1 Schoolplan 2011-2015 e
Schoolgegevens:
Openbare basisschool 10 Montessorischool De meidoorn
Brinnummer:
20 UV
Directie:
F.P.Renz, directeur J.M. Buitenhuis, adjunct-directeur
Adres Hoofdvestiging:
Chasséstraat 59
Contact school:
Tel: 020-6160106 Email:
[email protected] Website: www.10emeidoorn.nl
Bevoegd gezag:
Stichting Amsterdam West Binnen de Ring Brinnummer: 41663
Adres bevoegd gezag:
Bezoekadres: Baarsjesweg 224; 1058AA Amsterdam Postadres: Postbus 59601; 1040 LC Amsterdam
Contactpersoon:
L. Hooplot, Bestuurder
Contact bevoegd gezag
Tel: 020-5150440 Email:
[email protected] Website: www.awbr.nl
Het schoolplan 2011-2015 Dit schoolplan sluit aan bij het strategisch beleidsplan AWBR. Het is een levend, dus bruikbaar document dat voor de komende jaren heldere doelen formuleert voor de verschillende beleidsvelden. Jaarlijks wordt dit schoolplan door de school uitgewerkt in een schooljaarplan dat bij het schoolbestuur wordt ingediend. Hierin evalueert de school de stand van zaken voor het voorgenomen beleid zoals het is aangegeven in het schoolplan, welke doelstellingen gerealiseerd zijn, met welk resultaat en welke vervolgstappen nodig zijn om de schoolontwikkeling te verdiepen en indien wenselijk, te verbreden. In het jaarplan kan de school ook inspelen op de maatschappelijke actualiteit. Het stafbureau zorgt voor een format voor de jaarlijkse evaluatie en planning van het schoolbeleid.
Versie 28 oktober
2 VOORWOORD Hierbij treft u het door het bestuur van onze school vastgestelde schoolplan aan, voor de periode 2011 – 2015. Dit schoolplan is door de directie van de Meidoorn, dhr. F.P. Renz en mevr. J.M. Buitenhuis opgesteld. Dit schoolplan is opgezet binnen de kaders die door het ministerie en ons bestuur zijn vastgesteld. Het management, de leerkrachten en de medezeggenschapsraad hebben het plan bestudeerd en daar waar nodig onderdelen aangeleverd en/of bijgesteld. Daarna is het concept schoolplan ter goedkeuring voorgelegd aan het bestuur. Zij hebben het concept voorzien van commentaar gebaseerd op de eisen, zoals die in de wet zijn vastgelegd t.a.v. het schoolplan. Het resultaat van deze inspanningen is het onderhavige schoolplan voor basisschool “De Meidoorn”, dat is vastgesteld door het bestuur met instemming van de MR. De inhoud van dit plan is gebaseerd op interne en externe analyses. De interne analyse behelst: -
De observaties van de leerkrachten;
-
Een leerlingvolgsysteem;
-
De ideeën in het team betreffende onderwijsinhouden (waarbij de uitgangspunten van Maria Montessori een belangrijke rol spelen);
-
Het management tevredenheidonderzoek;
-
Het leerkrachttevredenheidonderzoek;
-
Het leerlingtevredenheidonderzoek.
De externe analyse behelst: -
Het oudertevredenheidonderzoek;
-
Gesprekken met algemeen directeur en medewerkers van het stafbureau.
Binnen het team is gesproken hoe wij verder willen gaan met ons onderwijs, wat onze prioriteiten zijn en binnen welke termijn deze voornemens gerealiseerd moeten zijn. Deze voornemens vindt u terug in hoofdstuk 5 van dit schoolplan. Wij hebben getracht het schoolplan, concreet, compact en doorzichtig te doen zijn. Het is voor ons de leidraad voor de komende vier jaar. Het zijn onze ideeën voor de eigen schoolontwikkeling en een verantwoordingsdocument voor bestuur en inspectie. Namens het team van openbare basisschool “De Meidoorn”, F.P.Renz, directeur
Versie 28 oktober
3 1. Inleiding Dit schoolplan heeft verschillende functies. De belangrijkste functie is dat in één plan zichtbaar wordt gemaakt wat de school van plan is in de periode 2011 – 2015. Het is een meerjarig strategisch beleidsplan. Deze periode zal verdeeld worden over vier jaarplannen. Deze staan niet als zodanig genoemd in het schoolplan, maar zijn een afgeleide van de voorgenomen doelen en ontwikkelingen. Een tweede functie is dat het schoolplan jaarlijks als instrument wordt gebruikt om te beoordelen of het jaarplan van de school gerealiseerd is. De conclusies hiervan kunnen dan weer worden meegenomen in het volgende jaarplan. Het schoolplan is opgesteld door de directie van de school, waarbij alle geledingen binnen de school de mogelijkheid hebben gehad om onderdelen aan te vullen en/of te wijzigen. Het stafbureau van de stichting Amsterdam West Binnen de Ring heeft middels bestuurlijke teksten en beleidsvoorbereiding en ondersteuning een bijdrage geleverd aan dit schoolplan. De doelen in dit schoolplan worden vastgesteld vanuit de cyclus plannen, uitvoeren, beoordelen en bijstellen. Binnen deze cyclus wordt rekening gehouden met het SMART principe. Dit staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Dit alles is van belang om er voor te zorgen dat de school een realistisch ontwikkelingsperspectief schetst. De doelen voor de komende vier jaar zijn: -
Vaststellen onderwijskundig beleid;
-
Vaststellen personeelsbeleid;
-
Vaststellen algemeen strategisch beleid gekoppeld aan het strategisch beleidsplan van AWBR;
-
Vaststellen financieel beleid;
-
Vaststellen materieel beleid;
-
Vaststellen kwaliteitszorg.
Deze doelen / beleidsterreinen moeten een samenhangend beleid vormen in het schoolplan. Dit nieuwe beleid voor de periode 01-08-2011 t/m 31-07-2015 wordt vastgesteld door: team, directie, MR en bestuur. Tot slot is het doel dit beleid zo vast te stellen dat het gebruikt kan worden voor planmatige schoolontwikkeling waarbij voldaan wordt aan de wettelijke verplichting te beschikken over een schoolplan.
Versie 28 oktober
4 Functies van het plan Dit schoolplan zal fungeren als: 1.1 Uitgangspunt voor de planning per schooljaar; 1.2 Verantwoordingsdocument in de richting van de landelijke overheid 1.3 Procedure voor het opstellen en vaststellen van het plan. * Dit schoolplan is opgesteld door de directie van de Meidoorn in samenspraak met het team; * Door het bestuur van AWBR zijn gegevens aangeleverd voor de hoofdstukken over personeelsbeleid, overige beleidsterreinen en kwaliteitszorg. 1.4 Beleid AWBR en andere relevante documenten In het kader van het stedelijk beleid Jong Amsterdam Kinderen Eerst-2 worden er door diverse werkgroepen van het BBO (Breed Bestuurlijk Overleg) op verschillende beleidsterreinen nieuwe doelstellingen geformuleerd voor de komende planperiode. Tot dat het zover is kunnen scholen voor de nieuw te benoemen ambities uitgaan van de ambitieafspraken 2008-2012. Het in dit schoolplan geformuleerde meerjarig strategisch beleid is mede gebaseerd op: -
Ontwikkelingen op landelijk en stedelijk niveau en binnen stadsdeel West: JAKE-2;
-
Schoolplan 2007-2011, de evaluatie;
-
Het strategisch beleidsplan AWBR 2008-2012;
-
De schoolgids;
-
Het personeelsbeleidsplan en het financieel beleid van AWBR;
-
De klassenmappen van de school;
-
De informatiekalender van de school;
-
Het zorgdocument van de school en bovenschools WSNS;
-
Het ICT-plan;
-
Het kwaliteitsbeleid;
-
De in gebruik zijnde methodes en leergangen.
1.5 Status van het plan Dit schoolplan is op voorstel van het team vastgesteld door het bestuur van de Stichting AWBR. De MR heeft haar instemming gegeven. (Zie de bijlage 11.5.) 1.6 Evaluatie van het plan Bij het evalueren van de jaarplanning zal bekeken worden of het schoolplan op onderdelen bijgesteld moet worden
Versie 28 oktober
5 Ten aanzien van de schoolontwikkeling en kwaliteitszorg wordt jaarlijks geëvalueerd. Evaluatiegegevens die bij het opstellen van het volgende plan pas verwerkt worden, zullen als aantekening bij de betreffende hoofdstukken worden genoteerd. Voor het opstellen van het schoolplan 2015-2019 zal dit plan in zijn geheel worden geëvalueerd. 1.7 Korte typering van de school e
De 10 Montessorischool “De Meidoorn” is een openbare school. Dat betekent dat de school openstaat voor iedereen met respect voor de culturele en / of levensbeschouwelijke achtergrond. Algemene kenmerken zijn: -
Ruimte bieden aan ieders godsdienstige en levensbeschouwelijke opvattingen;
-
Het in principe toelaten van alle kinderen, ongeacht hun godsdienst, levensbeschouwing en nationaliteit;
-
Uitgaan van de gelijkwaardigheid van mensen;
Het onderwijs heeft drie belangrijke taken: -
Bijdragen aan de persoonlijke vorming van kinderen;
-
Een bijdrage leveren aan de maatschappelijke en culturele vorming;
-
Vorming geven om later een beroep uit te oefenen.
De pedagogische aanpak op onze school is gebaseerd op de principes van Maria Montessori en de laatste moderne inzichten op dit gebied. De didactische aanpak op onze school is in de onderbouw gebaseerd op Maria Montessori waarbij het materiaal nog een kernfunctie vervuld. Vanaf groep drie wordt didactisch gezien aan ons onderwijs gestalte gegeven middels gebruik van moderne methoden. De school maakt gebruik van methoden en materialen die goed binnen het concept van ons Montessorionderwijs bruikbaar zijn en die aansluiten bij de wettelijk vastgestelde kerndoelen. De primaire principes bij deze aanpak zijn: -
Zelfstandige ontwikkeling van het kind;
-
Eigen verantwoordelijkheidsontwikkeling;
-
Werken in heterogene groepen;
-
Waar mogelijk vrije werkkeuze;
-
Respect voor de ander.
Vorming van kinderen doen wij in samenwerking met ouders / verzorgers. Wij hechten dan ook grote waarde aan een goede communicatie met de ouders / verzorgers. AWBR scholen zijn brede scholen die onderwijs bieden aan kinderen van twee en een half jaar tot dertien jaar. Elke AWBR school biedt een dagarrangement aan. Onderwijsinhoudelijk zorgt de school ervoor dat er voor de Versie 28 oktober
6 Voor- en Vroegschool een programmatische aanpak is waarbij de doorgaande lijn gewaarborgd is. De kwaliteit van de Voor- en vroegschoolse educatie voldoet aan de normen van de rijksinspectie. Stadsdeel West benoemt in haar programma-akkoord de Brede School als eerste ambitie “West heeft de beste brede scholen”. De ambitie van AWBR ten aanzien van de brede scholen sluit hierbij aan. Elke AWBR school realiseert onder eigen verantwoordelijkheid en controle naschoolse activiteiten die aansluiten bij binnenschoolse doelstellingen betreffende brede talentontwikkeling. Het “Kader Brede School Amsterdam” en het AWBR standpunt betreffende “gedelegeerd opdrachtgeverschap” zijn hierbij belangrijke uitgangspunten. Het in eigen beheer uitvoeren van peuter- en kinderopvang behoort, zoals beschreven in het strategisch beleidsplan, ook tot de mogelijkheden.
Versie 28 oktober
7 2 De Missie van de school: e
De 10 Montessorischool ‘De Meidoorn’ is een school waarbij de individuele leerling zich op alle terreinen maximaal kan ontwikkelen. Bij het bereiken van deze missie zijn verschillende elementen van belang: -
Actieve ontmoetingen tussen kinderen / leerkrachten / ouders
-
School is voor alle kinderen toegankelijk
-
Er heerst onderling respect
-
Er is geen discriminatie en geweld
-
Er is een actieve rol voor ouders
-
Wij willen alles uit een kind halen, maximale mogelijkheden benutten
3 De Visie van de school: e
Op de 10 Montessorischool de Meidoorn is het onderwijs gebaseerd op de antropologie en het pedagogisch concept van Maria Montessori. In de onderbouw wordt ook gewerkt vanuit het didactisch concept van M. M. In de midden- , tussen- en bovenbouwen wordt gewerkt vanuit methoden die zijn goedgekeurd door de Nederlandse Montessori Vereniging en wordt daar waar mogelijk het didactisch concept van M. M. toegepast. Om dit onderwijs vorm te kunnen geven worden zoveel mogelijk nieuwe ontwikkelingen geïntegreerd en profileren wij ons als een eigentijdse school. In het antropologisch denken van M.M. gaat zij er van uit dat een kind van nature nieuwsgierig en leergierig is. Een kind wil graag weten en zichzelf ontwikkelen. De school werkt intensief samen met een aantal externe instanties, zoals; -
De voorschool (Stichting AKROS)
-
Voor-en naschoolse opvang (Stichting AKROS)
-
Schoolbegeleidingsdienst
-
Jeugdzorg
-
OKC
-
De opvoedpoli
-
Culturele organisaties als musea, toneelgroepen, concertgebouw etc.
Versie 28 oktober
8 De leerling-populatie Onze schoolpopulatie vormt een afspiegeling van de buurt waarbinnen een verscheidenheid aan culturen aanwezig is. Ongeveer 20% van de leerlingen is allochtoon en 12% heeft een gewicht. 4. Profilering AWBR stimuleert haar scholen zich te profileren als ondernemende en lerende organisaties die kwalitatief en op het gebied van de leerresultaten boven gemiddeld presteren. Onze school profileert zich op haar onderwijskundig profiel waarbij de uitgangspunten zoals Maria Montessori die heeft ontwikkeld worden gehanteerd. Dit krijgt op de volgende wijze vorm: -
Wij streven naar een goed evenwicht tussen de persoonlijke ontwikkeling, het goed leren omgaan met elkaar en het leren
-
Wij maken gebruik van montessorimaterialen en moderne lesmethoden, waarbij continue gezocht wordt naar de balans tussen individuele ontwikkeling, gezamenlijke instructie en vrije werkkeuze
-
Planmatig werken naar aanleiding van afspraken binnen de school, een bouw en in de klas
-
Planmatig werken op grond van groepsplannen / groepshandelingplannen, individuele handelingsplannen en het gebruik van het leerlingvolgsysteem
-
Een veilig pedagogisch klimaat
-
Een doorgaande leerlijn
5. Kwaliteitsbeleid Het bovenschools gevoerde kwaliteitsbeleid in de periode 2007-2011 is vastgelegd in het strategisch beleidsplan (2008-2012) van het schoolbestuur AWBR. De kwaliteit van de school moet optimaal zijn. Het schoolbestuur staat niet toe dat er zwakke scholen zijn. De school stelt alle kinderen in staat hun kwaliteiten optimaal tot ontwikkeling te brengen binnen een veilig en stimulerend schoolklimaat. Kwaliteitszorg betekent dat de school systematisch de goede dingen nog beter probeert te doen. Dit vereist een actieve benadering waarin kwaliteit door de school als een beleidsuitgangspunt wordt gezien en actief gestreefd wordt naar registratie, handhaving en verbetering van kwaliteit. Voor het schoolbestuur AWBR staat het inzichtelijk maken en sturen op onderwijsresultaten centraal. Om hieraan vorm en inhoud te geven heeft het bestuur de bovenschoolse monitor ontwikkeld. Dit instrument sluit aan op het primaire proces. Door een dusdanige selectie van kengetallen wordt inzicht verkregen in het daadwerkelijke proces en de mogelijkheid tot vroegsignalering. Met behulp van de onderwijsresultaten en indicatoren van de onderwijsinspectie zijn kengetallen opgesteld die tijdig informeren wanneer een school zwak dreigt te worden. De scholen kunnen hiernaast op grond van eigen inzichten indicatoren toevoegen welke mogelijke voorspellers zijn voor zwak onderwijs. Met behulp van de bestuurlijke monitor wordt de stand van zaken per school inzichtelijk en kunnen scholen op basis van de kengetallen met elkaar worden vergeleken. Eventueel kunnen scholen hieruit input putten voor hun verdere schoolontwikkeling. Het “leren van elkaar” is hierbij een belangrijk thema.
