdens het huwelijk de vermogens gescheiden blijven, maar tussentijds of aan het einde van het huwelijk de voor- en nadelen en de winst en het verlies worden verrekend. Met de wetswijziging van 1 januari 2012 zijn de artikelen over de beperkte gemeenschappen komen te vervallen (art. 1:122 tot en met art. 1:128 BW
70
). Dit wil niet zeggen dat het niet
meer mogelijk is om voor een beperkte gemeenschap te kiezen. Deze dient dan uitgeschreven te worden in de huwelijkse voorwaarden.71
68 69 70 71
Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 125 Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 125 A. Heida ,’Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen’, EB 2011, 52 Van Mourik, 2009, p. 109
Shahrzad Hassasian, S309463
38
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 4.3 Wat kan er curatief gedaan worden om aansprakelijkheid van de gedupeerde echtgenoot te beperken? De gemeenschap
van
goederen
betekent voor
wat
betreft
de
passiefkant van
gemeenschap tijdens het huwelijk het volgende: 72
Iedere echtgenoot kan ten laste van de gemeenschap schulden aangaan.
De echtgenoot die deze schuld is aangegaan is hiervoor aansprakelijk.
Tijdens het huwelijk kunnen deze schulden worden verhaald op zowel de goederen van de gemeenschap als eigen goederen van de echtgenoot die de schuld aanging.
Echtgenoten zijn ieder voor de helft draagplichtig voor de gemeenschapsschulden.
Na ontbinding van de gemeenschap betekent het als volgt: iedere echtgenoot blijft voor het geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij voorheen aansprakelijk was. Voor schulden waarvoor hij voorheen niet aansprakelijk was, blijft hij aansprakelijk met dien verstande dat slechts datgene kan worden uitgewonnen wat hij uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap heeft verkregen, aldus art. 1:102 BW. Wanneer men in gemeenschap van goederen is gehuwd en in het huwelijk te maken krijgt met een partner die onophoudelijk schulden blijft maken, waarvoor dientengevolge de andere partner medeaansprakelijk en draagplichtig wordt, is het zaak de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende echtgenoot, zo snel mogelijk te beperken. Om dit te bereiken dient de gemeenschap te worden ontbonden. In art. 1:99 BW zijn de gronden vermeld waarop ontbinding van de gemeenschap kan geschieden. De meest voorkomende gevallen zijn: a) door het eindigen van het huwelijk door overlijden, echtscheiding of ontbinding geregistreerd partnerschap; (art. 1:149 BW) b) door scheiding van tafel en bed; c) door de beschikking die de gemeenschap opheft; d) door opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden. Het gevolg van de ontbinding van de gemeenschap van goederen is dat de werking van de artikelen uit titel 6 en de eerste en tweede afdeling van titel 7 van boek 1 BW worden beëindigd. 72 73
73
Er zal geen boedelmenging meer plaatsvinden. Ten aanzien van de
Kraan & Marck 2008, p. 135 Van Mourik & Verstappen 2006 II, p. 215
Shahrzad Hassasian, S309463
39
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
gemeenschapsschulden en goederen zullen de artikelen van afdeling 3 van titel 7 boek 1 BW van toepassing zijn. De ontbonden huwelijksgemeenschap valt onder de bijzondere gemeenschappen van art. 3:189 lid 2 BW waarop de artikelen uit titel 7 van boek 3 BW van toepassing zijn. De mogelijkheden die de wet biedt om de risico’s van aansprakelijkheid voor de schulden gemaakt door een partner te verkleinen, zullen in deze paragraaf worden besproken. Er zijn mogelijkheden om de aansprakelijkheid van een niet schuldenmakende echtgenoot te beperken zonder het huwelijk te beëindigen en mogelijkheden die kunnen worden ingezet met beëindiging van het huwelijk. § 4.3.1 Opheffing van gemeenschap bij beschikking Op grond van art. 1:109 BW zijn er vier gronden waarop een echtgenoot opheffing van de gemeenschap kan verzoeken, namelijk wanneer de andere echtgenoot:
op lichtvaardige wijze schulden maakt;
de goederen der gemeenschap verspilt;
handelingen verricht die kennelijk indruisen tegen het bestuur van de andere echtgenoot over goederen der gemeenschap;
weigert de nodige inlichtingen te geven omtrent de stand van de goederen van de gemeenschap en van de daarop verhaalbare schulden en het over die goederen gevoerde bestuur.
Indien aan een of meerdere bovenstaande gronden wordt voldaan, is er derhalve een mogelijkheid om opheffing van de gemeenschap door middel van een verzoekschrift aan te vragen bij de rechter. Door opheffing van de gemeenschap bij beschikking74 wordt het huwelijksgoederenregime van rechtswege gewijzigd. Art. 1:111 lid 1 oud BW bepaalde dat na de opheffing de echtgenoten geacht worden te zijn gehuwd met uitsluiting van gemeenschap van goederen, zonder dat daarvoor huwelijkse voorwaarden diende te worden opgesteld.75 De rechter kan in de beschikking tot opheffing bedingen opnemen, die de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen de echtgenoten zullen regelen. Met de inwerkingtreding van de
74 75
Van Mourik & Verstappen 2006 II, p. 217 Breederveld 2008, p. 326
Shahrzad Hassasian, S309463
40
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
wetswijziging van 1 januari 2012, is art. 1:111 lid 1 BW komen te vervallen. 76 Hiermee ontbreekt er een regeling omtrent het huwelijksgoederenregime tussen echtgenoten na opheffing van de gemeenschap. 77 Dit laat echter onverlet dat de opheffing van de gemeenschap door een beschikking van de rechter, tot gevolg heeft dat echtgenoten verder met uitsluiting van gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Het gevolg daarvan is, dat de schulden die vanaf dat moment door een van de partners worden gemaakt, niet voor rekening van de andere partner komen. De rechtsgevolgen van de toewijzing van het verzoek tot opheffing van het gemeenschap, werkten vόόr de wetswijziging terug tot de dag waarop het verzoek was ingeschreven in het huwelijksgoederenregister en de dag waarop het verzoek openlijk was bekend gemaakt in een landelijk dagblad, art. 1:110 lid 1 oud BW jo art. 1:111 lid 1 oud BW. Met de wetswijziging is hier verandering in gekomen. Het tijdstip van ontbinding van de gemeenschap is vervroegd naar het tijdstip van indiening van het verzoek tot ontbinding van de gemeenschap. Dit geldt naast het verzoek tot echtscheiding ook voor het verzoek van scheiding van tafel en bed en het verzoek tot opheffing van de gemeenschap aldus art. 1:99 lid 1 sub d BW. Vanaf die dag worden de echtgenoten derhalve geacht met uitsluiting van gemeenschap van goederen te zijn gehuwd. Een ander gevolg van deze regeling is dat vanaf die dag, de verkrijgingen en schulden van iedere echtgenoot in hun privé- vermogen zullen vallen. Een voorwaarde voor derdenwerking is, dat het verzoek tot opheffing van de gemeenschap, in de huwelijksgoederenregister dient te zijn ingeschreven. Tot slot is er op grond van art. 1:111 BW nog een mogelijkheid om schadevergoeding te verhalen bij de echtgenoot waartegen de beschikking is gewezen, indien deze de gemeenschap heeft benadeeld. Resumé, opheffing van de gemeenschap is een goede oplossing voor partners die het huwelijk in stand willen houden, maar die niet aansprakelijk willen worden gesteld voor de schulden die in de toekomst worden aangegaan door hun partner. Helaas biedt deze mogelijkheid geen oplossing voor de reeds gemaakte schulden tijdens het bestaan van de gemeenschap. Deze zullen alsnog door beide echtgenoten moeten worden gedragen zoals in art. 1:102 BW is bepaald.
76 77
Kamerstukken II, 2005/06, 28 867, nr. 9, p. 4 Breederveld 2008, p. 329-230
Shahrzad Hassasian, S309463
41
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 4.3.2 Ontheffing aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden Normaliter is de ene echtgenoot naast de andere voor het geheel aansprakelijk voor de ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane verbintenissen, met inbegrip van de verbintenissen welke voortvloeien uit de door hem als werkgever ten behoeve van de huishouding aangegane arbeidsovereenkomsten zoals in art. 1:85 BW is bepaald. Een voorbeelden van schulden ten behoeve van de gewone gang van huishouding kunnen zijn; de aanschaf van een auto, doorlopende verplichtingen zoals de huur, gas, water en licht. Op grond van art. 1:86 BW is er een mogelijkheid de rechter te verzoeken de niet handelende echtgenoot te ontheffen van de aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden. Indien daartoe gegronde redenen zijn, zal de rechter op verzoek van een echtgenoot bepalen dat deze niet aansprakelijk zal zijn voor de door de andere echtgenoot in het vervolg aangegane verbintenissen als bedoeld in art. 1:85 BW. Lid 2 van art. 1:86 BW geeft aan dat deze ontheffing op dezelfde wijze kan worden opgeheven dan wel gewijzigd. De werking van deze regel tegenover derden is geregeld in lid 3 van artikel 1:86 BW.
