van piketpalen tot contouren
Oud&
Nieuw
Oehoe
Natuurkunde
Illusies van het onzichtbare Palimpsest
Caravaggio
JA
AR
GA
NG
3-1
JOHAN
OUDERBLAD JOHAN DE WITT-GYMNASIUM
Als aanhoren ook echt luisteren moet worden.
Burg. de Raadtsingel 89 3311 JG Dordrecht Telefoon 078 613 39 66 Telefax 078 631 09 38 E-mail
[email protected] www.veldlaw.nl
JOHAN:Editorial
van
de
aperta
redactie ‘Openheid van zaken. En dat in het Latijn. Van het werkwoord aperire het voltooide passieve deelwoord: apertus. En dan natuurlijk in het onzijdig meervoud. Geniaal.’ Citaat: M. de Hoon. Samen met P. Barendregt initiatiefnemer van Aperta (1994). Vanaf jaargang 2010 JOHAN
APERTA
‘Rekken en erbij blijven’
Dit fameuze citaat uit een conference van Wim Sonneveld – wie als ouder kent deze icoon uit vervlogen tijden niet – roept ongetwijfeld bij velen oude sentimenten op. Hoewel het in dit specifieke geval betrekking heeft op het opgroeiend kind, en alles wat daar – van eerste verliefdheid tot aan het huwelijk – mee te maken heeft, heeft deze uitspraak als uitdrukking nog niets aan kracht verloren. De betekenis ervan kent zelfs een groot aantal moderne varianten en in nagenoeg alle gevallen verwoordt het een proces van overgang, van het een naar het ander. Van oud naar nieuw, zogezegd. Laten we dit eens nader beschouwen. Er zijn zoveel zaken te noemen waarin het oude zich vernieuwt in toepassing of verschijningsvorm. De ene keer als transformatie en de andere keer is het meer als recyclen, om maar eens een vergelijkbaar begrip te noemen dat steeds indringender tot ons bewustzijn doordringt. In beide gevallen zijn het vormen van verandering of omvorming. Niet zelden een verbeterde, aangepaste of functionelere versie van wat het was. En in evenveel situaties vraagt het tijd, begrip en geduld voordat het gerealiseerd is. Want niets komt vanzelf, alhoewel sommige dingen uit het niets lijken op te doemen of gewoon gebeuren. Iets waar niet op gerekend was. Neem nu het schoolgebouw aan het Oranjepark, waar door een grootschalige verbouwing een compleet vernieuwde school verrijst. Vanaf de voorzijde gezien zou je het niet zeggen, maar binnenin en aan de gehele achterzijde is de herschepping onmiskenbaar. En ook al loopt de bouw vertraging op, volgend jaar trekken we toch maar mooi met zijn allen het ‘nieuwe’ gebouw in. Andere voorbeelden zijn de processen van aanhoudende verandering binnen het onderwijs of – om meer in te zoomen op de schoolse activiteiten – de jaarlijkse gedaantewisselingen binnen de leerlingenvereniging Vossius die telkens weer andere speerpunten zoekt, maar haar kenmerkende identiteit behoudt. Of zoiets als de Kleine Avond, al jarenlang een traditie bij het JdW, die gaandeweg in prestatie en presentatie een metamorfose heeft ondergaan en een welhaast professioneel niveau aan het bereiken is. De resultaten ervan gaan we het komende jaar weer ervaren. En met dit alles niet te vergeten dit blad zelf: JOHAN, waar een steeds groter wordende groep mensen zijn medewerking aan verleent. Voortbouwen op oude fundamenten, zullen we nog maar eens zeggen. In de derde jaargang zult u weer een scala aan gevarieerde onderwerpen voorgeschoteld krijgen. Nieuwe items, maar ook getransformeerde of gerecyclede varianten. In deze editie zijn zelfs een aantal vertrouwde onderdelen even geparkeerd, want in de cyclus van realisatie moet ook wel eens geïmproviseerd worden en keuzes worden gemaakt. En al lijkt niets meer vanzelfsprekend in de woelige tijden tussen oud en nieuw, inmiddels weten we beter. Inderdaad: ‘rekken en erbij blijven’. Wij wensen u veel leesplezier, én prettige feestdagen en een voorspoedig 2013! de redactie, Judith Houmes-Laan, Simone van Nes, John de Gelder, Joop Roovers JOHAN 3
INHOUD JOHAN 3-1 Aperta/editorial: ‘Rekken en erbij blijven’ Van de rector: Oud en Nieuw
3 5
School en… Oudervereniging - van de voorzitter: Oud en Vernieuwing - Thema-avond: Gezag, een hard gelag? Studium Generale: Van Desperatie naar Inspiratie
7 34 49
Informatief Wijs in onderwijs: klassieke talen 8 Een toekomst na het JdW...: studiekeuzes van de geslaagden cohort 2009 13 Coördinatoren laten van zich horen L. Hylkema, leerjaren 1 en 2 26 C. van Andel, leerjaren 3 en 4 35 M. de Hoon, leerjaren 5 en 6 39-50 Oranjepark: voortbouwen op oude fundamenten 30 Caravaggio voor gymnasiasten: Illusies van het onzichtbare 54
Reportages Vertaalwedstrijd Latijn: Vertalen is hot, vertalen is cool! 22 Romereis: Eindelijk! 28 Waterproject klas 3: Een sprong in het diepe... 32
Mensen De Reünist: Vastert van Aardenne Document docent: JOHAN & meneer Van ’t Ende
14 44
Feuilleton Spitten naar De Witt, deel 6
18
Columns en Cartoon Oehoe: Contrast 17 michelANGELO 21 Contumelia: De cyclus van oud en nieuw 25 Ouder en wijzer: Van oud naar nieuw 36 Palimpsest: Beschreven steden 42
Varia Colofon en oproep voor adverteerders Retinenda: agenda periode januari - maart 2013
JOHAN
6 21
JOHAN 4
JOHAN:Voorwoord
Van de rector
Van de RECTOR Oud en Nieuw Ik weet niet hoe het u vergaat, maar zelf word ik altijd een beetje weemoedig zo rond de jaarwisseling. Zal ook wel te maken hebben met de benaming ‘Oud en Nieuw’. Is het nou vanwege het seizoen met de korte dagen en de lage temperaturen? Is het de relatieve rust van twee vakantieweken halverwege een schooljaar, die gelegenheid tot mijmeren biedt? Is het – ik ben er gevoelig voor – de gewaarwording van het ouder worden: weer een jaar voorbij? De rationaliteit vertelt je dat deze overgang naar een nieuw jaar slechts een kwestie van een cijfertje is, maar gevoelsmatig beleef ik het zelf toch veel intensiever. Je denkt na over de gebeurtenissen van het verstrijkende jaar. Over de goede voornemens van – in je beleving – eeuwen geleden, die maar ten dele zijn gerealiseerd. Over de hoogte- en dieptepunten van het jaar, thuis, op je werk, in de wereld. En je vraagt je af waarom de mindere zaken toch altijd meer blijven hangen dan de beleefde en gevierde successen? Gelukkig duurt die weemoedigheid niet al te lang. Het nieuwe jaar 2013 lonkt reeds, met alle verleidingen en kansen van dien. Reikhalzend kijken we uit naar het moment in 2013 waarop we in ons vernieuwde onderkomen aan het Oranjepark kunnen trekken. Want als ik dan toch even terugblik: in mei 2012 is de bouw echt gestart en eind oktober is al het hoogste punt van de nieuwbouw bereikt. Dat ervaren we nog eens als een echt hoogtepunt voor de school! Met minstens even veel nieuwsgierigheid kijken we vooruit naar het effect dat onze nieuwe huisvesting zal hebben op de belangstelling van nieuwe leerlingen voor onze school. Want – weer terugblikkend – we hebben gemerkt dat een blijvend grote interesse ook valt of staat met een goede huisvesting, hoe ‘charmant’ we Doelesteyn toch zijn gaan vinden. JOHAN 5
2013 wordt om nog een andere reden een belangrijk jaar voor de school. In het komende jaar zullen we handen en voeten moeten geven aan het voornemen om de kwaliteit van ons onderwijs verder te verbeteren. Was 2012 het jaar van de voorbereidingen op het nieuwe Schoolplan, nu moet er uitvoering gegeven worden aan het voornemen onze school onderwijs te laten verzorgen met een mooie mix van hoogstaand kennis- en vaardighedenonderwijs (‘het ware’), brede culturele vorming (‘het schone’) en het bijbrengen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef (‘het goede’). Ik wil maar zeggen: goede voornemens voor 2013 én daarna dus! Over ruim een jaar wordt het weer Oud en Nieuw. Dan wordt het opnieuw terugblikken en vooruitkijken. De weemoedigheid keert bij mij dan vast ook terug. Moet ik eigenlijk niet erkennen dat ik die niet kan en wil missen? Ik wens u alvast veel leesplezier toe met een serie nieuwe JOHANs, op voorhand al tot hoogtepunten van 2012 en 2013 te verklaren. En moge u straks mooie terugblikken op 2012 hebben en goede voornemens voor 2013. J.A. Dekker, rector
Over JOHAN JOHAN wordt vervaardigd door ouders van leerlingen van het Johan de Witt-gymnasium. Het blad is schoolgerelateerd, wordt geïnitieerd door en opereert onder auspiciën van de Oudervereniging. Het blad heeft primair tot doel ouders en verzorgers van JdW-leerlingen nauwer te betrekken bij de school en te informeren over het reilen en zeilen op en rond school, beschouwd vanuit een ouderperspectief en met de intentie een blad voor de gehele school te zijn. Het blad wordt verspreid onder ouders, (oud-) personeel en overige betrokkenen, alsook in digitale vorm op de site van het Johan de Witt-gymnasium voor reünisten en andere geïnteresseerden.
C O L O F O N Jaargang 3, nummer 1 Verschijnt drie keer per schooljaar
Redactie
Judith Houmes-Laan (tevens coördinator) Simone van Nes (tevens advertentiewerving en eindredactie) John de Gelder (vormgeving, beeldbewerking en advertentieopmaak) Joop Roovers (tevens eindredacteur) Met bijdragen van Vastert van Aardenne, C. van Andel, T. Coenradi, Bart Cremers & Esther Büttner, J.A. Dekker, R. van Gemeren, Peter van der Graaff, L. van der Held, Maaike Hoogerwerf, M. de Hoon, L. Hylkema, Angelo van der Luijt, Michael van der Spek, Maarten L. Veldhuijzen
adverteren in JOHAN De productie van JOHAN in de vorm en het formaat zoals u deze nu inziet, wordt mede mogelijk gemaakt door de adverteerders. En het is u waarschijnlijk al opgevallen, de redactie streeft naar een goed samenspel tussen reclame-uitingen en beeld- en tekstitems. Liever een stijlvolle paginavullende advertentie, dan een pagina vol kleine ‘postzegeladvertenties’. Als deze visie u aanspreekt en u wilt tot de groep van adverteerders gaan behoren, maar niet over passend advertentiemateriaal beschikt, dan voorziet de redactie van JOHAN daarin: de vormgeving verzorgen wij voor u. Kosteloos! De meeste advertenties in deze JOHAN zijn daar een voorbeeld van. Tarieven vanaf € 95,00. Wenst u meer informatie, of overweegt u deelname? Stuur een berichtje aan
[email protected] … en de redactie neemt contact met u op.
Reken erop dat uw advertentie gezien wordt!
Met dank aan Astrid Boon, K. Bos, J. van ’t Ende, D. de Kloe, Paul Müller, M. van Pelt, Peter Straver, J. Zwartbol Inzenden Iedereen wordt van harte uitgenodigd tot het insturen van kopij. Ook suggesties voor artikelen en andere tips zijn welkom. Kopij wordt getoetst op plaatsbaarheid. De volgende JOHAN verschijnt in week 13, 2013. Sluitingsdatum kopij: 22 februari 2013. Druk & distributie Xebius Hendrik-Ido-Ambacht SSKW Dordrecht Grootverzet Fietskoeriers Dordrecht Correspondentieadres: Redactie JOHAN p/a Stek 22, 3311 XS Dordrecht
email:
[email protected]
JOHAN 6
JOHAN:School en...
Oudervereniging
OUDERvereniging Van de voorzitter
Reageren?
[email protected]
Oud en Vernieuwing Wanneer deze JOHAN bij u wordt bezorgd is het bijna Kerstmis met snel daarna oud en nieuw. Een goed moment om wat gedachten aan te halen rondom dit thema. Oud en nieuw zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, en dat geldt ook voor de boeiende fase waarin het Johan de Witt-gymnasium zich thans bevindt. Het meest zichtbaar wordt dit door langs het Oranjepark te lopen: de oudbouw wordt voortvarend aangepakt met een renovatie en de contouren van de nieuwbouw laten zien dat er hard wordt gewerkt door de aannemer. Deze aanblik voedt het verlangen bij leerlingen, docenten en medewerkers om vanaf de start van het schooljaar 2013-2014 het vernieuwde gebouw in gebruik te nemen. Een modern en prettig gebouw is een belangrijke voorwaarde voor een goed onderwijsklimaat. Maar bevlogen en energieke docenten alsook gedreven en leergierige leerlingen zijn nog veel belangrijker voor een school. De Oudervereniging ondersteunt graag de schoolleiding bij het aanmoedigen van nieuwe initiatieven op het gebied van kwaliteitsverbetering van het onderwijs en heeft daarom de Elan-prijs ingesteld; deze wordt uitgereikt aan de sectie of groep die in het afgelopen schooljaar een wezenlijke kwaliteitsverbetering heeft geboekt. De prijs zal voor het eerst uitgereikt worden tijdens de ALV in november 2013. Hiermee wil de Oudervereniging onderstrepen dat we een actieve partner van de school zijn en allerlei initiatieven op het gebied van vernieuwing en kwaliteitsverbetering – waar mogelijk – steunen. Daarnaast blijven we als vanouds ook actief diverse culturele uitingen ondersteunen, juist in een tijd waarin overheidsbudgetten onder druk staan. ‘een actieve partner van de school’ Dit brengt mij tot de wens dat het bestuur de band met de ouders nog verder wil versterken. Graag nodig ik dan ook alle ouders uit om – wanneer er zaken zijn die van belang zijn om te bespreken met het bestuur – contact op te nemen met het bestuurslid dat het betreffende leerjaar vertegenwoordigt. De e-mailadressen staan op de website van de school onder de link Oudervereniging. Het zou mooi zijn wanneer er van elk leerjaar bijvoorbeeld tien ouders bereid zouden zijn als klankbordgroep voor het bestuur te dienen, en daarmee input te geven naar de bestuursleden. Zo kunnen we allerlei signalen vanuit de school, positieve en kritische, vernemen van onze achterban en waar nodig bespreken in onze bestuursvergadering met de rector. Ik wens u namens het gehele bestuur van de Oudervereniging fijne kerstdagen toe en een gelukkig en voorspoedig 2013! Peter van der Graaff, voorzitter Oudervereniging Johan de Witt-gymnasium JOHAN 7
wijs in onderwijs
over vak & onderwijs
JOHAN:Informatief Tekst: M. de Hoon
Wijs in onderwijs
Het vak- en onderwijsaanbod op een middelbare school is constant in beweging. Natuurlijk worden de leerlingen en ouders van onze school goed geïnformeerd door de schoolleiding en docenten, maar het hele proces rondom die ontwikkelingen blijft vaak wat onderbelicht. Als ouderblad willen we juist aandacht besteden aan de achtergronden hiervan. In deze editie is het podium voor
klassieke talen JOHAN 8
Waar houdt de sectie klassieke talen zich zoal mee bezig? Behalve met lesgeven...
de nabije toekomst van de klassieke talen op onze school. Op de school waar ook uw kind te maken krijgt met, en misschien wel zwoegt op Grieks, Latijn en KCV. Met de laatste opsomming is één van de speerpunten van de komende tijd aan de orde gesteld. Daarover zo meer.
De sectie klassieke talen van het Johan de Witt is goed bezig! En daar ben ik als sectievoorzitter gelukkig mee. Er worden vele activiteiten door de sectie ontplooid, ook door de relatief nieuwe collega’s. Afgezien van het feit dat we activiteiten organiseren, blijven we in de sectie natuurlijk a priori bezig met ons vak. De lessen Grieks en Latijn springen in het oog als meest kenmerkende vakken van een gymnasium. Die lessen moeten zo goed mogelijk gegeven worden. De leerlingen van onze school weten dat ze met hun keuze voor het Johan de Witt-gymnasium ook de keuze gemaakt hebben voor onderricht in de beide klassieke talen. Vanaf klas 1, waar alleen Latijn gegeven wordt, tot en met klas 6, waar minimaal één van de twee talen op het examenprogramma staat. Maar vergeet u niet dat in klas 4 en 5 ook nog op gedreven wijze KCV, klassieke culturele vorming, wordt gedoceerd! De combinatie van vakken zorgt voor een uitgebalanceerd klassiek, vormend en op wetenschappelijk onderwijs voorbereidend onderwijs. Leerlingen die denken dat ze de beide klassieke talen kunnen beheersen als ze hun woordjes maar leren, komen bedrogen uit. De talen vereisen diep taalinzicht, onder andere in de Nederlandse grammatica. Ze behoeven een abstractieniveau, dat alleen door een behoorlijke mate van intelligentie, gecombineerd met discipline, doorzettingsvermogen en bereidwilligheid gehaald wordt. En er zal de nodige tijd in gestoken moeten worden, geïnvesteerd moeten worden dus. Analytisch denkvermogen is een must, maar wordt juist ook tijdens de lessen aangeleerd! Tegelijk is dit proces van investeren en terugverdienen alleen op de lange termijn rendabel. Een leerling die denkt dat hij met even snel stof leren een stevige basis legt, waar hij later ook nog iets aan heeft, komt eveneens bedrogen uit. Dit soort afwegingen vergt heel veel van de jonge leerling! Bovenstaande even als uitgangspunt. Welke zaken spelen momenteel in het curriculum, die voor de ouders van onze leerlingen van belang zijn om te weten? Dat is de vraag die de JOHAN-redactie heeft voorgelegd aan de sectieleden. Het is geen vraag om legitimering van de hoeveelheid tijd die in de klassieke talen gestoken moet worden; ik ga ervan uit dat die na bovenstaand betoog evident is. Het is een vraag die hopelijk een antwoord oplevert over JOHAN 9
‘De ander snapt perfect wat de bedoeling is, en ontvangt 0 punten’ U heeft ongetwijfeld in de laatste jaren als het ging over ontwikkelingen bij de klassieke talen merkwaardige termen langs horen komen als ‘De blauwe broer’ en ‘de Gouden Standaard’. Laatstgenoemde term komt als aanbeveling uit een rapport, met de omineuze naam ‘Het geheim van de blauwe broer’. Op het moment dat de minister van Onderwijs zwaar weer voorzag voor de klassieke talen heeft zij een verkenningscommissie in het leven geroepen die haar moest adviseren over de in de toekomst te bewandelen weg. Die commissie is met een rapport gekomen en dat rapport heet ‘Het geheim van de blauwe broer’. De naam is een verwijzing naar de situatie, bekend bij alle classici, waarin twee leerlingen een woordgroep vertalen. De een snapt werkelijk niets van de tekst maar vertaalt – per ongeluk – wel juist (volgens de geldende correctienormen) en krijgt dus de maximumscore van laten we zeggen twee punten. De ander snapt perfect wat de bedoeling is, vertaalt wat
vrij en grammaticaal niet exact volgens de Latijnse grammaticaregels en ontvangt 0 punten, omdat aan de grammatica geen recht gedaan is. Ik citeer even uit het rapport een passage die gaat over de Gouden Standaard, namelijk die voor gymnasiasten, waar het gaat over overgangsnormen. Dan weet u uit welke kant de onderzoekscommissie heeft gedacht. Of het er zo op het JDW uit gaat zien, is de vraag. ‘Een advies over overgangsnormen. Het is vanzelfsprekend dat binnen een gymnasiumopleiding voldoende gepresteerd moet worden bij de Klassieke Talen. Op basis van de reacties van het veld, gesprekken met de vakdidactici en overleg met het Ministerie lijkt het minder raadzaam om in te zetten op een aanvullende exameneis, die een voldoende voor één van de Klassieke Talen zou stipuleren voor het behalen van het gymnasiumdiploma. Het verdient de voorkeur, ook uit het oogpunt van een continue kwaliteitsbewaking in het hele curriculum, om de Klassieke Talen een specifiekere rol te geven binnen de overgangsnormen voor alle jaren tot het eindexamen. Dit zou tevens moeten garanderen dat er geen apert ontoereikend voorbereide kandidaten kunnen doordringen tot het eindexamen van de gymnasiumopleiding.’ Einde citaat.
