jongerenmonitor 2009
Eerste resultaten van het onderzoek naar gezondheid, leefstijl en welzijn van leerlingen van klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs in LimburgNoord. uitgave oktober 2010
Jongerenmonitor 2009 Eerste resultaten regio Limburg-Noord Inhoudsopgave
pagina
Voorwoord
-
1. Inleiding
1
2. Het onderzoek
1
3. Resultaten
1
3.1.
Genotmiddelen en Risicogedrag - Roken - Alcohol - Drugs - Gokken - Onveilig vrijen
3 3 3 5 7 7
3.2.
Overgewicht - Voeding - Lichaamsbeweging
9 9 9
3.3.
Lichamelijke en psychosociale gezondheid - Chronische aandoeningen - Allergie - Niet naar school vanwege ziekte - Emotionele problemen - Gedragsproblemen - Hyperactiviteit/aandachtsproblemen - Problemen met leeftijdsgenoten - Totaal score psychosociale problemen - Prosociaal gedrag - Ervaren gezondheid - Pesten - Ziekte of verslaving gezinslid - Sociale acceptatie homoseksualiteit - Sociale veiligheid - Spijbelen en oordeel over school
11 11 11 11 13 13 13 13 13 13 15 15 15 17 17 17
4. Beschouwing 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3:
Beschouwing resultaten Trends Limburg-Noord Referentiecijfers Landelijk beleid en regelgeving Tenslotte
19 19 21 23 24 24
Tabellen Jongerenmonitor 2009 Limburg-Noord: regio- + clustercijfers. Clusterindeling gemeenten Limburg-Noord. Trends Jongerenmonitor 2005-2009 regio Limburg-Noord klas 2 en klas 4.
Voorwoord We leven langer, maar toch… In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 van het RIVM lezen we dat onze levensverwachting de laatste jaren is toegenomen. Tegelijk zien we dat de levensverwachting van Nederlanders nog steeds lager is dan die in de ons omringende en vergelijkbare landen. Deze afstand wordt niet kleiner, daar waar ons land ooit voorop liep. Verder bestaat er een zorgwekkend verschil tussen hoog- en laagopgeleiden. Laagopgeleide burgers overlijden gemiddeld zeven jaar jonger dan hoogopgeleiden. Het verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen tussen hoog- en laagopgeleiden is met 14 jaar zelfs nog veel groter! Ondanks het (landelijk) gevoerde beleid zijn de sociaaleconomische gezondheidsverschillen de afgelopen jaren niet afgenomen. Bij sommige leefstijlfactoren zoals roken, zijn ze zelfs toegenomen. Risicofactoren stabiliseren op ongunstig hoog niveau Het terugdringen van ongezonde leefgewoonten stagneert, vooral onder laagopgeleiden. Het aantal probleemdrinkers en drugsgebruikers neemt nauwelijks af. Bijna de helft van de bevolking is te zwaar. Van de kinderen tot zeven jaar is nu al 14% te zwaar. Combinatie van ongezonde leefgewoonten Ongezonde leefgewoonten komen vaak in combinatie voor. Een deel van de bevolking, vooral groepen die weinig opleiding hebben genoten, vertonen meerdere vormen van ongezond gedrag tegelijk. Dat effect treedt op in alle leeftijdscategorieën. Het aantal chronisch zieken stijgt, participatie blijft achter Ondanks de toegenomen levensverwachting blijken er steeds meer mensen één of meerdere ziekten te hebben en zal ook in de toekomst het aantal chronisch zieken toenemen. Nieuwe omgevingsrisico's vereisen alertheid Positief is dat omgevingsrisico’s steeds meer onderkend en aan banden gelegd worden: het aantal verkeersslachtoffers blijft dalen, milieurisico’s zijn ondanks de toegenomen omgevingsdruk niet toegenomen en er wordt steeds meer bekend over de positieve bijdrage van de omgeving aan de gezondheid. Er zijn echter ook nieuwe gezondheidsrisico’s. De betekenis van infectieziekten is de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen. Ziekten zoals Qkoorts vormen niet alleen een bedreiging voor de volksgezondheid, maar gaan ook gepaard met ingrijpende gevolgen voor de economie en de toeristisch-recreatieve sector. Agenda voor de toekomst Bovenstaande ontwikkelingen zullen ook voor ons een groot deel van de agenda voor de toekomst bepalen. Wij hebben de gezondheidssituatie in onze gemeenten de afgelopen jaren voor drie groepen (jeugd, volwassenen, 55-plussers) in kaart gebracht. Vorm u een beeld door deze rapportages met highlights eens door te nemen. Samen met onze partners in preventie en zorg zullen wij ervoor moeten zorgen dat deze informatie een vervolg krijgt. Een vervolg waarin we straks niet meer spreken over één van de mooiste regio's van het land, maar ook één van de gezondste.
Frank de Jong, directeur GGD Limburg-Noord.
1. Inleiding De Jongerenmonitor is een provinciaal onderzoek dat de Limburgse GGD’en één keer in de vier jaar uitvoeren bij alle leerlingen van klas 2 en klas 4 in het voortgezet (speciaal) onderwijs. De GGD’en voeren dit onderzoek uit in opdracht van de gemeenten. De resultaten van het onderzoek geven inzicht in de gezondheid, leefstijl en welzijn van de schoolgaande jongeren. De resultaten worden gebruikt voor het ontwikkelen van onderwijs-, jeugd- en gezondheidsbeleid van gemeenten, scholen en de GGD. De Jongerenmonitor heeft in het najaar 2009 voor de vierde maal plaatsgevonden onder bijna 20.000 scholieren in Limburg. Dit regiorapport schetst in hoofdlijnen de bevindingen bij de leerlingen in de regio LimburgNoord en per cluster van gemeenten. Ook worden de trends in enkele leefstijlrisico’s en gezondheidsitems geschetst. In 2010/2011 zal de GGD de infokaarten op de website www.ggdlimburgnoord.nl updaten naar de nieuwste gegevens en zullen meer gedetailleerde gegevens ter beschikking komen.
2. Het onderzoek Alle scholen in Limburg-Noord voor voortgezet (speciaal) onderwijs zijn gevraagd om mee te doen aan het onderzoek. Nagenoeg alle scholen hebben deelgenomen. Het betreft scholen van het praktijkonderwijs, speciaal onderwijs ZMOK/LZ, VMBO en HAVO/VWO. Leerlingen van klas 2 en klas 4 vulden tijdens schooltijd een vragenlijst in met thema’s over o.a. lichamelijke en psychosociale gezondheid, roken, alcohol- en drugsgebruik, bewegen, voeding, gokken, spijbelen, pesten, veiligheid, vrijetijdsbesteding, (on)veilig vrijen, omgang met homoseksualiteit en gezinssituatie. Verreweg de meeste leerlingen vulden de vragenlijst digitaal in. Leerlingen van het speciaal onderwijs kregen een verkorte vragenlijst voorgelegd. In verband met vergelijkbaarheid werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de landelijk ontwikkelde standaardvragen.
3. Resultaten In totaal hebben bijna 7700 scholieren een vragenlijst ingevuld. Na een korte algemene beschrijving van het thema presenteren we de gegevens op het niveau van Limburg-Noord. In bijlage 1 treft u in tabelvorm de cijfers per cluster en naar klas aan. Hoe de gemeenten zijn ingedeeld in clusters, leest u in bijlage 2. Omdat 77% van de leerlingen in cluster 3 op één school zit, hebben we ervoor gekozen om cluster 3 samen te voegen met cluster 1. Bijkomend voordeel is dat cluster 3 en 1 samen in één OOGO (= Op Overeenstemming Gebaseerd Overleg) zitten en dat de vergelijkbaarheid tussen de clusters toeneemt, omdat het aantal leerlingen in elk cluster dan tussen de 1490-2000 ligt. In onderhavige rapportage zijn de resultaten ingedeeld in drie hoofdthema’s voor jongeren: ‘genotmiddelen en risicogedrag’, ‘overgewicht’ en ‘lichamelijke en psychosociale gezondheid’.
1
8%
ROOKT
23% 27%
Heeft afgelopen 4 weken minimaal 1x alcohol gedronken
72% 18%
Heeft vijf of meer drankjes gedronken per gelegenheid in afgelopen 4 weken
56%
Drinkt 20 glazen alcohol of meer per week
klas 2 klas 4
5%
Is ooit aangeschoten geweest in afgelopen 4 weken
34% 1% 12% 37%
Heeft een afspraak met ouders om tot een bepaalde leeftijd geen alcohol te drinken
21% 0%
20%
40%
60%
percentage
Figuur 1: Roken en alcoholconsumptie van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
1e glas alcohol
wekelijks alcoholgebruik
1e sigaret
1e gebruik hasj of wiet
15
14,6
gemiddelde leeftijd (jaren)
14,5
14 13,3 13,0
13
12,9
12,2
12
11,7 11,3
11
10 klas 2
klas 4
Figuur 2: Gemiddelde leeftijd gebruik genotmiddelen in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
2
80%
100%
3.1. Genotmiddelen en risicogedrag Gezondheid wordt in belangrijke mate beïnvloed door de genotmiddelen roken, alcohol en drugs. Tevens komen veel jongeren in aanraking met gokkasten en hebben ze hun eerste seksuele ervaringen. Roken Roken is volksgezondheidsvijand nummer één en de grootste vermijdbare doodsoorzaak. Als er in Nederland niemand zou roken, dan zou de levensverwachting bij geboorte 4 jaar hoger liggen dan nu. In Nederland sterven per jaar 24.000 personen door roken, vooral aan longkanker en hart- en vaatziekten. Toch steken veel jongeren al op jonge leeftijd hun eerste sigaret op en blijven daarna regelmatig roken. Het beleid is erop gericht roken te ontmoedigen en hierdoor het percentage rokers te verminderen. Dit kan worden bereikt als minder jongeren beginnen met roken en meer rokers stoppen. Door het aantal rokers terug te brengen kan de volksgezondheid substantieel worden verbeterd. Elke roker is er daarom één te veel. 15% van de leerlingen rookt, 7% rookt iedere dag en 32% van de leerlingen heeft ooit wel eens gerookt. De leeftijd dat ze hun 1e sigaret opsteken is gemiddeld 12,9 jaar (voor klas 2 en klas 4 samen). Terwijl toch al 8% van de leerlingen uit klas 2 rookt, is dit verder opgelopen naar 23% van de leerlingen uit klas 4. Leerlingen die in klas 2 al roken, geven aan dat ze hiermee al begonnen zijn met gemiddeld 11,7 jaar. Alcohol Overmatig alcoholgebruik heeft aanzienlijke gevolgen. Behalve lichamelijke schade is er ook aanzienlijke sociale en maatschappelijke schade. De maatschappelijke kosten ten gevolge van alcoholmisbruik worden becijferd op jaarlijks 2,6 miljard euro (2001) ten gevolge van verslavingszorg, algemene gezondheidszorg, arbeidsverzuim, werkeloosheid, vernielschade, verkeersongevallen en justitiële kosten. Veel jongeren experimenteren met alcohol in de puberteit. Alcohol is het genotmiddel dat door jongeren het meest wordt gebruikt. Het alcoholgebruik stijgt sterk vanaf het dertiende jaar. Alcohol is schadelijk voor hersenen in ontwikkeling. In Nederland wordt derhalve geadviseerd om onder de 16 jaar geen alcohol te drinken. Vanuit wetenschappelijke hoek gaan stemmen op om deze leeftijdsgrens verder op te hogen naar 18 jaar. Jongeren die op deze leeftijd niet drinken, ontwikkelen zich beter dan hun drinkende leeftijdsgenoten. De drinkende jongeren scoren slechter op taalontwikkeling, aandacht, leren, geheugen en ruimtelijk inzicht. Jongeren zouden daarom niet of zo weinig mogelijk alcohol moeten drinken. Jong starten met alcohol, vergroot de kans op verslaving op latere leeftijd. In de afgelopen 4 weken heeft 49% van de leerlingen in de regio Limburg-Noord alcohol gedronken, is 19% dronken of aangeschoten geweest en heeft 36% minimaal één keer minstens vijf drankjes per gelegenheid gedronken. 