JOB AID: Feedback & toetsing van schrijfopdrachten Inleiding Deze job aid is vooral bedoeld voor de vakken met een schrijfopdracht uit de schrijfvaardighedenlijn. Het betreft de vakken: I. SMW, II. Organisatiewetenschappen, III. Gezondheidsrecht, IV. Stage ‘Blik op de Zorg’, V. Beleids- & Bestuurswetenschappen In deze Job Aid worden praktische tips rond het geven van feedback gegeven. Daarnaast wordt de toetsingssystematiek rond de schrijfopdracht nog een keer belicht. Kader Om schrijfvaardigheden te bevorderen in het nieuwe curriculum hebben we een aparte schrijflijn gecreëerd (lijncoördinator is Marleen de Mul). In deze schrijflijn wordt inhoudelijk én schijftechnisch getoetst. De inhoud van een schrijfopdracht wordt getoetst in het disciplinaire vak zelf uit cluster1, en de schrijftechniek wordt getoetst in het vak ‘schrijfvaardigheden’ in cluster 2. 1 Studenten krijgen tijdens het schrijfproces extra ondersteuning in de vorm van feedbackmomenten waarvan minimaal één op schrijftechniek. Uitgangspunten van de schrijflijn In de schrijfvaardigheidsleerdoelen zit een opbouw in omvang en moeilijkheidsgraad, zodat we werkelijk kunnen spreken van een schrijflijn in bachelor 1. De schrijfopdracht sluit echter ook aan bij de leerdoelen van het vak. Bij het bepalen van de complexiteit en omvang van de opdracht wordt rekening gehouden met wat zowel studenten als docenten aankunnen. Het is namelijk belangrijk dat op elke schrijfopdracht feedback wordt gegeven tijdens het vak, zodat de student zijn eindproduct kan verbeteren. Feedback Er zijn als regel twee feedbackmomenten, namelijk: 1. Formatieve (tussentijdse) feedback (inhoudelijk, en indien mogelijk, schrijftechnisch) op probleemstelling en een extra element dat past bij het type opdracht, bijvoorbeeld de zoekstrategie voor een literatuurstudie of de outline van een betoog. 2. Formatieve (tussentijdse) feedback op een versie van de schrijfopdracht die nog niet het eindproduct is. De vakcoördinator bepaalt welke omvang deze versie moet hebben. In ieder geval moet de versie geschikt zijn om te kunnen beoordelen op schrijftechniek. Richtlijn daarbij is dat er tenminste 1 A4 geschreven tekst wordt nagekeken. Of de docent op dat moment ook op inhoud feedback wil geven, kan hij/zij zelf bepalen. Omdat de docent tijd nodig heeft om de opdracht na te kijken en de student tijd nodig heeft om de feedback te verwerken, is (uiterlijk) week 6 het meest logische moment voor het inleveren van de tussenversie.
1
Stage als vak is in cluster 2 opgenomen. Het heeft een inhoudelijk cijfer en daarnaast een schrijftechnisch cijfer. Deze tellen beide mee in cluster 2.
1
Proces van feedback gedurende het schrijfproces Feedback tijdens het schrijfproces zou er als volgt uit kunnen zien. Let wel, dit is slechts een voorbeeld; 1. Voor dat ze beginnen te schrijven maken de studenten een outline m.b.v. een outline tool (dat is niet meer dan een schema van een tekst). Op die outline krijgen ze inhoudelijke feedback (genoeg bronnen, relevante bronnen, goede aanleiding, goede voorbeelden, goede argumenten, etc.). Dit dwingt studenten om al verder te denken dan alleen de probleemstelling. Het geeft docenten bovendien beter inzicht in de ideeën van de student. 2. De studenten passen eventueel hun outline aan en je kunt kiezen of daar nog een keer kort naar gekeken wordt (bij die studenten die stevige feedback hadden gekregen) 3. De studenten gaan schrijven en krijgen van hun collega’s peer feedback: I. Wat is – denkt de reviewer – het ‘punt’ van de tekst? II. Welke alinea’s dragen goed bij aan dat ‘punt’? En welke niet? III. Wat is moeilijk te begrijpen? Welke stukken zijn juist heel helder? IV. Waar wordt het saai, wollig, herhaalt de schrijver zich teveel? V. Welke kleine feedback heb je nog op details? 4. De studenten schrijven een verbeterde versie (gebruiken hun outline eventueel ter referentie, maar als ze in de flow van het schrijven ergens anders uitkomen en het is nog logisch is dat niet perse een probleem) 5. Studenten krijgen feedback van de docent op een conceptversie of op minimaal één geschreven A4. De docent geeft feedback op hoofdlijnen aan de hand van het beoordelingsformulier (zie bijlage). Op het beoordelingsformulier zijn schrijftechnische en inhoudelijke criteria opgenomen. 