Versie 28 oktober
9 AWBR scholen hebben zicht op de beleidsontwikkeling en uitvoering. Dat wil zeggen de mate waarin het uitgezette beleid daadwerkelijk wordt uitgevoerd c.q. tot de gewenste resultaten leidt. De afspraken die gemaakt zijn in het beleid van scholen worden in kengetallen gevat . Zo wordt binnen de scholen duidelijk of zij de doelstellingen behalen en of eventuele bijsturing in de ontwikkeling en uitvoering nodig is. Hierdoor heeft de school specifieke sturingsmogelijkheden om het beleid gericht te ontwikkelen en uit te voeren. Het biedt ook mogelijkheden om verantwoording af te leggen aan belangrijke ketenpartners. De school zorgt er voor dat zij alles in het werk stelt om haar onderwijsresultaten dusdanig te laten zijn dat wordt voldaan aan de door inspectie gestelde normen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de volgende 5 vragen: -
doen we de goede dingen? doen we die dingen ook goed? hoe weten we dat? vinden anderen dat ook? wat doen we met die informatie?
Onze kwaliteitszorg is erop gericht systematisch de ‘goede dingen nog beter te doen’. Adequate instrumenten en een heldere planning- en beleidscyclus zijn hiervoor onontbeerlijk en zijn gericht op het systematisch formuleren van het juiste beleid, het verrichten van de juiste handelingen en op de goede manier evalueren of bereikt is wat de school wilde bereiken. Kortom: het geheel van samenhangend beleid, concrete doelstellingen en goed management om de benodigde acties en controles uit te voeren waarmee de school de gewenste kwaliteit systematisch levert en waarmee de school die kwaliteit ook continu kan verbeteren.
De volgende indicatoren geven ons richting bij het vormgeven aan de zorg voor kwaliteit: -
De school heeft inzicht in de verschillen in onderwijsbehoeften van haar leerlingpopulatie De school evalueert jaarlijks systematisch de kwaliteit van haar opbrengsten De school evalueert regelmatig het leren en onderwijzen De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten De school borgt de kwaliteit van het leren en onderwijzen De school rapporteert aan belanghebbenden inzichtelijk over de gerealiseerde kwaliteit van het onderwijs De school waarborgt de (sociale) veiligheid voor de leerlingen en het personeel
Versie 28 oktober
10 Voor de school betekent dit voor de periode 2011-2015 : -
Dat de school er naar zal streven om de tussen- en eindopbrengsten van het onderwijs op of boven het landelijke gemiddelde van de schoolgroep te realiseren.
-
Dat het kwaliteitsbewustzijn van de schoolorganisatie verder zal worden versterkt
-
Dat de school werkt aan verbetering van haar basis administratie door actief gebruik te maken van Parnassys
-
Dat de school werkt aan een integraal systeem van kwaliteitszorg
-
Dat de huidige instrumenten om de kwaliteit te bevorderen (het leerlingvolgsysteem, het schoolplan, de schoolgids, het schooljaarverslag, de veiligheid en evaluatie en de tevredenheidpeilingen) deel gaan uit maken van dit integraal systeem
-
Dat de school de interactieve medezeggenschap zal stimuleren om te komen tot een kwaliteitsimpuls voor het beleidsvormende vermogen van de organisatie
Om genoemde punten te kunnen realiseren zijn de volgende voorwaarden leidend: a.
De schoolleiding stuurt de kwaliteitszorg aan:
De directie van de school heeft een cruciale rol als het gaat om de aansturing van kwaliteitszorg. Uiteraard is de zorg voor de (eigen) kwaliteit een zorg die bij iedere medewerker of betrokkene van onze school ligt, maar de wijze waarop wij de kwaliteit bepalen, bewaken en bevorderen is de verantwoordelijkheid van het management De kwaliteitszorg is verbonden met de visie op leren en onderwijzen zoals geformuleerd in dit schoolplan De kwaliteitszorg van onze school richt zich op de doelen van ons Bestuur en de doelen van de school De schoolleiding zorgt voor een professionele schoolcultuur
Voor een professionele schoolcultuur is een professionele schoolleiding nodig, die kan beschikken over professionele medewerkers. Er wordt veel geïnvesteerd in de professionalisering van zowel het management als het personeel. Bij de zorg voor kwaliteit zijn personeel, directie, leerlingen, ouders/verzorgers en Bestuur betrokken. b.
Inventarisatie van gegevens
Om te weten hoe het gesteld is met de kwaliteit van ons onderwijs, moeten wij gegevens hebben over onze school. Op basis van de gegevens kunnen we een analyse maken van die onderdelen die goed gaan of extra aandacht behoeven en actiepunten voor de komende jaren bepalen. Om gegevens te verkrijgen maken we gebruik van diverse instrumenten. Jaarlijks evalueren wij ons beleid en worden smart plannen voor het komend jaar op basis van deze evaluatie ontwikkeld en geformuleerd. Het gehele schoolteam is jaarlijks betrokken bij de evaluatie en de planvorming.
Versie 28 oktober
11 Hiernaast verzamelen wij onze gegevens middels: a. Gesprekken met leerkrachten Binnen de gesprekscyclus zullen doelstellingengesprekken (POP gesprekken), en functionerings- en beoordelingsgesprekken worden gehouden tussen medewerkers en leidinggevende. Het doel van deze gesprekken is de kwaliteit te vergroten en het welbevinden van de medewerkers te verhogen. b. Klassenbezoeken De directie houdt tenminste één jaarlijks klassenbezoek. Naar aanleiding van deze klassenbezoeken en het functioneringsgesprek wordt vastgesteld welke leerkrachten in aanmerking komen voor verdere ondersteuning intern en/of extern. c. Schooltoezicht inspectie De inspectie heeft jaarlijks overleg met het bestuur. Tijdens dit overleg beschikt de inspectie van het onderwijs over alle relevante informatie van de school. Naar aanleiding van dit overleg wordt een rapport gemaakt dat ons informatie geeft over de stand van zaken ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs op onze school. Dit rapport wordt besproken met een beleidsmedewerker van het stafbureau. De school hecht waarde aan de informatie die de rapporten van de inspectie opleveren als aanvulling op de systematische zelfevaluatie. d. Leerlingvolgsysteem Het leerlingvolgsysteem geeft, op basis van methodeonafhankelijke toetsen, informatie over de vorderingen van de leerlingen van onze school. Als onderdeel van de jaarlijkse systematische evaluatie wordt een uitgebreide en nauwkeurige analyse gemaakt van de gegevens die dat jaar zijn verzameld. Deze analyse heeft grote invloed op de planontwikkeling voor het komende jaar/jaren. e. Externe contacten In de contacten met externen wordt gevraagd naar zaken die onze school nog kan verbeteren. Ook wordt jaarlijks geëvalueerd met instellingen waarmee wij samenwerken en wordt op basis hiervan het beleid ontwikkeld en zonodig aangepast. f. Interne analyse In samenwerking met alle AWBR-scholen en onderzoeksbureau van Beekveld en Terpstra hebben wij in het najaar 2009 een tevredenheidsonderzoek gedaan bij de ouders . In het najaar 2010 hebben wij tevredenheidonderzoeken gedaan bij directie, medewerkers en leerlingen. Na twee jaar volgt een afname naar die onderdelen die op grond van de resultaten verbetering behoefden. Weer twee jaar later volgt een complete afname bij de ouders, de leerlingen, het team en het management etc. Met behulp van dit kwaliteitsbeleid willen wij voor de periode 2011-2015 het volgende in onze school realiseren: - Dat de school er naar zal streven om de tussen- en eindopbrengsten van het onderwijs op of boven het landelijke gemiddelde van de schoolgroep te realiseren - Dat het kwaliteitsbewustzijn van de schoolorganisatie verder zal worden versterkt - Dat de school werkt aan verbetering van haar basis administratie door actief gebruik te maken van Parnassys - Dat de school werkt aan een integraal systeem van kwaliteitszorg - Dat de huidige instrumenten om de kwaliteit te bevorderen (het leerlingvolgsysteem, het schoolplan, de schoolgids, het schooljaarverslag, de veiligheid en evaluatie en de tevredenheidpeilingen) deel gaan uit maken van dit integraal systeem - Dat de school de interactieve medezeggenschap zal stimuleren om te komen tot een kwaliteitsimpuls voor het beleidsvormende vermogen van de organisatie - Dat de school werkt aan handelingsgericht /opbrengstgericht werken om leerlingen effectiever te kunnen begeleiden zodat realistische leerdoelen gehaald worden Versie 28 oktober
12 -
Dat de school procedures bewaakt rond communicatie, besluitvorming zodat inspraak optimaal kan worden benut voor kwaliteitsverbetering en beleid goed wordt uitgelegd aan betrokkenen Dat ICT een prominentere rol krijgt in het onderwijsaanbod en in de schoolorganisatie om bovenstaande doelen te bereiken
De hier boven genoemde punten hebben geleid tot het volgende schoolontwikkelingsmodel 2011 – 2015. Schoolontwikkelingsplan HGOV (handelings gericht en opbrengstverhogende verwachtingen) Huidige situatie:
Een deel van de leerkrachten beschikt over de vaardigheden om klassenmanagent en directe instructie op 3 niveaus te kunnen geven, een deel nog niet. De ondersteuningsbehoeften van leerkrachten moeten in kaart worden gebracht, zodat ondersteuning kan worden geboden. Dit is nodig om een groepsplan te kunnen uitvoeren. Dit vereist ook dat zowel de vrije werkkeuze als de leerlijnen een duidelijke plaats krijgen in het onderwijsproces van de leerkrachten. Door de invoering van Parnassys zullen de onderwijsresultaten beter geanalyseerd kunnen worden, waardoor de onderwijsbehoeften van kinderen beter in kaart kunnen worden gebracht. Het werk van de IB-ers zal een meer coachende rol moeten krijgen en onderwijsondersteunend moeten zijn. De ondersteuningsbehoeften van de IB-ers moeten in kaart gebracht worden en ondersteuning moet worden geboden. Bovendien moet het systeem van de zorg in de komende jaren worden aangepast aan de ontwikkelingen in school. Onzekerheden m.b.t. de financiering van Passend Onderwijs maken de noodzaak efficiënter om te gaan met de schaarse middelen nog noodzakelijker. De rol van ouders bij het onderwijsproces van de leerlingen wordt vergroot. Gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt hier steeds meer het sleutelbegrip.
Resultaten/specifieke opbrengsten
Versie 28 oktober
De resultaten zijn op het niveau van de ambitieafspraken Amsterdam: 1. De leerkrachten hebben hun onderwijsbehoeften in kaart gebracht, het management heeft ondersteuning geboden, de leerkrachten hebben de verantwoordelijkheid genomen voor hun eigen ontwikkeling. Alle leerkrachten kunnen werken volgens het model HGOV. 2. Parnassys is ingevoerd en wordt optimaal gebruikt voor het analyseren van toetsen door leerkrachten en het maken van school brede analyses. 3. De zorg is aangepast aan de werkwijze HGOV; de IB-ers zijn optimaal toegerust om dit proces te kunnen begeleiden en uitvoeren. 4. Ouders zijn bekend met de te behalen doelen van hun kind en meer betrokken bij het proces van opvoeding en onderwijs.
13 Activiteitenplanning en toerusting eerste jaar
1. 2.
3.
4. 5. 6.
Verder implementeren van Parnassys als werkend en ondersteunend systeem. Management en IB voeren klassenbezoeken uit om met de leerkrachten na te gaan of het klassenmanagement en activerende directe instructie zodanig gerealiseerd is dat instructie kan worden gegeven op drie niveaus. Ook leerkrachten zelf formuleren hun ondersteuningsbehoeften op dit gebied. Er wordt van elkaars talenten gebruik gemaakt om invulling te geven aan de geïnventariseerde ondersteuningsbehoeften. De IB-ers brengen in kaart welke ondersteuning zij nodig hebben om meer partner te kunnen zijn van de leerkracht en krijgen waar nodig ondersteuning bij de uitvoering van hun ondersteuningsbehoeften. Het management brengt het geheel van de ondersteuningsbehoeften in kaart en zorgt voor scholing. Het management maakt in het Jaarplan zichtbaar op welke wijze vorm gegeven wordt aan de eigen sturende en ondersteunende rol. N.a.v. de toets resultaten wordt twee keer per jaar een groepsplan opgesteld voor rekenen, taal en spelling en wordt dit plan uitgevoerd.
Organisatie
Aansturing directie, gedelegeerde taken IB en bouwcoördinatoren.
Uitwerking
Per schooljaar in het jaarplan.
Financiering
Vanuit de beschikbare nascholingsmiddelen.
Evaluatie
MT, bouw en team.
Versie 28 oktober
14
De veilige school Visie Huidige situatie
De enquêtes onder leerlingen, ouders, team en management laten zien dat ouders, leerkrachten en leerlingen de school niet hoog waarderen. Vooral op het gebied van toezicht worden de nodige kanttekeningen geplaatst. Daarnaast trekt de verbouwing van de zolder een grote wissel op het team.
Resultaten/specifieke opbrengsten
Leerlingen en leerkrachten voelen zich veilig in het gebouw en er is voldoende toezicht gerealiseerd.
Activiteitenplanning en toerusting eerste jaar
Afspraken maken over toezicht en planning met team en AKROS.
Organisatie
Sturing vanuit MT en directie.
Uitwerking
Per schooljaar in jaarplan.
Financiering
Nvt.
Evaluatie
Evaluatie in werkgroep, team en MT.
Taal-spelling
Organisatie
De resultaten op het gebied van spelling blijven achter bij de verwachtingen. Dit wordt vooral toegeschreven aan de gebruikte spelling methode. De taalmethode is toe aan vervanging. Er is een nieuwe methode spelling geïmplementeerd; iedere leerkracht die hier mee werkt kent de werkwijze van deze methode en werkt volgens die werkwijze. Er is een nieuwe taalmethode. De onderwijsresultaten blijven tenminste gelijk aan vorig gaande jaren. De leerkrachten werken allemaal met een groepsplan taal/spelling. De leerkrachten formuleren hun eigen ondersteuningsbehoefte mbt. de implementatie en de groepsplannen; de IB-er heeft een ondersteunende rol hierin. Het management brengt in kaart wat de ondersteuningsbehoeften zijn en faciliteert hierop. De toets resultaten m.b.t. taal worden geanalyseerd op schoolniveau in het kader van het mogelijk bijstellen van de werkwijze. Taalwerkgroep coördineert, MT stuurt.
Uitwerking
Per schooljaar in het jaarplan.
Financiering
Vanuit het schoolbudget.