7% drinkt overmatig: 20 glazen alcohol of meer per week. De leeftijd dat ze hun 1e alcoholhoudende drankje nuttigen is gemiddeld 12,3 jaar. Wekelijks alcohol drinken begint gemiddeld met 14,1 jaar. 29% van de leerlingen heeft een afspraak met ouders over de startleeftijd van alcoholgebruik. Er zijn grote verschillen in alcoholgebruik tussen de leerlingen van klas 2 en klas 4. Terwijl toch al 27% van de leerlingen in klas 2 afgelopen vier weken voor het onderzoek alcohol heeft gedronken, is dit verder opgelopen naar 72% van de leerlingen uit klas 4. Ook zijn veel meer leerlingen uit klas 4 recent dronken/aangeschoten geweest (34% klas 4 - 5% klas 2) en drinken leerlingen uit klas 4 vaker overmatig (12% klas 4 – 1% klas 2). De leerlingen in klas 2 geven aan al met gemiddeld 11,3 jaar voor het eerst alcohol gedronken te hebben en met 12,2 jaar wekelijks te drinken. Leerlingen uit klas 2 hebben vaker een afspraak met ouders over de startleeftijd van alcoholgebruik dan leerlingen in klas 4: 37% klas 2 – 21% klas 4. 3
1%
Heeft afgelopen 4 weken hasj of wiet gebruikt
9%
0,2%
Heeft afgelopen 4 weken GHB gebruikt
Heeft afgelopen 4 weken XTC gebruikt
0,4%
0,1%
klas 2
0,4%
klas 4 0,1%
Harddrug gebruik (cocaïne, heroïne en amfetamine)
0,8%
Totaal harddrug gebruik (cocaïne, heroïne, amfetamine, paddo's, XTC, LSD)
0,2% 1,0%
0%
2%
4%
percentage
6%
8%
Figuur 3: Drugsgebruik van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
4
10%
Drugs In het Nederlandse drugsbeleid wordt een verschil gemaakt tussen softdrugs en harddrugs en de aanpak hiervan. Softdrugs zijn cannabisproducten als marihuana (=wiet) en hasj. Harddrugs zijn middelen met een veel te groot gezondheidsrisico, zoals XTC, cocaïne, heroïne, LSD en amfetamine. Door de verkoop van cannabis in coffeeshops onder voorwaarden te gedogen en het bezit van maximaal 5 gram softdrugs toe te staan en tegelijkertijd streng op te treden tegen de verkoop van harddrugs, worden deze twee markten uit elkaar getrokken. Dit wordt het gedoogbeleid genoemd. Door de handel in harddrugs en cannabis van elkaar te scheiden, kunnen gebruikers van cannabis beter worden afgeschermd van drugs die veel schadelijker voor de gezondheid zijn. Om verschillende redenen wordt momenteel een nieuwe visie op het drugsbeleid nodig geacht (hoofdlijnenbrief van het kabinet Balkenende IV van september 2009). Jongeren gebruiken softdrugs om zich prettig te voelen of om de werkelijkheid te ontvluchten. De interesse voor deze middelen is vooral groot in de puberteit, wanneer de behoefte om te experimenteren sterk is. Groepsdruk speelt hierbij vaak een rol. De meeste jongeren gebruiken deze middelen maar één of een paar keer. Een kleine groep blijft vaker gebruiken. Het gebruik van cannabis leidt niet automatisch tot een behoefte aan zwaardere drugs. Langdurig gebruik kan nadelige gevolgen hebben voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid. Onder schoolgaande jongeren is het gebruik van harddrugs laag. In de afgelopen jaren heeft met name het gebruik van XTC in de media nogal eens geleid tot verontrusting bij ouders en scholen. Het gebruik is overwegend experimenteel. De meeste leerlingen die harddrugs, zoals XTC, proberen gaan niet over tot regelmatig gebruik. XTC heeft vooral een reputatie als partydrug voor jongeren en wordt vaak in verband gebracht met dansfeesten en discotheken. Het gebruik van XTC en andere harddrugs kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Er zijn aanwijzingen dat gebruik van XTC kan leiden tot veranderingen in de hersenen met aantasting van het geheugen, de concentratie en de stemming (depressiviteit). Het gevaar neemt toe naarmate meer en vaker gebruikt wordt. Het is niet uit te sluiten dat ook eenmalig gebruik al tot zo een effect op de hersenen leidt. Verder blijkt dat als XTC verkochte pillen vaak geen XTC-pillen zijn, waardoor niet duidelijk is wat er wordt geslikt en wat de daaraan verbonden risico’s zijn. Tevens is in de vragenlijst gevraagd naar het gebruik van de relatief goedkope drug GHB. Uit de Nationale Drugs Monitor 2009 blijkt dat de laatste jaren het gebruik van GHB zich verlegd lijkt te hebben van uitgaande jongeren en jongvolwassenen in de Randstad naar een grotere groep jongeren uit de provincie. Deze jongeren gebruiken het middel ook buiten het uitgaansleven. Tevens is de hulpvraag vanwege GHB verslaving bij een aantal instellingen voor verslavingszorg én het aantal GHB slachtoffers bij spoedeisende eerste hulpdiensten tussen 2003 en 2008 sterk toegenomen in de afgelopen jaren. In de afgelopen 4 weken heeft 5% van de leerlingen hasj/wiet gebruikt. Ze zijn hiermee begonnen met gemiddeld 14,3 jaar. 0,3% van de leerlingen heeft afgelopen 4 weken GHB gebruikt. In totaal gebruikt 0,6% van de leerlingen harddrugs (XTC, cocaïne, paddo’s, amfetaminen, heroïne, LSD); 0,3% heeft XTC gebruikt en 0,4% cocaïne, heroïne en amfetamine. 6% van de leerlingen krijgt/koopt hasj/wiet van vrienden; 4% gebruikt bij vrienden, 5% gebruikt op straat; 4% heeft op school hasj/wiet aangeboden gekregen. Het gebruik van softdrugs en harddrugs ligt in klas 4 hoger dan in klas 2: hasj en wiet 9% in klas 4 (versus 1% klas 2) en totaal harddrugs 1% in klas 4 (versus 0,2% in klas 2). Leerlingen in klas 2 zijn gemiddeld met 13,0 jaar begonnen met hasj/wiet. Notabene. In de bijlage treft u nog meer informatie aan over drugs.
5
20%
percentage
15%
klas 2 10%
10%
klas 4 8%
5%
0% Heeft afgelopen 4 weken een of meerdere keren gegokt (fruitautomaat of gokkast)
Figuur 4: Gokgedrag van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
4%
Heeft ooit geslachtsgemeenschap gehad
26%
2%
Vrijt onveilig 13%
klas 2 klas 4
57%
Wil graag seksuele voorlichting krijgen van school
39%
Heeft naar eigen mening op school voldoende seksuele voorlichting gehad
54% 79%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
percentage
Figuur 5: Seksualiteit van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
6
70%
80%
90%
Gokken Meestal gaat het bij gokken om een onschuldig tijdverdrijf, het is gezellig en geeft wat spanning. Maar voor sommige mensen biedt het gokken een kick waar ze niet meer buiten kunnen. Zij blijven gokken, ook al stapelen de schulden zich op. Ze verwaarlozen vrienden, werk of school. Uiteindelijk beheerst het gokken hun hele leven. Dan is er sprake van een gokverslaving. Volgens het Fonds Psychische Gezondheid wordt het aantal probleemgokkers in Nederland op 70.000 geschat. Meer dan de helft van de mensen met een gokverslaving is jonger dan 30 jaar. Slechts 4.000 mensen zoeken hulp, vaak pas na jaren. Gokproblemen ontstaan vooral bij fruitautomaten en bij roulette. Fruitautomaten zijn vaak binnen bereik: veel café’s hebben een speelautomaat. In de vragenlijst is gevraagd naar het aantal keren dat de jongere in zijn/haar hele leven danwel in de laatste vier weken geld in een gokkast/fruitautomaat heeft gegokt. 9% van de leerlingen heeft in de afgelopen 4 weken geld in fruitautomaat of gokkast gegooid. Leerlingen van klas 2 hebben iets vaker gegokt dan leerlingen van klas 4: 10% in klas 2 versus 8% in klas 4.
Onveilig vrijen Het aantal seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Eenderde van alle soa in Nederland komt voor in de leeftijdsgroep 15-25 jarigen. De gevolgen van een soa kunnen ernstig zijn. Een onbehandelde chlamydiabesmetting kan leiden tot onvruchtbaarheid. Chlamydia, de meest voorkomende soa, komt vooral veel voor onder seksueel actieve meiden vanaf 15 jaar. Bij het bestrijden van soa staat het stimuleren van veilig vrijen centraal. Condoomgebruik is gewoontegedrag: voorlichting moet daarom steeds herhaald worden. Er is nog behoorlijke gezondheidswinst te behalen met veilig vrijen. 15% van de leerlingen heeft ooit geslachtsgemeenschap gehad; 7% vrijt onveilig. 66% van de leerlingen vindt dat hij/zij voldoende seksuele voorlichting op school heeft gehad; 48% wil seksuele voorlichting van school krijgen. 26% van de leerlingen in klas 4 heeft ooit geslachtsgemeenschap gehad, 13% vrijt onveilig. 4% van de leerlingen in klas 2 heeft ooit geslachtsgemeenschap gehad, 2% vrijt onveilig. Met name de leerlingen in klas 4 geven aan voldoende seksuele voorlichting op school gehad te hebben: 79% versus 54% in klas 2. 57% van de leerlingen in klas 2 wil seksuele voorlichting op school krijgen, versus 39% van klas 4.
