Jürg Schweri over het Zwitserse onderwijssysteem
Rolmodel voor het moderne duale stelsel? De laatste dondermiddaglezing voor de zomervakantie stond in het teken van het Zwitserse systeem van beroepsonderwijs. Prof. dr. Jürg Schweri (SFIVET) maakte zo’n dertig toehoorders deelgenoot van de verschillende kenmerken van het beroepsonderwijs in zijn land. Marc van der Meer, directeur van ecbo, verwelkomt alle aanwezigen en introduceert het gespreksonderwerp. Zwitserland staat op eerste plek van de innovatie-index, Nederland steeg van de zesde naar de vijfde plek. In het Alpenland doen ze dus wel iets goed. Bijna twee derde van de jongeren in Zwitserland kiest voor het beroepsonderwijs, dat geheel duaal (combinatie van leren en werken) is ingericht. Het bedrijfsleven is nauw betrokken bij zowel de inrichting van het curriculum, als de uitvoering van het onderwijs en de vaststelling van het aantal opleidingsplaatsen. Welk profijt hebben zowel bedrijven als scholen en jongeren bij dit duale systeem van beroepsonderwijs? En wat kan Nederland daarvan leren, met name over de inrichtingsprincipes en sturingsmogelijkheden van het onderwijs? Goede voorbereiding Jürg Schweri neemt daarna het woord over. Na een korte introductie in keurig Nederlands (Schweri’s moeder is Nederlands), schakelt hij toch over op het Engels, omdat hij in die taal de vakspecifieke terminologie beter beheerst. Schweri begint met een verwijzing naar de introductie van Van der Meer: “Iedereen zegt dat we een goed systeem hebben, niet in de laatste plaats onze eigen politici. Daarbij wijzen ze vooral op twee zaken: 1) De lage jeugdwerkeloosheid. Maar dat heeft Nederland ook, dus dat kan niet alleen de verdienste van het Zwitserse systeem zijn. En 2) De World Skills: Aziatische landen en Brazilië doen het altijd goed bij deze vakwedstrijden, maar Zwitserland eindigde in 2011 op de vierde plaats en is daarmee de beste van Europa. De conclusie die we daaruit kunnen trekken: we zijn erg goed in het voorbereiden van de jeugd op de arbeidsmarkt. Maar de vraag is, hoe doen we dat?” Het onderwijssysteem Daarmee maakt Schweri de overstap naar de structuur van het Zwitsers onderwijssysteem (zie onderstaand schema). Na de verplichte schooltijd tot 16 jaar hebben jongeren ruwweg de keuze uit twee routes. Avo-scholen vormen via een gymnasiumdiploma een voorbereiding op enerzijds de universiteit en anderzijds de Fachhochschulen, vergelijkbaar met ons hbo. Een andere route is die via het beroepsonderwijs. De standaardopleiding duurt hier 4 jaar en is vergelijkbaar met ons mbo. Nog een andere, vrij recente toevoeging aan het systeem, is een tweejarige opleiding voor mensen met leermoeilijkheden. Die kunnen daarna eventueel instromen in de vierjarige variant. Na dit mbo zijn er meerdere mogelijkheden voor tertiair onderwijs. Rechtstreeks naar de Höhere Fachschulen (niet te verwarren met de Fachhochschulen; de Höhere Fachschulen zijn een meestal duale verdieping van de mbo-opleiding, die opleiden voor specifieke beroepen) of de eidgenössischen Berufs- und höheren Fachprüfungen (ook wel: meesterproeve). Deze laatste gaat vaak wel uit van eerder opgedane beroepservaring.
Het Zwitserse onderwijssysteem, 7 juni 2012
ecbo
1
Geen doodlopende routes Een eveneens vrij recente toevoeging aan het Zwitserse systeem is de Berufsmaturität: een voorbereidende onderwijsvorm van een extra jaar, of extra vakken, via welke studenten uit het beroepsonderwijs alsnog naar de universiteit en het hbo kunnen. Schweri: “Deze toevoeging aan het systeem is gemaakt om doodlopende einden te voorkomen. Vanaf ieder instapmoment is mogelijk om elk eindstation te bereiken.” Het beroepsonderwijs is daarnaast volkomen duaal, een combinatie van leren en werken. Dit leidt ertoe dat veel studenten van de gymnasiumroute eerst een of meer jaren werkervaring opdoen, alvorens ze in plaats van de universiteit kiezen voor de Fachhochschule, Höhere Fachschule of eidgenössischen Berufs- und höheren Fachprüfungen. Die laatste staan dermate hoog aangeschreven en vormen dusdanige vakspecifieke cursussen dat soms ook universitair afgestudeerden deze meesterproeven afleggen als verdieping voor een toekomstig beroep. Partnerschap bedrijfsleven, onderwijs en overheid Na deze uitvoerige beschrijving van het Zwitserse onderwijssysteem vat Schweri de belangrijkste principes nog even samen: ‘Geen afsluiting, zonder aansluiting’, oftewel: geen doodlopende routes. De federale diploma’s worden landelijk erkend, omdat iedereen de gezamenlijk afgesproken competenties en kwalificaties kent. De curricula worden permanent up-to-date gehouden door commissies per beroepsrichting, waarin de beroepssector de ‘lead’ heeft.