Slechts
indien
de
beschikking
van
de
rechter
is
ingeschreven
in
het
huwelijksgoederenregister en na de inschrijving veertien dagen zijn verlopen, kan dit aan derden die van het bestaan van de beschikking onkundig waren worden tegengeworpen. Op verzoek van de rechter kan bekendmaking in de door hem aangewezen dagbladen worden vereist, teneinde de derdenwerking te laten gelden. De rechter te ’s-Hertogenbosch heeft op 9 juni 2008 een vonnis 78 gewezen waarbij o.a. wederzijdse opheffing van aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden o.g.v. art. 1:86 BW werd verzocht. Man en vrouw zijn in 2001 met elkander gehuwd en uit het huwelijk zijn twee minderjarige kinderen geboren. De man heeft in 2006 de echtelijke woning verlaten en geen contact meer gezocht met de vrouw of de kinderen. De vrouw verzoekt de rechtbank een bijdrage in de kosten van de huishouding op grond van art. 1:84 BW en verzoekt de rechtbank vanaf de datum van deze beschikking niet meer aansprakelijk te zullen zijn voor de door de man aangegane verbintenissen als bedoeld in art. 1:85 lid 1 BW. De man geeft aan geen draagkracht te hebben om een bijdrage te leveren aan de kosten van het huishouden. Tevens verzoekt ook de man opheffing van zijn
78
Rb. ’s-Hertogenbosch, 9 juni 2008, LJN BD3666
Shahrzad Hassasian, S309463
42
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
aansprakelijkheid voor de door de vrouw aangegane verbintenissen ten aanzien van de gewone gang van huishouden. De rechtbank overweegt als volgt: door de man is voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet verwijtbaar werkloos is geworden en dat hij derhalve geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van de huishouding van de vrouw. Het verzoek van de vrouw is afgewezen. Wat betreft de wederzijdse opheffing van aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden overweegt de rechtbank als volgt: vast staat dat partijen langere tijd niet meer duurzaam samenwonen en dat ze sedert het verbreken van de samenwoning geen contact meer met elkaar hebben. Dit brengt met zich mee dat een gegronde reden aanwezig is om over te gaan tot opheffing van de aansprakelijkheid van verbintenissen ten behoeve van de gewone gang van huishouding als bedoeld in art. 1:85 BW. De rechtbank zal derhalve beide verzoeken tot opheffing van aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden toewijzen. Om de opheffing jegens derden tegen te werpen, dient deze beschikking ten minste 14 dagen te zijn ingeschreven in de huwelijksgoederenregister. Uit bovenstaande vonnis blijkt dat het voor langere termijn niet duurzaam samenleven en het nauwelijks danwel geen contact hebben met elkaar, in de gegeven casus volgens de rechtbank, een gegronde reden is tot opheffing van aansprakelijkheid voor huishoudelijke verbintenissen zoals bedoeld in art. 1:85 BW. In het kader van dit onderzoek kan uit bovenstaand vonnis lering worden getrokken, en wel dat het mogelijk is om opheffing van aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden te verzoeken, zodat de partners niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de huishoudelijke schulden die de ander maakt. Dit kan een goede oplossing zijn voor gehuwde partners die niet meer samenleven en geen weet hebben van elkaars uitgaven en de financiële stand van zaken. In dit geval is men er in ieder geval zeker van dat de in de toekomst gemaakte huishoudelijke schulden door de ander, niet voor rekening van de niet schuldenmakende partner komen. Wel is het in dat geval aan te bevelen om definitief te scheiden zodat de partners ook gevrijwaard worden voor de door de andere partner in de toekomst aangegane andere dan huishoudelijke schulden. Echter, kan het zijn dat betrokkenen om andere redenen, denk aan bijvoorbeeld religieuze redenen, ervoor kiezen om niet te scheiden. De scheiding van tafel en bed is dan een maatregel die men kan nemen om behalve de opheffing van aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden, ook de aansprakelijkheid voor andere schulden die de partner maakt te beperken voor de niet Shahrzad Hassasian, S309463
43
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
schuldenmakende echtgenoot. De scheiding van tafel en bed wordt verder in subparagraaf 4.3.4 besproken. § 4.3.3 Het opstellen van huwelijkse voorwaarden staande het huwelijk Art. 1:114 BW bepaalt dat zowel vόόr als tijdens het huwelijk door echtgenoten huwelijkse voorwaarden kunnen worden opgesteld. Voor een echtgenoot die tijdens het huwelijk te maken krijgt met een partner die onophoudelijk schulden blijft maken kan dit een uitweg zijn om de financiële risico’s in de toekomst verder te beperken. Tot het moment van de echtscheiding kunnen echtgenoten hun huwelijksgoederenregime wijzigen door huwelijkse voorwaarden op te laten stellen.79 Men kan bijvoorbeeld kiezen voor uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen of voor een beperkte gemeenschap. 80 Met ingang van de inwerkingtreding van de huwelijkse voorwaarden, wordt de huwelijksgemeenschap opgeheven en ontbonden. Men dient de gemeenschapsgoederen te verdelen alvorens de huwelijkse voorwaarden inwerkingtreden. 81 Het tijdstip van de inwerkingtreding is op grond van art. 1:120 lid 1 BW de dag nadat de akte is verleden, tenzij in de akte een later tijdstip is opgenomen. De derdenwerking vangt aan nadat de huwelijkse voorwaarden minstens veertien dagen in het huwelijksgoederenregister zijn ingeschreven. Vόόr de wetswijziging van 1 januari 2012 werd van deze mogelijkheid niet vaak gebruik gemaakt. Dit was vooral te wijten aan de rechterlijke goedkeuring die hiervoor vereist was. Door de wetswijziging, met name de codificatie van de Dozy-clausule in art.1:102 BW, is het zoals in subparagraaf 3.3.7 is beschreven, mogelijk om zonder rechterlijke goedkeuring tot het maken van huwelijkse voorwaarden over te gaan. Hiermee is de vereiste rechterlijke goedkeuring, art. 1:119 oud BW, komen te vervallen. 82 Dit maakt het makkelijker voor echtgenoten om staande
het
huwelijk,
het
huwelijksgoederenregime
te
wijzigen
door
huwelijkse
voorwaarden aan te gaan. Men blijft weliswaar hoofdelijk met elkaar verbonden ten aanzien van de gemeenschapsschulden die voorheen zijn gemaakt door de echtgenoten, maar men kan wel worden beschermd tegen toekomstige schulden.
79 80 81 82
Breederveld 2008, p. 335 Kraan & Marck 2008, p. 167 Van Mourik & Verstappen 2006 II, p. 217 Burgerhart & Schols 2011, p. 110
Shahrzad Hassasian, S309463
44
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 4.3.4 Scheiding van tafel en bed Door scheiding van tafel en bed blijft het huwelijk anders dan door echtscheiding in stand. Wel zal door de scheiding van tafel en bed de huwelijksgemeenschap worden ontbonden zoals dat ook het geval is bij echtscheiding.83 Scheiding van tafel en bed kan op dezelfde gronden als echtscheiding worden verzocht, art. 1:169 lid 1 BW jo art. 1:151 BW. De gemeenschap zal in geval van scheiding van tafel en bed op grond van art. 1:99 lid 1 sub c BW, op het tijdstip van indiening van het verzoek worden ontbonden. Door de ontbinding
van
de
huwelijksgemeenschap
zullen
de
regels
omtrent
bestuur,
aansprakelijkheid, draagplicht en verhaalbaarheid worden gewijzigd. Voor de tijdens het huwelijk aangegane schulden blijven de regels van titel 7 van boek 1 BW gelden. De schulden die vanaf het moment van het verzoek tot scheiding van tafel en bed, door een van
de
partners
worden
gemaakt,
zullen
privéschulden
zijn,
waarvoor
de
niet
schuldenmakende echtgenoot niet aansprakelijk is. Wel dient, zoals art. 1:99 lid 2 BW bepaald, het verzoek tot scheiding van tafel en bed te zijn ingeschreven in het huwelijksgoederenregister om het derden die hiervan onkundig waren te kunnen tegenwerpen. Bij een scheiding van tafel en bed blijft de onderhoudsplicht wel bestaan. Scheiding van tafel en bed kan of te wel worden beëindigd door verzoening van de echtgenoten door hun eensluidend verzoek in het huwelijksgoederenregister te doen inschrijven dat de scheiding is opgehouden te bestaan, waarna het huwelijk van rechtswege herleeft alsof er geen scheiding van tafel en bed heeft plaatsgehad art. 1:176 BW, of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed op verzoek van een der echtgenoten, indien de scheiding van tafel en bed ten minste drie jaren heeft geduurd, art. 1:179 lid 1 BW. Deze termijn kan worden verkort tot ten minste een jaar, indien de andere echtgenoot zich gedurig schuldig heeft gemaakt aan wangedrag, dat van de echtgenoot die het verzoek heeft gedaan, niet kan worden verwacht het huwelijk te doen voortbestaan, art. 1:179 lid 2 BW. Al met al is de scheiding van tafel en bed een mogelijkheid om zonder definitief uit elkaar te gaan, de huwelijksgemeenschap te ontbinden waardoor men als het ware financieel gezien van een gemeenschap van goederen naar de koude uitsluiting gaat. Voor een crisissituatie waarin een van de partners schulden blijft maken kan dit een goede oplossing zijn. Scheiding van tafel en bed kan eeuwig voortbestaan, het kan opgeheven worden door verzoening of het kan een tussenstap zijn naar een echtscheiding.