7
54% Eet niet elke dag groente 57%
65%
Voldoet niet aan voedingsnorm fruit-sap (dagelijks 2 keer)
klas 2 klas 4
73%
14%
Ontbijt niet elke dag (<5 keer per week)
20%
0%
20%
40%
percentage
60%
80%
100%
Figuur 6: Voeding van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
Voldoet niet aan de beweegnorm (NNGB) (dagelijks 1 uur matig intensief)
15% 26%
71%
klas 2 klas 4
Is lid van een sportclub 65%
Kijkt veel TV/Video / DVD of zit achter computer, internet, gameboy (buiten schooltijd)
63% 75%
0%
20%
40%
percentage
60%
Figuur 7: Lichaamsbeweging van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
8
80%
100%
3.2. Overgewicht Overgewicht heeft ingrijpende gevolgen voor de gezondheid. Als landelijke cijfers worden omgerekend naar de regio Limburg-Noord, dan veroorzaakt overgewicht jaarlijks 700 gevallen van suikerziekte, 500 gevallen van hart- en vaatziekten en 70 gevallen van kanker (zie ook infokaart ‘Jeugd en Overgewicht’ op www.ggdlimburgnoord.nl). Ook hebben mensen met overgewicht vaker last van aandoeningen aan het bewegingsapparaat en ademhalingsorganen. Overgewicht op kinderleeftijd geeft een hogere kans op overgewicht op volwassen leeftijd en de daarbij behorende gezondheidsproblemen. Omdat een eenmaal bereikt overgewicht moeilijk is te behandelen, is het van belang om overgewicht al op jonge leeftijd te voorkomen. Projecten gericht op het bevorderen van gezonde voeding en meer bewegen bij individuele jongeren zijn zinvol maar niet voldoende om overgewicht substantieel terug te dringen. Daarvoor is het nodig om ook vanuit de sectoren onderwijs, sport en ruimtelijke ordening een bijdrage te leveren aan het terugdringen van overgewicht, zodat ook de leefomgeving uitnodigt tot gezond eten en voldoende bewegen. Dat versterkt het effect van projecten gericht op gedragsverandering bij individuele jongeren. Omdat de BMI (= maat voor het bepalen van overgewicht) met een vragenlijstonderzoek voor de jeugd niet betrouwbaar berekend kan worden, zijn er geen vragen gesteld over lengte en gewicht. Aangezien bij overgewicht sprake is van een disbalans van energie-inname door voedsel en energieverbruik door lichaamsbeweging, zijn hier wel vragen over gesteld. Voeding In de vragenlijst is gevraagd of leerlingen elke dag ontbijten, hoeveel fruit/vruchtensap ze per dag eten/drinken en hoeveel dagen per week ze groenten eten. In Nederland wordt aanbevolen om 2 stuks fruit en 200 gram groenten per dag te eten. 69% van de leerlingen eet niet minimaal 2 stuks fruit per dag; 55% eet niet elke dag groenten en 17% ontbijt minder dan 5 keer per week. De leerlingen in klas 4 voldoen iets vaker niet aan de voedingsnormen dan de leerlingen in klas 2: 73% eet onvoldoende fruit (versus 65% in klas 2), 20% ontbijt minder dan 5 keer per week (versus 14% in klas 2) en 57% eet niet elke dag groenten (versus 54% in klas 2). Lichaamsbeweging Na roken is lichamelijke inactiviteit de grootste risicofactor voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. Het is daarom belangrijk om op jonge leeftijd beweging te stimuleren teneinde de groei en ontwikkeling van kinderen te stimuleren, een actieve leefstijl te ontwikkelen en daarmee de kans op ziekten op latere leeftijd te verkleinen. Bovendien zullen kinderen/jongeren zich socialer ontwikkelen als ze regelmatig samen met anderen sporten. Na de basisschoolperiode neemt de lichamelijke activiteit van jongeren snel af. Dit heeft onder meer te maken met het ontstaan van veel concurrerende bezigheden die geen lichamelijke activiteit vergen, zoals televisie kijken, computergebruik, studielast, bijbaantjes, uitgaan en dergelijke. Volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) dienen jongeren minimaal een uur per dag matig intensief te bewegen. Dat kan door middel van sporten maar ook door op de fiets naar school te gaan. 20% van de leerlingen voldoet niet aan de beweegnorm NNGB. 69% kijkt te veel tv/video/dvd of zit veel achter computer, internet, gameboy buiten schooltijd (> 14 uur per week) 68% van de leerlingen is lid van een sportclub. Leerlingen in klas 4 voldoen vaker niet aan de beweegnorm dan in klas 2: 26% in klas 4 versus 15% in klas 2 beweegt te weinig. Leerlingen in klas 4 zitten vaker meer dan 14 uur per week naar ‘een beeldscherm te kijken’ dan leerlingen in klas 2: 75% versus 63%. Leerlingen in klas 2 zijn vaker lid van een sportclub dan leerlingen in klas 4: 71% versus 65% 9
Heeft één of meer chronische aandoening(en) (al dan niet vastgesteld door een arts)
39% 41%
22%
Ervaart belemmeringen door chronische aandoeningen
25%
Heeft één of meer allergieën (al dan niet vastgesteld door een arts)
33% 36%
Ervaart belemmeringen door allergie bij uitvoeren van dagelijkse bezigheden
16% 17%
Is in de afgelopen 4 weken thuis gebleven van school vanwege ziekte
33% 36%
0%
10%
20%
30% percentage
Figuur 8: Lichamelijke gezondheid en belemmeringen van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
10
klas 2 klas 4
40%
50%
3.3. Lichamelijke en psychosociale gezondheid Als jongeren lichamelijk gezond zijn en lekker in hun vel zitten, ontwikkelen ze zich beter en doen ze het beter op school. Gelukkig gaat het met veel jongeren goed, maar er zijn ook jongeren die kampen met lichamelijke problemen of allergieën en zich hierdoor in hun dagelijks leven belemmerd voelen of niet naar school gaan vanwege ziekte. Onder psychosociale problemen worden emotionele problemen verstaan (zoals angst, depressieve gevoelens, zelfbeeld), gedragsproblemen (zoals driftig, onrustig) en sociale problemen (problemen die de jongere heeft in het maken en onderhouden van het contact met anderen). Psychosociale problemen komen in toenemende mate voor bij jongeren en kunnen leiden tot ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat psychosociale problematiek van jongeren niet altijd van voorbijgaande aard is. Tijdig signaleren van en ingrijpen bij psychosociale problemen is daarom essentieel. Het overmatige gebruik van alcohol of drugs door de jongere kan een risico zijn voor het ontstaan van psychische- of gedragsproblemen, maar kunnen ook het gevolg zijn van de aanwezigheid van dergelijke problemen. Ook kunnen lichamelijke problemen leiden tot psychosociale problemen en andersom. Psychosociale gezondheid is uitgewerkt middels vragen over emotionele- en gedragsproblemen, hyperactiviteit / aandachtsproblemen en problemen met leeftijdsgenoten. Als jongeren op meerdere van deze psychosociale problemen hoog scoren, scoren ze hoog in de totaal score psychosociale gezondheid. Tevens is gevraagd naar de ervaren gezondheid, het pestgedrag en het hebben van een langdurig of ernstig ziek of gehandicapt danwel verslaafd gezinslid. Tenslotte is gevraagd hoe hij/zij staat tegenover homoseksualiteit, hoe de leerling het op school vindt en of de leerling gespijbeld heeft. Chronische aandoeningen Gevraagd is of een jongere het afgelopen jaar één van de volgende ziekten en aandoeningen heeft gehad of nog steeds heeft (al of niet vastgesteld door een arts): astma of bronchitis, chronische vermoeidheid, diabetes mellitus (suikerziekte), eczeem, buikklachten langer dan 3 maanden, migraine of regelmatige ernstige hoofdpijn, een aangeboren hartaandoening, adhd, anorexia of boulimia nervosa, kanker of anders. 40% van de leerlingen kampt met één of meer chronische aandoeningen (al of niet vastgesteld door een arts). 23% van de leerlingen voelt zich hierdoor belemmerd bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden. Er is nauwelijks verschil tussen klas 2 en klas 4. Allergie Gevraagd is of een jongere een allergie heeft voor pollen en stuifmeel (hooikoorts), huisstof/huismijt, huisdieren, bepaalde medicijnen, bepaald voedsel of anderszins. 35% van de leerlingen geeft aan één of meer allergieën te hebben (al of niet vastgesteld door een arts). 16% van de leerlingen voelt zich hierdoor belemmerd bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden. Er is nauwelijks verschil tussen klas 2 en klas 4. Niet naar school vanwege ziekte Leerlingen kunnen van school verzuimen vanwege ziekte. Gevraagd is hoe vaak dit de afgelopen vier weken is voorgekomen. 35% van de leerlingen geeft aan dat hij/zij in de afgelopen 4 weken één of enkele dagen thuis gebleven is van school vanwege ziekte. In klas 4 is 36% van de leerlingen één of enkele dagen thuis gebleven, in klas 2 was dit 33%. 11
4%
Verhoogde score op de SDQ schaal emotionele problemen
5%
5%
Verhoogde score op de SDQ schaal gedragsproblemen
5%
16%
Verhoogde score op de SDQ schaal hyperactiviteit/aandachtsproblemen
Verhoogde score op de SDQ schaal problemen met leeftijdsgenoten
Verhoogde totale probleemscore (SDQ schaal) (emotionele problemen, gedragsproblemen, hypertactiviteit en problemen met leeftijdsgenoten)
15%
klas 2 klas 4
2% 2%
3% 3%
7%
Verhoogde score op de SDQ schaal pro-sociaal gedrag
0%
8%
5%
percentage
10%
Figuur 9: Psychosociale gezondheid van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
12
15%
20%
Emotionele problemen Jongeren met emotionele problemen scoren hoog op de items ‘vaak hoofdpijn, buikpijn of misselijkheid’, ‘veel piekeren’, ‘vaak ongelukkig, in de put of in tranen zijn’, ‘zenuwachtig in nieuwe situaties zijn’ en ‘voor veel dingen bang zijn/snel angstig zijn’. 5% van de leerlingen heeft een verhoogde score op het item ‘emotionele problemen’ Er is een verwaarloosbaar verschil tussen klas 2 en klas 4. Gedragsproblemen Jongeren met gedragsproblemen scoren hoog op de items ‘vaak driftbuien of woedeuitbarstingen hebben’, ‘meestal niet doen wat opgedragen wordt’, ‘vaak vechten/andere mensen doen wat de jongere wil’, ‘vaak van worden beschuldigd te liegen of te bedriegen’ en ‘dingen wegnemen die niet van hun zijn, zowel thuis, op school of andere plaatsen’. 5% van de leerlingen heeft een verhoogde score op het item ‘gedragsproblemen’. Er is geen verschil tussen klas 2 en klas 4. Hyperactiviteit/aandachtsproblemen Jongeren die hyperactief zijn of aandachtsproblemen hebben scoren hoog op de items ‘vaak rusteloos zijn en kan niet lang stil zitten’, ‘zit constant te wiebelen of te friemelen’, ‘is snel afgeleid en kan zich niet goed concentreren’, ‘denkt niet goed na voordat hij/zij iets doet’, ‘maakt niet af waar hij/zij mee bezig is en kan de aandacht er niet goed bijhouden’. 16% van de leerlingen heeft een verhoogde score op het item ‘hyperactiviteit/aandachtsproblemen’. Er is een verwaarloosbaar verschil tussen klas 2 en klas 4. Problemen met leeftijdsgenoten Jongeren met problemen met leeftijdsgenoten scoren hoog op de items ‘is nogal op zichzelf’, ‘speelt meestal alleen en bemoeit zich niet met anderen’, ‘heeft niet minstens één goede vriend/vriendin’, ‘leeftijdsgenoten vinden hem/haar over het algemeen niet aardig’, ‘andere kinderen/jongeren pesten of treiteren’, ‘kan beter met volwassenen opschieten dan met jongeren van eigen leeftijd’. 2% van de leerlingen heeft een verhoogde score op het item ‘problemen met leeftijdsgenoten’. Er is geen verschil tussen klas 2 en klas 4. Totaal score psychosociale problemen Als jongeren op meerdere van bovenstaande psychosociale problemen (emotionele problemen, gedragsproblemen, hyperactiviteit of problemen met leeftijdsgenoten) hoog scoren, scoren ze hoog op de totaal score psychosociale problemen. 3% van de leerlingen scoort hoog op de totaal score psychosociale problemen. Er is geen verschil tussen klas 2 en klas 4. Prosociaal gedrag Jongeren kunnen ook prosociaal gedrag vertonen, dat juist niet negatief hoeft te zijn. Jongeren scoren dan hoog op de items ‘probeert aardig te zijn tegen anderen en houdt rekening met hun gevoelens’, ‘deelt gemakkelijk met anderen’, ‘helpt iemand die zich heeft bezeerd, van streek is of zich ziek voelt’, ís aardig tegen jongere kinderen’, ‘biedt vaak anderen aan om te helpen’. 7% van de leerlingen scoort hoog op het item ‘prosociaal gedrag’ Er is geen verschil tussen klas 2 en klas 4. 13
14%
Ervaren gezondheid: gaat welslecht
17%
50%
Voelt veel sociale afstand ten opzichte van homoseksuelen
45%
klas 2 klas 4
24%
Heeft een gezinslid dat ziek/verslaafd is
27%
Heeft probleem met ziek/verslaafd gezinslid# (percentage van leerlingen die een gezinslid hebben met ziekte/verslaving)
42% 47%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Figuur 10: Ervaren gezondheid, sociale afstand tov homoseksuelen en ziekte/verslaving in gezin van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
Is wekelijks via internet, SMS, MSN gepest (cyberpesten)
2% 2% 15%
Is op school gepest in de afgelopen 3 maanden
10% 5%
Wordt op school wekelijks gepest
3%
klas 2 klas 4
Heeft zelf meegedaan aan pesten op school in de afgelopen 3 maanden
20% 19%
Heeft zelf wekelijks meegedaan aan pesten van anderen op school
4% 4% 8%
Is buiten school gepest in de afgelopen 3 maanden
Is wekelijks buiten school gepest
0%
6% 2% 1% 5%
10%
15% percentage
Figuur 11: Pestgedrag van en door jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
14
20%
25%
Ervaren gezondheid De meest eenvoudige wijze voor het verkrijgen van een indicatie van de gezondheidstoestand is de vraag ‘Hoe vind je je gezondheid in het algemeen?’. Als jongeren aangeven dat ze hun gezondheid niet als goed ervaren, maar ‘gaat wel’, ’niet zo best’ of ‘slecht’ antwoorden, zegt dat iets over het welzijn van de jongere en hoe hij/zij omgaat met eventuele lichamelijke of psychosociale gezondheidsproblemen. 16% van de leerlingen vindt zijn/haar eigen gezondheid niet goed. In klas 2 ervaart 14% van de leerlingen de eigen gezondheid als matig/slecht. In klas 4 is dit iets hoger: 17%.