Het Zwitserse onderwijssysteem, 7 juni 2012
ecbo
2
Er is een goed werkend partnerschap tussen de belangrijkste actoren in het beroepsonderwijs (‘een poldermodel’, zoals Schweri het noemt). De eerste van deze vier principes is al besproken, Schweri neemt zijn gehoor nu mee naar de samenwerking van de verschillende partners in het beroepsonderwijs (zie onderstaand schema). De landelijke overheid is verantwoordelijk voor de strategische planning van het hele systeem en draagt voor 25% bij aan de publieke financiering van het systeem. De afzonderlijke kantons kennen een grote mate van autonomie: ze bepalen mede de beroepskwalificaties en zijn verantwoordelijk voor het onderwijs en voor 75% van de publiek fondsen. De derde partij, die met private fondsen bijdraagt aan het duale systeem, zijn de vertegenwoordigende partijen in de beroepssectoren. Zij spelen een grote rol bij de bepaling van de inhoud van de curricula. Volgens Schweri “kan de een niet zonder de ander. De onderhandeling zijn soms moeilijk, maar de uitkomst wordt wel door iedereen gedragen.”
Curriculumontwikkeling Bij de ontwikkeling van de curriculums en de beroepskwalificaties speelt de organisatie waar Schweri werkt, SFIVET, een grote rol. SFIVET staat voor Swiss Federal Institute for Vocational Education and Training en vervult niet alleen een R&D-functie voor het beroepsonderwijs (zoals ook ecbo), maar leidt ook de professionals voor het beroepsonderwijs op en ondersteunt de verschillende partijen bij de curriculumontwikkeling. Dat begint bij het onderzoeken van de vragen van de arbeidsmarkt: wat zijn de benodigde vaardigheden voor een bepaald beroep, nu en in de nabije toekomst? Commissies
Het Zwitserse onderwijssysteem, 7 juni 2012
ecbo
3
met daarin vertegenwoordigers uit de beroepssectoren, onderwijsinstellingen en de overheid analyseren deze vragen en ontwerpen van daaruit een curriculum en kwalificatiedossier. SFIVET is vervolgens betrokken bij de implementatie, onder andere door de training van docenten, praktijkbegeleiders en examinatoren. Nadat een nieuw curriculum in de praktijk van het beroepsonderwijs is gestart, begint de cirkel opnieuw, zodat het hele systeem continu up-to-date wordt gehouden. Coördinatie van het leren In de onderwijspraktijk is het zaak dat wat er op de verschillende leerplekken wordt geleerd ook daadwerkelijk ondersteunend is aan elkaar, zodat er een consistent curriculum ontstaat dat zo goed mogelijk aansluit op de beroepspraktijk. Een klein stapje terug: zoals aangegeven is het beroepsonderwijs in Zwitserland volledig duaal ingericht, dus een combinatie van leren en werken. De verschillende leerplekken bestaan uit theoretische lessen op een onderwijsinstelling, stage/training in een bedrijf en vaak ook nog overkoepelende cursussen die worden georganiseerd door een branche of bedrijfstak, omdat tijdens een stage in een enkel bedrijf – waar vaak gewoon productie moet worden gedraaid – niet altijd voldoende diepgaande leermomenten kunnen worden ingebouwd. Schweri illustreert dit met het voorbeeld van de bandzaag. Tijdens een stage bedienen de leerlingen een bandzaag. Op een branchecursus leren ze verschillende problemen met deze zaag repareren, terwijl in de school de functie en werking van zo’n zaag worden geleerd. Al deze onderdelen zijn door de verschillende partners al bij het ontwerpen van de kwalificatiedossiers en curricula met elkaar afgestemd. Belangen en motieven Schweri, die van huis econoom is, toont zijn gehoor vervolgens verschillende kosten-batenanalyses die de redenen van een bedrijf of bedrijfstak om deel te nemen in dit systeem verklaren. Want waarom zouden bedrijven in Zwitserland zoveel investeren in het beroepsonderwijs en de verschillende stages en cursussen? Wat levert het hen op? Onder de verschillende redenen zijn ondermeer het motief dat stagiairs gewoon werken en dus productief zijn in een bedrijf. De jongeren financieren dus in feite hun eigen training. In andere gevallen gaat het om een investering voor de toekomst: de baten van een stage en/of beroepsopleiding wegen