83
Van Mourik & Verstappen 2006 II, p. 216
Shahrzad Hassasian, S309463
45
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 4.3.5 Ondercuratelestelling Er zijn gevallen waarin men niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen, bijvoorbeeld op persoonlijk of financieel gebied. Hierbij valt te denken aan iemand die een verstandelijke beperking heeft of aan een verslaving lijdt. Curatele is een maatregel om misbruik van de situatie door een ander tegen te gaan. 84 Maar het is ook een manier om iemand die de gevolgen van zijn handelingen niet kan overzien, te beschermen. De gronden van curatele zijn opgenomen in art. 1:378 lid 1 BW. Curatele kan slechts worden aangevraagd op verzoek van de persoon zelf, de partner of andere familieleden tot aan de vierde graad, de voogd of het openbare ministerie, art. 1:379 BW. De persoon die onder curatele wordt gesteld, wordt de curandus genoemd. Op grond van art. 1:381 lid 1 BW, werkt de curatele vanaf de dag waarop zij is uitgesproken. De rechter benoemt een curator. Bij voorkeur zal dat de levensgezel van betrokkene zijn. Indien er geen levensgezel is, zal de voorkeur uitgaan naar een van de ouders van betrokkene, zijn kinderen, broers of zusters. De curandus wordt handelingsonbekwaam. Dat betekent dat de betrokkene geen beslissingen meer mag nemen zonder toestemming van zijn of haar curator aldus art. 1:381 lid 3 BW. Wel is betrokkene op grond van art. 1:381 lid 5 BW bekwaam om te beschikken over het geld dat diens curator hem of haar geeft ten aanzien van zijn of haar levensonderhoud. Een bijzondere regeling geldt voor iemand die uit hoofde van verkwisting of drankmisbruik onder curatele is gesteld. Deze blijft op grond van art. 1:382 BW bekwaam tot het verrichten van familierechtelijke handelingen, voor zover de wet niet anders bepaalt. Er bestaat ook een spoedprocedure. Indien er onmiddellijk een maatregel dient te worden genomen omdat iemand bijvoorbeeld in sneltreinvaart hoge schulden blijft maken, en de uiteindelijke beslissing van de kantonrechter niet kan worden afgewacht, kan een provisionele bewindvoerder worden aangewezen, die de voorlopige belangen van de betrokkene zal behartigen totdat de kantonrechter het verzoek tot curatele toewijst danwel afwijst. Art. 378 lid 1 Sub b BW geeft specifiek aan dat de kantonrechter een meerderjarige onder anderen onder curatele kan stellen wegens verkwisting. Dit is derhalve een van de gronden voor curatele. Daarbij kan gedacht worden aan iemand die geld blijft uitgeven en die daarmee grote schulden maakt. Zoals bekend, kan dit binnen een huwelijk in gemeenschap van goederen grote problemen veroorzaken. Niet alleen voor de betrokkenen zelf, maar ook voor diens partner. Deze maatregel kan derhalve uitkomst bieden in een situatie waarin een van de in gemeenschap van goederen gehuwde partners 84
“Curatele, bewind en mentorschap” < http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/curatele-bewind-en-mentorschap/curatele-bewind-of-mentorschapaanvragen>
Shahrzad Hassasian, S309463
46
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
excessieve schulden blijft maken door bijvoorbeeld een gokverslaving. De persoon die voorheen de schulden maakte wordt handelingsonbekwaam, de curator, vaak de partner van de curandus, dient toestemming te geven voor alle beslissingen (behalve voor de familierechtelijke handelingen). Indien de curandus een rechtshandeling verricht zonder toestemming van de curator, is deze vernietigbaar. 85 Doordat er geen excessieve schulden meer kunnen worden gemaakt, zal de niet schuldenmakende partner worden beschermd voor aansprakelijkheid voor toekomstige schulden. Dit kan een goede oplossing zijn voor echtgenoten die gehuwd willen blijven, maar die niet meer geconfronteerd willen worden met de aansprakelijkheid voor de excessieve schulden die hun partner maakt naar aanleiding van bijvoorbeeld een gokverslaving. Let wel, de verzoeker dient aannemelijk te maken dat de betrokkene voldoet aan een van de gronden van curatele. § 4.3.6 Onderbewindstelling Onderbewindstelling is een minder vergaande maatregel dan de ondercuratelestelling. Dit komt doordat onderbewindstelling slechts een financiële maatregel is. Deze maatregel kan derhalve een uitkomst bieden voor iemand die ten gevolge van zijn of haar lichamelijke of geestelijke toestand, tijdelijk of duurzaam, niet in staat is zijn of haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, aldus art. 1:431 lid 1 BW. Iemand die onder bewind staat wordt derhalve geacht wel in staat te zijn, zijn of haar persoonlijke belangen te behartigen. Het verzoek tot het instellen van bewind aan de kantonrechter kan op grond van art. 1:432 lid 1 BW geschieden door betrokkenen zelf, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner danwel andere levensgezel, zijn bloedverwanten tot de vierde graad, zijn voogd, zijn curator, zijn mentor zoals bedoeld in titel 20 van boek 1 BW of het openbare ministerie. Het is tevens mogelijk dat een rechter ambtshalve bij afwijzing van een verzoek tot ondercuratelestelling, overgaat tot instelling van bewind. De kantonrechter kan bewind instellen over een of meerdere goederen van de rechthebbende. Daaronder kunnen tevens vallen de goederen die behoren tot zijn of haar huwelijksgemeenschap. Onderbewindstelling van een of meerder goederen treedt in werking een dag nadat de beschikking is verstrekt of verzonden tenzij de beschikking een latere tijdstip van ingang vermeldt, art. 1:434 lid 2 BW. De rechter die het bewind instelt, benoemt een bewindvoerder en volgt voor zover gegronde redenen zich hiertegen niet verzetten, de voorkeur van de betrokkene, aldus art. 1:435 lid 3 BW. Tijdens het bewind, komt het beheer over de onder bewind staande goederen toe aan de bewindvoerder. De 85
J.W.P. Verheugt 2003, p. 203
Shahrzad Hassasian, S309463
47
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
rechthebbende kan slechts met toestemming van de bewindvoerder danwel met de machtiging van de kantonrechter over de onder bewind staande goederen beschikken. Iemand wiens goederen onder bewind staan, is anders dan bij ondercuratelestelling, handelingsbekwaam.86 Slechts over de goederen die onder bewind staan kan betrokkene niet
vrijelijk
beschikken.
Voor
andere
rechtshandelingen
heeft
betrokkene
geen
toestemming van de bewindvoerder nodig. In het kader van dit onderzoek kan op grond van het bovenstaande de onderbewindstelling een goede mogelijkheid zijn voor de niet schuldenmakende echtgenoot, om het bewind over bepaalde goederen op zich te nemen, teneinde vervreemding of bezwaring van het goed door de partner tegen te gaan. Het is van belang de vier belangrijkste verschillen tussen ondercuratelestelling en onderbewindstelling in het achterhoofd te houden.87 Onderstaand schema biedt een bondig beeld hiervan. Kenmerken: Ondercuratelestelling
Onderbewindstelling
Heeft betrekking op de meerderjarige zelf
Heeft
betrekking
op
een
of
meerdere
goederen van een meerderjarige Betrokkene wordt handelingsonbekwaam
Betrokkene wordt handelingsonbevoegd
Mogelijk in geval van geestelijke stoornis,
Mogelijk in geval van geestelijke en of
drankzucht en verkwisting
lichamelijke stoornis
Publicatie in Staatscourant verplicht, bij
Publicatie
nalatigheid dient aan derden de schade te
onderbewind
worden vergoed.
registergoed betreft. Deze dient in het
is
niet
verplicht,
gestelde
tenzij
goed
het een
kadaster te worden ingeschreven. Indien het
onderbewind
gestelde
goed
een
onderneming betreft, dient deze in het register van de Kamer van Koophandel te worden ingeschreven.
86
“Curatele, bewind en mentorschap” < http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/curatele-bewind-en-mentorschap/curatele-bewind-of-mentorschapaanvragen> 87 M.J.C. Koens, 2004 (T&C pers.- en fam), p. 589
Shahrzad Hassasian, S309463
48
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 4.3.7 Afstand van de gemeenschap Beide echtgenoten hebben het recht zichzelf te bevrijden van aansprakelijkheid van de door de andere echtgenoot aangegane gemeenschapsschulden door na ontbinding van de gemeenschap afstand88 te doen van de gemeenschap. 89 Zo ook een echtgenoot van wie de partner onophoudelijk schulden heeft gemaakt als gevolg van bijvoorbeeld een verslaving. Op grond van art. 1:103 BW kan men worden ontheven van de aansprakelijkheid en de draagplicht voor schulden van de gemeenschap waarvoor men vόόr de ontbinding van de gemeenschap niet aansprakelijk was. Het gevolg hiervan is dat het deel van de gemeenschap, waarvan afstand wordt gedaan, aanwast bij het deel van de andere echtgenoot. De echtgenoot die afstand heeft gedaan van de gemeenschap kan op grond van art. 1:103 lid 3 BW niets meer uit de gemeenschap vorderen, behoudens zijn bed met beddengoed en kleding voor persoonlijk gebruik. De papieren en gedenkstukken behorende tot zijn familie kan door betrokkene tegen de geschatte prijs worden overgenomen. De ontheffing heeft betrekking op de aansprakelijkheid en de draagplicht voor de schulden der gemeenschap waarvoor hij vόόr de ontbinding der gemeenschap niet aansprakelijk was maar die intrad door de werking van art. 1:102 BW laatste zin jo art. 1:103 lid 4 BW. De echtgenoot die afstand doet blijft derhalve geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij voor de ontbinding zelf ook aansprakelijk was, aldus art. 1:103 lid 5 eerste zin BW. Voor gemeenschapsschulden waarvoor beide echtgenoten vόόr de ontbinding van de gemeenschap aansprakelijk waren, blijft de draagplicht voor de helft rusten op de echtgenoot die afstand doet van de gemeenschap.