Pesten Pesten heeft ingrijpende gevolgen: voor degene die pest, voor diegene die wordt gepest, voor de sfeer op school en voor de samenleving. Pesten heeft alles te maken met respectvol omgaan met anderen en het heeft raakvlakken met discriminatie. Pestgedrag leidt tot een onveilige sfeer in de klas en heeft daardoor invloed op de totale groep. Jongeren die langere tijd gepest worden, ondervinden daarvan ingrijpende negatieve gevolgen, in de vorm van vermindering van zelfvertrouwen, faalangst, psychosomatische klachten of depressieve verschijnselen die ze levenslang met zich mee kunnen dragen. Bij de pestende jongeren blijft de ontwikkeling van sociale vaardigheden achter en is er een grote kans dat ze te maken krijgen met andere vormen van agressie en criminaliteit. 12% van de leerlingen is de afgelopen drie maanden op school gepest. 4% van de leerlingen is de afgelopen drie maanden wekelijks op school gepest. 2% van de leerlingen is het afgelopen jaar wekelijks via internet, MSN of SMS gepest. 7% van de leerlingen is de afgelopen drie maanden buiten school gepest. 1% van de leerlingen is in de afgelopen drie maanden wekelijks buiten school gepest. 19% van de leerlingen heeft de afgelopen drie maanden zelf wekelijks meegedaan aan pesten op school. 4% van de leerlingen heeft de afgelopen drie maanden zelf wekelijks anderen op school gepest. Leerlingen uit klas 2 worden iets vaker op school of buiten schooltijd gepest dan leerlingen in klas 4: 15% van de leerlingen in klas 2 wordt op school gepest tegenover 10% van de leerlingen in klas 4; 8% van de leerlingen in klas 2 wordt buiten schooltijd gepest tegenover 6% van de leerlingen in klas 4. Voor de andere items is er een verwaarloosbaar verschil tussen klas 2 en klas 4.
Ziekte of verslaving gezinslid Als een ouder, broer of zus van een jongere ernstig en/of langdurig ziek of gehandicapt is (bijv. reuma, multiple sclerose, vermoeidheidsziekte, verlamming, blindheid, doofheid) danwel verslaafd is aan alcohol, drugs en/of gokken, kan dat ingrijpende gevolgen hebben voor de jongere. Deze jongeren zijn vaak méér dan alleen mantelzorgers. Enerzijds helpen ze thuis met praktische zaken of bieden ze emotionele steun. Anderzijds maken ze zich zorgen vanwege het zieke gezinslid. Deze jongeren kunnen zelf zorg tekort komen, ook als zij zelf nauwelijks extra taken uitvoeren. Opgroeien met een langdurig of ernstig ziek of verslaafd gezinslid kan een gezonde ontwikkeling in de weg staan en tot lichamelijke en emotionele klachten leiden. Op de lange termijn kan het leiden tot een verminderd functioneren, overbelasting en een groter beroep op de (geestelijke) gezondheidszorg. 25% van de leerlingen heeft momenteel een gezinslid die ernstig of langdurig ziek of gehandicapt is danwel verslaafd is aan alcohol, drugs of gokken; 44% van deze leerlingen heeft hier problemen mee. Leerlingen in klas 4 hebben iets vaker te maken met een ziek of verslaafd familielid: 27% versus 24% in klas 2. Leerlingen in klas 4 hebben hier iets vaker problemen mee dan leerlingen in klas 2: 47% versus 42% van de leerlingen met een ziek/verslaafd gezinslid.
15
9%
VOELT ZICH OVERDAG WEL EENS ONVEILIG
7% 26%
VOELT ZICH 'S AVONDS OF 'S NACHTS WEL EENS ONVEILIG
30% 7%
op straat in buurt
9% 17%
op straat buiten buurt
21%
in het winkelcentrum
4% 4%
thuis
4% 3%
klas 2
op school
4% 3%
klas 4
5%
tijdens uitgaan
12% 12% 13%
in de trein
13%
op het station (trein, bus, metro) bij sportaccomodaties
20% 1% 1% 17%
ergens anders
13%
0%
10%
20%
30%
40%
percentage
Figuur 12: Gevoel van onveiligheid van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
4%
Heeft gespijbeld in de afgelopen 4 weken
10%
klas 2 klas 4
1%
De belangrijkste spijbelreden: Heeft geen zin in school
3%
8%
Vindt school niet leuk (niet leuk-vreselijk)
10%
0%
2%
4%
6%
8%
percentage
Figuur 13: Schoolbeleving van jongeren in regio Limburg-Noord, 2009 (klas 2 en klas 4)
16
10%
12%
Sociale acceptatie homoseksualiteit Homoseksualiteit wordt weliswaar niet in alle, maar wel in brede lagen van de bevolking geaccepteerd. Het beeld is over het algemeen gunstig. Maar duidelijk is ook dat er bepaalde groepen zijn voor wie homoseksualiteit wel problematisch is. Met name onder jongeren, sterk godsdienstige Nederlanders, laagopgeleiden en sommige etnische groepen bestaat relatief veel weerstand. Relatief veel homoseksuelen zijn wel eens uitgelachen of uitgescholden, gepest of getreiterd. Een kleinere groep is bedreigd met lichamelijk geweld of is daadwerkelijk mishandeld met alle lichamelijke en psychosociale gevolgen van dien. Nu gelijke rechten voor homoseksuelen in Nederland zo goed als geregeld zijn, heeft de overheid het bevorderen van de sociale acceptatie van homoseksuele mannen en vrouwen prominent op de politieke agenda geplaatst. In de vragenlijst is onderzocht hoe jongeren aankijken tegen homoseksualiteit in het algemeen en wat ze in verschillende situaties zouden doen als iemand in hun klas homoseksueel is. 48% van de leerlingen ervaart een grote afstand ten opzichte van homoseksuelen. In klas 2 ervaart 50% van de leerlingen een grote afstand ten opzichte van homoseksuelen, in klas 4 is dit 45%. Sociale veiligheid Als jongeren zich onveilig voelen, kan dat verregaande gevolgen hebben. Zeker thuis zou de plek moeten zijn waar jongeren zich veilig zouden moeten voelen. Maar ook op school en in de directe leefomgeving voelen jongeren zich nog wel eens onveilig. Van de leerlingen voelt 8% zich overdag en 28% zich ’s avonds/’s nachts wel eens onveilig. 8% voelt zich op straat in de buurt wel eens onveilig en 19% voelt zich buiten de eigen buurt wel eens onveilig. 3% voelt zich thuis onveilig en 3% op school. Veel leerlingen voelen zich wel eens onveilig in de trein (12%) of op het station van bus, trein of metro (17%). 8% voelt zich tijdens het uitgaan wel eens onveilig en 4% in het winkelcentrum. Bij de sportaccomodaties voelt slechts 1% zich wel eens onveilig. Er zijn kleine verschillen tussen klas 2 en klas 4. Leerlingen van klas 4 voelen zich vaker ‘s avonds /’s nachts onveilig (30% - 26%), buiten de eigen buurt (21% - 17%), tijdens het uitgaan (12% - 5%) en op het station (20%-13%). Leerlingen van klas 2 geven vaker het antwoord ‘ergens anders’ (17% - 13%) Spijbelen en oordeel over school Jongeren die lekker in hun vel zitten en geen lichamelijke of psychosociale problemen hebben, en op het juiste schooltype zitten, gaan over het algemeen graag naar school en spijbelen niet. Als leerlingen spijbelen kunnen ze op straat gaan rondhangen en eventueel overlast veroorzaken. 7% van de leerlingen heeft in de afgelopen 4 weken gespijbeld van school; als belangrijkste reden gaven de leerlingen dat ze geen zin in school hebben (2%). 49% van de leerlingen zegt dat ze school ‘gaat wel/niet leuk/vreselijk vinden’; als meest genoemde reden geeft 17% van de leerlingen aan de vakken niet leuk te vinden en vindt 15% de manier van lesgeven niet leuk, 8% ziet nut van school niet in, 7% vindt de docenten niet aardig, 6% heeft moeite met leren, 5% vindt de klas niet leuk en 5% vindt de sfeer niet gezellig, 4% vindt dat er weinig aandacht is voor problemen van leerlingen, 2% geeft als reden aan dat hij/zij gepest wordt en 1% voelt zich er onveilig; 15% geeft het antwoord ‘anders’. 9% vindt school ‘niet leuk/vreselijk’. Terwijl 4% van de leerlingen in klas 2 spijbelt, is dit opgelopen naar 10% in klas 4. 17
18
4. Beschouwing Deze beknopte rapportage is gebaseerd op een eerste analyse van de gegevens uit de Jongerenmonitor. Derhalve beperken we ons tot het geven van een beschouwing op hoofdlijnen, waarbij landelijke beleidsontwikkelingen meegenomen worden. In de infokaarten zullen we meer op de achterliggende verklaringen ingaan.
4.1. Beschouwing resultaten Uit de resultaten blijkt dat leerlingen van klas 4 vaker risicogedrag vertonen dan leerlingen van klas 2: ze bewegen vaker onvoldoende, kijken vaker te veel naar een tv- of (spel)computerscherm buiten schooltijd, eten vaker onvoldoende fruit/groenten en slaan vaker een ontbijt over. Uit de resultaten blijkt ook dat leerlingen van klas 4 vaker roken, vaker alcohol drinken, ook overmatig, en vaker hasj/wiet gebruiken. Toch valt ook op dat dergelijk risicogedrag al door leerlingen van klas 2 vertoond wordt. In Nederland wordt geadviseerd om niet te roken en onder de 16 jaar geen alcohol te drinken. Toch rookt 8% van de leerlingen van klas 2 al en drinkt ruim een kwart al alcohol, 1% gebruikt al hasj/wiet. Leerlingen van klas 2 hebben wel vaker een afspraak met ouders over de startleeftijd voor alcohol drinken dan leerlingen van klas 4. Gemiddeld genomen drinken leerlingen eerst een glaasje alcohol (gemiddeld 12,3 jaar), dan roken ze een sigaret (12,9 jaar), daarna gaan ze wekelijks alcohol drinken (14,1 jaar) en gaan ze softdrugs gebruiken (14,3 jaar). Opvallend is dat ongeveer de helft van de seksueel actieve leerlingen onveilig vrijt. Leerlingen van klas 4 voelen zich tevens vaker onveilig, met name ’s avonds/’s nachts, buiten de eigen buurt, tijdens het uitgaan en op het station. Leerlingen van klas 4 spijbelen vaker en hebben iets vaker een ziek of verslaafd gezinslid dan leerlingen van klas 2. Uit de resultaten blijkt tevens dat leerlingen van klas 2 vaker gepest worden dan leerlingen van klas 4, zowel op school als daarbuiten. Leerlingen van klas 2 lijken iets vaker te gokken. Wat opvalt is dat veel leerlingen een grote sociale afstand voelen ten opzichte van homoseksuelen. Leerlingen van klas 2 ervaren de grootste afstand. Tenslotte valt op dat een substantieel deel van de leerlingen aangeeft een chronische aandoening of allergie te hebben (al of niet vastgesteld door een arts), waar ze zich ook nog in hun dagelijkse leven door belemmerd voelen. Dit heeft uiteraard gevolgen zowel voor het ziekteverzuim op school als de beleving van hun eigen gezondheid. Dit zien we terug in de cijfers, waarbij leerlingen van klas 4 iets slechter scoren dan leerlingen van klas 2. Van de psychosociale problemen valt vooral het percentage op van hyperactieve leerlingen cq. leerlingen die hun aandacht er moeilijk bij kunnen houden: dit betreft 16% van alle leerlingen. Er is nauwelijks verschil tussen klas 2 en klas 4. Gemiddeld genomen scoort 3% van de leerlingen op de psychosociale gezondheid bijzonder slecht: deze jongeren scoren hoog op meerdere problemen op het gebied van emotie, gedrag, hyperactiviteit/ aandachtsproblemen en ‘problemen met leeftijdsgenoten’. Deze groep jongeren vraagt extra aandacht. Overigens is hierin geen danwel verwaarloosbaar verschil tussen klas 2 en klas 4.