‘een zeven of zelfs een acht is welkom voor het gemiddelde’ Goed, over de drieling (geen blauwe drieling…) Latijn, Grieks en KCV. De – op het moment van schrijven demissionaire – minister van Onderwijs, mevrouw Van Bijsterveld, heeft na aanbevelingen (‘De blauwe broer’ en een eerder onderzoek ‘De kracht van de vanzelfsprekendheid’) uit het veld (maar misschien ook met een blik van verstandhouding van de minister van Financiën) besloten het vak KCV als zelfstandig vak af te schaffen. Het vak wordt per 2014-2015 ondergebracht bij de klassieke talen. Er moet derhalve een modus gevonden worden om KCV met ingang van dat schooljaar een vergelijkbare weging te kunnen geven als het vak nu heeft. Dat
is lastig, want tot aan 2014 maakt KCV deel uit van het combinatiecijfer (samen met ANW (algemene natuurwetenschappen, red.), maatschappijleer en het profielwerkstuk), waar het dus één kwart van het cijfer uitmaakt. Vele leerlingen in klas 4-6 slagen er in van het combinatiecijfer een compensatievak te maken, doordat ze het halen van hoge cijfers voor ANW, maatschappijleer en KCV een goede uitdaging vinden en het maken van de werkstukken (profielwerkstuk en de scriptie bij KCV) een mooie kans vinden om bij een bepaald onderwerp wat dieper op de stof in te gaan. En een zeven of zelfs een acht is dan welkom voor het gemiddelde. Slechts een enkeling kan zich voor het halen van fatsoenlijke cijfers voor deze onderdelen van het combinatiecijfer niet opladen en neemt genoegen met een vijf (echt waar!) of een zes. Jammer is dat dan. Wanneer KCV geïncorporeerd wordt bij klassieke talen (en wellicht ANW echt afgeschaft wordt, volgens de plannen), ontstaat een andere situatie. Dat geldt dan zowel het combinatiecijfer als de klassieke talen. Het zal een uitdaging worden een goede manier te vinden om KCV binnen de klassieke talen tot zijn recht te laten komen. Een van de bespreekpunten is bijvoorbeeld de fysieke onmogelijkheid dat een leerling die in zijn examendossier twee klassieke talen volgt, ook ‘dubbel’ KCV zou moeten volgen. Dat is in urenaantal niet haalbaar. Dat houdt dus in dat een leerling met beide klassieke talen een evenwichtige verdeling van KCV-elementen aangeboden moet krijgen: een die recht doet aan Latijn én aan Grieks. In de huidige situatie is er gelukkig al een betrekkelijk fifty-fifty verdeling tussen onderwerpen Grieks en onderwerpen Latijn. En een ander probleem dat opgelost moet worden, is dat KCV enerzijds manifest binnen de klassieke talen aanwezig moet zijn, maar dat een leerling anderzijds – door heel hoge cijfers voor het KCV-gedeelte te behalen – niet de mogelijkheid moet krijgen slechte resultaten voor de gevolgde taal/talen weg te poetsen. Even zwartwit gezegd: van een leerling op het gymnasium mag verwacht worden dat hij acceptabel vertaalt, maar dat is in de praktijk velen niet gegeven. Als
JOHAN 10
er hard getraind wordt (!) op vertaalvaardigheid, kan die uiteindelijk significant verbeterd worden. Dat kan op andere gymnasia en bij het Johan de Witt lopen er niet relatief minder slimme leerlingen rond dan bij andere gymnasia, dus dat moet ook bij ons kunnen. Maar het wordt natuurlijk voor een leerling die niet goed is in vertalen wel interessanter eens te zien of er met goed leer- en onderzoekswerk bij KCV wat van die beroerde vertaalvaardigheid gecamoufleerd kan worden. Ook daar volop discussie over waarschijnlijk. Tot zover het incorporeren van KCV bij de klassieke talen. Als door bovenstaande de indruk zou ontstaan dat KCV als het ware ‘gedumpt’ wordt, dan is dat een onjuiste aanname, zeker niet op school, en al helemaal niet op het Johan de Witt. Op onze school wordt juist ook al in de onderbouw via een nieuw (alweer!) mythologieproject een poging gedaan stukjes KCV in de lesstof te integreren. Wordt spoedig vervolgd.
‘het generale hakmes van het centraal eindexamen’
Het leven van de sectievoorzitter bestaat niet alleen uit het voorzitten van sectievergaderingen en het ondertekenen van bonnetjes voor aangeschafte boeken. Er zijn lessen Latijn die moeten worden gegeven aan leerlingen uit klas 5 en 6 (logisch als je ook leerjaarcoördinator in die jaren bent). Die leerlingen moeten namelijk worden voorbereid op het generale hakmes van het centraal eindexamen. Voor zesdeklassers is dat al aardig dichtbij, en vijfdeklassers kunnen maar beter gewend raken aan het regime dat JOHAN 11
moet leiden tot grootse prestaties. Naast lessen moeten er in beleidsmatig opzicht onderhandelingen gevoerd worden met de schoolleiding. Of het nu gaat om de urenverdeling voor een komend leerjaar of over een extra uurtje ondersteuning in bepaalde leerjaren voor Latijn en/of Grieks. Het contact met de schoolleiding is uitstekend en de laatste jaren zijn er forse slagen gemaakt. Te denken valt aan de vier lesuren per week in klassen 5 en 6, en aan het beschikbaar stellen van een extra uur Latijn in leerjaar 2 en 3 (in één groep) en een extra uur Grieks (in één groep van het derde leerjaar). De gedachte achter de extra ondersteuning komt voort uit de resultaten die in de loop van de jaren voor de klassieke talen behaald zijn en die voor verbetering vatbaar waren. Daarom staan we als sectie ook qua didactiek niet stil. U hoeft bijvoorbeeld niet van uw stoel te vallen bij het horen van een term als PSOLMO, die u hopelijk van uw kind, en hopelijk in positieve zin, gehoord heeft. De PSOLMO-methode leert de leerlingen, op basis van inzichten van enkele hoogleraren Latijn aan de VU, voorafgaand aan het vertalen zelf een bepaalde analyse te maken van hoe de Latijnse zin eigenlijk in elkaar steekt. U hebt eerder kunnen lezen dat we als classici vinden dat we onze leerlingen analytisch denkvermogen moeten aanleren (wat in een eerdere JOHAN ook betoogd is door collega Tonino, die zich helemaal in het Mekka van het analytische denken bevindt, omdat zij zowel wiskunde als klassieke talen geeft). PSOLMO voorziet uitstekend in de opzet tot analytisch denken. De naam PSOLMO is een acroniem en
de methode is gestructureerd naar de onderdelen die de leerlingen in een Latijnse/Griekse zin moeten leren herkennen, voordat ze daadwerkelijk vertalen: Persoonsvorm, Samengestelde zin (of niet), Onderwerp, Lijdend voorwerp, Meewerkend voorwerp en Overige zinsdelen. Degelijke kennis van de Nederlandse grammatica is geen overbodige luxe, ontdekt u. Dit jaar is het eerste jaar waarin er extra uren ondersteuning in onderbouwklassen georganiseerd zijn. We moeten afwachten of de resultaten er in die groep op vooruitgaan. De voortekenen zijn gunstig. De examenresultaten waren vorig jaar al aanzienlijk beter. Dat was onder meer te danken aan een nog strakker regime binnen de examenklassen. Daar gaan we dus mee door.
‘ik wil graag dynamiek uitstralen’ Natuurlijk zijn er meer zaken, waarmee ik me als sectievoorzitter bezighoud. Ik wil graag dat mijn collega’s in de sectie een gevoel van welbevinden kennen. Ik vind dat zelf een eerste vereiste binnen mijn baan en in het algemeen kan ik me gelukkig prijzen dat gevoel te hebben. Ik wil ook aan de toekomst denken en mijn jonge collega’s beschermen en stimuleren. Zij moeten over een aantal jaren de fakkel overnemen (dat is hopelijk nog ver weg hoor...) en zichzelf niet voorbij lopen. En, zoals aan het begin van dit artikel vermeld, ik wil graag dynamiek uitstralen. De een na de ander houdt zich bezig met iets. Er zijn weer nieuwe privatissima op komst, en ook mensen uit de sectie klassieke talen staan vooraan zo’n privatissimum te verzorgen (net als collega’s van de vakgroep BiNaSk, kunst, wiskunde, Nederlands, economie et cetera). Twee sectiegenoten heb ik bereid gevonden mee te werken aan zogenaamde weblectures. Vier gymnasia (van de 38 die er zijn) zien kans collega’s te enthousiasmeren om een aantal opnameda-
gen lang voor een camera te gaan staan en daar te vertellen over een ingewikkeld grammaticaal onderwerp. Inclusief voorbeelden en tekst op een virtueel bord. Bedoeling? Leerlingen kijken vaker op internet dan in hun boek, en als ze de AcI (Accusativus cum Infinitivo, red.) alleen snappen als een leraar hen verbaal toelicht en niet uit een boek, nou dan zetten we internet toch aan en gaan naar een website waar ze zo vaak als ze maar willen diezelfde uitleg aan kunnen horen. Van dezelfde persoon, met dezelfde mimiek en trui. Zo doen we dat tegenwoordig!
‘heel wat andere activiteiten door vakcollega’s ontplooid’ Een jonge collega heeft al een project georganiseerd over Romeinse soldaten. Alle logistieke zaken heeft hij geregeld en het enige wat hij van mij nodig had, was input, coaching. Geweldig toch! Weer een ander houdt zich buiten school bezig met een studie over hoogbegaafde leerlingen, en het is niet ingewikkeld te constateren dat dat ook voor onze school vruchten af zal werpen. Zo zijn er nog heel wat andere activiteiten die door vakcollega’s ontplooid worden. Er is veel gaande in het onderwijs. Elke nieuwe minister wil weer een stempel drukken. Regelgeving van bovenaf wordt nauwelijks gekenmerkt door serieuze inventarisatie van wat leeft in het veld. Maar ach, we zijn allemaal professioneel bezig. Als ouders van de leerlingen van onze school krijgt u volop informatie. Soms is die uitgebreid, soms kort. De JOHAN geeft u via artikelen informatie over allerlei zaken. We hopen dat u die op prijs stelt. Als sectievoorzitter van de sectie klassieke talen op het Johan de Witt-gymnasium hoop ik u een inkijk gegeven te hebben in zaken waar we in de sectie zoal mee bezig zijn.
JOHAN 12
klas 6 (cohort 2009) Geslaagden & Studiekeuzes 2012
Studie keuzes van de geslaagden 2009
JOHAN:Informatief Tekst: T. Coenradi
Afgelopen schooljaar zijn er 97 leerlingen met een diploma van het Johan de Witt-gymnasium vertrokken. Waar zijn zij naar toe gegaan? Waar ligt hun toekomst? Hiernaast een lijst van afgestudeerden en de studiekeuzes die zij gemaakt hebben. Het is helaas (nog) niet volledig bekend of alle leerlingen (bijvoorbeeld in verband met loting) aan de onderstaande studies zijn begonnen, of dat de keuze op het laatste moment nog gewijzigd is…
Een toekomst na het JdW … JOHAN 13
Alderliesten, Earnest Civiele Techniek TU Delft Ardesch, Dirk Jan Liberal Arts and Sciences University College Utrecht Bakker, Shannon Communicatie- en Informatiewetenschappen Tilburg University Bal, Yasmine Industrieel Ontwerpen TU Delft Bavinck, Jan Media & Cultuur Universiteit van Amsterdam Bayens, Amy Japanstudies Universiteit Leiden Beelen, Ruben van Electrical Engineering TU Delft Berg, Christien van den Fysiotherapie Hogeschool Utrecht Berg, Devin van den Bestuurs- en organisatiewetenschappen Universiteit Utrecht Berg, Tamar van den Logopedie Hogeschool Rotterdam Bliek, Hester de Industrial Design TU Eindhoven Blokland, Marit Academische Pabo Leiden Boer, Iris den Pedagogische Wetenschappen Universiteit Nijmegen Boer, Peter Geneeskunde Erasmus Universiteit Rotterdam Bogaard, Pepijn Werktuigbouwkunde TU Delft Bom, Anne-Sophie Geneeskunde Erasmus Universiteit Rotterdam Broeders, Annelies Bouwkunde TU Delft Brouwershaven, Ilene van Liberal Arts and Sciences University College Leiden (Den Haag) Cornelissen, Ivo Technische Geneeskunde TU Eindhoven Dielessen, Lisa Psychologie Universiteit Leiden Dongen, Francesca van Utrecht Law College Universiteit Utrecht Driel, Lyzanne van Psychologie Universiteit Leiden Durinck, Eva Geneeskunde Erasmus Universiteit Rotterdam? Fahrner, Ilse Bedrijfskunde Erasmus Universiteit Rotterdam Garama, Zilla Technische Informatica TU Delft Ghisaidoobe, Priya Fiscaal recht Erasmus Universiteit Rotterdam? Graaff, Sabine van der Geneeskunde Erasmus Universiteit Rotterdam Groen, Joris Vrijetijdsmanagement NHTV Breda Haex, Thomas Lucht- en Ruimtevaarttechniek TU Delft Heester, Sander Technische Natuurkunde TU Delft Himmit, Imane Bouwkunde TU Delft Hofwegen, Jasper van Kleinkunstacademie Amsterdam Hollemans, Iris Rechten Erasmus Universiteit Rotterdam Hoogeveen, Marissa Rechten Tilburg University Jansma, Laurens tussenjaar? (of direct Informatica en Economie) (Universiteit Leiden) Jong, Kelly de Geneeskunde Universiteit Leiden Jong, Sebastiaan de Biomedische wetenschappen Universiteit Leiden Keijzer, Nikkie de Psychologie Universiteit Leiden Klerks, Kiki Liberal Arts and Sciences University College Utrecht Knoote, Eduard Geneeskunde Universiteit Leiden Koene, Marijke Bouwkunde TU Eindhoven Kooyker, Arthur Geneeskunde Universiteit van Amsterdam Korhorn, Sanne Criminologie Erasmus Universiteit Rotterdam Lange, Jimmy de Bedrijfskunde? ? Leenman, Sander Economie, Bestuur en Management Universiteit Leiden Leeuwen, Marieke van Accountancy Nyenrode Linde, Femke van der Geschiedenis Universiteit Leiden Lootsma, Tamar Rechten Universiteit Utrecht Maas, Laura van der Molecular Science & Technology TU Delft Meer, Timme van der Industrieel Ontwerpen TU Delft Meester, Maximiliaan Biologie Radboud Universiteit Nijmegen Meijer, Madeleine Diergeneeskunde Universiteit Utrecht Minkelis, Hermen van de Bouwkunde TU Delft Morrin, Caitlin Liberal Arts and Sciences University College Leiden (Den Haag) Mouthaan, Mike Piloot KLM Flight Academy, Eelde Naaktgeboren, Myrthe Geneeskunde Erasmus Universiteit Rotterdam Oosterlee, Anne Pedagogische Wetenschappen Universiteit Utrecht Palo, Isa de International Business Administration Tilburg University Peter, Remco Diergeneeskunde Universiteit Utrecht Praet, Vera Biologie Universiteit Utrecht Pullens, Wouter Bouwkunde TU Eindhoven Putte, Tom van de Bestuurskunde Universiteit Leiden Rieborn, Amy Diergeneeskunde Universiteit Utrecht Riemsdijk, Annebel van Fysiotherapie Avans Hogeschool Breda Roelofs, Vera Engelse Taal en Cultuur Universiteit Leiden Romijn, Donald Geneeskunde Erasmus Universiteit Rotterdam Salentijn, Annemieke Liberal Arts and Sciences Roosevelt Acadamy, Middelburg Schallenberg, Lisa tussenjaar? (of toch direct Bestuurskunde?) (Universiteit Leiden) Scheper, Joël Economie & Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Schoenmakers, Siene Pedagogische Wetenschappen Universiteit Leiden Seesink, Kylie Media & Entertainmentmanagement Stenden Hogeschool, Leeuwarden Smaal, Sjoerd Econometrie Erasmus Universiteit Rotterdam Stijns, Simon Politicologie Universiteit van Amsterdam Stoppelenburg, Tessel Communicatie- en Informatiewetenschappen Tilburg University Stuit, Rick Technische Bedrijfskunde TU Eindhoven Taylor, Carely Geneeskunde Radboud Universiteit Nijmegen To, Michel Natuurkunde Universiteit Leiden Tsang, Kishan Geneeskunde Radboud Universiteit Nijmegen? Velde, Thijs te Industrial Design TU Eindhoven Veldhuijzen, Christiaan Rechten Universiteit Utrecht Velzen, Janna van Diergeneeskunde Universiteit Utrecht Verwer, Tess Industrieel Ontwerpen TU Delft Visser, Bart de KMA Breda Voordendag, Annelies Technische Aardwetenschappen TU Delft Vos, Hugo de Taalwetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen Vos, Toon Culturele Antropologie en Ontwikkelingssoc. Universiteit Utrecht Vroemen, Philomeen tussenjaar Wagemakers, Dominiek Natuur- en Sterrenkunde Radboud Universiteit Nijmegen Weeda, Monne Economie & Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Weidenaar, Linda Biotechnologie Wageningen University Westen, Bart van Civiele Techniek TU Delft Wijbenga, Nynke Geneeskunde Erasmus Universiteit Nijmegen Wittenberg, Colm Geschiedenis Universiteit Leiden Yap, Laura tussenjaar? (of toch direct Media & Cultuur) (Universiteit van Amsterdam) Zell, Tessa Bestuurs- en organisatiewetenschappen Universtiteit Utrecht Zweigbergk, Mona von Law University Of Stockholm Zwetsloot, Roel Electrical Engineering TU Delft
De
Reünist Vastert van Aardenne Eindexamen 1982
JOHAN:Mensen
De Reünist
Tekst: Vastert van Aardenne
‘bepalend voor mijn leven’ Na het gymnasium studeerde Vastert aan de Toneelacademie Maastricht. In het theater speelde hij in toneelstukken als Othello, Antigon en Wilhelmina. Met zijn eigen Theatergroep De Kale acteerde hij onder meer in De Klucht van de Molenaar van Bredero en Warenar van P.C. Hooft. Ook was hij te zien in de musicals 42nd Street, Romeo & Juliette en High School Musical. Op tv speelde hij onder andere in Medisch Centrum West en Westenwind. In de dagelijkse jeugdserie Vrijland vervult hij de rol van burgemeester.
De Grote Avond Het is een vrijdagmiddag in 1980 en voor het Johan de Witt-gymnasium hangen wat leerlingen rond. Het is eigenlijk te fris om buiten te staan op deze dag in januari, maar na uren in de bedompte lokalen aan de Baden Powelllaan te hebben gezeten, trotseren deze gymnasiasten de kou om hun longen wat zuurstofrijkere lucht te gunnen. Ze proberen zich te warmen aan de waterige zon, maar het zijn eigenlijk hun geanimeerde en vaak luidruchtige gesprekken die hen op temperatuur houden. Iemand die dit groepje van een afstand nauwkeurig zou bekijken, zou opmerken dat dit geen leerlingen zijn die op het punt staan naar huis te gaan om van het weekend te gaan genieten. De sfeer is uitgelaten, maar toch niet helemaal ontspannen. Er staat nog wat te gebeuren. JOHAN 14
Dat is ook zo, want terwijl andere scholieren zich deze vrijdagmiddag bijvoorbeeld naar de hockeytraining spoeden, weer andere gaan biljarten in café De Vrijheid en een enkele streber thuis aan de keukentafel de agenda al openslaat om het huiswerk voor de volgende week te gaan bekijken, verzamelden deze gymnasiasten zich elke vrijdagmiddag om te repeteren voor de Grote Avond. In dat groepje daar in de kou stond ik ook. We gingen repeteren voor De Storm van Shakespeare, een stuk dat meneer Bouter, onze tekenleraar, had uitgezocht. In de aanloop naar de Grote Avond was hij op school de belangrijkste man. Hij organiseerde en regisseerde het stuk, en hij was al weken van tevoren bezig met het ontwerpen en het uitvoeren van het decor. Ik vond het ongelofelijk fijn om tijdens de repetities met hem over het stuk te praten en zijn aanwijzingen op te volgen. Na de Grote Avond leek het wel alsof meneer Bouter weer in de anonimiteit verdween. Dat kwam ook, omdat hij lesgaf in een ver afgelegen tekenlokaal in het Gemeentelijk Lyceum. Behalve dat ene uur in de week waarop we tekenles hadden, zagen we hem dus niet veel. Maar het heeft misschien ook te maken met mijn instelling tijdens de tekenlessen. Ik was niet zo’n goede leerling en ik was vaak vervelend in zijn lessen, geloof ik. Tijdens de toneelrepetities lag de verhouding heel anders. Ik was aandachtig en leergierig en Bouter zag dat ik voor het toneelspelen wél een zeker talent had. Hij vond in mij een leerling die toneel net zo serieus nam als hij en ik vond in hem iemand die mij op weg kon helpen het toneelspelen verder te onderzoeken. Als wij elkaar – in latere ontmoetingen – zagen, bleek gelukkig dat de toneelherinneringen het gewonnen hadden van de tekenlesherinneringen!
‘voor het toneelspelen had ik wel een zeker talent ’ Ik kwam in 1976 als een verlegen jongetje in de brugklas. Op de lagere school was die verlegenheid enorm. Ik kan me niet herinneren dat ik iets hardop heb gezegd in de klas. In de brugklas had ik misschien al iets van de schroom van me afgeschud, maar ik voelde me nog erg verlegen en onzeker. Ik was dan ook erg verbaasd, toen Bouter mij vroeg mee te doen aan Cécile of school voor vaders van Jean Anouilh. Ik heb mijn onzekerheid blijkbaar snel opzij gezet, want JOHAN 15
ik genoot van de repetities op de vrijdagmiddagen. Ik ontdekte het plezier van het met elkaar toneelspelen en wat een vrijheid het gaf om ‘te doen alsof je een ander bent’. Maar die vrijdagmiddagen waren natuurlijk ook op een andere manier heel spannend. Als brugklasser ging ik om met ouderejaars leerlingen, die gewoon met je praatten en zelfs lachten als je een grapje maakte. Het waren de middagen waarop je dat meisje in de vierde klas in je armen moest nemen en na een paar repetities moest kussen. Omdat dat nou eenmaal in het stuk stond. Als anderen een scène speelden, zat ik aan de kant te kijken, terwijl ik heel toevallig en nonchalant leunde tegen de schouder van weer een ander meisje. Ik suggereerde de scène heel aandachtig te volgen, maar stiekem genoot ik van haar warmte. Een brugklasser heeft veel te ontdekken! Het jaar daarop speelden we Orestes van Hugo Claus, waarin ik de titelrol mocht spelen. Ik heb geen idee of het werkelijk een mooie voorstelling was, maar de foto’s die ik er nog van heb zijn indrukwekkend! Weer een jaar later, in 1978, werd Hippolutos van Euripides opgevoerd ter gelegenheid van het 725-jarig bestaan van de school. Meneer Jonkers, onze leraar Grieks, had de tekst vertaald en deed ook de regie. Hij wist als geen ander zijn enthousiasme voor het Grieks over te brengen en heeft mijn interesse in oude toneelteksten zeker aangewakkerd.
