Jezus
Port Betaald Port Payé Pays - Bas
de Vriend van Jong en Oud
* De lijn van Babylon in het oude testament naar het nieuwe testament
ADRES ONTVANGER
* Ware en valse opwekkingen
46
2
REDACTIE - INHOUD Jezus de Vriend van Jong en Oud
Onze Verlosser biedt ons genezing aan van de noodlottige ziekte die zonde heet; een genezing naar lichaam en geest. Hij heeft voor ons Zijn leven gegeven. Hij verzekert ons dat dit het enige geneesmiddel is en dat hij de enige Geneesheer is die kan redden van de eeuwige dood. Hij dringt erop aan, dat wij Zijn voorschriften volgen en de drievoudige bijbelse leer in toepassing brengen om verlost te worden, namelijk: 1. Geloven in de Here Jezus Christus. 2. Berouw tonen over de zonde en ons bekeren. 3. Gods geboden gehoorzamen, omdat wij Hem liefhebben. Als wij onze wil aan Gods wil onderwerpen, zal ons karakter gevormd worden naar het karakter van Jezus. Wij zullen aan Hem gelijk worden. Als Zijn liefde bezit van ons neemt, krijgen wij deel aan een vreugde, die wij tevoren nooit hebben gekend. Uit liefde zullen wij Hem gehoorzamen, want dit is ons aandeel in het verbond dat God met ons maakt en het enige middel op weg naar het eeuwige leven. Marian Pel en Wim Wiggers.
Voor u ligt een tijdschrift dat wordt uitgegeven door leken binnen de zevendedagsadventistengemeenschap, die zending bedrijven, boeken drukken en uitgeven. Dit tijdschrift komt vier keer per jaar uit. Elk nummer heeft een aantal rubrieken: * Het verlossingsplan * Leerstellingen * Profetie * Gezondheid (dit kan in een medische of een sociale context zijn) * Bijbel en Wetenschap * Kerkgeschiedenis * Het kinderhoekje Het doel is dat wij ons voorbereiden op de wederkomst van de Heer. Marian Pel Wim Wiggers Vrijwillige bijdragen zijn van harte welkom en kunt u storten op:
Inhoudsopgave ► Profetie en Wereldgebeurtenissen
Van de redactie
3
► De lijn van Babylon in het oude testament naar het nieuwe testament
11
► Ware en valse opwekkingen
15
► Een superdrank
22
► Kinderverhaal... Het geheim van echt geluk
23
t.n.v. De Ellen G.White Stichting. IBAN NL31ABNA 053 3416 000 BIC- ABNANL2A zodat er meer verspreiding van dit blad mogelijk is. --De Ellen G.White Stichting. p/a Struikenlaan 34 4631 AN Hoogerheide Tel. 0164-616564 Namens de redactie
PROFETIE EN
3
WERELDGEBEURTENISSEN - deel 13 DE LEUGEN AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL
Ook al zijn er verschillen in de details, toch zijn de beschrijvingen van mensen die bijna-dood ervaringen hebben gehad opvallend gelijksoortig. Een man die we Harry zullen noemen ligt in een ziekenhuisbed terwijl artsen koortsachtig werken om zijn hart weer op gang te brengen. Al snel voelt Harry dat hij zijn lichaam verlaat, opstijgt vanaf het bed en bij het plafond blijft zweven. Hij ziet op zichzelf neer en kijkt toe terwijl de artsen doorgaan met hun pogingen hem te redden totdat alle hoop is vervlogen en zij hem dood verklaren. Dan ziet Harry dat er vlak bij hem een soort tunnel ontstaat. De tunnel beweegt zich naar hem toe en omhult hem. Plotseling beweegt hij zich met grote snelheid door de tunnel in de richting van een licht aan het andere einde van de tunnel dat steeds groter en helderder wordt. Dat licht verandert in een schitterend wezen en Harry voelt een kracht van liefde die onbeschrijfelijk is. Verhalen zoals onze denkbeeldige Harry zijn heel algemeen tegenwoordig. In sommige bestsellers worden die bijna-dood ervaringen onderzocht. Neem bijvoorbeeld het geval van Betty J. Eadie. Op een avond in 1973 lag Betty in een ziekenhuisbed te rusten na een operatie. Nadat ze in slaap was gevallen werd ze opeens wakker. Direct daarna voelde ze dat ze haar lichaam verliet en dat ze met hoge snelheid door een of andere donkere, warme massa heenging. Dit is hoe ze het beschreef in haar bestseller uit 1992 “Omarmd door het Licht”. “Ik zag een klein lichtpuntje in de verte. De donkere massa om me heen begon steeds meer de vorm van