6. Studenten leveren de definitieve versie in en krijgen een cijfer voor de inhoud én een cijfer voor schrijftechniek. Het cijfer voor de inhoud telt mee binnen het vak zelf in cluster 1 en het cijfer voor de schrijftechniek wordt meegenomen in het vak ‘schrijfvaardigheden’ in cluster 2. De docent gebruikt het beoordelingsformulier om zijn cijfer te onderbouwen. In het cijfer wordt NIET meegewogen hoeveel feedback de student gedurende het schrijfproces heeft ontvangen. Uitgangspunten voor het geven van algemene feedback 1. Condities voor het geven van feedback Zorg voor een veilige situatie en geef feedback in het vertrouwen dat de student er constructief mee aan de slag gaat. 2. Belangrijke punten die je verwerkt in de feedback Wat is er goed? Geef ook positieve feedback Wat kan beter; moet de student aan werken? Geef dit op een constructieve en motiverende manier aan. Hoe kun je het verbeteren? Geef indien mogelijk een voorbeeld aan de hand waarvan de student een verbetering kan maken. Is je feedback goed overgekomen? Check bij de studenten (zonodig) en rond het af. (Bron: training Feedback van het Risbo gegeven juli 2012 in het kader van B1)
2
Uitgangspunten bij specifiek schriftelijke formatieve feedback Dingen die goed zijn om te doen bij het Dingen die je moet zien te vermijden geven van schriftelijke feedback Laat je feedback slaan op de opdracht en/of Geef geen normatieve vergelijkingen, maar taak waaraan de student heeft gewerkt. ga in op goede en verbeterpunten in het licht van de opdracht (en de leerdoelen). Geef uitgebreide feedback, met de hoofdlijn Wees voorzichtig met geven van algemene in het zicht. cijfers (bij formatieve beoordeling wordt er meestal niet met cijfers gewerkt, maar telt vooral de inhoudelijke en technische feedback) Presenteer de uitgebreide feedback in voor Geef geen feedback dat de student de student hanteerbare gedeelten (dit hangt ontmoedigt of zijn/ haar zelfvertrouwen samen met de opbouw van de opdracht) aantast Wees specifiek en helder in de boodschap ….maar gebruik lovende woorden met mate die je meegeeft in de feedback …. en alleen wanneer het echt gegeven kan worden. Houd de feedback zo simpel mogelijk Probeer alleen mondelinge feedback te (baseer je op de behoefte van de student en vermijden; zorg ervoor dat je feedback altijd de inhoud van de opdracht) schriftelijk is. Reduceer onzekerheid tussen de Stoor de student tijdens de uitvoering van uitgevoerde taak en de te behalen doelen een opdracht niet met het geven van (zorg ervoor dat de feedback een duidelijke feedback (tijdens een werkgroepsessie relatie heeft met de leerdoelen van de bijvoorbeeld) opdracht) Geef niet los van de persoon en zijn Vermijd hints die richting geven maar altijd prestaties, objectieve schriftelijke feedback eindigen met het correcte antwoord; geef de (of via de computer) student de mogelijkheid om het zelf te ontdekken en te leren) Zet de feedback in als leerervaring voor Als het mogelijk is beperk het niet tot alleen studenten (relateer het altijd aan de schriftelijke feedback, maar geef desgewenst leerdoelen) studenten mondelinge uitleg (geparafraseerd). Geef feedback in de vorm van een proces, Probeer je feedback niet alleen over de dus grijp terug op verbeterpogingen van fouten te laten gaan (geef juist studenten. ondersteunende en motiverende feedback) Wat studenten verlangen De juiste informatie waarmee ze verder kunnen in de juiste hoeveelheid. De feedback moet toegankelijk zijn (handgeschreven feedback moet bijvoorbeeld leesbaar zijn; de feedback moet ook begrijpelijk voor hen zijn). Feedback moet consistent zijn en studenten moeten een lijn kunnen ontdekken in de opeenvolgende feedback waaraan zij kunnen werken. Feedback moet gelijk worden gegeven; tussen inleveren van de opdracht en het geven van feedback mag niet te veel tijd zitten. Studenten willen de tijd hebben om nog te kunnen leren van de feedback. In de OER staat opgenomen dat een tussentijds feedbackmoment wordt ingesteld binnen één week na de inleverdatum van de tussenversie van de schrijfopdracht (artikel 21.1.2).
