Jongeren en musea Mogelijkheden binnen de Harelbeekse Musea
Studiegebied Sociaal-agogisch werk Opleiding Sociaal werk Afstudeerrichting Sociaal Cultureel Werk Academiejaar 2006-2007 Student Celine Blancke
1
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................... 1 Voorwoord .................................................................................................................. 3 Inleiding ...................................................................................................................... 4 1 Museum............................................................................................................... 5 1.1 Wat is een museum? .................................................................................... 5 1.2 Aanbod van musea ...................................................................................... 6 1.3 Taken van een museum ............................................................................... 7 1.3.1 Participatie binnen de culturele sector .................................................. 7 1.3.2 Publiekswerking .................................................................................. 13 1.3.2.1 Cultuurcommunicatie ................................................................... 14 1.3.2.2 Cultuurcommunicatie gericht naar jongeren................................. 17 1.3.3 Educatief aanbod ................................................................................ 20 1.3.3.1 AmuseeVous................................................................................ 21 1.3.3.2 Klasse .......................................................................................... 23 2 Musea Harelbeke .............................................................................................. 25 2.1 Museumwerking ......................................................................................... 25 2.1.1 Organogram van het personeel........................................................... 25 2.1.2 Museumcommissie ............................................................................. 25 2.1.3 Schepencollege ................................................................................... 25 2.1.4 Infrastructuur ....................................................................................... 26 2.1.5 Museumcollectie ................................................................................. 26 2.2 Publiekswerking ......................................................................................... 26 2.2.1 Publiciteit voor de musea .................................................................... 28 2.2.1.1 Doelgroepenbeleid ....................................................................... 28 2.2.2 Activiteiten ........................................................................................... 29 2.2.3 Middelen.............................................................................................. 30 2.3 Educatieve werking .................................................................................... 31 2.3.1 Educatieve pakketten voor kinderen uit het lager onderwijs ............... 32 2.4 Erkenning van de Harelbeekse Musea....................................................... 34 2.5 Toekomst Harelbeekse Musea ................................................................... 34 2.6 Evaluatie Crea Musica ............................................................................... 35 2.6.1 SWOT- analyse van het project .......................................................... 38 3 Besluit en aanbevelingen .................................................................................. 40 4 Bijlagen.............................................................................................................. 43 Literatuurlijst ............................................................................................................. 77
2
Voorwoord Voor het schrijven en herwerken van deze scriptie wil ik graag enkele personen bedanken. Mijn ouders; Dino Blancke en Rika Huysentruit Mijn Stageplaats: Dienst Toerisme en Musea Harelbeke Ann Matton, Conservator van de Harelbeekse stagebegeleidster Frederik Bossuyt, Stafmedewerker en archivaris Connie Mahieu, beambte Carine Hugelier, onderhoudspersoneel De gidsen van de Harelbeekse musea
musea
en
mijn
Nathalie Derycke; mijn stagementor Tom Lemahieu; voor de extra tips om deze thesis te herschrijven.
Kimberly Buysens, Tom Bruneel, Stefaan Gheysen, Audrey Joy Hollevoet, Dimitri Ghistelinck voor de steun en het geduld tijdens de vakantieperiode! Rusty, om mij bij te staan tijdens het lezen en het typen van deze thesis.
3
Inleiding Er bestaan leukere dingen dan het herschrijven van een eindwerk. Terwijl ik bezig was met het herwerken, viel het mij op dat er veel zaken niet in stonden, waar ik in het begin geen rekening mee had gehouden. Jongeren helpen de weg te vinden naar een museum is niet alleen het opstellen van een educatief pakket. Het is hoogstens een basis waar mee je kan vertrekken. Daarnaast is het belangrijk om het nog „verkocht‟ te krijgen. Eenmaal je de weg gevonden hebt, kan je beginnen. Hiermee wil ik niet zeggen dat wanneer je ze bereikt hebt je op je luie kont kan blijven zitten. De volgende uitdaging is ze blijven verrassen met verschillende activiteiten binnen het museum. De bedoeling is niet alleen ze kennis te laten maken met een museum, maar er voor zorgen dat ze “gebeten” worden door het „museumvirus‟, waardoor ze ook eens een ander museum bezoeken. Maar waarom moeten jongeren een museum bezoeken? En moeten ze dit wel doen? Mocht ik niet overtuigd zijn van het feit dat jongeren een museum moeten bezoeken, dan zou ik hierover geen eindwerk schrijven en had ik een ander onderwerp genomen. Dus waarom moeten ze in contact komen met een museum, wel als jongere moet je de kans krijgen om kennis te maken met “de zaken” die in een museum bewaard worden. Er zaken uit leren, en het leren appreciëren van kunst. Het ene museum richt zich meer tot kunst en het andere meer op gebeurtenissen of personen. Bij deze laatste groep is de belangrijkste reden om de gebeurtenissen of personen te blijven herinneren en om ervan te leren. Volgens mij is het belangrijkste van een museumbezoek, leren, ontdekken, herkennen, genieten en verrast worden. En die zaken wil ik met een educatief pakket proberen overbrengen naar jongeren. De vraagstelling die ik wil behandelen, is: Wat zijn de mogelijkheden binnen de Harelbeekse musea om jongeren te bereiken? Eén van de grote problemen die deze musea hebben, is bekendheid. Bij de volwassenen, via de daguitstappen begint dit al toe te nemen. Maar jongeren bereiken blijkt een grotere opdracht. Om een mogelijk antwoord en of mogelijkheden te vinden om jongeren te bereiken, ben ik mijn zoektocht opnieuw begonnen over musea, publiekswerking,… en ben dit op een andere manier gaan bekijken. Wanneer ik een beter algemeen beeld had over de museumwerking, participatie, publiekswerking enz. Ben ik gaan kijken hoe het binnen de Harelbeekse musea verloopt en wat de mogelijkheden zijn om jongeren te „lokken‟ naar deze musea. Aan de hand van voorbeelden uit andere musea, ben ik gaan kijken wat er voor Harelbeke mogelijk was.
4
1 Museum 1.1 Wat is een museum? De meest gebruikte definitie om een museum te beschrijven is deze van het “International Council of Museums” (ICOM): “Een museum is een permanente instelling, zonder winstbejag, ten dienste van de gemeenschap en van haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek, die de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verzamelt, bewaart, onderzoekt en tentoonstelt en hierover informatie verstrekt voor studie, educatie of recreatie.”1 Naast het naleven van deze ICOM- definitie zijn er door de Vlaamse overheid nog een aantal criteria opgesteld waaraan een museum moet voldoen. Deze criteria worden gebruikt om een museum een erkenning toe te kennen. „‟Een museum moet kunnen aantonen dat het: 1° beschikt over een collectieplan; 2° beschikt over een beschrijving van de toestand van de collectie cultureel erfgoed en een beschrijving van de getroffen maatregelen tot behoud van de collectie cultureel erfgoed 3° beschikt over een inventaris van de collectie cultureel erfgoed, opgesteld volgens de internationale regels voor registratie, zoals beschreven door “the International Documentation Committee of the International Council of Museums” 4° beschikt over een presentatie van de collectie cultureel erfgoed; 5° een publieksbeleid voert,met inbegrip van een communicatiebeleid, gericht op cultuurbeleving en cultuurontwikkeling; 6° samenwerkt met actoren uit het cultureel – erfgoedveld en uit andere relevante domeinen in de samenleving. Daarnaast moet een museum ook kunnen aantonen dat het: 1° minstens honderd vijftig dagen per jaar geopend is voor individuele bezoekers, waarvan minstens één werkdag per week en één dag in het weekend, in uitzonderlijke gevallen en op voorwaarde van motivering bij de aanvraag tot erkenning kan een beperkte sluitingsperiode van het museum worden toegestaan; 2° beschikt over voldoende infrastructuur voor het uitoefenen van de museale basisfuncties, deze zijn: „‟de verzamelfunctie, behoud- en beheerfunctie, de wetenschappelijke en publieksgerichte functies‟‟2 3° beschikt over een stabiele financiële basis. Het bevoegde gezag neemt de financiering van het museum op in een afzonderlijke afdeling van de begroting.‟‟3 1
ICOM, 1974 Gecoördineerde tekst, decreet houdende de organisatie en subsidiëring van een cultureel erfgoedbeleid. 3 Besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2005 ter uitvoering van het Erfgoeddecreet van 7 mei 2004, voor wat betreft de musea, de cultureel – erfgoedpublicaties en de projecten cultureel erfgoed. 2
5
„‟4° beschikt over een persooneelskader dat bestaat uit: a) ten minste een halftijdse directeur of conservator die houder is van een diploma hoger onderwijs en die het bewijs levert van zijn deskundigheid b) gekwalificeerd personeel, met een diploma hoger onderwijs om de basisfuncties te vervullen, waarvan ten minste één voltijds equivalent stafmedewerker c) voldoende professionele of vrijwillige medewerkers die beschikken over de juiste vaardigheden om de museumwerking kwaliteitsvol ui te oefenen. Het personeel van het museum moet de mogelijkheid krijgen om zich bij te scholen om de museumwerking beter te kunnen uitoefenen. Het museum toont aan dat: 1° het bevoegde gezag het museum effectief en verantwoord bestuurt, aan het museum de nodige middelen en vaardigheden verstrekt en procedures uittekent om de overeengekomen strategie en doelstellingen te realiseren. 2° het beschikt over het eigendoms- of genotsrecht van de kern van de collectie cultureel erfgoed voor een langere periode; 3° het beschikt over het eigendoms- of genotsrecht van een basisinfrastructuur voor een langere periode; 4° als het een privaatrechtelijke rechtspersoon betreft, het beschikt over statuten waarin de onvervreemdbaarheid en de museale bestemming van de collectie cultureel erfgoed staan ingeschreven; 5° het beschikt over een organisatiestructuur, die ten dienste staat van de museumwerking of de uitoefening van de basisfuncties; 6° er zorg gedragen wordt voor het eigen archief 7° het beschikt over een coherent zakelijk beleid‟‟1
1.2 Aanbod van musea In België bestaan er meer dan 300 musea.2 Je kan deze op verschillende manieren indelen. Je kan 2 groepen maken, namelijk de erkende musea en de niet erkende musea. Deze groepen zijn nog steeds groot en niet zo overzichtelijk om mee te werken. Je kan deze groepen nog verder indelen volgens thema, Zoals: Mode, architectuur, …
Dit maakt het geheel al iets duidelijker. Om de werking en de taken van een museum te bekijken, zal ik dit proberen uit te leggen aan de hand van het erfgoeddecreet, en de criteria waaraan de musea zich moeten houden om erkend te worden.
1
Besluit van de Vlaamse Regering van 14 januari 2005 ter uitvoering van het Erfgoeddecreet van 7 mei 2004, voor wat betreft de musea, de cultureel – erfgoedpublicaties en de projecten cultureel erfgoed. 2 www.tento.be
6
1.3 Taken van een museum Uit de definitie van de ICOM kan je het doel en de taken van een museum halen. „‟Een van de belangrijkste taken van een museum is het verzamelen en bewaren van waardevolle stukken in hun originele staat voor de toekomst. Zodat het cultureelerfgoed niet verloren gaat. Zoals belangrijke gebeurtenissen uit de geschiedenis, zoals in het „In Flanders Field museum‟, „1302 –museum‟, en personen zoals Guido Gezelle, Stijn Streuvels,… Naast het verzamelen en bewaren is nog een belangrijke taak: de educatieve functie. Het is belangrijk dat men alle mogelijke kansen benut om deze functie te vervullen. Dit kan door een tentoonstelling, rondleiding in het museum, educatieve pakketten. Met de educatieve functie moet men proberen een zo groot mogelijk publiek te bereiken, en zelfs die groep uit te breiden. Als bezoeker moet je ook de kans krijgen om wat meer informatie te krijgen over de tentoongestelde collectie. Er zijn hieraan natuurlijk een aantal beperkingen verbonden, bijvoorbeeld wanneer men te maken heeft met vertrouwelijke informatie of uit veiligheidsoverwegingen. Contact tussen het personeel en bezoeker mag niet uit het oog verloren gaan. Hier ligt ook de sociale rol van een museum. Niet alleen kunnen bezoekers met elkaar informatie omtrent het onderwerp van het museum met elkaar uitwisselen, maar kan het personeel ook nog zaken bijleren van bezoekers en omgekeerd. Binnen kleine musea is het gemakkelijker om contact te leggen met het personeel. Een andere taak van het museum is zijn collectie te dienste te stellen van nieuwe kennis en de verspreiding ervan. Dit kan door middel van onderzoek, educatief werk, permanente opstellingen, tijdelijke tentoonstellingen en andere activiteiten. Deze activiteiten moeten in overeenstemming zijn met het vastgelegde beleid en met de educatieve doelstellingen van het museum. Men moet er wel voor opletten dat de (nieuwe) informatie die gegeven wordt correct en objectief is.‟‟1
1.3.1 Participatie binnen de culturele sector Met het decreet houdende de bevordering van de participatie aan cultuur, jeugdwerk en sport, wil de Vlaamse overheid meer aandacht vestigen om de burgers meer te laten participeren aan cultuur, jeugdwerk en sport. Met dit beleid wil men dan ook zoveel mogelijk mensen bereiken. „‟Participatie wordt binnen deze beleidsvisie in twee dimensies geconcretiseerd. Enerzijds heb je het “deelnemen” en anderzijds het “deelhebben”.
1
http://www.museumvereniging.be/ vereniging/icom-deontologie.html
7
Participatie als “deelnemen”, hier zijn de deelnemers de gebruikers, de aanwezigen, de toeschouwers. Hun relatie ten op zichtte van het aanbod is eerder ingevuld als klant, zonder de commerciële connotatie. De deelnemers, komen, maken gebruik of genieten van het aanbod en gaan terug weg. Binnen deze dimensie is er weinig of geen sprake van een vereenzelviging met het aanbod of de aanbieders. Participatie als “deelhebben” legt vooral de nadruk op de betrokkenheid. Als participant ben je sterk betrokken bij het voorbereiden en of het uitvoeren van het aanbod. Dit kan als vrijwilliger in diverse functies (bestuurder, uitvoerend, specialist, occasioneel of quasi permanent…), maar ook als beroepskracht of semi – professioneel. In dit opzicht vereenzelvigt de participant zich met het aanbod of de instelling/ vereniging die er mee betrokken is. Naast het „deelnemen‟ en „deelhebben‟, kan je het beleid inzake participatie ook verbinden aan de werkwoorden „verbreden‟ enerzijds en „verdiepen/vernieuwen‟ anderzijds. Met verbreden van de participatie bedoelt men, meer mensen als deelhebbers- of nemers. Verdiepen en vernieuwen van de participatie beoogt meer intensiteit, meer kwaliteit van het deelnemen en deelhebben, en het aanspreken van nieuwe doelgroepen.”1
A. Waarom moeten mensen meer gaan participeren aan cultuur? „‟Een gemeenschap is per definitie de (mede)beheerder van „haar‟ kunst en cultuur. Met het Vlaams cultuurbeleid wil men zoveel mogelijk burgers bereiken. Hiermee hecht men veel belang aan het levensbreed leren. Voor het verwerven van culturele competenties blijft het onderwijs een belangrijke en bepalende partner. Daarom moet er worden gestreefd naar een intense samenwerking tussen onderwijs en cultuur. Maar ook educatie in een niet-formele context (bv. participatie aan het sociaalcultureel werk) draagt bij tot actief en bewust burgerschap, tot meer zingeving en maatschappelijk begrip, tot ongedwongen en tegelijk toch vormende vrijetijdsbesteding, tot het plezierig verkennen van de eigen creatieve mogelijkheden. Het sociaal – cultureel werk voor jongeren en volwassenen vormt de kern van deze niet- formele educatie en moet dan ook de nodige aandacht krijgen. Maar Kunst – en cultuureducatie moeten ook in de sector van de podiumkunsten, de literatuur, de muziek, de audiovisuele kunsten, de architectuur, de beeldende kunsten, het cultureel erfgoed én bij de openbare omroep een belangrijke plaats innemen. De aandacht voor educatie mag niet verstarren tot een academisch gebeuren. Plezier en ontspanning moeten inherent deel uitmaken van deze initiatieven. Het verbeteren van de kwaliteit van de participatie en de cultuurbeleving is sterk gerelateerd aan het verhogen van de (sociaal-)culturele competentie en het „empowerment‟ van mensen. Dit omvat, in deze context, de waaier aan vaardigheden, attitudes en kennis die van belang zijn bij het participeren aan cultuur. Belangrijke partners bij de ontwikkeling van deze culturele competentie zijn, behalve het onderwijs: het sociaal- cultureel volwassenenwerk, het jeugdwerk, de amateurkunsten, de cultuurcentra, de bibliotheken, kunsteducatie/cultuureducatie, de 1
Decreet houdende de bevordering van de participatie aan cultuur, jeugdwerk en sport, Memorie van toelichting, JAAR,p.2-3
8
media, de intercultureel bemiddelaars. Maar ook de instellingen binnen de professionele kunsten en de cultureel – erfgoedsector zelf kunnen hier een belangrijke rol in spelen: participatie op zichzelf, al dan niet omkaderd, draagt namelijk ook bij tot de verhoging van culturele competentie.‟‟1 Volgens mij is het belangrijk dat men aan cultuurparticipatie doet om nieuwe zaken te leren kennen, zaken anders te gaan bekijken, om stil te staan bij alles wat er rondom jou gebeurt. Daarnaast zijn vele culturele activiteiten een groepsgebeuren, bijvoorbeeld parkfeesten, kermis, enz. Dit zijn enkele activiteiten waarbij de hele buurt buiten komt, samen een terrasje doet, … Waardoor men andere mensen leert kennen, de sleur van hun leven doorbroken wordt. Het valt mij op dat je op feesten, alleen vrolijke en „losse‟ personen tegenkomt. Dit is nu maar 1 aspect van cultuurparticipatie, maar dit kan je ook bereiken door bijvoorbeeld met het jeugdwerk, amateurtheater, … samen te werken en activiteiten te brengen gericht naar een bepaalde doelgroep. Daarom is het volgens mij belangrijk dat er met diverse organisaties gewerkt wordt, omdat deze elk een andere doelgroep bereiken en zo worden diverse groepen bereikt, die anders weinig of zelfs niet met elkaar in contact zouden komen. Zoals bij sociaal artistieke projecten, waar bijvoorbeeld toneel wordt gemaakt. Waardoor er een divers publiek bereikt wordt. Op die manier kan je zaken van elkaar leren, dingen op een andere manier zien, enz. Daarom is cultuurparticipatie belangrijk volgens mij. B. Gezinnen met kinderen en participatie aan cultuur Binnen het decreet houdende de bevordering van de participatie aan cultuur, jeugdwerk en sport (memorie van toelichting) is er ook een apart punt omtrent gezinnen met kinderen. Je kan zoals hierboven vermeld veel zaken organiseren vanuit het sociaal cultureel werk en in samenwerking met het onderwijs. Maar in vele onderzoeken komt het terug, dat de ouders een belangrijke invloed uitoefenen op hun kinderen, hoe zij later al dan niet zullen participeren (de houding t.o.v.) aan cultuur. Daarom is het belangrijk dat er activiteiten worden aangeboden die jonge ouders met hun kinderen kunnen doen. Maar het aanbod dat hierop inspeelt, is nog niet overweldigend en bevindt zich nog vaak in de erg consumptieve sfeer. Daarnaast worden jonge gezinnen geconfronteerd met specifieke participatiedrempels, o.a. gebrek aan tijd, afstemming van noden binnen het gezin, uiteenlopende interessesfeer, kostprijs, enz. Uit tijdsbugetonderzoek blijkt dat de tijdsdruk zeer groot is in de fase van startende beroepsactiviteit en gezinsvorming. Kinderen zorgen voor een grote tijdsdruk op de ouders. Ouders met kinderen hebben ook een relatief lagere deelname op het vlak van bijvoorbeeld cultuur. Met deze aspecten zou men moeten proberen rekening te houden bij het organiseren van culturele activiteiten, ook binnen een museum. Wanneer er ook een aanbod is voor kinderen, waardoor zowel de ouders als de kinderen op een aangename manier, bijvoorbeeld een museum, kunnen ontdekken. Ik denk hierbij aan Hendrik, het spook van Alijn. De kinderen kunnen met de hulp van het spook,