Ik ging de jaarlijkse voorstelling steeds meer als het hoogtepunt van het schooljaar zien. Op de dag van de voorstelling (want er was meestal maar één uitvoering) ging ik al vroeg naar Kunstmin. Ik probeerde daar als eerste te zijn om alvast die typische theatergeur op te snuiven en wat te praten met de toneelmeester. ‘Zo, ben je er weer?’, vroeg hij dan. Ik vertelde dan over het stuk en hij vertelde welke lampen hij ging gebruiken. Ik stond op het toneel en keek naar de schelpvormige zaal, het voordoek, de coulissen, de trekkenwand. Ik vond het fascinerend!
‘Zo, ben je er weer?’ Na Hippolutos volgde in 1980 De Storm, waarin ik de oude tovenaar Prospero speelde. Niet echt een rol die op het lijf geschreven is voor een 16-jarige! Een jaar later, in De Vrolijke Vrouwtjes van Windsor van Shakespeare, maakten we het wat dit betreft nog bonter. Ik mocht de kolossaal dikke, met zichzelf ingenomen, maar zeer naïeve Falstaff spelen. Dit was nog minder een voorbeeld van typecasting! Ik maakte me daar tijdens de repetities wel eens zorgen om. Maar de firma Hoppezak uit Leiden, die elk jaar de kostuums verzorgde, werd ook deze keer weer ingeschakeld. Zij gaven me een uur voor de voorstelling een dikmaakpak en een kale kop en daar was Falstaff!
Enige tijd geleden bezocht ik de door leerlingen van het gymnasium gespeelde musical Into the woods in Kunstmin. Er werd goed gespeeld en mooi gezongen. Het was een fantastische en zeer geslaagde voorstelling. Behalve door het attractieve spel, was ik natuurlijk ook ontroerd, omdat de avond mij zo enorm aan de Kunstminavonden van destijds deed denken. Die avonden die mij zulke bijzondere ervaringen hadden gegeven en die bepalend zijn geweest voor mijn leven. Maar dat was niet de enige reden voor mijn ontroering. Ik zag tieners die elk op hun eigen wijze, maar in ieder geval met grote bevlogenheid, op het toneel stonden. Voor elk van hen moet dit een belangrijke en indrukwekkende ervaring zijn geweest. Ze hebben vast ook erg genoten van de repetities op de vrijdagmiddagen, dacht ik. Later maakte mijn ontroering plaats voor trots. Wat een fantastische school is dat, die zijn leerlingen dit kan bieden. Daar heb ik toch maar mooi opgezeten! Dertig jaar geleden…
Toen ik in de zesde klas zat, speelden we Een draad in het donker van Hella Haasse. De regie werd net als het jaar daarvoor gedaan door Marjan Overdijk, lerares Nederlands. (Zij was de eerste docente die we met haar voornaam mochten – of moesten? – aanspreken, vandaar dat ik dat nu ook maar weer doe.) Bouter gaf de regie volgens mij graag uit handen om zich met nog grotere overgave op het decor te storten. Marjan Overdijk was meer bezig met het analyseren van de tekst en dat beviel me goed. Zeker bij de twee Shakespeare-stukken zat ik tot diep in de nacht het origineel te bestuderen en verschillende vertalingen te vergelijken. Ik kon het dan ook moeilijk begrijpen dat andere leerlingen bij de repetitie hun tekst niet kenden of niet begrepen wat ze zeiden. Wat zou het fijn zijn om langer en beter te repeteren met mensen die ook bevlogen waren, om je nog meer in zo’n tekst te kunnen verdiepen, om wat vaker te repeteren in zo’n dikmaakpak, om een voorstelling niet één keer, maar veel vaker te spelen. Kortom, om elke dag met theater bezig te zijn! JOHAN 16
Oehoe
JOHAN:Column
Tekst: Michael van der Spek
Contrast Thema Oud en Nieuw. Dat komt mooi uit, want al mijn verhaaltjes gaan al over oud en nieuw, vooral het contrast tussen mijn opgroeiende pubers (nieuw) en hun liefhebbende ouders (oud). Telkens weer verbazing over gedrag, dat onze kinderen normaal vinden, maar waar wij als ouders van griezelen. Thuis hebben we veel discussies gevoerd over Project X-feesten en eens te meer blijkt dat de opvattingen over ‘wat normaal gedrag is’ hemelsbreed verschillen. Mijn kinderen: ‘Als er ergens iets te doen is, worden jongeren nieuwsgierig en gaan ze er massaal heen om te zien wat er gaat gebeuren.’ Dat schijnt normaal te zijn. Sindsdien is alles met een ‘X’ erin voor mij verdacht. Het begrip Feest is ook iets heel anders geworden, dan in de jaren 70. Wij, ouderwetse sukkels, mochten dan ergens bij iemand thuis het huis versieren; visnetten aan het plafond, lampions met gedempt licht. Er werd een pick-upje met geluidsboxjes geleend, gejived en als de meisjes in de stemming waren, werd er precies drie dansjes geschuifeld (ook wel slijpen genoemd) op de zwoele tonen van Procol Harum (A Whiter Shade of Pale), Deep Purple (Child in Time) en de Moody Blues (Nights in White Satin), voordat de heer des huizes ingreep en we naar huis werden gestuurd. Meestal was het afgelopen om half twaalf en brommerden we weer voldaan naar huis. Coca-Cola, sinas, borrelnootjes en misschien wel een biertje, maar niemand was dronken.
‘getrakteerd worden op hoongelach’ Laatst hadden we thuis na lang aarzelen ook een feestje in de tuin georganiseerd voor de klas van mijn van school vertrekkende oudste dochter. Twee weken tevoren vroeg ik haar wanneer we de uitnodigingen gingen maken, wat op hoongelach werd getrakteerd. Via twitter, sms, ‘fees(t)boek’ of weet ik veel wat, was heel Dordrecht al op de hoogte. Om te beginnen start een dergelijk partijtje op een tijdstip waarop ouders normaal al liggen te slapen na een uitgebreide werkweek, dus dat werd volhouden. Ik ben altijd geïnteresseerd om met jongeren over van alles te babbelen met een biertje in de hand, maar door het oorverdovende lawaai kwam daar niet veel van. Ze communiceerden in de herrie met elkaar via sms! Dansen (wij hadden tenminste nog dansles gehad) deden ze ook niet, alleen maar springen, onderwijl starend op hun mobieltjes. We dachten origineel te zijn met een biertap met Belgisch bier, maar die werd nauwelijks aangeroerd. Na afloop vond ik de vuilnisbak (tegenwoordig officieel restafvalcontainer geheten) vol met lege flessen Bacardi en wodka, die men zelf had meegebracht. Verder waren er een aantal crimineel ogende onbekenden onuitgenodigd met de klasgenoten meegekomen. Dat bleek ook normaal te zijn. Allerlei jongelieden liepen boven door mijn huis rond en ik kon als een soort politieagent vriendelijk pratend de boel weer naar het feestgedruis beneden dirigeren, bevreesd dat ze mijn werkkamer tot wipkamertje gingen ombouwen. Wel kwamen ze na afloop allemaal enthousiast bedanken voor het leuke feest. ‘En mijnheer en mevrouw, zien we u straks nog ergens in de stad? Wat gaat u vanavond verder doen?’ ‘Wij gaan naar bed…’ Verbijstering alom! Ik word oud… JOHAN 17
Oehoe!
De Witt spitten naar
JOHAN:Feuilleton
deel 6
Spitten naar De Witt
Tekst: Simone van Nes
Ons gymnasium draagt een naam om trots op te zijn. Johan de Witt (1625-1672) was immers een markant staatsman, begenadigd wiskundige en groot politiek genie. Maar kennen wij zijn levensloop? En geeft de tijd niet steeds nieuwe inzichten in zijn daden, maar ook rondom zijn dood? JOHAN neemt een duik in de geschiedenis.
Wat ging vooraf? In 1653 wordt Johan de Witt gekozen tot raadpensionaris van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Voorheen deelde een raadpensionaris zijn grote invloed met de stadhouder, maar het voortijdig overlijden van Oranjeprins Willem II maakt Johan tot de machtigste man van het land. De leden van de Hollandse Statenvergadering delen Johans afkeer van het stadhouderschap. De oorlog met Engeland wordt niet in de laatste plaats beslecht door Cromwells wens gezamenlijk de Oranjes – en met hen de Stuarts – te bestrijden. De door Johan in het geheim aan de Vrede van Westminster toegevoegde Akte van Seclusie zorgt ervoor dat de erfopvolging van kleuterprins Willem III als stadhouder definitief van de baan is. Daarna volgt een avontuur van Hollands hoogste dienaar dat meer een avontuurtje is, wat resulteert in zijn huwelijk met Wendela Bicker. JOHAN 18
‘Je wenst elkaar het beste toe’ Maar dan zijn de wittebroodsweken voorbij. De plicht roept. En al is het huwelijksbootje hem lief, het roer van de Republiek is hem heilig. Samen met broer Cornelis zet Johan de koers uit voor de ‘Ware Vrijheid’: een staat, vrij van de machtshonger van de prinsen van Oranje. De Republiek legt zich toe op het voeren van handel en het vergaren van welvaart. Met zijn denkwijze is Johan zijn tijd ver vooruit. De Zeven Provinciën nemen beslissingen op basis van meerderheid van stemmen en geschoeid op rationele grondslag. Johans klassieke opleiding draagt hem de fundamenten aan voor harmonie en vriendschap. Zijn streven naar eensgezindheid komt voort uit de leidraad van de grote filosoof Aristoteles: de kern van vriendschap is wederkerige welwillendheid. Je wenst elkaar het beste toe. Dat hij de eenheid van de natie wil bevorderen door geestverwanten – die vaak ook bloedverwanten zijn – te benoemen op belangrijke posten, wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen. Ach, het zal zo’n vaart niet lopen met de onrust onder de orangisten, meent Johan. Zolang iedereen een goede boterham verdient… In die jaren vijftig van de zeventiende eeuw worden Johans politieke vermogens voortdurend op de proef gesteld, maar hij slaagt erin de harmonie in het land te bewaren. Als een kunstschaatser danst hij over de staatkundige ijsbaan, pirouetjes draaiend tussen de gewesten en de omringende landen, tussen regenten met gekrenkt eergevoel en jaloerse burgers. De nodige behendigheid vraagt de ‘kür’ op koninklijk niveau met als moeilijk element een tweetal prinsessen. Twee ijzeren dames, oma Amalia en moeder Mary, twisten om het hardst om het voogdijschap van de kleine Willem III. Het laat zich raden hoe de verhoudingen op scherp staan, wanneer er onderhandelingen gevoerd moeten worden met Johan de Witt, die duurzame uitschakeling van het Oranjehuis nastreeft. Heeft hij zelf een van de meest meegaande vrouwen op aarde getroffen, zakelijk staat hij met het andere geslacht op gespannen voet.
‘Twee ijzeren dames twisten om het hardst…’ Een kennismaking met de dames is hier wel op zijn plaats. Amalia van Solms groeit op aan het JOHAN 19
hof in Heidelberg. Zij reist als hofdame mee met het vorstenpaar naar Praag, wanneer keurvorst Frederik V gekozen wordt tot koning van Bohemen. Al na één winter wordt hij verbannen. Met hun tweehonderdtwintigkoppige hofhouding vlucht het paar richting het westen. Tijdens een barre tocht over de sneeuwvelden bevalt Elisabeth Stuart (zuster van de later onthoofde Karel I) van haar vijfde kind, een zoon, die – misschien wel met voorbedachten rade – Maurits wordt gedoopt. Want het is Frederiks neef Prins Maurits die het berooide stel asiel verleent. Geldnood? Ballingschap? Het koningspaar doet alsof de neus bloedt en geeft het sobere Haagse hofleven kleur en zwier. Amalia, kleindochter van de zus van Willem van Oranje, weet diens jongste zoon Frederik Hendrik, bekend om zijn amoureuze escapades, te temmen. Maurits, zelf ongetrouwd en kinderloos, eist dat de dynastie wordt
Amalia met haar gemaal, prins Frederik Hendrik
voortgezet, en daarom trouwen ze in 1625, het jaar dat Johan de Witt geboren wordt. In datzelfde jaar overlijdt Maurits, en wordt Frederik Hendrik stadhouder. De koninklijke allure staat het paar wel aan. Burgerlijk is uit, glansrijk en mondain is in. Paleizen en buitenhuizen worden naar Frans voorbeeld ge- en verbouwd. Een jaar na hun huwelijk bevalt Amalia van haar eerste kind. Jaren later krijgt de ‘first lady’ het voor elkaar – na veel onderhandelen – deze oudste zoon Willem II te koppelen aan de negenjarige Mary Stuart, dochter van koning Karel I (inderdaad, de broer van…) Natuurlijk is Mary veel te jong, en mag ze nog even in Londen blijven. Maar de dreigende burgeroorlog brengt het meisje toch sneller dan gedacht aan de overkant. Wanneer Frederik Hendrik in 1647 overlijdt, mag Mary zich prinses van Oranje noemen. Dat, samen met de geldverslindende levenswijze van de jonggeliefden en de komst van tal van gevluchte royalisten (ook de drie broers van Mary) die in Den Haag hun toevlucht zoeken, maken dat Amalia ‘not amused’ is, om in termen dicht bij haar schoondochter te blijven. En zo hebben wij dus die andere dame. Mary Stuart. Op 14 november 1650 – ze is net negentien – bevalt zij van een zoon. Bij deze geboorte geen kaartje: ‘Met vreugde en blijdschap…’: vader Willem II is een week daarvoor overleden. Mary wil het ventje vernoemen naar haar broer Karel, maar oma Amalia houdt vast aan de naam Willem, en wint, zij het na een hevige ruzie. Het voogdijschap wordt een ander ernstig twistpunt; de Hoge Raad moet uiteindelijk beslissen. Met een gedeeld voogdijschap begint er een eenzaam leven voor de kleine prins. In het getouwtrek om privileges en verworvenheden lopen de gemoederen vaak hoog op; de vrouwen leven op voet van oorlog. Het jongetje bungelt er tussenin. Ze zijn op slechts één punt eensgezind: hun wens Willem III te benoemen tot stadhouder. Zoals wij weten steekt Johan de Witt daar een stokje voor. En al wordt het vuur hem na aan de schenen gelegd, vooral door Amalia, hij houdt voet bij stuk. Hij heeft een hekel gekregen aan vooral Willem II, die zijn vader Jacob de Witt en leden van de Oudraad in 1650 gevangen nam in Loevestein. Met deze actie wilde de stadhouder de in zijn ogen recalcitrante steden op de knieën krijgen. Even leek het erop dat de gevangenneming de opmaat was naar eenzelfde gruwelijk lot als dat van de in opdracht van prins Maurits onthoofde Van Oldenbarnevelt.
‘…niets liever dan macht etaleren’ Naast zijn gevoelens van aversie jegens Willem II is het Johans oprechte mening dat het land geregeerd dient te worden door wie over de juiste kwaliteiten beschikt. Niet door een door erfoverdracht bevoorrechte prins die niemand verantwoordiging schuldig is, die gokt en naar het bordeel gaat, en die niets liever doet dan zijn macht etaleren. Maar dat kleine prinsje? Eens zal hij een grote prins zijn, met misschien wel dezelfde eigenschappen. Voorlopig echter is zijn positie niet te benijden, met een moeder die van hem een Stuart wil maken (zij vindt de Hollanders lomp en wil hem een Engelse opvoeding geven) en een grootmoeder die meent dat haar kleinzoon onder een Nederlands patronage van regenten kans maakt ooit in de voetstappen van zijn voorvaderen te treden. En Johan? Die vindt het allemaal wel prima zo. Willem noch zijn familie vormt een factor van betekenis. Hij bemiddelt waar nodig, leest Amalia op een keer dermate de les dat ze er ‘een koortsje’ van krijgt, en gaat door met waar hij goed in is: het land besturen. We hebben het al eerder gemeld: Johan en zijn broer Cornelis zijn in veel opzichten ‘me and my shadow’. Maar Cornelis beschikt over eigen kwaliteiten. Daarover leest u meer in de volgende JOHAN.
Het piepjonge paar Mary en Willem II
.
JOHAN 20
16-01 Onderwijsmarkt Dordrecht (15.00 - 20.00 uur) 21 t/m 23-01 Citotoetsen klas 6 23-01 Informatieavond ouders groep 8 24-01 Wiskunde Olympiade (aantal leerlingen uit klas 3,4 en 5) 26-01 Open Dag 28-01 Studiekeuzevoorlichting klas 5 04-02 Rapport 06-02 Ouderavond buitenlandreis klas 4 08-02 Examendossier klas 6 12-02 Adviesvergadering profielkeuze klas 3, rapport klas 5 en 6 14-02 Ouderavond vakdocenten 23-2 t/m 3-3 Voorjaarsvakantie 05-03 Beroepenavond klas 3 De opgesomde ac06-03 Gesprekken risicoleerlingen klas 5 tiviteiten zijn globaal 26-03 Laatste lesdag klas 6 27-3 t/m 4-4 Toetsweek klas 6 en onder voorbe30-3 t/m 01-04 Paasweekend houd van wijzigingen. Voor een compleet en n.t.b. data: New Orleans, Jazz & Bluesavond actueel overzicht raden Klassieke muziekavond wij u aan regelmatig de Kleine Avond jaarplanner te raadple Overige Olympiades gen. www.jdw.nl
RETINENDA Angelo
michel
JOHAN 21
JOHAN:Cartoon
Ver taal wed strijd Latijn
JOHAN:Reportages
Tekst: M. de Hoon
2012
Vertalen is hot, vertalen is cool! Bovenstaande lijkt tegenstrijdig maar is dat niet: we hebben dus een paradox. Deze inleiding schrikt de lezer hopelijk niet af. Met dit soort hobby’s hebben de leerlingen van onze school dagelijks te maken, als het bijvoorbeeld om de klassieke talen gaat. Hoe moeilijk vertalen ook is, het kan zich wel in een warme belangstelling verheugen op het Johan de Witt. En elk jaar is er wel een platform, een gelegenheid zeiden wij vroeger, om de krachten te meten met andere vertalers, zelfs met vertalers van andere gymnasia. In voorafgaande jaren organiseerde de Vereniging Vrienden van het Gymnasium een vertaalwedstrijd Latijn, en dat was allemaal prima. We gingen met grote groepen naar het vermaarde Vossius-gymnasium in het altijd gevaarlijk amusante Amsterdam, aten na afloop een pizza bij een plaatselijke dönerkebabtent en keerden daarna voldaan, maar zonder prijs, naar huis terug. Tot vorig jaar, toen Amy Rieborn de derde prijs pakte. Wat een geweldige belevenis was dat! Goed, de Vereniging Vrienden van het Gymnasium besloot in eendrachtige samenwerking met het NKV (Nederlands Klassiek Verbond) en de VCN (Vereniging Classici Nederland) de vertaalwedstrijd om te dopen: nu was er ook een Olympiade voor Latijn geboren. Heel fijn, en we besloten als het Johan de Witt deze uitdaging ook weer vol elan aan te gaan. We willen nog meer prijzen! Op een prachtige herfstdag 22 november toog een dertiental getalenteerde vertalers naar het Christelijk Gymnasium te Utrecht, toepasselijk afgekort met CGU. De ontvangst op deze nieuwe locatie was warm en deed bovendien het diepe verlangen bij de begeleider van de leerlingen, ondergetekende dus, opwellen om zelf de organisatie maar eens ter hand te gaan nemen. Dus het oudste gymnasium van Nederland wil graag de jongste Olympiade wel binnenhalen. Bij dezen.
‘een lust voor het klassieke oor’ Dertien leerlingen meenemen in een trein is geen straf. Ze horen praten over grammatica en de vorige vertaalwedstrijden is een lust voor het klassieke oor. Routiniers in het gezelschap waren Romano van Genderen, Amber Nusteling, Maaike de Wit, Maaike Oosterling, Lisa Kleisen, Nathan Schot, Paulien Makkinga, Irvana Pervez en Menno Kroonen. Zij ontfermden zich, voor zover dat nodig was, begripvol en gymnasiaal over de novicen Maudy de Vrey, Talitha Langendam, Calvin Joenoes en Martijn Vogelaar. Geweldig om te zien. Toen de wedstrijd afgelopen was, bleek dat de uitslag pas in februari 2013 verwacht wordt! Geen nood, dan zijn we er nog. De terugreis naar Dordt verliep voorspoedig, net als het verorberen van de pizza in een plaatselijk echte pizzeria. De schoolleiding bedanken we hartelijk voor de financiële injectie en voor de warme steun aan dit soort buitenschoolse activiteiten.