3
Geef constructieve feedback die een leerrichting aangeeft voor de student. Beoordeel het werk van studenten, veroordeel fouten niet. Geef voorbeelden in je feedback wanneer mogelijk en zinvol.
Bron: Burke, D., J. Pieterick (2010). Giving Students Effective Written Feedback.Berkshire: Open University Press. Mc-Graw-Hill Education. Pag. 17; 75-79.
Voor meer informatie over geven van feedback zie ook: http://www.rug.nl/noordster/schriftelijkevaardigheden/voordocenten/studentschrijversbegeleiden/fee dbackDocenten
4
Toetsing Zoals gezegd krijgen studenten twee cijfers voor hun schrijfopdracht, een cijfer voor de inhoud en een cijfer voor de schrijftechniek. Het cijfer over het inhoudelijke deel telt mee voor het disciplinaire vak in cluster 1, en wel voor minimaal 20% van het eindcijfer. Het cijfer voor het schrijftechnische deel valt in cluster 2 onder ‘schrijfvaardigheden’, en telt mee voor 20%. De schrijflijn krijgt een vakcode om de deelcijfers (schrijftechnische beoordeling uit de vijf vakken) te kunnen verwerken, maar we benoemen dit naar studenten niet als een apart (elfde) vak. 2 Om de feedback op schrijftechniek te kunnen gebruiken in andere vakken is het zaak om de beoordeling op schrijftechniek goed vast te leggen met het beoordelingsformulier (zie bijlage; originele beoordelingsformulieren zijn op te vragen bij Marleen de Mul). Dit is een formulier dat digitaal kan worden ingevuld, moet worden opgeslagen als pdf en moet worden teruggemaild aan de student. Deze feedback zal ook gebruikt worden in de mentorgesprekken. Er geldt geen ondergrens voor een schrijfvaardigheidstoets, het is immers een deelresultaat van ‘schrijfvaardigheden’ in cluster 2, dus een minimum geldt hier niet. Compensatie van lage cijfers is mogelijk door de andere schrijfvaardigheidstoetsen beter te scoren. Gezamenlijk vormen de cijfers (voor schrijftechniek) van de 5 schrijfopdrachten het eindcijfer voor het vak ‘schrijfvaardigheden’ in cluster 2. Het uiteindelijke eindcijfer over alle 5 opdrachten moet minimaal 4,5 zijn om gecompenseerd te mogen worden met de overige vakken uit cluster 2. Herkansing en compensatie In het nieuwe B1 curriculum kunnen schrijfopdrachten niet meer afzonderlijk herkanst worden. Als een schrijfopdracht inhoudelijk onvoldoende is: - kan dit deelcijfer gecompenseerd worden met andere deeltoetsen binnen het betreffende vak - kan het vak gecompenseerd worden met andere vakken uit dat cluster (mits het eindcijfer minimaal een 4,5 is) - of kan de student een 100% hertentamen maken (hierin komen ook de leerdoelen van schrijfopdracht voor zover mogelijk in terug). In cluster 2 geldt voor het vak ‘schrijfvaardigheden’ een systeem van ingebouwde herkansingen door de opzet van de schrijflijn: opbouwend in moeilijkheidsgraad, voortbordurend op de voorgaande opdracht en feedback en formatieve, tussentijdse beoordeling van een concept, is er voldoende ‘ingebouwde herkansing’. Om deze reden is het geven van feedback op schrijven tijdens het vak belangrijk en een verplicht element van het programma. Als een schrijfopdracht schrijftechnisch toch onvoldoende is: - moet dit worden gecompenseerd met de schrijftechnische beoordeling van de andere schrijfopdrachten uit het eerste jaar; - kan het vak ‘schrijfvaardigheden’ gecompenseerd worden met de andere vakken in cluster 2 (M&T1, M&T2 of stage) (mits het eindcijfer minimaal een 4,5 is). 2
In de OER is het wel omschreven als een vak, er worden alleen geen ECTS aan gehangen.
5
-
kan de laatste schrijfopdracht van het vak Beleids- en Bestuurswetenschappen wel worden herkanst (telt voor 20% in de schrijflijn).