1
Beleidsnota Cultuur 2004 – 2009, p. 18
9
het hele museum bezoeken, en opdrachten uitvoeren, waardoor het bezoek aan een museum niet zo saai wordt. En de ouders beleven er ook nog plezier aan! C. Jongeren en cultuurparticipatie We kunnen niet zeggen dat jongeren niet aan cultuurparticipatie doen. Zo zijn er jongeren die naar de muziekschool gaan, die lid zijn van een jeugdvereniging, die danslessen volgen, met theater bezig zijn, enz. „‟Ineke Nagel vond in haar doctoraatsonderzoek dat de invloed van de ouders op de cultuurparticipatie van kinderen het grootst is in het begin van de levensloop en beklijft tot en met de 18-jarige leeftijd. Dus hoe vroeger je in contact komt met theater, musea, dansvoorstellingen, enz. hoe groter de kans dat je later zelf aan deze activiteiten zal deelnemen.‟‟1 „‟Een participatiebeleid voor jongeren heeft dus maar zin als het verder bouwt op een participatiebeleid voor kinderen. Wanneer we de culturele interesse willen wekken bij jongeren, wiens ouders niet cultureel geïnteresseerd zijn, dan moet het onderwijs deze taak op zich nemen.‟‟2 „‟De motivatie om aan cultuurparticipatie te doen vind je vooral terug in de gemeenschapsfunctie van cultuur en kunst en niet in het artistiek project an sich. Het gaat eerder om de verruiming van het sociaal netwerk, het beleven van plezier, het ontmoeten van vrienden, het aangenaam invullen van de vrije tijd en het gevoel hebben opgenomen te worden binnen de maatschappelijk gewaardeerde kring van cultuurliefhebbers.‟‟3 Bij participatie hoort ook inspraak van jongeren. Wanneer je iets organiseert en er bestaat een mogelijkheid om de jongeren eraan te laten mee werken, kan dit de participatie verhogen. Misschien niet meteen voor degene die niet in „cultuur‟ geïnteresseerd zijn, maar het kan wel een aanleiding zijn tot participatie. Door jongeren mee te laten werken aan een project gaan ze het ook meer beschouwen als een eigen project, en niet als een opgelegd iets. Voordelen aan het mee laten werken aan een project is dat ze er zorg voor gaan dragen, andere jongeren kunnen aansporen om deel te nemen en dat ze in contact kunnen komen met bijvoorbeeld een kunstenaar. Of andere vormen van cultuur… Nog een belangrijk punt binnen het participeren is: “Participatie leidt tot participatie” „‟Op individueel niveau kent participatie een cumulatief en aanzwengelend karakter: eens de stap tot participatie is gezet, is men sneller geneigd om meer en ook aan andere soorten verenigingen te participeren. De belangrijkste factor die participatie bevordert , is namelijk participatie.‟‟4
1
In Smakers; jongeren en cultuur 2004-2005, p.14 Devos, in Smakers; jongeren en cultuur 2004-2005,p.14 3 Devos, in Smakers; jongeren en cultuur 2004-2005, p.11 4 Smits, in Smakers, jongeren en cultuur, 2004-2005, p.49 2
10
Volgens mij geldt dit niet enkel op individueel niveau, wanneer je deelneemt aan een activiteit gebeurt dit meestal niet alleen. Je gaat meestal samen met vrienden en wanneer de eerste ervaring met iets nieuws positief is meegevallen, zal je sneller geneigd zijn om nog meer gelijkaardige zaken bij te wonen, en zal je andere vrienden meenemen en hen laten kennis maken met een bepaalde activiteit. Je kan het volgens mij een beetje vergelijken met het sneeuwbal – effect. Door het enthousiasme van anderen kan je je aangetrokken voelen om ook eens mee te gaan, om het zelf eens te ervaren. D. Participatiedrempels Iedereen moet de mogelijkheid hebben om aan cultuur te doen. Maar toch merken we dat er een aantal drempels zijn die de toegang tot cultuur belemmeren. Met het Vlaams cultuurbeleid wil men hier de aandacht op vestigen om deze te doen verdwijnen. Het gaat om heel uiteenlopende drempels die de cultuurparticipatie van diverse groepen in de weg kunnen staan. De Vlaamse overheid acht het ook van groot belang dat alle kunst- en erfgoedinstellingen, bibliotheken en culturele centra en cultuuren jeugdwerkorganisaties nadenken over de relatie tussen hun aanbod en het publiek dat aan het aanbod deelneemt. Elk „instrument‟ en elk initiatief dat zich als doel stelt de cultuurparticipatie te verbreden of te verdiepen, moet omgaan met de drempels die de cultuurparticipatie verhinderen en of bemoeilijken. We vinden het dan ook belangrijk op maat gesneden – bv. binnen een specifieke leefwereld – en diverse werkvormen te ondersteunen die streven naar een grotere participatie en meer gemeenschapsvorming. Het bevorderen van participatie betekent niet alleen inspanningen leveren om meer mensen te bereiken, maar ook nieuwe „publieken‟, groepen mensen die tot nog toe weinig of nooit met cultuur of kunst in aanraking komen. In het Cultuur beleidsnota 2004 – 2009 werden er zo‟n 5 tal drempels opgenomen: 1. Informatiedrempels werpen hindernissen op wat bekendheid, „leesbaarheid‟, verspreiding en begrijpelijkheid van culturele manifestaties betreft; 2. Praktische drempels maken dat culturele manifestaties moeilijk bereikbaar zijn voor een aantal mensen, en dat door problemen i.v.m. de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, de fysische (on)toegankelijkheid van de infrastructuur, de openingsuren, de mogelijkheden voor kinderopvang, enz.; 3. Financiële drempels houden verband met de kostprijs voor het participeren aan cultuur; 4. Sociale drempels maken dat het sociale aspect dat zo vaak met het participeren aan cultuur is verbonden, ontbreekt en dat het aanbod bepaalde sociale groepen en netwerken, met name van maatschappelijk kwetsbare groepen, niet bereikt; 5. Culturele drempels houden verband met de culturele bagage die de aanbieders van hun cultuurparticipanten verwachten. Die bagage moet dan
11
opgedaan zijn in het thuis- en het leermilieu ( zowel de school als de nietformele en informele leercircuits).”1 „‟Letty Ranshuysen heeft het over de onzichtbare drempels die jongeren ervan weerhouden om een museum te bezoeken, deze zijn: - Sociale drempels („dit is niet voor mij‟ want het is er saai of te deftig) - Kennisdrempels („dit is te moeilijk‟). Uit haar onderzoek is gebleken dat de sociale- en kennisdrempels veel belangrijker zijn dan de prijsdrempels. Er is met andere woorden een hiërarchie in de drempels. Tegenover de genoemde onzichtbare drempels staan veel beter traceerbare, praktische drempels: De entreeprijs De tijd die vrijgemaakt moet worden voor museumbezoek De informatie, waardoor men op het idee komt om een museum te bezoeken Zichtbare (praktische) drempels zijn ondergeschikt. Want als het aanbod niet aanspreekt hebben prijsverlaging, avondopstelling en buzzmarketing geen enkele zin. Als een museum wel aanspreekt, wil men daar best geld en tijd voor vrijmaken. En dan gaat men op zoek naar informatie. Sociale- en kennisdrempels blijken belangrijke obstakels voor jongeren.‟‟2 Hieruit kan je besluiten dat zowel volwassenen als jongeren te maken hebben met gelijkaardige drempels, om al dan niet te participeren. Om deze drempels te doen verlagen moet men onder andere rekening houden met de doelgroep die je voor ogen hebt. Wanneer je jongeren wil bereiken, zal je een andere communicatiestrategie nodig hebben dan wanneer je volwassen wil bereiken.
Met het bestaan van die drempels moet je rekening houden bij het organiseren van een project of workshop. Maar volgens mij kan je enkele drempels al „omzeilen‟ wanneer jongeren, andere jongeren ontmoeten of kennen die eerder een gelijkaardig project hebben bijgewoond. Wanneer deze hierover enthousiast zijn, kan dit wel een invloed hebben op het participeren aan die activiteit. Hier speelt het element „vrienden‟ een belangrijke rol, wanneer je samen iets kan doen met vrienden zal je je meestal meer op je gemak voelen. Naast vrienden, is het ook belangrijk dat de boodschap die je over je activiteit geeft, nieuwsgierigheid opwekt en dat het aanspreekt om mee te doen. Het voorbeeld van een enthousiaste vriend/vriendin is maar een manier. Het helpt zeker als je met iemand mee bent, die je kent. Maar ook de manier hoe er over het project gecommuniceerd wordt, is belangrijk. Het imago dat je weergeeft over de organisatie, in dit geval het museum, is van elementair belang. Wanneer je als een elitaire organisatie naar buiten komt, zal dit de sociale en kennisdrempel eerder doen stijgen, dan het de laten dalen. Hier moet aandacht worden op gevestigd. Zoals al eerder vermeld, is cultuur van en voor iedereen en dat zou toch ook moeten blijken uit het imago van publieke en culturele instellingen. 1 2
Beleidsnota Cultuur 2004 - 2009, p.19-20 Verslag, Mind The Gap! Jongeren en Musea in België en Nederland, 2006
12
1.3.2 Publiekswerking ‘’Publiekswerking is wisselwerking Publiekswerking speelt zich binnen en buiten het museum af en is een gedeelde en permanente verantwoordelijkheid van alle personen en diensten die aan het museum verbonden zijn of er zich mee verbonden voelen. Die gedeelde verantwoordelijkheid neemt echter niet weg dat een aparte dienst er zich specifiek op dient toe te leggen. Publiekswerking beperkt zich niet tot het informeren van het publiek maar lokt communicatie en wisselwerking uit. Ze voedt dus ook de dynamiek van het museum in al zijn facetten, want ze is tegelijk een middel voor de museumverantwoordelijken om permanent voeling te houden met de veranderde samenleving. Interactie en samenwerking van museumdiensten onderling, van museum en publiek, van museum en maatschappij … veronderstellen een doordacht beheer van de spanningsvelden waarin die wisselwerking plaatsvindt. Het is belangrijk die spanningsvelden te onderkennen. Het gaat niet alleen om spanningen tussen diensten, functies of verantwoordelijkheden, maar ook tussen doelstellingen, belangen, behoeften, opdrachten, mogelijkheden van alle betrokkenen. In de meeste gevallen kan het niet de bedoeling zijn deze spanningen zonder meer weg te nemen. Veeleer moet men trachten ze te beheren en te beheersen. Eerder dan het wegwerken ervan, zal het „management van spanningsvelden‟ bijdragen tot de dynamisering van het museum. Spanningen zijn immers niet per se negatief; ze uit de weg gaan, zal nefastere gevolgen hebben dan ze te accepteren als boeiende uitdagingen. Een conservator moet volgens de stuurgroep daarom ook een manager zijn, niet in louter commerciële of bedrijfskundige betekenis, maar in die zin dat hij alle aspecten van de museumwerking – intern en in de samenleving – binnen een coherent, creatief en inspirerend beheer tot hogere kwaliteit kan optillen.‟‟1
Publiekswerking en publiekswerving kan je niet los van elkaar zien. Met de publiekswerking doe je ook aan publiekswerving. Door de manier waarop er gecommuniceerd wordt over de activiteiten kun je je publiek uitbreiden of juist niet. Ook de manier waarop gecommuniceerd wordt, zal de ene doelgroep meer interesseren dan de andere. Wat ook normaal is, want niet iedereen heeft dezelfde interesses. Het educatieve aanbod kan dan ook niet zonder de publiekswerking. Wanneer je een goed educatief pakket heb, zal je het niet „verkocht‟ krijgen, als de manier waarop er aan publiekswerking gedaan wordt niet in lijn ligt van de doelgroep die je tracht te bereiken. Daarom is de publiekswerking een belangrijk onderdeel binnen de museumwerking. Wanneer deze juist wordt aangepakt, rekening houdend met de verschillende doelgroepen, zal je meer publiek bereiken. Ook moet er met veranderingen binnen de maatschappij rekening gehouden worden. Publiekswerking moet regelmatig aangepast worden, om steeds op een verrassende, vernieuwende en prikkelende manier het publiek te bereiken, waardoor de bezoeker steeds benieuwd is naar de activiteiten, tentoonstellingen,…
1
Adriaenssens,I, (1998), Musea en publiekswerking, zeven buitenlandse cases als inspiratiebron en een museumkaart als instrument?, p.283
13
Wat kan je onder publiekswerking verstaan? Dat zijn alle brochures, folders over de activiteiten binnen de musea. Krantenartikels over tentoonstellingen, activiteiten voor kinderen en jongeren. Website waarop je alles kan terugvinden over het museum. Meewerken aan bijvoorbeeld Erfgoeddag en de reclame die hierrond gemaakt wordt. Enz. 1.3.2.1 Cultuurcommunicatie „‟Met cultuurcommunicatie wordt er veel meer bedoeld dan enkel het wegwerken van de „informatiedrempel‟ over het bestaande aanbod. Met cultuurcommunicatie probeer je ook een breder, nieuw publiek te bereiken, door de manier waarop iets wordt voorgesteld. Naast het wegwerken van de informatiedrempel, probeert men met de cultuurcommunicatie de 4 andere drempels, namelijk de praktische-, financiële-, sociale- en culturele drempels te verlagen. Culturele marketing is veel meer dan alleen communicatie of promotie. Het kan opgevat worden als: Het volledige proces, de visie of het managementinstrument om contact tussen het product en het publiek tot stand te brengen en te onderhouden. Het gaat dus in essentie over het opbouwen en werken aan relaties met het publiek. Dat kan met communicatie en promotie, maar ook prijsbeleid, onthaal en educatie. In feite alles wat te maken heeft met het complexe spanningsveld en de complexe interactie tussen het cultuurproduct (of „het aanbod‟) en het (potentiële) publiek (of „ de vraag‟)‟‟1
Bronvermelding zie voetnoot 1
1
http://www.cultuurnet.be/ front/webpagina4b.jsp?id
14
„‟10 belangrijke aandachtspunten waarmee je best rekening houdt bij het regionale cultuurcommunicatie. 1) Relaties tussen aanbod en publiek Communicatie heeft pas zin als er een goed inzicht bestaat in de kenmerken van het lokale aanbod én het (potentiële) publiek. Ga op zoek naar gaten en overlappingen. Soms kan een goede communicatiestrategie volstaan om nieuw publiek aan te trekken, maar in andere gevallen is er misschien een wijziging in het aanbod nodig. 2) 1 + 1 = 3 Cultuurcommunicatie ligt helemaal in het verlengde van de cultuurbeleidsplanning. Maak er een accent van in het lokale overleg en betrek de lokale organisaties bij de cultuurcommunicatie op niveau van de gemeente, stad of regio. Zorg voor een sterke coördinator bij wie cultuurcommunicatie ingeschreven is in het takenpakket. 3) Geen losse flodders Af en toe samen een folder verspreiden of een evenement organiseren is goed. Maar om effect te genereren met cultuurcommunicatie is een strategische aanpak beter. Zorg ervoor dat cultuurcommunicatie een permanent gegeven is en dat verschillende initiatieven een gemeenschappelijke rode draad vertonen, zodat ze elkaar kunnen versterken. 4) Zoek complementariteit Zoek naar complementariteit tussen cultuurcommunicatie op gemeentelijk of regionaal niveau en de communicatie die de organisaties zelf voeren. Mik in taal en stijl liever op die mensen die slechts af en toe of bijna nooit aan cultuur participeren. Het bestaande cultuurpubliek zal hierdoor niet afgeschrikt worden. Voor cultuurorganisaties zelf is het net moeilijker om die occasionele deelnemers te bereiken. Bepaalde doelgroepen kunnen bijzondere aandacht vereisen, zoals kinderen, maatschappelijk kwetsbare en/ of interculturele groepen. 5) Analyseer potentiële partners en „concurrenten‟ Misschien denk je onmiddellijk aan de creatie van een brochure of een website. Maar vooraleer je op die middelen te storten, denk je beter goed na over de context waarin je je bevindt. Bestaan er al (commerciële) kanalen die ongeveer hetzelfde doen? Zijn dit eventuele partners of concurrenten? Welke positie wil je daar tegenover innemen? Kan de gemeente die concurrentie wel aan? Is het niet beter om dan een andere focus te kiezen, bvb. een brochure die focust op kinderaanbod in plaats van een algemene brochure waarvan de info ook in de druk gelezen lokale krant te vinden is? 6) Vertrek van een breed cultuurbegrip Beperk je blik niet tot wat de gemeente zelf organiseert. Als je inwoners van de gemeente of regio wil aanzetten tot participatie, zijn ze gebaat bij een goed overzicht van alle cultuur- en eventueel zelfs vrijetijdsactiviteiten in de gemeente of regio: UIT in de gemeente. Wie ze organiseert is voor het publiek minder belangrijk dan het feit of ze zich erdoor aangesproken voelen. Denk dus zowel aan gemeentelijke initiatieven als gesubsidieerd aanbod, maar ook aan het lokale
15
verenigingsleven en zelfs aan commerciële initiatieven. Door dit alles samen te brengen kan men immers zaken ontdekken waar men anders niet mee geconfronteerd zou worden. 7) Treed buiten de gemeentegrenzen Gemeente of steden hebben een zeker „verzorgingsgebied‟: in kleinere gemeenten kan dit beperkt zijn tot de gemeentegrenzen, maar vaak worden ook mensen uit de onmiddellijke omgeving bereikt. Onderzoek het verzorgingsgebied van je gemeente of regio en bekijk hoe je hierop kunt inspelen. Misschien is communicatie buiten de gemeentegrenzen een interessante piste. Of samenwerking met omliggende gemeenten op vlak van cultuuraanbod en/ of cultuurcommunicatie. 8) Ga ongewone partnerships aan Niet alleen binnen cultuur maar ook daarbuiten kunnen partnerships zorgen voor een frisse aanpak. Denk buiten de klassieke hokjes en werk bvb. samen met partners die bepaalde doelgroepen goed kennen of over communicatiekanalen beschikken waarmee je hen kunt bereiken. 9) Kietel Als je mensen wil aanzetten tot daadwerkelijke cultuurparticipatie, dan is informeren niet voldoende. Je moet ze warm maken, prikkelen en kietelen, goesting geven tot ze niet anders kunnen dan hun huis uit komen. Zorg voor wervende, beeldende beschrijvingen die ook voor leken begrijpelijk zijn. Geef gerichte tips en suggesties, op maat van verschillende publieksgroepen. Geef ze de kans om quasi risicoloos te proeven van nieuwe dingen. Organiseer acties, wedstrijden, evenementen. 10) Treed in dialoog met je publiek Laat cultuur geen eenrichtingsverkeer zijn. Betrek de inwoners en bezoekers bij het vorm geven aan lokale cultuurleven. Laat ze zelf creatief zijn in het kader van wedstrijden. Laat ze artikels schrijven over zaken die ze bezocht hebben. Toon dat je hiervoor open staat door ruimte te geven voor hun ideeën en meningen op de gemeentelijke website, in het lokale infoblad. Vraag hun mening – en hou er ook rekening mee.‟‟1
Ik heb deze 10 tips in dit eindwerk opgenomen, omdat het volgens mij belangrijk is dat er met deze tips rekening wordt gehouden bij het opstellen van een campagne. Ook gaat het hier om werken binnen de eigen regio, en volgens mij is dit een zeer belangrijk punt voor de musea van Harelbeke, om zo meer bekendheid te verkrijgen binnen hun eigen regio. En deze tips kunnen zeker worden toegepast om jongeren te activeren. In het volgende gedeelte zal ik wat meer toespitsen op wat jongeren belangrijk vinden, wat hen juist de stap doet zetten om al dan niet te participeren.