19
Notabene: De cijfers uit 2001, 2005 en 2009 zijn goed vergelijkbaar omdat nieuwe analyses zijn gedaan rekening houdend met de huidige regio indeling van Limburg-Noord. De cijfers van 1996 zijn gebaseerd op een herberekening van cijfers uit de afzonderlijke rapportages van de beide toen nog niet gefuseerde GGD’en. Voor de items: harddrugs, spijbelen en onveilig vrijen waren in 1996 geen goed vergelijkbare cijfers beschikbaar. Om toch een tijdstrend te kunnen geven zijn voor die items de Limburgse resultaten van 1996 gepresenteerd.
25
drinkt 20 glazen alcohol per week 23
rookt
percentage (%)
20
afgelopen 4 weken dronken of aangeschoten geweest
15 14 13
afgelopen 4 weken cannabis gebruikt
12
10 9
9 8
8
afgelopen 4 weken gespijbeld
6
5
5 4 2,2
0 1996
5 4
4 2 1 0,7
2001
afgelopen 4 weken harddrugs gebruikt (cocaïne, amfetamine, heroïne)
3 2 0,7
2005
vrijt onveilig 2 1 0,1
2009
Figuur 14: Trends leefstijlrisico's klas 2 Limburg-Noord (alle schooltypen)
45
drinkt 20 glazen alcohol per week 41
40 38 37
38
rookt
35
34 32
afgelopen 4 weken dronken of aangeschoten geweest
percentage (%)
30 25 23
20
23
23
19
afgelopen 4 weken harddrugs gebruikt (cocaïne, amfetamine, heroïne)
17
15
14
10 5
15 14
15
12
12 11 10
10
13 12
vrijt onveilig 1,6
0 2001
1,2
2005
0,8
2009
Figuur 15: Trends leefstijlrisico's klas 4 Limburg-Noord (alle schooltypen)
20
afgelopen 4 weken gespijbeld
10 9
4,8
1996
afgelopen 4 weken cannabis gebruikt
4.2. Trends Limburg-Noord De Jongerenmonitor heeft voor de vierde maal in de provincie Limburg plaatsgevonden (1996, 2001, 2005, 2009). In de figuren 14 en 15 zijn de trends voor Limburg-Noord voor klas 2 en klas 4 sinds 1996 weergegeven ten aanzien van een aantal leefstijlrisico’s en gedragingen: roken, gebruik van alcohol, soft- en harddrugs, spijbelen en onveilig vrijen. Sinds 1996 valt in Limburg-Noord het volgende op: Roken: Van 1996 tot 2005 is het percentage rokende jongeren in Limburg-Noord flink gedaald. In 2009 is het percentage gelijk gebleven: in klas 2 daalde het percentage van 23% in 1996 naar 8% in 2005/2009; in klas 4 daalde het percentage van 38% naar 23% in 2005/2009. Alcoholgebruik: Na een aanvankelijke stijging is het percentage leerlingen dat aangeeft de afgelopen vier weken voorafgaand aan het onderzoek dronken of aangeschoten te zijn geweest, gedaald: in klas 2 is het percentage van 12-13% in 1996/2001 gedaald naar 5% in 2009. In klas 4 is het percentage eerst gestegen van 37% in 1996 naar 41% in 2005, waarna het percentage afgenomen is naar 34% in 2009. Overigens is dit een subjectieve maat voor het drankgebruik. Als gekeken wordt naar het percentage leerlingen dat meer dan 20 glazen alcohol per week drinkt (objectieve maat), zien we in klas 2 een daling van 4% in 1996 naar 1% in 2009 en in klas 4 een daling van 19% in 2009 naar 12% in 2009. Cannabisgebruik: Sinds 1996 is er een daling van het percentage cannabisgebruikers. In klas 2 daalde het percentage van 5% in 1996 naar 1% in 2009. In klas 4 daalde het percentage van 17% in 1996 naar 9% in 2009. Harddrugsgebruik: Sinds 1996 is er een lichte daling van het percentage leerlingen dat harddrugs (amfetamine, cocaïne, heroïne) gebruikt. In klas 2 daalde het percentage van 2,2% in 1996 naar 0,1% in 2009. In klas 4 daalde het percentage van 4,8% in 1996 naar 0,8% in 2009. Eenzelfde daling van dezelfde omvang is te constateren in het percentage leerlingen dat XTC gebruikt. NB. Het percentage harddrugsgebruikers in 1996 betreft het Limburgse cijfer. Spijbelen: In klas 2 daalt aanvankelijk het percentage leerlingen dat de afgelopen vier weken voorafgaand aan het onderzoek gespijbeld heeft van 9% in 1996 naar 3% in 2005. In 2009 ligt dit percentage op 4%. In klas 4 is er een afname van het percentage spijbelaars van 23% in 1996 naar 10% in 2009. NB. Het percentage spijbelaars in 1996 betreft het Limburgse cijfer. Onveilig vrijen: Na een aanvankelijke daling van het percentage leerlingen dat onveilig vrijt, is er sinds 2001 sprake van een lichte stijging: in klas 2 daalde het percentage van 5% in 1996 naar 1% in 2001, waarna het percentage licht steeg naar 2% in 2005/2009. In klas 4 daalde het percentage van 14% in 1996 naar 10% in 2001, waarna het percentage steeg naar 13% in 2009. NB. Het percentage leerlingen dat onveilig vrijt in 1996 betreft het Limburgse cijfer.
In bijlage 3 staan de veranderingen in zowel diverse leefstijlrisico’s als diverse gezondheidsitems van leerlingen in de regio Limburg-Noord van 2005 naar 2009, zowel voor klas 2 als klas 4. Vergeleken met 2005 voldoen in 2009 minder leerlingen aan de voedingsnormen groenten en fruit. Daarentegen is er een positieve verandering ten opzichte van 2005 te zien voor wat betreft de items ‘het ontbijt’, ‘(overmatig) alcoholgebruik’, ‘overdag c.q. ‘s avonds/’s nachts onveilig voelen’. Voor wat betreft de overige items zijn de verschillen tussen 2005 en 2009 gelijk gebleven danwel klein, o.a. ook omdat percentages veel lager liggen. 21
In tabel 1 staat de gemiddelde startleeftijd van roken, alcohol en softdrugs per klas. Hieruit blijkt dat de leerlingen in 2009 iets later begonnen zijn met roken, alcohol en softdrugs dan in 2005. Alleen in klas 2 zijn de leerlingen in 2009 gemiddeld iets eerder begonnen met wekelijks drinken dan in 2005. Tabel 1. Startleeftijd roken, alcohol en hasj/wiet gebruik Klas 2
Limburg-Noord 2005
e
1 keer sigaret e Leeftijd 1 glas alcohol Leeftijd wekelijks alcohol e 1 keer hasj/wiet Klas 4
11,6 jaar 11,0 jaar 12,4 jaar 12,8 jaar Limburg-Noord 2005
e
1 keer sigaret e Leeftijd 1 glas alcohol Leeftijd wekelijks alcohol e 1 keer hasj/wiet
13,0 jaar 12,3 jaar 14,3 jaar 14,2 jaar
Limburg-Noord 2009 11,7 jaar 11,3 jaar 12,2 jaar 13,0 jaar Limburg-Noord 2009 13,3 jaar 12,9 jaar 14,5 jaar 14,6 jaar
Tabel 2. Enkele gezondheidsgedragingen van leerlingen in klas 2 en 4 in Limburg-Noord en Nederland Klas 2 Rookt e
Leeftijd 1 sigaret Aangeschoten/dronken in afgelopen 4 weken Wekelijks 20 glazen alcohol of meer e
Leeftijd 1 glas alcohol Hasj/wiet gebruikt in afgelopen. 4 weken e
1 keer hasj/wiet Klas 4
Limburg-Noord 2009
Nederland 2007
8%
11%
11,7 jaar
11,6 jaar
5%
9%
1%
1%
11,3 jaar
11,8 jaar
1%
4%
13,0 jaar Limburg-Noord 2009
Rookt
23% e
Leeftijd 1 sigaret Aangeschoten/dronken in afgelopen. 4 weken Wekelijks 20 glazen alcohol of meer e
Leeftijd 1 glas alcohol Hasj/wiet gebruikt in afgelopen. 4 weken e
1 keer hasj/wiet
1)
12,8 jaar Nederland 1) 2007 24%
13,3 jaar
13,0 jaar
34%
34%
12%
9%
12,9 jaar
13,1 jaar
9%
11%
14,6 jaar
14,3 jaar
Limburg-Noord 2) 2008 Overgewicht 13-jarigen 12% waarvan ernstig: 2% Overgewicht 14-jarigen 14% waarvan ernstig: 2% Overgewicht 15-jarigen 19% waarvan ernstig: 3% Overgewicht 16-jarigen 23% Waarvan ernstig: 6% 1) Nederlandse vergelijkingscijfers zijn afkomstig van Peilstationsonderzoek 2007, Trimbosinstituut. 2) Bron: JGZ-registratie, GGD Limburg-Noord 2008. Overgewicht Limburg-Noord
22
4.3. Referentiecijfers Als de cijfers voor Limburg-Noord vergeleken worden met de provincie Limburg zien we over het algemeen dat de situatie in Limburg-Noord iets positiever is dan gemiddeld in Limburg (en daarmee dus positiever dan regio Zuid-Limburg). Voor de meeste items is het verschil slechts klein (tot 1% uitgaande van afgeronde percentages). Meest opvallende verschil is dat er in Limburg-Noord vergeleken met Limburg gemiddeld minder leerlingen zijn met een allergie (35%-38%), minder schoolverzuim vanwege ziekte is (33%-35%), minder op school gepest wordt (12%-14%), minder leerlingen onvoldoende bewegen (20%-24%), meer leerlingen lid zijn van een sportclub (68%-65%), minder leerlingen niet voldoen aan de ontbijtnorm (17%-19%) en meer leerlingen vinden dat ze voldoende seksuele voorlichting op school hebben gehad. Tevens is het soft- en harddrugsgebruik iets lager dan gemiddeld in Limburg. In Limburg-Noord ligt de gemiddelde leeftijd dat leerlingen met roken, alcohol of softdrugs beginnen iets hoger dan gemiddeld in Limburg. Daarentegen valt op dat relatief meer leerlingen in Limburg-Noord veel sociale afstand ten opzichte van homoseksuelen voelen (48%-46%) en dat het alcoholgebruik hoger is: meer leerlingen in Limburg-Noord hebben de afgelopen 4 weken voorafgaand aan het onderzoek alcohol gedronken (49%-47%), meer leerlingen hebben 5 of meer drankjes gedronken (36%34%), meer leerlingen drinken 20 of meer glazen alcohol per week (7%-5%) en minder leerlingen hebben een afspraak met ouders over de startleeftijd voor alcoholgebruik (29%31%). Tevens is het percentage leerlingen in klas 2 dat de afgelopen 4 weken gegokt heeft hoger dan gemiddeld in Limburg (klas 2: 10%-8%). Voor wat betreft een aantal psychosociale items, een aantal items betreffende gevoel van onveiligheid c.q. pesten, spijbelen, welzijn op school, kijken naar tv- of (spel)computerscherm, roken, en het item ‘wil seksuele voorlichting van school’ is er geen verschil tussen Limburg-Noord en Limburg. Voor roken, alcoholgebruik en gebruik van softdrugs zijn landelijke vergelijkingscijfers uit 2007 beschikbaar. Deze worden weergegeven in tabel 2. Roken en het gebruik van alcohol en softdrugs komen zowel in Limburg-Noord als in Nederland in klas 4 aanzienlijk meer voor dan in klas 2. In Limburg-Noord roken minder leerlingen dan in heel Nederland en de leeftijd waarop de eerste sigaret wordt gerookt ligt iets hoger in Limburg-Noord. Dat geldt voor klas 2 en klas 4. Aangeschoten of dronken in de afgelopen 4 weken komt in Limburg-Noord in klas 2 minder voor dan in heel Nederland (5% versus 9%). In klas 4 is er geen verschil op dit punt. Wekelijks 20 glazen of meer alcohol gebruiken komt in Limburg-Noord in klas 4 meer voor dan in Nederland (12% versus 9%). In klas 2 is er geen verschil tussen. De leeftijd waarop het eerste glas alcohol wordt gedronken ligt lager in Limburg-Noord, zowel in klas 2 als in klas 4. Het gebruik van hasj/wiet in de afgelopen 4 weken ligt hoger in Nederland dan in LimburgNoord. Ook de leeftijd waarop deze drug voor het eerst gebruikt wordt ligt hoger in LimburgNoord. In de GGD-gezondheidsmonitor zijn geen vragen over lengte en gewicht opgenomen vanwege de onbetrouwbaarheid van de antwoorden. Hierdoor kan niet berekend worden hoeveel jongeren in Limburg-Noord overgewicht hebben. Uit de JGZ-registratie (2008) kan dit wel berekend worden (zie tabel 2). Hieruit blijkt dat met de leeftijd het percentage jongeren met overgewicht toeneemt van 12% bij 13-jarigen naar 23% bij 16-jarigen. Het percentage jongeren met ernstig overgewicht stijgt van 2% bij 13-jarigen naar 6% bij 16jarigen.