6
Onderwijsverdeelmodel (OVM) De vakcoördinator kan in het OVM voor het nakijken van één schrijfopdracht, inclusief feedback momenten 1,5 uur invoeren. Gezien de kleinere omvang van de schrijfopdrachten is de inschatting dat dit toereikend moet zijn. Komend academisch jaar zal worden geëvalueerd of dit ook het geval is.
7
Bijlage I: Vakinhoudelijke beoordeling schrijfopdracht Vak: Naam student Studentnummer
Criteria De aanleiding is relevant en interessant.
Oordeel
Toelichting
Onvoldoende Matig In orde Uitstekend
Er is een heldere probleemstelling die past bij de scope van het vak.
Onvoldoende Matig In orde Uitstekend
De deelvragen volgen uit de probleemstelling.
Onvoldoende Matig In orde Uitstekend
De probleemstelling wordt in de rest van de tekst adequaat uitgewerkt en aan het eind beantwoord.
Onvoldoende Matig In orde Uitstekend
De theorie is correct uiteen gezet.
Onvoldoende Matig In orde
8
Uitstekend Concepten uit het vak worden op een goede manier gedefinieerd en geoperationaliseerd
Onvoldoende Matig In orde Uitstekend
De theorie is goed toegepast / casussen zijn goed geanalyseerd.
Onvoldoende Matig In orde Uitstekend
De voorbeelden zijn relevant.
Onvoldoende Matig In orde Uitstekend
De gebruikte bronnen zijn relevant en de keuze uit de bronnen is goed onderbouwd.
Onvoldoende Matig In orde Uitstekend
Open ruimte voor opdrachtspecifieke criteria
Onvoldoende Matig
(bijv. argumentatie, zoektermen, methodologische verantwoording of gebruik van empirisch materiaal) Totaaloordeel
In orde Uitstekend Cijfer Inhoudelijk
(telt mee voor het vak)
9
Bijlage II: Schrijftechnische beoordeling schrijfopdracht Vak:
Criteria
Oordeel
Toelichting
De tekst als geheel is goed
Onvoldoende
a.
Matig
b. c.
Het punt dat de tekst wil maken is duidelijk De tekst is goed verdeeld in paragrafen De inleiding en de conclusie sluiten op elkaar aan
De inleiding heeft een heldere structuur
In orde Uitstekend
Onvoldoende Matig
a.
De opbouw naar de probleemstelling is goed b. Elke alinea heeft een herkenbare topic-zin, die in de rest van de alinea wordt uitgewerkt c. De alinea’s zijn goed aan elkaar verbonden d. De inleiding stimuleert de lezer om verder te lezen De body van tekst loopt goed a.
Elke alinea draagt bij aan het punt van de tekst b. Elke alinea heeft een herkenbare topic-zin, die in de rest van de alinea wordt uitgewerkt c. De alinea’s zijn goed aan elkaar verbonden De conclusie van de tekst past en sluit de tekst goed af
In orde Uitstekend
Onvoldoende Matig In orde Uitstekend Onvoldoende Matig
a. b.
De opbouw naar de uiteindelijke conclusie is goed. De conclusie stelt de lezer ‘tevreden’
In orde Uitstekend
Spelling
Onvoldoende
a. b.
Matig
c.
De tekst is correct gespeld Er is sprake van correcte grammatica en zinsbouw Leestekens worden goed gebruikt
In orde Uitstekend
10
Schrijfstijl
Onvoldoende
a.
Het taalgebruik in de tekst als geheel past bij de doelgroep en het doel van de tekst b. Verwijswoorden binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea’s worden goed gebruikt Citeren en verwijzen
Matig
a.
Binnen de tekst wordt juist geciteerd en geparafraseerd (uit literatuur en/of interviews) b. Binnen de tekst worden referenties juist gebruikt. c. Binnen de tekst wordt de juiste verwijssystematiek gebruikt Literatuurlijst
Matig
a.
Niet voldaan
De literatuurlijst is volgens de in het vak voorgeschreven verwijssystematiek opgesteld.
In orde Uitstekend Onvoldoende
In orde Uitstekend
Voldaan
Omvang
Voldaan
a.
Niet voldaan
De omvang van de tekst blijft binnen de marges van het vak
Lay-out
Voldaan
a.
Niet voldaan
De lay-out is volgens de eisen van de schrijfhandleiding. Totaaloordeel
Cijfer Schrijftechnisch
(telt mee voor schrijfvaardigheid)
11