Evaluatie
In werkgroep, MT, bouw en team.
Huidige situatie
Resultaten/specifieke opbrengsten
Activiteitenplanning en toerusting eerste jaar
1.
2. 3. 4. 1.
2. 3.
Versie 28 oktober
15 ICT Huidige situatie
Op dit moment wordt er geen gebruik gemaakt van digitale schoolborden. Er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een ICT-plan. Nieuwe media zijn niet geïntegreerd in ons onderwijs Ontwikkeling kindvaardigheden is onvoldoende aanwezig
Specifieke opbrengst / meetbare winst
In elke groep wordt gewerkt met een digitaal schoolbord. Leerkrachten kunnen werken met een digibord. Het ICT-plan is het leidend bij de ontwikkelingen op het gebied van ICT. De nieuwe media maken onderdeel uit van het les –en leerstofaanbod. Kinderen beschikken over de vaardigheden die nodig zijn om te kunnen werken met de nieuwe media
Activiteitenplanning
Organisatie
Financiering Uitwerking
1. 2.
Werkgroep ICT geeft sturing aan uitvoering beleidsplan. De leerkrachten formuleren hun eigen ondersteuningsbehoefte mbt tot ondersteuning op het gebied van gebruik digiborden. 3. Het management brengt de ondersteuningsbehoefte in kaart en faciliteert hierop. 1. Aansturing vanuit het management. 2. Sturing vanuit de werkgroep. 3. Toetsing vanuit het MT. Vanuit het ICT-budget. Per schooljaar in het jaarplan.
Impulstraject Huidige situatie
In alle groepen wordt begonnen vanuit een vrije werksituatie. Daarna wordt overgegaan naar een combinatie van planning en vrije werkkeuze. Directie is onduidelijk in haar toekomstvisie.
Specifieke opbrengst / meetbare winst
In alle groepen is er sprake van 50% van de werktijd vrije werkkeuze. Het is bij alle teamleden duidelijk wat de toekomstvisie van de directie is.
Activiteitenplanning / toerusting teamleden
Het team krijgt twee dagdelen voorlichting en begeleiding. Elke leerkracht krijgt twee keer een klassenbezoek. Begeleiding wordt extern ingekocht.
Organisatie
Aansturing vanuit de externe deskundige. Aansturing vanuit de directie.
Financiering
Vanuit de beschikbare nascholingsmiddelen.
Evaluatie
Extern deskundige, team, MT en directie.
Uitwerking
Per schooljaar in jaarplan.
Intervisie Versie 28 oktober
16
Huidige situatie Specifieke opbrengst / meetbare winst
Activiteitenplanning / toerusting teamleden Organisatie Financiering Evaluatie Uitwerking
Op dit moment wordt er geen gebruik gemaakt van het instrument intervisie. In alle geledingen van de school vormt intervisie een integraal onderdeel van de schoolontwikkeling. Er wordt adequaat gebruik gemaakt van aanwezig talent. Intervisie is onderdeel van de gesprekscyclus. Elk teamlid kent zijn / haar verantwoordelijkheid. 1. Intervisie wordt opgenomen in de jaarplanner. 2. De onderwerpen worden bepaald door de bouw en door het MT. Aansturing vanuit de directie en het MT. Nvt. Team, MT en directie. Per schooljaar in jaarplan.
Creatieve ontwikkeling Huidige situatie Specifieke opbrengst / meetbare winst Activiteitenplanning / toerusting teamleden Organisatie Financiering Evaluatie Uitwerking
Versie 28 oktober
Er is onvoldoende duidelijkheid over de te volgende creatieve lijn binnen de school. 1. De school beschikt over een doorgaande lijn voor de creatieve ontwikkeling van de kinderen. 2. Er is daar waar mogelijk een relatie tussen activiteiten binnen de creatieve ontwikkeling en de deelname aan culturele activiteiten. 1. Directeur en BEVO – leerkracht ontwerpen een opzet voor creatieve leerlijn binnen de Meidoorn. 2. Uitwerking en bijstelling vinden plaats in de bouwen en het MT. Aansturing vanuit de directie en het MT. Vanuit de schoolmiddelen. Team, MT en directie. Per schooljaar in schoolplan.
17 g Kernprocedure, CITO eindtoets en uitstroom In Amsterdam is de overgang naar het vervolgonderwijs geregeld in de “kernprocedure’. Eindtoets basisonderwijs: Naast de resultaten van het leerlingvolgsysteem wordt in de achtste groep de Cito-eindtoets afgenomen. Daarbij wordt gekeken naar de volgende onderdelen: taal, rekenen en informatieverwerking. Bij de vaststelling van de score wordt gekeken naar taal en rekenen. In het verlengde van de afspraak binnen het samenwerkingsverband West streeft de school er naar de CITOscores op of boven het landelijk gemiddelde te brengen. Leerlingen die op basis van inzicht en ervaring van de school in aanmerking komen voor aanmelding bij het praktijkonderwijs of leerwegondersteunend onderwijs, nemen deel aan het capaciteitenonderzoek. Om de resultaten van scholen met elkaar te kunnen vergelijken en toch rekening te houden met de onderling verschillende schoolpopulaties wordt elke school in een schoolscoregroep ingedeeld. Onze school zit in groep 3. 6. Onderwijskundig beleid van de school a. Onderwijskundige doelen De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) omschrijft de volgende doelen; -
-
-
Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat alle leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen; Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en verstandelijke ontwikkeling en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van de noodzakelijke kennis en van de sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden; Het openbaar onderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden, zoals die leven in de Nederlandse samenleving en met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid van de waarden (artikel 46). Openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensbeschouwing. Ten aanzien van de leerlingen die extra zorg behoeven, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoefte van de leerling.
Voornemens m.b.t. het onderwijskundig beleid zijn gebaseerd op : -
De Visie van de school;
-
De ontwikkelingen in de samenstelling van de schoolpopulatie (menging);
-
Een analyse van de leeropbrengsten gebaseerd op het leerlingvolgsysteem;
-
Uitkomsten van recent inspectieonderzoek
-
Een eigen sterkte zwakte analyse
-
VVE (pedagogische en onderwijskundige visie op een doorgaande lijn).
Versie 28 oktober
18 7. Leerlingenzorg HGOV en 1 zorgroute: De leerlingzorg wordt voor een belangrijk deel bepaald door het zorgbeleid van het WSNS West waar alle AWBR scholen in participeren. Handelingsgericht opbrengsten vergroten is een belangrijke werkwijze waaraan alle AWBR scholen de komende planperiode gaan werken. De doelstelling hiervan is heel concreet het vergroten van de leeropbrengsten. De 1 zorgroute is hiervan een zeer belangrijk onderdeel. In dit schoolplan beschrijft de school hoe zij de komende vier jaar gaat werken aan het realiseren van deze doelstelling. Dit wordt gebaseerd op het al ingezette beleid en het daaruit voortvloeiende toekomstige beleid Een belangrijk onderdeel van de zorg zal zijn de ontwikkeling van onderwijsperspectieven. 7. Personeelsbeleid en organisatieontwikkeling Het personeelsbeleid van de school wordt afgeleid van het personeelsbeleid van AWBR. Het IPB wordt voor een belangrijk deel collectief geregeld binnen AWBR, De uitwerking hiervan vindt plaats op schoolniveau. De behoefte aan maatwerk voor de eigen organisatie kan er toe leiden dat sommige scholen op onderdelen van het IPB andere accenten leggen. Bijvoorbeeld m.b.t. de opbouw van het personeel, de gewenste expertise, de aanwezige en gewenste functies, functiemix en de verdere ontwikkeling van de professionele organisatie. De komende tijd worden op bestuursniveau de volgende aspecten van personeelsbeleid verder uitgewerkt: -
AVR-beleid (Arbo, Verzuim en Re-integratiebeleid);
-
Organisatieontwikkeling;
-
Ontwikkeling van de competenties van schooldirecties, onderwijsgevend en onderwijs ondersteunend personeel;
-
Functiemix en functiebouwwerk;
-
Mobiliteit;
-
Opleiden in school in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam én met de Universiteit van Amsterdam;
-
Onderscheidend werkgeverschap.
8. Informatie en communicatietechnologie (ICT) ICT beleid op bestuurlijk niveau AWBR streeft naar hoge kwaliteit van onderwijs. Onderwijs dat rekening houdt met de (deels nog niet ontdekte) individuele mogelijkheden van een kind. AWBR streeft naar optimale communicatie tussen mensen, niet alleen om van elkaar te leren, maar ook om begrip te krijgen voor elkaars wijze van handelen. AWBR stimuleert vaardigheden die kinderen een goede basis geeft voor een plek die er toe doet in de maatschappij.
Versie 28 oktober
19 Om deze drie doelen te kunnen realiseren is Informatie en Communicatie Technologie (ICT) een onmisbare voorwaarde. AWBR is van mening dat na de fase van het realiseren van een optimale ICT infrastructuur in en rond de school, het vooral draait om de vraag: Op welke manier geef ik onderwijs om deze doelen te kunnen bereiken? Onderwijs op maat is op veel scholen maar in beperkte mate van toepassing. Wetenschappelijk is bewezen dat een leerkracht niet veel meer dan drie niveaus in een groep kan begeleiden. En toch heb je in een klas met kinderen wel 25 niveaus en bij ieder kind moeten dan ook nog verschillende niveaus van talentontwikkeling onderscheiden worden. Het onderwijs moet altijd concessies doen aan onderwijs op maat omdat de organisatie van groeps- of individueel onderwijs (op onderdelen) praktisch niet haalbaar blijkt te zijn. In de visie van AWBR gaat ICT een sensationele rol spelen in de wijze waarop kinderen op hun niveau lesstof aangeboden krijgen en verwerken. De manier van lesgeven gaat veranderen. Hoe? De uitwerking is aan de individuele scholen. Het is wel van belang dat medewerkers van de AWBR zich in de scholen actief inzetten voor het realiseren van onderwijsvormen die recht doen aan het ontwikkelen van individuele kwaliteiten van kinderen. In de visie van AWBR zal een kind op ieder moment toegang moeten hebben tot het web of tot interactieve programma’s die het kind helpen bij het realiseren van de individuele onderwijsdoelen. We denken hierbij dus niet aan een uurtje ICT per dag, maar aan permanente beschikbaarheid van ICT, die niet hetzelfde is als permanent gebruik van ICT. Bij dit alles is het kennisniveau van de medewerkers van de mogelijkheden op het web en software plus gebruik van ICT apparatuur essentieel. Onderwijsgevenden moeten hun leerlingen op dit terrein de baas zijn. Dit vergt naast opleiding ook een ICT gerichte houding. ICT in school is naast de infrastructuur vooral ook een zaak van cultuur. Een medewerker is op de hoogte van de mogelijkheden van ICT en ook het eigen vaardigheidsniveau moet optimaal zijn; kennis van hardware en infrastructuur is niet nodig. Het bestuur moet zorgen voor een gebruiksvriendelijke ICT omgeving en een goede ICT organisatie op de achtergrond. Onder het motto TIB….’Techniek is bijzaak’. AWBR wil innovatief en ondernemend zijn op dit terrein ondanks de financiële grenzen. Die financiële grenzen kunnen echter verlegd worden door op een andere manier met de middelen om te gaan. Er gaat erg veel geld om in leermiddelen in het bijzonder in fysieke lesmethoden. AWBR is van mening dat binnen enkele jaren veel fysieke lesmethoden vervangen kunnen worden door digitale modulaire programma’s. Een verschuiving van het leermiddelenbudget van fysiek naar digitaal is waarschijnlijk en zelfs wenselijk vanwege de actualiteitswaarde en zal kostenbesparend werken. AWBR wil dat scholen letterlijk en figuurlijk meer met elkaar verbonden worden. Zowel binnen de eigen organisatie als daarbuiten en stimuleert initiatieven om die kennisdeling en grensverleggende activiteiten te realiseren. Ook contacten met scholen in het buitenland zijn wenselijk. AWBR stimuleert enkele scholen om vanaf leerjaar 1 Engels aan te bieden gezien de verdere Europese eenwording. Contacten met scholen in het buitenland zullen een extra dimensie aan deze ontwikkeling geven. Dit kunnen ook niet Engelssprekende landen zijn die Engels als tweede taal aanbieden. Tenslotte wil AWBR de ouders ook middels ICT nauw bij de ontwikkeling van hun kind en het onderwijs betrekken. Het streven naar interactieve volgsystemen zoals “follow you”, waarbij kinderen een digitaal portfolio samenstellen dat zichtbaar is voor docent en ouder is daarvoor een goede methode, maar ook andere manieren om middels ICT ouders bij de school te betrekken liggen in het verschiet: presentaties van kinderen op het web, afstandsonderwijs voor zieke kinderen enz. Versie 28 oktober
20 Kernpunt voor AWBR is dat medewerkers en andere betrokkenen op school, het stafbureau, ouders zich bewust zijn van de kansen die ICT biedt om bovenstaande doelen te realiseren. Scholen zullen in de komende jaren bevraagd worden in hoeverre zij deze kansen benut hebben en de overkoepelende organisatie zal zorg dragen voor een goede ICT infrastructuur. Het woord digibeet wordt vanaf vandaag uit het AWBR woordenboek geschrapt. Voor de uitwerking van dit beleid op de Meidoorn verwijzen wij u naar het ICT- beleidsplan van de Meidoorn. Dit beleidsplan ligt bij de directie ter inzage. 9. Huisvesting, inrichting en financiën AWBR maakt gebruik van 23 schoolgebouwen. Drie gebouwen zijn niet overgedragen om redenen die betrekking hebben op het nog niet geregeld zijn van het beheer van een Brede School of vanwege ernstig achterstallig onderhoud in combinatie met geplande nieuwbouw. Het bestuur streeft naar goed geoutilleerde gebouwen waarbinnen de visie van de organisatie gerealiseerd kan worden. Binnen die visie passen ook de begrippen duurzaamheid, multifunctioneel gebruik (Brede Scholen) en goede arbeidsomstandigheden. Dit alles te realiseren binnen de financiële mogelijkheden van de stichting. Het realiseren van deze doelstellingen vereist een integraal huisvestingsplan op bestuursniveau. Het gaat hier om het formuleren van beleid m.b.t. de huisvesting, de geplande of noodzakelijk geachte onderwijskundige voorzieningen in het gebouw, de inrichting van de school en het te voeren financieel beleid op schoolniveau op basis van een meerjaren en – en investeringsbegroting. Kaders waar binnen gewerkt wordt zijn vooral de beschikbare rijksvergoeding en de huisvestingsverordening Amsterdam. In oktober van ieder jaar zal er op schoolniveau een inventarisatie plaatsvinden waarbij het onderhoud, investeringen en gebruikstevredenheid in beeld worden gebracht. Ook zal de uitvoering van het meerjaaronderhoudsplan met de schoolleiding worden besproken en vastgesteld. Deze informatie zal aan het schoolplan worden toegevoegd. Verder word vermeld welke ICT-doelen de school de komende vier jaar wil realiseren. De bijdrage aan de organisatie van de school: administratie, informatie en communicatie. Ook de te realiseren randvoorwaarden op het gebied van techniek en scholing van medewerkers. De bijdrage van ICT aan de onderwijsleerprocessen. Dit alles wordt vormgegeven in het ICT-beleidsplan van de Meidoorn. Dit beleidsplan ligt op school ter inzage. 10. Financiën AWBR werkt met een financiële planning en controle cyclus. Jaarlijks stellen de scholen in samenwerking met de controller van AWBR een begroting op. In deze begroting worden op basis van de telgegevens (t-1) de (rijks)baten en ook de lasten opgenomen. Verder wordt het financiële beleid van AWBR in de begroting verwerkt. Daarnaast wordt ook per school op basis van een prognose van het leerlingaantal een meerjarenbegroting opgesteld. Uitgangspunt is dat over een periode van vier jaar een sluitende exploitatie per school wordt vastgesteld. De hoogte van de (meerjaren) investeringen worden op schoolniveau in samenspraak met de controller jaarlijks opgesteld. Het gaat hier om het formuleren van beleid m.b.t. het te voeren financieel beleid op schoolniveau op basis van een meerjaren en – en investeringsbegroting.