90
Indien de
echtgenoot die afstand doet van de gemeenschap, meer dan de helft van een schuld heeft voldaan waarvoor beide echtgenoten vόόr de ontbinding van de gemeenschap voor het geheel aansprakelijk waren, kan men voor het meerdere verhaal halen bij de andere echtgenoot. Indien de andere echtgenoot een schuld heeft voldaan, waarvoor hij voor de ontbinding van de gemeenschap niet aansprakelijk was, kan hij dit verhalen op de echtgenoot die afstand van de gemeenschap heeft gedaan. Indien de andere echtgenoot een schuld waarvoor beide echtgenoten vόόr de ontbinding van de gemeenschap aansprakelijk waren voor meer dan de helft heeft voldaan, heeft hij voor het meerdere verhaal tegen de echtgenoot die afstand heeft gedaan van de gemeenschap. Het afstand doen geschiedt door binnen drie maanden na ontbinding van de gemeenschap, een akte van afstand te doen inschrijven in het huwelijksgoederenregister (art. 1:104 BW jo art. 88 89 90
Van Mourik & Nuytinck 2009, p. 119 Asser/ de Boer 2010, nr. 366 Asser/ de Boer 2010, nr. 373
Shahrzad Hassasian, S309463
49
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
1:116 BW) ter griffie van de rechtbank binnen welke rechtsgebied het huwelijk is vertrokken of indien het huwelijk buiten Nederland is aangegaan, ter griffie van de rechtbank te ’sGravenhage. Ter verduidelijking van “afstand van de gemeenschap” volgt het volgende voorbeeld:91 A en B zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Het huwelijk wordt ontbonden door echtscheiding. De ontbonden gemeenschap van goederen bestaat uit: Activa:
€ 80.000,-
Schulden aangegaan door A: € 140.000,Schulden aangegaan door B: € 20.000,Er is een tekort in de gemeenschap van € 80.000,-. A en B zijn beide op grond van art. 1:102 BW voor het geheel aansprakelijk voor dit tekort. Met dien verstande dat voor schulden waarvoor A of B voorheen niet aansprakelijk waren, slechts goederen van de andere echtgenoot kunnen worden uitgewonnen, ter waarde van hetgeen zij/hij uit hoofde van de verdeling heeft ontvangen. B ontvangt € 40.000,- van de activa uit de verdeling. Zij is aansprakelijk voor € 20.000,- (eigen schuld) + € 140.000,- echter voor die € 140.000,- was zij voorheen niet aansprakelijk, derhalve kan voor die schuld slechts € 40.000,- worden uitgewonnen (hetgeen het bedrag is dat zij uit hoofde van de verdeling heeft ontvangen). Per saldo is B draagplichtig voor € 20.000,- + € 40.000,- = € 60.000,A ontvangt € 40.000,- van de activa uit de verdeling. Hij is aansprakelijk voor € 140.000,- (eigen schuld) + € 20.000,- schulden aangegaan door B. (A is aansprakelijk voor het geheel van de schuld aangegaan door B aangezien deze schuld de € 40.000,- die hij uit hoofde van de verdeling heeft ontvangen niet te boven gaat). Per saldo is A aansprakelijk en draagplichtig voor € 140.000,- + € 20.000,- = € 160.000,-. Als B afstand doet van de gemeenschap, krijgt zij niets van de activa en blijft zij voor het geheel aansprakelijk voor de € 20.000,- eigen schuld. Echter, is B niet meer aansprakelijk voor het deel van de schuld van A zijnde € 40.000,-. Per saldo gaat B hierop € 40.000,- vooruit (althans minder achteruit). Zij is dan slechts aansprakelijk en draagplichtig voor een schuld van € 20.000,-.
In bovenstaand voorbeeld kan men denken dat B, door afstand te doen van de gemeenschap geen financieel voordeel geniet, doordat de aansprakelijkheid van de
91
Kraan & Marck 2008, p. 136
Shahrzad Hassasian, S309463
50
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
€ 40.000,- van B voor de schuld van A weggestreept kan worden tegen de € 40.000,- die B misloopt, doordat ze niets ontvangt uit de activa. Het voordeel voor B in deze is echter dat zij niet meer aangesproken kan worden voor de schuld van B en zij slechts aansprakelijk is voor haar eigen schuld, waarvoor ze voor de ontbinding ook aansprakelijk was. Ook blijft A, medeaansprakelijk voor de € 20.000,- schuld van B. De in subparagraaf 4.3.1 tot en met subparagraaf 4.3.7 genoemde mogelijkheden tot beperking van de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende echtgenoot, betreffen maatregelen die genomen kunnen worden met instandhouding van het huwelijk. De in subparagraaf 4.3.8 genoemde mogelijkheid, is er een waarbij het huwelijk niet in stand blijft. § 4.3.8 Echtscheiding Zoals uit art. 1:99 lid 1 sub b BW blijkt, kan de gemeenschap onder andere worden ontbonden door beëindiging van het huwelijk door echtscheiding. Het gevolg van een echtscheiding is derhalve dat vanaf het tijdstip van het verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank, de gemeenschap wordt ontbonden. Op grond van art. 1:100 lid 1 BW hebben beide echtgenoten en gelijk aandeel in de ontbonden gemeenschap, indien zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Zoals reeds eerder is benoemd, wordt de aansprakelijkheid van schulden na de ontbinding, in art. 1:102 BW geregeld. Beide echtgenoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden, met dien verstande dat slechts datgene wat een echtgenoot uit de ontbinding van de gemeenschap heeft verkregen tot verhaal van schuldeisers kan dienen indien het gemeenschapsschulden betreffen waarvoor de echtgenoot voorheen niet aansprakelijk was. Een van de mogelijkheden om de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende partner curatief te beperken is door het beëindigen van het huwelijk. Helaas wordt de niet schuldenmakende echtgenoot in dat geval slechts beschermd tegen de toekomstige schulden die door de ex-partner zullen worden gemaakt. Voor de reeds gemaakte schulden tijdens het huwelijk, zal de regeling van art. 1:102 BW gelden. Men kan er derhalve voor kiezen de gemeenschap te ontbinden door middel van echtscheiding, om zichzelf te beschermen tegen toekomstige schulden van de partner. Deze mogelijkheid is niet aan te bevelen wanneer men toch met elkaar verder wil leven. In dat geval is het een betere optie om staande het huwelijk huwelijkse voorwaarden op te laten stellen. Op deze manier kan men ook worden beschermd tegen toekomstige schulden die door de partner worden gemaakt, zonder van elkaar te scheiden. Shahrzad Hassasian, S309463
51
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
H5: Conclusies & aanbevelingen § 5.1 Inleiding De hoofdvraag van deze masterthesis luidt zoals reeds in paragraaf 1.3 is benoemd, als volgt: hoe verhoudt de fundamentele ratio van het Nederlandse gemeenschapssysteem zich tot iemand die financiële schade toebrengt aan zijn of haar partner door het maken van excessieve schulden tijdens de huwelijkse periode ten koste van de partner en met name welke gevolgen heeft deze vorm van geldverkwisting voor de aansprakelijkheid van de gedupeerde partner? In hoofdstuk 2 is getracht het huidige Nederlandse gemeenschapssysteem kort en bondig uit te leggen. Hierbij is met name ingegaan op de regelingen met betrekking tot schulden binnen de gemeenschap. In hoofdstuk 3 zijn de belangrijkste wijzigingen voor de gemeenschap van goederen benoemd en zijn de gevolgen van de nieuwste wetswijziging onderzocht ten aanzien van de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende echtgenoot voor de schulden van zijn of haar partner. Hoofdstuk 4 geeft aan wat de mogelijkheden zijn om de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende echtgenoot te beperken wanneer men te maken heeft met een geldverkwister als partner in een huwelijk in gemeenschap van goederen. Er is een tweedeling gemaakt in de mogelijkheden, zodat duidelijk wordt wat men preventief kan doen om de aansprakelijkheid voor de toekomstige schulden van een echtgenoot uit te sluiten danwel te beperken en wat men curatief kan doen om de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende echtgenoot te beperken indien men te maken heeft met een partner die excessieve schulden maakt of is gaan maken waarvoor preventief geen maatregelen zijn genomen. Tevens is er een onderscheid gemaakt tussen de curatieve maatregelen die men kan nemen om de aansprakelijkheid van de niet schuldenmakende partner te verkleinen met instandhouding van het huwelijk als ook zonder instandhouding van het huwelijk.