23
4.4. Landelijk beleid en regelgeving Het landelijk beleid is vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). In het kader van deze wet hebben gemeenten de taak om op uniforme wijze gezondheidsinformatie te verzamelen en deze te gebruiken voor de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het gemeentelijk gezondheidsbeleid. Centraal staat zo lang mogelijk in goede gezondheid leven. Preventie, in samenhang met curatie, kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren: door ziekte te voorkomen danwel uit te stellen en door beperkingen en co-morbiditeit te voorkomen danwel uit te stellen. Deze doelen vormen ook het uitgangspunt in de nota ‘Kiezen voor Gezond Leven’ van het Rijk (2006). In deze nota worden de belangrijkste volksgezondheidsproblemen aangegeven en de daaraan gekoppelde speerpunten: roken, overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, diabetes en depressie. Naar verwachting zullen in de nog te verschijnen nota van VWS deze speerpunten gehandhaafd blijven eventueel aangevuld met seksuele gezondheid. Deze speerpunten zijn niet alleen gekozen vanwege de omvang van de aan de speerpunten gerelateerde gezondheidsproblemen, maar óók omdat er geschikte programma’s zijn om deze speerpunten aan te pakken en daarmee een heel scala van gezondheidsproblemen. Door tal van landelijke en lokale organisaties wordt ingespeeld op deze speerpunten door het ontwikkelen en aanbieden (zowel landelijk als lokaal) van interventies gericht op universele tot zorggerelateerde preventie. Met de wijziging van de Wpg in de 2e tranche worden gemeenten verplicht om de landelijke speerpunten in acht te nemen bij het vaststellen van hun gemeentelijke gezondheidsnota. Ten behoeve van de gemeentelijke gezondheidsnota’s zijn er handleidingen (zgn. leeflijnen) voor lokaal gezondheidsbeleid ontwikkeld voor vier van de vijf speerpunten (behalve voor diabetes) en zal er binnenkort een nieuwe leeflijn ´Gezonde gemeente´ worden gepresenteerd.
4.5. Tenslotte Een jongerenmonitor geeft inzicht in hoe het met de gezondheid en leefstijl van de jongeren in onze regio gesteld is. Dit ‘plaatje’ biedt goede aangrijpingspunten voor verbetering van de preventie in het algemeen. Maar het biedt ook specifieke informatie per speerpunt zoals bestrijding overgewicht of vermindering risicogedrag. Deze informatie stelt gemeenten in staat om hier in de nota’s lokaal gezondheidsbeleid nog gerichter op in te spelen. De GGD en ketenpartners worden in staat gesteld om nog betere informatie en dus inzicht te leveren over met name de mogelijke leefstijlinterventies. Want naast het inzicht in de gezondheidstoestand van de jeugd in onze regio is het belangrijk om ook inzicht te hebben in het aanbod en bereik van de interventies op lokaal niveau. Met behulp van dit inzicht wordt het mogelijk om een goede keuze te maken van leefstijlprogramma’s en, voorzover mogelijk, gebruik te maken van bestaande en lopende programma’s die bewezen effectief zijn danwel als ‘best practice’ beschouwd worden. Ook dienen projecten in overleg met de doelgroep zelf tot stand te komen en te worden uitgevoerd omdat ze dan beter aansluiten bij de wensen van de doelgroep. Verder is het van belang de verschillende risicofactoren en het daarbij behorende aanbod zoveel mogelijk in samenhang met elkaar aan te pakken. Bij de uitwerking van preventieprogramma’s is het belangrijk dat het programmatisch werken centraal gesteld wordt en de focus gericht wordt op het bereik van de gewenste doelgroepen en het bereik van de interventies. Toch moeten we helaas concluderen uit de GGDGezondheidmonitor Limburg en de landelijke rapportages dat we er nog lang niet zijn. Het veranderen van leefstijl blijkt niet gemakkelijk te zijn en preventiedoelen worden niet altijd gehaald. Risicofactoren stabiliseren weliswaar maar op een ongunstig niveau. Gezondheidsverschillen zijn nog steeds groot en hardnekkig. Participatie van mensen blijft achter. En er zijn nog maar weinig interventiemethoden waarvan het effect is bewezen. Voor het realiseren van gezondheidswinst hebben combinaties van wettelijke maatregelen, omgevingsinterventies en leefstijlinterventies de beste papieren. Dit impliceert een zorgvuldige mix van landelijke en lokale maatregelen (bv. Centra Jeugd en Gezin). 24
Hoe gaan we voor de (gezondheids)winst? Op de korte termijn valt extra gezondheidswinst te behalen door goedlopende zaken te versterken en door op sommige terreinen nieuwe keuzes te maken. Bij de doelgroep Jeugd vormt De Gezonde en Veilige School een belangrijke ontwikkeling en kan als voorbeeld gezien worden om lopende zaken te versterken. Met name de kernpunten van De Gezonde en Veilige School zijn belangrijk bij de versterking van de preventie in het algemeen en op schoolniveau in het bijzonder. Zoals een integrale aanpak waarbij interventies zijn gericht op verschillende niveau’s (signalering, educatie, omgeving, beleid en regelgeving). Of structurele samenwerking tussen regionale en lokale organisaties op het gebied van gezondheid, welzijn en veiligheid om zo zorg te dragen voor samenhang in het aanbod waarbij het aanbod goed op elkaar is afgestemd. Naast het verminderen van risicogedrag zoals overmatig alcoholgebruik blijft het bestrijden van overgewicht onder jongeren een belangrijk speerpunt. Bij beide problemen zien we steeds meer, zowel landelijk als regionaal, de integrale aanpak zichtbaar worden. Gemeenten die gezamenlijk een alcoholmatigingsbeleid opzetten. Bij overgewicht zie je steeds meer samenwerking met publiek-private partijen, zoals scholen, lokale en regionale bedrijven, supermarkten, GGD'en, ziekenhuizen en sportverenigingen. Door deze samenwerking wordt de zorg en preventie gekoppeld. Het is belangrijk deze concrete programma’s zorgvuldig te bestuderen op effectiviteit en bereik. Daarnaast is het belangrijk om de regionale maar ook de lokale initiatieven zoveel mogelijk aan te laten sluiten op landelijke ontwikkelingen waar veelal monitoring en wetenschappelijk onderzoek aan gekoppeld is. Alleen op deze manier kan de kwaliteit van de preventie op lokaal niveau vergroot worden. In dit kader is de landelijke subsidiemogelijkheid zoals Gezonde Slagkracht een goed voorbeeld waar ook de gemeenten in de regio Limburg-Noord op ingesprongen zijn. Kortom, voldoende aangrijpingspunten om de gezondheidswinst voor jongeren te verzilveren!
25
26
Bijlage 1: Tabellen Jongerenmonitor 2009 Limburg-Noord: regio + clustercijfers Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 4
Cluster 5
Cluster 1&3
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%)
1. LICHAMELIJKE GEZONDHEID Heeft één of meer chronische aandoening(en) (al dan niet vastgesteld door een arts) Totaal
41
40
41
40
41
40
39
Klas 2
40
39
40
40
39
38
37
Klas 4
42
41
41
39
43
41
41
Ervaart belemmeringen door chronische aandoeningen bij uitvoeren van dagelijkse bezigheden Totaal
24
23
24
23
25
23
23
Klas 2
23
22
24
22
22
21
23
Klas 4
25
25
24
24
28
24
24
Totaal
38
35
35
33
40
34
33
Klas 2
37
33
34
33
37
34
32
Klas 4
39
36
35
32
43
35
36
Heeft één of meer allergieën (al dan niet vastgesteld door een arts)
Ervaart belemmeringen door allergie bij uitvoeren van dagelijkse bezigheden Totaal
17
16
17
16
17
16
17
Klas 2
17
16
17
16
16
15
16
Klas 4
17
17
17
16
17
17
19
Is in de afgelopen 4 weken een of enkele dagen thuis gebleven van school vanwege ziekte Totaal
37
35
40
33
41
31
36
Klas 2
37
33
38
30
41
31
34
Klas 4 2. PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID Ervaart de gezondheid als gaat wel tot slecht
36
36
41
36
41
32
38
Totaal
17
16
16
14
18
15
16
Klas 2
16
14
15
13
16
14
15
Klas 4
18
17
17
15
21
16
19
Heeft een verhoogde totale probleemscore op de SDQ schaal (emotionele problemen, gedragsproblemen, hyperactiviteit en problemen met leeftijdsgenoten) Totaal
4
3
3
3
4
3
3
Klas 2
4
3
3
3
5
4
2
Klas 4
3
3
4
3
4
2
4
1
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 4
Cluster 5
Cluster 1&3
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%)
Heeft een verhoogde score op de SDQ schaal emotionele problemen (scoort hoog op items 'vaak hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid’,' veel piekeren', 'vaak ongelukkig in de put of tranen zijn', 'zenuwachtig in nieuwe situaties zijn', 'voor veel dingen bang zijn/snel angstig zijn') Totaal