Versie 28 oktober
21 11. Bijlagen Bijlage 1 Instemmingformulier bestuurder Bijlage 2 Instemmingformulier voorzitter MR Bijlage 3 Klachtenregeling Bijlage 4 Schoolnoodplan Bijlage 5 Pestprotocol Bijlage 6 Profiel klassenouder Bijlage 7 Protocol vermissing Bijlage 8 Bekostiging Bijlage 9 Investeringsplan Bijlage 10 Overige onderwerpen Bijlage 11 Gebruikte methoden
Versie 28 oktober
22
Bijlage 1 e
De bestuurder van AWBR heeft aan het schoolplan 2011 – 2015 van de 10 Montessorischool De Meidoorn haar instemming verleend.
Handtekening:
Amsterdam 20 juli 2011
A. de Vis -Eijbergen Bestuurder AWBR
Versie 28 oktober
23
Versie 28 oktober
24
Bijlage 3 Klachtenregeling openbaar primair onderwijs AWBR-stichting voor openbaar onderwijs
Het bestuur van Amsterdam West Binnen de Ring - stichting voor openbaar primair onderwijs gelet op de bepalingen van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs; gehoord de medezeggenschapsraden; stelt de volgende Klachtenregeling primair onderwijs Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar onderwijs vast. Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen Artikel 1. In deze regeling wordt verstaan onder: a. school: een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op de
expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs; b. commissie: de commissie als bedoeld in artikel 4; c. klager: een (ex-)leerling, een ouder / voogd / verzorger van een minderjarige (ex-)leerling,
d. e. f. g.
(een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, (een lid van) het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, die een klacht heeft ingediend; klacht: klacht over gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen van de aangeklaagde; contactpersoon: de persoon als bedoeld in artikel 2; vertrouwenspersoon: de persoon als bedoeld in artikel 3; aangeklaagde: een (ex-)leerling, ouder / voogd / verzorger van een minderjarige (ex)leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, (een lid van) het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, tegen wie een klacht is ingediend;
Hoofdstuk 2. Behandeling van de klachten
Paragraaf 1. De contactpersoon Artikel 2. Aanstelling en taak contactpersoon. 1. Er is op iedere school ten minste één contactpersoon die de klager verwijst naar de
vertrouwenspersoon. 2. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de contactpersoon. De benoeming vindt Versie 28 oktober
25 plaats op voorstel van de benoemingsadviescommissie.
Paragraaf 2. De vertrouwenspersoon Artikel 3. Aanstelling en taken vertrouwenspersoon 1. Het bevoegd gezag beschikt over ten minste één externe vertrouwenspersoon als aanspreekpunt bij klachten. 2. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de vertrouwenspersoon. 3. De bevoegdheden, taken, verantwoordelijkheden e.d. zijn beschreven in: “Reglement voor de externe vertrouwenspersoon Amsterdam West Binnen de Ring, stichting voor openbaar primair onderwijs” (bijlage 2 van deze klachtenregeling). 4.
Paragraaf 3. De klachtencommissie Artikel 4. Instelling en taken klachtencommissie Het bevoegd gezag sluit zich aan bij de landelijke klachtencommissie voor het openbaar primair en openbaar en algemeen bijzonder voortgezet onderwijs (bijlage 3 van deze klachtenregeling). Artikel 5. Indienen van een klacht 1. De klager dient de klacht in bij: a. het bevoegd gezag; of b. de klachtencommissie. 2. De klacht dient binnen een jaar na de gedraging of beslissing te worden ingediend, tenzij
de klachtencommissie anders beslist. 3. Indien de klacht bij het bevoegd gezag wordt ingediend, verwijst het bevoegd gezag de
4.
5.
6. 7. 8. 9.
klager naar de vertrouwenspersoon of klachtencommissie, tenzij toepassing wordt gegeven aan het vierde lid. Het bevoegd gezag kan de klacht zelf afhandelen indien hij van mening is dat de klacht op een eenvoudige wijze kan worden afgehandeld. Het bevoegd gezag meldt een dergelijke afhandeling op verzoek van de klager aan de klachtencommissie. Indien de klacht wordt ingediend bij een ander orgaan dan de in het eerste lid genoemde, verwijst de ontvanger de klager aanstonds door naar de klachtencommissie of naar het bevoegd gezag. De ontvanger is tot geheimhouding verplicht. Het bevoegd gezag kan een voorlopige voorziening treffen. Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. Het bevoegd gezag deelt de directeur van de betrokken school schriftelijk mee dat er een klacht wordt onderzocht door de klachtencommissie. Klager en aangeklaagde kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
Artikel 6. Inhoud van de klacht 1. De klacht wordt schriftelijk ingediend en ondertekend. 2. Van een mondeling ingediende klacht wordt terstond door de ontvanger als bedoeld in
artikel 7, eerste lid een verslag gemaakt, dat door de klager voor akkoord wordt ondertekend en waarvan hij een afschrift ontvangt. 3. De klacht bevat ten minste: Versie 28 oktober
26 a. de naam en het adres van de klager; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de klacht. 4. Indien niet is voldaan aan het gestelde in het derde lid, wordt de klager in de gelegenheid
gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Is ook dan nog niet voldaan aan het gestelde in het derde lid, dan kan de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard. 5. Indien de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard wordt dit aan de klager, de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de directeur van de betrokken school gemeld.
Paragraaf 4. Besluitvorming door het bevoegd gezag Artikel 7. Beslissing op advies 1. Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie deelt het bevoegd gezag aan de klager, de aangeklaagde, de directeur van de betrokken school en de klachtencommissie schriftelijk gemotiveerd mee of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en zo ja welke. De mededeling gaat vergezeld van het advies van de klachtencommissie en het verslag van de hoorzitting, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. 2. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en de klachtencommissie. 3. De beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt door het bevoegd gezag niet genomen dan nadat de aangeklaagde in de gelegenheid is gesteld zich mondeling en/of schriftelijk te verweren tegen de door het bevoegd gezag voorgenomen beslissing. Hoofdstuk 3. Slotbepalingen Artikel 8. Openbaarheid 1. Het bevoegd gezag legt deze regeling op elke school ter inzage. 2. Het bevoegd gezag stelt alle belanghebbenden op de hoogte van deze regeling.
Artikel 9. Evaluatie De regeling wordt één jaar na inwerkingtreding door het bevoegd gezag, de contactpersoon, de vertrouwenspersoon, de klachtencommissie en de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad geëvalueerd. Artikel 10. Wijziging van het reglement Deze regeling kan door het bevoegd gezag worden gewijzigd of ingetrokken, na overleg met de vertrouwenspersoon en de klachtencommissie, met inachtneming van de vigerende bepalingen. Artikel 11. Overige bepalingen 1. In gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. 2. Het bevoegd gezag zet zich in voor scholing van de contactpersonen, indien gewenst. 3. De toelichting maakt deel uit van de regeling. 4. Deze regeling kan worden aangehaald als "klachtenregeling primair openbaar onderwijs Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs". 5. Deze regeling treedt in werking op 30 oktober 2007.
Versie 28 oktober
27 Aldus voorlopig vastgesteld op 4 oktober 2007. Amsterdam West Binnen de Ring - stichting voor openbaar primair onderwijs, De voorzitter A. Wildekamp ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Datum instemming GMR :
Handtekening voorzitter GMR: …………………………………………….. -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Datum definitieve vaststelling van deze regeling: ………………………
De voorzitter van Amsterdam West Binnen de Ring – stichting voor openbaar onderwijs,
A.
Wildekamp.
Bijlage 1 Artikelsgewijze toelichting Klachtenregeling openbaar primair onderwijs Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs. Artikel 1, onder c Ook een ex-leerling is bevoegd een klacht in te dienen. Naarmate het tijdsverloop tussen de feiten, waarover wordt geklaagd en het indienen van de klacht groter is, wordt het voor de klachtencom-missie en het bevoegd gezag moeilijker om tot een oordeel te komen. Bovendien is in artikel 7, tweede lid bepaald dat een klacht binnen een jaar na de gedraging of beslissing moet worden ingediend, tenzij de klachtencommissie anders bepaalt. Hierbij valt te denken aan (zeer) ernstige klachten over seksuele intimidatie, agressie, geweld en discriminatie. Bij personen die anderszins deel uitmaken van de schoolgemeenschap kan gedacht worden aan bijvoorbeeld stagiaires en leraren in opleiding. Artikel 1, onder d Klachten kunnen gaan over bijvoorbeeld begeleiding van leerlingen, toepassing van strafmaatregelen, beoordeling van leerlingen, de inrichting van de schoolorganisatie, seksuele intimidatie, discriminerend gedrag, agressie, geweld en pesten. Onder seksuele intimidatie wordt verstaan: ongewenst seksueel getinte aandacht die tot Versie 28 oktober
28 uiting komt in verbaal, fysiek en non-verbaal gedrag. Dit gedrag wordt door degene die het ondergaat, ongeacht sekse en / of seksuele voorkeur, ervaren als ongewenst, of wordt indien het een minderjarige leerling betreft, door de ouders, voogden of verzorgers van de leerling als ongewenst aangemerkt. Seksueel intimiderend gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Onder discriminerend gedrag wordt verstaan: elke vorm van ongerechtvaardigd onderscheid, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet gelijke behandeling, elke uitsluiting, beperking of voorkeur die ten doel heeft of tot gevolg kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven wordt teniet gedaan of aangetast. Discriminatie kan zowel bedoeld als onbedoeld zijn. Onder agressie, geweld en pesten worden verstaan: gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen waarbij bedoeld of onbedoeld sprake is van geestelijke of lichamelijke mishandeling van een persoon of groep personen die deel uitmaakt van de schoolgemeenschap. Artikel 2 De contactpersoon is toegankelijk voor alle betrokkenen bij de school. Het is van belang dat deze persoon het vertrouwen geniet van alle bij de school betrokken partijen. Hij is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan het bevoegd gezag. De contactpersoon kan uit hoofde van de uitoefening van zijn taak niet worden benadeeld. Artikel 3 Het verdient aanbeveling per bestuur een onafhankelijke vertrouwenspersoon te benoemen en per school een interne contactpersoon. De vertrouwenspersoon dient zicht te hebben op het onderwijs en de participanten hierin en dient kundig te zijn op het terrein van opvang en verwijzing. Het bevoegd gezag houdt bij de benoeming van de vertrouwenspersoon rekening met de diversiteit van de schoolbevolking. De vertrouwenspersoon is toegankelijk voor alle betrokkenen bij de school. Het is van belang dat hij het vertrouwen geniet van alle bij de school betrokken partijen. De vertrouwenspersoon bezit vaardigheden om begeleidingsgesprekken te leiden. Overwogen kan worden te kiezen voor twee vertrouwenspersonen: één vrouw en één man. Bij sommige aangelegenheden kan het drempelverhogend zijn om te moeten klagen bij een persoon van het andere geslacht. Artikel 3, tweede lid De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan het bevoegd gezag. De vertrouwenspersoon kan uit hoofde van de uitoefening van zijn taak niet worden benadeeld. Artikel 4 Het “Reglement van de landelijke klachtencommissie voor het openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs” is op de school of op het bestuurskantoor van Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs, desgewenst verkrijgbaar. Artikel 5, eerste lid Versie 28 oktober
29 De klager bepaalt zelf of hij de klacht bij het bevoegd gezag of bij de klachtencommissie indient (een klacht kan niet bij de vertrouwenspersoon worden ingediend). Niet altijd zal de klacht bij de klachtencommissie worden ingediend, bijvoorbeeld als naar het oordeel van de klager sprake is van een minder ernstige klacht. Dit neemt niet weg dat de klager in het laatste geval het recht heeft alsnog zijn klacht in te dienen bij de klachtencommissie, als hij daartoe aanleiding ziet. Artikel 5, vierde lid Indien de klager dit wenst, dient het bevoegd gezag aan de klachtencommissie te melden dat hij een klacht zelf heeft afgehandeld. Artikel 5, zesde lid Het bevoegd gezag kan desgewenst een voorlopige voorziening treffen. Hierbij valt te denken aan het schorsen van onderwijspersoneel, het schorsen van leerlingen of het bepalen dat de aangeklaagde geen contact mag hebben met de klager. Het bevoegd gezag moet dan tevens bepalen tot wanneer de voorlopige voorziening van kracht blijft. Meestal is dit tot het moment dat het bevoegd gezag heeft beslist over de klacht. Artikel 5, negende lid De klager en de aangeklaagde hebben het recht zich op elk gewenst moment in de procedure te laten bijstaan door een raadsman of zich te laten vertegenwoordigen. Artikel 6, vierde lid Een anonieme klacht wordt niet in behandeling genomen, tenzij de klachtencommissie of het bevoegd gezag anders beslist. Artikel 7 Het bevoegd gezag stelt de klager en de aangeklaagde op de hoogte van het advies van de klachtencommissie, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag, al dan niet op aangeven van de commissie, zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Het bevoegd gezag zendt de klager en de aangeklaagde een afschrift van het gehele advies. Indien de klacht door het bevoegd gezag ongegrond wordt verklaard kan het bevoegd gezag op verzoek van en in overleg met de aangeklaagde in een passende rehabilitatie voorzien, zo nodig na advies van de klachtencommissie. Artikel 7, derde lid Indien in deze beslissing een rechtspositionele maatregel is begrepen, worden de vigerende bepalingen terzake van hoor en wederhoor in acht genomen. De bepalingen opgenomen in de CAO-PO en de Awb, zijn van toepassing op een besluit van het bevoegd gezag van een openbare school voor primair onderwijs. Voor het bijzonder primair onderwijs zijn de overige voorwaarden, behorend bij de akte van benoeming, van toepassing. Het bevoegd gezag van het openbaar onderwijs is verplicht aangifte te doen van een misdrijf aan de officier van justitie of aan één van zijn hulpofficieren.
Versie 28 oktober
30 Het bevoegd gezag is verplicht contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur als het vermoeden bestaat dat een personeelslid zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf met een minderjarige leerling. Als uit het overleg met de vertrouwensinspecteur blijkt dat er een redelijk vermoeden bestaat van een strafbaar feit, is het bevoegd gezag verplicht daarvan aangifte te doen bij politie/justitie. Wanneer er sprake is van een strafbaar feit wordt met nadruk ontraden de uitkomst van het strafproces af te wachten, alvorens door het bevoegd gezag maatregelen jegens de aangeklaagde worden genomen. Het bevoegd gezag heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Artikel 8 Informatie over deze regeling wordt opgenomen in de schoolgids. Namen en telefoonnummers van de voorzitter en de secretaris van de klachtencommissie, van de vertrouwenspersoon en van de contactpersoon kunnen in de schoolgids worden vermeld. Ook kan een en ander in een folder worden opgenomen. Bijlage 2 Reglement voor de externe vertrouwenspersoon openbaar onderwijs Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs Het bevoegd gezag van, het dagelijks bestuur van stadsdeel Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs, gelet op de bepalingen van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs; gelet op het bepaalde in de Klachtenregeling openbaar primair onderwijs Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs; stellen het volgende Reglement voor de externe vertrouwenspersoon openbaar primair onderwijs Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs vast.