Shahrzad Hassasian, S309463
52
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
§ 5.2 Conclusie Ten aanzien van de vraag, hoe verhoudt de fundamentele ratio van het Nederlandse gemeenschapssysteem zich tot iemand die financiële schade toebrengt aan zijn of haar partner door het maken van excessieve schulden tijdens de huwelijkse periode en welke gevolgen heeft deze vorm van geldverkwisting voor de aansprakelijkheid van de gedupeerde partner, kan ik als volgt concluderen. In het geval binnen een huwelijk in gemeenschap van goederen door een van de partners schulden worden gemaakt, zijn de volgende regelingen van toepassing ten aanzien van de aansprakelijkheid, draagplicht en verhaalbaarheid: Wie is aansprakelijk? Diegene die kan worden aangesproken tot het verrichten van een prestatie is meestal diegene die de schuld is aangegaan, de schuldenaar. Echter, aansprakelijkheid kan ook uit de wet voortvloeien zoals de aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden die in art. 1:85 BW is opgenomen. In dit geval zijn beide echtgenoten voor het geheel aansprakelijk voor verbintenissen aangegaan ten behoeve van de gewone gang van huishouding. Diegene die aansprakelijk is, hoeft niet altijd de prestatie geheel of gedeeltelijk te voldoen, dit betreft een draagplichtkwestie. Indien het een schuld betreft waarvoor beide echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk zijn, dient een echtgenoot de prestatie wel geheel te voldoen. In dat geval ontstaat er een onderlinge regresrecht voor de echtgenoot die de prestatie heeft voldaan jegens de andere echtgenoot. Draagplicht, te wiens laste komt de prestatie? Tijdens een huwelijk in gemeenschap van goederen dienen beide echtgenoten de schulden gezamenlijk te dragen indien de schuld tot de huwelijksgemeenschap behoort. Na ontbinding van de gemeenschap zijn de echtgenoten ieder voor de helft draagplichtig voor de gemeenschapsschulden, aldus art. 1:100 BW. Daarnaast blijft ieder draagplichtig voor zijn of haar privéschulden. Verhaalbaarheid, wiens goederen komen voor uitwinning in aanmerking? Voor een schuld van de echtgenoot kunnen ongeacht of deze in de gemeenschap vallen, zowel de goederen der gemeenschap als zijn eigen goederen worden uitgewonnen. Hierop is echter één uitzondering gemaakt. Indien een echtgenoot goederen van de schuldenaar Shahrzad Hassasian, S309463
53
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
kan aanwijzen die voldoende verhaal bieden, kunnen de goederen van de gemeenschap niet worden uitgewonnen voor een privéschuld. Indien toch de goederen van de gemeenschap worden uitgewonnen, is de echtgenoot wiens schuld uit de gemeenschap is voldaan, gehouden tot een vergoeding aan de gemeenschap. Hetzelfde geldt voor een gemeenschapsschuld die met privévermogen is voldaan. Het beloop van de vergoeding wordt op basis van de beleggingsleer bepaald, art. 1:96 BW jo art. 1:87 BW. Na ontbinding van de gemeenschap blijft iedere echtgenoot voor het geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij/ zij voordien ook aansprakelijk was. Voor andere schulden van de gemeenschap is de ene echtgenoot hoofdelijk met de ander verbonden, met dien verstande dat slechts hetgeen hij of zij uit de verdeling van de gemeenschap heeft verkregen kan worden uitgewonnen, aldus art. 1:102 BW. Uit het bovenstaande kan ik concluderen dat er geen bijzondere regelingen bestaan wat betreft de aansprakelijkheid, draagplicht en verhaalbaarheid voor gehuwden die te maken krijgen met een partner die excessieve schulden maakt of heeft gemaakt. Met andere woorden, er is geen uitzonderingsregel voor bijvoorbeeld een gehuwd persoon, waarvan de partner excessieve schulden maakt of is gaan maken door bijvoorbeeld een vorm van verslaving. Er zijn echter mogelijkheden voor de niet schuldenmakende partner om zijn of haar aansprakelijkheid te beperken ten aanzien van de schulden, die zijn gemaakt door de schuldenmakende echtgenoot. Men kan preventief maatregelen nemen om zich in te dekken voor een situatie waarin men aansprakelijk kan worden gesteld voor eventuele (excessieve) schulden die in de toekomst door de partner kunnen worden aangegaan en men kan curatieve maatregelen nemen, indien men zich reeds in een situatie bevindt waarin zijn of haar partner excessieve schulden maakt. Preventief dient men zich allereerst goed te laten informeren over de stand van zaken van zijn of haar toekomstige huwelijkspartner. Dit zodat men de juiste stappen kan ondernemen om zichzelf te beschermen tegen risico’s ten aanzien van aansprakelijkheid voor de schulden van de partner. Om de financiële risico’s die een huwelijk in gemeenschap van goederen met zich meebrengt te beperken, kan men er voor kiezen huwelijkse voorwaarden op te stellen. Hierin kan men de financiële band van elkaar zo groot en zo klein maken als men zelf wil. Curatief
zijn
er
tal
van
mogelijkheden
om
de
aansprakelijkheid
van
de
niet-
schuldenmakende echtgenoot ten aanzien van de schulden van de andere echtgenoot te beperken. Helaas gelden deze maatregelen in de meeste gevallen niet met terugwerkende Shahrzad Hassasian, S309463
54
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
kracht. De schulden die tot dan toe zijn gemaakt blijven voor rekening van beide echtgenoten. Echter, kan men zich beschermen voor de in de toekomst door de echtgenoot te maken schulden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de wet een aantal mogelijkheden biedt om de aansprakelijkheid van een niet schuldenmakende echtgenoot te beperken, zowel met instandhouding van het huwelijk als ook zonder instandhouding van het huwelijk. Beperking van de aansprakelijkheid met instandhouding van het huwelijk: Een mogelijkheid is een verzoek tot opheffing van de gemeenschap bij beschikking. Het gevolg van een dergelijke beschikking is dat echtgenoten vanaf dat moment met uitsluiting van gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Derhalve zullen de schulden die vanaf dat moment door een van de partners worden gemaakt, niet langer voor rekening van de andere partner komen. De wet biedt tevens de mogelijkheid om ontheffing te vragen voor de aansprakelijkheid voor de schulden aangegaan ten behoeve van de gewone gang van huishouding, art. 1:86 BW. Indien de rechter gegronde redenen ziet, kan hij op verzoek van een echtgenoot bepalen dat deze niet aansprakelijk zal zijn voor de schulden zoals bedoeld in art. 1:85 BW. Dit kan in het bijzonder een nuttige maatregel zijn in het geval dat de partners niet meer duurzaam samenwonen. In dat geval zal de echtgenoot die ontheffing heeft gekregen, niet meer aangesproken kunnen worden voor de huishoudelijke schulden die door diens partner in de toekomst zullen worden gemaakt. Voor de reeds gemaakte schulden biedt dit artikel echter geen oplossing. Een andere mogelijkheid voor partners om de aansprakelijkheid voor elkaars schulden te beperken, althans voor de in de toekomst te maken schulden, is door staande het huwelijk, huwelijkse voorwaarden op te stellen. Men kan hierdoor de financiële band tussen elkaar zodanig regelen, dat men in de toekomst niet meer aansprakelijk kan worden gesteld voor schulden gemaakt door een van de echtgenoten. Hiervoor dient men echter wel eerst de bestaande
gemeenschap
te
ontbinden
en
te
verdelen,
hierna
kan
het
nieuwe
huwelijksregime zijn intrede doen. Teneinde de aansprakelijkheid voor de toekomstige schulden van elkaar te beperken is het ook mogelijk om scheiding van tafel en bed te verzoeken. Het huwelijk blijft hierdoor in stand. Echter, wordt de gemeenschap ontbonden, waardoor men financieel gezien van een gemeenschap
van
goederen
overstapt
naar
een
ander
zelf
gekozen
huwelijksgoederenstelsel. Hierdoor is men niet langer aansprakelijk voor de in de toekomst
Shahrzad Hassasian, S309463
55
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
door de andere echtgenoot te maken schulden. Men neme echter goede nota dat de onderhoudsplicht tussen de echtgenoten wel blijft bestaan! Ook de ondercuratelestelling is een optie om de toekomstige schulden van de echtgenoot onder bedwang te houden. De persoon die voorheen excessieve schulden maakte wordt door de ondercuratelestelling handelingsonbekwaam. De rechter wijst een curator aan, vaak de partner van de curandus. Deze dient in het vervolg toestemming te geven voor alle beslissingen (inclusief voor sommige familierechtelijke handelingen). Een rechtshandeling verricht door de curandus, zonder toestemming van de curator, is vernietigbaar. Door deze constructie kan de curandus geen excessieve schulden meer maken, hetgeen ervoor zorgt dat de niet schuldenmakende partner wordt beschermd tegen aansprakelijkheid voor toekomstige schulden. De onderbewindstelling is een soortgelijke maatregel als de ondercuratelestelling. Het verschil zit hem in de reikwijdte van de maatregel. De ondercuratelestelling is een vergaande
maatregel
die
betrekking
heeft
op
een
persoon
zelf,
terwijl
de
onderbewindstelling betrekking heeft op een of meerdere goederen van de persoon. De persoon die onder bewind staat wordt wat betreft een of meerdere goederen handelingsonbevoegd.
De
rechthebbende
kan
slechts
met
toestemming
van
de
bewindvoerder, die door de kantonrechter wordt benoemd, danwel met de machtiging van de
kantonrechter,
over
de
onderbewind
staande
goederen
beschikken.
De
onderbewindstelling kan de niet schuldenmakende echtgenoot beschermen tegen vervreemding of bezwaring van een bepaald goed door de schuldenmakende partner. Een andere optie die men heeft om zich te bevrijden van aansprakelijkheid voor de schulden van een echtgenoot, waarvoor men vόόr de ontbinding van de gemeenschap niet aansprakelijk was, is afstand doen van de gemeenschap na ontbinding van de gemeenschap. Hierdoor kan diegene die afstand van de gemeenschap heeft gedaan niets meer uit de gemeenschap vorderen. Echter, men is niet meer aansprakelijk voor de schulden die de echtgenoot heeft gemaakt waarvoor men vόόr de ontbinding niet aansprakelijk was. Voor gemeenschapsschulden waarvoor men vόόr de ontbinding van de gemeenschap aansprakelijk was, blijft men aansprakelijk. Uiteraard is men na ontbinding van de gemeenschap niet meer aansprakelijk voor de toekomstige schulden van de expartner. Het deel waarvan afstand is gedaan, wast aan bij het deel van de andere echtgenoot. De andere echtgenoot blijft echter wel medeaansprakelijk voor de schulden van de echtgenoot die afstand heeft gedaan van de gemeenschap.