JOHAN 22
JOHAN:Column
Contumelia De cyclus van oud en nieuw Een prachtig principe toch? Wat oud is, doe je weg, en je trekt iets nieuws aan. Sterker nog, het oude is, nadat het via het Leger des Heils een nieuwe eigenaar heeft gekregen, weer zo goed als nieuw, alleen voor een ander persoon. Een slang deponeert ergens in de bosjes zijn oude vel en trekt discreet een nieuw vel aan. Mensen worden oud, ze gaan dood, en er komen ook nieuwe mensen op de wereld. Leerlingen komen op een school, studeren daar wat, gaan over en slagen dan op een gegeven moment voor een examen. Hup, weer een andere school, zelfde riedeltje, al heet het dan universiteit of hogeschool. Een school groeit uit zijn voegen, bestelt een ander gebouw, of laat zijn gebouw vakkundig verruimen en gaat daar vervolgens wonen tot ze weer uit zijn voegen groeit. Een almaar repeterend proces. De ene JOHAN komt van de persen, is uitgelezen en uit qua actualiteit, of hij wordt vervolgens weer tot nieuw leven gewekt om te dienen als middel om een beamer iets hoger af te stellen, als wapen om al te enthousiast kwekkende leerlingen – lichtelijk pleonastisch wellicht – te bedreigen of als materiaal om toch vooral de open haard in het Center Parcs-bungalowtje aan te krijgen, en daarna aan te houden. Wat ik met die fraaie gekleurde versies van de nieuwe JOHAN niet hoop: daar zullen toch, met een lucifer erbij, kwalijke geurtjes ontstaan. Goed, een beetje de uiteindelijke bestemming van menig Janus, als die vlak voor de Promotie in de Grote kerk uitgedeeld was. Wie meer attractieve methoden weet om de JOHAN nieuw leven in te blazen, nadat hij echt helemaal stuk gelezen is natuurlijk, die mag daar misschien van de redactie wel een column over schrijven. Kleintje dan. ‘Een almaar repeterend proces’ Is nieuw altijd beter dan oud? Nou, op die vraag kun je, afhankelijk van aan wie je hem stelt, nogal diverse antwoorden krijgen. In het Nederlands bestaat voor een nieuwe variant op iets ouds het voorvoegsel neo. De taalexperts onder u weten onmiddellijk dat dat van het Griekse woordje voor nieuw komt, nevoV. Iemand die zich aan een neologisme bezondigt, vindt eigenlijk een nieuw woord uit. Niks mis mee, gebeurt overal en het bewijst dat taal levend is. Vooral in de politiek is menigeen bedreven in het bedenken van nieuwe, ‘betere’ woorden voor de wat minder populaire maatregelen (heroriëntatie voor bezuiniging las ik ergens, en anders-actieven voor mensen met een uitkering). Daarentegen hebben we liever geen neonazi’s of neofascisten op de koffie. Begrijpelijk: de oude variant stond ook al niet garant voor intellect, respect, fatsoen, en wat dies meer zij. Kijken we naar neoclassicisme als voorbeeld van iets nieuws, dan constateren we weer niets verkeerds. Kortom, het wisselt nog wel eens met het voorvoegseltje neo. Gaat het om kunst, om een instituut, een wetenschap, stromingen, dan zijn er geen negatieve associaties. Maar bij sommige combinaties krijg je een gore smaak in je mond. Trouwens jammer dat er geen voorvoegsel voor oud bestaat. Ja, oud-, en ex- komt ook nog in de buurt. Toen de oud-rector samen met het bestuur besloot tot nieuwbouw (geen neobouw dus, wat misschien een neologisme kan worden) wist hij niet of het nieuwe gebouw, nou ja, het oude vernieuwde gebouw dan, op tijd klaar zou zijn. Dat weet je vrijwel nooit in de bouw. We hebben nu een strak schema dat leidt tot een verhuizing van een oud gebouw naar het vernieuwde oude gebouw. We halen dat niet voor ons spreekwoordelijk oud en nieuw, want dat fenomeen speelt zich meestal af zo rond 31 december, terwijl wij juni 2013 in onze agenda hebben staan. Daar zit toch een half jaar tussen. Of het gewoon Johan de Witt-gymnasium in het gebouw aan het Oranjepark blijft, of neo-Johan de Witt-gymnasium, of het Johan de Witt-neo-gymnasium, het blijft dezelfde school. In een nieuw jasje, dat wel. Euh, een jasje met een nieuw achterpand, dat is juister. JOHAN 25
Contumelia
1&2 Co ördi 1324 56 na Coördinatoren laten van zich horen toren JOHAN:Informatief Coördinatoren laten Coördinator leerjaren 1 en 2
van zich horen
Tekst: L. Hylkema
Dit jaar hebben we 126 nieuwe leerlingen in klas 1. U kunt zich voorstellen dat het voor de meesten een enorme overgang is. Op de basisschool ben je de oudste en kijken alle jongerejaars tegen je op; ineens ben je zelf de jongste en zien de ouderejaars jou helemaal niet staan. Dat zelfverzekerde is eventjes geparkeerd, want eerst moet je weer gaan ontdekken wat er van je wordt verwacht. Je oude vrienden laat je wellicht achter om op het JdW een nieuwe vriendenkring op te bouwen. Je oude fiets wordt vervangen door een nieuw (net iets te groot) exemplaar. Misschien moet je ineens een half uur tot een uur fietsen voordat je op school bent. Oude en vertrouwde gewoontes maken plaats voor nieuwe, soms strengere regels. Ook je oude meester of juf moet nu wijken voor een heel gezelschap aan docenten, die mevrouw of meneer genoemd willen worden. Het bovenstaande is slechts een kleine opsomming van allerlei zaken die veranderen op het moment dat uw kind de stap naar het voorgezet onderwijs zet. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de meeste nieuwe leerlingen de eerste paar weken erg moeten wennen en dat sommige hierbij een beetje geholpen moeten worden. We zijn nu een paar weken verder en ik merk dat deze leerlingen nu, na de herfstvakantie, ook hun draai hebben gevonden. Op het moment dat u dit leest, is het eerste rapport al uitgereikt. De weg ernaar toe is niet voor alle leerlingen even soepel verlopen. Als het nieuwtje eraf is en het beginnersenthousias-
me afneemt, blijkt dat er gewoon hard gewerkt moet worden. Gelukkig lukt dat bij de meeste leerlingen en zij hebben inmiddels een mooi rapport gekregen. Enkele leerlingen hebben om uiteenlopende redenen wat meer moeite en gezamenlijk proberen we ook deze kinderen naar een hoger plan te brengen. Gezamenlijk betekent dat school, maar ook ouders zich inzetten om tot optimale resultaten te komen. Een actief en betrokken thuisfront is minstens zo belangrijk om leerprestaties te bevorderen. De eerste leerjaren hebben leerlingen veel baat bij hulp van ouders bij het regelmatig overhoren en bij het plannen. Dit laatste blijkt vaak meer dan noodzakelijk; het is voor kinderen van deze leeftijd erg JOHAN 26
lastig om een evenwichtige planning te maken, vooral op iets langere termijn. Ook hebben we na de eerste rapportvergaderingen een redelijk beeld van leerlingen die ondersteuning nodig hebben in de vorm van bijvoorbeeld steunles of bijles van een ouderejaarsleerling. Gelukkig weten de leerlingen de weg naar de individuele docenten te vinden voor wat extra uitleg.
‘gezamenlijk tot hogere resultaten komen’ In het eerste jaar zijn de onderlinge verschillen groot. Elke basisschool legt weer andere accenten, waardoor leerlingen soms onzeker worden, als zij met vakonderdelen worden geconfronteerd die voor hen nieuw zijn en voor anderen gesneden koek lijken. In klas 1 wordt er hard aan gewerkt om basisvaardigheden op het gebied van rekenen, spelling en grammatica op gelijk niveau te krijgen. In het eerste half jaar zien leerlingen zich soms geconfronteerd met onvoldoendes, terwijl ze op de basisschool toch zo goed in waren in deze vakken. De ervaring leert dat uiteindelijk de meeste leerlingen deze vakken goed onder de knie krijgen. Elk jaar zien wij dat de resultaten in de tweede en in de derde rapportperiode lager zijn dan die van het eerste rapport. Leerlingen hebben de neiging achterover te leunen na de eerste bevredigende cijfers. Helaas wordt menigeen dan afgestraft en de laatste periode moet er heel hard aan worden getrokken om toch de eindstreep te behalen. Mentoren en ouders hebben hierin een grote rol, om leerlingen te leren dat continuïteit echt belangrijk is. Nieuw in het tweede leerjaar is dat het principe van ‘elk jaar met je klas meeverhuizen’ is losgelaten. Het is niet meer vanzelfsprekend dat je een aantal jaren achter elkaar bij dezelfde leerlingen in de klas zit. Dit heeft te maken met de nieuw geformeerde Latijn+ klas, die in het leven is geroepen om aan leerlingen die dat nodig hebben een extra lesuur Latijn in de week te geven. Aan het einde van het eerste leerjaar wordt door de docenten klassieke talen overlegd, welke leerlingen hiervoor in aanmerking komen. In de tweede klas zijn de leerlingen zich heel erg bewust van het feit dat ze niet meer de jongsten, de nieuwen, zijn op school. Zij voelen zich al oud en zeer zeker ingeburgerd. Op alle mogelijke manieren laten ze dat blijken. Daarbij beginnen de hormonen een rol te spelen en dat is vaak goed merkbaar in de school/klas. Het wil JOHAN 27
er nogal eens roerig aan toe gaan. Dat dit ten koste gaat van de concentratie moge duidelijk zijn. Dat is jammer, want in de tweede ligt het tempo beduidend hoger, zijn er drie vakken (natuurkunde, Duits en Grieks) bijgekomen en de moeilijkheidsgraad is aanzienlijk hoger. Het gevaar schuilt erin dat leerlingen te laat beginnen met werken en er na enkele weken achterkomen dat ze een achterstand hebben opgelopen. In sommige gevallen is die achterstand niet meer in te halen.
‘een beduidend hoger tempo’ Het is ook een jaar waarin veel wordt uitgeprobeerd: hoe vaak kun je je spullen vergeten, moeten we dat huiswerk echt altijd maken, hoe gezellig kunnen we het maken voordat de docent ingrijpt? Het voornoemde is er debet aan dat het terugkomuur op vrijdag nogal vol zit met tweedeklassers. Zij vinden het vaak nog moeilijk om maat te houden. Regelmatig heb ik gesprekjes van disciplinaire aard met leerlingen en soms ook met hun ouders. Het is fijn om te merken dat ouders veelal met ons op één lijn zitten. Gezamenlijk kunnen we bereiken dat de leerling optimaal presteert. Sinds vorig jaar staan de drie coördinatoren elke ochtend voor aanvang van de lessen in de hal. Enerzijds om leerlingen op te vangen die zich vroeg moeten melden en anderzijds om ‘laatkomers’ te signaleren en te registreren. Deze maatregel heeft ertoe geleid, dat veel minder leerlingen dan voorheen te laat in de lessen verschijnen. Het is overigens opvallend dat onder de laatkomers het percentage tweedejaars beduidend hoger ligt dan onder de eerstejaars. Het boeiende aan mijn werk is vooral, dat geen dag gelijk is. Natuurlijk zijn er terugkerende elementen als lesgeven en vaste overlegmomenten. Maar het leukste zijn de ongeplande contacten met de leerlingen. De leerling die uit de les is gestuurd krijgt altijd de gelegenheid om zijn/haar kant van het verhaal te vertellen, alvorens tot verdere maatregelen wordt besloten. Dat betekent dat binnen de geldende regels wel maatwerk mogelijk is. Een leerling die het even niet meer ziet zitten omdat hij net weer een onvoldoende heeft binnengehaald, heeft soms veel baat bij een luisterend oor en meestal kunnen we tot een plan van aanpak komen. Voor alle leerlingen staat mijn deur altijd open, waar ze ook voor komen…
ROME eindelijk! reis
JOHAN:Reportages
Romereis
Tekst: Bart Cremers & Esther Büttner
Een verslag van de jaarlijks terugkerende Romereis voor vijfdeklassers Op 5 oktober was het eindelijk zo ver: het begin van de reis waar je als JdWleerling al vijf jaar naar uitkeek! Rond de middag werden we verwacht op de parkeerplaats van Hercules, om met het hele leerjaar de bus in te gaan en het koude kikkerland te verruilen voor het heerlijk warme Italië! Uitgezwaaid door de hele familie, stond ons een lange busreis te wachten. De volgende ochtend kwamen we pas om zeven uur aan in Venetië! De reis was één groot feest en met weinig slaap, dus echt uitgerust waren we niet. Venetië is een mooie stad, maar door het slaapgebrek wilden we het liefst zo snel mogelijk terug naar de bus. In Venetië hebben we wel het Palazzo Ducale (het Dogepaleis, red.) en de San Marco Basiliek gezien, wat heel erg interessant en indrukwekkend was. Alleen, op dat moment besef je dat niet zo. Eenmaal in de bus stond ons weer een busreis te wachten van een paar uur, maar door de meesten werden deze uren nuttig gebruikt, nou ja, hoofdzakelijk met wat extra slapen. In Florence aangekomen, werden we gevraagd op de binnenplaats te verzamelen. Hier moesten de jongens aan de ene en de meisjes aan de andere kant gaan staan, en dan gilden de docenten: ‘Wie wil er in een kamer van vier personen?’ Degene die dan ‘ja’ riep kreeg de kamer, en zo werd de kamerindeling gemaakt. Op de kamer aangekomen wilde iedereen even acclimatiseren en toen… kon het feesten weer beginnen, met z’n allen buiten aan de tafel met lekkere muziek. De volgende ochtend moesten we vroeg op en was het best moeilijk om uit bed te komen. Na het ontbijt begonnen we met een bezoek aan het San Marco klooster. Hierna gingen we naar de Dom, het ‘hoogtepunt’ van de dag: na het beklimmen van de 464 treden naar de koepel had je boven een schitterend uitzicht. Aan het eind van de avond waren we weer in de jeugdherberg om onze tassen te pakken voor de volgende dag, want we zouden vroeg naar Napels vertrekken. We maakten tussenstops in Siena en Tarquinia, mooie stadjes maar wel erg klein. Rond half twaalf ‘s avonds waren we eindelijk in Napels, waar in de herberg een geweldig dakterras was waar we twee avonden heerlijk hebben kunnen feesten! Natuurlijk hebben we daar overdag ook nuttige dingen gedaan. De eerste dag was het alleen zo verschrikkelijk slecht weer dat het plan om de Vesuvius te beklimmen niet door kon gaan, waardoor we maar gelijk naar Paestum gingen en daarna lekker nog even in een mooie straat van Napels JOHAN 28
mochten kijken. De tweede dag gingen we naar het Museo Nazionale, dit is een zeer mooi museum met veel gevonden voorwerpen uit Pompeii. Daarna gingen we weer de bus in, dit keer echt naar Pompeii, dat zelf natuurlijk één grote opgraving is. Maar heel leuk en interessant om te zien, zeker doordat meneer Barendregt het daar uitgebreid over heeft gehad in zijn KCV-lessen. Na deze drukke dag gingen we naar Rome, de bestemming waar we zolang op hebben gewacht!
‘behoorlijk opgewonden bij aankomst’
Na de lange busreis naar Rome raakte iedereen bij aankomst behoorlijk opgewonden en na het verkeersgesteggel door het centrum kwamen we dan eindelijk aan bij het hotel. In Hotel Stargate, een gebouw waarin nog vier andere hotels zijn gehuisvest, was het even zoeken naar de juiste kamer, maar uiteindelijk heeft iedereen zijn of haar kamer gevonden. De eerste dag in Rome begonnen we met een mis in de Santa Maria Maggiore. Voor velen was dit nieuw, want de meesten onder ons hadden nog nooit een mis bijgewoond. We verstonden er niks van, maar het was mooi om te zien. Na een half uur in de kerk te zijn geweest, gingen we door naar de volgende. Uiteindelijk, na het nodige geloop, kwamen we uit bij het Colosseum. Dit is een zeer indrukwekkend gebouw en we stonden te popelen om erin te mogen. Eenmaal binnen werden we ‘vrijgelaten’. Na deze mooie ervaring hebben we de Palatijn beklommen. En hierna zijn we nog wat door de stad gaan lopen, erg leuk om zo een groot stuk van het centrum te zien. Ook ’s avonds hebben we na het eten met z’n allen een avondwandeling gemaakt. We liepen eerst naar de Trevifontein en daarna naar het Pantheon. We eindigden de wandeling bij Piazza Navona. Met de bus gingen we naar het hotel. Eenmaal teruggekomen ging iedereen naar zijn kamer en slapen. De volgende ochtend gingen we wederom vroeg op pad, weer kerken bezoeken. Maar dit keer vooral barokkerken. We beklommen de Spaanse Trappen en lunchten met ons groepje in een restaurantje. Hierna begonnen we aan onze tocht naar het Vaticaan. Onderweg hebben we nog wat souvenirtjes gekocht. De hele reis zijn we overal van die straatverkopers tegengekomen; het was dan ook een sport geworden om iets zo goedkoop mogelijk te krijgen. Eenmaal in het Vaticaan museum aangekomen, bewonderden we alles wat daar te zien is, zoals de Sixtijnse Kapel en de School van Athene. Hierna konden we de Sint-Pieter op. Hoewel, vanwege sluitingstijd is dat niet iedereen meer gelukt. Maar niet getreurd, want hierna mochten we zelf de stad in en we moesten pas om 23.00 uur terug in het hotel zijn. Weer een leuke avond!
‘alles bewonderen wat te zien is’ De dag erna was onze ‘villadag’. We gingen eerst naar Villa Borghese en aansluitend met de bus Rome uit, naar de Villa van Adriana en de Villa d’Este. Eenmaal terug in Rome mochten we na het diner, naar eigen keuze, de stad in. De volgende dag hadden we een belangrijke dag. In de ochtend bezochten we de oudste gebouwen en plaatsen in Rome, zoals het Circus Maximus. In de middag was het KCVmiddag. Iedereen kreeg een blaadje mee met wat bezocht moest worden, inclusief bijbehorende vragen. Hierna hebben we de Capitolijnse musea bezocht. Dit was de laatste avond. Iedereen mocht zelf ergens gaan eten en het was wederom een zeer leuke en gezellige avond. De laatste dag was iedereen, vanwege de naderende terugreis, een beetje in mineur. We hebben vrij weinig bezocht en het was vooral heel relaxed. In de middag hadden we vrij en ging iedereen nog snel wat souvenirtjes kopen en zo. Die avond aten we gezamenlijk in het restaurant en voor de afsluiting had meneer Van Gemeren een geweldig mooi lied geschreven. Hierna gingen we de bus in, terug naar Dordrecht. De Romereis is voorbij. Wat een geweldige reis is het geweest, één om nooit meer te vergeten. JOHAN 29
‘Eens wordt de stek een boom.’ Lijfspreuk Prins Maurits
tandem fit surculus arbor
ORANJEPARK voortbouwen op oude fundamenten JOHAN:Informatief Fotografie: Simone van Nes
Oranjepark: voortbouwen op oude fundamenten
JOHAN 30
Een immense kraan torent boven het schoolgebouw aan het Oranjepark uit. Vrachtwagens met bouwmaterialen rijden af en aan.
foto
JOHAN kreeg – bij uitzondering – een rondgang op de bouwplaats. De grote (compilatie)foto geeft een overzicht op de tweede verdieping van het toekomstige ruimtelijk effect, met links zicht op de nieuwgebouwde Dr. H. Bavinckschool, en rechts ‘onze’ oude achtergevel. De voortgang is in vertrouwde handen bij uitvoerder Peter Straver van Hurks van der linden, het bouwbedrijf dat in Dordrecht de nodige expertise heeft toegepast bij de nieuwbouw van het Albert Schweitzer Ziekenhuis. Actuele informatie over het verloop van de bouw vindt u in de nieuwsbrieven van school.
JOHAN 31
foto
WATERPROJECT KLAS 3 Een sprong in het diepe…. . Inleiding Een week voor de herfstvakantie vond wederom het Waterproject plaats voor alle leerlingen uit klas 3. Het project is georganiseerd en mogelijk gemaakt door docenten en technisch onderwijsassistenten van de secties biologie, natuurkunde en scheikunde, maar ook de vakken aardrijkskunde en economie hadden een groot aandeel. De aftrap op maandag werd verzorgd door medewerkers van het Nederlands Watermuseum. Hierna volgden nog heel veel opdrachten en activiteiten… Het thema Water Het Nederlands landschap wordt gekenmerkt door water. De Noordzee, Waddenzee, het IJsselmeer en verschillende grote en kleine rivieren zijn op diverse sociaaleconomische fronten bepalend voor onze maatschappij. Door de ontdekking van een molen met scheprad werd het mogelijk om delen van Nederland, die vroeger onder water stonden, droog te leggen. Door de klimaatverandering stijgt de temperatuur op aarde en dit leidt tot een stijging van de zeespiegel. Daarnaast zal Nederland in de winter steeds meer geteisterd gaan worden door hevige regenbuien. Na de Watersnoodramp in 1953 en overstromingen in 1993 en 1995 werkt Nederland consequent aan de waterveiligheid: overstromingsscenario’s worden opgesteld en er worden diverse maatregelen genomen. Eén van die maatregelen is het weer vol laten lopen van de polders, waardoor de rivieren meer ruimte krijgen. Niet alleen het waterbeheer in Nederland stond tijdens het project centraal.
JOHAN:Reportages Tekst: T. Coenradi
Door de leerlingen is ook ingezoomd op zowel de kwantiteit en kwaliteit van water in en rond Dordrecht. Zo was het waarschijnlijk onbekend dat een enorme storm, de Sint-Elisabethsvloed, omstreeks 1421 de contouren van Dordrecht en de Hollandse Biesbosch heeft bepaald. Desondanks is het wel bekend dat water belangrijk is voor de flora en fauna. Maar hoe schoon moet dit water eigenlijk zijn?