Artikel 1. Aanwijzing 1. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat, conform het bepaalde in de “Klachtenregeling openbaar onderwijs Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs”, de vertrouwenspersoon. 2. De vertrouwenspersoon is deskundig op het gebied van de problematiek rondom machtsmisbruik, te weten: seksuele intimidatie, agressie, geweld en discriminatie. 3. De directie van een school draagt zorg voor dat de naam, het adres en het telefoonnummer van de vertrouwenspersoon bij alle ouders, verzorgers en voogden van de leerlingen, alsmede het personeel en de vrijwilligers en leden van de medezeggenschapsraad van de school middels de schoolgids bekend is. Artikel 2. Taken. 1. De externe vertrouwenspersoon heeft tot taak: a. na te gaan of door bemiddeling een oplossing van de klacht kan worden bereikt; b. indien er sprake is van mogelijke strafbare feiten de kla(a)g(st)er te wijzen op de Versie 28 oktober
31 mogelijkheid tot het doen van aangifte bij politie of justitie; c. conform het bepaalde in artikel 5 van de “Klachtenregeling openbaar onderwijs Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs” de klager wijzen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij het bevoegd gezag of de klachtencommissie openbaar onderwijs; d. het desgewenst begeleiden van de klager bij de verdere procedure en het desgewenst verlenen van bijstand bij het doen van aangifte bij politie of justitie; e. de klager te verwijzen, indien en voorzover noodzakelijk of wenselijk, naar andere instanties gespecialiseerd in opvang en nazorg; f. aanwijzingen, niet zijnde concrete klachten, eventueel ter kennis te brengen van de klachtencommissie of van het bevoegd gezag; g. het onderhouden van contacten met de kla(a)g(st)er om te bezien of het indienen van de klacht niet leidt tot repercussies voor de kla(a)g(st)er en om te bezien of, nadat de klacht is afgehandeld, de aanleiding van de klacht daadwerkelijk is weggenomen; h. het gevraagd en ongevraagd adviseren aan het bevoegd gezag over een beleid inzake bestrijding en preventie van seksuele intimidatie, geweld en discriminatie. 2. De vertrouwenspersoon onderneemt geen stappen naar buiten dan met instemming van de betrokken kla(a)g(st)er. 3. Zodra de vertrouwenspersoon de klacht als afgehandeld beschouwt, deelt zij dat aan de kla(a)g(st)er mede. Artikel 3. Bevoegdheden De vertrouwenspersoon beschikt over de volgende bevoegdheden: a. het recht om met personeelsleden, leerlingen, het bevoegd gezag en andere betrokkenen van de school gesprekken te voeren; b. het recht op raadpleging van deskundigen; c. het recht op toegang tot de afdeling van de school; d. het recht op inzage in relevante documenten. Artikel 4. Verantwoording/bescherming 1. De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van haar taak uitsluitend functioneel verantwoording schuldig aan het bevoegd gezag. 2. Het bevoegd gezag sluit een overeenkomst met de stichting Primo die uit haar midden een vertrouwenspersoon aanwijst. De overeenkomst wordt voor een bepaalde periode aangegaan. Na afloop van die periode kan de overeenkomst worden verlengd. 3. De door de Stichting Primo aangewezen vertrouwenspersoon kan alleen tussentijds uit haar functie worden ontheven als er sprake is van grove nalatigheid of fouten in haar functioneren als vertrouwenspersoon. 4. De vertrouwenspersoon meldt elke klacht schriftelijk – anoniem – bij het bevoegd gezag. In het geval de afhandeling van de klacht niet met een enkel telefoontje kan worden afgehandeld wordt dit bij de melding aangegeven. 5. In het geval de afhandeling van de klacht meer dan 5 uur zal gaan bedragen wordt dit door de vertrouwenspersoon voor het verstrekken van dit tijdvak aan het bevoegd gezag gemeld. Bij deze melding wordt tevens aangegeven hoeveel extra tijd met de afhandeling van de klacht naar verwachting is gemoeid. Artikel 5. Geheimhouding/archief 1. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van hetgeen haar in verband met Versie 28 oktober
32 haar werkzaamheden als vertrouwenspersoon ter kennis komt. Deze plicht geldt niet ten opzichte van het bevoegd gezag, de kla(a)g(st)er, de aangeklaagde (alleen indien dit strikt noodzakelijk is en met instemming van de kla(a)g(st)er, de klachtencommissie, gerechtelijke autoriteiten, de vertrouwensinspecteur van het onderwijs en artsen. 2. De geheimhouding vervalt niet na beëindiging van de functie als vertrouwenspersoon. 3. De vertrouwenspersoon houdt van de door haar behandelde klachten een archief bij. Dit archief is voor niemand toegankelijk dan voor de door het bevoegd gezag aangewezen vertrouwenspersonen. Artikel 6. Jaarverslag 1. De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks aan het bevoegd gezag een geanonimiseerd verslag uit van haar werkzaamheden, het aantal en de aard van de bij haar gemelde klachten en het resultaat van haar activiteiten. 2. In het geval dat het bevoegd gezag meerdere vertrouwenspersonen heeft aangewezen, kunnen zij een gezamenlijk jaarverslag uitbrengen. Artikel 7. Overige bepalingen 1. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag van de openbare scholen voor primair onderwijs in Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs. 2. Deze regeling maakt onderdeel uit van de “Klachtenregeling openbaar primair onderwijs Amsterdam West Binnen de Ring stichting voor openbaar primair onderwijs” en treedt gelijktijdig in werking. Aldus vastgesteld op 4 oktober 2007. Amsterdam West Binnen de Ring - stichting voor openbaar primair onderwijs, De voorzitter A. Wildekamp
Bijlage 3 Reglement van de Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs
De Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs, gelet op artikel 6 van het “Instellingsbesluit Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs” - Besluit – vast te stellen het “Reglement Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs” Versie 28 oktober
33 Titel 1. Begripsbepalingen. Artikel 1. Dit reglement verstaat onder: 1. “Commissie”: de klachtencommissie zoals bedoeld in artikel 14 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 23 van de Wet op de expertisecentra en artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs; de in Titel 4 Klachtenprocedure genoemde “Commissie” is de voor de behandeling van een klacht samengestelde, uit drie leden bestaande, Commissie; 2. “klachtenregeling”: de door het bevoegd gezag van de school vastgestelde regeling voor de behandeling van klachten; 3. “klacht”: de in de klachtenregeling omschreven definitie van klacht; 4. “klager”: de in de klachtenregeling omschreven definitie van klager; 5. “aangeklaagde”: de in de klachtenregeling omschreven definitie van degene tegen wie een klacht is ingediend; 6. “reglement”: het reglement als bedoeld in artikel 6 van het “Instellingsbesluit Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs”. Titel 2. Samenstelling en zittingsduur van de Commissie. Artikel 2. Samenstelling 1. De Commissie bestaat uit ten minste tien leden. 2. De Commissie wijst uit haar midden een voorzitter en twee plaatsvervangende voorzitters aan, die tevens als lid kunnen optreden. 3. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters moeten voldoen aan de vereisten voor benoeming tot rechter in een arrondissementsrechtbank. 4. De leden van de Commissie maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam bij een bevoegd gezag van een school waarover de Commissie haar werkkring uitstrekt. Artikel 3. Zittingsduur 1. De leden van de Commissie hebben zitting voor een periode van 4 jaar. Zij treden na hun zittingsperiode af en zijn terstond herbenoembaar. De Commissie stelt hiervoor zelf een rooster van aftreden op. 2. Het lid, dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou moeten aftreden. 3. Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de Commissie: - door overlijden; - door opzegging door het lid; - door onder curatelestelling; - door het bereiken van de leeftijd van 70 jaar. Artikel 4. Openbaarmaking samenstelling 1. De voorzitter van de Commissie maakt na de benoeming van de leden en de aanwijzing van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter de samenstelling van de Commissie kenbaar aan de Vereniging van Openbare Scholen/Algemene Besturenbond, het CBOO Landelijk Platform Openbaar Onderwijs en de bij de Commissie aangesloten bevoegde Versie 28 oktober
34 gezagorganen en scholen. 2. Wijzigingen van de samenstelling van de Commissie maakt de voorzitter eveneens kenbaar aan de in het eerste lid van dit artikel genoemde instellingen. Titel 3. Benoeming leden Commissie Artikel 5. Organisatie benoeming Het secretariaat van de Commissie draagt zorg voor de organisatie van de benoeming van de leden van de Commissie. Artikel 6. Voordracht kandidaten 1. Een voordrachtscommissie, bestaande uit drie leden, waarvoor de Vereniging van Openbare Scholen/Algemene Besturenbond twee vertegenwoordigers en het CBOO Landelijk Platform Openbaar Onderwijs één vertegenwoordiger aanwijzen, dient bij het secretariaat van de Commissie een voordracht in van kandidaten voor de vacatures in de Commissie. 2. Bij elke in het eerste lid bedoelde voordracht moet een door betrokkene ondertekende verklaring worden gevoegd, waaruit de instemming met de kandidaatstelling blijkt. 3. Het secretariaat van de Commissie maakt, binnen vier weken na ontvangst van de voordracht, aan de bevoegde gezagsorganen van de bij de Commissie aangesloten scholen de kandidaten bekend, die zijn voorgedragen door de in het eerste lid genoemde voordrachtscommissie. Artikel 7. Tegenkandidaten 1. De bevoegde gezagsorganen van de bij de Commissie aangesloten scholen kunnen binnen zes weken, nadat de voorgedragen kandidaten door het secretariaat van de Commissie bekend zijn gemaakt, eveneens kandidaten stellen voor de te vervullen vacatures in de Commissie. Deze kandidaten moeten blijkens een schriftelijke verklaring door ten minste 10% dan wel ten hoogste 25% van de bevoegde gezagsorganen van de bij de Commissie aangesloten scholen worden gesteund. Bij elk voorstel van de bevoegde gezagsorganen van een kandidaat moet een door betrokkene ondertekende schriftelijke verklaring worden gevoegd, waaruit de instemming van de kandidaat blijkt. 2. Een bevoegd gezag kan voor een vacature slechts één voorstel voor een kandidaat steunen. 3. Indien aan een door een bevoegd gezag ingediende kandidaatstelling een gebrek kleeft, stelt het secretariaat van de Commissie binnen een door hem te bepalen termijn het bevoegd gezag in de gelegenheid het verzuim te herstellen. Artikel 8. Bezwaar tegen kandidaatstelling Tegen een besluit van het secretariaat van de Commissie met betrekking tot de kandidaatstelling kan door een bevoegd gezag binnen twee weken na dagtekening van de beslissing van het secretariaat van de Commissie een bezwaarschrift worden ingediend bij de commissie als bedoeld in artikel 16, die daarop binnen twee weken beslist. Artikel 9. Wijze van benoeming Versie 28 oktober
35 1. Indien door bevoegde gezagsorganen op grond van de bepalingen in artikel 7 binnen de daartoe gestelde termijn kandidaten zijn voorgedragen, vindt de benoeming van de leden van de Commissie plaats door middel van een stemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 van dit Reglement. 2. Indien door de bevoegde gezagsorganen op grond van de bepalingen in artikel 7 binnen de daartoe gestelde termijnen geen kandidaten zijn voorgedragen, worden op grond van artikel 6 voorgedragen kandidaten geacht te zijn benoemd. Artikel 10. Stemming 1. De benoeming van de leden van de Commissie geschiedt bij geheime schriftelijke stemming. 2. Uiterlijk 3 weken voor de datum van de stemming zendt het secretariaat van de Commissie aan de bevoegd gezagsorganen van de aangesloten scholen een gewaarmerkt stembiljet dat de namen van de kandidaten bevat. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn het stembiljet aan het secretariaat van de Commissie moet worden teruggezonden. Artikel 11. Stem Door de bevoegd gezagsorganen van de aangesloten scholen wordt voor elke te vervullen vacature één stem uitgebracht. Artikel 12. Tellen stemmen 1. Na het sluiten van de inzendingstermijn als bedoeld in artikel 10, tweede lid, stelt het secretariaat van de Commissie in een openbare zitting het aantal geldige stemmen vast, dat op elke kandidaat is uitgebracht. 2. Ongeldig zijn de stembiljetten: a. die niet door het secretariaat van de Commissie zijn uitgereikt; b. waaruit niet duidelijk de keuze van de stemgerechtigde blijkt; c. waarop meer dan het toegestane aantal stemmen is uitgebracht. Artikel 13. Vaststelling uitslag stemming 1. Benoemd is de kandidaat, die het hoogste aantal stemmen op zich heeft verenigd. 2. Indien er meerdere kandidaten zijn, die een gelijk aantal stemmen op zich hebben verenigd, beslist tussen hen het lot. Artikel 14. Proces-verbaal stemming Onmiddellijk, nadat de uitslag van de stemming is vastgesteld, stelt het secretariaat van de Commissie het proces-verbaal vast van alle werkzaamheden betreffende de uitslagbepaling. Artikel 15. Tussentijdse benoeming Indien tussentijds de plaats van een lid van de Commissie openvalt wordt tussentijds zo spoedig mogelijk een nieuw lid benoemd, tenzij de zittingstermijn van de Commissie binnen zes maanden afloopt. Versie 28 oktober
36 Artikel 16. Bezwaar tegen uitslag stemming Tegen vaststelling van de uitslag van de stemming kan door belanghebbenden binnen twee weken na openbaarmaking van de uitslag een bezwaarschrift worden ingediend bij een commissie bestaande uit drie leden, te benoemen door de Vereniging van Openbare Scholen/Algemene Besturenbond. Deze commissie beslist binnen twee weken op een ingediend bezwaarschrift. Titel 4. Klachtenprocedure Paragraaf 1. Indienen klacht Artikel 17. Indienen klacht 1. De klager dient een klacht schriftelijk in bij de Commissie. 2. Van een mondeling ingediende klacht maakt het secretariaat van de Commissie – indien redelijkerwijs niet van klager gevraagd kan worden dat de klacht op schrift gesteld wordt – terstond een verslag dat door de klager voor akkoord wordt ondertekend en waarvan klager een afschrift ontvangt. 3. Het klaagschrift bevat ten minste: a. de naam en het adres van de klager; b. de naam en het adres van de aangeklaagde; c. de dagtekening en ondertekening; d. een omschrijving van de klacht. 4. Indien de voorzitter van mening is, dat niet voldaan is aan het in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel bepaalde, stelt hij de klager in de gelegenheid binnen een door de voorzitter te bepalen termijn het verzuim te herstellen. Indien het verzuim binnen de gestelde termijn niet wordt hersteld, kan de Commissie besluiten klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek de klacht te behandelen. 5. De Commissie bevestigt, nadat aan alle eisen zoals omschreven is in het eerste, tweede
