6
B 34
D A N K - O F F A A N
ER.
D E
V A D E R . L A N D S C H E
JONGELINGEN V O O R .
EN D E
WELMEENENDE
ONTVANGST
V A N
B
U
N
B A T A A F S C H E
MEISJES,
D E N
D
E
L
L I E D E R E N .
TE
E F,IJ I) E N ,
liif M . C i j f v e e r HET
TWEEDE
JAAR
Jz .
MES B A T A A F S C H E
VB1JHEID .
V A D E K L A N b S C U È
JONGELINGEN
E N MEISJES.
rolijk ontlooken bloemen van liet menschdoni! blozende jeugd van ons thans vrij Gemeenebest, v o o r u , v o o r u , cieraadeii der Maatfchappij, klonk o n z e , weleer door de dwinglandij geboeide, lier^ naauwlijks zagen wij dezelve uit de klauwen dier kunscmoorderesfe geflaakt, o f wij hcrfpanden de verflapte fnaar e n , ter eere der verlosfeiide V r i j h e i d ! — uwe fïenimen volgden «len klank var. ons eenvoudig ipeelcuig, en trippelden, op de toontjes van onze vrolijke lier. — W e l k eenc heerlijk» vergelding voor onzen arbeid! onze teedere herfchenvruchtjes w e r d e n , door het puik der B-.i-aaffche Jongelingen en de hartbctoverjnde Meisjes van ons juichend Vaderland, welmeenend en gulhartig ontvangen. W i j hoorden weldra de lieder e n , in onze ftillc en fombre fchnjlcel faamgefteld > inet een volvrolijk ftemaccoort, rollen uit den mond vast N e ê r l a n d s c h Jongelingfch i p , en van de malfche roozenlipjes der Belgifche bwcbtersl welk ec-ne v o l doening ! — onze Zangnimph jdartelde > en grootsch op de lauvv'ren , waarmede gij haaren icheedel omkransten , zonk zij in eene zee van dankbaar vergenoegen. — Geen w o n d e r , zij zag haare wetifchen r o l . »iaan, — haare zwakke veraoogens hadden ieis toeje»
gebragt om uwe'blijdfchap den waaren toetsefi te ge« v e n , en uw vergenoegen te doen klinken in de ooren der dwingelanden, — der dwingelanden, d i e , gewoon aan.den knarfenden uilenzang der (laven, de malfche toonen der triumphecrende Vrijheid , met geen mogelijkheid vcrdi'aagen kunnen. De Ilecrschzucht grimde uit haren fchuillioek, doch te vcrgeefschl — zingend belachten Gij haare jjdele p o g i r g e n , en zegevierden over dat lielgcdrocht. Thans glooren on^e Ofi'ers op het altaar, u ter e e r c , u ter dankbetuiginge , niet door den wierook der vleijerij , o neen! ronde vaderlandfchc opregthcd ftcekt het vuur in de nardus , en de reinfte vrijheidsliefde doet de geuren opwaards Hijgen. — Zie hier dan ons offer! hoe gering o o k , het zal ten bewijze van onze welmcencnde erkentenis verftrekken. Ontvangt, jeug. dige Leden van onze vrije en onverdeelbaare R e p u b l i e k , ontvangt het?elven, zoo gul als onze nederige zangtoonen, en zi t v e r z e k e r d , dat zoo ons offer ü* welgevalt, wij jonzen arbeid dubbeld beloond zullen zien.
ÏATAVUS.
AAI
A A N
N
A
K
R
H E T
O
O
S
T
os.*. B
A
T
A
V
W i j s : Marfeilliaanfcbe
C
E
Ni
Marsci.
ivilis T e l g e n , Batoo's L o ó t e n , ' Die 't hart der blijde Zangkunst' w i j d ,
D i e uit de Godheid zelf
gefprooten,
D o o r ruime Hcmelkreitfclien g l i j d ; D e r Zangkunst', die den mensen verengeit, D e Vlotte ziel aan de aarde o n t v o e r t , Het kunstvol zenuwftelfel roert, W e n zij haar Cherubs toonen mengelt. Ontvang Civilis K r o o s t , den dankbren
offergloed,
Die ons, die ons, die onze N i m p h , V a n 't altaar rijzen
doet.
