Jezus’ woord brengt scheiding Ds. J. Driessen – Johannes 6:66-69
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 17: 3, 4 Johannes 6: 48-71 Psalm 84: 3, 4, 5 Psalm 73: 13 Psalm 139: 14
Gemeente, het schriftwoord dat we met de hulp van de Heere met u willen overdenken vindt u in het gedeelte dat ons gelezen is, Johannes 6 vers 66 tot en met 69: Van toen af gingen velen van Zijn discipelen terug en wandelden niet meer met Hem. Jezus dan zei tot de twaalven: Wilt gijlieden ook niet weggaan? Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. We horen in deze verzen: Jezus’ woord brengt scheiding. We staan stil bij: 1. Een droevige gebeurtenis 2. Een ingrijpende vraag 3. Een ontroerende belijdenis 1. Een droevige gebeurtenis Wanneer de Heere Jezus door het Joodse land trekt, wordt Hij overal gevolgd door een grote schare mensen die Zijn woorden willen horen en Zijn wonderen willen zien. Bijna nooit is de Heere ook maar een ogenblik alleen. Steeds is Hij omringd door honderden mensen die niets willen missen van wat Hij zegt en doet. Ze gunnen Hem geen rust. En wanneer Hij vermoeid in het schip gegaan is, wordt Hij aan de overzijde van het meer al weer opgewacht door de mensen. Dat is toch wel een verheugend verschijnsel. Zóveel mensen die naar Hem willen luisteren! Is dit niet alles een profetie dat straks heel het volk in Hem geloven zal als de van God gezonden Messias? Inderdaad, dat lijkt zo. Maar de schijn is indrukwekkender dan de werkelijkheid. De Heere Zelf heeft gezegd: Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. (Matth.10:34) Ook Simeon sprak daar reeds van toen Hij zei: Deze wordt gezet tot een val en opstanding van velen in Israël, en tot een teken dat wedersproken zal worden. (Luk.2:34) Die scheiding is nú nog niet gekomen. Hoor maar hoe treffend Johannes dat zegt: Hem volgde een grote schare. Waarom? Omdat zij Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de zieken. Velen volgden Hem omdat ze het groot en wonderlijk vonden wat Hij deed. Maar www.prekenweb.nl
1/10
Ds. J. Driessen – Jezus’ woord brengt scheiding
ze volgden Hem niet in het geloof. Ze hadden Hem niet lief om Zijns Zelfs wil. En dat kan niet verborgen blijven. Eens zal blijken of u en ik de Heere in waarheid liefhebben, of dat we Hem volgen uit bijoogmerken en Hem dienen om er zelf beter van te worden. Honderden mensen die elke dag rondom Jezus zijn, zullen niet bij Hem blijven. Want ze zien in Hem toch eigenlijk niet meer dan een wonderdoener, een profeet die macht heeft om zieken te genezen. Duidelijk blijkt dat uit deze geschiedenis. Op zekere dag spreekt Jezus tot de Joden van het Brood des levens. Hij zegt: Uw vaders hebben het manna gegeten in de woestijn en zij zijn gestorven. Jezus heeft echter een ánder Brood: Hij Zélf is het Brood, het lévende Brood dat uit de hemel nedergedaald is. Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt zal geenszins hongeren, en wie in Mij gelooft zal nimmermeer dorsten. Wanneer de Heere dit zegt komt er beroering onder de mensen. Vooral als de Heere Zijn woorden gaat verklaren en zegt: Het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven van de wereld. Dat wordt de Joden toch te erg. Nu gaat die Rabbi toch te ver. En opeens herinneren zij zich Wie Hij is. Door de wonderen die Hij gedaan had waren ze zo geboeid geweest, dat ze aan Zijn afkomst eigenlijk niet meer dachten. Maar nu komt hen dat weer helder voor de geest. En geërgerd vragen ze aan elkaar: Is Deze niet Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit de hemel nedergedaald? We kennen immers Zijn vader en moeder? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik kom van de hemel? Er blijkt dus een scheiding te komen. De woorden van Jezus klinken hard in de oren van de mensen. Die woorden gaan in tegen hun verwachting aangaande de Messias. Ze verwachten wel een Messias die koning zal worden en die de vijanden verdrijven zal, maar een Messias Die Zijn leven zal geven, nee, dat druist in tegen al hun gedachten. We lezen dan ook: Van toen af gingen velen van Zijn discipelen terug en wandelden niet meer met Hem. Deze woorden moeten we niet zien als een mededeling zonder meer. Er wordt hier namelijk een uitdrukking gebruikt die je in dit verband niet zou verwachten, namelijk de uitdrukking ‘discipelen’. Met die naam ‘discipel’ worden hier de mensen genoemd die zich aan Jezus’ woorden érgeren. En wat is een discipel? Discipel zijn betekent leerling zijn. Deze mensen die voortdurend in de omgeving van Jezus geweest waren, die Zijn woorden hadden willen horen, die Zijn wonderen hadden gezien, die mensen worden dus leerlingen genoemd. Ze hadden er immers blijk van gegeven onderwezen te willen worden. Met grote aandacht hadden ze geluisterd naar hetgeen de Heere had gezegd. Ze waren leergierig geweest. Maar wat blijkt nu? Iets wat tot nu toe verborgen was gebleven. Ze hadden leerlingen willen zijn, ze hadden onderwijs willen ontvangen, maar alleen voor zover dit onderwijs niet als een zwaard door hun ziel zou gaan. Ze hadden op hun voetstuk van godsdienstige mensen willen blijven staan, en nu brengt Jezus hen daarvan áf door Zijn woorden. Van toen af gingen velen van Zijn discipelen terug en wandelden niet meer met Hem. Ze willen geen zelfverloochening. Ze willen niet aan zichzelf ontdekt worden. Blijven deze mensen dan niet godsdienstig? Natuurlijk wel. Maar ze keren terug naar hun Joodse verwachtingen, terwijl het er de schijn van had dat ze uitzagen naar de door God beloofde Messias. www.prekenweb.nl
2/10
Ds. J. Driessen – Jezus’ woord brengt scheiding
Ze wandelen niet meer met Hem. Dat betekent ook dat ze voortaan niet meer Zijn onderwijs zullen ontvangen. En daarin zijn ze werkelijk de enigen niet. We vinden dit herhaaldelijk in de Schrift. We lezen van mensen die leerlingen waren van de Heere, die begerig waren om onderwezen te worden, totdat de scheiding, de ergernis kwam, en zij de Heere verlieten. Denk aan Saul, de begaafde koning van Israël. Hij was een leerling; hij deed wat de Heere hem gebood, totdat die geboden ingingen tegen zijn eigen belangen. Denk aan Démas, de medewerker van Paulus. Ook hij was een discipel, een man van wie Paulus een goed getuigenis gaf. Maar de verleiding van de wereld riep en hij viel af, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen. (2 Tim.4:10) Gemeente, deze geschiedenis raakt ook óns. Als gemeenteleden zijn wij allen in zekere zin discipelen van de Heere. Wij willen toch leren en onderwezen worden in het Evangelie van God? Daarom gaan we naar de kerk. En misschien blinken we wel uit in nauwgezetheid en belangstelling en trouw. Maar heeft de scheiding, de kéus al plaats gevonden, om met Ruth te zeggen: Uw volk is mijn volk en uw God mijn God? (Ruth 1:16) Veel mensen willen best wel onderwezen worden; ze zijn leergierig. Ze willen veel weten; van de uitverkiezing, van de genade van God, van de weg van behoud. En ze verwonderen zich over dit alles. Ze hebben er belangstelling voor. Totdat zij zélf door het Woord van God ontdekkend en vermanend aangesproken worden. En wat blijkt dan dikwijls een verzet en vijandschap. Ach, velen willen wel horen van het woord: Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader Die Mij gezonden heeft, hem trekke. (Joh.6:44) ‘Ja, zo is het’, zegt een rechtzinnig mens, ‘dat moet gepreekt worden. En hinder mij dan toch niet langer met die aandrang tot bekering; laat me met rust. Een mens kán zich immers niet bekeren?’ Maar Jezus laat u niét met rust. Integendeel. Hij zegt: Hoe menigmaal heb Ik u willen bijeenvergaderen, gelijk een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild. (Matth.23:37) Ach, veel mensen willen best godsdienstig zijn. Ze denken er beslist niet over om met de kerk te breken. Maar verder… ‘Laat me met rust en zwijg erover dat we niet zowel God als de wereld kunnen dienen. Het hoeft toch zeker niet allemaal zo moeilijk, het hoeft toch niet allemaal zo zwaar?’ Veel mensen hinken ook op twee gedachten: God wat en de wereld wat. En ze willen in de kerk - of als de ouderlingen op huisbezoek komen - best luisteren naar de vermaning tot bekering. Maar als het aankomt op de praktijk van bekering, op het breken met de zondige gewoonten, op ernstig bezig zijn met de dingen van het Koninkrijk van God, dan blijkt toch dat de wereld een veel grotere plaats in het hart heeft dan de dienst van God. Meisjes en jongens, jullie willen horen van de noodzaak van bekering; dat het noodzakelijk is dat we een nieuw hart van de Heere krijgen, dat we een kind van God moeten worden. Maar weet dan dat de Heere een keus van je vraagt, dat de Heere je hele hart vraagt en maar niet een stukje daarvan. Dat Hij wil dat je breekt met zondige dingen, waarvan je diep in je hart best weet dat je daar je vader en moeder en vooral de Heere verdriet mee doet. Van toen af gingen velen van Zijn discipelen terug en wandelden niet meer met Hem. De Joden konden het niet geloven dat deze Rabbi van Nazareth het Brood des levens zou zijn. Dat wilden ze niet! En ze gingen weg. Niet een ieder die tot Mij zegt: Heere, Heere! www.prekenweb.nl
3/10
Ds. J. Driessen – Jezus’ woord brengt scheiding
zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen. (Matth.7:21) Vijandschap wekt het Woord, vijandschap tegen de Heere en Zijn Gezalfde, Die immers wel vóór de mensen gekomen is, maar Wiens woorden en werken niet náár de mens zijn. De Joden zouden het Hem wel willen toeroepen: ‘Zeg dat het niet waar is! Zeg dat U niet het Brood des levens bent! En zeg dat er wél wat goeds in ons is.’ Maar nee, Jezus zegt hen de waarheid. En ze verdragen die waarheid niet. Uiteindelijk grijpen ze Hem en nagelen ze Hem aan het kruis. ‘Weg met Deze! Laat Hem gekruisigd worden!’ En wij? Zijn wij ten diepste anders dan deze Joden? Ook wij willen van nature niet weten van een Verlosser Die onze deugdzaamheid omver werpt, Die ons ontmaskert in al onze werkheiligheid, Die blootlegt wat wij verborgen hadden willen houden, Die ons hele hart vraagt en maar niet een stukje ervan. Wij volgen nog en wij komen nog wel. Maar… willen we ook in de harde, in de scherpe dingen onderwezen worden? Ook daarin dat we vijanden van God zijn en vijanden van Christus? Of zijn we nog nooit verontrust geraakt door het ontdekkende woord van de Zaligmaker? Velen van Jezus’ discipelen waren dat wel. Ze kwamen op de tweesprong. En… ze gingen weg! Er komt een scheiding onder de mensen. Dat maakt dat Jezus een vraag stelt aan de twaalven die bij Hem blijven: Wilt gijlieden ook niet weggaan? En daarop letten we in de tweede plaats, als we stilstaan bij: 2. Een ingrijpende vraag Ook aan de discipelen wordt gelegenheid gegeven om Jezus te verlaten. Ze mogen gaan. Ze