en derde lid van dit artikel is voldaan, binnen vijf werkdagen schriftelijk de ontvangst van een klacht aan de klager, het bevoegd gezag en de directeur van de school. 6. De Commissie zendt, nadat aan alle eisen zoals omschreven in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel is voldaan, binnen vijf werkdagen na ontvangst van de klacht een afschrift van het klaagschrift alsmede van de daarbij meegezonden stukken aan de aangeklaagde. Artikel 18. Intrekken klacht De klager kan een klacht schriftelijk en ter zitting ook mondeling intrekken. De Commissie deelt dit onverwijld mee aan de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de directeur van de betrokken school. Paragraaf 2. Voorbereidend onderzoek Artikel 19. Verweer voeren 1. De Commissie stelt de aangeklaagde in de gelegenheid om binnen een termijn van drie weken een schriftelijk verweer bij de Commissie in te dienen en deelt daarbij de datum mede, waarop het verweer bij de Commissie uiterlijk moet zijn ingediend. 2. De voorzitter kan deze termijn op verzoek van de aangeklaagde verlengen. 3. De Commissie zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verweerschrift aan de Versie 28 oktober
37 klager. Artikel 20. Het inwinnen van inlichtingen 1. Ter voorbereiding van de behandeling van de klacht kunnen door of namens de Commissie bij de klager de aangeklaagde en anderen hetzij schriftelijk, hetzij mondeling alle gewenste inlichtingen worden ingewonnen. Klager en aangeklaagde worden hiervan op de hoogte gesteld. 2. Tot drie werkdagen voor de zitting kunnen klager en aangeklaagde nadere stukken indienen. 3. Voor zover er met de klager, de aangeklaagde en anderen door of namens de Commissie gesprekken plaatsvinden, wordt daarvan een verslag gemaakt. Van de verkregen inlichtingen en gemaakte verslagen ontvangen de klager en de aangeklaagde een afschrift. Artikel 21. Geheimhouding ter inzage gelegde stukken 1. De klager en aangeklaagde kunnen bij het overleggen van stukken, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, onder opgave van die gewichtige redenen de Commissie meedelen dat uitsluiten zij kennis zal mogen nemen van de stukken. 2. De voorzitter beslist of de in het eerste lid bedoelde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Indien die beperking niet gerechtvaardigd is, worden die stukken alsnog toegezonden aan de wederpartij. 3. Indien de voorzitter heeft beslist, dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan de Commissie slechts met toestemming van de wederpartij mede op grondslag van die stukken het oordeel over een klacht vaststellen. Hiervan maakt zij in de beslissing melding. Paragraaf 3. Vereenvoudigde behandeling Artikel 22. Beslissing over klacht zonder nader onderzoek 1. De Commissie kan totdat klager en aangeklaagde zijn uitgenodigd om op een zitting van de Commissie verschijnen, het onderzoek naar de klacht sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat: a. zij kennelijk onbevoegd is; b. de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is; c. de klacht kennelijk ongegrond is, of; d. de klacht kennelijk gegrond is. 2. De Commissie deelt een beslissing als genoemd in het eerste lid onder ‘a’ tot en met ‘d’ van dit artikel, mee aan klager, de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de directeur van de betrokken school. Paragraaf 4. Schriftelijke behandeling Artikel 23 1. De Commissie kan met instemming van de klager en de aangeklaagde besluiten een klacht uitsluitend schriftelijk te behandelen. 2. Indien de klager en de aangeklaagde met een schriftelijke behandeling instemmen stelt de voorzitter de klager binnen een termijn van twee weken in de gelegenheid te reageren Versie 28 oktober
38 op het door de aangeklaagde ingediende verweerschrift (repliek). De Commissie zendt zo spoedig mogelijke een afschrift van deze reactie aan de klager. 3. De voorzitter kan op verzoek van de klager of de aangeklaagde de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn met ten hoogste twee weken verlengen. Paragraaf 5. Ter inzage leggen van stukken Artikel 24 1. Alle op de klacht betrekking hebbende stukken, bij de Commissie aanwezig, worden met inbegrip van de ingewonnen inlichtingen en gemaakte verslagen als bedoeld in artikel 20, tweede lid van dit reglement neergelegd bij het secretariaat. 2. De klager en aangeklaagde of hun gemachtigden kunnen deze stukken – onverminderd het bepaalde in artikel 21 – inzien binnen een door de voorzitter bepaalde en aan hen medegedeelde termijn, die in de regel ten minste vijf werkdagen beloopt. Zij kunnen, indien zij niet over de desbetreffende stukken beschikken, desgevraagd van deze stukken afschriften of uittreksels ontvangen. Paragraaf 6. Wraking en verschoning leden Commissie Artikel 25 1. Voor en ook na aanvang van de behandeling ter zitting kan elk van de zittende leden van de Commissie door de klager of aangeklaagde worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door het desbetreffende lid zouden kunnen bemoeilijken. Ook kan op grond van zodanige feiten en omstandigheden een lid zich verschonen. 2. De andere zittende leden van de Commissie beslissen zo spoedig mogelijk of de wraking dan wel verschoning wordt toegestaan. 3. Bij staking van stemmen is het verzoek toegestaan. Paragraaf 7. Behandeling ter zitting Artikel 26. Samenstelling Commissie Voor de behandeling van iedere ingediende klacht bestaat de Commissie uit één voorzitter en twee leden. Artikel 27. Vaststelling zittingsdag en oproeping 1. De voorzitter bepaalt dag, plaats en tijdstip van de zitting. De zitting vindt in beginsel plaats binnen zes weken na ontvangst van de klacht, als bedoeld in artikel 17, lid 5. 2. De klager en aangeklaagde worden door de Commissie opgeroepen om op een zitting van de Commissie te verschijnen voor het geven van inlichtingen of om hun standpunt toe te lichten. Zonodig worden andere belanghebbenden opgeroepen. Artikel 28. Procedure ter zitting 1. De voorzitter bepaalt de procedure ter zitting. 2. De secretaris draagt zorg voor het proces-verbaal van de zitting. 3. De klager en de aangeklaagde worden in elkaars aanwezigheid gehoord tenzij de klager Versie 28 oktober
39 of aangeklaagde – zulks ter beoordeling van de voorzitter van de Commissie – een met redenen omklede grond aanvoert om partijen buiten elkaars aanwezigheid te horen. 4. De zittingen van de Commissie zijn niet openbaar. 5. Tijdens de zitting wordt aan de klager en de aangeklaagde de gelegenheid gegeven: a. hun belangen voor te dragen of te doen voordragen; b. getuigen en deskundigen te doen horen; c. zicht te laten vergezellen door één, hen vertrouwd, persoon. Artikel 29. Gemachtigden De gemachtigden van de klager en de aangeklaagde moeten voorzien zijn van een schriftelijke lastgeving, tenzij de klager en de aangeklaagde zelf met deze gemachtigden te zitting verschijnen. Artikel 30. Getuigen, deskundigen 1. De voorzitter kan bepaalde personen als getuige of deskundige voor de zitting doen oproepen. 2. Namen en woonplaatsen van de getuigen en deskundigen worden aan klager en aangeklaagde meegedeeld. 3. Klager en aangeklaagde kunnen getuigen en deskundigen, wier horen zij wenselijk achten, meebrengen. 4. De Commissie kan afzien van het horen van door de klager of aangeklaagde meegebrachte of opgeroepen getuigen en deskundigen. Artikel 31. Horen klager, aangeklaagde en getuigen/deskundigen 1. De ter zitting verschenen klager en aangeklaagde of hun gemachtigden worden in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. 2. De leden van de Commissie zijn bevoegd aan klager en aangeklaagde of hun gemachtigden vragen te stellen. 3. Getuigen en deskundigen worden door de voorzitter ondervraagd. 4. Vragen kunnen ook worden gesteld door de andere leden van de Commissie en, met toestemming van de voorzitter, door diens tussenkomst, door de klager of de aangeklaagde of hun gemachtigden. 5. Na afloop van het horen worden de klager en aangeklaagde of hun gemachtigden in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van hetgeen door de getuigen en deskundigen is verklaard, het woord te voeren. Paragraaf 8. Vaststelling advies Artikel 32. Beslissing in raadkamer 1. De Commissie beraadslaagt over het advies in besloten vergadering. 2. Voor het nemen van beslissingen in de in het eerste lid bedoelde vergadering is de aanwezigheid van alle leden, die deel uitmaken van de Commissie die de betreffende klacht behandelt, vereist. 3. De Commissie beslist met meerderheid van stemmen. Artikel 33. Termijn vaststelling advies.
Versie 28 oktober
40 1. Binnen vier weken na de sluiting van de zitting dan wel na afronding van de schriftelijke behandeling als bedoeld in artikel 23 stelt de Commissie het advies vast. Deze termijn kan ten hoogste met vier weken door de voorzitter worden verlengd. 2. Het in het eerste lid van dit artikel bepaalde is niet van toepassing, indien de Commissie van oordeel is dat voortzetting van de behandeling op een nieuwe zitting moet plaatsvinden. Artikel 34. Inhoud advies 1. De Commissie geeft in haar advies een gemotiveerd oordeel over het al dan niet gegrond zijn van de klacht. 2. De Commissie kan in haar advies tevens een aanbeveling doen over de door het bevoegd gezag te treffen maatregelen. 3. Het schriftelijk advies van de Commissie bevat: a. de namen en woonplaatsen van klager en aangeklaagde; b. het door de klager en aangeklaagde aangevoerde; c. de gronden waarop de beslissing berust; d. een mogelijke aanbeveling; e. de beslissing. 4. Het advies vermeldt wanneer en door welke leden van de Commissie het is vastgesteld. 5. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend. Artikel 35. Openbaar maken advies De Commissie zendt het advies aan het bevoegd gezag, de klager en de aangeklaagde. Artikel 36. Termijnbepaling en schoolvakanties Bij de vaststelling van de termijnen als genoemd in de artikelen van Titel 4. Worden de dagen van de schoolvakanties niet meegerekend. Titel 5. Overige bepalingen Artikel 37. Taak voorzitter De voorzitter is belast met het leiden van de vergaderingen en zittingen van de Commissie. De voorzitter vertegenwoordigt de Commissie in en buiten rechte. Artikel 38. Taak secretaris 1. De secretaris is belast met het voorbereiden van de vergaderingen en zittingen en het uitvoeren van de besluiten van de Commissie, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van het “Instellingsbesluit Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijke onderwijs”. 2. De secretaris draagt zorg voor het opstellen van het verslag van de vergaderingen en zittingen van de Commissie en het beheer van de voor de Commissie bestemde stukken. Artikel 39. Besluitvorming 1. Voor het nemen van besluiten door de Commissie ter vergadering – anders dan de beslissing genoemd in Titel 4. Van dit reglement – is de aanwezigheid van een meerderheid van de leden vereist. 2. De Commissie besluit ter vergadering met meerderheid van uitgebrachte stemmen. Versie 28 oktober
41 3. Besluitvorming van de Commissie kan ook langs schriftelijke weg gebeuren, met dien verstande dat in dat geval alleen een besluit kan worden genomen, indien de leden van de Commissie een eenstemmig oordeel hebben. Artikel 40. Jaarverslag. De Commissie brengt jaarlijks verslag uit van haar werkzaamheden aan de Vereniging van Openbare Scholen/Algemene Besturenbond, het CBOO Landelijk Platform Openbaar Onderwijs en de bevoegde gezagsorganen van de aangesloten scholen. Artikel 41. Wijziging reglement 1. Dit reglement kan door de Commissie worden gewijzigd. 2. Een wijziging van het bepaalde in de Titels 2 en 3 van dit reglement behoeft de goedkeuring van de Vereniging van Openbare Scholen/Algemene Besturenbond. Artikel 42. Citeerbepaling Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs. Artikel 43. Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking met ingang van 30 oktober 2007.
Versie 28 oktober
42
SCHOOLNOODPLAN Schooljaar 2010 - 2011
10e Montessorischool “De Meidoorn” Chasséstraat 59 1057 JA Amsterdam Tel: 020 – 6160106
Versie 28 oktober
43
www.10emeidoorn.nl
[email protected] Directie: F.P. Renz, directeur J.M. Buitenhuis, adjunct directeur
Inhoudsopgave
1. Inleiding - Schoolgebouw
blz. 3 blz. 3
- Doel plan
blz. 5
- Verantwoordelijkheid
blz. 5
2. Melden van een noodsituatie / Alarmeren van hulpverleners
blz. 6
3. Ontruimingsplan - Taken bedrijfshulpverleners / directie
blz. 7 blz. 9
- Taken leerkracht
blz. 10
4. Inruimingsplan - Taken bedrijfshulpverleners / directie
blz. 11 blz. 11
5. Bijlage - plattegrond vluchtwegen / blusapparatuur
blz. 12 blz. 13
- overzicht betekenis symbolen
blz. 14
- plattegrond staanplaats groepen buiten
blz. 15
Versie 28 oktober
44
Inleiding
Schoolgebouw Het schoolgebouw van de 10e Montessorischool ‘De Meidoorn’ bestaat uit drie bouwlagen en een kelder. In de kelder bevinden zich:
meubilair kerstspullen Sinterklaasspullen overige opslag
Op de begane grond bevinden zich:
twee lokalen voor onderbouwgroepen (kinderen in de leeftijd van vier tot ongeveer zes jaar).
een ‘natte’ ruimte met 4 kleuterw.c.’s een speellokaal een ‘natte’ ruimte met 2 kleuterw.c.’s een gymnastieklokaal een VVE-lokaal (kinderen in de leeftijd van twee tot vier jaar)
een invalide w.c. een deur die leidt naar de kelder een aparte kamer waar les wordt gegeven aan kleine groepen een ouderkamer c.q. personeelsruimte twee ruimtes bij de entree van de school: een ruimte voor de directie (bij binnenkomst links) een keukentje voor de conciërge (bij binnenkomst rechts).
Op de eerste verdieping bevinden zich: Versie 28 oktober
drie lokalen voor onderbouwgroepen een ‘natte’ ruimte met 4 kleuter w.c.’s een aparte kamer waar les wordt gegeven aan kleine groepen
45
twee lokalen voor middenbouwgroepen (kinderen in de leeftijd van zes t/m 8 jaar)
een ‘natte’ ruimte met 4 w.c.’s 1 lokaal voor beeldende vorming een lokaal voor de IB-ers en de administratie een keukentje met koel/vrieskast
Op de tweede verdieping bevinden zich:
drie lokalen voor middenbouwgroepen (kinderen in de leeftijd van zes tot ongeveer acht jaar)
een personeels w.c. een ‘natte’ ruimte met 4 w.c.’s vier lokalen voor tussenbouwgroepen (kinderen in de leeftijd van acht tot tien jaar)
een ‘natte’ ruimte met 4 w.c.’s
Op de derde verdieping bevinden zich:
3 lokalen voor bovenbouwgroepen
Op de begane grond bevinden zich verschillende uitgangen. Twee uitgangen leiden naar het schoolplein en één uitgang leidt naar de Chasséstraat. Vanaf de tweede verdieping zijn twee uitgangen naar trappen die uitkomen op het platte dak. Op de eerste verdieping is één uitgang naar een plat dak, vanwaar een trap naar het speelplein gaat. Op zowel de eerste als de tweede verdieping is een centraal trappenhuis. In totaal beschikt de school over 16 lokalen. Op dit moment wordt de school bezocht door 378 (driehonderachtenzeventig) leerlingen. De school heeft in totaal 32 (tweeëndertig ) medewerkers (incl. twee voorschoolleidsters). Het up-to-date houden van dit plan is de verantwoordelijkheid van de schooldirectie.