‘niet alleen het waterbeheer stond centraal ’ Vakoverstijgend In het curriculum van de vakken aardrijkskunde, biologie en scheikunde staat steevast het onderwerp water op het programma. Ook bij natuurkunde zijn er veel onderwerpen die aan water gerelateerd kunnen worden, denk bijvoorbeeld aan de waterbouwkundige toepassingen van de Wet van Archimedes. Een aantal jaren geleden werd besloten de krachten van de verschillende vakken te bundelen en er een groot gezamenlijk project van te maken. Zo voorkom je dat het onderwerp bij verschillende vakken ‘even tussendoor’ aan bod komt, en bevorder je dat de materie door verschillende brillen bekeken en onderzocht wordt. Een voorbeeld van een grote opdracht die tijdens de projectweek meerdere vakgebieden besloeg, was de fietstocht over het gebied de Noordwaard. Het doel van de opdracht was dat leerlingen met behulp van oude kaarten moesten observeren HOE in de JOHAN 32
laatste jaren het gebied (aan de andere kant van de Nieuwe Merwede) ontpolderd is en wat voor consequenties dit heeft voor infrastructuur en de natuur, en dus ook voor mens en dier. Een andere grote activiteit is het bezoek aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie te Ridderkerk. Het waterschap Hollandse Delta heeft de school opnieuw uitgenodigd voor een bezoek en in kleine groepen hebben alle leerlingen uit klas 3 gezien (én geroken) hoe rioolwater biologisch gezuiverd wordt, totdat het weer in het oppervlaktewater geloosd gaat worden. Verder kregen de leerlingen een presentatie over wat de andere taken zijn van het waterschap; van dijkonderhoud tot het bewaken van de waterkwaliteit in zwemwater. Naast de vakoverstijgende opdrachten werden er op de woensdag ook nog vakspecifieke, praktische opdrachten uitgevoerd om toch ook écht de diepte in te kunnen. Op deze expertdag werden de taken verdeeld, want er is te veel stof om binnen een paar dagen te kunnen onderzoeken. Zo hebben de leerlingen bij expertgroep ‘Ruimtelijke Ordening’ een artikel geschreven over hoe inwoners van Dordrecht denken over waterbeheer en bij scheikunde hebben ze de chemische waterkwaliteit onderzocht.
‘taken verdelen op de expertdag’ Projectonderwijs Voor zowel leerlingen als docenten is het tijdens deze week altijd even wennen aan de manier van werken. Geen klassen, geen basisrooster, maar projectgroepen van ongeveer zes leerlingen die ieder hun eigen programma moesten doorlopen. De leerlingen zijn digitaal ondersteund door middel van een website, www.waterprojectjdw.wikispaces.com, alwaar ze het rooster en de opdrachten konden downloaden. Bij sommige opdrachten was het ook nodig om de uitwerkingen te uploaden. Om een voorbeeld te geven: de route van de stadswandeling bestond uit een paar kenmerkende foto’s, waarbij de leerlingen de locatie in de stad moesten opsporen en de foto moesten namaken voor hun eigen uitwerking. Het vereiste een grote mate van zelfstandigheid, maar vooral ook samenwerking, om alle opdrachten tot een goed resultaat te brengen. Het gebruik van een Elektronische Leeromgeving is JOHAN 33
bij ons op school nog niet ingeburgerd, maar niettemin wisten de meeste leerlingen de ‘wiki’ goed te gebruiken. Het eindproduct was het maken van een film over het project; deze werd op donderdagavond vertoond aan klasgenoten, docenten én ouders van de leerlingen. Alle twintig projectgroepen hebben een film afgeleverd die voldoende laat zien dat de leerlingen tijdens de vier dagen van het Waterproject op een heel andere manier, meestal zonder boeken en schriften, bezig zijn geweest met het thema en dat ze er veel lol in hebben gehad om de film te produceren. Futureland Het Waterproject werd dit jaar afgesloten met een excursie naar de Tweede Maasvlakte. De aanleg van dit nieuwe havengebied werd toegelicht door enthousiaste medewerkers van het bezoekerscentrum Futureland. Zij besteedden aandacht aan zowel het technische als het economische aspect, waarbij de leerlingen zich ook konden oriënteren op de beroepen van mensen die met dit werkveld te maken hebben. Na dit informatieve bezoek werd de projectweek afgesloten met een lekker zonnetje, dat we de hele week al gemist hadden. Op deze manier werd het lange wachten op de bus terug niet zo erg en konden de leerlingen aansluitend gaan genieten van de herfstvakantie.
‘op een andere manier bezig zijn met het thema’
THEMA-AVOND OUDERVERENIGING JOHAN:School en... Tekst: Judith Houmes-Laan
Gezag, een hard gelag? Maandagavond 5 november bezocht ik de jaarlijkse ALV van de Oudervereniging, voorafgegaan door de thema-avond. Deze keer was de orthopedagoge mevrouw A.W. Boon uitgenodigd een voordracht te verzorgen. Zij deed verslag van haar ervaringen en bevindingen bij de begeleiding van ‘onaanspreekbare’ leerlingen, met name op het VWO en gymnasium. Want wat te doen bij opstandig pubergedrag in de klas, als praten niet (meer) helpt? Het probleem in de huidige situatie is een discrepantie tussen ZEG- en DOE-gedrag. De leerlingen ervaren dat iets niet mag, maar toch kan. De woorden van de docent worden dan niet serieus genomen. De school (docenten) en de leerling hebben een heel verschillende ervaring. De school denkt alles aan de situatie te doen, maar niets helpt. De leerling ervaart dat er een hele tijd niets gebeurt en dan opeens… Er is een onevenwichtige opbouw in het huidige optreden en het nemen van maatregelen. Er wordt eerst heel lang gepraat, alvorens een leerling eruit wordt gestuurd en pas na een aantal maal, als het echt uit de hand dreigt te lopen, worden de ouders geïnformeerd. Er zou minder energie aan praten moeten worden besteed, er zouden eerder maatregelen moeten volgen. En de ouders zouden in een vroeg stadium moeten worden geïnformeerd over ongewenst gedrag, zodat ouders en school samen kunnen optrekken. Het huidige optreden van veel docenten maakt vaak onvoldoende indruk op de leerlingen. 75% van de docenten klaagt dat leerlingen niet luisteren, maar ook ervaart 1 op de 3 leerlingen gezagsproblemen in de klas (Frederik Smit, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, 2011). De onderwijsinspectie signaleert dat 20% van de docenten zijn lestijd niet efficiënt gebruikt. B. Paulle (2005) constateert dat op het VMBO veel tijd verloren gaat aan ongeregeldheden. Wat weerhoudt de Nederlandse docent ervan om op te treden? * Een onwrikbaar geloof in het harmoniemodel * Geen politieagent willen spelen * Bestraffen wordt gevoeld als een pedagogische nederlaag * Ideologische weerstand tegen daadkrachtig optreden * Een voorkeur voor minder interveniëren, liever negeren Hierdoor wordt daadkrachtig optreden te lang uitgesteld en blijven de docenten te lang waarschuwen, waardoor wangedrag te weinig wordt begrensd. Maar niet alleen de lastpakken zijn hiervan de dupe! Deze wijze van benaderen heeft onbedoelde gevolgen: overtredingen blijven onbestraft, het zicht op de norm vervaagt en er volgen steeds meer overtredingen. En dan opeens… is de maat (welke?) vol en wordt er iemand uitgestuurd. Wie er dan wordt uitgestuurd is meestal vrij willekeurig.
A.W. Boon
De vraag is of eruit sturen effectief is. Helaas is dit vaak niet het geval. Dit is één van de minst vervelende maatregelen voor leerlingen; de leerling kan op deze manier schoolwerk ontlopen, heeft tijd om ergens zijn huiswerk te gaan maken en hij krijgt aandacht van volwassenen (hij moet zich ergens melden, er volgt een gesprek). De straf bij wangedrag moet voldoende indrukwekkend zijn, anders verergert zelfs het wangedrag. Astrid Boon is zelfs van mening dat onvoldoende straffen een vorm van pedagogische verwaarlozing is. Zij pleit daarom voor: * Optreden bij beginnend wangedrag * Maatregelen opleggen die helpen (dus niet wegsturen uit de les) * Snel samenspel met de ouders, anders worden die opgezadeld met een geëscaleerd probleem Waaraan moet een maatregel voldoen om effectief te zijn? * Deze moet gepaard gaan met inleveren van flink wat vrije tijd * De leerling moet het als pure tijdverspilling zien en supersaai vinden (geen nuttig huiswerk maken) Een goed voorbeeld is een schrijfstraf: strafregels over het wangedrag, in te leveren met een handtekening van de ouders. Op deze manier zijn zij dan direct geïnformeerd. (De Pont en De Ruiter, 2006). Dit is simpel en eenvoudig. En de last van het wangedrag ligt volledig bij de leerling! JOHAN 34
Co Coördinatoren 1 2 ördi 3 4 laten van zich na 5 6 horen toren
JOHAN:Informatief Tekst: C. van Andel Coördinator leerjaren 3 en 4
Oud en Nieuw? Wat is oud en wat is nieuw voor een leerling die van klas 2 naar klas 3 of die van klas 3 naar klas 4 overgaat? Niets...? Alles...? Of hier en daar iets...? Het antwoord op deze vraag hangt natuurlijk in de eerste plaats af van wie hem moet beantwoorden: school (onderwijsondersteunend personeel, docenten, mentoren of de leerjaarcoördinator), ouders/verzorgers of de leerling zelf. Als coördinator van het derde en vierde leerjaar ben ik van mening dat in de loop van deze jaren in de dynamische driehoek – bestaande uit school, ouders en leerling – veel verandert, maar dat die veranderingen op een bepaald moment lastig te benoemen zijn en zeker ook lastig zijn waar te nemen. Het gaat vaak om ‘sluipende processen’. Mooie voorbeelden zijn de soms opvallende kenteringen in de leer-/werkhouding en/ of in het gedrag van leerlingen. Zonder dat iemand direct de reden(en) van zo’n omslag weet of kan aangeven wat precies het moment is geweest waarop het gewijzigde gedrag zijn intrede heeft gedaan, zijn er ieder jaar weer leerlingen die bij wijze van spreken sterk veranderen.
‘sluipende processen’ Ineens (?) zijn ze prettiger in de les, ze doen beter mee, gaan aan het (huis)werk en halen betere cijfers. Helaas zijn er natuurlijk ook leerlingen die de draad, vaak even plotseling (?), kwijtraken en daardoor een neergang in hun prestaties laten zien. Twee uitersten natuurlijk, maar in de praktijk van alledag zien we hiertussen allerlei varianten en nuances. Grote en kleine veranderingen van een oude naar een nieuwe situatie die we op school zo snel mogelijk proberen te signaleren en waarop we (zeker in het geval dat de leerling de draad kwijt is) zo snel en zo goed mogelijk willen reageren om in contact en overleg met u én de leerling tot een oplossing te komen. Snelle maar vooral afdoende oplossingen zijn belangrijk, want klas 3 en 4 zijn als het ware de kern van de opleiding; eenmaal aangekomen in klas 5 is het examen al in zicht. JOHAN 35
De basis voor een succesvol eindexamen wordt voor een belangrijk deel al in klas 3 gelegd. Samen met hun docenten moeten de leerlingen keihard aan de slag om aan het eind van het jaar het door hen gewenste profiel te kunnen kiezen. Later dit jaar wordt tijdens de mentorlessen de nodige aandacht aan de profielkeuze besteed. Wanneer u gedurende dit schooljaar vragen heeft over de profielkeuze kunt u contact opnemen met de heer Vos (
[email protected]). Kijkend naar de huidige klas 4 stel ik vast dat het aantal leerlingen dat komt vragen of nog iets kan worden aangepast aan het profiel, meevalt. De meeste ‘spijtoptanten’ willen het zogenaamde tweede extra vak (één extra vak moet, twee mag) laten vallen. Ze geven aan het totale programma toch te zwaar te vinden. Een enkele leerling heeft een iets ingrijpender wijziging door moeten voeren (een vak ruilen voor een ander vak). Dit betekent dat deze leerlingen de komende periode flink aan de bak moeten om een achterstand (van één periode) in te lopen. Al met al een teken dat het overgrote deel van de leerlingen de juiste richting gekozen heeft.
‘sommigen moeten flink aan de bak’ In klas 4 ben ik niet ontevreden over het feit dat iedere stamklas naast een eigen mentor ook een vast mentoruur in het rooster heeft. De mentoren, die uiteraard ook lesgevend docent in de betreffende klas zijn, hebben dus veel contact(mogelijkheden) met de leerlingen. Schroomt u als ouder van een leerling in klas 3 en/of 4 niet om in voorkomende gevallen contact met de mentor van uw zoon of dochter op te nemen. Tenslotte ben ik benieuwd naar uw reactie op de vraag waarmee ik dit stukje min of meer begon: Heeft u uw zoon of dochter in klas 3 of 4 zien veranderen in zijn/haar houding ten opzichte van school?
Ouder en wijzer JOHAN:Column
Tekst: Maaike Hoogerwerf
Van oud naar nieuw
Als mijn moeder naar een tienminutengesprek moest, gaven mijn zus en ik haar altijd tips. ‘Niet lachen, anders zien ze je tanden’ zei mijn zus dan. Wat nergens op sloeg want mijn moeder had een prachtig gebit, maar als ze hard lachte zou ze misschien opvallen. Nu krijg ik kledingadviezen en gedragscoaching van mijn dochters als ik op het punt sta naar een ouderavond te vertrekken. ‘Wat heb je aan? Nee mam, dat kan echt niet!’ De schaamte van pubers voor hun ouders is van alle tijden. Als een kind goede cijfers haalt, kun je gerust een tienminutengesprek overslaan, zodat je de leraren alleen kent uit de verhalen van je kinderen, waarin ze trouwens vaak veel kleurrijker zijn dan in real life. Ik verwacht meestal een complete autist of borderliner te spreken te krijgen, maar telkens blijkt de leraar die ik tref een heel normale, vriendelijke volwassene te zijn. Maar als het onvoldoendes regent zijn de reguliere gesprekjes niet toereikend en word je als ouder plotseling uitgenodigd voor tussentijdse gesprekken bij de mentor of leerjaarcoördinator. Dan leer je hen beter kennen dan je ooit verwacht had en kom je je kinderen, tot hun schrik, overdag tegen op school. Eigenlijk leer je een school en de mensen binnen de school pas goed kennen als het niet zo goed gaat met je kind. Wij hebben dat afgelopen jaar meegemaakt toen onze jongste het niet leek te gaan redden in de derde klas. Zo belandden wij regelmatig bij de mentor en de plaatsvervangend mentor van ons kind. En die bleken heel aardig te zijn en namen alle tijd om met ons en onze dochter te praten en van gedachten te wisselen over de vraag wat we moesten doen. ‘zoeken naar oplossingen’ Tijdens de tienminutengesprekken, die ik onder deze omstandigheden ten volle benutte, kreeg ik te horen wat er allemaal fout ging (ik kwam er enigszins gedeprimeerd vandaan), maar tijdens de gesprekken met de mentoren werd gezocht naar oplossingen en bleek dat ze echt hoopten dat het beter zou gaan en daarbij wilden helpen. Het lukte uiteindelijk niet om het tij te keren en toen doemde de vraag op of ons kind wel op het Johan de Witt-gymnasium moest blijven. Duidelijk was dat de klassieke talen en zij niet zo’n goede combinatie vormden, hoezeer ze ook haar best deed. Zo gebeurde het dat we ons gingen oriënteren op andere scholen. We voerden gesprekken en maakten kennis met decanen en onderdirecteuren en betraden gebouwen waarvan ons kind de naam aanvankelijk niet eens wilde uitspreken. De gedachte dat haar leven op het Johan de Witt voorbij zou zijn was onverdraaglijk. Uiteindelijk werd de knoop doorgehakt en kozen we voor een andere school. Zo fietst ons kind na de zomervakantie niet meer naar het Steegoversloot. Het Johan de de Witt- gymnasium was ineens haar oude school, haar leven werd voortgezet op een nieuwe school. Gelukkig bleek al gauw dat daar ook leuke jongens en meiden op zaten en dat er ook daar heel eigenaardige en heel aardige leraren waren. Gelukkig mag ze naar de feesten van haar oude school én van haar nieuwe school. En ook op de nieuwe school mag ik niet te hard lachen en moet ik de juiste kleren aan. Zo kwamen er nieuwe ervaringen bij, maar blijven sommige dingen bij het oude.
JOHAN 36
Wijnstraat 182
NIEUW!
Co ördi 1324 56 na Coördinatoren laten van zich horen toren JOHAN:Informatief Coördinatoren laten Coördinator leerjaren 5 en 6
van zich horen
Tekst: M. de Hoon
5&6 Disclaimer: de bijdrage kan hier en daar trekken vertonen van ironie. Ironie is een zeer gewaardeerd stilistisch middel, waarbij men eigenlijk het tegenovergestelde zegt van wat men bedoelt. Communicatief niet vreselijk optimaal, zult u zeggen. Lijkt te kloppen, maar vaak wel smakelijker om te lezen. Mits men ironie als kenmerk begrijpt en waardeert, dat wel. Het grappige bij ironie is ook, dat de goede lezer de boodschap uitstekend begrijpt. Terwijl diezelfde lezer grote kans maakt in slaap te sukkelen bij de zakelijke versie van dezelfde tekst. Op goed geluk dan maar... De redactie van de JOHAN had vorig jaar een primeur. Nu bestaat de JOHAN nog niet zo lang, en een primeur is dus al snel binnengehaald, maar toch. Wat is die primeur dan? Onze mooie school heeft in het zogenaamde middenkader drie leerjaarcoördinatoren. En die drie spillen in de organisatie nemen elk twee leerjaren voor hun rekening. Vrij eenvoudige opzet, functioneel en transparant bovendien. Wat zou het mooi en informatief zijn – ik parafraseer de JOHANredacJOHAN 39
tie naar hartenlust – als nu elk van die drie kanjers (om het maar eens in Erica Terpstra-termen te poneren) vanuit zijn eigen specifieke invalshoek aan de ouders van de Johan de Witt-leerlingen het reilen en zeilen in de onder hem dan wel haar ressorterende leerjaren uit de doeken zou doen! Ongetwijfeld zal de versie in de redactievergadering een stuk korter geformuleerd zijn. Wij – excuses voor het gebruik van de pluralis, die evenwel niet als koninklijk (maiestatis) bedoeld is, maar als een soort solidariteitsbetuiging aan mijn twee zeer gewaardeerde collega’s – drie eenvoudige zielen dachten aan een eenmalige bijdrage waarvoor wij ons dan ook in onze zeeën van tijd heel erg uitgesloofd hebben. Kennelijk hebben we ergens een woordje ‘weer’ of ‘voorlopig eentje’ gemist, want niet heel lang geleden belandde opnieuw een vergelijkbaar verzoek in onze mailbox. U begrijpt het al: nu voor het huidige jaar. Enthousiast als wij zijn, hebben we onmiddellijk alle overige klusjes terzijde geschoven om onverwijld een start te maken met drie volledig nieuwe stukken.
Het zou trouwens goed kunnen zijn dat ik hier het gebruikte meervoud even moet laten voor wat het is, gezien de ver uit elkaar liggende vakantiebestemmingen tijdens de herfstvakantie, waardoor afstemming niet maximaal verliep. Inhoudelijk zal de nietsvermoedende lezer, die in een vorige JOHAN de coco (ideetje? coördinatorencolumn?) gelezen dan wel verorberd heeft, veel bekends tegenkomen. Maar als docent in hart en nieren zijn wij zo bedreven in het twintigmaal anders vertellen van dezelfde stof dat u dat als het goed is niet moet opvallen. En er zijn natuurlijk nieuwe lezers! Jazeker. De ouders van leerlingen uit klas 1, die (de leerlingen natuurlijk) dus vorig jaar nog in groep 8 ronddoolden, zijn nu potentiële lezers van de JOHAN. En die kennen het klappen van de zweep alleen van de Open Dag en een extra voorlichtingsmiddag. En dan horen ze heel veel mooie dingen, terwijl wij – hee, daar is het meervoud weer – regelaars (vrije interpretatie van coördinatoren) vanzelfsprekend elke dag met de misschien net iets minder mooie werkelijkheid geconfronteerd worden. En die is, tja, realistisch. En het echt leuke is dat deze JOHAN aan de belangstellende leerlingen van groep 8 meegegeven wordt op de aanstaande Open Dag. Ook die JDW’ers in spe (hoop ik!) zullen denk ik deze teksten wel lezen! Welkom op het Johan de Witt, beste leerlingen van groep 8 van alle basisscholen. Ook weer leesvoer voor jullie. Tot volgend jaar! Dus als onze stukken in de JOHAN nou goed gelezen worden, weet men een beetje hoe die werkelijkheid er uit ziet. Maar we schrijven ook nog voor een andere doelgroep. Het is namelijk zo dat de ouders van de meeste leerlingen te maken hebben gekregen met een volgend leerjaar, en dus ook met de voor dat leerjaar specifieke onderdelen. En nog een stap verder: zat je als leerling vorig jaar in klas 2 of 4, en ben je bevorderd naar het volgende leerjaar, dan kregen je ouders niet alleen via jou te maken met een nieuw, hoger leerjaar, maar ook nog eens met een andere coördinator, die daar dan de scepter zwaait. Ze doen werkelijk alles om op te vallen, die coördinatoren, zelfs met scepters zwaaien. Traditiegetrouw mag alleen een vorst met een scepter zwaaien, en dus lijkt de coördinator zich met het zwaaien van zo’n ding schuldig te maken aan een lichte vorm van megalomanie, arrogantie dan wel hybris. Niets menselijks is de coördinator vreemd: regnare humanum est. Hoewel de JOHANredactie ons de suggestie had
ingefluisterd eventueel (maar echt alleen in hoge tijdnood) inhoudelijk en tekstueel terug te grijpen op de producties van vorig cursusjaar, voelden we dat als een bevestiging van het stereotype van een docent die altijd klaagt dat hij te weinig tijd heeft, en dus een beetje als een ‘too easy way out’. Dus toch aan de slag voor een nieuw artikel, waarvoor wel heel wat inspiratie nodig was. Die vond ondergetekende onder andere in het Volkskrant Magazine van zaterdag 20 oktober, waarin een prachtig artikel stond van Evelien van Veen, met als mooie titel ‘Arme, arme brugklasmama’. De brugklassers blijken hun eerste weken op de middelbare school veel realistischer en onbezorgder te beleven dan hun moeders. Het stuk las vlot weg, omdat er veel herkenbaars in stond. Nu ging de bijdrage van mevrouw Van Veen over de brugklasmama’s, maar mutatis mutandis zie ik er wel wat van terug in de leerjaren 5 en 6. Aha, daar is de coördinator leerjaar 5 en 6 dan eindelijk, die gaat doen wat hij doen moet. Niet zeuren, stukken produceren. Ik haal er een aantal items uit, zodat ik er voor volgend jaar (help!) nog wat overhoud. Ik beschrijf de ideale situatie zoals ik die in klas 5 en 6 voor ogen heb.