Shahrzad Hassasian, S309463
56
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Beperking van de aansprakelijkheid zonder instandhouding van het huwelijk: Door echtscheiding wordt de gemeenschap ontbonden. Ten aanzien van de reeds gemaakte schulden tijdens het huwelijk, zal de regeling van art. 1:102 BW gelden. Derhalve wordt men door de echtscheiding slechts beschermd tegen de toekomstige schulden die door de ex-partner zullen worden gemaakt. De meeste mogelijkheden die in dit onderzoek zijn besproken zijn gericht op het beperken van de aansprakelijkheid voor schulden die in de toekomst gemaakt zullen worden. Gebleken is derhalve dat er slechts één mogelijkheid is om onder de aansprakelijkheid van de reeds gemaakte schulden van de partner af te komen, namelijk door afstand te doen van de gemeenschap na ontbinding van de gemeenschap. Dit is een extreme oplossing, daar men in een dergelijk geval niet alleen afstand doet van de lasten van de gemeenschap
maar
ook van
de baten van de
gemeenschap. Echter, extreme
omstandigheden vragen om extreme maatregelen! Indien men gehuwd is met een geldverkwister en men hierdoor dieper en dieper in de schulden komt, is het zaak de aansprakelijkheid voor de reeds bestaande schulden zo veel mogelijk te beperken en de aansprakelijkheid van de toekomstige schulden uit te sluiten.
§ 5.3 Aanbevelingen Op grond van dit onderzoek wordt duidelijk hoe de fundamentele ratio van het Nederlandse gemeenschapssysteem zich verhoudt tot iemand die financiële schade toebrengt aan zijn of haar partner door het maken van excessieve schulden tijdens de huwelijkse periode en welke gevolgen deze vorm van geldverkwisting heeft voor de aansprakelijkheid van de gedupeerde partner. Daarmee staat derhalve vast wie juridisch in zijn of haar recht staat. Wat betreft de vraag, of een gedupeerde echtgenoot, in een extreem geval als een huwelijk in gemeenschap van goederen met een geldverkwister, uitgesloten kan worden van aansprakelijkheid voor de schulden aangegaan door de geldverkwister, bestaat er mijns inziens een leemte in de huidige wet. Op grond van dit onderzoek, zijn een aantal aanbevelingen te geven, die van essentieel belang kunnen zijn voor alle toekomstige echtlieden. Men kan zowel in de voorhuwelijkse fase als tijdens het huwelijk actie ondernemen om het risico van aansprakelijkheid voor schulden, gemaakt door de partner, te beperken. Allereerst is het noodzakelijk om preventief de risico’s voor aansprakelijkheid voor elkaars schulden te beperken. Dit kan men doen door een reëel beeld te krijgen van de stand van Shahrzad Hassasian, S309463
57
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
zaken van de persoon met wie men het huwelijk aan wil gaan. Bij twijfel over de financiële stand van zaken van een partner, is het huwen in gemeenschap van goederen een bijzonder onverstandige keus en derhalve niet aan te bevelen. Het is mogelijk dat men zelfs, na preventief onderzoek te hebben verricht naar de financiële stand van zaken van diens partner, binnen een huwelijk in gemeenschap van goederen, te maken krijgt met een partner die excessieve schulden maakt of blijkt te hebben gemaakt, zonder dat diens partner hier vanaf weet. In dat geval is het zaak dat de niet schuldenmakende partner, direct na de wetenschap hiervan actie onderneemt. Dit kan men doen door gebruik te maken van de informatieplicht92 die in de wet is opgenomen, art. 1:83 BW. Hierdoor kan men orde op zaken stellen en de stand van zaken op dat moment in kaart brengen. Naar aanleiding van de stand van zaken kan men besluiten om staande het huwelijk huwelijkse voorwaarden op te stellen. Hierdoor is men in ieder geval beschermd voor de schulden die de partner in de toekomst zal maken. Ook is het aan te bevelen om de trouwambtenaar of de notaris te belasten met een voorlichtingsplicht. Hierdoor worden de toekomstige echtelieden gewezen op de risico’s die een huwelijk in gemeenschap van goederen met zich meebrengt. Om de gegeven voorlichting kracht bij te zetten, is het mijns inziens van belang om de toekomstige echtelieden een document te laten ondertekenen, waarin partijen aangeven op de hoogte te zijn van de bijkomende risico’s van het huwelijk in gemeenschap van goederen en waarin men aangeeft bewust te kiezen voor deze huwelijksgoederenregime. In dat geval kan men achteraf niet klagen over de mogelijke schulden waarin men is komen te verkeren en de problemen die dit met zich meebrengt. Ondanks de resultaten van dit onderzoek, is verder onderzoek naar mijn mening vereist om uit te zoeken of het medisch of psychisch, door middel van objectieve criteria, vast te stellen is, wanneer men aan een verslaving lijdt. Op grond daarvan kan dan een uitzondering in de wet opgenomen worden, zodat de partner van een verslaafde kan worden beschermd tegen de aansprakelijkheid van schulden opgebouwd tijdens het huwelijk in gemeenschap van goederen doordat de verslaafde echtgenoot onophoudelijk excessieve schulden heeft gemaakt of blijft maken. Indien iemand aan een ziekelijke stoornis lijdt, waardoor deze onophoudelijk excessieve schulden blijft maken, en diens partner hiervan niet op de hoogte is, zou het redelijk zijn indien de schuld alleen op de 92
Voor meer informatie over de informatieplicht, zie § 3.3.1.
Shahrzad Hassasian, S309463
58
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
schuldenmakende echtgenoot verhaald kan worden. Een vergelijking kan worden gemaakt met iemand die ontoerekeningsvatbaar is bevonden waardoor de juridische consequenties voor die betrokkene variëren. In het kader van dit onderzoek kan men zeggen dat er meerdere opties zijn om aansprakelijkheid voor toekomstige schulden, gemaakt door partners, te beperken. Echter, voelt het moreel onrechtvaardig dat een echtgenoot van een geldverkwister zich curatief niet geheel kan beschermen tegen aansprakelijkheid voor schulden die reeds gemaakt zijn door schuldenmakende partner naar aanleiding van een verslaving. Een uitzonderingsregel zou hier naar mijn mening op zijn plaats zijn.
Shahrzad Hassasian, S309463
59
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Literatuurlijst Boeken: Asser/ de Boer 2010 Asser/ de Boer, Personen en familierecht, Deventer: Kluwer 2010 Burgerhart & Schols 2011 Burgerhart & Schols, nieuw huwelijksvermogensrecht, Den haag: Sdu Uitgevers 2011 Koens 2004 M.J.C. Koens, Tekst en commentaar personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2004 Kraan & Marck 2008 C.A. Kraan & Q.J. Marck, Het huwelijksvermogensrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2008
Luijten 1998 E.A.A. Luijten, Het Nederlands personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 1998 Pitlo & Van der Burght 2002 A. Pitlo & G. van der Burght, Personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2002 Van Mourik 2009 M.J.A. van Mourik, Huwelijksvermogensrecht, deel 12 in de serie monografieën privaatrecht, Deventer: Kluwer 2009 Van Mourik & Nuytinck 2009 M.J.A. Van Mourik & A.J.M. Nuytinck, Personen- en familierecht, huwelijksvermogensrecht en erfrecht, Deventer: Kluwer 2009 Van Mourik & Verstappen 2006 II M.J.A. van Mourik & L.C.A. Verstappen, Handboek Nederlands vermogensrecht bij scheiding, Deventer: Kluwer 2006 Van Mourik & Verstappen 2009 M.J.A. van Mourik & L.C.A Verstappen, Handboek Nederlands vermogensrecht bij scheiding Studenteditie, Deventer: Kluwer 2009 Verbeke 2002 A. Verbeke, De legitieme Dood of ontbloot? Leve de echtgenoot!, Deventer: Kluwer 2002 Verheugt 2009 J.W.P. Verheugt, Inleiding in het Nederlands recht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2003 Shahrzad Hassasian, S309463
60
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Bijdragen: W. Schrama, C. Forder & A. Verbeke, Geen woorden maar daden, Gehuwd of niet, maakt het iets uit?, Antwerpen: Intersentia 2005
Dissertaties: B. Breederveld, De huwelijksgemeenschap bij echtscheiding (diss. Amsterdam VU), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2008
Tijdschriftartikelen: B. Breederveld,’ De wet aanpassing gemeenschap van goederen’ FJR 2012/16 A. Heida, ‘ Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen’, EB 2011/52 M. Langbroek, ‘Alles delen is niet altijd verstandig’, Het Financieel Dagblad 5 februari 2005 M.J.A. van Mourik, ‘Vernieuwd huwelijksvermogensrecht’, WPNR 2012/6913 A.J.M. Nuytinck, ‘Hoe nu verder met het onthoofde wetsvoorstel 28 867 (wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen)?’, WPNR 2008/6773 S. Perrick,‘ Aansprakelijkheid en draagplicht voor gemeenschapsschulden na ontbinding van de huwelijksgemeenschap volgens het ontwerp Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen’ WPNR 2010/6868 A. Spoormans, ‘ Nieuwe wet over huwelijk is een gemiste kans’, Het Financieel Dagblad 28 april 2011 A. Verbeke, ‘Ongelijkheid in huwelijks- en samenlevingscontracten’, TC 2009/8 E. Verdegaal, ‘Riskant contract: trouwen in gemeenschap’, NRC Handelsblad 24 juni 2008
Shahrzad Hassasian, S309463
61
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Jurisprudentie: Rb. ’s-Hertogenbosch 9 juni 2008, LJN BD3666 Rb. Rotterdam 29 juli 2009, LJN BJ4187 Hof Leeuwarden 21 oktober 2010, LJN BO2881 HR 12 juni 1987, NJ 1988, 150
Publicaties: Stb. 2011, 205
Kamerstukken: Kamerstukken I 2009/10, 28 867, nr. G Kamerstukken I 2010/11, 23, nr. 5 Kamerstukken I 2010/11, 23, nr. 7 Kamerstukken II 2002/03, 28 867, nr. 3 Kamerstukken II 2007/08, 28 867, nr.14 Kamerstukken II 2006/07, 28 867, nr.13 Kamerstukken II 2005/06, 28 867, nr. 4 Kamerstukken II 2010/11, 32 870, nr. 3
Websites: www.officielebekendmakingen.nl www.overheid.nl www.rechtsorde.nl WWW.RIJKSOVERHEID .NL
www.tweedekamer.nl “In gemeenschap van goederen, geld en schulden” < http://financieel.infonu.nl/geld/53903-in-gemeenschap-van-goederen-geld-en-schulden.html> “Schulden van een ex partner” ” Verdeling gemeenschap” http://www.familierechtsite.nl/verdeling-gemeenschap/index.html
Shahrzad Hassasian, S309463
62
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