Versie 28 oktober
46
Doel plan Dit plan heeft tot doel om in een noodsituatie, zoals brand, explosie, persoonlijk letsel of vrijgekomen gevaarlijke stoffen iedereen te laten weten wat er gebeuren moet en hoe er gehandeld moet worden. Het belangrijkste doel is het aantal slachtoffers te beperken en als tweede doel de schade zo minimaal mogelijk te laten zijn. Er zal twee keer per jaar met de kinderen geoefend worden, zodat alle betrokkenen weten wat hen te doen staat in geval van een calamiteit. Eén keer per jaar dient de school te worden gecontroleerd op brandveiligheid. Deze controle valt onder verantwoordelijkheid van Stichting Amsterdam West Binnen de Ring. Ook dient de aanwezige blusapparatuur één keer per jaar te worden gecontroleerd. Ook dit valt onder de verantwoordelijkheid van Stichting Amsterdam West Binnen de Ring.
Verantwoordelijkheid De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leerlingen, collega’s en anderen in en om de school ligt bij de schoolleiding. In de uitvoering van dit plan spelen de op school in functie zijn de bedrijfshulpverleners een belangrijke rol. De school beschikt over zes bedrijfshulpverleners. Deze zes mensen hebben de opleiding gevolgd bij Van Doorenmalen. Daar hebben zij training gehad in eerste hulp bij ongelukken en calamiteitenbestrijding. Deze zes personen zijn:
Samantha Meester Pamela Pronk
Versie 28 oktober
47
Rob Straus Koos v.d. Valk Lydia Doeswijk Charlotte Beek
BHV-ers met een klas, hebben bij een ontruiming primair de verantwoordelijkheid voor hun klas. Zij moeten, indien mogelijk, een niet klasgebonden persoon aanspreken en hun klas overdragen. Is daar geen mogelijkheid toe, dan blijven zij bij hun klas en nemen deze mee naar buiten. Tijdens de calamiteit zijn de BHV-ers herkenbaar aan een geel / oranje jasje (te verkrijgen bij de directie). Dit geel / oranje jasje zullen de BHV-ers op een herkenbare plek bewaren in de ruimte waar zij werken.
Melden van een noodsituatie / alarmeren hulpverleners -
Vanaf een veilige plaats wordt direct alarmnummer 112 gebeld. Deze melding zal worden gedaan door een lid van de directie. Bij afwezigheid van de directie kan dit door ieder ander gedaan worden.
-
De reden van alarmering wordt verteld.
-
Indien mogelijk wordt de plaats aangegeven waar de noodsituatie zich afspeelt. Bovendien wordt het adres van de school doorgegeven: Chasséstraat 59, te Amsterdam
-
Er wordt antwoord gegeven op de vragen van de persoon in de meldcentrale en de gegeven instructies worden opgevolgd.
Versie 28 oktober
48
Ontruimingsplan
Bij een noodsituatie dient het schoolgebouw ontruimd te worden. De bedrijfshulpverleners binnen de school coördineren dit proces. De beslissing tot ontruiming kan worden genomen door de contactpersoon van de meldcentrale of door de ter plekke zijnde bedrijfshulpverleners dan wel de directie. Het wel of niet ontruimen zal afhankelijk zijn van de plaats van de noodsituatie, de omvang van de noodsituatie en snelheid waarmee de situatie zich ontwikkelt. Bij het ontruimen is elke leerkracht verantwoordelijk voor het veilig naar buiten leiden van zijn / haar leerlingen.
Versie 28 oktober
49
Na het ontruimingsbevel (een centrale alarmtoon) dienen de leerlingen en de medewerkers als volgt te handelen: -
alle activiteiten worden gestopt alle ramen worden gesloten alle aanwezige leerlingen in de klas worden geteld de leerkracht neemt de groepsmap mee en controleren de w.c.’s deuren dienen te worden gesloten bij het verlaten van het lokaal het gebouw wordt verlaten alle betrokkenen gaan naar een verzamelplaats die buiten het schoolgebouw is afgesproken en blijven daar bij elkaar De volgende verzamelplaatsen worden gebruikt:
De onderbouwen verlaten afhankelijk van de situatie de school via de hoofduitgang, dan wel via het speelplein en verzamelen op het Kortenaerplein. De middenbouwen verlaten afhankelijk van de situatie de school via de hoofdingang, dan wel via het speelplein en verzamelen op het Kortenaerplein. Voor de tussenbouw- en bovenbouwleerlingen geldt hetzelfde, doch zij verzamelen op de hoek van de Chasséstraat en de van Kinsbergenstraat.
Bij deze verzamelplaats wordt door de leerkracht gecontroleerd of iedereen buiten is, de leerkracht telt opnieuw al zijn leerlingen. In overleg met de hulpverleners en de directie wordt besloten welke verdere acties ondernomen zullen worden. De leerkrachten dienen ook nog de volgende handelingen te verrichten bij het verlaten van het schoolgebouw: -
controleren of er geen van hun leerlingen achterblijven in het gebouw controleren of er geen leerlingen achterblijven in andere ruimten die op de vluchtroute liggen door BHV-er zorgen dat de absentielijst wordt meegenomen stellen bij het missen van leerlingen de coördinerende bedrijfshulpverlener en de directie op de hoogte
Versie 28 oktober
50
Taken bedrijfshulpverleners / directie (BIJ TWIJFEL ALTIJD ONTRUIMEN)
1. Melding bij 112 door coördinerend bedrijfshulpverlener of directie 2. Ontruimingsplan meenemen door directie bij ontruiming 3. Vaststellen plaats van de noodsituatie 4. Waarschuwing laten uitgaan (centrale alarmsignaal) 5. Beslist over de wijze van ontruimen, hierbij is de primaire verantwoordelijkheid van de bedrijfshulpverlener gekoppeld aan een verdieping. Voor de derde verdieping is verantwoordelijk Nader overeen te komen Voor de tweede verdieping is verantwoordelijk: Nader overeen te komen Voor de eerste verdieping is verantwoordelijk: Nader overeen te komen Voor de begane grond is verantwoordelijk: Nader overeen te komen 6. Controleren of de school leeg is
Versie 28 oktober
51
7. Controleren stand van zaken noodsituatie. Wat te doen? 8. Controleren of alle leerlingen buiten zijn 9. Bij aankomst brandweer, politie, GG & GD etc informatie geven In de situatie waarbij er sprake is van een bommelding gelden dezelfde regels bij het verlaten van het gebouw met dien verstande dat de leerkrachten de kinderen verder van het gebouw zullen meenemen dan in het geval van een brand of andere calamiteit. In deze situatie moet er ook op worden toegezien dat er directe melding gaat naar het bestuur vanuit de directie. Taken leerkracht 1. 2. 3. 4.
Blijft bij de groep Stopt alle activiteiten Sluit de ramen Controleert of er geen leerlingen achterblijven in het lokaal of andere ruimten. 5. Sluit de deur(en) bij het verlaten van het lokaal. 6. Begeleidt de leerlingen naar de verzamelplaats
- neemt absentielijst mee - laat jassen en tassen achter 7. Gaat na of iedereen aanwezig is 8. Stelt de coördinerende BHV’er en / of de directie op de hoogte bij het missen van leerling(en)
Versie 28 oktober
52
Inruimingsplan (bijv. bij gifalarm)
Taken bedrijfshulpverleners / directie -
Sluit alle ramen Sluit alle buitendeuren Schakelt het ventilatiesysteem uit Sluit elektra (en indien aanwezig) gas af Wacht op verdere instructies van de brandweer of andere hulpverleningsorganisaties Zet (indien aanwezig) radio of TV aan (mocht het relevant zijn bijv, bij een landelijke melding)
Versie 28 oktober
53
Bijlage
a.
Plattegrond met daarop: * Vluchtwegen *Plaatsen aanwezige blusapparatuur: - Brandslang - Poederblusser
b.
Plattegrond met daarop de plaats waar de groepen buiten moeten staan na de ontruiming
In elke klas is een EHBO-doosje aanwezig. Aanvullingen zijn te verkrijgen bij de adm. medewerker en/of conciërge. De leerkrachten zijn zelf verantwoordelijk voor de aanvulling(en). Bij de administratie en bij de conciërge is een grote EHBO-doos aanwezig
Versie 28 oktober
54 Bijlage 5
Pestprotocol 10e montessorischool De Meidoorn. “ Alle kinderen moeten zich in hun basisschoolperiode veilig kunnen voelen, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen” Pesten op school Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Het is een probleem dat wij onder ogen zien en op onze school serieus aan willen pakken. Door regels en afspraken zichtbaar te maken kunnen kinderen en volwassenen, als er zich ongewenste situaties voordoen, elkaar aanspreken op deze regels en afspraken. Daar zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden: o
o
o
o o
Pesten moet als probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen: leerlingen (gepeste kinderen, pesters en de zwijgende groep). leerkrachten. de ouders. De school moet proberen pestproblemen te voorkomen. Los van het feit of pesten wel of niet aan de orde is, moet het onderwerp pesten met de kinderen bespreekbaar worden gemaakt, waarna met hen regels worden vastgesteld. Als pesten zich voordoet, moeten leerkrachten (in samenwerking met de ouders) dat kunnen signaleren en duidelijk stelling nemen. Het pesten gebeurt meestal stiekem en buiten het gezichtsveld van de leerkrachten. Het is belangrijk dat het door ouders, leerlingen en anders betrokkenen gemeld wordt bij de leerkracht, zodat we er samen verantwoordelijk voor zijn. Wanneer pesten ondanks alle inspanningen toch weer de kop opsteekt, moet de school beschikken over een directe aanpak. Wanneer de aanpak niet het gewenste resultaat oplevert dan is het raadplegen van deskundigen en het inlichten van het bevoegd gezag te adviseren.
Kenmerken van pestgedrag: o o o o o o
Pesten gebeurt berekend, men wil bewust iemand kwetsen of kleineren. Pesten is duurzaam; het gebeurt herhaaldelijk, systematisch en langdurig. (stopt niet vanzelf). Pesten is een ongelijke strijd: ‘De pestkop ligt altijd boven”. De pestkop heeft geen positieve bedoelingen; hij/zij wil pijn doen, vernielen of kwetsen. Het pesten gebeurt meestal door een groep (pestkop, meelopers en supporters) tegenover een geïsoleerd slachtoffer. Pesten heeft meestal een vaste structuur; pestkoppen zijn meestal dezelfden, net zoals de slachtoffers.
Versie 28 oktober
55 Vormen van pestgedrag kunnen o.a. zijn: o
Verbale pesterijen:
o
Sociale pesterijen:
o
iemand opzettelijk pijn doen door te schoppen, slaan, krabben, duwen of aan haren trekken etc. etc.
Materiele pesterijen:
o
iemand bedreigen of dingen laten doen, dit soort pesterijen vindt vaker na school plaats dan op school.
Fysieke pesterijen:
o
iemand buitensluiten door hem niet mee te laten spelen of door hem niet mee te laten werken in een groepje.
Mentale pesterijen:
o
iemand uitschelden of iemand bijnamen geven of kwalijke opmerkingen maken naar de ander zoals: “Doe niet zo dom joh, sukkel!”
iemands spullen stelen, beschadigen of verstoppen.
Pesten via internet.
Verschijnselen die veel voorkomen bij een slachtoffer zijn dat het kind: o o o o o o o o o o o o o o o o
Niet meer naar school wil. Niets meer over school vertelt. Slaapproblemen heeft. Minder eetlust heeft. Nooit andere kinderen mee naar huis neemt en nooit bij anderen wordt gevraagd, of bij anderen wil spelen. Op school slechtere resultaten haalt dan vroeger. Vaak dingen kwijt is of met kapotte spullen thuis komt. Vaak hoofdpijn of buikpijn heeft. Blauwe plekken heeft op ongewone plaatsen. Niet wil gaan slapen, veel wakker wordt of nachtmerries heeft. Haar of zijn verjaardag niet wil vieren. Niet wil buiten spelen. Niet alleen een boodschap durft te doen. Niet meer naar de club of speeltuin wil gaan. Bepaalde kleren absoluut niet meer aan wil. Thuis prikkelbaar, boos of verdrietig is.
Versie 28 oktober
56 Gevolgen voor het gepeste kind
o o o o o o o
Zelfvertrouwen neemt af. Twijfel aan zichzelf en anderen, omdat ze onjuist bejegend zijn in hun omgeving. Leermotivatie kan afnemen door antipathie tegen school. Schoolprestaties worden hierdoor negatief beïnvloed. Sociale vaardigheden nemen af door onzekerheid in sociale relaties. Uiteindelijk kan dit leiden (vooral op latere leeftijd) tot depressie. In het ergste geval eindigt pesten met zelfdoding.
Gevolgen voor daders o o
o o
Agressief gedrag is op korte termijn lonend (meer macht, nieuwe vrienden e.d.), hierdoor kan men het gedrag blijven vertonen. Weinig sociale houding ontstaat hierdoor. Meestal verergert de situatie als anderen gaan ageren, want de pester wil zijn gedrag in stand houden. Dit kan hij doen door: meer grootspraak, intimidatie, manipulatie en geweld te gaan gebruiken. Schoolprestaties kunnen afnemen. Verhoogde kans op delinquentie. Als gedrag ongestraft blijft op school en thuis.
Hoe gaan wij op de Meidoorn met pesten om? Er ligt op school een duidelijk accent op het voorkomen van pestgedrag. We willen dit bereiken door: o o
o o o
o
o
o
o
De manier waarop we met kinderen omgaan. De manier waarop we de kinderen bij de les betrekken: hen aanmoedigen, helpen, corrigeren, het gevoel geven dat ze ook fouten mogen maken. De manier waarop we rekening houden met verschillen tussen kinderen. De manier waarop we het werken in de groep organiseren. De leerkrachten gebruiken als leiddraad in de klas de methode ‘Zo gaan Roos en Tom met elkaar om’ in de groepen 1 t/m 4 en “Zo gaan Sarah en Jerom met elkaar om” in de groepen 5 t/m 8 voor lessen in sociale vaardigheden. In de groepen worden de volgende onderwerpen regelmatig besproken: jij en de klas, hoe luister je naar iemand, hoe ga je om met angst, onzekerheid, boosheid, verdriet, verschillen, nee durven zeggen, samenspelen, samenwerken. Naast het bespreken van deze onderwerpen kan er ook gekozen worden voor andere werkvormen: rollenspelen, voorlezen , spreekbeurten en presentaties van werkstukken. In elke groep worden de afspraken en regels aan het begin van het schooljaar besproken en op papier gezet: de afspraken hangen duidelijk zichtbaar op in het lokaal. waar mogelijk worden afspraken geformuleerd naar gewenst / verwacht gedrag. voor de jongste leerlingen kunnen de regels verduidelijkt worden door het gebruikmaken van eenvoudige pictogrammen. de regels worden door de leerlingen ondertekend. De school koopt incidenteel trainingen in voor een beperkte groep leerlingen, zoals SOVA-training, het Vriendenproject.
Versie 28 oktober
57 De regels op de 10e Montessorischool De Meidoorn. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
We zeggen alleen aardige woorden tegen elkaar. We luisteren en kijken goed naar elkaar. We laten een ander uitpraten. We helpen een ander. Anders zijn is leuk. We laten anderen mee spelen, is een team volgens de regels vol, dan spelen we met wisselspelers. We speken samen de spelregels af. We blijven van elkaar en elkaars spullen af. We noemen elkaar bij de gewone naam. We proberen een ruzie uit te praten. Kun je het samen niet oplossen, ga dan naar een meester of juf. Als je ziet dat er gepest wordt, vertel je dit aan de meester of de juf.