1
http://www.cultuurnet.be/front/webpagina4b.jsp?id
16
1.3.2.2 Cultuurcommunicatie gericht naar jongeren. ‘’De school als billboard Vijf dagen per week gaan de (meeste) jongeren verplicht naar school. Is er dan een beter kanaal denkbaar om jongeren te bereiken. Initiatieven die via de school worden aangekondigd mogen dan al eens negatief worden gepercipieerd, toch blijft het zinvol jongeren via de school aan te spreken. Ontwikkel creatieve acties tijdens de vrije uren en die negatieve connotatie ebt weg. Dé succesfactor is de mogelijkheid om duidelijk te maken dat het om een jongerenaanbod gaat dat los staat van de onderwijscontext. Indien je daarin slaagt, staan jongeren, zowel cultuurgeïnteresseerden als niet – geïnterresseerden, positiever ten aanzien van promotie die hen via de scholen worden aangereikt. Ze vinden het logisch dat deze plek, waar ze het grootste deel van de dag vertoeven gebruikt wordt om hen te informeren. Het aanbod zal (mee) bepalen of een schooldirectie aan een nieuw initiatief wil meewerken. Eens te meer: creativiteit is geboden. Bedenk dat een schooldirecteur per jaar meer dan 1500 mailings met lespakketten, posters en dergelijke op zijn/haar bureau krijgt. Daarom, communiceer naar leerlingen, niet naar scholen.‟‟1 ‘’Communicatie kan rigide vrijetijdspatronen dynamis/teren Het lijden aan het „drukke – agendasyndroom‟ is veelal toe te schrijven aan de activiteiten die jongeren ondernemen in die beschikbare tijd. Activiteiten die vaak niet meer als een vrije keuze worden aangevoeld want omschreven in termen van „moeten‟. “Sorry, ik kan niet, ik moet nog naar de academie”. “Neen, dan ben ik niet vrij, want ik moet naar de scouts”. Een onwrikbaar vrijetijdspatroon is doorgaans het gevolg van keuzes op jonge leeftijd, al dan niet onder impuls van ouders, school en vrienden. Door de macht der gewoonte wordt dat patroon maar zelden in vraag gesteld en nog minder gewijzigd. Een jaarlijkse campagne naar 12- , 18- en 21-jarigen zou hen kunnen aansporen hun vrijetijdsevedenties in vraag te stellen. En hen tegelijk inspireren tot nieuwe vrijetijdsbestedingen. Immers, het belang van vrije tijd om jezelf te uiten als persoon neemt toe.‟‟2
De beleveniskick “Of het nu gaat om muziek, uitgaan, pretpark of winkelen; alles moet een belevenis zijn en de dagelijkse sleur doorbreken. Organisaties die op een goede manier inhaken op deze drang naar experience, creëren een buzz: jongeren gaan onderling over hun positieve ervaring praten en dat straalt af op het merk, product of boodschap. De nadruk ligt dan ook niet op het bereik, maar op de beleving van het effect daarvan (…) Creëer een positieve fysieke ervaring en koppel die aan een merk 1 2
Devos, F, in Ambrassadeurs, p.42 Devos, F, in Ambrassadeurs, P.60
17
of boodschap, waarmee jongeren zich gaan identificeren. Zorg wel voor een logische relatie tussen ervaring en boodschap. Een drankmerk kan bijvoorbeeld een undergroundfeest sponsoren. De overheid kan een sms-game ontwikkelen, waarbij jongeren op zoek gaan naar voorbeelden van milieuvervuiling in hun eigen omgeving en steeds nieuwe aanwijzingen krijgen via hun mobiel. Subtiliteit is een vereiste voor succes. Hang de „ervaring‟ niet vol billboards en spandoeken, want als jongeren vinden dat het teveel draait om het aan de man brengen van een product of een boodschap, haken ze af. Als de afzender bijzaak lijkt en de beleving centraal staat, straalt een positieve ervaring vanzelf af op de afzender. Bij beleveniscommunicatie is een indeling op basis van demografische gegevens als leeftijd, opleiding en welstandsklasse minder interessant dan een indeling op basis van specifieke voorkeuren en interesses van jongeren. Jongeren voelen zich eerder met elkaar verbonden door een gezamenlijk idool, een favoriete sport of een danceclub dan door een gedeelde leeftijd of sociale klasse.‟‟1 ‘’Aandacht voor visuele communicatie Jongeren krijgen een massa visuele prikkels: televisie, pc, internet, gsm,… De cultuur-, jongeren- en onderwijssector communiceren vooral door middel van tekst. Bepaald meer aandacht moet uitgaan naar beelden en multimedia. Een samenwerking tussen de visuele media en de Vlaamse cultuur-, jongeren- en onderwijssector is tevens hoognodig.‟‟2 ‘’Tekstdictatuur: De onderwijswereld en de cultuur- en jeugdsector communiceren weinig met beelden. In promotiebrochures en programmaboekjes sloven we ons uit om een tentoonstelling te duiden. We gaan uitgebreid in op het oeuvre van een toneelauteur, we plaatsen de choreograaf binnen het internationaal danslandschap. Van dit tekstmateriaal gaat amper wervende kracht uit. Enkel bioscopen prikkelen het publiek met trailers die op een krachtige manier de sfeer en het verhaal weergeven van een aankomende film. Binnen de podiumkunsten en de musea is dit onbestaand. Daarom vormt tekst het hoofdbestanddeel van promotiemateriaal. Zowel voor jongeren als voor volwassenen is dat problematisch. Eén op de vijf Vlaamse volwassenen – dat zijn 700 000 tot 850 000 mannen en vrouwen – is laaggeletterd. “31% van de ASO – leerlingen presteert op het hoogste niveau van leesvaardigheid, terwijl slechts 5% van de leerlingen in het TSO of KSO dat niveau bereikt. Verder haalt één BSOleerling op vier enkel het eerste vaardigheidsniveau en presteert in totaal één derde van de BSO – leerlingen op het laagste niveau (…), terwijl dat percentage in het ASO en TSO slechts één en drie procent bedraagt. Let wel, tussen het algemeen en het technisch onderwijs is er een overgangszone waarin de behaalde resultaten tussen de leerlingen op het vlak van leesvaardigheid gelijklopend zijn.‟‟3
1
Plug&Play. De 40 belangrijkste hits in jongerencommunicatie, Young Works, Amsterdam, 2004 Devos, F in Ambrassadeurs, P. 91 3 Devos, F, in Ambrassadeurs, P.46 2
18
‘’Statische Beeldcommunicatie in Printmedia. De meest gebruikte beelden zijn statische beelden als foto‟s, tekeningen en vormgevingsingrepen. Jongeren zijn visueel geletterd. “Waar bij taal een gevaar schuilt in het kopiëren van uitdrukkingen uit de jongerentaal, is het bij vorm en beeld juist heel belangrijk om aansluiting te vinden bij de vormtaal van jongeren. Die vormtaal is enorm dynamisch en kent ook weer vele substijlen. Houd daarom niet alleen rekening met belangrijke beeldinvloeden uit o.a. de muziek-, mode- en tvwereld, maar ook naar andere zaken, zoals de leeftijd, jongerenstijlen en opleidingsniveau van de doelgroep. Ontwikkelingen in een vernieuwende omgeving, vooral in de dancescene en de uitgaanswereld, volgen elkaar snel op. Jongeren zijn op dit gebied erg trendgevoelig. Werk daarom met vormgevers die de beeldtaal van jongeren kennen en een boodschap of merk effectief kunnen vertalen naar de beeldtaal van het moment. Blijf ook zelf up-to-date door regelmatig langs jongerensites te surfen en jongerenbladen te lezen. Dit alles neemt niet weg dat het altijd raadzaam is jongeren bij de beoordeling van de vormgeving te betrekken. Te vaak nog worden campagnes vanuit het perspectief van de opdrachtgever gemaakt en niet vanuit de doelgroep. De huisstijl van de organisator, het percentage logo-oppervlak van de subsidiënt of sponsor en de obligate achtergrondtekst bepalen de beeldtaal, terwijl precies die beeldtaal zou moeten vertrekken vanuit de bewuste doelgroep. De profileringsdrang van de subsidiërende overheden is de laatste jaren zo toegenomen dat hun vormgevingskader een originele jongerecampagne hypothekeren. De vraag is in welke mate huisstijl van belang is in de communicatie naar jongeren. Uit gesprekken met jongeren blijkt immers dat zijn niet wakker liggen van het al dan niet toepassen ervan. Voor hen zijn kleur- en beeldengebuik veel belangrijker dan herkenbaarheid. Vandaar dat de consistentie in communicatie, in geen geval mag ontsporen in een vast en rigide keurslijf. We moeten meer verbeeldingskracht aan de dag leggen om de zichtbaarheid van initiatiefnemers, subsidiënten en sponsors te garanderen. Een logo op een affiche is dat al lang niet meer.‟‟ 1 ‘’Communicatietips voor Affiches en folders Ontwikkel een eigen stijl voor jongeren die afwijkt per leeftijdscategorie. Jongeren hebben een sterke voorkeur voor veel en felle kleuren. Liefst zo groot mogelijk. Jongeren hebben een uitgesproken voorkeur voor grote affiches. De informatie moet niet netjes geordend zijn. Gooi het erop, laat het door elkaar vloeien en jongeren halen de boodschap er dadelijk uit. Foto‟s en tekeningen werken als „eyecatcher‟. In één oogopslag wordt beslist of het interessant is om verder te lezen of niet. Cartoons leunen dichter aan bij de leefwereld van tieners dan foto‟s. Een cartoon, gemaakt om grappig te zijn, trekt sowieso de aandacht. Ook al is hij niet grappig. Hou teksten kort en eenvoudig. Schrijf spreektaal en gebruik geen jongerenjargon.‟‟2 1 2
Devos, F, in Ambrassadeurs, p. 47 Uit, Zeg Jong, Doorlichting Communicatie, 2004 in Ambrassadeurs
19
Conclusie De manier waarop je je product wil verkopen of aanbiedt, bepaalt voor het grootste deel of jongeren er aan willen meewerken of niet. Om jongeren te bereiken is het best dat je met beelden werkt die opvallen en liefst zo weinig mogelijk tekst gebruikt. Echtheid is van groot belang. De organisatie moet zijn eigen waarde behouden, anders wordt deze doorprikt door de jongeren. Wanneer ik terug kijk naar de folder voor mijn educatief pakket, voldeed dit niet aan de voorafgaande communicatietips. Ik maakte te veel gebruik van tekst en foto‟s/beelden waren afwezig. Een belangrijke plaats om reclame te maken is nog altijd school. Wanneer je bijvoorbeeld werkt met een artikel in Maks! op een manier die jongeren aanspreekt heb je meer kans om ze te bereiken. 1.3.3 Educatief aanbod Binnen de verschillende musea zijn er heel wat educatieve pakketten. Zowel gericht op volwassenen, jongeren en kinderen. In elk museum zijn er rondleidingen, in sommige zijn er zelfs thema – rondleidingen. Daarnaast zijn er ook heel wat educatieve pakketten voor schoolbezoeken. Deze zijn per leeftijdscategorie opgesteld. De meeste educatieve pakketten die ik heb gezien zijn gericht naar kinderen uit het lager onderwijs. Leerkrachten die met de klas een bezoek willen brengen aan een museum, kunnen al op enkele websites de educatieve werkbladen opvragen. Dit kan je onder andere doen voor het In Flanders fieldmuseum, Museum voor Natuurwetenschappen,… Voor jongeren: Het Gallo – Romeinsmuseum: waar de jongeren de kans krijgen om zich te kleden, zoals ze toen gekleed waren en waarbij er ook uitleg gegeven wordt. Naast activiteiten die gericht zijn op schoolbezoeken, zijn er activiteiten die ouders met hun kinderen kunnen doen. Zo heb je bijvoorbeeld in het Huis van Alijn: „Het Kinderparcours‟ Kinderen moeten op zoek gaan naar de moordenaar van het spookje Hendrik. Hiervoor krijgen de kinderen een schatkaart en een detectiveboekje om de moordenaar te vinden. Tijdens de vakantieperiodes zijn er ook heel wat activiteiten voorzien voor kinderen en jongeren, zoals workshops.
20
1.3.3.1 AmuseeVous Niet alleen musea zijn bezig om jongeren de weg naar een museum te helpen vinden, ook andere organisaties die los van een museum werken zijn hiermee bezig. Een voorbeeld hiervan is AmuseeVous. „‟Wat is AmuseeVous? Het wordt omschreven als een relatiebureau tussen jongeren en musea. AmuseeVous wordt gedragen door jongeren (tussen de 16 en 26jaar) die activiteiten binnen een museum organiseren voor jongeren. Er wordt enkel gewerkt vanuit de vrije tijd. Ontstaan van AmuseeVous: Sinds het begin van de 21ste eeuw staan jongeren op de agenda van de musea. De Vlaamse Museumvereniging zette tal van initiatieven op. Namelijk: Jongerenmuseumdagen 2000 70 jongeren hielpen bij dit project, in 12 verschillende musea. Het thema waarrond gewerkt werd, was „Remix‟. In het totaal hadden ze in 2000, zo‟n 4000 bezoekers. Jongerenmuseumdagen 2001 Waren er al 160 jongeren die het project ondersteunden. Het thema was: Word conservator van de toekomst. De jongeren mochten gedurende 1 week conservator zijn. Ze stonden in voor de opbouw, presentatie, promotie. In totaal werden er zo‟n 24 musea gerestyld. Ontvlambaar 12 jongeren schrijven een alternatieve museumgids. Een gids op zakformaat met tips van vips (Zornik, An Pierlé, Pieter Embrechts, Anne Provoost,..) over hun favoriete museumplek. 2004 De droom van Herman Schueremans en het enthousiasme van een groep jongeren leverde AmuseeVous vzw op. Er zit muziek in het museum! 2005 Rock Werchter + AmuseeVous + 26 musea in België, zorgden ervoor dat 8000 jongeren gratis een museum bezochten gedurende de zomer.‟‟1
1
www.amuseevous.be
21
„‟Het intiatief om met je Rock Werchter bandje gratis musea te gaan bezoeken was een groot succes. Het enthousiasme van de BV‟s, die zich als peter en meter verbonden aan elk museum, bleek een extra stimulans te zijn voor de jongeren. In de voetsporen van hun muziekidolen trokken de jongeren dan ook massaal naar het museum. Enkele voorbeelden: Tom Van Laere gidste 897 jongeren door het SMAK Tim Van Hamel telde met 584 bezoekers schapen in het Openluchtmuseum Bokrijk Luc De Vos kreeg 550 jongeren naar de psychiatrie in Dr. Guislain Buscemi wist 212 jongeren te verleiden met jenever in het Jenevermuseum. Doel van AmuseeVous: Het beeld over een museum verjongen alsook het publiek. En om dit te bereiken zijn er een tal van activiteiten die door AmuseeVous door en voor jongeren wordt georganiseerd. Activiteiten georganiseerd door AmuseeVous Polsbandactie: waarmee je de hele zomer zo‟n 48 musea gratis kan bezoeken. Naast de polsbandactie van Rock Werchter, heb je het museum op de wei van Werchter. Ook op het festivalterrein staan er enkele kunstwerken. Peter- en meterschap: Een aantal musea werden geadopteerd door een peter of meter uit de Belgische en Nederlandse Popscène. Zo heeft de groep Goose het peterschap van het 1302-museum in Kortrijk. Soirees: Jong geweld in actie. Het museum als inspiratiebron voor jonge schilders, muzikanten, woordenaars en performers. Kortom museumavonden op maat. ChancArt Is een project dat een brug slaat tussen jongeren, musea en hedendaagse kunst. Samen met de Leuvense museumsite gaan ze jongeren stimuleren om creatief en kritisch om te gaan met de hedendaagse kunst. Doelstelling van dit nieuw project: Jongeren/ kunstenaars creatief laten omgaan met de kunstverzameling van Cera. Een synergie tussen hedendaagse kunst, de museumsite en jongeren.‟‟1
1
www.amuseevous.be
22
1.3.3.2 Klasse Een ander voorbeeld van een organisatie die jongeren aanzet om een museum te bezoeken is Klasse. Via hun jongerenmagazines:Yeti en Maks! Yeti „‟Is een tienermagazine voor leerlingen van de derde graad lager onderwijs en wordt elke maand gratis verspreid op een oplage van 140 000 exemplaren in de scholen die zich inschrijven (bereik: meer dan 95%). Het blad wordt telkens met een andere Yeti – klas gemaakt. Het ziet er bewust chaotisch uit, maar daarachter zit een stevige structuur: onderwijs, opvoeding, helpvragen, preventie, participatie, kinderrechten, betrokkenheid, cultuur,… Leraren krijgen daarbij telkens „ Het geheim van Yeti‟ (15 000 ex), een speciale bijlage met verwerkingstips die aansluiten bij de vakoverschrijdende eindtermen.‟‟1 Bij dit tienermagazine hoort ook een website: www.yeti.be Er is ook een link naar www.vliegjemee.be, waar allerlei culturele activiteiten terug te vinden zijn, speciaal voor hen.
Maks! „‟Is het jongerenblad voor leerlingen van de tweede en derde graad secundair onderwijs en wordt bezorgd aan alle leerlingen in de scholen die zich voor het project inschrijven (bereik: meer dan 85%). Het blad brengt nieuws, reportages, tips uit de kleurrijke wereld van jongeren: op school en in de samenleving. De oplage bedraagt 200 000 exemplaren per maand. Daarnaast levert de redactie van Maks! de informatieve component van de gezamelijke website van Maks! en leerlingenkaart. Zo‟n 20 000 jongeren zijn actieve crew-members van Maks! Leraren kunnen zich abonneren op de maandelijkse elektronische nieuwsbrief Maks!mum. Daarin vinden ze achtergrondinformatie, verwerkingstips en links naar de vakoverschrijvende eindtermen. De nieuwsbrief voor leraren telt momenteel ruim 2 500 abonnees.‟‟ 2 De leerlingenkaart: jongeren stimuleren „‟In september 2004 ging de Leerlingenkaart officieel van start. Ondertussen vragen een record aantal scholen de kaart aan voor hun leerlingen. Er worden nu 460 000 kaarten verspreid op vraag van 755 scholen. Zo hebben nu bijna alle jongeren tussen twaalf en achttien een leerlingenkaart op zak. De kaart is gratis en geeft de kaarthouder korting bij heel wat musea, winkels, bioscopen en evenementen. De redactie van Klasse zorgt voor talloze acties en voordelen die aansluiten bij de vakoverschrijdende eindtermen burgerzin, gezondheid, milieu, sociale vaardigheden, cultuur, sport, technologie, jeugdwerk, vrijwilligerswerk, internationale samenwerking, enz. Onderwijs legt op deze manier een duidelijke link met de brede samenleving en de wereld van jongeren in hun vrije tijd. 1 2
www.klasse.be Idem
23
Bovendien kan je de leerlingenkaart gratis aanvullen met een CJP-kaart (zelfs internationaal) en met een Swap-pas (in de eigen stad of gemeente). Dankzij deze uniforme aanpak gaan er elke maand méér deuren open voor jongeren. Het project Leerlingenkaart wordt ondersteund door een website (in nauwe samenwerking met Maks!), een brochure (elke jongere krijgt jaarlijks een begeleidende brochure bij de nieuwe kaart), affiches en flyers voor promotie op school, maandelijkse bijdragen in de tijdschriften Maks! en Klasse voor Leraren enz. In elke school ondersteunt een leraar als „gangmaker‟ de communicatie van de Leerlingenkaart. Door de samenhang en de synergie met het leerlingenblad Maks! wordt het effect versterkt. Meer dan 25 000 jongeren hebben zich al geregistreerd op de site. De Maks!-dag brengt elk jaar meer dan 1000 jongeren op de been in een bruisende stad vol verruimende activiteiten. In één jaar tijd posten de leerlingen bijna 250 000 berichten op verschillende forums. De website ontvangt maandelijks meer dan 80 000 jonge bezoekers.‟‟1
In dit eindwerk heb ik deze communicatievorm naar jongeren opgenomen, omdat het een zeer grote oplage heeft, bijna elke jongere komt er mee in contact. Wanneer je als museum een activiteit organiseert, gericht naar deze doelgroep, is dit een van de mogelijke communicatiemiddelen die men kan gebruiken. En in combinatie met de Leerlingenkaart kan dit een extra stimulans zijn om hieraan deel te nemen.
1
www.klasse.be
24
2 Musea Harelbeke Harelbeke heeft 4 musea: Pijp- en tabaksmuseum, Archeolgischmuseum, Vinkensportmuseum en het Peter Benoitmuseum. Tijdens mijn zoektocht naar hoe men jongeren kan bereiken om de Harelbeekse musea te bezoeken, heb ik mij toegespitst op het verloop van de museumwerking en heb deze vergeleken met andere musea. (de musea van Ieper en het Huis van Alijn, Gent)
2.1 Museumwerking 2.1.1 Organogram van het personeel „‟Patrick Huysentruit, diensthoofd cultuur, onder wie de dienst musea ressorteert. Ann Matton, Conservator Frederik Bossuyt, stafmedewerker / stadsarchivaris Connie Mahieu, beambte
De dienst Musea en Toerisme Harelbeke is geen grote dienst. De conservator samen met de stafmedewerker en beambte staan in voor de dagelijkse werking. Zij kunnen rekenen op een 15- tal gidsen.‟‟1
2.1.2 Museumcommissie „‟Is het adviesorgaan van de musea. Hun taak bestaat erin het gemeentebestuur te adviseren wat betreft de musea en het behoud van het kunstpatrimonium. Deze commissie telt zo‟n 18 leden, als ook de Schepen van cultuur en de conservator. Acitiviteiten waarbij de museumcommissie betrokken was, waren in 2006: Het bespreken van het jaarverslag en begrotingswijziging. Besprekingen over de erkenning van de musea Advies geven omtrent de begroting Advies begrotingswijzing 2007‟‟2
2.1.3 Schepencollege Omdat de musea onder de bevoegdheid van het stadsbestuur liggen, moeten alle financiële zaken, zoals ondermeer de begroting van de musea, worden goedgekeurd 1 2
Jaarverslag Musea en Toerisme 2006, p.4 Jaarverslag Musea en Toerisme 2006, p.5
25
door het Schepencollege van Harelbeke. Ook andere zaken die het museum wil doen, moeten door het college worden besproken en goedgekeurd.