niet op tegen de kosten, maar de bedrijven trainen hiermee wel hun toekomstige werknemers en plukken de vruchten dus later. Verschillende wetenschappelijke onderzoeken en analyses ondersteunen deze gedachten. Zo weegt het trainen van stagiairs soms zeer zeker op tegen de kosten van het zoeken en aannemen van een vakman. De stagiairs moeten dan na hun opleiding wel voor het betreffende bedrijf werken, anders valt dit voordeel weg. Dit geldt helemaal voor meer technische opleidingen, waarbij de sinitiële kosten van onderwijs hoger zijn. Bedrijven willen deze leerlingen vaak graag houden als werknemer. De kosten-batenanalyses laten zien dat het trainen van stagiairs in de meeste gevallen sowieso financieel voordelig uitpakt, nog afgezien van de sociale wenselijkheid om jongeren een opleidingsplek te bieden. Ook voor de jongeren zelf loont het de moeite om een beroepsopleiding te volgen. Het zogeheten return on investment van de beroepsopleidingen is hoger dan dat van de universiteit. Sterke punten en uitdagingen Op het einde van zijn lezing vat Schweri de sterke punten en uitdagingen van het Zwitsers systeem voor beroepsonderwijs nog eens samen voor zijn gehoor. Sterk punten: Lage jeugdwerkeloosheid Meer dan 90% van de jongeren heeft een diploma op hoger secundair niveau Het Zwitserse onderwijssysteem, 7 juni 2012
ecbo
4
Win-winsituatie voor bedrijven en studenten door economische opbrengsten Win-winsituatie voor de staat, want lage kosten voor onderwijs dankzij de investeringen van het bedrijfsleven Geen doodlopende routes in het gehele onderwijssysteem Grote betrokkenheid van alle belanghebbenden (staat, kantons, bedrijfsleven) Uitdagingen: Demografische ontwikkelingen (minder jongeren) Technologische veranderingen (continu updaten van curriculum) Jongeren met leermoeilijkheden binnenboord houden Onderwijskwaliteit handhaven en verbeteren Financiering en internationale erkenning van de meesterproeven en de hogere vakscholen Leren van andere landen Discussie In de navolgende discussie wijzen sommige aanwezigen op de grote gelijkenis van het Zwitserse systeem met het Nederlandse. Maar niet iedereen is het daar mee eens. In Zwitserland praat het bedrijfsleven niet alleen mee over de kwalificatiedossiers, maar heeft het ook invloed op het curriculum. In permanente commissies spreken onderwijs en bedrijfsleven samen af welke competenties waar worden geleerd; in school, in het bedrijf of in het door de branche gefinancierde trainingscentrum. Ook is in Nederland niet zichtbaar gemaakt wat het rendement van het beroepsonderwijs is voor de bedrijven, zoals in Zwitserland wel het geval is. Een andere vraag die oprijst is of het gymnasium niet als concurrent gezien wordt voor het beroepsonderwijs. “Nee, in Zwitserland wordt het beroepsonderwijs niet als minderwaardig gezien”, meent Schweri. “En de invoering van de Berufsmaturität eind jaren ‘90 voorkomt ook dat het beroepsonderwijs een eindstation is. Maar: bij hoogwaardige beroepen kan selectie plaatsvinden waarbij bedrijven kunnen kiezen voor jongeren met een hoger voortraject. Dat risico bestaat. Maar verder gaat het om een heterogeen stelsel: het komt geregeld voor dat universitair geschoolden, na een aantal jaren gewerkt te hebben bij de meesterproeven terechtkomen. Bijvoorbeeld een rechtenstudent die belastingadviseur wil worden. Die höhere Berufsbilding staat hoog aangeschreven.” Vervolgens is er in de zaal veel belangstelling voor hoe het Zwitsers systeem in het European Qualifications Framework past. Enkele van de aanwezigen hebben daar sterke ideeën over, maar volgens Schweri is het Zwitserse systeem moeilijk te labelen, met name door de genoemde heterogeniteit. Afsluiting Aan het einde van de discussie bedankt Van der Meer zijn Zwitserse gast en vat nog even de belangrijkste verschillen/leerpunten voor Nederland samen: het ontbreken van doodlopende routes, de grote invloed van het bedrijfsleven en met name het bestaan van de meesterproeven. En met deze woorden is het tijd voor de borrel.
Het Zwitserse onderwijssysteem, 7 juni 2012
ecbo
5