‘de beleving van de leerling in zijn nieuwe omgeving’ Hoe goed de voorbereiding op een volgend leerjaar ook is, heel veel valt of staat met de beleving van de leerling in zijn nieuwe omgeving. Die beleving komt vervolgens gefilterd door bij de ouders en vrijwel iedereen is zich dat bewust. Toch komen er wel eens signalen binnen die er op lijken te wijzen dat bijvoorbeeld een bepaalde actie, maatregel of regeling niet helemaal gewaardeerd wordt. Dat is ook in leerjaar 5 weer het geval. Zo bij het doorbladeren van het Vademecum komen er ineens allerlei vragen op bij leerlingen, en ook bij hun ouders. Slaan die regelingen ook op mijn kind, ook op mij? Jazeker gelden die: ze staan in het Vademecum voor het cohort van uw dochter/zoon! De overstap vanuit klas 4 is dan toch nog relatief groot. Eigenlijk zijn de leerlingen in klas 5 voor de rest van de vakken aan het examen begonnen, na die paar vakken ANW, maatschappijleer en een stukje KCV in klas 4. En pas over anderhalf jaar (ja, dan pas!) gaan die meetellen bij de berekening van je cijferlijst. Rare gewaarwording misschien, maar het is echt zo. Bij het vaststellen van het reglement in het PTA (het Programma van Toetsing en Afsluiting) wordt in wezen het examenreglement aangehouden, dus inclusief al die, in vele ogen, veel te strenge regels. Herkansingen? Prima, tenzij je een JOHAN 40
toets (= examenonderdeel) gemist hebt, want dan moet je, net als bij het examen, daarvoor je herkansing in zetten. Zo werkt het ook bij het landelijk examen. Als je op één dag twee examens hebt en je bent er niet, om wat voor reden dan ook, dan moet je de eerste herkansing gebruiken voor het examen in het tweede tijdvak en het tweede gemiste examen kan dan pas in het derde tijdvak ingehaald worden, in augustus. In de praktijk komt het vrijwel niet voor dat een kandidaat er op een examenzitting niet is. Iets vergelijkbaars geldt voor de zogenaamde regeling virtuele toetsen, ook bekend onder de 0,1-regeling. Hoewel de regel streng is en ook bedoeld is om te gemakkelijk wegblijven bij tussentoetsen (overhoringen, vaak ter controle van de voortgang en het huiswerk) tegen te gaan, blijkt hij juist dat te doen waar de school een paar jaar terug steeds tegenaan liep: het te onduidelijk skippen van verplichte overhoringen wordt echt zienderogen minder, bijna tot nul gereduceerd. Scherp, maar effectief dus. Zo zitten er qua PTA nog wel meer dingen waarmee leerlingen maar beter meteen rekening houden. LO (Lichamelijke Oefening, red.) bijvoorbeeld is een vak waarbij er een aantal handelingsdelen moet worden gedaan. Niks meer, niks minder: ze moeten gedaan worden en doe je ze niet – voldoende! –, dan mag je niet op examen.
‘dingen waar leerlingen rekening mee moeten houden’
Ook dat komt gelukkig vrijwel nooit voor, omdat de school wegblijvende leerlingen heel dringend adviseert (en als dat niet werkt, hun ouders) en zwaar onder druk zet het niet zover te laten komen. En ook het profielwerkstuk is zo’n hot item, waar vele leerlingen veel te laat aan beginnen. Daardoor komen ze in de problemen in de maanden voor het examen wanneer de druk toch al extreem hoog wordt. Van de leerlingen mag een toenemende zelfverantwoordelijkheid worden verwacht, zeker in klas 5 en 6, en dat is ook precies waarom ze volop ruimte krijgen: ze moeten het zelf leren, linksom of rechtsom. Zoals gezegd is er altijd een vangnet voor de eigenwijzen, en dat is weleens confronterend. Wat daar nog bij meespeelt is dat de leerlingen in klas 6, soms in klas 5 al, de achttienjarige leeftijd bereiken. U gelooft het misschien niet, maar dan hebben ze het recht alles zelf te regelen en u zelfs geen toegang te verlenen tot het inzien van behaalde cijfers! U hebt het wellicht al meegemaakt dat u de cijfers van uw 18-jarige spruit wilde inzien en dat er een schermpje verscheen met daarop een mededeling in de strekking van: u moet van uw zoon/dochter toestemming hebben om deze gegevens te bekijken. Alsof u op niet helemaal fijnzinnige en dubieuze sites rond surft. Nu weet ik uit eigen ervaring dat ik, laten we zeggen door mijn overredingskracht, ook mijn 18-jarige zoon ertoe kon brengen braaf zijn cijfertjes aan mij te laten zien. Zo zal een aantal van u er ook tegenaan kijken, maar formeel zijn ze op dat gebied dan zelfstandig. zie voor het vervolg pagina 50
PALIMPSEST JOHAN:Column Tekst: L. van der Held
Beschreven steden Wat is een palimpsest? Een opnieuw beschreven stuk perkament. Het fenomeen is inmiddels vergeten, maar voor de uitvinding van de boekdrukkunst was het de gewoonste zaak van de wereld. Perkament was schaars, hergebruik was noodzakelijk. De techniek ervan was eenvoudig: een oude inktlaag werd weggekrabt, een nieuwe er overheen getrokken. Daarmee was de oude niet verdwenen. Onder de juiste belichting blijven restanten en sporen van uitwissing zichtbaar. Vele oude teksten zijn ons op deze wijze überhaupt overgeleverd. Palimpsesten bestaan niet alleen op perkament. De meeste landschappen en steden zijn palimpsesten – producten van voortdurende afbraak en wederopbouw, integratie en hergebruik. Zo is elke stad een complexe structuur die jaar in jaar uit verbouwd wordt met gedeeltelijk behoud van oude substructuren. Een leuk voorbeeld is Wall Street in New York. Daar stond eens een eenzame palissade om inboorlingen buiten de Nederlandse kolonie te houden. De lijn houten staken leeft voort in een serie wolkenkrabbers. Een grootse palimpsest van deze soort is de stad Rome als geheel, een krankzinnige mix van oeroud en gloednieuw en alles ertussenin. En binnen deze warreling van tijdperken is de allermooiste palimpsest toch wel de Campidoglio, het Capitool: voorheen de belangrijkste en heiligste van de zeven heuvels, zetel van oppergod Jupiter Optimus Maximus. Nu beneemt stedelijke hoogbouw ons het zicht, maar in Romeinse tijden moet deze heuvel een machtig uitzicht hebben geboden. Rondom de tempel van Jupiter strekte zich een weidse wereld naar alle kanten uit, chaotisch en vol gevaar, maar onverbiddelijk beheerst. Het wereldimperium vond hier zijn vaste middelpunt. De concentratie van onmetelijke macht moet haast tastbaar zijn geweest. ‘de allermooiste palimpsest binnen de warreling van tijdperken’ Van dat imperium is niets meer over. De sporen ervan zijn in vakantiegidsen opgenomen en onderzoeksobjecten geworden van een kleine gemeenschap oudheidkundigen. In de Capitolijnse musea, die elegante bewaarplaats van oudstedelijke kunstvoorwerpen, heerst nu een gelaten sfeer. Diep in het museum bevindt zich een soort put, waarin gestapeld steenwerk te zien is. Wie zou zeggen dat de logge rechthoeken eens het fundament van de tempel van Jupiter vormden? Tegenwoordig beukt om onverklaarbare redenen een high-tech lampinstallatie stroboscopisch licht op het gesteente in. Het lijkt er niet van onder de indruk. De stenen wijzen erop: het oude Rome ging kapot en de heuvel verviel tot bouwval. Maar de half vergane oppervlakte van het Capitool werd opnieuw beschreven, niet door keizers dit keer, maar door de hand van Michelangelo. JOHAN 42
In de renaissance was de glorie van het Capitool niet meer dan een vage herinnering. Jupiter was gevlogen, in zijn plaats heersten nu geiten en koeien. Men executeerde er graag criminelen. De oude faam was niet vergeten, maar gedurende duizend jaar had niemand de moeite genomen het ding te onderhouden. Totdat keizer Karel V op bezoek kwam. Hij wilde bovenop wel eens een kijkje nemen. Helaas weerhielden modder en drek hem en zijn gevolg van een succesvolle beklimming. Deze afgang was de druppel voor paus en stadsbestuur. Haastig werd Michelangelo ontboden. De kunstenaar, inmiddels op hoge leeftijd, genoot een onaantastbaar aanzien. Of hij misschien weer iets moois kon maken van het voormalige centrum van de wereld? Hij kreeg carte blanche. Iedere andere architect zou verplicht zijn geweest om het Capitool respectvol in oude staat te herstellen. Zo niet Michelangelo. Zijn ontwerp voorzag niet in een restauratie, maar in een transformatie van het oude tot het nieuwe. Zijn Capitool moest een plaats hebben in de moderne wereld, die op dat moment in opkomst was. Hij wilde oude vormen een nieuw aanzien geven. Hoe?
‘een transformatie van het oude tot het nieuwe’ Ten eerste plaatste Michelangelo op het exacte middelpunt van de heuvel het beroemde ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius. Hij wist dat men lange tijd abusievelijk het beeld voor de eerste christelijke keizer Constantijn had aangezien. Een heiden was als christen opgevat en omgekeerd. Precies dat was zijn idee voor dit kunstwerk: de overgang van de ene wereld naar de andere, van oud naar nieuw. Michelangelo gebruikt daarvoor niet alleen een bronzen beeld, maar hij geeft aan de hele berg een eigen draai. Letterlijk: Michelangelo heeft de oriëntatie van het beeld en daarmee van de hele heuvel 180 graden gedraaid. In de oudheid was de tempel van Jupiter naar het oosten gekeerd, naar het Forum Romanum en het Colosseum. Nu keert Michelangelo de heuvel letterlijk van de oudheid af en richt hem op het westen, op de nieuwe tijd, naar Vaticaanstad, naar het moderne centrum. Anderhalf millennium geleden besteeg Caesar tijdens zijn triomftocht het Capitool vanaf het Oosten. Michelangelo legt nu een nieuwe toegangstrap (de cordonnata) op het westen aan. De omwending van het Capitool is één ding. Ook de ruimte bovenop wordt als het ware binnenstebuiten gekeerd. Niet langer plaatst Michelangelo daar een gebouw bovenop een heuvel, zoals daar ooit de tempel van Jupiter als een kers op een taart verrees, maar precies het negatief daarvan: de top is voortaan een open ruimte, een ovaal plein rondom het ruiterstandbeeld, aan drie zijdes losjes omgeven door palazzi. Hun façades ogen als tempelzijden met een extreem hoge zuilengang. Het geheel doet aan als een enorm vertrek, een binnenkant van een tempel met de hemel als dak.
‘de tempel van Jupiter als een kers op een taart’ Het oude Jupiter-heiligdom was, zoals iedere heilige ruimte, ontoegankelijk voor gewone stervelingen. Michelangelo plaatst ons pardoes in een soort moderne tempel, open naar alle kanten, voor iedereen toegankelijk, symbool van de moderne universele wereld. Het oude Rome was toen al duizend jaar dood. Al die tijd sluimerde het Capitool, vergeten, verlaten. Het moest tot Michelangelo wachten om de nieuwe tijd binnengeloodst te worden. Hij laat met oude middelen zien hoe de ontwakende moderne wereld ervaren werd. Hij wist de oude wereld uit door haar opnieuw te gebruiken. Vandaag de dag is deze weergaloze palimpsest dankzij hem nog te lezen: de heuvel als snijpunt en overgang van twee werelden, oudheid en nieuwe tijd.
JOHAN 43
JOHAN:Mensen
DOCUMENT DOCENT
Document docent
Interview: Simone van Nes Fotografie: redactie JOHAN, John de Gelder
‘allerlei interessante zaken onderzoeken’
JOHAN in gesprek met docent natuurkunde, meneer Van ‘t Ende Uw leeftijd? Ik ben 25 jaar Heeft u partner/kinderen? Ik woon samen, kinderen hebben we nog niet, wel drie katten Hoe lang bent u al verbonden aan het JdW? Dit is mijn derde jaar bij het Johan de Witt Meneer Van ’t Ende, uw levensloop van schoolbankje tot docent natuurkunde in vogelvlucht? ‘Mijn interesse lag als kind vooral bij techniek. Uren bouwde ik met Lego, waarbij de beweegbaarheid een doel op zich was. De robotica was een logisch verlengstuk, het bouwen en programmeren van allerlei simpele robotjes legde de basis voor informatica. Al vond ik op de middelbare school natuurkunde een mooi vak, mijn voorkeur ging uit naar de technische toepassingen. Aan de TU Delft ben ik Industrieel Ontwerpen gaan studeren. Gedurende twee jaar hield ik me met van alles bezig, om te moeten concluderen dat het ontwerpen, het artistieke, me toch niet trok. Op de middelbare school was ik zeer betrokken bij het debatteren, en richtte – toen daar vraag naar bleek – een debatclub voor de onderbouw op. Kennisoverdracht, de jonkies op sleeptouw, dát sprak me aan. Hierop heb ik besloten mijn studie af te breken en ben ik mij volledig gaan richten op het docentschap.’ Natuurkunde is binnen de natuurwetenschappen het vak dat alles bestudeert dat de andere niet bestuderen, lezen we op internet. ‘Feitelijk definieer je natuurkunde als de wetenschap die zich bezighoudt met de niet-levende natuur. Natuurkundige principes zie je bij vrijwel alles terugkomen wat op de een of andere manier te maken heeft met de natuur en de wereld. Bij biologie bijvoorbeeld – de leer van al wat leeft – kom je al snel op het raakvlak met natuurkunde als je gaat kijken naar de opbouw van een skelet, de werking van een oog of de energiehuishouding van een organisme.’ Klinkt als een puzzel. ‘Dat maakt natuurkunde dan ook zo’n mooi vak om te onderwijzen! Precies leren hoe de dingen in elkaar zitten. In deze tijden van snelle technologische ontwikkelingen raken we bijkans bedolven onder de verschillende spannende vondsten en gebeurtenissen die iets met natuurkunde te maken hebben. Denk aan een technisch snufje als de iPhone, maar ook het eerder genoemde internet, ruimtereizen, klimaatverandering enzovoort.’ JOHAN 45
Natuurkunde zit in het kleine en in het hele grote? ‘Natuurkunde zit overal! Ik vind het persoonlijk altijd een stuk lastiger om een voorbeeld te vinden van iets dat helemaal niets met natuurkunde te maken heeft. In het extreme gaat natuurkunde natuurlijk over het hele kleine, zo klein dat we het niet zomaar kunnen waarnemen, en het hele grote, het heelal en alles dat daarbij hoort.’ Deze JOHAN staat bol van klassieke talen en filosofie. Met uw vak ‘fysica’ vormt u een mooie tegenpool, om in de juiste term te spreken. ‘Natuurkunde vormt, net als wiskunde, scheikunde en biologie, een tegenpool ten opzichte van de talen en filosofie omdat het een exact vak is en werkt met meetbare verschijnselen. Dit betekent natuurlijk niet dat natuurkunde geen mooie plaats heeft in het klassieke onderwijs. In de klassieke oudheid hield men zich veel met natuurkunde bezig. Zo heeft Archimedes ontdekkingen gedaan die we vandaag de dag nog steeds gebruiken in de natuurkunde, denk maar aan het water dat over de badkuip klotste en zijn beroemde ‘Eureka!’, resulterend in de Wet van Archimedes: de opwaartse kracht is gelijk aan het gewicht van de verplaatste hoeveelheid vloeistof of gas. In de klassieke oudheid was er geen scheiding aan te brengen tussen filosofie en bijvoorbeeld de natuurkunde. Het was voor een oude Griek dan ook vrij normaal om in meerdere disciplines thuis te zijn. Pas later zijn we deze uit elkaar gaan trekken en steeds meer gaan zien als losstaande wetenschappen. Bij gedegen klassiek onderwijs hoort een brede kennis en geringer specialisatie, die een uitgebreide algemene ontwikkeling moet waarborgen. Niet alleen de klassieke talen zijn kenmerkend voor het klassieke onderwijs; het is het samenspel tussen alle verschillende disciplines.’
‘Wiki is het ultieme middel om samenwerkend leren te ondersteunen’ Even terug naar het badwater. U heeft een aandeel in het ‘Waterproject’, waarover elders in deze JOHAN verslag gedaan wordt? ‘Mijn aandeel in het Waterproject richt zich vooral op een vernieuwing in de uitwisseling van informatie tussen leerlingen en docenten. Waar voorheen programmaboekjes op papier verschenen en leerlingen opdrachten op papier inleverden, heb ik mij sterk gemaakt voor de introductie van Wiki, wat resulteerde in de eerste toepassingen bij het Waterproject van vorig jaar. Inmiddels kent het al grote navolging op school. Wiki is het ultieme middel om samenwerkend leren te ondersteunen. Een Wiki is een website waar elke gebruiker snel en gemakkelijk pagina’s kan toevoegen of aanpassen. Wikipedia is het bekendste voorbeeld. Via de Wiki van
het Waterproject krijgen de leerlingen alle informatie die ze nodig hebben, ze vinden er hun rooster en opdrachtbeschrijvingen. Het inleveren van werk doen ze ook op de Wiki, elke groep leerlingen heeft een aantal pagina’s waar ze hun opdrachten direct op maken. Aan het eind van het project staan de opdrachten dus online, ze zijn immers online gemaakt! Door te werken met een digitaal systeem hebben we veel minder papierwerk, terwijl we toch de informatie op een voor leerlingen toegankelijke manier beschikbaar stellen.’ Tijdens de les zult u vragen: ‘Waarom drijft iets?’, maar wij vragen: ‘Wat drijft u?’ ‘De wereld en de natuur zijn prachtig en laten mij regelmatig in verwondering achter. Ik vind het geweldig om die verwondering bij leerlingen los te maken en ze inzicht te geven in het wonderlijke van het heelal, waar wij met z’n allen in leven. Onderzoeken hoe de ons omringende wereld in elkaar zit, nieuwsgierig maken, creativiteit en belangstelling prikkelen, kennis op aansprekende wijze overdragen; dat alles stel ik tot doel. Natuurkunde heeft de naam saai en abstract te zijn, maar gaat wel over dingen waar we veel mee te maken hebben (denk bijvoorbeeld aan de zwaartekracht). Om de abstractie inzichtelijk te maken, maak ik graag gebruik van
mijn Smartboard in combinatie met You Tube. Op You Tube is zo veel te vinden wat de leerlingen enthousiast maakt of tot verwondering brengt. Het is prachtig om de verblufte verrassing in de ogen van een leerling te zien als hij uiteindelijk wel moet concluderen dat iemand in vrije val gewichtloos is en we dus relatief makkelijk gewichtloosheid kunnen ervaren.’
‘Ik vind het geweldig om verwondering bij leerlingen los te maken’ Wat herinneren leerlingen zich over pakweg tien jaar nog van uw lessen? ‘Waarschijnlijk zijn dat de filmpjes en flitsende voorbeelden. Al hoop ik dat mijn aanpak om hen – waar nodig – beschaafdheid bij te brengen ook beklijft. Laten we eerlijk zijn, deze jeugd vormt de elite van de toekomst. Met een dosis humor houd ik hun soms een spiegel voor: Engelse krachttermen als ‘wtf’ komen er in mijn klas niet in. Met ‘Welk een vrijpartij!’, geef ik mijn vertaling. Ik daag ze uit: ‘Jullie zijn gymnasiasten, schelden mag op zijn tijd, maar zoek een beschaafde manier.’ Ouderwetse uitdrukkingen met een grappig tintje herintroduceren: ‘dekselse kwajongen’, ‘potverdriedubbeltjes’; ik zie daar de lol wel van in.’ Aan zwarte gaten kan niets ontsnappen, zelfs licht niet. Aan uw aandacht ook niet, horen wij van de leerlingen. ‘Ik merk alles op wat afleidt, zeker wanneer er gedrag wordt vertoond dat ik liever niet zie. Zo heb ik een grondige hekel aan het kauwen van kauwgom in mijn lokalen. Niet alleen vind ik het geen gezicht, zo’n klas met herkauwende leerlingen, maar op de een of andere reden lijkt kauwgom nooit in prullenbakken te kunnen belanden. In plaats daarvan eindigt het steevast onder stoelen en tafels of, nog erger, onder mijn schoenen. Onder tafel even een sms’je lezen? Ik hoor inderdaad van leerlingen dat ik daar wat sneller op reageer dan gebruikelijk.’ In de eerste editie van JOHAN informeerde docent biologie mevrouw Soeters ons over de bundeling van krachten: BiNaSk. Frist u ons geheugen even op? ‘BiNaSk is een samenwerking tussen de vakken biologie, natuurkunde en scheikunde. We stemmen onze lessen en leerstof in hoofdlijnen op elkaar af; bij alle drie de vakken neemt practicum gestuurd onderwijs een prominente rol in. Doel is boekenkennis te verbinden met praktijkgerelateerde inzichten. Analytisch denken en het bewerken en integreren van formules vormen overlappingen. De opbouw van de vakken lijkt dus sterk op elkaar. In het nieuwe gebouw zullen JOHAN 46
BiNaSk deelt een gezamenlijke website? ‘We hebben lange tijd een website gedeeld waar informatie voor leerlingen werd verschaft. Dit ging dan om extra oefenbladen, voorschriften en links, maar ook het delen van bijvoorbeeld antwoordenbladen. Sinds dit jaar is de site niet meer, deze is vervangen door een Wiki die dezelfde functionaliteit verschaft.’