2.1.4 Infrastructuur „‟De collecties zijn ondergebracht in 3 verschillende gebouwen. Deze gebouwen zijn met uitzondering van het Vinkensportmuseum, dat gehuurd wordt, eigendom van het stadsbestuur.‟‟1
2.1.5 Museumcollectie „‟Het verzamelen en beheren van erfgoed objecten, is een van de kerntaken van een museum. Omdat het niet mogelijk is alles uit de collectie tentoon te stellen wordt er binnen de Harelbeekse musea gewerkt met een depot-functie. In het beleidsplan van de musea wordt er vermeld wat er precies tot de vaste collectie behoort en wat je terug kan vinden in de depot. Verwerving van de museumcollectie kan op verschillende manieren gebeuren, door schenking, ruil, aankoop of bruikleen. Bij de verwerving van stukken is het belangrijk dat er rekening gehouden wordt met de algemene missie. Namelijk het zich beperken tot die voorwerpen of informatie die van belang zijn in het verhaal dat wij willen brengen over Harelbeke.‟‟2 „‟Naast het verwerven, is er ook nog afstoting van collectiemateriaal. Dit gaat meestal over museumstukken die niet thuishoren binnen de Harelbeekse musea. Bij bruikleen gaat het niet hoofdzakelijk over museumstukken die niet thuis horen in de museumcollectie. Het kan gaan voor een tijdelijke tentoonstelling en bruikleen van onbepaalde duur. Bij bruikleen voor een tijdelijke duur kan dit beslist worden door de conservator in overleg met de commissie voor museaal- en erfgoedbeleid. Voor bruikleen van onbepaalde duur moet de beslissing genomen worden door het College van Burgemeester en Schepenen. In beide gevallen worden er contracten opgesteld en moet de verzekering in orde zijn.‟‟3
2.2 Publiekswerking Binnen het Beleidsplan Stedelijke Musea Harelbeke 2005-2008 is publiekswerving een belangrijk onderdeel binnen de museumwerking. Dit kan je ook terug vinden binnen hun actieplan:
1
Jaarverslag Musea en Toerisme 2006, p.6 Beleidsplan stedelijke musea Harelbeke, 2005-2008, p.65 3 Beleidsplan stedelijke musea Harelbeke, 2005-2008, p.66-67 2
26
„‟Om een breder publiek aan te trekken zijn er een aantal voorstellen opgesteld: Het bestaande aanbod optimaliseren Beter Promotiebeleid ontwikkelen Tentoonstellingsbeleid uitwerken Educatieve pakketten verder uitwerken Voordrachten en andere nevenactiviteiten organiseren.‟‟1
In het cultuurbeleidsplan zijn een aantal doelstellingen geformuleerd waardoor de werking zal verbeteren. Het nakomen van deze doelstellingen zou het verhogen van bezoekers en schoolbezoeken als gevolg hebben. De doelstellingen die het meest aanleunen bij het thema van mijn eindwerk zijn: „‟Museaal beleid verder ontwikkelen, waarbij een deel vernieuwde infrastructuur, personeelsformatie moet worden gerealiseerd. Verwacht resultaat: Verhoging bezoeken Betere bekendheid in stad, streek en land Indicatoren: Verhoging bezoekers: + 15% Hogere inkomsten: + 15% Meer schoolbezoeken: + 15% Instrumenten: Permanent overleg andere actoren Opstarten van wisseltentoonstellingsprogrammatie Samenwerking met interregionale actoren (VZW musea Leiestreek / Westtoer) Permanent overleg onderwijs Middelen: Voorzien in begroting Subsidies erkenning Subsidiedossiers Provincie West – Vlaanderen‟‟2
Uit deze doelstelling kan je zien dat er nagedacht wordt over een betere bekendmaking van de musea, en om ook meer scholen te bereiken. Met behulp van de educatieve pakketten voor lager onderwijs, vinden deze dan ook gemakkelijker de weg naar de Harelbeekse musea. Tijdens mijn stageperiode heb ik gemerkt dat er enkele scholen/ klassen terug komen om een educatief pakket in een museum te volgen. Daarnaast is het samenwerken met onder ander musea Leiestreek, toerisme Leiestreek interessant voor de Harelbeekse musea om hun bekendheid te verhogen.
1 2
Beleidsplan stedelijke musea Harelbeke 2005-2008, P.25 Cultuurbeleidsplan van de stad Harelbeke, 2003 – 2007, P.37
27
2.2.1 Publiciteit voor de musea „‟De musea van Harelbeke werken met deze communicatiekanalen: Brochure musea Harelbeke Brochure daguitstappen in Harelbeke Bezoekersbrochure Seizoenskrant Leiekantjes Musea Leiestreek Westtoer Daguitstappen voor groepen Vlaanderen Vakantieland Toerisme Oost – Vlaanderen OKV 2006 Brochure Dertien Brochure „Open Monumenten Dag‟ Vlaanderen Brochure Erfgoed Vlaanderen Effect Cultuurbrochure Het Spoor Nieuwsbrief Dienst Toerisme en Musea Harelbeke Infoblad Harelbeke Website Leiestreek Website Harelbeke Schoolreis.be”1 Zoals je kan merken, zijn er weinig tot geen communicatiekanalen gebruikt om jongeren te stimuleren deze musea te bezoeken. “Dit blijkt dan ook uit de cijfers van het jaarverslag: In totaal waren er 3 242 volwassen bezoekers ten opzichte van 267 leerlingen uit het lager onderwijs, die meestal in schoolverband een bezoek brachten.‟‟2 2.2.1.1 Doelgroepenbeleid „‟Het aantal bezoekers is een zwak punt binnen de Harelbeekse musea. Voor het beleidsplan werd nagegaan welke doelgroepen ze al bereiken en welke ze nog willen bereiken in de toekomst. Toen bleek dat ze vooral: Individuele geïnteresseerden Scholen uit Harelbeke Beschutte werkplaatsen Socio – culturele verenigingen Studenten Ziekenzorg
1 2
Jaarverslag Musea en Toerisme 2006, p.10 Jaarverslag Musea en Toerisme 2006, p.10
28
Toeristen (in het beleidsplan stond dit nog bij de te bereiken doelgroep, maar de laatste tijd begint het aantal toeristen, via de daguitstappen te stijgen.) De doelgroepen die nog bereikt moet worden zijn: Nog meer Harelbeekse scholen Scholen van buiten Harelbeke Muziekscholen Muziekverenigingen Tuin- en landbouwscholen Firma‟s Heemkundige kringen Beroepsverenigingen Toeristen En volgens mij nog een belangrijke doelgroep: kinderen en jongeren’’1
2.2.2 Activiteiten Binnen de Harelbeekse musea worden er een aantal activiteiten georganiseerd. Al dan niet in samenwerking met andere diensten of organisaties. „‟Deze zijn bijvoorbeeld: Erfgoeddag Lerarendag Voordracht Mozart en de beiaard Herdenking geboortedag van Peter Benoit Voordracht geschiedenis over de vinkensport Open Monumenten Dag Tentoonstelling kermisweekend (Peter Benoitmuseum en Pijp- en Tabaksmuseum Parkfeest Filmopname met BBC (Vinkensportmuseum) Halloween Een van de activiteiten die het meest gericht is naar kinderen en jongeren, was de deelname aan Lerarendag. Om het educatief aanbod in Harelbeke te promoten werd samen met Imog, De Gavers en het lerarentijdschrift Klasse een lerarendag georganiseerd. Via promotie in Klasse konden leerkrachten zich inschrijven op de site en kiezen uit een van de educatieve pakketten die werden aangeboden.
1
Beleidsplan stedelijke musea Harelbeke, 2005 – 2008, p.49
29
Enkele voorbeelden waaruit men kon kiezen:
10.00
11.15
13.30 14.45
Pakket 1 Bezoek aan de molen (Gaverdomein) Watersport
Pakket 2 Pakket 3 Oriëntatiewandeling Peter (Gaverdomein) Benoitmuseum Avonturensport
Muziek wandel zoektocht
Peter Benoitmuseum Muziek wandelzoektocht
Muziek wandelzoektocht Peter Benoitmuseum
Imog Pijp- en tabaksmuseum
Al deze activiteiten waren nu wel gericht naar kinderen uit het lager onderwijs. Maar er kan gerust een gelijkaardig project opgesteld worden voor jongeren.‟‟1
2.2.3 Middelen „‟Het stadsbestuur is financieel verantwoordelijk voor de financiering van de musea. In de stadsbegroting worden dan ook jaarlijks kredieten voorzien. Voor de herinrichting van het Peter Benoitmuseum werden er subsidies gekregen van de provincie. Door de toekenning van deze subsidies werd dan ook „verplicht‟ om een erkenning aan te vragen.‟‟2 „‟Financiële impact van de stad in cultuur. Inkomsten voor de musea: Binnen de musea: Personeel: € 14 500 ( de vergoedingen voor de gidsen) Werkingskosten: € 15 906 (inclusief energie) Werkingsmiddelen: € 177 950 (inclusief energie gebouwen). Vrijstaande uitgaven: Uitgaven van subsidiëring voor projecten, via culturele raad, aan verenigingen „‟Voor de uitvoeringsprocedure voor de ondersteuning van bijzondere en vernieuwende initiatieven, berekend op €1 per inwoner, krijgt stad Harelbeke € 26 057 per jaar. Deze investeringssubsidie trad in werking in 2004 tot nu, 2007. Van die € 26 057 ging er jaarlijks € 2 500 bedoeld voor de opmaak van wisseltentoonstellingen en promotie.‟‟3 Investeringen: Uitgaven via buitengewone dienst voor fysische projecten (grote aankopen, restauraties)‟‟4. Uitgaven bij de musea: 1
Jaarverslag Musea en Toerisme Harelbeke, p.14, 15 Cultuurbeleidsplan van de stad Harelbeke 2003- 2007, p.61 3 Cultuurbeleidsplan van de stad Harelbeke 2003 – 2007, p.39 4 Cultuubeleidplan van de stad Harelbeke 2003 – 2007, p.24-25 2
30
„‟Publiciteit: € 3263,21 Drukwerk: € 3720, 75 Publicaties: € 104,5‟‟1 Dit zijn nu enkel de uitgaven die met de publiciteit van de musea en projecten binnen de musea, te maken hebben. Een groot deel van de inkomsten gaat naar publiciteit. Maar een hogere deelname van de jongeren is er niet. Dit heeft te maken met het feit dat er geen gerichte communicatie naar jongeren is. Zoals je al gemerkt hebt bij de publiciteit en activiteiten van deze musea.
2.3 Educatieve werking „‟Om aan de educatieve functie van een museum te voldoen, heeft elk museum een eigen invulling. In elk museum kan je een rondleiding krijgen met een gids. Door mee te werken aan bijvoorbeeld Erfgoeddag, wordt er ieder jaar, afhankelijk van het thema, een stuk erfgoed op een andere manier voorgesteld. Dit jaar werd er gewerkt rond het thema: “Waarde”. Wat is er waardevol en wat juist niet? In het Peter Benoitmuseum kon je terecht voor een rondleiding in het museum. In het Pijp- en tabaksmuseum, kon je er in de namiddag, jouw “waardevolle” stukken laten schatten, door 2 antiquairs. Op die dag was het ook de officiële opening van het Stadsarchief, waar je kennis kon maken met het werken in een archief, hoe je een archief opstart, enz. Naast het meewerken aan nationale evenementen, worden er ook verschillende tentoonstellingen gehouden, vooral in het Peter Benoitmuseum omdat er in dit museum een aparte ruimte is waar dit mogelijk is. De laatste tentoonstelling die er liep, was deze over 50 jaar E3 – prijs Vlaanderen. Toen deze tentoonstelling liep, waren er regelmatig bezoekers die het Peter Benoitmuseum nog nooit hadden bezocht. Doordat er een tentoonstelling liep over het wielergebeuren in Harelbeke, was dit de reden om het museum te bezoeken. Veel jongeren heb ik tijdens die tentoonstelling niet gezien, de enige dag dat er jongeren binnenkwamen, was op de dag dat de koers werd gereden. Er worden ook voordrachten gegeven in de musea. Zo werd er vorig jaar een voordracht gegeven in het Peter Benoitmuseum over: “Mozart en de beiaard”. Naast al deze educatieve activiteiten heb je dan ook nog de educatieve pakketten voor kinderen uit het lager onderwijs.‟‟2
1 2
Jaarverslag Musea en Toerisme Harelbeke, p.19 Blancke, C (2007) in Jongeren en Musea, p.14-16
31
2.3.1 Educatieve pakketten voor kinderen uit het lager onderwijs “In het Peter Benoitmuseum heb je: Het grote museumspel Educatief pakket ontworpen door Frederik Bossuyt (stafmedewerker, Dienst Toerisme en Musea) Dit pakket is opgedeeld in 3 thema‟s: 1. Het leven van Peter Benoit Voor dit gedeelte gaan de kinderen te werk in het geboortehuisje. Ze komen hiermee in contact met het wonen in de 19 de eeuw. Zo merken ze duidelijk de verschillen op met het wonen vroeger en nu. 2. De muziek van Peter Benoit: De leerlingen gaan hier te werk in het museum zelf. Ze maken kennis met de verschillende soorten muziek die hij componeerde. Zowel zijn pianowerken, als zijn koorwerken en eerder religieuze stukken. 3. De figuur Peter Benoit Dit is de knutselactiviteit. De bedoeling is dat ze een affiche maken om het Peter Benoitmuseum bekender te maken. Wanneer er tijd over is, kunnen ze ook puzzels maken. “Op zoek naar muziek” Educatief pakket ontworpen door: Celine Blancke ism Frederik Bossuyt Dit is een fotozoektocht met opdrachtjes over muziek in het algemeen. Leerlingen kunnen zelf de weg zoeken. De opdrachtjes tijdens de wandeling gaan niet enkel over Peter Benoit maar zijn eerder algemene muziekopdrachtjes. De bedoeling van de wandeltocht is, dat ze Harelbeke op een andere manier leren kennen, en dat ze hun kennis over muziek, muziekinstrumenten,… verruimen. Voor de wandeltocht werden enkele plaatsen uitgekozen die men op één of andere manier kan linken aan muziek. Zoals de posthoorn, muziekschool, beiaard,… Wanneer het mogelijk is, kan men ook de beiaard bezoeken. Op die manier komen ze te weten hoe je een beiaard moet bespelen, welke klokken er allemaal in de klokkentoren hangen, enz.”1 Vaak wordt de Wandel – zoektocht gecombineerd met een bezoek aan 1 van de musea. Dit educatief pakket hangt niet echt samen met 1 van de Harelbeekse musea. Maar het leunt het dichtst bij het Peter Benoitmuseum aan, omdat het een muziektocht is.
1
Blancke, C (2007) in Jongeren en Musea, p.14-16
32
Pijp- en tabaksmuseum: “Toebak or not Toebak” In “Toebak or not Toebak” wordt er gewerkt met verschillende stripfiguren die roken. Zo heeft Lucky Luke een plaats in het pakket, maar ook Kapitein Hadock, Mme Pipe, enz. Het pakket wordt opgedeeld in 3 thema‟s, deze zijn: 1
Tabak als Reclame: Hier wordt er de aandacht gevestigd op de rol die reclame heeft over het al dan niet gebruiken van een tabaksproduct. Ook de verschillende doelgroepen die men probeert te bereiken met hun reclame.
2
Tabak als cultureel erfgoed: Hier gaan de kinderen op zoek in de pijpencollectie, naar de pijpen die gerookt worden door bekende stripfiguren. Op die manier leren ze de verschillende soorten pijpen kennen. Zoals de kleipijpjes, Bruyèrepijpen, de porseleinenpijpen, de Kalabas,…
3
Zap op rook: Dit is een videofilm, over het roken.
Vinkensportmuseum “Een spelletje vinkenzetten” „‟De kinderen krijgen elk een meetstok, een cd wordt opgelegd met vinkengefluit. En net zoals bij een echte vinkenzetting moeten ze een streepje plaatsen op de stok wanneer de vink volgens hen het juiste liedje heeft gezongen. Natuurlijk is er ook een prijs voorzien voor de winnaar van deze wedstrijd. Op deze manier worden ze ondergedompeld in 1 van de oudste dierensporten die hier in Vlaanderen wordt gespeeld.‟‟1 1.2.5.2. Educatief pakket voor jongeren Binnen de dienst Musea is er geen educatief pakket voorzien voor jongeren. Dit is een van de punten waar de Musea Harelbeke wil aan werken. Volgens het Beleidsplan stedelijke musea Harelbeke 2005 - 2008: ”Vorig jaar (2004) zijn een aantal educatieve pakketten gemaakt. Tot nu toe hebben wij ons beperkt tot het lager onderwijs, maar onze werking zal uitgebreid worden naar het secundair onderwijs.”2 Samen met de Jeugddienst van Harelbeke werd er dit jaar een workshop georganiseerd voor jongeren tussen de 10 – 14 jaar. De vraag kwam van de Dienst Musea. Verder is er van deze uitbreiding naar het secundair onderwijs nog niet zoveel van gekomen. Jongeren met een Leerlingenkaart kunnen wel Pijp- en Tabaksmuseum en het Peter Benoitmuseum gratis bezoeken. Maar wanneer je jongeren wil bereiken, moet er wel een aanbod zijn dat gericht is naar deze 1
Beyaert, D, Blomme, B, et al, (2005), Juf gaan we naar ‘tmuseum?, tips en ideeën voor didactisch werken in kleine musea, Brugge, bestendige deputatie van de provincieraad van West- Vlaanderen 2 Dienst Musea en Toerisme, et al.,(2005), Beleidsplan Stedelijke Musea Harelbeke 2005-2008
33
doelgroep. De thema‟s die deze 2 musea behandelen zijn namelijk niet zo populair bij jongeren en moeten dus op een andere, aantrekkelijke manier worden gepresenteerd. Bij het opmaken van een educatief project voor jongeren zou men zich het best richten naar de secundaire scholen. Op die manier heb je de meeste kans om jongeren te bereiken.
2.4 Erkenning van de Harelbeekse Musea „‟In 2006 kreeg men te horen dat de musea hun erkenning niet krijgen. Enkele redenen voor het niet krijgen van de erkenning waren: o Te weinig samenhang tussen de verschillende collecties o Onprofessionele opstelling van de collecties (met uitzondering van het Peter Benoitmuseum) o Het personeel ook werkt voor de toeristische dienst, en dus niet beantwoorden aan de minimumbezetting. o Onzekere eigendomsstatus van de collecties o Archivering‟‟1
2.5 Toekomst Harelbeekse Musea Omdat de musea met een „spreidingsprobleem‟ zitten, zijn er verschillende vergaderingen gepland om de musea onder 1 koepel naar buiten te laten komen. Ook zou het de bedoeling zijn om alle musea te centraliseren in Harelbeke. Ik denk hier aan het Vinkensportmuseum dat in Hulste ligt. Het zou ook de bedoeling zijn om het accent meer op de geschiedenis van Harelbeke te leggen. Met deze centralisering van alle musea zou dit beter tot zijn recht komen. Ook voor de bezoekers zal het gemakkelijker zijn. „‟Wat imago betreft staan wij nog nergens. Er moet gezocht worden naar een slogan en een eigen beeldvorming. Hierin zullen we vooral de nadruk leggen op de veelzijdigheid van onze musea. Via dit imago moet ook duidelijk worden wat het publiek van onze musea mag verwachten. Nu we besloten hebben om met onze musea het verhaal van Harelbeke te brengen, kunnen we ons imago daarop afstemmen.‟‟ (beleidsplan stedelijke musea Harelbeke 20052008, P.50) + aanmaken van eigen website!
1
Jaarverslag Musea en Toerisme 2006, p. 18
34
2.6 Evaluatie Crea Musica Doel: Mijn bedoeling van deze creasessie in het Peter Benoitmuseum was om jongeren op een andere manier kennis te laten maken met een museum. En een aanzet om ze te prikkelen om een ander museum te bezoeken. Om de bekendheid van het museum bij deze doelgroep te vergroten. Verloop: „‟ Mogelijkheden binnen het Peter Benoitmuseum Binnen het museum heb je de mogelijkheid om achteraan in een apart zaaltje, activiteiten te doen binnen het museum. Die ruimte wordt regelmatig gebruikt om tentoonstellingen te laten doorgaan. Je kan er gebruik maken van de verschillende geluiddouches, waar ze de mogelijkheid hebben om kennis te maken met de muziek van Peter Benoit. Het geboortehuisje is ook aantrekkelijk om jongeren kennis te laten maken met het wonen in de 19de eeuw. Je kan een film laten afspelen, vooraan in het museum.