een tunnel aan te nemen en ik voelde dat ik er met nog grotere snelheid doorheen ging, voortsnellend naar het licht… Terwijl ik het naderde bemerkte ik dat er de gestalte van een man in stond en het licht straalde overal om hem heen. Toen ik dichterbij kwam werd het licht schitterend – onbeschrijfelijk schitterend, veel stralender dan de zon… “Hoewel zijn licht veel helderder was dan dat van mij, was ik mij ervan bewust dat mijn licht ons ook verlichtte. En naarmate onze lichten in elkaar overvloeiden, voelde ik alsof ik in zijn aangezicht was getreden en ik voelde een volkomen explosie van liefde. Het was de meest onvoorwaardelijke liefde die ik ooit heb gevoeld en toen ik zijn armen open zag om mij te ontvangen ging ik naar hem toe en ontving zijn volledige omhelzing en zei steeds weer opnieuw: “Ik ben thuis, ik ben thuis, ik ben eindelijk thuis.” Is het werkelijk waar dat wij bij het sterven onze lichamen verlaten en naar het licht reizen? Een licht dat God blijkt te zijn, wachtend om ons thuis te verwelkomen? Degenen die over bijna-dood ervaringen schrijven verzekeren ons dat hoewel het lichaam bij de dood kan sterven, de bewuste ziel verder leeft. En duizenden predikers op kansels over de hele wereld brengen gelijksoortige boodschappen. Het is een algemeen aanvaard geloof dat wanneer je iemand verliest door de dood, dat die persoon naar de hemel is gegaan om bij Jezus te zijn. Mensen nemen gewoon aan dat hun geliefden daarboven zijn en op hen neerkijken terwijl zij voortleven hier op aarde.
4
Profetie en Wereldgebeurtenissen
Maar de algemene zienswijze bepaalt niet wat de waarheid is over wat er gebeurt bij het sterven. Het wordt niet besloten door wat schrijvers van bestsellers beweren te weten of wat welke kerk ook leert, of door de pogingen van een televisiemedium om te communiceren met geesten. Het wordt ook niet door u of mij bepaald. Alleen God kan de waarheid over de dood, of wat dan ook, bepalen. En als God zegt dat iets waar is, dan zullen duizenden of miljoenen stemmen die zich daartegen keren het niet onwaar maken, net zoals duizenden of miljoenen stemmen een leugen niet tot waarheid maken door die leugen te herhalen.
Het is dus van levensbelang dat we Gods waarheid over de dood kennen. En daarvoor moeten we opnieuw helemaal teruggaan naar het begin – naar onze eerste menselijke ouders, Adam en Eva, in de hof van Eden. Zoals u weet plaatste God hen toen Hij onze wereld en de eerste mensen schiep in de volmaakte hof van Eden. Daar waarschuwde Hij hen voor een boom die zich in het midden van de hof bevond. “Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.” Genesis 2: 16, 17. Het was niet lang daarna dat Eva, en daarna Adam, het tragische besluit nam om de goddelijke waarschuwing te negeren. Eva dwaalde af naar de verboden boom, en daar tussen de takken, vermomd als een sprekende slang, was Satan zelf. Zoals we al in een eerder artikel zagen, moest God hem uit de hemel
werpen vanwege zijn opstand. En nu was de Boze vastbesloten om op deze volmaakte wereld Adam en Eva te verlokken om zich ook tegen God te keren. Satan zei vanuit zijn plaats in de boom tegen de vrouw: “Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof? En de vrouw zei tegen de slang: Van de vrucht van de bomen in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u. Toen zei de slang tegen de vrouw: U zult zeker niet sterven. Maar God weet dat, op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend.” Genesis 3: 1-5. God zei: “U zult zeker sterven.” Maar Satan zei: “U zult zeker niet sterven.” De eerste leugen