zullen niet tegengehouden worden. Ze moeten goed weten wat zij zullen doen. Wanneer ze bij Jezus zullen blijven, zullen ze haat en tegenstand ondervinden. Ook hén zal de wereld haten, omdat ze van Jezus zijn. En die haat zal niet in het minst komen van hen die vroeger ook bij Christus waren, maar Hem niet werkelijk toebehoorden. Wanneer ze zullen blijven, zullen ze vervolgd worden. Zij zullen vanbuiten strijd ondervinden en vanbinnen vrees hebben. Ze zullen hun leven verliezen om het in de Heere te vinden. Nu… wat zullen ze doen? Zullen ze ook maar niet weggaan? Die vraag wordt ook óns gesteld: Wilt gij ook niet weggaan? Zouden we het maar niet doen? De Heere dwingt u toch niet om bij Hem te blijven? Hoort u die anderen die weggegaan zijn niet roepen: ‘Kom ga toch met ons mee! Wat heb je eraan om bij Jezus te blijven? Wat heb je toch aan al je kerkgang? Wat heb je toch aan al je bijbellezen? Wat helpen al je gebeden? Wanneer je Hem verlaat wacht je de vreugde, de blijdschap! Dan heb je pas plezier!’ ‘Wilt u ook niet weggaan, discipel van de Heere? Weet wat u doet! Weet dat u alles tegen zult krijgen als u bij Jezus blijft. En niet in de laatste plaats uw eigen hart. Weet dat u door de wereld gesmaad zult worden!’ Wilt gijlieden ook niet weggaan? Nooit heeft Christus Zijn jongeren dringender gevraagd of ze ook niet wilden weggaan, dan in deze woorden. En we gevoelen het: op deze vraag moet een antwoord komen. Christus wil hen dringen tot zelfonderzoek of zij werkelijk uit behoefte bij Hem willen blijven. De Heere begeert geen gedwongen dienst; Hij begeert geen slaafse gehoorzaamheid. Hij wil dat de Zijnen Hem liefhebben om Zijns Zelfs wil. Anders begeert Hij hun dienst niet. En de onze evenmin. Daarom nogmaals: deze vraag moet de discipelen en moet ook ons tot zelfonderzoek leiden. Dat kan tot zegen zijn. www.prekenweb.nl
4/10
Ds. J. Driessen – Jezus’ woord brengt scheiding
O zeker, Gods kinderen bekruipt dan soms de vrees dat ze heen zúllen gaan, omdat ze de bedrieglijkheid van hun eigen hart kennen. Maar toch ligt op de bodem van hun hart het beginsel dat God er Zelf in gelegd heeft. Het beginsel dat zó aan Christus gebonden is, dat het nooit van Hem scheiden kan. Dat blijft, ondanks de verlokking van de wereld en de aanvechting van de satan. Juist in uren van beproeving probeert hij te ziften gelijk de tarwe. Maar als satan probeert om het werk van God te verduisteren, dan laat de Heere er soms Zijn licht over schijnen, om zo tot grotere klaarheid voor onszelf te brengen. Want Christus stelt deze vraag natuurlijk niet aan Zijn jongeren omdat Hij wel eens weten wil hoe het ligt in de harten van Zijn discipelen. Hij weet dat wel. Maar Hij stelt juist deze vraag opdat zíj zouden weten de dingen die hen van God geschonken zijn. En opdat zij tot een bewuste belijdenis van het geloof zouden komen. Zo wil de Heere nu nog in harten waarin Hij bij aanvang Zijn genade verheerlijkt heeft, licht geven over de begeerte die Hij Zelf in het hart geschonken heeft. En Hij brengt de Zijnen ertoe om zichzelf te onderzoeken waar hun hart nu naar uitgaat, juist als zij anderen van Christus heen zien gaan. Dan doet de Heere dat nog meewerken om hen in hun keus te bevestigen. En dan blijkt het dat er geen afval der heiligen is, dat de genadegaven en de roeping van God onberouwelijk zijn. Waar eens genade verheerlijkt is, daar zal dat tot in eeuwigheid blijven. Wel moeten we ook hier de Schrift laten spreken en zeggen dat er altijd mensen geweest zijn die een schijn van godzaligheid hadden, maar die het wezen daarvan misten. Het gaat in het geestelijke soms net als in de natuur. Wanneer in de lente de bomen veel bloesem dragen, dan weet de hovenier vooruit dat niet alle bloesem vrucht wordt. Veel valt af voordat de vrucht gezet is. Zo ook in het geestelijke. Niet alles wat vrucht schijnt te dragen wordt ook inderdaad vrucht. Hoe nodig is het dan om onszelf te onderzoeken en onszelf voor de vraag te plaatsen: ‘Wilt gij ook niet teruggaan?’ Velen gáán terug en zeggen: Deze rede is hard; wie kan dezelve horen? Hoe vreselijk is het de Heere voor een poosje te volgen en daarna de wereld te kiezen boven Hem. De vrees daarvoor doet een kind van God nogal eens smeken: ‘Heere, doorgrond me toch en ken mijn hart; zie of bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg.’ Toch hoeft het ons ook weer niet te verwonderen dat er ook vandaag velen weggaan die schijnbaar Jezus volgden. Want het is een groter wonder dat we bij Hem mogen blijven, dan dat we weer heengaan. Gods werk wordt dikwijls beproefd, opdat de echtheid ervan zal blijken. Goud wordt in de smeltkroes gelouterd. Dan kunnen de discipelen van Christus alléén overblijven, maar ze worden bevestigd in hun keus om Christus níet te verlaten. Hoor maar wat Petrus belijdt: Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Daarop letten we in derde plaats: 3. Een ontroerende belijdenis Als naar gewoonte neemt de vurige Petrus, mede namens zijn broeders, het woord op de ingrijpende vraag van de Heere Jezus. Hij zegt: Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens! www.prekenweb.nl
5/10
Ds. J. Driessen – Jezus’ woord brengt scheiding
Dat is een belijdenis waarin de Heilige Geest Christus verheerlijkt uit de mond van deze discipel. Hier spreekt een man die alles verlaten heeft en Jezus is gevolgd, en bij de vraag van Jezus zijn eigen leven ziet als een leven waarin de leegte hem aangrijnst. Heere, tot wien zullen wij heengaan? Dat is een belijdenis van ware zelfkennis. De belijdenis van iemand die bij ervaring weet dat in hemzelf geen heil te vinden is, dat in onszelf niet anders dan de dood heerst. De discipelen hebben bij het ontdekkende licht van de Heilige Geest gezien dat ze het leven door de zonde en de afval van God verloren hebben en dat ze midden in de dood liggen. Ze hebben gevoeld en ondervonden wat het zeggen wil om het leven te missen, om buiten God om te zwerven, om overal het leven te zoeken, maar het nergens te vinden. Dat ze het overal gezocht hebben blijkt wel uit het woord van Petrus: Heere, tot wien zullen wij heengaan? Wie dat zegt wil daarmee eigenlijk aangeven dat er voor hem geen andere hoop om verlost te worden is, dan alleen bij Jezus. Ook de discipelen hadden het overal gezocht. Ze hebben wellicht hun leven gezocht in de wet van Mozes. Doch daar konden ze niet het léven, maar alleen de dóód vinden. Mozes had hen van zichzelf afgewezen en hen toegeroepen: ‘Bij mij is het niet!’ En toen de wet van Mozes hun schuld had ontdekt, mede door de prediking van Johannes de Doper, toen hebben ze het leven uit eigen hand en alle hoop in zichzelf, verloren. En met de dichter moesten ze belijden: ‘k Wou vluchten, maar kon nergens heen, Zodat mijn dood voorhanden scheen, En alle hoop mij gans ontviel, Daar niemand zorgde voor mijn ziel. Hoe hebben ze toen ook als arme en berooide zondaren de woorden des levens ingedronken die Johannes tot hen sprak over Hem, Die ná hem komen zou en Die meerder was dan hij. Hun hart was van vreugde opgesprongen toen ze Johannes hoorden verkondigen: Zie, het Lam van God, Dat de zonde der wereld wegneemt. (Joh.1:29) Ze waren Hem gevolgd; ze hadden Zijn onderwijs ingedronken en waren met hun ganse hart aan Jezus verbonden. En daarom de vraag: Heere, tot wien zullen wij heengaan? Dat is de geloofsbelijdenis van een man die weet dat er buiten Jezus geen leven is, dat er buiten Jezus geen levenswóórden zijn. Nee, we moeten niet denken dat Petrus nu ineens alles begrijpt. Straks zal hij proberen om Jezus van Zijn middelaarswerk terug te houden. Hij zal zeggen: ‘Meester, dat zal U geenszins geschieden!’ De Zaligmaker in de rijkdom en in de dierbaarheid van Zijn priesterlijk werk, de nóódzaak van Zijn lijden en sterven, is voor hem nog al te zeer een gesloten boek. Maar dít weet hij: als Jezus uit zijn leven gaat, dan ís er geen leven meer. Hij heeft wel zóveel van Hem gehoord en zóveel in Hem gezien, dat hij zonder Hem niet meer leven kan. Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven! Wat zal Petrus hebben zonder Jezus? Hij is immers een discipel? Hij is toch een leerling? En hij weet dat hij nog veel leren moet en hij wil dat ook. Uit zijn belijdenis blijkt duidelijk
www.prekenweb.nl
6/10
Ds. J. Driessen – Jezus’ woord brengt scheiding
dat het woord van de Heere bij hem in goede aarde is gevallen. Zijn antwoord getuigt van de genade Gods. Niet állen willen dus weggaan. Er blijven er nog: Petrus en de andere discipelen en met hen de velen die eenzelfde dierbaar geloof deelachtig geworden zijn. Het is voor hen niet mogelijk om weg te gaan, want in zichzelf hebben ze geen leven. Deze belijdenis van Petrus is eigenlijk de belijdenis van ál Gods kinderen; van hen die door de Heere zijn onderwezen, maar die ook door Zijn genade van dat onderwijs niet afkerig geworden zijn. Zeker, schijnbaar hard zijn de woorden van de Heere als Hij zegt: ‘Gij hebt geen leven in uzelf; niemand kan tot Mij komen tenzij het hem gegeven zij van Mijn Vader.’ Maar toch moeten ze de Heere gelijk geven wanneer Hij zo spreekt. En ze moeten belijden dat Zijn woorden waarheid zijn, ook al wordt hun hart erdoor verbrijzeld. Zo zijn er misschien ook onder ons; mensen die door het Woord van de Heere verbrijzeld, gebroken van hart geworden zijn. U vindt in uzelf geen kracht en hulp meer. U vindt in uzelf alleen maar schuld en u weet dat u zó voor God niet kunt bestaan. En toch… toch kunt u ook niet bij de Heere weggaan, want u weet óók dat er buiten Hem geen leven, geen heil is. De woorden die Híj spreekt, díe zijn geest en leven. Zij doden en verwonden u, maar zij richten u ook op. Die woorden doen u hopen op Hem Die de naam Jezus draagt; Zaligmaker van zondaren. Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. U, tot wie zult u heengaan? U die aan uzelf ontdekt bent, u die het meer en meer aan de weet komt hoe boos uw hart is en hoe vijandig en verdorven u bent? Waar zult u anders heengaan dan tot Hem Die de woorden van het leven heeft? In dit schriftwoord spreekt een man die dit weet, die dit belijdt, ofschoon er voor hem op dit moment nog heel veel verborgen is. Maar dit weet hij wel: Jezus en Zijn onderwijs kan hij niet missen! Er is een band gelegd in zijn leven, een geloofsbetrekking tussen hem en de Heere. En zóveel heeft hij wel van Hem gehoord en in Hem gezien, dat hij weet: Híj alleen is het. Buiten Hem is er geen ander. O, welke trap in de genade Gods kinderen ook bereikt mogen hebben, op de vraag van Christus: Wilt gijlieden ook niet weggaan? is hun aller antwoord: Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. En dat getuigen Gods kinderen niet alleen als het geloof in oefening is, maar dat zeggen ze zelfs