‘Jongeren uitdagen om het plezier van technologie te ontdekken’
de drie vakken gezamenlijk een vleugel gaan bezetten, het wordt dan nog makkelijker om ook inhoudelijk met elkaar samen te werken.’ Inderdaad, nog even, en we verhuizen terug naar het Oranjepark. Een eldorado dus voor u en uw collega’s? ‘Dat is wel de bedoeling! Ik moet eerlijk bekennen dat mijn ervaring met het Oranjepark nogal beperkt is. Toen ik op het JdW begon, zaten we al in de tijdelijke locatie op de Stek. Zoals ik al aangaf, krijgen de BiNaSk vakken een eigen vleugel waardoor we dicht bij elkaar zitten; dit moet het samenwerken bij onderwerpen natuurlijk bevorderen. Daarnaast krijgen we fraaie practicumlokalen waar we verschillende boeiende praktische opdrachten kunnen geven.’ Inhoudelijke afstemming dus voor de profielen Natuur en Gezondheid, en Natuur en Techniek? Of begint het al eerder? ‘Door het afstemmen van de lesprogramma’s en de manier van kennisoverdracht bereiden we de leerlingen bij de BiNaSk vakken voor op het zogeheten N-profiel. Het doen van practica en daar gedegen verslagen over opstellen is hier een goed voorbeeld van. Je kunt dus inderdaad stellen dat die afstemming eigenlijk vanaf het begin gebeurt. Natuurkunde is voor een groot gedeelte wiskunde plus zorgvuldig werken. Inzichtelijk maken welke gegevens je hebt. In de onderbouw leer je dat, in de bovenbouw profiteer je daarvan.’ Ook warme contacten met ‘Engineering’? ‘Engineering is het vak waar de kennis die bij de natuurkunde wordt opgedaan prachtig in een praktische situatie kan worden toegepast. Zoals ik eerder al aangaf, heeft techniek een warm plaatsje in mijn hart, dus ik ben met enige regelmaat bij mijn Engineeringcollega te vinden om leuke ontdekkingen uit te wisselen of te kijken hoe we het programma op elkaar kunnen afstemmen.’ JOHAN 47
Stelling: Leerlingen worden enthousiaster en begrijpen natuurkunde beter wanneer onderwerpen aanschouwelijk worden voorgesteld door proefjes en experimenten. ‘Gedeeltelijk mee eens. Leerlingen begrijpen natuurkunde beter als ze enthousiaster worden voor het vak en ze duidelijk inzien hoe het vak aansluit bij hun belevingswereld (wat heb ik eraan?). Proefjes en experimenten dragen hieraan bij, maar moeten wel worden aangeboden op een manier die de leerlingen aan het werk zet. Wanneer dit niet goed gebeurt zijn practica voor de leerlingen meer ‘kooklesjes’: op het blad staat wat je moet doen en wat je moet invullen, als je dat netjes uitvoert ben je klaar met je proef. Maar… voor veel leerlingen is het niet duidelijk wat ze nu eigenlijk hebben gedaan; de leeropbrengst is dus laag. Om dit
tegen te gaan laat ik mijn leerlingen sommige practica zelf voorbereiden. Ze moeten dan een proefopstelling uitdenken en bedenken hoe ze de proef gaan uitvoeren. Op deze manier beginnen de leerlingen aan een proef met een beeld in hun hoofd waaróm ze bepaalde metingen verrichten. Tegenwoordig hebben we in elk lokaal een Smartboard. Een cadeautje! Dit maakt het mogelijk om tijdens de les filmpjes met voorbeelden te laten zien, bijvoorbeeld experimenten die in een klaslokaal niet praktisch na te maken zijn of erg tijdrovend zijn. Persoonlijk houd ik ervan om bij verschillende onderwerpen filmmateriaal te zoeken dat de leerlingen aanspreekt, het programma ‘MythBusters’ op Discovery Channel is hier een mooi voorbeeld van. De serie laat zien dat wetenschap leuk, informatief en inspirerend tegelijk is. Op een vrolijke en nieuwsgierigmakende manier worden proefjes uitgevoerd die redelijk simpel zijn en makkelijk te begrijpen. Een druppel water in slow motion, de schokgolf na een explosie met buskruit… Duidelijk toegespitst op zijn belevingswereld kan een leerling een dergelijk voorbeeld veel beter plaatsen in de kennis die reeds aanwezig is.’ Onlangs werd de Nobelprijs voor de Natuurkunde uitgereikt aan de wetenschappers Haroche en Wineland, geroemd om hun werk in de quantumfysica. Een nieuw tijdperk? ‘De quantummechanica heeft tot nu toe de moeilijkheid gehad dat het doen van waarnemingen invloed heeft op de resultaten van die waarnemingen; de keuze die de waarnemer doet bepaalt in grote mate de uitkomst van de waarneming. Sommige eigenschappen van elementaire deeltjes waren dus lastig vast te leggen omdat deze eigenschappen veranderen zodra je ze waarneemt. Door het onderzoek van Haroche en Wineland, twee natuurkundigen die beide – los van elkaar – een vergelijkbare ontdekking hebben gedaan, lijkt het mogelijk om deeltjes waar te nemen zónder dat ze beïnvloed worden door hun omgeving en dus de waarneming. Hun onderzoek zal leiden tot nieuwe inzichten in de quantummechanica, die vervolgens tot uiting kunnen komen bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld de quantumcomputer, die in theorie een extreem hoge rekensnelheid kan halen. Dus ja, we kunnen zeker spreken van een nieuw tijdperk. Uiteindelijk gaan we dit allemaal merken als dergelijke ontdekkingen worden toegepast in nieuwe technieken en producten.’ Komen we op het thema van deze JOHAN: oud en nieuw. Uw onderwijs- en natuurkundige gedachten hierbij? ‘Ik ben erg benieuwd naar de eventuele verdere ontdekkingen die we het aankomende jaar kunnen verwachten uit de Large Hadron Collider van Cern. Het is de vraag of er nog deeltjes over zijn om te ontdekken. En mocht de eerdergenoemde quantumcomputer nu
mogelijk worden, dan zullen we met de ongekende rekenkracht die dat ontketent allerlei interessante zaken kunnen onderzoeken. Onderwijstechnisch hoop ik in de aankomende jaren een opkomst te zien van didactisch verantwoord digitaal leermateriaal. Er zijn momenteel allerlei ‘iPadklassen’ over het hele land verspreid, helaas laat de hoeveelheid gedegen digitaal leermateriaal (dat dus verder gaat dan een pdf’je van het oude boek) nog erg op zich wachten. Mijns inziens kunnen we niet om de voordelen van digitaal lesmateriaal heen, maar moet het materiaal wel een toegevoegde waarde krijgen. Jongeren uitdagen om te innoveren en uit te vinden, het plezier van technologie ontdekken; ik beschouw het als een doel op zich. Ik verwacht dat er – door de populariteit van tablets en smartphones – de komende jaren flinke vooruitgang geboekt zal worden in het aanbod van digitaal lesmateriaal.’
Warm getroffen door de bezieling van zijn praatgenoot gaat JOHAN het avondduister in. Hij kijkt naar de sterren. Een in zijn ogen piepjonge docent die de eerbied voor de verwondering doorgeeft. Wat een mooi gegeven! En terloops verrijkt hij de woordenschat van zijn leerlingen. JOHAN voelt waardering. Oude woorden uit het stof, in een futuristisch jasje… JOHAN 48
STUDIUM GENERALE JOHAN DE WITT JOHAN DE WITT GYMNASIUM DORDRECHT JOHAN:School en...
Studium Generale
Maarten L. Veldhuijzen
Van Desperatie naar Inspiratie Het waren de tachtiger jaren. Waarschijnlijk was het op een sombere herfstavond waarbij de wind door bladerloze takken gierde, dat een aantal bij het gymnasium betrokken mensen mismoedig bij elkaar zat. Het gemeentebestuur, gedomineerd door partijen die zich destijds niet graag identificeerden met het establishment waarvan de kinderen het gymnasium bevolken, overwoog opheffing van het categoriale gymnasium in Dordrecht. Wat te doen? In deze sfeer werd de Stichting Studium Generale Johan de Witt-gymnasium opgericht. In eerste aanleg was dit initiatief bedoeld als springplank om zelf een nieuw zelfstandig gymnasium op te richten in geval het gemeentebestuur op het onzalige idee zou komen het bestaande gymnasium op te heffen. Zover is het gelukkig nooit gekomen! Met ups en downs heeft het categoriale gymnasium het zelfs gebracht tot een zelfstandige school, onafhankelijk van de gemeente. Met een gezonde financiële basis en een steeds groeiend leerlingental! ‘onszelf ontwikkeld tot een flankerende organisatie’ Ja, wat moet je dan met een organisatie als Studium Generale? Wij hebben ons in de loop van de tijd ontwikkeld tot een flankerende organisatie. Studium Generale wil alleen maar op eigen initiatief, en op verzoek, cursussen of reizen organiseren. De cursussen die elk jaar op continuering kunnen rekenen zijn Latijn en Grieks voor ouders van leerlingen uit de eerste en tweede klas. Daarnaast blijft ons streven gericht op het organiseren van succesvolle cursussen Italiaans voor de leerlingen die naar Rome gaan en hebben wij sinds 2005 ingezet op de organisatie van culturele reizen. Een aantal jaren eerder was er bij wijze van experiment al eens een succesvolle reis geweest naar Sint-Petersburg in Rusland, maar daarna lukte het steeds maar niet om voldoende enthousiaste mensen bijeen te krijgen voor het organiseren van een reis naar het Mekka bij uitstek: Rome. Wat is er interessanter dan te zien waar de leerlingen naar toe gaan tijdens de Romereis? Aan de ene kant goed voor ouders van leerlingen die nog moeten gaan en anderzijds een fijne ervaring voor oud-leerlingen die de herinneringen nog wel eens willen ophalen. Met volwassen ogen kijk je toch op een andere manier tegen de oudheid aan dan als leerling. Er heeft zich in dit opzicht een soort van traditie ontwikkeld. Om het andere jaar, de tweede week vóór de meivakantie, gaat er een reisgroep op pad naar een klassieke bestemming. Komend voorjaar zal het Sicilië zijn, waar het nodige te bekijken is uit de Phoenicische, Griekse en Romeinse tijd. ‘op weg naar Rome?’ Een ander initiatief van de Stichting is dat gezocht wordt naar mogelijkheden om, parallel aan de inmiddels qua samenstelling bijna vastgeroeste reisgroep, een nieuwe reis naar Rome te organiseren en wellicht – als er belangstelling genoeg is – ook daaraan een vervolg te geven. Zowel met de cursussen als met de organisatie van de reizen mag onze Stichting zich verheugen in een warme belangstelling én steun van de schoolleiding, die onze grote waardering verdient. Interesse in deelname aan een cursus of aan een reis? Laat het even weten aan e-mailadres:
[email protected] (Jan Nieuwenhuis) en je wordt per e-mail op de hoogte gehouden.
DOE MEE MET HET AVONTUUR. DOE MEE MET STUDIUM GENERALE! Maarten L. Veldhuijzen, voorzitter Studium Generale Johan de Witt JOHAN 49
[email protected]
...vervolg van pagina 41
Co ördi 1324 56 na Coördinatoren laten van zich horen toren JOHAN:Informatief Coördinatoren laten Coördinator leerjaren 5 en 6
van zich horen
Tekst: M. de Hoon
Even wennen dus. Ook voor die leerlingen zelf. Mogen ze nu wel te laat op school komen? Nee hoor, ze moeten geheel zelfstandig de consequentie van te laat komen (= vroeg melden) dragen. En dat geldt niet alleen voor de 18-jarigen, zult u begrijpen. Lessen missen omdat de leraar toch niets nieuws vertelt? Haal het niet in je hoofd. Of je nou 13 of 16 bent, of 18 dus. Kom je wel te vaak te laat (meer dan 9x in een heel schooljaar), dan word je aangemeld bij Bureau Leerplicht. Die worden niet blij van leerlingen die zo makkelijk te laat komen, en zeker niet als ze ook nog de consequentie, schoolbeleid namelijk, weigeren te accepteren. De eerste keer bij Leerplicht is geen feest, al zijn de consequenties te overzien. Als uw kind te vaak ‘geen rekening houdt met de schoolklok’, wordt u samen met hem/haar op kantoor uitgenodigd door de leerplichtambtenaar, pas de tweede keer volgt er een boete. Dat komt omdat Bureau Leerplicht te laat komen (en spijbelen vanzelfsprekend) beschouwt als ongeoorloofd lesverzuim. Men wil terecht dat leerlingen in lessen zitten, en op tijd. En gelooft u het of niet: 70 à 75 procent van de leerlingen komt nooit (in zes jaar geen één keer) te laat! Ik heb bovenstaande dus alleen gemeld omdat u recht hebt op die informatie over de leerplicht, niet omdat uw zoon of dochter tot die 25 à 30 % behoort.
5&6
‘ook te laat komen wordt beschouwd als ongeoorloofd lesverzuim’
Hoe gaat het verder in de praktijk van de nieuwe lichting, klas 5 dus? Ze moeten aan veel dingen wennen. Ze hebben eerst een Romereis, waarop ze zich geestelijk en lichamelijk voorbereiden. Geestelijke voorbereiding komt er op neer dat ze tot aan die Romereis te weinig doen, zodat ze na de herfstvakantie gigahard aan de slag moeten. Je ziet het als je het aantal toetsen vóór de Romereis vergelijkt met het aantal na de vakantie. Geen probleem, hard werken kunnen ze wel, maar ze moeten het ook willen. En dat is vaak lastig na een prachtige reis met een weekje uitbollen daarna. Ze moeten van ‘in zijn vrij’ naar de ‘vierde versnelling’, en als u auto rijdt weet u dat dat wel eens bijgeluiden oplevert. Vlak voor de kerstvakantie is er dan nog een zware toetsweek, waarna in een paar gevallen de kaarten al geschud zijn. Het heeft geen zin u als ouders daarmee bang te maken, maar we weten dat de onontbeerlijke steun van thuis een kind nog wel eens over een dood punt heen kan helpen. Gelooft u mij, op school zijn we voortdurend bezig met het over dode punten heen helpen van leerlingen. Helemaal niet erg, juist fijn om te zien dat JOHAN 50
het ook zo vaak lukt. Na de kerstvakantie hebben we een paar weken tot aan de voorjaarsvakantie en dan wordt het weer wat langer licht, als u begrijpt wat ik bedoel. Vanaf dan is er nog veel te redden, maar ook te verspelen. Vorig jaar hebben de conrector en ondergetekende ergens in maart gesprekken gearrangeerd met risicoleerlingen uit klas 5, waarna een viertal weken later de gesprekken met de ouders van die leerlingen volgden, áls de leerlingen zelf tenminste niet duidelijk progressie hadden gemaakt in de tussentijd. Dat gebeurt dit jaar ook weer. Begin maart, waarschijnlijk 6 maart, nodigen we de leerlingen bij ons uit die het niet dreigen te halen. Ruim een maand later, rond 10 april, nodigen we hun ouders uit, om nog extra druk te kunnen zetten. Als de leerlingen bij ons moeten komen, is dat een teken aan de wand en we hopen dan ook dat ze daarna even stevig aan het werk gaan. Als u bij ons uitgenodigd wordt, is dat óók een teken aan de wand. Vorig jaar hebben de gesprekken in een aantal gevallen een goed resultaat opgeleverd. Een van de lastigste klussen voor vijfdeklassers is het accepteren dat op toetsen niet alleen meer reproductie gevraagd wordt, maar juist steeds meer op inzicht getoetst wordt. Voor alle duidelijkheid: daartoe is onze school verplicht. Ons gymnasium is een veredeld type VWO, en dat dient om wetenschappelijk onderwijs terdege voor te bereiden. Ze komen dan thuis met klachten dat er dingen teruggevraagd zijn die ze niet gehad hebben. Nee, dat klopt. Dat gebeurt op het examen ook. En daar bereiden we onze leerlingen op voor. In de lessen. Daarom moet je daar ook altijd aanwezig zijn! Eenmaal halverwege de vijfde klas heeft het gros wel door dat het zo werkt en niet zoals vroeger. Daar ontstaat een nieuwe misvatting, namelijk dat er niet
JOHAN 51
meer uit het hoofd geleerd hoeft te worden. Dat moet zeer zeker wel. Een schone taak voor u en voor overhoorprogramma’s zoals Teach2000, Overhoor en Wrts. Het memoriseren van bijvoorbeeld woordjes werkt zoals het memoriseren van de tafels van 1 tot 10 vroeger. Je hebt bepaalde basiskennis nodig om daarméé verder de diepte in te kunnen. Het is wel handig om eerst Frans te leren spreken voordat je je in het politieke bestel van Frankrijk stort, of in het Franse zakenleven. Voilà.
‘gedreven zijn om er het beste uit te halen’ In de zesde zijn ze volop bezig met het examen van mei. Ieder is gedreven om er het beste uit te halen. Vrij veel leerlingen zijn zelfs gemotiveerd om extra hoog te scoren en daarmee het gemiddelde van het schoolexamencijfer in ieder geval op te krikken. Ze weten, en u ook, dat een goed schoolexamen geen enkele garantie meer is voor het gymnasiumdiploma, zoals vroeger goede cijfers voor de schoolonderzoeken meestal wel leidden tot het slagen voor het examen. Vorig jaar is daarmee gebroken. Op het examen moest, en dat blijft zo, eerst een 5½ gemiddeld worden gehaald voor de vakken die centraal geëxamineerd werden. Zo niet, dan deed het SE (= schoolexamen, we houden van afko’s, afkortingen) er niet eens toe. Netjes geformuleerd heette dat dan, dat de slaag/zakregeling niet kon worden toegepast. Op zich hartstikke logisch: goed scoren voor toetsen om dan lekker achterover te leunen voor het examen om daar het minimale cijfer te halen om vervolgens gewoon te slagen, dat is geen instelling. En de Inspectie maar controleren op (te) grote verschillen tussen gemiddeld SE-cijfer en gemiddeld CE-cijfer.
En er is een extra regeling bijgekomen, vergeleken met vorig jaar: binnen de vakken Nederlands, Engels en wiskunde mag, nadat de slaag/zakregeling is toegepast en er dus eindcijfers uit de berekeningen zijn gekomen, ten hoogste één afgeronde vijf staan. Dat is de zogenaamde kernvakkenregeling. Een afkorting is niet nodig: de term is volstrekt helder. Twee vijven en voor de rest achten en negens? Jammer. Herexamen doen en het probleem oplossen! In volgende jaren zijn er nog meer verscherpingen van de normen in aantocht, met als eyecatcher het vak rekenen dat bij de kernvakken gevoegd wordt. Niet zo raar dat er momenteel heel veel werk gemaakt wordt van rekenvaardigheid. Die kan, laten we het neutraal zeggen, over de hele linie aanmerkelijk beter. Overigens geldt hetzelfde voor kennis van de grammatica: talendocenten merken dat daar nog veel te winnen is bij leerlingen. De zesdeklassers weten prima waar ze aan toe zijn, en dan moeten ze ook nog nadenken over hun toekomst! Studeren, niet studeren? Universiteit, hogeschool? Jaartje buitenland? Om daar eventueel hun richting nog bij te kunnen bepalen, mogen ze drie keer een dagje verzuimen (pas op voor het missen van toetsen!!) om naar een Open Dag te gaan, of een dagje mee te lopen. Die zaken regelen ze – net als de vijfdeklassers die dat ook mogen, maar voor wie het allemaal nog wat verder weg is – met de decaan, mevrouw Coenradi. De examenkandidaten hebben wat meer direct te maken met het examensecretariaat en de administratie. De examensecretaris mevrouw Roetert is verantwoordelijk voor het goed, nauwkeurig en verzorgd laten verlopen van het examen, te beginnen dus met alle zaken omtrent het schoolexamen. Samen met de conrector, de heer Van der Linden, en mevrouw Van den Hout van de administratie zorgt mevrouw Roetert er ook voor dat de leerlingen volledig juist op het examen voorbereid worden en dat alle zaken voor het examen juist afgehandeld worden. Zij zijn ook degenen die de geslaagden
en niet-geslaagden de dag na de uitslag (de uitslag is op donderdag 13 juni) tegenover zich zien om de cijferlijsten definitief vast te stellen dan wel de beste mogelijkheden door te nemen voor een eventuele herkansing. Die eventuele herkansing (of herprofilering, als een leerling al wel geslaagd is maar hij toch zijn cijfer nog wil verbeteren) vindt plaats op woensdag 19 juni, en dat is al heel snel na de dag van de uitslag. Misschien moeten er dan heel snel ‘knoppen worden omgezet’. Want aan de einder gloort de diploma-uitreiking, die wij gymnasiasten natuurlijk weer een andere klassieke naam geven, proclamatie. Die is op vrijdag 28 juni, in de Augustijnenkerk aan de Voorstraat. Daar hopen we 100% geslaagden te feliciteren en die hun diploma te overhandigen, natuurlijk nadat ze een persoonlijke speech van hun mentor hebben aangehoord.