“Aansprakelijkheid schulden na einde relatie” “Gemeenschap van goederen: de verdeling van alle bezittingen na de echtscheiding” Hoe nu verder met het onthoofde wetsvoorstel 28 867” “Schulden bij echtscheiding” “Curatele, bewind en mentorschap” < http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/curatele-bewind-en-mentorschap/curatele-bewind-ofmentorschap-aanvragen>
Shahrzad Hassasian, S309463
63
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Bijlage
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011
205 Wet van 18 april 2011 tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen inzake de wettelijke gemeenschap van goederen aan te passen en in verband daarmee enkele andere wijzigingen aan te brengen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 80f, derde zin, vervalt. Aa Na artikel 82 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt: Artikel 83 Echtgenoten verschaffen elkaar desgevraagd inlichtingen over het door hen gevoerde bestuur alsmede over de stand van hun goederen en schulden. B Na artikel 86 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt: Artikel 87 1. Indien een echtgenoot ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een goed dat tot zijn eigen vermogen zal behoren, verkrijgt of indien ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een schuld
Staatsblad 2011
Shahrzad Hassasian, S309463
205
64
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
ter zake van een tot zijn eigen vermogen behorend goed wordt voldaan of afgelost, ontstaat voor de eerstgenoemde echtgenoot een plicht tot vergoeding. 2. De vergoeding beloopt een gedeelte van de waarde van het goed op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan. Dit gedeelte: a. is in het geval van een verkrijging ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot evenredig aan het uit diens vermogen afkomstige aandeel in de tegenprestatie voor het goed; b. komt in het geval van een voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot overeen met de verhouding tussen het uit diens vermogen voldane of afgeloste bedrag ten opzichte van de waarde van het goed op het tijdstip van die voldoening of aflossing. 3. Ten aanzien van de vergoeding gelden voorts de volgende regels: a. tenzij de echtgenoot het vermogen van de andere echtgenoot met diens toestemming heeft aangewend op de wijze als bedoeld in het eerste lid, beloopt de vergoeding ten minste het nominale bedrag dat ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot is gekomen; b. ter zake van goederen die naar hun aard bestemd zijn om te worden verbruikt, beloopt de vergoeding steeds het nominale bedrag dat ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot is gekomen; c. ter zake van goederen die inmiddels zijn vervreemd zonder dat daarvoor andere goederen in de plaats zijn gekomen, wordt in plaats van de waarde, bedoeld in de aanhef van het tweede lid, uitgegaan van de waarde ten tijde van de vervreemding. Met een vervreemding wordt gelijkgesteld het onherroepelijk worden van een begunstiging bij een sommenverzekering of een andere begunstiging bij een beding ten behoeve van een derde. 4. Echtgenoten kunnen bij overeenkomst afwijken van het eerste lid tot en met het derde lid. Geen vergoeding is verschuldigd voorzover door de verkrijging, voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot wordt voldaan aan een op die echtgenoot rustende verbintenis. 5. Kan de vergoeding overeenkomstig het eerste tot en met het vierde lid niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat. C De afdelingen 1 en 2 van titel 7 komen te luiden: AFDELING 1 Algemene bepalingen Artikel 93 Deze titel is op echtgenoten van toepassing. Bij huwelijkse voorwaarden kan uitdrukkelijk of door de aard der bedingen worden afgeweken van bepalingen van deze titel, behalve voorzover bepalingen zich uitdrukkelijk of naar hun aard tegen afwijking verzetten. Artikel 94 1. Van het ogenblik der voltrekking van het huwelijk bestaat tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen. 2. De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle goederen der echtgenoten, bij aanvang van de gemeenschap aanwezig of nadien, zolang de gemeenschap niet is ontbonden, verkregen, met uitzondering van: a. goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen;
Staatsblad 2011
Shahrzad Hassasian, S309463
205
65
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
b. pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is alsmede met die pensioenrechten verband houdende rechten op nabestaandenpensioen; c. rechten op het vestigen van vruchtgebruik als bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Boek 4, vruchtgebruik dat op grond van die bepalingen is gevestigd, alsmede hetgeen wordt verkregen ingevolge artikel 34 van Boek 4. 3. Goederen en schulden die aan een der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet. 4. Vruchten van goederen die niet in de gemeenschap vallen, vallen evenmin in de gemeenschap. Buiten de gemeenschap valt hetgeen wordt geïnd op een vordering die buiten de gemeenschap valt, alsmede een vordering tot vergoeding die in de plaats van een eigen goed van een echtgenoot treedt, waaronder begrepen een vordering ter zake van waardevermindering van zulk een goed. 5. De gemeenschap omvat, wat haar lasten betreft, alle schulden van ieder der echtgenoten, met uitzondering van schulden: a. betreffende van de gemeenschap uitgezonderde goederen; b. uit door een der echtgenoten gedane giften, gemaakte bedingen en aangegane omzettingen als bedoeld in artikel 126, eerste lid, en tweede lid, onder a en c, van Boek 4. 6. Bestaat tussen echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een goed toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt dat goed als gemeenschapsgoed aangemerkt. Het vermoeden werkt niet ten nadele van de schuldeisers der echtgenoten. Artikel 95 1. Een goed dat een echtgenoot anders dan om niet verkrijgt, blijft buiten de gemeenschap, indien het bij de verkrijging voor meer dan de helft van de tegenprestatie ten laste van zijn eigen vermogen komt. Voorzover de tegenprestatie ten laste van de gemeenschap komt, is de echtgenoot gehouden tot een vergoeding aan de gemeenschap. Het beloop van de vergoeding wordt bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid. 2. Indien een goed tot de gemeenschap gaat behoren en een echtgenoot bij de verkrijging uit zijn eigen vermogen aan de tegenprestatie heeft bijgedragen, komt deze echtgenoot een vergoedingsvordering toe, waarvan het beloop overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid, wordt bepaald. Artikel 96 1. Voor een schuld van een echtgenoot kunnen, ongeacht of deze in de gemeenschap is gevallen, zowel de goederen der gemeenschap als zijn eigen goederen worden uitgewonnen. 2. Voor een niet in de gemeenschap gevallen schuld van een echtgenoot kunnen de goederen van de gemeenschap niet worden uitgewonnen, indien de andere echtgenoot eigen goederen van eerstgenoemde aanwijst, die voldoende verhaal bieden. 3. De echtgenoot uit wiens eigen goederen een schuld der gemeenschap is voldaan, heeft deswege recht op vergoeding uit de goederen der gemeenschap. Betreft het een schuld ter zake van een tot de gemeenschap behorend goed, dan wordt het beloop van de vergoeding bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid. 4. De echtgenoot wiens niet in de gemeenschap gevallen schuld uit goederen der gemeenschap is voldaan, is deswege gehouden tot vergoeding aan de gemeenschap. Betreft het een schuld ter zake van een
Staatsblad 2011
Shahrzad Hassasian, S309463
205
66
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
tot zijn eigen vermogen behorend goed, dan wordt het beloop van de vergoeding bepaald overeenkomstig artikel 87, tweede en derde lid. 5. De echtgenoot die een schuldeiser tegenwerpt dat een goed waarop deze verhaal zoekt niet behoort tot de gemeenschap, draagt daarvan de bewijslast. Artikel 96a Indien een echtgenoot door een begunstiging bij een door zijn overlijden tot uitkering komende sommenverzekering een gift aan een derde heeft gedaan en ten laste van de gemeenschap premies voor die verzekering zijn gekomen, is de echtgenoot deswege gehouden tot vergoeding aan de gemeenschap. De vergoeding beloopt een gedeelte van de waarde van de uitkering, evenredig aan het uit de gemeenschap afkomstige aandeel in de premies. Artikel 96b Echtgenoten kunnen bij overeenkomst het beloop van vergoedingen ingevolge de artikelen 95, 96 en 96a anders bepalen. Artikel 87, vierde lid, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing. Kan de vergoeding niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat. AFDELING 2 Het bestuur van de gemeenschap Artikel 97 1. Een goed dat op naam van een echtgenoot staat, staat onder diens bestuur. Voor het overige is ieder der echtgenoten bevoegd tot het bestuur over de goederen van de gemeenschap. Artikel 170, eerste lid, van Boek 3 is van overeenkomstige toepassing. 2. Is een goed der gemeenschap met toestemming, verleend door de echtgenoot onder wiens bestuur dat goed alleen of mede stond, dienstbaar aan een beroep of bedrijf van de andere echtgenoot, dan berust het bestuur van dat goed, voor zover het handelingen betreft die als normale uitoefening van dat beroep of bedrijf zijn te beschouwen, uitsluitend bij laatstbedoelde echtgenoot en voor het overige bij de echtgenoten gezamenlijk. Een verleende toestemming geldt voor de gehele duur van het beroep of bedrijf, tenzij de echtgenoten anders overeenkomen, doch de rechtbank kan de dienstbaarheid op verzoek van een echtgenoot te allen tijde wegens gegronde redenen beëindigen. 3. Geschillen tussen de echtgenoten over het bestuur ten aanzien van tot de gemeenschap behorende goederen, kunnen op verzoek van de echtgenoten of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. D Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. De gemeenschap wordt van rechtswege ontbonden: a. in geval van het eindigen van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap door overlijden: op het tijdstip van overlijden; b. in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de rechter: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding onderscheidenlijk indiening van het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap;