Projectschetsen Erfgoeddag Waarde Een van mijn eerste ideeën was om samen met jongeren een tentoonstelling te maken rond het thema van Erfgoeddag: Waarden. Ik was van plan om samen met een klas daar rond te werken. Voordat ze naar het museum kwamen, zou ik hen vragen om een voorwerp mee te brengen dat zij waardevol vinden. Voor we de tentoonstelling zouden opstellen, had ik het idee om een gesprek te beginnen met de hele groep. Om te weten te komen wat zij als waardevol bestempelden. Daarna zou ik de klas in groepjes verdelen, en hen elkaar laten vertellen waarom ze een bepaald voorwerp waardevol vinden. Aan de hand van die gesprekken zou ik hen, met hun zelf meegebrachte voorwerpen, een tentoonstelling laten opstellen. Het enige wat ik hen geef voor hun tentoonstelling, is een ruimte binnen het museum. Verder is het aan hen om hun creativiteit te laten botvieren. Wegens tijdsgebrek heb ik dit niet gekozen. Als ik dit project zou uitgevoerd hebben, zou het kunnen overkomen als een opgelegd iets van school uit. Uit mijn theoretisch 35
gedeelte, heb ik gemerkt dat je jongeren beter kan bereiken door het domein vrije tijd te gebruiken. Het leven zoals het was… en is…. Ik zou het leven uit de 19de eeuw in Vlaanderen vergelijken met het leven uit een ontwikkelingsland in de 21ste eeuw. Het leven toen en nu heeft enkele gelijkaardige punten. Het leven van Peter Benoit: Peter Benoit leefde met zijn grootouders, ouders en zus in een klein rijhuisje. Peter moest voor zijn pianolessen enkele uren wandelen tot bij zijn leerkracht. De ouders van Peter waren arm. Peter componeerde verschillende stukken, deze waren onder andere volkse en Nederlandstalige liederen. Hij weigerde om zijn Nederlandse taal te verloochenen en dit kan je terugvinden in zijn liederen. Het leven in een ontwikkelingsland: Ze leven meestal met een hele familie in een kleine woning. Lange wandelafstanden om bijvoorbeeld water te halen, naar school te gaan, enz. Veel gezinnen leven in armoede. Protest tegen de onderdrukking van de ontwikkelingslanden, door bijvoorbeeld Oxfam.
In theorie is het een interessant project, maar praktisch gezien is dit moeilijk haalbaar om alleen te realiseren. Hiervoor is de samenwerking vereist tussen verschillende diensten, zoals de Welzijnsdienst van Harelbeke, waaronder de Noord – Zuid beweging valt, en het Peter Benoitmuseum.”1
Crea Musica Omdat Peter Benoit een componist was, was de link met muziek wel iets waarmee ik wou werken. Omdat muziek nogal een breed iets is om mee te werken, en waar je veel rond kan doen, heb ik gekozen om een creasessie te geven. Tijdens het opstellen van die sessie heb ik getwijfeld om nog meer rond Peter Benoit te werken of niet. Maar omdat het niet mijn hoofddoel was om Peter Benoit bekender te maken, heb ik gekozen voor opdrachten rond muziek en alles wat ermee te maken kan hebben. Tijdens het opstellen van de activiteit had ik me een bepaald beeld gevormd van hoe het zou verlopen. Maar tijdens de sessie was het niet zoals ik had verwacht, dit had vooral te maken met wat ik zelf zou hebben gedaan en de schuchterheid van bepaalde personen. Maar dit wil daarom niet zeggen dat de sessie „slecht‟ was verlopen in mijn ogen, in tegendeel het was verrassend hoe een bepaald iets een eigen leven kan gaan leiden. 1
Blancke, C (2007) in Jongeren en Musea, p.27-28
36
Tijdens de evaluatie van het project met de jongeren, was de enige negatieve opmerking, de zwakke opkomst. De doelstelling om op een andere manier kennis te maken met een museum is voor deze 4 personen in een zekere zin gelukt. Maar of dit nu juist een aanzet was om andere musea te bezoeken, kan ik niet meteen zeggen. Wel hebben 3 van de 4 personen gezegd dat ze nog musea zullen bezoeken. De redenen hiervoor waren: dat musea interessant zijn om dingen te zien, te leren,… Iemand zei dat ze nog musea zou bezoeken als het er zo tof aan toe gaat als tijdens de creasessie. En de derde persoon kon mij niet meteen een reden geven. De reden om van de vierde persoon om geen musea te bezoeken, was het feit dat ze met haar ouders regelmatig musea bezocht en dat het niet echt aangenaam was. Ze vond het eerder saai en vervelend om mee te moeten. Ik kan haar wel begrijpen, het is veel aangenamer wanneer je wordt verrast om bepaalde activiteiten te doen in een museum dan gewoon rond te wandelen in een museum. Wanneer ik tijdens de evaluatie vroeg wat ze goed vonden aan de sessie, was het antwoord van iedereen: originele opdrachten en dat ze deze konden gebruiken tijdens de speelpleinwerking. Voor hen was de sessie helemaal geslaagd, met uitzondering van het ene negatieve punt. Zie ook bijlage p.70
37
2.6.1 SWOT- analyse van het project Sterktes: Andere manier in contact gebracht met een museum Inspiratie gegeven voor hun speelpleinwerking Mogelijkheid om zelf de activiteit te geven tijdens grabbelpas – activiteit Je kan de activiteiten aanpassen aan de doelgroep. Zwaktes: Verkeerde datumkeuze Meer bereidingstijd moeten nemen Verkeerd communicatiemiddel Zwakke opkomst Niet bruikbaar om in schoolverband te doen Keuze van methodiek spreekt niet iedereen aan Mogelijkheden: Samenwerken met andere dienst, bijvoorbeeld de jeugddienst. Kan het ook gebruiken voor een jongere doelgroep, met eventueel aanpassen van sommige opdrachten. Bedreigingen: De eigenheid van het museum verloren gaat.
Besluit Mocht ik meer tijd genomen hebben voor de bekendmaking van het project en niet alleen met mailing naar de jeugddienst en de speelpleinwerking had gewerkt, dan had ik misschien meer jongeren voor dit project bereikt. Maar niet alleen het communicatiemiddel was niet juist gekozen, maar ook de datum. Wanneer je zoveel mogelijk jongeren wil bereiken, is het belangrijk om te weten wanneer je ze het best kan bereiken. Ik denk ook niet dat ik ze met een creasessie tijdens de vakantieperiodes zou bereiken. De jonge jongeren tussen 12 – 14 jaar misschien wel, maar oudere jongeren niet. Wanneer je jongeren tussen de 16- 20 jaar wil bereiken, moet je op een andere manier te werk gaan. Zoals bijvoorbeeld een project van AmuseeVous. Rond die leeftijd heeft men meer de behoefte om samen met vrienden iets te doen, dan dat men de behoefte heeft om een creasessie te volgen. Tenzij dit natuurlijk in verband wordt gebracht met een cursus „monitor‟ bijvoorbeeld. Ook al heeft F. Devos het over cultuurparticipatie binnen de vrije tijd van de jongeren, toch zal je volgens mij meer jongeren kunnen bereiken, als je samenwerkt met scholen. En als je een pakket kan samenstellen dat in de lijn ligt van een bepaald vakgebied.
38
Ik vind het ook belangrijk dat binnen een educatief pakket voor jongeren de eigenheid van het museum niet verloren gaat. Je kan interessante doe – opdrachten laten doorgaan, maar er moet een link bestaan tussen de activiteiten en het thema van het museum. Hiermee wil ik zeggen dat je het thema niet in de enge zin moet benaderen. Mogelijkheden: Wanneer je jongeren wil bereiken, moet je een aanbod hebben, iets dat hen interesseert. Het project dat ik heb gemaakt kan nog gebruikt worden binnen activiteiten van de jeugddienst. Het kan aanzien worden als een impuls om het musea bezoek te verhogen bij kinderen en jongeren. Maar dan moet het wel op een goede manier worden aangebracht en op een beter tijdstip. Tijdens het herwerken van dit eindwerk, ben ik tot de conclusie gekomen dat ik beter een educatief pakket had opgemaakt voor schoolbezoeken. Omdat er binnen de musea geen aanbod aanwezig is, gericht naar schoolbezoeken voor jongeren. In plaats van een creasessie had ik voor mijn praktisch gedeelte beter een samenwerking met andere organisaties opgemaakt. Wanneer het project ook gedragen wordt door meerdere diensten of organisaties kan je de jongeren op verschillende manieren bereiken. En zou het voor de musea ook beter zijn om hun naambekendheid te verbeteren en een pakket te kunnen opnemen binnen hun educatief aanbod. Wat met deze creasessie toch beperkt blijft. Ik ben er wel nog steeds van overtuigd dat een educatief pakket nodig is om jongeren te bereiken. En dat je zowel via school als via de vrijetijdsbeleving van jongeren moet werken. De reden waarom jongeren in contact moeten komen met musea, is volgens mij dat ze de kans moeten krijgen om nieuwe dingen te ontdekken, appreciëren, een andere en ruimere kijk op zaken gaan krijgen. Dat ze eens stil staan bij bepaalde zaken. Volgens mij is het ook een goede aanvulling bij het lespakket in school. Door een museumbezoek men de leerstof begrijpen en onthouden.
39
3 Besluit en aanbevelingen Wanneer ik de verschillende beleidsplannen van Harelbeke bekijk en vergelijk met het jaarplan van 2006 merk ik dat er in de beleidsplannen veel aandacht is voor het verhogen van de bekendheid en publieksvergroting. Door op verschillende beurzen, in brochures van busreizen, enz. te staan, is er een stijging van bezoekers. Maar de doelgroep jongeren blijft moeilijk te bereiken.
Bij activiteiten die terugkeren, zoals Erfgoeddag, mag het geen sleur worden. Er moet ook eens op een andere manier gewerkt worden. Er moet vernieuwing en verrassing inzitten, zodat je een nieuw publiek kan bereiken. Daarom is het geen slecht idee om enkele zaken in handen te geven, van bijvoorbeeld een theatergezelschap, jeugdverenigingen, werken met scholen,… om op die manier een andere werking te hebben. Het werken met andere organisaties brengt altijd nieuw volk mee. Denk maar aan vrienden, familie, ouders die komen kijken. Dit kan men onder andere ook toepassen zijn bij het opstellen van educatieve pakketten. Zoals ik gezien heb bij het Huis Van Alijn (Gent), wordt er samengewerkt met een VZW. Daarnaast nieuwe zaken blijven organiseren binnen het museum, bijvoorbeeld in samenwerking met het CC Het Spoor, of verenigingen Wanneer er op de juiste manier gecommuniceerd wordt naar de verschillende doelgroepen, heb je meer kans om meer publiek te bereiken. Meer publiek bereiken mag geen actiepunt zijn binnen het beleid. Een actiepunt kan zijn, meer werken rond publiekswerving en werking, communicatie,… Wanneer dit in orde is, volgt de rest wel. Probleem bij de Harelbeekse musea: Communicatie Bekendheid Tekort aan educatieve pakketten binnen de Harelbeekse musea. Wanneer je jongeren wil bereiken. Is er nood aan een pakket, iets dat kan blijven aangeboden worden. Samenwerken met scholen blijft belangrijk, daar kan je de grootste groep jongeren bereiken. Continuïteit is het blijven aanbieden van activiteiten. Hiervoor moet de dienst musea niet alleen instaan, ook de mogelijkheid om hier alleen voor in te staan is er niet. Men kan wel in samenspraak met andere organisaties activiteiten organiseren, zoals workshops,… Het personeelstekort kan men gedeeltelijk opvangen door educatieve pakketten uit te werken, die men op zelfstandige basis kan volgen. Een voorbeeld hiervan zijn de educatieve pakketten zoals in Ieper. Bij tijdsgebrek kunnen de educatieve pakketten eventueel gemaakt worden door een andere organisatie.
40
Een andere methode om de jongeren te bereiken, is het uitschrijven van een compositiewedstrijd uitgaande van het Peter Benoitmuseum. Deze wedstrijd is gericht op jongeren die in beginnende groepjes spelen. De essentie van deze wedstrijd is een werk van Peter Benoit te kiezen en dit te herwerken naar hun zin. De ingezonden werken worden voorgesteld aan een jury en ook een volksjury. De winnaar mag optreden op Ratrock. Zo krijgt de winnaar de kans om te tonen wat hij kan en kan hij eventueel naambekendheid beginnen opbouwen. Bij het al dan niet participeren aan culturele activiteiten alsook aan het bezoeken van een museum spelen volgens mij 4 aspecten een belangrijke rol. Deze zijn: ouders, school, vrienden en communicatiemiddelen. Ouders spelen een belangrijke rol. Uit vele onderzoeken is gebleken dat hoe jonger je met theater, musea, klassieke muziek,… in contact komt, hoe groter de invloed hiervan is op jouw latere leven. School kan een belangrijke factor zijn, om culturele activiteiten die je niet leert kennen via je ouders toch te leren kennen en al dan niet leert appreciëren. Dit betekent niet dat je daarom als jongere meteen appreciatie zal hebben, maar op latere leeftijd kan dit toch een invloed uitoefenen op je keuzes. Vrienden spelen zeker een belangrijke rol bij het participeren aan allerlei activiteiten. Je kan samen nieuwe dingen leren ontdekken. Ook via vrienden kun je nieuwe dingen leren kennen en eventueel appreciëren, omdat zij al langer in contact zijn met een bepaalde culturele vorm. Het gebruikte communicatiemiddel, bijvoorbeeld een aantrekkelijke folder of een brochure die de nieuwsgierigheid opwekt, kan zeker aanleiding geven om deel te nemen aan een activiteit of een bezoek te brengen aan een museum. Op zich kan dit er dan voor zorgen dat je je vrienden overtuigt om je te vergezellen. Tijdens het ontwerpen van een activiteit dient men rekening te houden met deze 4 aspecten. Het ontwerpen van een activiteit wordt al grotendeels bepaald door de publiekswerking. Daar kiest men of een bepaalde activiteit gericht wordt tot schoolbezoek of tot activiteiten tijdens de vakantieperiode. In mijn vorig eindwerk had ik enkel het idee dat je nog zo‟n goed programma mag hebben, als de jongeren niet willen komen dan kan je hen niet aansporen om te komen. Door de herwerking van mijn eindwerk, enkele projecten te bezoeken en te bekijken en vooral de manier waarop er kan gewerkt worden, is mijn visie veranderd. Je kan een zeer goed project hebben, het blijft van groot belang om het op de juiste manier te “verkopen/aan te prijzen”. Als men dit doet met behulp van de juiste communicatiemiddelen gericht op de doelgroep, is het best mogelijk om de jongeren te bereiken. Het aanbod moet natuurlijk aanwezig zijn, wanneer je niet dat iets extra hebt, vrees ik dat je het kan vergeten. Misschien ben ik nu iets te optimistisch, maar ik geloof er nu nog meer in dat je jongeren kan mobiliseren om aan cultuur te laten participeren! Maar de Harelbeekse musea moeten er nu eerst voor zorgen dat hun bekendheid bij de jongeren en
41
andere doelgroepen wordt verhoogd. Ook moet er voor de jongeren, net zoals voor de kinderen een vast educatief pakket bestaan. Het is aanbevolen om een gelijkaardige educatieve brochure op te stellen zoals in Ieper en die naar omliggende scholen te sturen. Het is dan wel essentieel dat er vaste educatieve pakketten voor handen zijn om aan de scholen te “verkopen”. De educatieve pakketten zullen nog niet volledig ontwikkeld zijn voor het begin van volgend schooljaar, dus is het belangrijk om impulsen te blijven geven naar jongeren toe. De museumwerking voor kinderen en jongeren mag niet stil liggen, hiermee bedoel ik dat er niet iedere week een ander aanbod moet zijn, maar dat er op regelmatige basis iets georganiseerd wordt.
42
4 Bijlagen
43
Korte historiek van de Harelbeekse musea (Beleidsplan stedelijke musea Harelbeke 2005 - 2008) Peter Benoitmuseum “”1929: Het geboortehuisje van Peter Benoit wordt, door Maurice Bossuyt, aan de stad Harelbeke geschonken. 1934: Wordt er heel wat materiaal uit het Peter Benoitfonds in Antwerpen naar Harelbeke gebracht. Werd er een tentoonstelling opgezet, omdat het 100 jaar geleden was dat deze toondichter geboren werd. Het Peter Benoitarchief werd tot 1972 bewaard in het oud Schepenhuis. Dit schepenhuis werd door de staat aangekocht, en laat het verdwijnen voor de verbreding van de Rijksweg 14. Het Peter Benoitarchief wordt overgebracht naar de muziekacademie, waarmee ook het Peter Benoitmuseum verdwijnt. Het enige dat nog aan hem deed denken, was de muziekacademie Peter Benoit, zijn standbeeld in het stadspark, en zijn geboortehuisje. 1976: Men beslist om nog eens een tentoonstelling aan deze Harelbeekse Componist te wijden. Na deze tentoonstelling verhuist het Peter Benoitarchief naar de Marktstraat 100, Harelbeke ( waar nu het Pijp- en Tabaksmuseum is). Wanneer het huis, naast het geboortehuisje van Peter Benoit, te koop wordt aangeboden, heeft het stadsbestuur beslist om dit aan te kopen, en er het Peter Benoitmuseum van te maken. “”1 “”16 september 1978: Officiële opening van het Peter Benoitmuseum, Marktstraat 55. 1999: Wordt de definitieve beslissing genomen, om het museum volledig te renoveren, rekeninghoudend met de eisen van het museumdecreet 1996. Oktober 2000: Start van de verbouwingswerken. De verbouwingen zijn af in december 2001, het Peter Benoitjaar. ( Peter Benoit is gestorven in 1901)”” 2
Pijp- en Tabaksmuseum “”1973: Stelt de Raad van Beheer van de Culturele Raad voor om in Harelbeke een heemkundig museum op te richten. Er wordt een oproep gedaan via het Infoblad van Harelbeke: “Zijn er mensen die er iets voor voelen een heemmuseum in te richten met oude huisraad?” Naast deze oproep werden er geen verdere stappen ondernomen.
1 2
Idem Voetnoot 1 Dienst Musea en Toerisme, et al., (2005), Beleidsplan Stedelijke Musea Harelbeke 2005-2008
44
1974: Het Stadsbestuur koopt het oud Herenhuis, Markstraat 100. Men is ervan overtuigd dat dit gebouw bewaard moeten worden voor de toekomst. 1976: Wordt het gebouw beschermd. Wat er nu precies wordt ondergebracht is er dan nog geen beslissing genomen. Het idee om er een “Heemkundig museum” van te maken, wordt afgekeurd. Aan de heemkundige kring “De Roede van Harelbeke” wordt er de vraag gesteld, vanuit het stadsbestuur, om de mogelijkheden voor dit gebouw te onderzoeken. 1977: “De Roede van Harelbeke” organiseert een tentoonstelling in het Ontmoetingscentrum over pijp en tabak. Rond diezelfde periode krijgt de “De Roede van Harelbeke” de kans om een verzameling stenen pijpen aan te kopen. “De Roede” geeft het advies om, in de Marktstraat 100, er een Pijp- en tabaksmuseum te vestigen. 4 juli 1980: Officiële opening van het Pijp- en Tabaksmuseum Harelbeke.””1
Vinkensportmuseum “”1984: Vinkeniers Werner Vandenbussche, Gaston Manhaeve en Descheemaker, bundelen en ordenen hun verzameling over de vinkensport. Zij kunnen hun verzameling onderbrengen in een werkmanshuisje in Hulste, dat door het stadsbestuur gehuurd wordt. 1 september 1984: Officiële opening van het Vinkensportmuseum. “”2 “”Tot 2001 kan de collectie in het gehuurd werkmanshuisje blijven. Tot dat de eigenaar zijn woning niet meer wenst te verhuren. En de collectie moet dus verhuizen. Het Vinkensportmuseum vindt een nieuw onderkomen in een rijhuis in Hulste.””3
Archeologisch museum “”Jaren „ 50: zijn de opgravingen in Harelbeke gestart. Uit die opgravingen blijkt dat er heel wat archeologisch materiaal in Harelbeke is terug te vinden. Men vindt er zaken terug uit het Paleolithicum tot de late Middeleeuwen. In die tijd was er geen interesse voor de archeologie, waardoor er veel opgegraven voorwerpen naar het Broelmuseum in Kortrijk zijn gegaan of in privécollecties zijn terechtgekomen.