in de donkerste uren, als de blijdschap van het geloof is geweken, als ze niets dan zonde, niets dan ongerechtigheid en de dood in zich vinden, en misschien door de vorst der duisternis worden aangevochten om de dienst van God vaarwel te zeggen. Maar zelfs als de gevoelige genade geweken is, als de Heere Zich verbergt en zij Hem overal zoeken of ze Hem ook vinden mogen, dan geven ze toch met Petrus dit besliste antwoord: Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. Dit getuigenis van Petrus is het getuigenis van een volk dat wéét dat bij de Heere de woorden des levens zijn. En die woorden des levens zijn enerzijds harde woorden,
www.prekenweb.nl
7/10
Ds. J. Driessen – Jezus’ woord brengt scheiding
ontdekkende woorden: Ga weg achter Mij, satanas! (Matth.16:23) Maar die woorden des levens zijn ook vertroostende woorden: Gij zult Mijn discipelen zijn. (Joh.15:8) Die woorden des levens vindt u alleen bij Hem, Die door Zijn Geest onze harten doorgrondt, Die door Zijn Woord ontdekt en verwondt, maar Die ook leven geeft en doet zingen wat we samen doen uit Psalm 73 vers 13: Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog Op aarde nevens U toch lusten? Niets is er, waar ik in kan rusten; Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart, Of bange nood, mijn vlees en hart, Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed, Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed. Petrus zegt nog meer: Wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Zijn belijdenis komt hier als het ware tot een hoogtepunt, want hier spreekt hij zich vooral uit over de persóón van Jezus: Gij zijt de Christus. De woorden die de Heere sprak waren geest en leven. En ze werkten bij deze discipel wat uit. In zijn leven ontstond er de betrekking van het geloof tot deze Christus, Die ook zíjn leven was. En dat is dan juist het grote onderscheid tussen de schare die van Jezus heenging en de discipelen die bij Jezus bleven. Wij hebben geloofd en bekend. Letterlijk staat er eigenlijk: ‘Wij zijn tot het geloof en tot het inzicht gekomen.’ De ware discipel wordt immers door de woorden des levens die de Heere spreekt, die de Heere laat verkondigen, tot Christus geleid? Hij zoekt in het Woord de Heere Zelf. En het Woord is ook vol van Hém, Die door de Heilige Geest verheerlijkt wordt in de harten van zondaren: Jezus Christus, de Zoon van de levende God. Zo onderwijst de levende Christus ook vandaag nog Zijn Kerk. Door de kracht van Zijn Geest draagt Hij het Woord in, in de harten van zondaren. Het is een Woord dat leven wekt. Het is een Woord dat alle menselijke steunsels omver slaat. Maar het is tevens een Woord dat liefelijk is en rijk aan vertroosting. Uit dit Woord wordt geleerd wie Hij is Die het spreekt, want Zijn Woord is de waarheid. Ook Petrus heeft geluisterd. En onder dat luisteren is hij ingewonnen voor deze Christus. Hij is tot het geloof en tot het inzicht gekomen dat deze Jezus is de Christus. En als de Heere Jezus hem nu vraagt of hij niet weg wil gaan, dan klinkt vanuit het diepst van zijn hart het getuigenis van het geloof: Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Nog is deze Christus werkzaam door Woord en Geest. Nog spreekt Hij de woorden van het eeuwige leven. En zeker, Zijn onderwijs is pijnlijk omdat Hij onze ongerechtigheden aanwijst, verwijt en bestraft. Omdat Hij alles afsnijdt wat voortkomt uit de mens. Maar Zijn onderwijs maakt ook rijk, want het spreekt van de genade bij God. Het spreekt van de Zaligmaker, Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren is.