Wij
Wij
ftreeken
ronde Vrijheidstoonen ,
E e n v o u d i g , uit onze elpen G i j wildet 't kunstgebrek
Hor,
verfclioonen,
E n gsiaft aan onze toontjes z w i e r . U w vrije — mali'che Hemmen k l o n k e n , Ter
eer van onze zwakke kunst;
Dus zagen wij o n s , door de gunst Van U , Bataaffche Jeugd! belonken. W i j grootsch op dezen l o l ' biön U den dankbren gloed , Die
o n s , die o n s , die onze N i m p h Van
't altaar rijzen doet.
De fchelle nachtegaal moet z w i j g e n , C i v i l i s nakroost! Het
voor uw
fombre bosch mag ooren
lied; krijgen,
Maar Vrijheidshelden booren 't niet; Geen engel kan hiar
overtuigen,
Dat Momus z a a d , kan tot geen
zang,
Dan dien der heerschzucht, dien der dwang, Zijn fpichtige ezelsooren buigen. W i j , haaters van dut k r o o s t , biên U den offergloed, Die ons , die o n s , die onze
Nimph
Van 't altaar rijzen doet. De
<
3
>
De Vrijheid juicht! ' k hoor haar u roemen! Z i j fchut het pluimrijk hoofdhelmet, A l s Gij een krans van vrije
bloemen,
Haar op den lieren fchedel z e t ; Als G i j haar glorie z i n g t , Bataven 1 Dan juicht z i j , Nelrl.mdscb blijde Jeugd Ecrd Viijbeid,
Kunst en Heldendeugd,
Ik ivil en zal baar welzijn ftavenl Dusroemd de Vrijheid U , bij 't vonklen van den g l o e d , Die ons , die ons, die onze Nimpli Van 't altaar rijzen doet.
Zing dus nog lang haar naam ter e e r e l Zing met den Gal haar glorietoon! Dat uwe Zanglust ftceds vermcere! .
O • 't lied der Vrijheid klinkt zoo fchoon! Zoo zullen w i j nseêr roosjes gaaren, De Vrijheid en uw deugd ten l o f , B l i j f dan, in Phoebus bloemenhof, U w keel aan onze Cijter paaren.
Ontvang Civilis K r o o s t , den dankbren offergloed, Die ons , die o n s , die onze N i m p h , Van 't altaar rijzen doet. AAN
<
4 >
A A N
VADERLANDSCHE V^ijs: O Fratiftiis
D E
JONGELINGEN.
marcbant au Combat.
H eb d a n k , o jonge Belgenftoet, H e l d Bato's waardig kroostl V o o r wiens beproefde trouw en m o e d j D e vuige dwangzuebe bloost. Heb d a n k , daar onze kunst M a g deelen i n u w gunst. Zie U , in w e ê r w i l van den nijd ^ Deeze oflergeur gewijd.
Ü fchonken w i j een lauwerkrans, Verdiend door uwe deugd. U w item klonk tot den wolkentrans T e n blijke van u w vreugd. Gij hieft, op toon en m a a t , D i e onze Zangfier flaat. T o e n de algemtene jutebftim aan, t
D£
VfilJlIEID
ZAL BESTAAN,
Naast
<
5
>
Kaast uwe lieve Zielsvriendin Gezeeten klonk uw t o o n , Ter eer der Vrijheid en der m i n * Een kus e was uw l o o " . D o o r 't zelfde K l i n k t , daar de U w C l . cs (tem , T e r glorie van
vuur ontgloeid, liefde eroeit, met Eng'lea v a l , den G a l .
Heb dank, o ionge Bclgemtoet!O Bloem van Bato's K r o o s t ! V o o r wiens beproefde trouw en moer!, De fn^ode heerschzucüt bloost. Klonk onze P. ë z i i , V o o r ' t vrije N e ê r l a n d ' , V R I J , Gij paarde uw'(tem aan onze l i e r , M e t Kederdiiitfche z w i e r .
A l zingend* gordt gij 't Heldenflaal, Bataven, aan uw z i j , V o o r l i ve Vrijheid rolt uw taal, Ten fpijt der dwinglandii. Z i i fiddert voor uw ftem," Z. o mann'liik, zoo v o l k l e m , U w ftem, o Bato's H e l d c n k o o r , Doorgrieft haar ezelsoor.