1
Idem Idem 3 Dienst Musea en Toerisme, et al., (2005), Beleidsplan Stedelijke Musea Harelbeke 2005-2008 2
45
Jaren ‟80: Geeft de stad Harelbeke de opdracht om een Bijzonder Tijdelijk kader – project op te starten, waardoor de gevonden voorwerpen in het bezit komen van Harelbeke en dat dit ook zo zal blijven. In het begin van het archeologisch museum, worden enkele stukken tentoongesteld in het Pijp- en Tabaksmuseum. De depot wordt ondergebracht in het conciërgehuis achter het Peter Benoitmuseum. 1991: Verhuist de hele collectie naar een schoolgebouw op de Arendswijk in Harelbeke. Dit bleek voor het archeologisch museum geen goeie locatie te zijn. Dus wordt er beslist om het museum terug over te brengen naar het Pijp- en Tabaksmuseum. 2005: Wordt de hele collectie opnieuw verhuisd naar het Pijp- en Tabaksmuseum. 2 lokalen op de benedenverdieping worden gebruikt als tentoonstellingsruimte voor de archeologie. De voorwerpen die niet tentoongesteld worden, vinden hun onderkomen in de kelder van de Toeristische dienst.””1
Informatie over de Harelbeekse Musea “”De musea kan je vrij bezoeken op dinsdag, woensdag, donderdag en dit telkens van 10u tot 12u en van 14u tot 17u. Enkel het bezoeken van het Vinkensportmuseum moet op afspraak gebeuren. De musea zijn gesloten van 1 december tot eind februari. “”2
Archeologisch Museum Marktstraat 100, Harelbeke “”Al 11 000 jaar geleden deden nomaden de streek van Harelbeke aan. Daarvan getuigen de silexen. Na de steentijd passeren we langs de bronstijd en de vroege ijzertijd om bij de Romeinse tijd terecht te komen. De nederzettingen die er toen in Harelbeke waren, moeten niet onbelangrijk zijn geweest. De vele vondsten van Romeins aardewerk, maar ook sieraden, glaswerk en munten zijn daar een bewijs van. Daarna wordt het enkele eeuwen stil tot er opnieuw steengoed en glaswerk uit de grond komt. Afsluiten doen we in de achttiende eeuw.””3
1
idem idem 3 Dienst Toerisme en Musea, (2006), Toerisme Harelbeke Beleidsplan 2006-2007-2008 (beleidsplan) 2
46
Peter Benoitmuseum Marktstraat 55, Harelbeke “”In het herdenkingsjaar 2001 (100 jaar na het overlijden van Peter Benoit) werd op 8 december de officiële opening gevierd van het volledig heringerichte museum Peter Benoit en zijn geboortehuisje. Vijf vrouwen leren ons over het leven, werk en belang van de meester. Elk van deze “muzen” heeft een grote invloed op hem uitgeoefend. Eerst en vooral is er in het geboortehuisje de moeder, Rosalie Monie, die haar zoon de liefde voor de muziek bijbrengt. Ook ijvert zij ervoor dat hij kan studeren aan het conservatorium. Zij is eveneens verantwoordelijk voor zijn enorme liefde voor zijn moedertaal ( moederspraak) en zijn gehechtheid aan zijn geboortestad Harelbeke. Na het behalen van de Prix de Rome trekt Benoit naar Parijs. Hij dirigeert er in het théâtere des Bouffes Parisiens het populaire gezelschap van Jacques Offenbach, waar hij Julie Zoë Pfotzer leert kennen. Zij staat in het museum dan ook symbool voor zijn Parijse periode. Terug in Brussel, huwt hij met Flore Wantzel. Hij draagt heel wat werken aan haar op, maar wanneer hij directeur wordt aan de muziekschool van Antwerpen, weigert zijn echtgenote om hem te volgen en blijft achter in Brussel. In Antwerpen wordt hij opgevangen door de gouverneursdochter Constance Teichmann, die vooral een inspiratiebron lijkt voor zijn religieus getinte werken, zoals zijn Quadrilogie réligieuze, het Drama Christi en de Missa Brevis. Zijn laatste jaren brengt Benoit door bij zijn laatste muze, Agnes Mertens. Zij is herbergiersdochter in ‟t Gecroonde Ancker, waar Benoit verblijft. Bij testament laat hij al zijn bezittingen aan haar na. Zij geeft enkele werken in eigen beheer uit en zorgt ervoor dat zijn cultureel testament, waarin hij eist dat al zijn werken in het Vlaams worden uitgevoerd, nauwkeurig wordt opgevolgd. Via deze verschillende soorten liefde probeert het museum een beeld op te hangen van deze grote componist, maar u kan ook onder de geluidsdouches kennis maken met de verschillende muziekgenres, niet alleen van Peter Benoit, maar ook van voorgangers, tijdgenoten en navolgers””1
1
www.harelbeke.be
47
Pijp- en Tabaksmuseum Markstraat 100, Harelbeke “”Het museum is onderverdeeld in 5 afdelingen: De Tabakskamer: Hier zijn verschillende soorten tabak – niet alleen uit de regio, maar eveneens overzeese soorten - tentoongesteld en wordt er verder aandacht besteed aan de snuiffabricatie (foto‟s, materialen en afgewerkte producten). De pijpenkamer: De verzameling omvat ca. 900 pijpen die volgens herkomst zijn onderverdeeld en tentoongesteld. Er is een toonkast gewijd aan pijpen uit meerschuim, bruyère en porselein. Daarnaast wordt het volkskundig aspect zoals dit tot uiting komt in rokersverenigingen belicht (affiches, documenten,…) De winkelkamer: Is een reconstructie van een tabakswinkeltje uit de vorige eeuw, compleet met toonbank en met getekend portret van de eigenares. In deze kamer zijn ook rokersattributen die deel uitmaken van het dagelijks leven te bezichtigen: lucifersdozen, papiersoorten om sigaretten te rollen, tabakspotten en snuifdozen. De documentatiekamer: Met het verdwijnen van de kleine familiale ondernemingen dreigde veel documentatie materiaal (puntzakken, inpakpapier, vignetten,…) verloren te gaan. Hiervoor is een verzameling (15 draaipanelen) samengebracht die nog eens het belang van de tabaksindustrie in onze regio aantoont. Verder ook in dezelfde kamer: verkoopprijzen, reclameobjecten, loonboekjes, lucifersdozen. De zolder: Onder het achttiende – eeuws gebinte staan op de ruime zolder de verschillende machines die gebruikt werden bij het verwerken van tabak: gaande van kerfmachine, droogtrommel tot zelfs enkele primitieve (hoofdzakelijk handwerk) inpaktoestellen.”” 1
1
www.harelbeke.be
48
Nationaal vinkensportmuseum Brugsestraat 23, Hulste “”Op 1 september 1984 werd het Nationaal over de Vinkensport in Hulste (deelgemeente van Harelbeke) officieel geopend. Meteen de opening van een voor Vlaanderen uniek museum! Vinkensport, een typisch Vlaams dierenspel wordt reeds sedert eeuwen beoefend. In de loop der jaren heeft de speelwijze echter een volledige ommekeer meegemaakt. Aanvankelijk kon men vinkzetten als een kwelspel voor het dier beschouwen. Nu is het uitgegroeid tot een diervriendelijk spel met ziende vogels. Een hoofdfacet van het museum is zeker de speelkooi, zoals die gebruikt wordt in Vlaanderen, Midden - België en Nederland. Men ziet er een kleine “Kattebeet” die gebruikt werd voor het spelen met verblinde vinken, de nieuwe grotere modellen en de producten van de vindingrijkheid die de liefhebbers vertoonden bij het vervaardigen van hun eigen kooien. Naast tal van documenten, diploma‟s en eremetaal wordt er aandacht besteed aan een uitgebreid archief van werken die handelen over de vinkensport. Ook alle jaargangen van het vinkeniersweekblad sedert 1935 zijn hierin ondergebracht en kunnen door geïnteresseerden geconsulteerd worden.”” 1
1
www. harelbeke.be
49
Jongeren en Vrije tijd De manier waarop tieners hun vrije tijd invullen is afhankelijk van de leeftijd waartoe ze behoren. „‟Zo zijn de meest beoefende activiteiten voor de jonge tieners: sporten, fietsen, familie bezoeken, gaan winkelen, huisdieren verzorgen, naar een sportvereniging of jeugdbeweging gaan en gezelschapsspelletjes spelen. Oudere tieners besteden hun vrije tijd meer aan het bezoeken van vrienden, rondhangen, telefoneren, naar een fuif gaan, dancing of jeugdhuis.‟‟1 Je kan de vrije tijd ook vergelijken per geslacht, zo merk je dan dat de jongens meer buitenshuis bezig zijn, computerspelletjes spelen en aan sport doen. Meisjes gaan dan meer gaan winkelen of helpen in het huishouden; ze zijn ook meer creatief bezig, zoals knutselen of het bespelen van een instrument. Bij deze opdeling kan je nog goed de verschillen merken tussen mannen en vrouwen. Mannen die meer gericht zijn om later te gaan werken voor hun gezin, en de vrouwen die dan meer gericht zijn op het huishouden. Volgens Maurice van Lieshout “”zouden de verschillen waarop de twee seksen vriendschap, en dus ook hun vrije tijd, invullen en beleven dus niet alleen cultureel maar ook voor een deel biologisch bepaald zijn.””2 Maar hij voegt er ook aan toe dat de onderlinge omgang van jongens en meisjes en tussen jongens en meisjes veranderen. Het komt er dus op neer dat de verschillen tussen jongens en meisjes verkleinen. En dat men niet altijd de stereotiepe opdeling kan toepassen. Want ook meisjes zijn meer en meer buitenshuis bezig en daarnaast zijn er veel jongens die creatief bezig zijn. Volgens Smits3 (2005) kan je 4 soorten vrijetijdsgedrag bij jongeren herkennen. “”Deze indeling werd gebaseerd op gegevens die men verkregen heeft uit een onderzoek. Deze gebeurde in opdracht van de Vlaamse overheid en werd door de onderzoeksgroep TOR (Tempus Omnia Revelat) van de Vrije Universiteit Brussel onderzocht. De bedoeling van hun onderzoek was om de maatschappelijke participatie van jonge mensen te bekijken. Eerste groep: Deze jongeren gaan regelmatig op stap met vrienden, sms‟en veel en gaan vaak gaan werken tegen betaling. Ze houden niet van boeken of strips lezen als ontspanning. Volgens dit onderzoek zouden jongeren uit het BSO het meest gericht zijn op deze informele en commerciële activiteiten. Wanneer je de groep van 16 tot 18- jarigen bekijkt, merk je dat deze, in hun vrije tijd, vaker met commerciële activiteiten bezig zijn dan de jongere leeftijdsgroepen. 1
Roe, Van den Bulck et al., 2001 in jongeren van nu en straks; overzicht en synthese van recent jeugdonderzoek in Vlaanderen, 2006, P.156 2 Lieshout,Veer10/acht10, 1999, P. 41 3 Wendy Smits is onderzoeker aan de Vrije Universiteit Brussel en lid van de onderzoeksgroep TOR
50
Wanneer we de jongens met de meisjes gaan vergelijken, zien we ook verschillen. Deze verschillen zijn gekoppeld aan hun leeftijd. Jongens tussen de 14 en 15 jaar, doen deze activiteiten minder, dan de meisjes. Wanneer ze ouder worden, zie we dat jongens meer met hun vrienden aan commerciële activiteiten doen dan meisjes. Tweede groep: Deze jongeren doen veel dingen samen met de gezinsleden. Ze hebben meestal creatieve hobby‟s, spelen graag gezelschapsspelen en lezen graag een boek. Daarnaast houden ze van wandelen en fietsen. Binnen deze groep, behoren vooral de meisjes (slaapkamercultuur) Jongeren tussen de 14 en 15 jaar en jongeren uit het BSO doen regelmatig vrijetijdsactiviteiten met het gezin en/ of familie. Derde groep: Binnen deze groep behoren jongeren die aan sportieve activiteiten deelnemen en/of het spelen van computerspelletjes of videogames. Ze hebben technische hobby‟s en ze lezen graag strips. Ze zijn veel thuis en komen voornamelijk buiten om te gaan sporten. Binnen deze groep vind je vooral jongens terug. Met het stijgen van de leeftijd, daalt het deelnemen aan deze activiteiten. Daarnaast merken we dat meisjes uit het ASO meer aan deze activiteiten deelnemen, dan hun vriendinnen uit het TSO – BSO.”” 1 „‟Bij de jongens zijn het vooral de TSO‟ers die het meest met sport, spel en techniek bezighouden. Tussen de jongens uit het ASO en BSO is er geen verschil.
Vierde groep: In deze laatste groep vind je de jongeren terug die aan allerlei culturele activiteiten deelnemen, zoals het bezoeken van musea, gaan kijken naar een theatervoorstelling, concerten bijwonen, enz. Ze hebben meestal creatieve hobby‟s en sommigen spelen zelf in een muziekgroepje. Ze zijn lid van een vereniging en zetten zich hiervoor ook in. Wanneer we kijken naar de deelname aan culturele activiteiten, valt het op dat jongeren uit het BSO het minst aan deze activiteiten deelnemen en jongeren uit het ASO het meest.
1
Smits, in smakers; jongeren en cultuur 2004, P 47-48
51
Opvallend bij het deelnemen aan culturele activiteiten is dat het toeneemt met de leeftijd.‟‟1
Tenslotte wijst Smits erop dat: ‟‟Een aantal activiteiten door alle jongeren gedaan worden, los van hun andere vrijetijdsactiviteiten. Het gaat om televisie kijken, zich vervelen en luilekker niets doen.‟‟ (Smits, 2005, p.48)2 Niet alle jongeren blijven tijdens hun jeugd tot een en dezelfde groep behoren. Door verandering in de thuissituatie of verandering van school, gebeurt het wel dat men van de ene groep naar de andere verandert. Bijvoorbeeld iemand die vroeger tot de groep jongeren behoorde die graag thuis bleef, verandert naar de groep waar ze meer aan culturele activiteiten doen. Deze verandering gebeurt niet plots, maar na een hele tijd. Vrienden spelen hierin een belangrijke rol. Zij kunnen een invloed hebben op het al dan niet participeren aan een activiteit. Zoals Smits zei, zijn er een aantal die door alle jongeren gedaan worden. Uit een onderzoek door Jongeren in Vlaanderen gemeten en geteld (JVGG)(in jongeren van nu en straks, 2006, P.155) blijkt dat tv of video kijken (38,6%) het meest gedaan wordt tijdens de vrije tijd. Gevolgd door Muziek beluisteren (38,2%) en vrienden bezoeken (31,9%)
1 2
Smits, in smakers; jongeren en cultuur 2004, P 47-48 CJP, 2005, Smaker; jongeren en cultuur 2004. Brussel, Afdeling Jeugd en Sport en Cultureel Jeugd Paspoort.
52
Jongeren en vriendschap Dat jongeren veel belang hechten aan vriendschap is algemeen geweten. Maar wat betekent vriendschap voor hen? Uit een onderzoek bleek dat er 2 dimensies naar voor komen. „‟De eerste dimensie wijst op vriendschap als een relatievorm waarin jongeren zichzelf kunnen zijn en waar vertrouwen en wederzijdse steun centraal staan. De tweede dimensie verwijst naar een soort gelijkenis tussen vrienden. Elementen als gelijke muziekvoorkeur of dezelfde kledingstijl spelen hier een rol.‟‟1 Daarnaast wordt er meestal nog een onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes. Jongens vinden het belangrijk dat ze met hun vrienden zaken kunnen doen. Meisjes vinden het goed met elkaar kunnen praten belangrijk. Deze verschillen zullen in zekere zin nog wel bestaan, maar de laatste jaren zijn daar ook veranderingen in gekomen. Zoals jongens die veel met elkaar praten, hun gevoelens mogen en kunnen uiten in het openbaar, enz. En meisjes die veel meer buitenshuis activiteiten gaan doen met vrienden. Afhankelijk van de leeftijd wordt er aan bepaalde zaken meer of minder waarde gehecht. Zo vinden jongeren tussen de 14 en 16 jaar het belangrijk dat ze gelijkenissen hebben, zoals hetzelfde muziekgenre. Terwijl jongeren die ouder zijn, dit niet meteen als een vereiste zien. „‟Zij vinden het belangrijk dat ze zich aanvaard voelen door de anderen, dat ze zich goed voelen en zichzelf kunnen zijn. Naarmate de jongeren ouderen worden krijgt „aanvaard worden‟ een steeds belangrijkere plaats. Bij meisje komt dit meer op de voorgrond dan bij jongens.‟‟2 „De meeste jongeren ontmoeten hun vrienden op school en thuis maar ook in het georganiseerde vrijetijdsaanbod (jeugdbewegingen, muziekscholen, sportclubs) en/ of in het commerciële uitgaansleven. Ten slotte hebben de verschillende publieke ruimtes een belangrijke rol als ontmoetingsplaats.‟ 3 Waarom zijn deze vriendschappen belangrijk om te behandelen binnen deze thesis? Jongeren worden een deel door elkaar opgevoed, in die zin dat men elkaar helpt om hun eigen identiteit te vormen. Veel zaken, worden samen met vrienden gedaan. Zoals samen gaan sporten, samen naar de jeugdbeweging gaan,.. Stel dat iemand uit hun vriendenkring interesse heeft om een workshop te volgen, zal hij of zij waarschijnlijk de vraag stellen aan zijn of haar vrienden om samen naar die workshop te gaan. Of ze gaan samen naar een toneelvoorstelling gaan kijken. Op die manier worden ze in contact gebracht met zaken die ze bijvoorbeeld nog niet of weinig kenden. Men gaat pas aan iets participeren of er interesse voor krijgen als men het zelf heeft meegemaakt of heeft gezien. Dat is niet enkel bij jongeren, maar ook bij volwassenen.
1
Smits, in Jongeren van nu en straks, 2006, p.159 Haesendonck, Meyten et al., 2000; Coussée, 2003, in Jongeren van nu en straks, 2006, P.159 3 (Goedseels, Vettenburg et al., 2000; Smits, 2004; Mortelmans, Van Assche et al., 2002; Dekyser & Verbert, 2002, in Jongeren van nu en straks, 2006, P.160) 2
53
‘’Vrije tijd met respect voor cultuur” De Context Cultuur draagt mee bij tot de eigenheid van de mens, dus ook van de spelende, zich ontspannende, feestende, zich voedende,… mens. Vandaar de traditionele hechte band die er bijvoorbeeld is tussen cultuur en vrije tijd. Kunst en cultuur maken dan ook deel uit van de vrijetijdseconomie en het toerisme. Een groot gedeelte van het toeristische aanbod situeert zich binnen het culturele domein, terwijl anderzijds vele culturele evenementen op toeristische leest geschoeid zijn. Culturele instellingen moeten zich daar rekenschap van geven. Dit betekent geenszins dat ze zich moeten transformeren tot pretfabrieken, en toeristisch kruispunt. Het intensiveren van de internationale samenwerking met andere culturele regio‟s zal niet alleen leiden tot een actief buurlandenbeleid, maar laat ook toe om over de grenzen te kijken. Doelstelling Uitgaande van de raakvlakken tussen cultuur en toerisme streven we naar een meer structureel overleg tussen deze beleidsdomeinen, met wederzijds respect voor de verschillende uitgangspunten. In deze samenwerking staat voor cultuur de culturele meerwaarde van het product voor haar diverse deeldomeinen centraal. In het verlengde van de krachtenbundeling dringen zich bijkomende aandachtspunten op, waaronder de verder uitwerking van het concept „vrijetijdswinkel‟, de ontwikkeling van een beleid voor internationale cultuurcommunicatie en de verdere ontwikkeling van een uitgewerkte visie voor de realisatie van een volwaardig en gezamenlijk cultureelevenementenbeleid. Bijzondere aandacht willen we verder ook besteden aan de facetten „Vlaanderen feest‟ en, naar het voorbeeld van succesvolle en veelbelovende projecten in het buitenland, aan het domein van de eetcultuur. Toelichting Het zal aan het eind van de strategische doelstellingen duidelijk zijn dat wij het niet eens kunnen zijn met pogingen om het cultuurleven te reduceren tot een vorm van gesubsidieerde vrijetijdsbesteding. We hebben uiteraard niet het minste bezwaar tegen een fijne vrijetijdsbesteding, maar we vinden het niet correct om het cultuurleven in dat veel te strakke jasje te wringen. Daarmee zou de maatschappelijke rol ervan zwaar worden onderschat. Essentieel in ons beleid is het idee dat de eigen- en meerwaarde en de rijkdom van het cultuurleven in Vlaanderen in al zijn geledingen erkend moet worden. Het cultuurbeleid is een belangrijke en bepalende factor in de ontwikkeling van een maatschappij waarin verantwoordelijkheidszin, vertrouwen en kansen op ontwikkeling centraal staan. Vrijetijdswinkel In onze haastige samenleving bekleedt de kwalitatieve invulling van onze schaarse vrije tijd een steeds belangrijkere functie. Op een gemakkelijke manier aan de gewenste informatie en begeleiding op het vlak van het culturele, sportieve, recreatieve of toeristisch aanbod komen draagt bij tot die kwalitatieve invulling. Op diverse maatschappelijke domeinen ontstaan vandaag initiatieven die het één-loketprincipe inde praktijk brengen: klanten kunnen op een centrale plaats terecht voor
54
informatieverstrekking en publieksbegeleiding. Allerhande infolijnen, portaalsites en ondernemingsloketten zijn hier voorbeelden van. Ook in de vrijetijdssector neemt de nood aan een optimale dienstverlening toe. Het besef groeit dat een inadequaat onthaal voor een significant deel van het vrijetijdspubliek een sterke barrière vormt. Wat bijvoorbeeld te zeggen van openingsuren die weinig afgestemd zijn op de noden van het potentiële publiek? Heel wat mensen krijgen de informatie- en reserveringsfaciliteiten vaak niet aangeboden via de kanalen waarmee ze het best vertrouwd zijn of het meest in aanraking kwamen tot op heden. De idee van een „one-stop shop‟ in de hoedanigheid van de vrijetijdswinkel biedt hier een oplossing. In de relatie tussen het vrijetijdsaanbod en het publiek kan de vrijetijdswinkel een belangrijk, intermediaire rol vervullen. De informatieverstrekking en publieksbegeleiding gebeurt dan via één centraal servicepunt. Evenementen I Het hoeft geen betoog dat evenementen voor het toerisme een belangrijk instrument zijn. Veel evenementen hebben ook een cultureel luik of zijn zelfs hoofdzakelijk cultureel: denk aan kunsttentoonstellingen, herdenkingsjaren, beeldende kunsten, stadsfeesten, etc. Overigens werkt ook cultuur met evenementen die bedoeld zijn om te sensibiliseren, zoals Erfgoeddag (roerend erfgoed) of Open Monumentendag (onroerend erfgoed). Duidelijk is in elk geval dat cultuur en toerisme partners kunnen zijn. Daarom is het belangrijk dat er tijdens deze legislatuur structureel overleg wordt gepleegd met respect voor elkaars bevoegdheden en eigenheid.‟‟1
1
Beleidsnota Cultuur 2004-2009, P.27-28
55
‘’9 gedachten over cultuurparticipatie Een schets van de relatie tussen cultuur, publiek, communicatie en de potentiële rol van de lokale overheden in 9 punten. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Cultuur? Dat is veel meer dan kunst. Cultuur? Dat is vooral dichtbij. Cultuur? Dat is fijn om samen te beleven. Cultuur? Dat moet je eerst vinden voor je het goed kunt vinden. Cultuur? Dat is er voor alle burgers. Maar wie zijn zij? Cultuur? Dat is voor en van iedereen. Maar jij en ik, wij houden van verschillende dingen. 7. Cultuur? Dat is jong geleerd, oud gedaan. 8. Cultuur? Dat is ook: andere culturen. 9. Cultuur? Dat is iets dat je soms wat beter moet leren kennen om het te appreciëren.