Wat doen we als er gesignaleerd wordt dat een leerling wordt gepest? Verantwoordelijkheid van ouders, leerkracht, Remedial teacher, Internbegeleider en directie:. De internbegeleider (verder in het protocol afgekort als IBer) is een personeelslid die verantwoordelijk is voor de juiste procedures die gevolgd moeten worden bij leerlingen die extra zorg behoeven. Zij voert onderzoek uit ,stuurt waar nodig leerkrachten aan en voert gesprekken met ouders ,directie,leerkrachten en externe instanties. De remedial teacher (verder in het protocol afgekort als RTer) is een personeelslid die onder verantwoordelijkheid van en in overleg met de IBer onderzoek verricht bij leerlingen, handelingsplannen opstelt, of leerkrachten helpt bij het opstellen van een handelingsplan en leerlingen die dit nodig hebben buiten de klas extra ondersteuning geeft. o o o o o o o o o o o o
De leerkracht signaleert of krijgt een melding van het pestgedrag. De leerkracht gaat een gesprek aan met dader (daders) en slachtoffer. De leerkracht doet een melding bij directie, IB, collega’s, overblijfkrachten en de ouders van slachtoffer en dader. De leerkracht bespreekt in de groep de invloed van pesten en de rol van de meeloper en toekijker en probeert samen met de groep tot oplossingen te komen. De leerkracht probeer te achterhalen wat de reden/oorzaak is van de dader en wat de reactie van het slachtoffer is op het pesten. Hierbij kan hulp gevraagd worden aan de IB-er. Het gebruik van ‘Roos en Tom’/ “Sarah en Jerom” kan geïntensiveerd worden. De leerkracht voert een gesprek met ouders van beide partijen, indien nodig wordt advies gegeven. Hierbij kan hulp gevraagd worden aan de IB-er. De IB-er maakt van de situatie en het gesprek een verslag dat in het dossier van de betreffende leerling(en) wordt gedaan. De IB-er adviseert en ondersteunt de leerkracht en kan indien nodig extra onderzoek verrichten of de sturende/ diagnostische gesprekken van de leerkracht overnemen. Er volgt een evaluatie, die schriftelijk wordt vastgelegd in het dossier. Indien nodig wordt er externe hulp ingeroepen voor slachtoffer en/of dader.
Versie 28 oktober
58 Stappen naar het slachtoffer: o o o o
De leerkracht biedt steun aan de leerling, luistert naar het probleem en probeert de leerling zijn (haar) reacties op het pesten te veranderen. De leerkracht legt uit dat het pesten niet direct zal stoppen, dat daar wat tijd overheen gaat en maakt duidelijk dat er wel aan gewerkt wordt. De ouders worden regelmatig op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. De IB-er zorgt voor een goede verslaglegging in het dossier en stelt de directie op de hoogte.
Stappen naar de dader: o o o o
o o o o
Met de leerling wordt besproken wat de gevolgen zijn van zijn (haar) gedrag voor het slachtoffer. Met de leerling wordt besproken hoe deze zich beter aan de regels kan houden en welke leerlingen daar eventueel bij kunnen helpen. Als het pestgedrag zich herhaald krijgt de leerling een waarschuwing. Bij een tweede waarschuwing volgt een sanctie, dit kan zijn dat de leerling een of meerdere keren niet mag deelnemen aan de activiteit waarbij het pesten plaatsvond (buiten spelen, Gym, samen werken enz). Als blijkt dat gesprekken en sancties niet tot het gewenste gedrag leiden, wordt met de IBer besloten wat de volgende stappen zijn. De volgende stappen kunnen zijn: inschakelen van externe hulp of in ernstige gevallen zoals aanhoudende agressie, geweld of bedreigingen een tijdelijke schorsing. De ouders worden regelmatig op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. De IB-er zorgt voor een goede verslaglegging in het dossier en stelt de directie op de hoogte, zodat deze indien nodig stappen kunnen nemen naar het bevoegd gezag, en kunnen deelnemen aan gesprekken met ouders.
Versie 28 oktober
59
Bijlage 6 Profielschets klassenouder Een klassenouder op de 10e Montessorischool kan op een aantal terreinen een waardevolle rol spelen in de ondersteuning naar de groepsleerkracht. Uitgangspunt bij deze hulp is, dat de ondersteuning (inhoudelijk, dan wel praktisch) altijd plaats vindt onder verantwoordelijkheid van de groepsleerkracht. Alle ondersteunende werkzaamheden worden op basis van vertrouwelijkheid voorbereid en uitgevoerd. De terreinen waarop een klassenouder een rol kan spelen zijn: 1. een rol in de voorbereiding en de uitvoering van buitenschoolse activiteiten b.v.: ouders bellen om mee te gaan naar een activiteit aantal ouders die meegaan of helpen coördineren overleg met de groepsleerkracht over het doel en inhoud van de activiteit overleg met groepsleerkracht over de verantwoordelijkheden en de rol van de ouders die meegaan regelen van spullen voor de klas (bijv. spelmateriaal, naamkaartjes, etc) 2. een rol in de voorbereiding van ondersteuning naar de klas toe (bijv. leesouder): overleg met de groepsleerkracht over het doel en de inhoud van de ondersteuning ouders vragen als leesouder, rekenouder, etc coördineren van het rooster. Wanneer komt wie? 3. een rol in de voorbereiding en de uitvoering van activiteiten binnen de school (bijv. sinterklaas): overleg met de groepsleerkracht over doel en inhoud van de activiteit ouders vragen om deel te nemen aan een activiteit de klassenouder is het aanspreekpunt voor de groepsleerkracht. Vanuit de informatie en de sturing die de groepsleerkracht geeft kan de klassenouder veelal organisatorische zaken op zich nemen om de groepsleerkracht te ontlasten.
Versie 28 oktober
60
Bijlage 7 Protocol vermissing leerling AWBR ‘Hoe te handelen bij vermissing van een leerling tijdens of vlak na schooltijd’ Een leerling is vermist als: Hij of zij tegen redelijke verwachting in afwezig is uit de voor de leerling gebruikelijke en veilige omgeving Er sprake is van een plotselinge en onverwachte afwezigheid De verblijfplaats van de leerling onbekend is, en als het in het belang van de leerling is, dat die wordt vastgesteld. In geval van vermissing: Directie heeft en neemt de leiding. Groepsleerkracht(en) van de vermiste leerling blijft op school (o.a. voor informatie politie).
In het eerste uur Leerkracht: Meld bij je naaste collega van de groep dat je een leerling mist. Draag de zorg van de andere leerlingen over aan je collega, zodat jij je kunt richten op de vermiste leerling. Blijf kalm en stel jezelf de volgende vragen: Wanneer heb je de leerling voor het laatst gezien? Wat was hij/zij aan het doen? Was hij/zij alleen of met een klasgenootje? Waar zou de leerling heen kunnen zijn? Roep de leerling op een ‘positiefstimulerende’ manier. Sommige leerlingen zijn/worden bang en gaan zich (alsnog) verstoppen. Controleer eerst de klaslokalen, gangen, toiletten en overige ruimten. Kijk nadrukkelijk ook op plaatsen waar leerlingen zich kunnen verbergen. Het komt voor dat een leerling na het verstoppen in slaap valt. Schakel zo nodig snel meerdere mensen in (zoals collega’s en ouders die aanwezig zijn) om te helpen zoeken. Directie: De directie van de school wordt altijd direct op de hoogte gebracht. De directie informeert de ouders van de leerling na de eerste zoekronde. Vraag ouders of een van hen in of nabij het ouderlijk huis blijft. Als het gaat om een galerijwoning verzoek je de ouder de verschillende verdiepingen te onderzoeken. Laat eventueel ter ondersteuning een groepsleerkracht naar de woning gaan. Wissel mobiele telefoonnummers uit met de ouders.
Als de leerling niet in het schoolgebouw gevonden is, ga dan buiten zoeken. Neem een foto van de leerling mee en een mobiele telefoon zodat je bereikbaar bent, mocht de leerling gevonden zijn. Versie 28 oktober
61
Zoek buiten op plekken waar de leerling gevaar zou kunnen oplopen (open water, putten, wegen, parkeerplaatsen). Vraag voorbijgangers of zij de leerling hebben gezien. Als de leerling nog niet is gevonden en de school en de nabije omgeving van school zijn gecontroleerd (of eerder als de directie dat nodig acht), dient de politie gebeld te worden (1-1-2). Noteer de naam van de politiefunctionaris die je te woord staat en de naam van de politiefunctionaris die als contactpersoon gaat fungeren.
Ondertussen: Zo veel mogelijk relevante gegevens van de leerling verzamelen en veelvuldig kopiëren: foto’s, juiste voornaam/achternaam, juiste geboortedatum, relevante telefoonnummers, namenlijst groep. Psyche/bijzonderheden van de leerling. Eerste cirkel van betrokkenen in kaart brengen: familie/vriendjes/NSA/sport, enz... Waar moest de leerling naartoe/wie kwam hem/haar ophalen? Ouders bellen van vriendjes/vriendinnetjes. Overige ouders van groep van leerling bellen. Instrueer collega’s niet naar huis te gaan. Formeer een belpanel, bel alle ouders van de groep met de vraag of de vermiste met hen is meegegaan of dat ze weten waar de vermiste is.
Voorbeeldtekst: “Wij zijn op zoek naar …… Is hij/zij misschien met uw zoon of dochter meegekomen naar huis. Weet u waar hij/zij zou kunnen zijn? Wilt u dit aan uw kind(eren) vragen. Mocht u hem/haar tegenkomen, houd hem/haar dan a.u.b. bij u en bel ons even. Dank u wel. Probeer paniekreacties te voorkomen. Vragen kunt u beantwoorden met: “Op dit moment zijn we op zoek. Zodra we meer weten, wordt u op de hoogte gebracht.” Per geval is het belangrijk goed aan te voelen wanneer u de politie inschakelt. In ieder geval altijd vóór het eerste uur na het constateren van de vermissing voorbij is. Info: Politie neemt het onderzoek over. Politie neemt ook het contact met de betrokken ouders over. Verzoek de politie om het crisiscentrum in de school in te richten en niet op straat, stel een ruimte ter beschikking. Verstrek de gegevens over de leerling (telefoon en werk ouders/specifieke gezinssituatie etc.) aan de politie. Mocht de vaste groepsleerkracht niet aanwezig zijn, deze op de hoogte stellen en eventueel verzoeken naar school te komen. Stafbureau bellen. Zorg dat de bestuurder van AWBR op de hoogte is.
Versie 28 oktober
62 Vermijd contact met en uitspraken tegenover de media. Verwijs hen door naar de persvoorlichter van de politie. Directie onderhoudt bij voorkeur - naast de politiefunctionaris - zelf het contact met de ouders. Draag deze taak indien nodig over aan een collega. Info: De zedenpolitie zal een profiel van de leerling en de omgeving samenstellen. (Standaard procedure.) Als de vermissing langer duurt dan drie uur Briefing met het team. Laat de politie hieraan deelnemen. Wisseldiensten instellen. Team verdelen in een aantal groepen en diensten instellen van ongeveer drie uur waarin collega’s op school zijn en assisteren als de leerling gevonden wordt. Geef collega’s voldoende tijd om te rusten. In de meeste gevallen zal er de volgende dag weer les gegeven moeten worden. Wordt de leerling gevonden! Zo snel mogelijk kort met de leerkrachten evalueren. Probeer de politie te betrekken bij de evaluatie. Bespreek wat team en politie gezamenlijk voor informatie geven naar buiten. Ook goed nieuws kan hevige emoties oproepen bij collega’s, ouders en andere betrokkenen, wees hierop voorbereid.
Informeer vervolgens zo snel mogelijk alle andere betrokkenen die er van uitgaan dat de leerling nog vermist is. Vraag mensen anderen mede te informeren. Het goede nieuws kan niet snel genoeg verspreid worden.
Procedure doorlopen en evalueren en emotie delen. Nagaan wat de reden van vermissing was, zodat een herhaling (mogelijk) voorkomen kan worden.
Volgende ochtend Briefing houden. Leerkrachten informeren. Verspreiden van brief met uitleg zodat alle ouders van school over dezelfde informatie beschikken. Organiseer eventueel een bijeenkomst op school als je merkt dat er veel vragen blijven en emoties blijven. In de opvolgende week contact blijven onderhouden met ouders. Blijf de gevoelens peilen bij leerkrachten/betrokkenen. Het is nog altijd mogelijk om professionele hulp in te schakelen om gevoelens te bespreken. Vergeet als directeur en verantwoordelijke(!)jezelf niet!! Bespreek in het team (IB) en met de ouders hoe je verder met de leerling omgaat. Zoek zonodig hulp bij slachtofferhulp of maak gebruik van de diensten van ervaren psychologen. Versie 28 oktober
63
Zorg dat er altijd een recente foto van leerling op school aanwezig is (maak hierover afspraken met de schoolfotograaf). Foto kan jaarlijks opnieuw worden opgenomen in Parnassys
Bijlage 8 en 9 Meerjaren bekostiging Meerjaren investeringsplan Gezien de grootte van deze bestanden, zijn deze hier niet opgenomen maar zijn in te zien bij de directie en de controller van AWBR. Bijlage 10 Overige onderwerpen Nascholing: Tijdens functioneringsgesprekken worden afspraken met individuele leerkrachten gemaakt op gebied van na- en bijscholing. Het competentieprofiel van het lerarenweb wordt als uitgangspunt gebruikt. Veiligheidsbeleid: AWBR is in overleg met de scholen gestart met vaststellen van het veiligheidsbeleid.
Versie 28 oktober
64 Bijlage 11 Gebruikte methode en middelen
Activiteiten en vakvormingsgebieden die op school aangeboden worden
Gebruikt de school voor deze activiteit/dit vak-vormingsgebied een methode?
De (onderdelen van de) kerndoelen waaraan bij deze activiteiten/vakvormingsgebieden reeds gewerkt wordt
De (onderdelen van de) kerndoelen waaraan bij deze activiteiten/vakvormingsgebieden nog gewerkt moet worden
n.v.t
n.v.t.
n.v.t.
Rekenrijk
Er wordt voldaan aan alle kerndoelen
Taaljournaal Taal en
Aan de kerndoelen 1-2-3-4-7-8-9-11-12 wordt helemaal voldaan
Ik en Ko (ondersteunend)
n.v.t
Taaljournaal Spelling
Er wordt voldaan aan alle kerndoelen
Zo ja, welke?
Godsdienstige vorming 1-8
Werken met Montessori ontwikkelingsmateriaal 1-2 Rekenen en Wiskunde 3-8 Nederlands 3-8
Taalontwikkeling 1-2
Spelling 4-8 Aanvankelijk technisch lezen
VLL ( nieuwste versie)
Voortgezet technisch lezen
Lezen in beeld
Versie 28 oktober
Er wordt voldaan aan alle kerndoelen
n.v.t.
65 Technisch Lezen
n.v.t
n.v.t
Lezen in beeld
Er wordt voldaan aan alle kerndoelen
Pennenstreken
n.v.t.
Real English
voldoet aan alle kerndoelen 2005
Aardrijkskunde, geschiedenis en natuuronderwijs
De grote Reis
voldoet aan alle kerndoelen
Verkeer
Klaar-over
voldoet aan alle kerndoelen
Muzikale vorming
In ontwikkeling
Bewegingsonderwijs
Eigen leerling
n.v.t.
3-8 Begrijpend Lezen 3-8 Schrijven 3-6 Engels 7-8
3-8 Beeldende Vorming 3-8
Versie 28 oktober
Eigen leerlijn in ontwikkeling
n.v.t.