‘knoppen moeten misschien wel worden omgezet’ Het mentoraat is ook dit jaar weer kleinschalig opgezet, zowel in klas 5 als in klas 6. De ervaringen zijn in het algemeen goed, en de eerste lichting geslaagden was tevreden over de coaching, de begeleiding, maar met name over de ruimte die de mentoren de diverse leerlingen wisten te geven: de een wat meer, de ander wat minder ruimte. De achterliggende gedachte van een kleinschalig mentoraat is natuurlijk niet werk bezorgen aan de coördinator die achter 45 mentoren aan moet; nee, zo veel mogelijk mensen moeten zich verantwoordelijk voelen voor ‘hun’ leerlingen. Opkomen voor jouw leerlingen, ze loslaten, bijsturen, motiveren, schouderklopjes, het hoort er allemaal bij. En de gedachte is dat in wezen iedereen binnen een school die affiniteit met leerlingen moet hebben. Of hij nou op de administratie werkt, voor de klas staat, rectortaken heeft of het kopieerwerk doet, het moet niet uitmaken. Ervaren krachten coachen onervaren krachten. De mentoren hebben geregeld contact met hun leerlingen, van wie we aannemen dat ze de mentor niet willen ontlopen. Ook wanneer leerlingen aangeven weinig behoefte te hebben aan contact met hun mentor, wordt dat doorgesproken met ondergetekende. En hier en daar is het zelfs verstandig leerlingen een tijdlang hun eigen koers te laten varen: ze zijn 16, 17, 18 en een enkeling is 19. Problematische zaken worden door de mentor gerapporteerd aan de leerjaarcoördinator. En die onderneemt actie, of, vaker, hij vraagt de mentor om bijvoorbeeld contact op te nemen met u als JOHAN 52
‘vanuit een schier onmogelijke positie weer licht aan de horizon doen schijnen’
ouders. Ik wil een dringend beroep doen op uw begrip en dat van uw kind als het eerste contact met een nieuwe mentor misschien wat stroef verloopt. Geef het de tijd en neem contact op met elkaar, dan zijn fundamentele problemen vrij snel te voorkomen. Neemt u ook de mentor serieus, in die zin dat hij of zij heel veel kan betekenen voor uw kind. Het idee is weleens dat men beter een leerjaarcoördinator kan benaderen (waarmee men dus helaas alle tussenliggende schakels over slaat). Die zou alle zorgen wegnemen en alle problemen op kunnen lossen. Met respect: het zou best kunnen dat ik dat kan, maar juist de progressie van de leerling is zo belangrijk. Die kan zelf heel veel, zonder dat hem voortdurend dingen uit handen hoeven te worden genomen. Zelf zijn de leerlingen daar ook in klas 5 en 6 heel realistisch in, wat me dan weer brengt bij het artikel van Evelien van Veen. Voor alle duidelijkheid, ik schuw de contacten met ouders absoluut niet, maar ik leg een grotere, gestuurde verantwoordelijkheid bij de leerling zelf en bij zijn mentor. Die zijn samen tot heel veel in staat en kunnen samen vanuit een schier onmogelijke positie weer licht aan de horizon doen schijnen. Als het om mijn persoon gaat: ik prefereer voor kleine dingen mailcontact. Ik zeg wel eens dat ik 25 uur per dag achter de mail zit. Voor belangrijkere zaken geef ik de voorkeur aan telefonisch contact. Realiseert u zich wel, dat ik ook nog zestien lessen verzorg in klas 5 en 6, en dat het weleens kan gebeuren dat u mij niet aan de telefoon treft. Ook e-mails zal ik lang niet altijd meteen kunnen beantwoorden. Als u van mening bent dat een antwoord te lang op zich laat wachten, belt u me dan even of stuurt u een mailtje ter herinnering.
Voor grote zendingen maak ik ook gebruik van de e-mail. Ik noem het mailings. De mailings worden door mij vaak via de technische Microsoft-route gepersonaliseerd verstuurd, waardoor het lijkt alsof ik alle namen apart heb zitten typen. Dat is dus niet zo. Ik kan de mailings voor verschillende doeleinden gebruiken, maar het gemeenschappelijke kenmerk is dat het om grote groepen e-mails gaat. Zo heeft een aantal van u een mail gekregen over het Cicero-concours, zijn de uitnodigingen voor de ouderavonden van 1 en 2 oktober op deze manier verstuurd, en wil ik nog wel eens een kleinere mailing op verzoek van een collega laten vertrekken uit mijn ‘Outbox’. Ik zou u willen verzoeken toch zeer geregeld (minimaal één keer per dag) uw mail te checken en wisselingen van e-mailadres onmiddellijk door te geven, in ieder geval aan de administratie. Er gaan hier namelijk heel veel, eigenlijk steeds meer, e-mails de deur uit en het zou zonde zijn als u door een te volle mailbox, een verkeerd mailadres of door een paar dagen niet te kijken, essentiële informatie zou missen. Om ook 25 uur per dag achter de mail te zitten lijkt me wat overdreven, maar dat was het in mijn geval ook (ironie...). De e-mailpassage brengt me wel op mijn laatste punt: de ziekmeldingen. Zoals u in de diverse nieuwsbrieven van de rector al heeft kunnen lezen, wordt de ziekmelding per 1 januari via e-mail afgehandeld. De informatie daarover heeft u al bereikt of gaat u zeer binnenkort bereiken. Via e-mail. Ik heb geprobeerd op mijn eigen manier een aantal belangrijke zaken aan te stippen. Zij die mij kennen, weten dat dit mijn manier van schrijven is. Gortdroog kan ik het echt niet aan u verkopen. Mocht ik onbedoeld op tenen zijn gaan staan, uw dag naar de filistijnen geholpen hebben, dan spijt me dat oprecht. Als ik u met onduidelijkheden heb laten zitten, mailt u me dan gerust. Laat ik zeggen dat ik op school van half 8 tot half 6 veel mail kan lezen en beantwoorden, en laat ik daar aan toevoegen dat ik thuis – ’s avonds, om programma’s van het kaliber ‘Soyouknowhowtodive’, ‘The Incredible Voice of Holland’, ‘Bizarre Verslavingen’ of ‘Herman gaat te ver’ te kunnen vermijden – ook nog wel veel schoolmail lees. Voor ‘Britt en Ymke stellen vragen’ blijf ik dan wel weer beneden, ver van mijn pc, zo is het ook.
‘gortdroog kan ik het echt niet aan u verkopen’ JOHAN 53
Illusies van het onzichtbare
Caravaggio voor gymnasiasten
JOHAN:Informatief Tekst: R. van Gemeren
Ongetwijfeld zal het u niet verbazen dat ik mijzelf als een held beschouw... Gaat u zelf maar na: aan datgene wat ’s morgens met nog halfdichte ogen tijdens uw ontbijt opeens naast u verschijnt en als het meezit uw warme begroeting beantwoordt met een binnensmonds, onverstaanbaar geluid, moet ik een half uur later al uitleggen hoe de maniëristische taal van een zeventiende-eeuwse Nederlandse dichter eruitziet. En aan datgene wat geregeld geld van u aftroggelt waarmee het, zo weet u donders goed, een Big Mac gaat halen die de ontevredenheid over uw intensieve kookkunsten moet helpen wegnemen, moet ik zien wijs te maken dat als je één gedicht over de liefde hebt gelezen, je niet alle andere gedichten die ooit over de liefde zijn geschreven net zo goed kunt overslaan. En aan datgene wat u moet halen en brengen naar de sportvereniging, moet meeslepen naar opa en oma, achter de computer vandaan moet trekken en het huiswerk onder de neus moet schuiven, wat u moet zien weg te houden van allerlei middelen die wel de geest verruimen maar niet bepaald de relatie die het met u zou moeten onderhouden, moet ik duidelijk maken dat literatuur je leven kan verrijken en, sterker nog, onmisbaar is wanneer je als volwaardig mens door het leven wenst te gaan. En het is zelfs zo dat aan datgene wat u, kort samengevat, soms graag, met een toewijding die alleen ouders kunnen opbrengen, de deur uit zou willen schoppen, ik iets moet laten zien wat je niet kunt zien.
Jawel, u leest het goed: uw kind – want daar had ik net over, natuurlijk met een knipoog – moet tijdens de Romereis allerlei dingen zien die het onmogelijk zien kan. Dat klinkt heel eng, maar ik bedoel hier het volgende mee: als u bijvoorbeeld naar een schilderij kijkt van – laten we zeggen – een vaasje met madeliefjes, kunt u denken: goh, ik geloof dat ik daar een vaasje met madeliefjes zie staan, en als u in vorm bent, kunt u ook nog vaststellen dat het witte bloemetjes met een geel hart zijn en dat het vaasje paars is. Maar u kunt zich voorstellen dat wij, docenten, helden die wij zijn, niets liever willen dan dat uw kind net zo’n fenomenaal mens wordt als wijzelf zijn, en dat we daarom verlangen dat uw kind méér ziet dan een vaasje met madeliefjes. Maar hoe kan dat als er niet meer is geschilderd dan dat? ‘dingen zien die onmogelijk te zien zijn’ Dat wil ik u uit de doeken doen aan de hand van drie werken van Caravaggio, een Italiaanse schilder die werkte aan het eind van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Het is een selectie uit de werken van Caravaggio die wij met onze vijfdeklassers bezichtigen in Rome. Ik begin met een schilderij dat hangt in de Cerasi-kapel in de Santa Maria del Popolo. In 1600 kreeg de niet lang daarvoor bekend geJOHAN 54
worden schilder Caravaggio de opdracht twee werken te schilderen voor de kapel in deze kerk aan de noordwestelijke rand van Rome, bij de poort waardoor de meeste reizigers, onder wie veel pelgrims, de stad betraden. Vaak was deze kerk het eerste wat zij van Rome zagen. De werken zouden de twee beroemdste apostelen tot onderwerp hebben op het belangrijkste punt in hun leven, Petrus wanneer hij zijn martelaarsdood sterft aan het kruis en Paulus op het moment dat hij bekeerd wordt tot het christendom. De bekering van Paulus die Caravaggio eerst schilderde, werd door Cerasi, de opdrachtgever, genadeloos afgewezen (evenals De kruisiging van Petrus overigens). Daar valt wel wat voor te zeggen: de compositie is vol en rommelig en theatraal, de knecht van Paulus ziet er enigszins potsierlijk uit met zijn Playmobilhelm en een gezicht dat mij vaag doet denken aan een derderangs horrorfilm, en Christus en de engel buigen zich wat houterig naar Paulus toe, alsof ze net door hun rug zijn gegaan en niet meer overeind kunnen komen.
Caravaggio zag zich gedwongen opnieuw te beginnen aan het tweetal schilderijen, ditmaal op canvas, dat hij verkoos boven het lastiger te beschilderen cypressenhout. Toen maakte hij De bekering van Paulus die wereldfaam vergaard heeft. Deze compositie is aanmerkelijk rustiger, de knecht heeft slechts een bijrol, half in het duister gehuld, en wat nog meer opvalt, is dat Christus en de engel zijn verdwenen. U ziet hier wellicht iets wat u helemaal niet kunt zien. Wat Caravaggio tot uitdrukking wilde brengen, is de overweldigende ervaring die Paulus had toen hij, nog Saulus geheten, als vervolger van christenen op weg was naar Damascus en opeens letterlijk verblind werd door een fel licht dat hem van zijn paard deed vallen – en hij was bekeerd. Caravaggio bleef ditmaal dichter bij de Bijbeltekst, waarin staat dat Paulus en zijn medereizigers een stem hoorden, maar niemand zagen. Die stem kon hij niet schilderen, maar wel het scherpe licht, dat in de plaats kwam van Christus en de engel in de eerste versie. Dit licht is pure suggestie: het is de overweldigende kracht en inspiratie van Christus, die het leven van Paulus en vele anderen fundamenteel veranderden. Die kun je niet zien, maar je kunt ze wel voelen. Je kunt ze beleven wanneer je kijkt naar dat licht, dat niet alleen op de hoofdfiguur op de grond schijnt, maar ook op het groot geschilderde paard, dat goedhartig zijn been optilt om zijn meester niet te verpletteren. Het dier creëert daarmee voor mij een kalme, vredige, zelfs intieme sfeer in het schilderij, die lijkt aan te geven dat Paulus zijn lot moeiteloos accepteert, terwijl je tegelijkertijd zou kunnen zeggen dat het paard met zijn enorme lichaam de gedienstigheid benadrukt die het verdere leven van apostel zou bepalen. Ook dit is onmogelijk te zien, en toch kun je het zien, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt.
‘kijken vanuit filosofische begrippen’ JOHAN 55
Kan iedereen dit zien, dat wat het licht van Caravaggio hier suggereert? Ja en nee. Ik denk dat iedereen, hoog- of laagopgeleid, wel of geen liefhebber van schilderkunst, iets in dit licht kan zien, kan voelen wat het mogelijk uitdrukt. Niettemin is er een manier om het kijken naar een schilderij als dit intenser en verrijkender te maken.
banden met andere organisaties en instellingen. Om te peilen hoe wij docenten, de helden in het verhaal, hierover dachten, had men de aula in vieren verdeeld en vroeg men ons of wij, als peuters op de crèche, wilden gaan staan in het vak dat onze opvatting vertegenwoordigde. Nu heb ik nog net voldoende van het kind in mezelf in leven gehouden, maar het was die middag wel een wat koppig kind, want als een jongen die voor straf in de hoek moet staan nam ik mijn positie in in de uiterste hoek van het vak dat stond voor onderwijs dat zich concentreert op kennisoverdracht binnen onze eigen school. Eerlijk gezegd twijfelde ik hier wel enigszins bij, en niet vanwege de positie die mijn medehelden her en der in de vier vakken innamen, maar doordat ik nu eenmaal aan bijna alles in het leven twijfel. Ik zal u nu eens in de war brengen: ik voel eigenlijk meer voor het schone en het goede. Ik geloof echter dat het ware nodig is om tot het schone en het goede te komen en dat het onderwijs dit moet aanreiken. Het ware, kennis, laat je anders naar dit schilderij van Caravaggio kijken, zodat je hopelijk meer het schone en het goede ervan beleeft. Immers, wie nauwkeurig het verhaal van Paulus en alle andere apostelen uit het Nieuwe Testament kent, en de geschiedenis van Christus, en de eeuwenlange verhouding tussen de Romeinen en de opkomende christenen, en de ontwikkeling van de schilderkunst tot het moment waarop Caravaggio ten tonele kwam, kijkt anders naar dit schilderij dan iemand die hier niets van weet. Hij ziet meer, ook al is er, nuchter gezegd, voor niemand letterlijk iets te zien; het is allemaal illusie.
Onlangs initieerde de schoolleiding een discussie over de vraag welke koers het Johan de Wittgymnasium zou moeten varen. Centraal hierin stonden aloude filosofische begrippen: het ware, het schone en het goede. Het ware staat, kort gezegd, voor kennis en logica, het schone voor dat was mooi en aangenaam is en het goede voor het deugdzame, het oprechte, oftewel het in ethisch opzicht juiste. Vertaald naar onze school betekenen deze begrippen een keuze voor onderwijs dat zich ofwel richt op kennisoverdracht, ofwel op de beleving van allerlei zaken, en tevens een keuze voor naar binnen gericht zijn, dus op onderwijs binnen de muren van onze school, of naar buiten, naar samenwerkingsver-
Dat zien van iets wat er niet is, is uiteraard een hoogst persoonlijke belevenis, maar kunst verlangt naar niets anders. Ik zal u vertellen wat mijn persoonlijke ervaring is wanneer ik sta voor een ander schilderij van Caravaggio dat wij in Rome bezichtigen, in de Contarelli-kapel in de San Luigi dei Francesi, tussen het Pantheon en Piazza Navona. Hiervoor schilderde Caravaggio drie scènes uit het leven van de evangelist Mattheüs. Het meest fascineert mij het minst bekende van de drie, niet De roeping van Mattheüs aan de linker muur of Het martelaarschap van Mattheüs aan de rechter muur, maar het schilderij dat in het midden hangt, recht voor je, boven het altaar van de kapel. Caravaggio maakte dit werk veel later dan de andere twee, in 1602. JOHAN 56
delijke inspiratie waarmee het levensverhaal van Christus werd vastgelegd. De engel dicteert Mattheüs, hij telt de verzen af met zijn vingers, en voor het eerst in de geschiedenis wordt een mens de onvoorstelbare kracht gegeven om een christelijk verhaal te vertellen. En dat bijzondere rode kleed versterkt voor mij deze bijzondere gebeurtenis. Dat bijzondere, die kracht, die inspiratie is abstract, je kunt ze niet zien, maar in mijn beleving ‘zie’ ik ze toch, vooral door dat eigenaardige rood dat Caravaggio met een bijna goddelijk verfmengsel heeft verkregen.
Ook van Mattheüs en de engel werd de eerste versie afgekeurd. Aangezien het in Berlijn in de Tweede Wereldoorlog is vernietigd, moeten we het doen met een zwart-witfoto. Men vond het een schandalig schilderij, omdat de evangelist als een arme boer met zijn benen over elkaar zit en zijn blote voeten nogal prominent zichtbaar zijn. De tweede versie, die onmiddellijk goed bevonden werd, toont Mattheüs wat gedistingeerder, op een eerbiedigere afstand van de engel dan op het eerste schilderij, dat een wel erg intieme samenwerking illustreert tussen Mattheüs en de engel die hem dicteert. ‘het mysterie van prachtig rood’ Wat mij biologeert, is dat rode kleed. Toen ik eens alleen naar de kerk toe gegaan was en er bovendien niet veel publiek was dat het zicht telkens belemmerde, heb ik er misschien wel een half uur naar staan turen. Dat prachtige rood van dat kleed vind ik een mysterie. Natuurlijk draagt het ware, mijn kennis, hier een steentje aan bij, want ik las eens dat volgens Hiëronymus, die in de vierde eeuw de Bijbel in het Latijn vertaalde, Mattheüs de eerste apostel was die een evangelie schreef. Het licht dat op de engel en Mattheüs valt, enigszins vergelijkbaar met het licht dat op Paulus schijnt, staat hier weer voor de goddelijke inspiratie, en wel de allereerste godJOHAN 57
Een ander schilderij dat wij in Rome bekijken, in de Galleria Borghese, is David met het hoofd van Goliath. Wat ik zie als ik ernaar kijk, kan niet meer losstaan van het ware, dat wat ik weet over Caravaggio’s leven. Ik weet wel dat elk kunstwerk het moet kunnen stellen zonder enige kennis van het leven van de kunstenaar, maar het is nu eenmaal zo dat die kennis je beleving meestal beïnvloedt. Daar doe je niets tegen en dat moeten we dan ook maar niet proberen. Caravaggio was nogal een heethoofd, maakte vaak ruzie en in
het voorjaar van 1606 doodde hij een man in een zwaardgevecht. Hij vluchtte, gewond, naar de heuvels rond de Monte Alban, nabij Rome. Hier maakte hij dit schilderij voor Scipione Borghese, neef van de paus en, belangrijker, hoofd van het pauselijk gerecht. Dit werk lijkt een smeekbede van Caravaggio om zijn leven te sparen. Hij koos voor het onderwerp van David en Goliath, dat volgens traditie vergeleken werd met Christus die de duivel overwint. Saillant is dat Caravaggio hier een zelfportret maakte, en u raadt al welk hoofd het zijne is: dat van Goliath. Het is of hij hetzelfde lot vreesde als de Filistijnse reus en met een penseel in de hand voor Borghese op de knieën ging om hem dat lot niet te laten ondergaan. Opmerkelijk is ook dat David niet als een blijde, triomfantelijke held het hoofd van de zojuist gedode vijand in zijn hand houdt, maar ingetogen, haast somber. En hij oogt lichamelijk eerder zwak dan sterk. Hij kijkt lijdzaam, net als Christus. Caravaggio lijkt tegen de man die hem
redden kan te zeggen: weest u geen blijde, triomfantelijke held door mij te doden, maar heb genade met me, zoals Christus dat had met de mensheid. ‘niemand ziet wat ik zie’ Voor mij krijgt het schilderij door al deze informatie meer lading, ook door de wetenschap dat Caravaggio géén gratie kreeg, daarom verder zuidwaarts vluchtte, naar Napels, Malta, Sicilië, weer naar Napels – alle plekken waar hij bleef schilderen –, tot hij ten slotte in juli 1610, in de hoop dat zijn gratie inmiddels was geregeld, per boot naar Rome afreisde, maar voortijdig, 38 jaar oud, in een Toscaanse kustplaats bezweek, vermoedelijk door een fysieke oorzaak. Dit hele verhaal maakt het schilderij voor mij aangrijpender. Het is wederom een illusie, maar dat is al het wezenlijke dat je ziet in een schilderij. Denkt u nu dat uw kind – u weet nog wel, datgene wat ’s morgens mompelend bij uw ontbijt opduikt, maar wat u bij nader inzien toch nooit het huis uit zou schoppen – dat in Rome ook allemaal moet zien? Weest u gerust, niemand ziet wat ik zie. Immers, ik vertelde u al dat kunst een zeer individuele en hopelijk ook intieme ervaring opwekt. Mocht uw zoon of dochter weinig bezitten van het ware, al zal ik, held die ik ben, daar uiteraard het nodige van aanreiken, hij of zij zal allicht iets zien tijdens het kijken naar de meesterwerken van Caravaggio en vele andere beroemdheden. Voor de een zal dat meer zijn dan voor de ander, afhankelijk van wat een kunstwerk in hen oproept, van hoe sterk de suggestieve kracht op hen inwerkt.
‘Ik meen alles wat ze zien, is mooi, want het is altijd meer dan wat er is.’ :
JOHAN 58
078-6141402
VISBRUG 2, DORDRECHT
078-6312323 www.olympiada.nl