Staatsblad 2011
Shahrzad Hassasian, S309463
205
67
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
c. in geval van scheiding van tafel en bed: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot scheiding van tafel en bed; d. in geval van opheffing van de gemeenschap door een beschikking: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot opheffing van de gemeenschap; e. in geval van beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden: op het tijdstip waarop de overeenkomst tot beëindiging wordt gesloten; f. in geval van vermissing en een daarop gevolgd huwelijk of geregistreerd partnerschap: op het tijdstip waarop de beschikking, bedoeld in artikel 417, eerste lid, in kracht van gewijsde is gegaan; g. in geval van opheffing bij latere huwelijkse voorwaarden: op het tijdstip, bedoeld in artikel 120, eerste lid. 2. Een nieuw tweede en derde lid worden ingevoegd, die luiden: 2. De ontbinding van de gemeenschap door indiening van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d, alsmede door sluiting van een overeenkomst als bedoeld onder e, kan aan derden die daarvan onkundig waren slechts worden tegengeworpen, indien het desbetreffende verzoek dan wel de overeenkomst ingeschreven was in het huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116. 3. Indien vast komt te staan dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en d, dan wel een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onder e, niet meer kan leiden tot echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd partnerschap, scheiding van tafel en bed, opheffing van de gemeenschap door een beschikking, onderscheidenlijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, herleven van rechtswege alle gevolgen van de gemeenschap, alsof er geen verzoek was ingediend of overeenkomst was gesloten, tenzij zich inmiddels een andere grond voor ontbinding heeft voorgedaan. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die zijn verricht tussen het tijdstip van indiening van het verzoek of sluiting van de overeenkomst en het tijdstip waarop komt vast te staan dat het verzoek of de overeenkomst niet meer tot het in de eerste zin bedoelde gevolg kan leiden, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling. 3. In het tot vierde lid te vernummeren tweede lid worden de woorden «waarvan toewijzing ontbinding tot gevolg zal hebben» vervangen door: als bedoeld in het eerste lid, onder b, c of d. De zinsnede «, telkens voor het geval de gemeenschap wordt ontbonden» vervalt. E Artikel 102, tweede zin, komt te luiden: Voor andere schulden van de gemeenschap is hij hoofdelijk met de andere echtgenoot verbonden, met dien verstande evenwel dat daarvoor slechts kan worden uitgewonnen hetgeen hij uit hoofde van verdeling van de gemeenschap heeft verkregen, onverminderd de artikelen 190, eerste lid, en 191, eerste lid, van Boek 3. Ea In artikel 110 vervalt het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid. Eb In artikel 111 vervalt het eerste lid onder vernummering van het tweede en het derde lid tot eerste en tweede lid.
Staatsblad 2011
Shahrzad Hassasian, S309463
205
68
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
Ec Artikel 112 vervalt. Eca Aan artikel 116 wordt een lid toegevoegd, luidende: 3. In afwijking van het eerste lid kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat het register elders dan ter griffie der rechtbank wordt gehouden. Bij algemene maatregel van bestuur kan eveneens worden bepaald dat de verstrekking van gegevens ter inschrijving in het register uitsluitend op een in die maatregel aan te geven wijze plaats vindt. Ed Artikel 119 vervalt. F De artikelen 122 tot en met 128 vervallen. G Vervallen. H Artikel 131, eerste lid, komt te luiden: 1. Bestaat tussen niet in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een recht aan toonder of een zaak die geen registergoed is, toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt het goed geacht aan ieder der echtgenoten voor de helft toe te behoren. I Artikel 133, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In de tweede zin wordt na «erfopvolging» ingevoegd «bij versterf» en wordt na «making» ingevoegd: , lastbevoordeling. 2. Toegevoegd wordt een zin, luidende: Evenmin heeft de verplichting tot verrekening betrekking op vermogen dat bestaat uit rechten op het vestigen van vruchtgebruik als bedoeld in de artikelen 29 en 30 van Boek 4, vruchtgebruik dat op grond van die bepalingen is gevestigd, alsmede hetgeen wordt verkregen ingevolge de artikelen 34, 35, 36, 38 en 126, tweede lid, onder a en c, van Boek 4, en afdeling 3 van titel 4 van Boek 4. Ia In artikel 134 vervalt «van de erflater», wordt na «erfopvolging» ingevoegd «bij versterf» en wordt na «making» ingevoegd: , lastbevoordeling. J Aan artikel 142, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
Staatsblad 2011
Shahrzad Hassasian, S309463
205
69
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
h. in geval van opheffing van de wederzijdse verplichting tot verrekening bij huwelijkse voorwaarden: het tijdstip, bedoeld in artikel 120, eerste lid. K Artikel 166, derde zin, vervalt.
ARTIKEL II Artikel 61 van de Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd: 1. Het derde lid komt te luiden: 3. Van de aan de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde opgekomen rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn, welke ingevolge artikel 94, tweede lid, onder a en c, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de huwelijkse voorwaarden onderscheidenlijk de voorwaarden van geregistreerd partnerschap buiten de gemeenschap vallen, moet, in geval van geschil, door beschrijving of bescheiden blijken. 2. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Op de belegging of wederbelegging is artikel 95, eerste lid, eerste volzin, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
ARTIKEL III Artikel 8 van de Wet conflictenrecht huwelijksvermogensregime vervalt.
ARTIKEL IV Artikel 19 van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap vervalt.
ARTIKEL V 1. Artikel 87 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is slechts van toepassing op vergoedingsvorderingen die ontstaan op grond van verkrijgingen, voldoeningen of aflossingen die na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet plaatsvinden. Op de vergoedingsvorderingen die zijn ontstaan op grond van verkrijgingen, voldoeningen of aflossingen die vóór dat tijdstip hebben plaatsgevonden, blijft het recht van toepassing zoals dat gold onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. 2. Op een gemeenschap van goederen, ontstaan vóór de inwerkingtreding van deze wet, is artikel 94, tweede lid, onder c, en vijfde lid, onder b, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing. 3. Artikel 95, eerste lid, tweede en derde zin, en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is slechts van toepassing op vergoedingsvorderingen die ontstaan op grond van verkrijgingen, voldoeningen of aflossingen die na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet plaatsvinden. Op de vergoedingsvorderingen die zijn ontstaan op grond van verkrijgingen, voldoeningen of aflossingen die vóór dat tijdstip hebben plaatsgevonden, blijft het recht van toepassing zoals dat gold onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Staatsblad 2011
Shahrzad Hassasian, S309463
205
70
Juridisch in je recht, moreel onrechtvaardig!
4. Artikel 96, derde lid, tweede zin, en vierde lid, tweede zin, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is slechts van toepassing op vergoedingsvorderingen die ontstaan op grond van voldoening van schulden die na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet plaatsvindt. Op de vergoedingsvorderingen die zijn ontstaan op grond van voldoening van schulden die vóór dat tijdstip heeft plaatsgevonden, blijft het recht van toepassing zoals dat gold onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. 5. Artikel 96a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing indien de begunstiging op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds onherroepelijk was. 6. Artikel 99 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing in de gevallen waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een verzoek als bedoeld in artikel 99, eerste lid, onder b, c of d, van dat boek reeds is ingediend of een overeenkomst als bedoeld in artikel 99, eerste lid, onder e, van dat boek reeds is gesloten, maar nog geen inschrijving in de registers van de burgerlijke stand heeft plaatsgevonden. 7. Op de hoofdelijke aansprakelijkheid die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet ter zake van gemeenschapsschulden door ontbinding van een gemeenschap is ontstaan, blijft artikel 102 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing. 8. De artikelen 119 en 166, derde zin, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals deze luidden vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op vóór dat tijdstip gemaakte of gewijzigde huwelijkse voorwaarden. 9. De artikelen 122 tot en met 128 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals die artikelen luidden onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op gemeenschappen van winst en verlies en van vruchten en inkomsten, overeengekomen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
ARTIKEL VI Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL VII Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Kamerstuk 28 867
Gegeven te ’s-Gravenhage, 18 april 2011 Beatrix De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten Uitgegeven de tiende mei 2011 De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten stb-2011-205 ISSN 0920 - 2064 ’s-Gravenhage 2011
Staatsblad 2011
Shahrzad Hassasian, S309463
205
71