5
4
4
4
5
5
4
Klas 2
5
4
4
3
4
5
4
Klas 4
5
5
4
5
7
4
4
Heeft een verhoogde score op de SDQ schaal gedragsproblemen (scoort hoog op items: 'heeft vaak driftbuien of woede uitbarstingen', 'meestal niet doen wat opgedragen wordt', 'vaak vechten, andere mensen doen wat de jongere wil', 'vaak worden beschuldigd te liegen of te bedriegen’, 'dingen wegnemen die niet van hun zijn, zowel thuis op school of andere plaatsen') Totaal
5
5
7
4
6
5
5
Klas 2
6
5
6
4
6
5
5
Klas 4
5
5
7
4
6
4
6
Heeft een verhoogde score op de SDQ schaal hyperactiviteit/aandachtsproblemen (scoort hoog op items: 'is vaak rusteloos en kan niet lang stil zitten', 'zit constant te wiebelen of te friemelen', 'is snel afgeleid en kan zich moeilijk concentreren', 'denkt niet goed na voordat hij/zij iets doet', 'maakt niet af waar mee bezig is en kan de aandacht er niet goed bijhouden') Totaal
16
16
14
16
15
16
15
Klas 2
16
16
14
17
16
17
14
Klas 4
16
15
15
15
15
15
15
Heeft een verhoogde score op de SDQ schaal problemen met leeftijdsgenoten (scoort hoog op de items: 'Is nogal op zichzelf, speelt meestal alleen en bemoeit zich niet met anderen', ‘heeft niet minstens 'één goede vriend of vriendin', andere jongeren van eigen leeftijd vinden haar over algemeen niet aardig', ‘andere kinderen of jongeren pesten of treiteren', 'kan beter met volwassenen opschieten dan met jongeren van eigen leeftijd') Totaal
2
2
2
2
2
1
Klas 2
2
2
2
2
2
0,7
2 2
Klas 4
2
2
3
1
2
1
2
Heeft een verhoogde score op de SDQ schaal pro-sociaal gedrag (scoort hoog op items: 'probeert aardig te zijn tegen anderen en houdt rekening met hun gevoelens', 'deelt gemakkelijk met anderen', 'helpt iemand die zich heeft bezeerd, van streek is of zich ziek voelt', 'is aardig tegen jongere kinderen', 'biedt vaak anderen aan om te helpen') Totaal
7
7
7
7
8
8
7
Klas 2
7
7
8
7
8
6
6
Klas 4
7
8
7
7
8
9
7
2
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%)
Totaal
26
25
26
25
26
25
26
Klas 2
25
24
24
24
23
25
24
Klas 4
27
27
27
26
29
26
28
Cluster 1&3
MANTELZORG Heeft momenteel een ouder of broer/zus die ziek/verslaafd is
Heeft probleem met zieke/verslaafde ouder of broer/zus# (percentage van leerlingen die een gezinslid hebben met ziekte/verslaving) Totaal#
46
44
44
45
48
45
41
Klas 2#
44
42
43
39
42
46
40
Klas 4#
48
47
46
50
53
44
42
Totaal
46
48
49
44
48
50
48
Klas 2
48
50
53
46
50
52
51
Klas 4
44
45
45
43
46
48
45
Totaal
8
8
8
8
8
7
8
Klas 2
9
9
9
9
9
9
8
Klas 4
7
7
6
7
6
6
7
Totaal
29
28
30
30
27
25
30
Klas 2
29
26
30
28
23
24
29
Klas 4
29
30
30
32
30
26
30
9
8
9
9
8
7
8
Voelt veel sociale afstand ten opzichte van homoseksuelen
ONVEILIG VOELEN Voelt zich overdag wel eens onveilig
Voelt zich 's avonds of 's nachts wel eens onveilig
Voelt zich op straat in de buurt wel eens onveilig Totaal Klas 2
8
7
8
8
7
6
7
Klas 4
10
9
10
10
10
7
9
Totaal
20
19
19
21
20
17
18
Klas 2
19
17
18
18
17
15
18
Klas 4
21
21
20
24
23
19
19
Voelt zich op straat buiten de eigen buurt wel eens onveilig
3
Limburg
Limburg-Noord
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
Cluster 1&3 N=2180 (%)
Totaal
4
4
4
4
4
3
4
Klas 2
4
4
5
3
5
3
4
Klas 4
4
4
3
4
4
3
3
Totaal
3
3
3
3
3
3
3
Klas 2
4
4
3
4
3
5
3
Klas 4
3
3
3
3
3
2
3
Totaal
3
3
4
3
3
4
4
Klas 2
4
4
5
4
3
5
4
Klas 4
3
3
3
2
2
3
3
Totaal
8
8
7
10
9
7
7
Klas 2
6
5
3
7
6
4
4
Klas 4
11
12
10
12
12
11
11
Totaal
13
12
14
11
13
12
14
Klas 2
13
12
14
10
12
11
13
Klas 4
13
13
14
12
14
12
14
Totaal
18
17
21
14
19
15
19
Klas 2
15
13
17
11
14
13
16
Klas 4
21
20
24
16
23
18
22
Totaal
1
1
1
0,7
1
0,7
1
Klas 2
1
1
2
0,9
2
1
1
Klas 4
0,8
0,7
0,9
0,3
1
0,5
1
Totaal
14
15
13
19
13
13
15
Klas 2
16
17
14
22
14
16
16
Klas 4
12
13
13
16
12
11
14
Voelt zich in het winkelcentrum wel eens onveilig
Voelt zich thuis wel eens onveilig
Voelt zich op school wel eens onveilig
Voelt zich tijdens uitgaan wel eens onveilig
Voelt zich in de trein wel eens onveilig
Voelt zich op het station wel eens onveilig (bus, trein, metro)
Voelt zich bij de sportaccomodaties wel eens onveilig
Voelt zich ergens anders wel eens onveilig
4
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%)
Cluster 1&3
PESTEN Is afgelopen jaar wekelijks via internet, SMS of MSN (cyberpesten) gepest Totaal
2
2
3
2
3
2
2
Klas 2
3
2
2
2
3
2
2
Klas 4
2
2
3
2
2
2
3
Totaal
14
12
13
11
12
12
13
Klas 2
17
15
16
14
15
15
15
Klas 4
10
10
10
8
10
10
10
Totaal
4
4
4
4
4
4
4
Klas 2
5
5
5
6
4
4
5
Klas 4
3
3
3
2
3
3
3
Totaal
20
19
20
18
19
19
20
Klas 2
23
20
21
20
20
20
21
Klas 4
20
19
20
18
19
19
20
Is in de afgelopen 3 maanden op school gepest
Is in de afgelopen 3 maanden wekelijks op school gepest
Heeft in de afgelopen 3 maanden zelf meegedaan aan pesten op school
Heeft in de afgelopen 3 maanden zelf wekelijks meegedaan aan pesten van anderen op school Totaal
4
4
5
3
4
4
5
Klas 2
5
4
5
4
4
5
5
Klas 4
4
4
5
2
4
4
5
Totaal
7
7
8
6
6
6
8
Klas 2
8
8
9
8
6
7
8
Klas 4
5
6
7
5
5
6
7
Totaal
2
1
2
1
0,9
1
2
Klas 2
2
2
2
2
0,9
2
2
Klas 4
1
1
1
1
0,9
1
2
Is in de afgelopen 3 maanden buiten school gepest
Is in de afgelopen 3 maanden wekelijks buiten school gepest
5
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%)
Totaal
7
7
8
7
9
5
7
Klas 2
5
4
6
3
6
3
5
Klas 4
10
10
10
10
11
8
11
Totaal
2
2
3
1
3
2
2
Klas 2
1
1
1
1
2
0,5
1
Klas 4
3
3
4
1
4
3
4
9
9
10
8
8
8
9
Cluster 1&3
SCHOOL Heeft in de afgelopen 4 weken gespijbeld van school
De belangrijkste reden om te spijbelen is: Heeft geen zin in school
Vindt school niet leuk (niet leuk-vreselijk) Totaal Klas 2
8
8
8
9
8
7
8
Klas 4
10
10
12
8
9
10
12
Totaal
5
5
8
3
6
6
7
Klas 2
4
3
5
2
4
3
4
Klas 4
7
8
12
4
8
8
10
Totaal
5
5
6
4
5
6
5
Klas 2
4
4
5
4
4
5
4
Klas 4
5
6
7
5
7
6
7
Totaal
0,7
0,7
0,5
0,8
0,8
0,9
0,4
Klas 2
0,6
0,5
0,5
0,7
0,4
0,7
0,3
Klas 4
0,7
0,8
0,6
0,6
1
1,0
0,5
Totaal
2
2
2
2
1
1
2
Klas 2
2
2
2
2
1
1
2
Klas 4
1
1
1
1
1
1
0,9
Vindt school gaat wel tot vreselijk, want* * Sfeer is niet gezellig
* De klas is niet leuk
* Geen vrienden op school
* Wordt gepest
6
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%)
Totaal
7
7
7
6
8
8
7
Klas 2
7
6
6
6
9
5
6
Klas 4
8
8
9
6
8
10
9
Totaal
14
15
14
13
17
15
14
Klas 2
10
11
9
9
14
11
9
Klas 4
19
19
19
18
20
19
20
Totaal
5
6
5
5
5
7
5
Klas 2
5
5
3
5
5
8
3
Klas 4
5
6
7
5
5
6
7
Totaal
16
17
15
20
17
16
16
Klas 2
18
19
14
21
20
19
17
Klas 4
15
15
16
18
14
13
14
Totaal
8
8
7
7
9
8
7
Klas 2
7
6
5
6
10
6
5
Klas 4
9
9
9
7
8
10
9
Totaal
1
1
2
1
1
1
1
Klas 2
1
1
2
1
1
1
2
Klas 4
1
1
2
1
1
2
1
Totaal
4
4
6
3
5
4
5
Klas 2
3
3
5
3
3
3
4
Klas 4
5
5
6
4
6
5
6
Cluster 1&3
* Docenten zijn niet aardig
* De manier van lesgeven is niet leuk
* Heeft moeite met leren
* De vakken zijn niet leuk
* Ziet het nut van school niet in
* Voelt zich onveilig
* Er is weinig aandacht voor problemen van leerlingen
7
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
Totaal
16
15
16
16
14
14
16
Klas 2
14
13
14
14
12
12
14
Klas 4
18
17
18
18
16
16
17
N=1963 (%)
Cluster 1&3 N=2180 (%)
* Andere reden waarom het niet leuk is op school
3. LEEFSTIJL BEWEGING Voldoet niet aan de beweegnorm (NNGB) (Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor jongeren: dagelijks tenminste 1 uur matig intensieve activiteit) Totaal
24
20
23
18
24
20
20
Klas 2
19
15
18
12
17
14
15
Klas 4
29
26
27
24
30
25
25
Totaal
65
68
60
71
64
70
66
Klas 2
67
71
64
74
65
73
70
Klas 4
63
65
57
68
62
68
61
Is lid van een sportclub
Kijkt veel TV / Video / DVD of zit achter computer, internet, gameboy (buiten schooltijd) (méér dan 14 uur per week) Totaal
69
69
70
67
67
70
70
Klas 2
65
63
67
60
62
61
67
Klas 4
74
75
73
74
72
79
74
Totaal
56
55
59
54
54
56
56
Klas 2
55
54
59
53
51
54
55
Klas 4
57
57
59
56
57
59
58
Totaal
68
69
71
69
68
69
68
Klas 2
65
65
69
66
63
64
65
Klas 4
72
73
72
72
73
73
72
Totaal
19
17
23
14
19
15
20
Klas 2
16
14
20
10
16
12
16
Klas 4
21
20
25
18
21
17
24
VOEDING Eet niet elke dag groente
Voldoet niet aan voedingsnorm fruit-sap (dagelijks 2x fruit en/of sap)
Ontbijt niet elke dag (<5 keer per week)
8
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%)
Totaal
15
15
14
19
18
12
14
Klas 2
9
8
6
10
10
6
6
Klas 4
22
23
21
28
26
18
22 12,7 jaar
Cluster 1&3
ROKEN Rookt
Leeftijd 1e sigaret Totaal
12,6 jaar
12,9 jaar
12,6 jaar
13,1 jaar
12,6 jaar
13,0 jaar
Klas 2
11,6 jaar
11,7 jaar