1. Cultuur? Dat is veel meer dan kunst. Cultuur is een vlag die vele ladingen dekt. Vroeger werd er hoogstens de schone kunsten onder verstaan: een kunstwerk, een boek, een theatervoorstelling, een concert. Vandaag is deze definitie in alle richtingen verbreed: ook zelf theater spelen bij een amateurgezelschap, een cursus bloemschikken volgen, een stadswandeling, een historisch gebouw of de verhalen van je grootmoeder over de Tweede Wereldoorlog zijn cultuur. In deze brede definitie kan iedereen wel iets vinden naar zijn of haar wensen en interesses. Soms zijn de grenzen tussen cultuur en andere vormen van vrijetijdsbesteding voor beleidsmakers én publiek flinterdun. Voor het publiek doet het er echter meestal niet zo veel toe wie een activiteit organiseert en of dat dan cultuur heet of niet. Als het maar inspeelt op een of andere behoefte. En dat is niet noodzakelijk in de eerste plaats een artistieke behoefte. Cultuur gaat steeds meer kruisbestuivingen aan met andere beleidsdomeinen zoals toerisme, jeugd en sport. Een lokaal cultuurbeleid staat niet los van het beleid in die andere domeinen; afstemming en een integrale visie is dan ook wenselijk. Het lokale cultuurbeleid is gebaat bij een inbedding in een bredere vrijetijdsbenadering mét een sterke culturele kern. Regionale cultuurcommunicatie dekt bij voorkeur een brede definitie af van het begrip cultuur, eventueel ingebed in een ruimere vrijetijdsbenadering.
56
2. Cultuur? Dat is vooral dichtbij. Uit onderzoek blijkt dat cultuurbeleving zich voor 80% afspeelt in een straal van maximaal 30 km rond de eigen woning. Jij en ik doen dus vooral aan cultuur in de eigen buurt, de eigen gemeente en regio. Het is dan ook nuttig om goed te weten wat de mogelijkheden zijn in de nabije omgeving en dit aanbod waar wenselijk en mogelijk op elkaar af te stemmen. Het publiek bevindt zich grotendeels in de eigen gemeente of regio. Het culturele aanbod ook. Cultuurbeleid én cultuurcommunicatie zijn dus bij uitstek materies die lokaal kunnen en moeten benaderd worden.
3. Cultuur? Dat is vooral fijn om samen te beleven. De sociale dimensie van cultuur is niet te onderschatten: voor heel veel mensen is de ontmoeting en het delen van de ervaring een van de belangrijkste argumenten om deel te nemen aan een culturele activiteit. Of net de grootste drempel. Speelt het gemeentelijke beleid in op dit fenomeen? Cultuur heeft een belangrijke sociale dimensie. Een lokaal cultuurbeleid dat oog heeft voor dit aspect biedt belangrijke kansen aan de verhoging van de cultuurparticipatie en de gemeenschapsvorming. Cultuurcommunicatie kan op verschillende manieren inspelen op die sociale component. Interactie met het publiek en het stimuleren van de vorming van (virtuele en reële) sociale netwerken zijn daarbij twee belangrijke opties.
4. Cultuur? Dat moet je eerst vinden voor je het goed kunt vinden. Weten de mensen wel voldoende wat er in de eigen gemeente of regio te beleven valt? Kunnen zij zich makkelijk informeren over dat lokale aanbod en helpt u hen daarbij? Cultuur is veel meer dan wat uw gemeentelijke diensten zelf organiseren. Beperkt de gemeente zich enkel tot informatie over de gemeentelijke initiatieven of wordt het volledige lokale cultuurleven in beeld gebracht? Of laat je dit liever over aan de culturele organisaties en/of de regionale media? Krijgt het publiek voldoende prikkels om daadwerkelijk van het cultuurleven in de gemeente of regio te willen proeven? Lokale overheden kunnen een belangrijke rol spelen bij het bieden van een overzicht van wat er allemaal te beleven valt in de gemeente of regio. Maar
57
informeren is niet genoeg om de mensen goesting te doen krijgen om te participeren. Naast het bieden van informatie zijn er prikkels nodig. Via tips, suggesties, interactie, acties, evenementen. En dit liefst in overleg en samenwerking met de lokale cultuursector.
5. Cultuur? Dat is er voor alle burgers. Maar wie zijn zij? Wat weet je eigenlijk van het publiek in je gemeente of regio? Bestaan er cijfers over cultuuraanbod en cultuurparticipatie op niveau van de gemeente of de regio? Weet je waar mensen van houden en waar ze aan deelnemen? Hét publiek bestaat niet. Een lokaal cultuurbeleid dient oog te hebben voor de specifieke behoeften van verschillende publieksgroepen, bij voorkeur gebaseerd op betrouwbaar cijfermateriaal. Cultuurcommunicatie kan alleen doelmatig zijn als de verschillende doelgroepen goed afgebakend zijn. Een cultuurfanaat heeft andere verwachtingen en behoeften dan een leek. Jongeren vergen een andere inhoud én communicatie dan senioren.
6. Cultuur? Dat is er voor en van iedereen. Maar jij en ik, wij houden van verschillende dingen. Wat de ene interessant vindt, laat de andere soms Siberisch koud. Misschien ga je zelf graag kijken of luisteren naar cultuur terwijl je kinderen liever zelf actief bezig zijn. Of ben je een muziekliefhebber, terwijl je beste vriend of vriendin meer interesse heeft in theater. Maakt het cultuurbeleid een onderscheid tussen verschillende publieksgroepen? En komen die wel voldoende aan hun trekken? Zitten er geen gaten in het cultuuraanbod van de gemeente of regio? Probeer je door overleg tussen de cultuurorganisaties en de gemeente om gaten en overlappingen te detecteren? De lokale overheid kan stimulerend optreden om gaten in het lokale cultuuraanbod te dichten en overlappingen te beperken. Overleg met de lokale cultuurorganisaties kan daarbij een belangrijke ruggensteun vormen. Samenwerken op vlak van cultuurcommunicatie kan helpen om gaten en overlappingen te detecteren. Omgekeerd kan overleg over het aanbod ook uitmonden in een gezamenlijke cultuurcommunicatiestrategie.
58
7. Cultuur? Dat is jong geleerd, oud gedaan. Onderzoek toont aan dat contact met cultuur op jonge leeftijd een belangrijke invloedsfactor is voor latere cultuurdeelname. De school speelt hierin een belangrijke rol, maar vooral de gezinscontext blijkt doorslaggevend. Hoe zit het met het cultuuraanbod voor kinderen en jongeren in de gemeente, zowel in schoolverband als gezinsverband? Stimuleert het beleid ouders om met hun kinderen deel te nemen aan culturele activiteiten? Vinden zij voldoende informatie en activiteiten op hun maat? Een lokaal cultuurbeleid dat oog heeft voor kinderen en jongeren legt de basis voor het cultuurpubliek van morgen. Cultuurparticipatie in schoolverband, maar vooral ook in de privé-sfeer, kan dan ook best actief gestimuleerd worden. Dit vergt zowel voldoende cultuuraanbod voor kinderen als een aangepaste manier van communiceren. Een gezamenlijke communicatiestrategie kan een belangrijke bijdrage leveren aan het participatiegemak door het aanbod voor kinderen en gezinnen te clusteren.
8. Cultuur? Dat is ook: andere culturen. Onze maatschappij is geen monolithisch blok. Diversiteit, de confrontatie met verschillende culturen, is een dagelijkse realiteit. Wordt dit gereflecteerd in het cultuurleven in je gemeente of regio? Weet je eigenlijk hoe intercultureel de lokale bevolking is? En vertaalt zich dat ook in het lokale cultuuraanbod? Wordt dit weerspiegeld in het personeelsbestand van de culturele instellingen? Het lokale cultuurleven zou bij uitstek de spiegel moeten zijn van de lokale culturele diversiteit. Het lokale cultuurbeleid kan een belangrijke hefboom vormen in de interculturele dialoog. Nog meer dan voor andere doelgroepen geldt voor interculturaliteit dat communicatie pas zin heeft als er ook een cultturaabod bestaat dat de doelgroep in kwestie aanspreekt. Omwille van de complexiteit van deze benadering is het bij uitstek zinvol om hierrond een collectieve strategie op te zetten op niveau van de gemeente, stad of regio.
9. Cultuur? Dat is iets dat je soms wat beter moet leren kennen om het te appreciëren. Niemand zegt dat cultuur simpel is. Culturele competentie komt niet vanzelf. Wie niet zo vertrouwd is met de culturele codes, botst op veel drempels die participatie in de
59
weg staan. Deze remming is nog groter bij mensen die amper of nog nooit met cultuur in contact gekomen zijn. Voor hen zijn er specifieke vormen van toeleiding en aangepaste methodieken nodig. Heeft het cultuurbeleid oog voor de ontwikkeling van omkaderende activiteiten en initiatieven die de drempels om deel te nemen kunnen verlagen? Het lokale cultuurbeleid kan een belangrijke rol spelen om mensen de kans te geven om cultuur op een laagdrempelige manier (beter) te leren kennen en appreciëren, ook en vooral als ze daar vroeger nooit de kans toe gekregen hebben. Communicatie kan hierbij wel ondersteunend werken, maar zonder de nodige onderbouw zal het niet veel effect hebben.’’1
1
www.cultuurnet.be
60
‘’Over cultuurcommunicatie en cultuurmarketing Deze tekst staat stil bij het verschil tussen begrippen als cultuurcommunicatie, cultuurmarketing en publiekswerking, alsook 'regionale' cultuurmarketing of communicatie. Het wil een duiding zijn van het kader van waaruit CultuurNet Vlaanderen vertrekt voor deze specifieke invalshoek van regionale cultuurcommunicatie. Het is een tekst die mogelijk vragen zal oproepen. We willen echter niet de enige waarheid poneren; het is in tegendeel een vertrekpunt en uitnodiging om verder na te denken over deze materie. Reacties zijn alvast meer dan welkom op
[email protected].
1. 2. 3. 4.
Drempels voor cultuurparticipatie Welk publiek? Who's afraid of marketing? Collectieve cultuurcommunicatie in steden, gemeenten en regio's
Drempels voor cultuurparticipatie Om aan te zetten tot cultuurparticipatie, moeten er bij een potentieel geïnteresseerd publiek verschillende drempels weggenomen worden die participatie belemmeren. De aanwezigheid en het belang van die drempels verschilt per doelgroep. Sommige doelgroepen kampen met financiële drempels. Andere met een gebrek aan informatie op maat. Of ze worden fysiek belemmerd door een handicap of transportproblemen. Cultuur is voor veel mensen ook een sociale aangelegenheid en het gebrek aan gelijkgestemde vrienden kan hen ervan weerhouden om te participeren. Tot slot zijn ook kennis- en ervaringsdrempels niet te onderschatten: bvb. niet weten hoe je je moet gedragen in een cultuurhuis.
Welk publiek? Het onderzoek van Re-Creatief Vlaanderen, Cultuurparticipatie in breedbeeld. Eerste analyses van de survey, verdeelt het publiek in segmenten volgens de frequentie van de participatie (zie schema p. 52). Het culturele kernpubliek: de frequente participanten 23,30% van de bevolking blijken frequente participanten te zijn, die in de laatste 6 maanden 7 keer of meer deelgenomen hebben aan een of andere vorm van cultuur.
61
Dit soort publiek blijkt dus vrij vlot zijn weg te vinden in het huidige cultuuraanbod en de communicatie errond. Let wel: iemand kan frequent partiperen aan bvb. tentoonstellingen en nooit naar het theater gaan. Bij frequente participanten kan het verhogen van de cultuurparticipatie dan ook gebeuren op basis van twee strategieën. Enrzijds kan een een intensievere deelname (binding) beoogd worden. anderzijds kan gemikt woerden op een meer diverse deelname (doorstroming): deelname aan andere soorten cultuuraanbod dan gewoonlijk. De occasionele participanten Een ruim deel van de bevolking neemt incidenteel (3 à 4 keer in de laatste 6 maanden) of sporadisch (1 à 2 keer ) deel aan culturele activiteiten. Zij maken respectievelijk 22,90% en 21,50% van de bevolking uit. Deze publieksgroepen blijken dus een zekere interesse te tonen in cultuur, al wordt die vooralsnog niet omgezet in daadwerkelijke (meer)participatie. Het verhogen van de cultuurparticipatie kan hier enerzijds mikken op bindingstrategieën: het verhogen van de participatiefrequentie. Daarnaast is echter een grote rol weggelegd voor kennismakingstrategiën, waarbij proeven van het aanbod centraal staat. Dit is belangrijk daar deze doelgroep vaak minder vertrouwd is met het (lokale) cultuuraanbod. De niet-participanten Er is ook een deel van de bevolking dat niet participeert: 32,20% van de bevraagden gaf aan dat het in de laatste 6 maanden nooit aan een culturele activiteit deelgenomen had. Deze groep kan opgesplitst worden in twee groepen op basis van hun attitude (dit onderscheid komt niet aan bod in het bovenvermelde overzicht van Re-Creatief Vlaanderen). Een deel van hen heeft wel interesse maar wordt door allerlei factoren weerhouden van deelname. Die factoren kunnen de bovengenoemde drempels zijn, maar het kan ook liggen aan het bestaande aanbod, dat niet inspeelt op hun behoeftes of interesse. Omdat er toch een kans bestaat dat ze warm te maken zijn voor cultuur, noemen we ze prospecten. Voor hen is een aangepaste omkadering van het culturele aanbod minstens even belangrijk als het gebodene zelf, net als de mogelijkheid om quasi risicoloos te ontdekken en te nieuwe ervaringen op te doen. Om deze groep te bewegen tot participatie, is een combinatie van verschillende initiatieven nodig: het werken aan de verschillende participatiedrempels, maar ook een kritische analyse en eventueel bijsturing van het aanbod en de omkadering. Daarnaast is er een groep die totaal niet geïnteresseerd is en het vermoedelijk nooit zal worden. Hen kun je met de beste wil van de wereld niet overtuigen om cultuur leuk of interessant te vinden. Net zoals andere mensen ongevoelig zijn voor voetbal of breien. Een ongebreidelde bekeringsdrang zal weinig opleveren.
62
Who's afraid of marketing? De cultuursector heeft geen eigen, algemeen aanvaarde vakterminologie. Er circuleren een reeks termen die door elkaar gebruikt worden. En veelal in verschillende betekenissen. Dekt de term cultuurcommunicatie of cultuurmarketing de (juiste) lading? Of zijn publieksbemiddeling en publiekswerking betere en juistere begrippen? Of vullen ze elkaar aan? De gehanteerde begrippen bouwen veelal voort op begrippen afkomstig uit de dagelijkse praktijk, maar ook uit de klassieke, commerciële communicatie- en marketingleer. Net daar wringt het schoentje: cultuurmarketing krijgt daardoor vaak al per definitie een negatieve connotatie in de cultuursector. Dit is begrijpelijk: een culturele context verschilt immers danig van een commerciële. Toch is de koudwatervrees niet helemaal terecht. Mits de nodige aanpassing aan de culturele praktijk en los van de gehanteerde terminologie kunnen klassieke marketingtechnieken een wezenlijke bijdrage leveren aan het stimuleren van de cultuurparticipatie.
Commerciële vs. cultuurmarketing Meestal begint én eindigt het klassieke marketingproces bij de behoeften van de consument; de markt. Vaak ook moet een nieuw product kost wat kost 'in de markt' gezet worden. Cultuurmarketing is beduidend anders. Het bestrijkt het hele veld tussen het (bestaande) aanbod en de culturele instelling of organisatie(s) enerzijds, en de (potentiële) participanten anderzijds. Commerciële marketing en cultuurmarketing zijn evenwel geen tegenpolen. Een vertaling en invulling van de overgenomen begrippen naar en in een culturele context blijkt hoe dan ook essentieel, maar is niet evident. Bovendien dekt cultuurmarketing lang niet het hele plaatje dat met de relatie aanbod-publiek te maken heeft. Meer daarover in het luikje basisterminologie.
Containerbegrip De cultuursector schrijft aan de term marketing heel wat verschillende inhouden toe. Bovendien worden termen als cultuurcommunicatie, publiekswerking en bemiddeling er vaak als quasi synoniemen naast geplaatst. Hoewel deze begrippen niet allemaal hetzelfde betekenen, ervaart men in de praktijk het onderscheid eerder als artificieel. Net als cultuur kan marketing beschouwd worden als een containerbegrip, gekoppeld aan steeds andere invullingen. Mede omwille van een gewenst onderscheid met de commerciële sector, wordt het woord cultuurcommunicatie als alternatief gehanteerd. Bij een strenge lezing lijkt deze term enkel te slaan op het wegwerken van de informatiedrempel: communicatie over het bestaande culturele aanbod. Dat is evenwel een heel
63
beperkte benadering van wat cultuurmarketing kan zijn. Hoewel het een belangrijke voorwaarde is om participatie mogelijk te maken, is het is duidelijk dat deze enge lezing op zich dan onvoldoende is om aan te zetten tot participatie. Veel meer dan louter te informeren, moet er ook gekieteld worden. Mensen warm maken en ze zin doen krijgen om te komen. Maar daarnaast moet er ook werk gemaakt worden van het wegnemen van andere drempels: de kostprijs, de toegankelijkheid, de angst om een 'cultuurtempel' te betreden. Al deze elementen maken deel uit van cultuurmarketing. En hoewel dit niet het uitgangspunt is, kan cultuurcommunicatie mogelijk tot het inzicht leiden dat een aanpassing van het aanbod ook wenselijk is. Marketing is veel meer dan alleen communicatie of promotie. Het kan opgevat worden als: Het volledige proces, de visie of het managementinstrument om contact tussen het product en het publiek tot stand te brengen en te onderhouden. Het gaat dus in essentie over het opbouwen en werken aan relaties met het publiek. Relatiebeheer als het ware. Dat kan met communicatie en promotie, maar ook prijsbeleid, presentatieformats, onthaal en educatie. In feite alles wat te maken heeft met het complexe spanningsveld en de complexe interactie tussen het cultuurproduct (of 'het aanbod') en het (potentiële) publiek (of 'de vraag'). Marketing in een culturele context staat immers steeds in relatie tot het publiek. De term cultuurcommunicatie is ondertussen echter vrij sterk ingeburgerd als synoniem voor cultuurmarketing. Daarom wordt ook deze term hier vaak gebruikt, maar dan wel in de brede betekenis: zowel de dimensies communicatie, marketing als onthaal.
Productgericht of publieksgericht Het accent binnen de (inhoudelijke) werking van een organisatie kan eerder gedacht zijn vanuit het aanbod (aanbodgestuurd) of meer op het publiek (vraaggestuurd) liggen. Hiermee samenhangend zal ook de marketing meer productgericht of meer publieksgericht zijn.
64
Een voorbeeldje. Een cultuurcentrum, dat een cultuurspreidende werking heeft, kan bij uitstek publieksgericht denken. Een cultuurorganisatie zoals een kunstencentrum dat vanuit de artistieke premisse vertrekt, is eerder productgericht. Let wel, ook bij een publieksgerichte organisatie zal het product of het cultuuraanbod steeds een bepalend element zijn in de publiekswerking. Dit bepaalt immers mee de profilering van de organisatie en een sterk (artistiek) profiel is een belangrijk element in de publiekswerving. Publieksgericht denken betekent dus zeker geen knieval voor de commercie. Omgekeerd houden ook productgerichte organisaties meestal wel in mindere of meerdere mate rekening met hun (bestaande) publiek. Overigens is het niet noodzakelijk altijd het een of het ander. Binnen eenzelfde organisatie kan er ook sprake zijn van een combinatie. De bibliotheek in Brugge illustreert dit. De hoofdbibliotheek streeft naar een zo volledig mogelijk aanbod. In de buurtfilialen daarentegen wordt met het aanbod ingespeeld op de verwachtingen en behoeften van de wijkbewoners. Marketing als attitude Aandacht voor marketing en publiekswerking is in eerste instantie een attitude. Een bewustzijn dat bij voorkeur aanwezig in alle lagen van de organisatie en niet is beperkt tot een afdeling (of persoon) alleen. Het zou een aandachtspunt moeten zijn van élke medewerker in een culturele organisatie: van directeur tot programmator, van communicatiemedewerker tot onthaalbediende. Daarbij spreekt het haast vanzelf dat een aantal specifieke 'communicatietaken' daadwerkelijk aan bepaalde medewerkers worden toegewezen.