Vaas
<
6
>
Vaar v o o r t , zins daar 't de Vrijheid geid /, Z i j is u w lofzang w a a r d , U w ftoutcn lofzang vormd den H e l d , E n voedt zijn fiereo aard. D e G a l v e r w o n , zoo draa Het moedig ca - tra K l o n k bij het dondren van 't metaal. E n kiettrcii van het ftaal.
Vaar voort
op onzen toon en trant,
T e r w i j l we U hulde
biên;
Z o o doen w i j 't lieve V a d e r l a n d , D o o r onze zangen, zien , Dat Bato's Kroost de v r e u g d , Vereend met
Heldendeugd,
E n naast den fabel ook de l i e r , Hanteert, met geest en z w i e r .
L e e f eeuwig v r i j , o B e l g e ï l t o e t l Gelauwerd H e l d e n k r o o s t l Ontvang thans deze onze oficrgloed, Waar voor de wangunst bloost. W i j zingen haar ten U
zij dien toon
fpijt,
gewijd,
Verwagt ten dank voor zoo veel gunst, M e e r vruchten onzer
kunst. AAN
<
7
AAN
>
DE
V A D E R L A N D S C I I E
MEISJES.
W i j s : Avtc lts jeux dans le Fillagt.
B ï t a a f f c h e , lieve tecclre Kunne! O Meisjes van ons Vaderland! Puikfehoonen! die w i j kHsfchend e c r e n . Ook u zij onze lier verpand; V o o r u fterat onze hand de fnaaren, O C i e r a é n onzer Maacfchappij! Gij flocgt u w lieve lonkende oogjes, In gunst, op onze P o ë z i j .
Ci
<
8
>
G i j wilde ons letter wichtje
ontvangen,
E n fpéelend koestren op uw fchoot. G i j vondt behagen in de l i e d r e n , D i e u ons vrolijk Nimphje bood. M e t ons zongt gij den lof der
Vrijheid,
D e r V r i j h e i d , de eerfte Hemelmaagd, "Wier beeltenis, Bataaffche
Meisjes!
G i j w u w ' lieve boezems draagt.
A a n Cleons heldenzij gezeten, Zingt gij ons l i e d , op fchellen W a a r vond een Nederduitfche
toon.
Zanger,
V o o r fijnen v l i j t , ooit ruimer l o o n ! Daar g i j , o Meisjes! ons w i l t eeren, D e toontjes volgen van ons l i e d , D « a r haalt gewis het goud van P e r u , B i j 't heil van Neerlands Dichters niet. Gij
<
9
>
p i j deedt de dwinglandij verftornrnen, Die met haat' ftoet ten afgrond z o n k , Toen uwe ftem, o Neerlands Schoonen! V o o r vrijgemaakte V o l k e n klonk. Gij fchonkt den Gal de lofl.iuwrieren, Verdient door t r o u w , door heldendeugd. Daar gij u w ' lieve ftem laat h o o r e n , A c m t alles Vrijheid 1 alles v r e u j d l
Koomt tooveresjes, die de harten Aan uwe teedre lonkjes b o e i t , Gij zijt het, door wier hemclfcbe i n v l o e d
s
, Het vuur der fchoonc Zangkunst gloeit. K o o m t , zingt nu voort op onze toonen; K l i n k t Neerlands jeugdig heldenkoor Aan uwe boezems, door u w fchoonhefci, Aan uwe hartjes, door 't gehoor. In-
•C
10
>
iMusfchen ttrooijen wij op 't altaar, Op 't altaar onzer dankbaarheid, D e w i e r o o k - mijrthe- en amber-geuren U door de erkentnis toebereid. Gij eerde o n s , door uw lieflijk z i n g e n , Op onzen t o o n , op onze maat, Zïjt ook verzekert, lieve Meisjes! Dat onze boezem voor u (laat.
H o e ziet gij ruimer u vergelden, Dan dat m e n , w e e r , van tijd tot tijd A a n u de tcedre lettervruchtjcs, Van onze leedigc uuren w i j d ? Z o o rolt van u w ' coraak l i p j e s , D e toon der V r i j h e i d , keer aan k e e r ; Z o o daalt de liefde o o k , onder 't zingen, Bij V r i j h e i d , i n u w ' boezems ïiei-r.