11,5 jaar
11,9 jaar
11,3 jaar
11,8 jaar
11,7 jaar
Klas 4
13,1 jaar
13,3 jaar
13,0 jaar
13,4 jaar
13,1 jaar
13,4 jaar
13,1 jaar
Totaal
47
49
42
55
48
48
45
Klas 2
27
27
22
31
26
23
27
Klas 4
69
72
64
79
70
71
68
18
19
15
25
18
18
16
ALCOHOL Heeft afgelopen 4 weken minimaal 1x alcohol gedronken
Is ooit aangeschoten geweest in afgelopen 4 weken Totaal Klas 2
6
5
5
7
6
4
6
Klas 4
30
34
26
42
30
32
29
Heeft vijf of meer drankjes gedronken per gelegenheid in afgelopen 4 weken Totaal
34
36
30
41
37
35
32
Klas 2
18
18
14
19
20
16
17
Klas 4
51
56
46
63
54
54
51
Totaal
5
7
5
9
5
6
7
Klas 2
1
1
1
1
1
1
1
Klas 4
9
12
9
16
8
11
13 12,3 jaar
Drinkt 20 glazen alcohol of meer in een week
Leeftijd 1e alcohol gebruik Totaal
12,2 jaar
12,3 jaar
12,3 jaar
12,4 jaar
12,2 jaar
12,4 jaar
Klas 2
11,2 jaar
11, 3 jaar
11, 2 jaar
11,3 jaar
11,0 jaar
11,3 jaar
11,4 jaar
Klas 4
12,9 jaar
12,9 jaar
12,9 jaar
13,0 jaar
12,9 jaar
12,9 jaar
13,0 jaar
9
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%) 14,2 jaar
Cluster 1&3
Leeftijd wekelijks alcoholgebruik Totaal
14,0 jaar
14,1 jaar
14,3 jaar
14,2 jaar
14,0 jaar
14,1 jaar
Klas 2
12,2 jaar
12,2 jaar
12,4 jaar
12, 1 jaar
12,0 jaar
11,8 jaar
12,5 jaar
Klas 4
14,5 jaar
14,5 jaar
14,7 jaar
14,6 jaar
14,4 jaar
14,4 jaar
14,6 jaar
Heeft een afspraak met ouders om tot een bepaalde leeftijd geen alcohol te drinken Totaal
31
29
32
29
28
28
31
Klas 2
37
37
38
40
33
36
37
Klas 4
23
21
25
19
24
20
23
Totaal
6
5
6
6
6
4
5
Klas 2
3
1
1
2
2
0,6
1
Klas 4
9
9
10
9
10
7
9
DRUGS Heeft afgelopen 4 weken hasj of wiet gebruikt
Leeftijd 1e gebruik hasj of wiet Totaal
14,0 jaar
14,3 jaar
14,3 jaar
14,4 jaar
14,2 jaar
14,3 jaar
14,4 jaar
Klas 2
12,9 jaar
13,0 jaar
13,0 jaar
13,1 jaar
13,1 jaar
12,8 jaar
13,1 jaar
Klas 4
14,4 jaar
14,6 jaar
14,5 jaar
14,6 jaar
14,4 jaar
14,6 jaar
14,6 jaar
Totaal
0,4
0,3
0,3
0,2
0,6
0,2
0,3
Klas 2
0,3
0,2
0,1
0,2
0,4
0,0
0,2
Klas 4
0,5
0,4
0,4
0,1
0,8
0,3
0,5
Totaal
0,4
0,3
0,3
0,1
0,4
0,2
0,4
Klas 2
0,1
0,1
0,4
0,0
0,0
0,0
0,3
Klas 4
0,6
0,4
0,3
0,2
0,8
0,3
0,5
Totaal
0,6
0,4
0,6
0,5
0,6
0,3
0,5
Klas 2
0,2
0,1
0,3
0,1
0,3
0,0
0,2
Klas 4
0,9
0,8
1
0,8
0,9
0,4
0,9
Heeft afgelopen 4 weken GHB gebruikt
Heeft afgelopen 4 weken XTC gebruikt
Harddrug gebruik: cocaïne, heroïne en amfetamine
10
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
Cluster 1&3 N=2180 (%)
Totaal harddrug gebruik (cocaïne, heroïne, amfetamine, paddo's, XTC en LSD) Totaal
0,8
0,6
0,8
0,6
0,8
0,4
0,7
Klas 2
0,3
0,2
0,4
0,1
0,3
0,0
0,3
Klas 4
1
1
1
1
1
0,7
1
6
6
6
8
7
5
5
Krijgt/koopt hasj of wiet van vrienden Totaal Klas 2
2
2
2
2
2
1
2
Klas 4
11
11
10
14
11
8
10
Krijgt/koopt hasj of wiet via via Totaal
2
2
2
2
2
1
2
Klas 2
0,5
0,3
0,4
0,4
0,4
0,0
0,3
Klas 4
3
3
3
3
3
2
3 0,6
Koopt hasj of wiet van dealer Totaal
2
1
0,8
0,6
3
0,9
Klas 2
0,7
0,3
0,4
0,1
0,5
0,2
0,3
Klas 4
3
2
1
1
5
2
0,9
Koopt hasj of wiet van coffeeshop Totaal
1
1
1
1
1
1
1
Klas 2
0,3
0,2
0,4
0,1
0,3
0,1
0,3
Klas 4
2
2
2
2
2
3
1
Totaal
1
0,9
0,4
1
0,9
1
0,6
Klas 2
0,4
0,2
0,1
0,3
0,0
0,0
0,3
Klas 4
2
2
1
2
2
2
1
Totaal
0,4
0,3
0,7
0,3
0,3
0,3
0,5
Klas 2
0,2
0,1
0,5
0,0
0,0
0,0
0,3
Klas 4
0,7
0,6
0,9
0,5
0,7
0,6
0,6
Krijgt/koopt hasj of wiet van schoolgenoten
Kweekt zelf hasj of wiet
11
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%)
Totaal
1
0,8
1
0,9
0,8
0,7
0,9
Klas 2
0,5
0,3
0,4
0,5
0,0
0,2
0,3
Klas 4
2
1
2
1
2
1
2
Totaal
0,7
0,6
0,9
0,3
1
0,5
0,8
Klas 2
0,2
0,1
0,3
0,1
0,1
0,0
0,3
Klas 4
1
1
2
0,5
2
0,9
1
Cluster 1&3
Komt anders aan hasj of wiet
Gebruikt hasj of wiet thuis
Gebruikt hasj of wiet bij vrienden Totaal
4
4
3
5
4
3
3
Klas 2
1
0,8
2
1
1
0,3
1
Klas 4
7
7
5
9
8
5
5
Gebruikt hasj of wiet in café Totaal
2
2
2
3
2
2
2
Klas 2
0,5
0,3
0,7
0,2
0,0
0,2
0,5
Klas 4
4
4
3
5
3
3
3
Totaal
0,2
0,2
0,3
0,1
0,2
0,2
0,3
Klas 2
0,1
0,1
0,3
0,0
0,0
0,0
0,2
Klas 4
0,3
0,3
0,4
0,1
0,4
0,3
0,4
Totaal
0,9
0,6
0,7
0,5
1,2
0,5
0,5
Klas 2
0,2
0,1
0,4
0,0
0,0
0,1
0,3
Klas 4
2
1
1
0,9
2
0,9
0,7
Totaal
6
5
5
6
7
4
4
Klas 2
2
1
1
1
2
1
1
Klas 4
10
9
8
10
11
7
8
Gebruikt hasj of wiet in coffeeshop
Gebruikt hasj of wiet op school
Gebruikt hasj of wiet op straat
12
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
Cluster 1&3 N=2180 (%)
Gebruikt hasj of wiet ergens anders Totaal
1
1
1
1
1
0,7
1
Klas 2
0,7
0,6
0,7
0,7
0,4
0,3
0,7
Klas 4
2
2
2
2
2
1
2
Totaal
6
4
5
4
6
3
5
Klas 2
3
2
3
2
2
2
2
Klas 4
9
7
8
6
9
5
7
Totaal
1
0,9
0,4
1
0,9
1
0,6
Klas 2
0,4
0,2
0,1
0,3
0,0
0,0
0,3
Klas 4
2
2
0,7
2
2
2
1
Heeft op school hasj of wiet aangeboden gekregen
Heeft hasj of wiet van schoolgenoten aangeboden gekregen
GOKKEN Heeft afgelopen 4 weken een of meerdere keren gegokt (fruitautomaat of gokkast) Totaal
8
9
8
7
6
14
8
Klas 2
8
10
8
8
7
15
8
Klas 4
7
8
8
5
6
13
7
13
Limburg
LimburgNoord
Cluster 1
Cluster 2 Cluster 4 Cluster 5 Cluster 1&3
N=16812 (%)
N=7627 (%)
N=1489 (%)
N=1991 (%)
N=1493 (%)
N=1963 (%)
N=2180 (%)
15
4. SEKSUALITEIT Heeft ooit geslachtsgemeenschap gehad Totaal
18
15
18
13
19
13
Klas 2
7
4
5
4
6
3
3
Klas 4
29
26
31
22
31
23
29
Totaal
8
7
8
7
9
6
8
Klas 2
3
2
2
3
2
1
1
Klas 4
14
13
15
11
16
11
15
Totaal
48
48
47
48
45
48
50
Klas 2
57
57
57
56
58
55
60
Klas 4
39
39
35
41
33
41
38
Vrijt onveilig
Wil seksuele voorlichting krijgen van school
Heeft naar eigen mening op school voldoende seksuele voorlichting gehad Totaal
62
66
62
67
71
66
61
Klas 2
47
54
49
53
65
50
50
Klas 4
78
79
75
82
77
81
75
14
Bijlage 2: Clusterindeling gemeenten Limburg-Noord Cluster 1:
Cluster 2:
Cluster 3:
Cluster 4:
Cluster 5:
Venlo Beesel
Bergen Gennep Horst aan de Maas Venray
Peel en Maas
Echt-Susteren Maasgouw Roerdalen Roermond
Leudal Nederweert Weert
15
Bijlage 3: Trends Jongerenmonitor 2005-2009 regio Limburg-Noord Figuur A: Trends Jongerenmonitor 2005-2009 regio Limburg-Noord (klas 2 voortgezet onderwijs) 18% 14%
Ervaren gezondheid: gaat wel-slecht
48%
Eet niet elke dag groente
54% 58%
Voldoet niet aan voedingsnorm fruit-sap (dagelijks 2 keer)
65% 17% 14%
Ontbijt niet elke dag (<5 keer per week)
8% 8%
Rookt
2% 1%
Heeft afgelopen 4 weken hasj of wiet gebruikt
Heeft afgelopen 4 weken XTC gebruikt
0,3% 0,1%
Harddrug gebruik (cocaïne, heroïne en amfetamine)
0,7% 0,1%
2005 2009
45%
Minimaal 1x alchohol gedronken in afgelopen 4 weken
27% 9%
Is ooit aangeschoten geweest in afgelopen 4 weken
5%
Drinkt 20 glazen alcohol of meer per week
2% 1% 10% 10%
Heeft afgelopen 4 weken gegokt (fruitautomaat of gokkast)
19%
Voelt zich overdag wel eens onveilig
9% 36%
Voelt zich 's avonds of 's nachts wel eens onveilig
voelt zich wel eens onvelig op school
Wordt op school wekelijks gepest
Heeft zelf wekelijks meegedaan aan pesten van anderen op school
Is wekelijks buiten school gepest
Heeft ooit geslachtsgemeenschap gehad
Vrijt onveilig (van totale groep)
Heeft gespijbeld in de afgelopen 4 weken
0%
26% 5% 4% 5% 5% 4% 4% 2% 2% 7% 4% 2% 2% 3% 4% 10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
16
Figuur B: Trends Jongerenmonitor 2005-2009 regio Limburg-Noord (klas 4 voortgezet onderwijs) 18% 17%
Ervaren gezondheid: gaat wel-slecht
52% 57%
Eet niet elke dag groente
58%
Voldoet niet aan voedingsnorm fruit-sap (dagelijks 2 keer)
73%
Ontbijt niet elke dag (<5 keer per week)
24% 20%
Rookt
23% 23% 10% 9%
Heeft afgelopen 4 weken hasj of wiet gebruikt
Heeft afgelopen 4 weken XTC gebruikt
1,2% 0,4%
Harddrug gebruik (cocaïne, heroïne en amfetamine)
1,2% 0,8%
2005 2009
80%
Minimaal 1x alchohol gedronken in afgelopen 4 weken
72% 41%
Is ooit aangeschoten geweest in afgelopen 4 weken
34% 15% 12%
Drinkt 20 glazen alcohol of meer per week
9% 8%
Heeft afgelopen 4 weken gegokt (fruitautomaat of gokkast)
16%
Voelt zich overdag wel eens onveilig
7% 37%
Voelt zich 's avonds of 's nachts wel eens onveilig
30% 4% 3%
voelt zich wel eens onvelig op school
3% 3%
Wordt op school wekelijks gepest
3% 4%
Heeft zelf wekelijks meegedaan aan pesten van anderen op school
Is wekelijks buiten school gepest
2% 1% 25% 26%
Heeft ooit geslachtsgemeenschap gehad
Vrijt onveilig (van totale groep)
Heeft gespijbeld in de afgelopen 4 weken
0%
12% 13% 11% 10% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
17
De GGD Limburg-Noord is onderdeel van de Veiligheidsregio Limburg-Noord GGD Limburg-Noord · Postbus 1150 · 5900 BD Venlo · T 077 850 48 48 ·
[email protected] · www.ggdlimburgnoord.nl 18