www.prekenweb.nl
8/10
Ds. J. Driessen – Jezus’ woord brengt scheiding
Door dit onderwijs wordt in zondaarsharten de kennis en het geloof gewekt: Déze is de Christus, Die door God gezalfd is tot Profeet, Priester en Koning. Onder dit onderwijs kan geen mens dezelfde blijven. Integendeel, door dit onderwijs, dat met de kracht van de Geest wordt gegeven, wordt beleden door een ieder die dit onderwijs ontvangt, dat hij de grootste van de zondaren is. Maar ook dat er genade is bij God, door Jezus Christus, op Wie al de ongerechtigheden gelegd zijn en Die heengegaan is om vrede te verwerven door Zijn dierbaar bloed. Om het léven te verwerven voor hen die zichzelf bevinden midden in de dood te liggen. En Petrus zal het later schrijven aan de verstrooide vreemdelingen: U dan, die gelooft, is Hij dierbaar. (1 Petr.2:7) Onder Zijn prediking moeten zondaren zich gewonnen geven, wanneer zij worden onderwezen in de diepte van hun zonde en schuld. Ze willen dat wel niet, maar hun verzet wordt gebroken en ze verootmoedigen zich - en dat van harte - voor de Heere. En nog dieper gaat de Heere onderwijzen. In de kennis van onze ongerechtigheden is het leven immers niet te vinden. Maar wanneer dan door de leerling wordt gevraagd of er nog een mogelijkheid is om genade bij God te vinden, bij de God Wiens deugden wij hebben geschonden, dan worden we ook onderwezen in de kennis van de enige Middelaar Gods en der mensen. O, welk een wonder als God de diepten van Zijn ontferming ontsluit voor mensen die weten des doods schuldig te zijn, en zij mogen zien op Hem Die de schuld heeft verzoend en de straf heeft gedragen, Die vrede heeft verworven door Zijn dierbaar bloed. Dan wordt de betrekking van het geloof gelegd tot deze Christus, Die ons wordt tot wijsheid, rechtvaardiging, heiligmaking en volkomen verlossing. Door Zijn Woord heeft de Heere een scheiding teweeggebracht. Velen zijn weggegaan. Ze wilden niet de bitterheid van de ontdekking. Ze ontvingen ook niet de vreugde van de vertroosting. Ze kenden niet de smart over het gemis. Ze waren evenmin verblijd over het vinden en gevonden worden. Wilt gijlieden ook niet weggaan? Hoe ligt dat in ons leven? U bent nog niet weggegaan; u bent nog gekomen; u luistert nog, elke zondag weer. Waarom? Geef uzelf er eens rekenschap van. Is het u echt om de Heere te doen? Laat toch in degenen die weggingen ook uw beeld niet getekend zijn. Ze waren wel bij de Heere, maar ze behoorden Hem niet toe. Toen Zijn Woord hen schuldig stelde gingen ze weg. Vreselijk om zo dicht bij de Heere geweest te zijn en Hem toch niet te hebben gekend. Ook deze mensen zullen eenmaal zeggen voor Zijn rechterstoel: ‘Gij hebt op onze straten geleerd; wij waren Uw discipelen.’ Maar de Heere zal zeggen: ‘Gaat weg van Mij, Ik heb u nooit gekend.’ O, zoek dan toch de Heere terwijl Hij te vinden is; roep Hem aan terwijl Hij nabij is. Begeer door Hem geleerd te worden. Houd aan bij Hem in het gebed: ‘Doorgrond en ken mijn hart, o Heer’!’ En láát u doorgronden door Zijn Woord en Geest, opdat u Hem vinden mag. Want wie Hem zoekt, die zal Hem zeker vinden! En dat is tot rijke troost voor een volk dat door satan wordt bestreden en dat vaak vreest Hem nooit te zullen vinden. Is dat zo bij u? Zo lang gezocht en dan denken: ‘Ik zal Hem wel nooit kunnen vinden.’ Laat u maar vallen in de handen van de Heere. U die in de nacht bent en die nergens licht ziet, weet dat Hij gekomen is om de werken van de nacht, de werken van de duisternis te verbreken. www.prekenweb.nl
9/10
Ds. J. Driessen – Jezus’ woord brengt scheiding
Daarom kon de apostel schrijven: Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade. (Hebr.4:16) Opdat ook wij, met Petrus en met de Kerk van alle eeuwen, Hem mogen vinden en belijden: Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Amen.
Slotzang: Psalm 139:14 Doorgrond m’ en ken mijn hart, o HEER’! Is ’t geen ik denk niet tot Uw eer? Beproef m’, en zie of mijn gemoed Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt; En doe mij toch met vaste schreden De weg ter zaligheid betreden.
www.prekenweb.nl
10/10