Collectieve cultuurcommunicatie in steden, gemeenten en regio's UIT in Zone 30 focust specifiek op collectieve cultuurcommunicatie in steden, gemeenten en regio's. Collectieve marketing of collectieve cultuurcommunicatie? De termen marketing en promotie wordt in de cultuursector nog steeds een beetje scheef bekeken. In tegenstelling tot commerciële marketing is er bij cultuur is er een artistiek kernproduct waar liefst niet aan geraakt wordt. Cultuurmarketing buigt zich meestal in de eerste plaats over het verbeteren van de randvoorwaarden rond dit culturele kernproduct in functie van het beoogde publiek. Bij collectieve cultuurmarketing is dit niet anders. Belangrijke nuance hier is dat het 'artistieke kernproduct' het totale cultuuraanbod omvat van de betreffende gemeente of regio. Op collectief niveau zijn communicatie en promotie de meest evidente manieren om aan collectieve marketing toe doen, vandaar dat de term collectieve cultuurcommunicatie in deze context zeker wel gerechtvaardigd is. Maar door samen te communiceren komt men soms tot de conclusie dat er op gemeente- of
65
regioniveau een discrepantie bestaat tussen de samenstelling van de bevolking en het aangeboden cultuuraanbod. Of men wil ingrijpen op het prijsbeleid of het openbaar vervoer. Of een gezamenlijk toeleidingsprogramma opstellen voor maatschappelijk kwetsbare groepen. Dit soort zaken horen strikt genomen niet thuis onder de term communicatie maar wel onder de term marketing. Het zijn immers randvoorwaarden omheen het artistieke kernproduct.
Collectief en overkoepelend Hoewel er ook binnen één sector aan collectieve communicatie of marketing gedaan kan worden, ligt bij UIT in Zone 30 de focus in eerste instantie op gezamenlijke communicatie, promotie en onthaal met betrekking tot het volledige cultuuraanbod van een gemeente, stad of regio. Met het volledige cultuuraanbod bedoelen we wel degelijk alle vormen van cultuuraanbod, waarbij we een breed cultuurbegrip hanteren: Van klassieke kunsten tot en met het verenigingsleven. Van gemeentelijk aanbod over gesubsidieerd tot en met 'commercieel' aanbod. Zowel tijdelijke activiteiten als permanent aanbod (zoals monumenten).
Cultuur, vrije tijd en toerisme Het cultuuraanbod kan eventueel ingebed worden in een bredere vrijetijdsbenadering: UIT in de gemeente of regio. Dit heeft enkele voordelen. Wie niet frequent aan cultuur participeert, kan bij het woord 'cultuur' al bij voorbaat het gevoel hebben 'dat het niet voor hem of haar is', hoewel de activiteiten op zich misschien wel zouden kunnen aanspreken. Vooral om een nieuw publiek aan te spreken kan dit dus een interessante strategie zijn. Bovendien is het onderscheid tussen cultuur en vrije tijd niet altijd even scherp te maken. Een vrijetijdsbenadering vertrekt vanuit de potentiële participant: de wens om iets te ondernemen in de vrije tijd. Culturele activiteiten kunnen binnen dit kader als primaire optie naar voor geschoven worden. In dit kader kan samenwerking met andere sectoren zoals jeugd, sport, recreatie, welzijn, economie wenselijk of noodzakelijk zijn. Hoe meer betrokken partners, hoer complexer dit verhaal echter kan worden. Als het evenwel opgestart wordt vanuit cultuur, is er meer kan dat het cultuurmarketing in een vrijetijdsjasje blijft en geen vrijetijdsmarketing wordt. Ook een samenwerking met toerisme lijkt voor de hand te liggen. Gezien de gedeeltelijke overlapping van het aanbod is dat inderdaad het geval. Er mag echter niet uit het oog verloren worden dat cultuurmarketing niet hetzelfde is als toerismemarketing. De doelgroepen en doelstellingen verschillen immers. Bij cultuurmarketing is het hoofddoel het bevorderen van de cultuurparticipatie bij inwoners en eventueel mensen uit de directe omgeving. Bij toerismemarketing speelt
66
dit helemaal geen rol en ligt de focus veelal op commerciële aspecten: het bevorderen van het verblijf en de bestedingen. Hoewel er op vlak van (cultuur)aanbod een overlapping is, zijn er ook belangrijke verschillen. Voor bezoekers is omkaderende informatie zoals overnachtingsmogelijkheden en transport van groot belang. Zij hebben in principe geen interesse in een lokale cursus, amateurvereniging of lokale bibliotheek. Wat dan weer wél van belang is voor de inwoners.‟‟1
1
www.cultuurnet.be
67
‘’Overleg Cultuur Zuid-West-Vlaanderen - UIT in Regio Kortrijk Algemeen Naam instelling Verantwoordelijke Naam van het project
Overleg Cultuur Zuid-West-Vlaanderen Marnix Theys UIT in Regio Kortrijk
De campagne Uitgangspunten en doelstellingen Ontwikkelen van twee parallelle pistes voor een sterker cultureel imago in de regio Kortrijk: 1. Op zoek naar culturele speerpunten van de streek (studieoefening). 2. Door kwalitatieve gezamenlijke cultuurcommunicatie positief inwerken op het imago van de streek. Deze laatste doelstelling vertaalde zich in een actieplan cultuurcommunicatie met als kernideeën: 1. Tegelijk ontwikkelen van regionale en lokale cultuurcommunicatie. 2. Kruisverwijzingen tussen culturele actoren, lokale besturen en regionale communicatiemiddelen zorgt voor een cultuurweb. 3. UIT = vrije tijd met sterke culturele kern. En prioritaire aandacht voor 1. Ontwikkelen overkoepelende communicatiestrategie. 2. Versterken binnenregionale communicatie met als doelstelling te werken op publieksverbreding, publieksverruiming, publieksbehoud. 3. Aanzetten voor bovenregionale communicatie (parallel met productontwikkeling ..., zie speerpunten) werken in op grotere zichtbaarheid en sterker cultureel imago buiten de regio. Doelgroepen Breed / Potentieel publiek op zoek naar invulling voor vrije tijd / UIT wil de gids zijn voor iedereen doorheen het uitgebreide vrijetijdsaanbod in de Regio Kortrijk. Boodschap en inhoud van het project Laten weten binnen (en buiten) de regio wat er in de regio te beleven is via een overkoepelende vrijetijdscommunicatie die breder is dan cultuur of kunsten (ook bvb. wielrennen, paardensport,… worden als kapstok gebruikt) en dus een potentieel publiek ook minder afschrikt (UIT).
68
Uitnodigend werken richting dit potentieel publiek met de bedoeling hen te laten kennismaken met een uitgebreid en kwalitatief vrijetijdsaanbod in een boeiende regio. Uitwerking van het project 1. Ontwikkeling van een nieuwe merknaam, baseline + logo (UIT in Regio Kortrijk). 2. In een eenvormige vormgeving. 3. Perfect vertaalbaar naar het lokale niveau (UIT in Menen, UIT in Anzegem,…) voor lokale communicatie. 4. Uitwerking in website www.uitinregiokortrijk.be, wekelijkse UITmail, maandelijkse UITkalender. 5. En gemakkelijk bruikbaar voor het realiseren van kruisverwijzingen allerhande EN VERDER Op zoek naar partnerships met media (krant, weekblad, regionale TV). Integratie van andere publicaties (bvb. magazine Open Monumentendag 06). Meenemen van VLIEG JE MEE? in het UITconcept. Aanleg persdatabank voor regionaal gebruik. Aanspreekpunt voor journalisten van buiten de regio. Projectmatige samenwerking met Toerisme Leiestreek. UITbon als kortings/loyauteitssysteem. Regionale schoolbrochure. Regionale seizoensstart. Grensoverschrijdende samenwerking. Groepsadvertenties. Resultaat van het project Implementatie is gestart in juni met de uitgave van een eerste UITkalender, UITmail en website www.uitinregiokortrijk.be. In september en oktober volgde de UITbon (kortingbon i.s.m. cultuurcentra, ontmoetingscentra en gemeenschapscentra). Het UITlogo wordt ondertussen gebruikt in de cultuurcommunicatie van de Stad Kortrijk (Kortrijk Bruist) en diverse culturele centra (CC De Schakel Waregem, GC 't Forum, CC Kortrijk,…). „‟1
1
www.cultuurnet.be
69
Het uitgewerkt project: Crea Musica Het vertrekpunt van mijn project was: muziek. Het Peter Benoitmuseum was voor dit project ideaal, omdat ik er de mogelijkheid had om met een groep te werken en het thema muziek gelinkt is aan Peter. Vanwege mijn ervaringen met het geven van crea, tijdens de creastage (aan 1 ste jaar Sociaal Werk) en mijn stage in Córdoba (Step up on stage) ben ik aan dit project begonnen. Om het educatief pakket samen te stellen, heb ik mij gebaseerd op de opbouw van de creasessie, die ik samen met 2 andere studenten heb gemaakt. Hiervoor hebben wij een workshop gevolgd bij Nico Van den Abeele. Aan de opbouw van dit educatief pakket heb ik een eigen invulling gegeven. Bereiken van de doelgroep: Via de jeugddienst van Harelbeke Via de speelpleinwerking en andere verenigingen Mondelinge reclame Mailing Donderdag 17 mei: Crea Musica Voorbereiding: Klaarzetten van het materiaal in het Peter Benoitmuseum De namiddag: We zijn de sessie gestart met een korte rondleiding doorheen het museum. Daarna zijn we gestart met de opwarming. Er was een goede sfeer aanwezig in de groep. Ondanks het feit dat ze elkaar niet kenden, verliep alles vlot. De rest van de activiteiten zijn allemaal goed verlopen.
70
71
Crea Musica In het Peter Benoitmuseum Doelstelling: Creatief werken in een museum, samenwerken, werken met en rond muziek. Doelgroep: 14 tot 16 jaar Locatie: zaaltje achteraan het Peter Benoitmuseum. Thema: Muziek en expressie Duur: 2 uur Aantal: 10 tot 15 personen Materiaal: Cd – speler 2 hoedjes Opdrachtjes op kaartjes Touw Stiften Camera Gekleurd papier Dekens Houten lepels of stokjes Kroonkurkjes Kazoo Zandkoekjes Koptelefoon
Cd‟s met verschillende soorten muziek Plakband Kranten Vellen papier ( groot) Balpennen Verkleedkleren Schaar Kussens Botervlootjes Schoendoos Fluit Water En ander materiaal waarmee je geluid kan maken.
Zie ook telkens bij de opdrachtjes wat je precies nodig hebt! Voor de sessie: Jezelf en het museum kort voorstellen, eventueel een korte rondleiding. Enkele afspraken maken en kort vertellen wat men kan verwachten.
INSTAP: Dansende hoeden1 (10 min) 1
www.steunpuntjeugd.be/kadervorming; methodieken kennismaking
72
Type: Creatief Doel: namen – losmaken Methodiek: Zolang de muziek speelt, geeft men twee hoofddeksels in de kring rond, van hoofd tot hoofd in een afgesproken richting. Als de muziek stopt, proberen de twee spelers die op dat moment de hoed hebben, de andere bij hun naam te noemen en daarna de hoed op het hoofd te zetten van de speler die in het midden van de kring rondloopt. Wie het eerst is, mag in het midden van de kring gaan staan. Materiaal: Cd-speler – cd 2 hoedjes of Petjes Nu we elkaar al wat beter hebben leren kennen, en de hoeden hebben laten dansen. Is het nu aan de groep om te bewegen! Maar… Wat kan je met muziek uitdrukken, en op welke manieren kunnen we geluiden maken? Als we terug denken aan onze kindertijd hadden we een rammelaar waar er geluid uitkomt. In de zaal ligt er een muzikale doe – bal, maar wat is dit precies????
ACTIVITEIT: Muzikale Doe – bal (+/- 30 min) Type: creatief, bewegen, muzisch en beeld Doel: Creatief omgaan met muziek, en alles wat met muziek kan te maken hebben. Methodiek: De groepsleden gaan in een cirkel staan, de bal wordt van de een naar de andere persoon gegooid. Krijg je de bal in handen, dan scheur je de eerste laag van bal eraf, en voer je de opdracht uit die op het papiertje staat. Eet 4 koeken en fluitje het liedje “broeder Jacob”(zeg niet welk liedje je moet fluiten, de groep moet jouw liedje raden!) Dans met je linkerbuur een tango
Neem 2 slokken water, en gorgel het liedje: “in een klein stationnetje” (zeg niet welk liedje je moet gorgelen, de groep moet jouw liedje raden!) Je bent een dirigent van een gospel koor, laat je koor “De liefde voor muziek zingen” van Raymond v/h Groenewoud Geef een toon aan, aan elk groepslid Klap een ritme en laat de andere met je zodat het op het einde een harmonieus mee doen geheel wordt. Beeld uit: Verliefdheid Beeld uit: blijdschap Beeld uit: woede Beeld uit: ontgoocheling Beeld uit: eenzaamheid Beeld uit: verdriet Neem een plastiek en speel een concert Ga een conversatie aan met je voor de groep. rechterbuur, je mag geen woorden 73
gebruiken… Je ben leerkracht Volksdans, leer de Je bent koorleid(st)er, geef aan elke lid groep enkele pasjes! een voorwerp waarmee ze geluid kunnen maken. De leden zingen niet met hun stem, maar met hun voorwerp. Jij gaat de groep leiden, en componeer desnoods zelf een lied! Geef je beste luchtgitaar! Tapdansen kan jij als de beste, geef ons eens een solo! Tapdans een bekend liedje en laat de anderen dit raden. Luister met de oortjes naar een stukje Luister met de oortjes naar een stukje muziek, en beeld het gevoel dat je erbij muziek, beeld het gevoel dat je erbij kreeg uit aan de anderen, de andere kreeg uit, de andere raden welk gevoel. raden welk gevoel.
Materiaal om bal te maken: plakband, opdrachtjes, kranten en touw. Voor de activiteiten: Zandkoekjes, Cd‟s met verschillende soorten muziek en koptelefoon. UITDIEPING: We hebben nu al enkele gevoelens en ritmes in ons lijf, maar kunnen we deze ook nog verder gebruiken, om iemand beter te leren kennen? Maken van een Joe Black ( +/- 10 min)1 Type: Inspiratie en fantasie Doel: Een fictieve persoon tot leven laten komen. Methodiek: We tekenen een gezicht op een groot blad, nu is het aan de leden van de groep om te zeggen wie hij of zij werkelijk is? De Joe Black is zeker muzikant!! De groep bepaalt welk instrument hij of zij speelt. De begeleiding kan de volgende vragen over de Joe Black stellen: Heeft hij/ zij broers en zussen? Wat is zijn of haar naam? In welke tijd leeft hij of zij? Wat is zijn of haar leeftijd? Hobby‟s? enz. Materiaal: Groot wit blad en stift of balpen Wanneer je de achtergrond kent van de Joe Black, kan je verder gaan met de rollenspelletjes. Het leven zoals het is… Joe Black, de muzikant
1
Methodiek gezien tijdens een internationale cursus; Step up on stage, Córdoba, 2006.
74
Type: rollenspel Doel: Inleven in de wereld van een fictief persoon. Methodiek: Je verdeelt de groep in 2. De 2 groepen krijgen dezelfde opdracht. Binnen de groepjes wordt er nagedacht waarom er iets gebeurd of net niet. Men maakt er een klein “toneelstukje” van. De Joe Black die in de vorige opdracht werd voorgesteld, moet meedoen. Want het gaat namelijk over zijn of haar leven. De verschillende situaties zijn: 1 2 3 4
Joe Black gaat naar de muziekschool en kent zijn les niet. Joe Black doet de uitvinding van zijn leven, namelijk hij of zij vindt een nieuw instrument uit. Joe Black speelt in een groepje en test zijn nieuw muziekinstrument. Joe Black wordt een echte vedette. Hij mag zijn eerste concert geven in het Sport Paleis.
Net zoals alle andere sterren, gaat Joe Black ook een videoclip maken. Maken van een videoclip( +/- 40 min) Type: expressie, beeld en creativiteit Doel: Leren samenwerken, maken van een verhaal Methodiek: De groep gaat voor deze opdracht samenwerken. Ze krijgen al het materiaal en de ruimte tot hun beschikking. Ze moeten een keuze maken uit 3 muziekstukken. Joe Black moet er de hoofdrol inspelen. In een videoclip zit er meestal een soort verhaal, dit moet in hun videoclip ook duidelijk zijn. Materiaal: Camera Verkleedkleren Gekleurd papier stiften schaar plakband dekens radio kussens houten lepels of stokken schoendoos kazoo fluitje
75
UITMEREN: Op het einde van de sessie wordt de videoclip bekeken met de groep. En kan de zware dag, ook voor onze nieuwe ster, eindigen.
Evaluatie (+/- 20 min) Methodiek: Werken met enkele stellingen: Wat waren je verwachtingen Zijn deze verwachtingen uitgekomen Wat vond je goed Wat vond je minder goed? Materiaal: 3 grote bladen papier Balpennen of stiften
76
Literatuurlijst Boeken Pinxten, R.( 2003), De artistieke samenleving; de invloed van kunst op de democratie, Antwerpen: Houtekiet. Vettenburg, N., Elchardus, M., Walgrave L.(Red.), (2006) Jongeren van nu en straks; overzicht en synthese van recent jeugdonderzoek in Vlaanderen, Leuven: Lannoo. Chielens, W. (2006), De kijkkast van Kobe; een blik op de eerste Wereldoorlog, Hasselt: Clavis. CJP, (2005), Smakers; jongeren en cultuur 2004, Brussel; Afdeling Jeugd en Sport en CJP (Cultureel Jeugd Paspoort) Allegaert, P, Van Bouchaute B., (1999), Veer10/acht10; De leefwereld van jongeren, Antwerpen, Garant Devos, F, (2004), Ambrassadeurs; over jongeren cultuur en communicatie, cultuurnet Beyaert, D, Blomme, B., et al, (2005), Juf, gaan we naar ’t museum?; tips en ideeën voor didactisch werken in kleine musea, Brugge, bestendige deputatie van de provincieraad van West – Vlaanderen. De Braekeleer, J., (2001), Actieve kunsteneducatie; een algemene methodiek, Leuven, Wisper vzw. Adriaenssens, I, et al, (1998), Musea en publiekswerking, Zeven buitenlandse cases als inspiratiebron en Een museumkaart als instrument?, Brussel, ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Padmos, B, (2003) De scriptie supporter, Een doeltreffende aanpak van je scriptie, Antwerpen/ Apeldoorn, Garant, 4°druk Verslagen AmuseeVous, (2006). Mind the gap!, jongeren en musea in België en Nederland(Verslag). Amsterdam. Scriptie Blancke, C, (2007). Jongeren en musea (Eindwerk).Hogeschool West-Vlaanderen, Sociaal Werk.
77
Regelgeving Anciaux, B, (2004). Beleidsnota, cultuur. Brussel. Anciaux, B, (2006). Decreet houdende de bevordering van de participatie aan cultuur, jeugdwerk en sport, Memorie van toelichting. Brussel. Dienst Musea en Toerisme, et al.,(2005), Beleidsplan Stedelijke Musea Harelbeke 2005 - 2008 (beleidsplan) Dienst Toerisme en Musea, (2006), Toerisme Harelbeke beleidsplan 2006 – 20072008 (beleidsplan) Stadsbestuur Harelbeke, (2003), Cultuurbeleidsplan van de stad Harelbeke 2003 – 2007 (beleidsplan) Dienst Musea en Toerisme Harelbeke, (2006), Jaarverslag Musea en Toerisme 2006 (jaarverslag) Stedelijke Musea Ieper, (2006), Jaarverslag samenwerkingsverband Stedelijke Musea Ieper 2006 (jaarverslag) Het Huis van Alijn, (2007), Acitiviteitenverslag 2006 (jaarverslag)
Websites www.canoncultuurcel.be www.amuseevous.be www.wisper.be www.mooss.be www.rasa.be www.museumvereniging.be www.cjp.be www.gobots.com www.tento.be www.cultuurnet.be www.cultuurweb.be www.huisvanalijn.be www.klasse.be
Contactpersonen Tom Lemahieu ; docent Hogeschool West-Vlaanderen, Departement Hiepso. Wouter Sinaeve; educatief medewerker musea Ieper
78