op aarde had dus te maken met de dood, met het sterven. Het is dezelfde leugen die vandaag nog vrijuit en vol overtuiging wordt herhaald door schrijvers, mediums en zelfs door predikers. Hij beweert dat er geen dood is. Er komt een tijd dat een onsterfelijke ziel eenvoudig het lichaam verlaat en een hoger bestaansniveau binnengaat, wanneer wij door het licht worden omarmd. Maar de Bijbel verklaart; “Het loon van de zonde is de dood.” Romeinen 6: 23. En dood is het afwezig zijn van leven. God zei in de hof van Eden niet tegen onze eerste ouders: “Als u van de boom van kennis van goed en kwaad eet, zult u ingaan tot een eeuwige staat van onsterfelijkheid.” Nee, integendeel, Hij zei heel duidelijk: “U zult zeker sterven.” Is de ziel niet onsterfelijk? Hier volgt wat de Bijbel over onsterfelijkheid leert. • Alleen God is onsterfelijk (1 Timotheüs 6: 16) • In onze huidige toestand zijn wij mensen sterfelijk ( Job 4: 17) • Wij streven naar onsterfelijkheid (Romeinen 2: 7) • Wij zullen onsterfelijkheid ontvangen wanneer Jezus terugkomt ( 1 Thessalonicenzen 4: 16, 17; 1 Korintiërs 15: 51-57)
De leugen aan het einde van de tunnel
De Bijbel gebruikt het woord ‘ziel’ 1600 keer, maar niet één keer spreek de Bijbel over een onsterfelijke ziel, een ziel die niet dood kan gaan of een eeuwig levende ziel. Zulke ideeën hebben een andere oorsprong. Wees voorzichtig voor die leugen, want het komt van degene die in de Bijbel de vader van de leugen wordt genoemd. (Johannes 8: 44). Maar als wij onze lichamen bij het sterven niet verlaten – als wij niet verder leven en naar de hemel gaan – wat gebeurt er dan wel wanneer wij sterven? Eeuwen geleden stelde Job de vraag waar iedereen ooit gedurende zijn of haar leven voor komt te staan: “Als een man gestorven is, zal hij dan weer levend worden?” Job 14: 14.
Religieuze mensen hebben een scala aan antwoorden gegeven over wat er gebeurt na de dood. Moslims geloven bijvoorbeeld dat iemands ultieme bestemming de hemel (“de hof van Allah”) is, die wordt beschreven in prachtige materialistische taal, of de hel, die vele kwellingen heeft die door sprekende beelden wordt voorgesteld. Hindoes zien de dood als een grote reis, waarbij iemand door reïncarnatie terugkomt in een van de vele niveaus van bestaan – de hoogste van licht en de laagste van duisternis. Zij denken dat alleen het lichaam sterft niet de ziel. De onsterfelijke ziel – atman – maakt wie men in werkelijkheid is. Het ultieme doel is de nietswording door de aanwezigheid van Brahman in te gaan. Boeddhisten onderwijzen over een uiteindelijk Nirvana, wat eerder een staat van gelukzalige bevrijding is dan een fysieke plek.
5
Shintoïsten stellen zich een trap voor – Ama-No-Hashidate – die de aarde verbindt met het hiernamaals. Australische Aboriginals zien er verlangend naar uit dat hun ziel stroomopwaarts wordt gevaren naar braigu, waar zij worden herenigd met hun overleden familie. Veel Inuïten (Eskimo’s) denken dat de goede zielen bij het sterven naar “het land van de maan” gaan, waar zij voor altijd genieten van gelukzalige rust. Maar de slechte zielen reizen naar Adlivun, wat zich op de bodem van de zee bevindt en waar het altijd donker en koud is. Zelfs binnen het christendom zijn er verschillende uitleggingen over het hiernamaals. Velen willen ons laten geloven dat iemand meteen na de dood “de consequenties moet aanvaarden” en “naar boven” of “naar beneden” zal gaan! Anderen onderwijzen dat zij die gestorven zijn, slapen en rusten totdat Jezus naar deze aarde terugkomt. De profeet Jesaja verzekert ons “Uw doden zullen leven – ook mijn dood lichaam – zij zullen opstaan. Ontwaak en juich, u die woont in het stof.” Jesaja 26: 19. Ja, de Bijbel belooft een leven na de dood! Onze geliefde doden zullen opnieuw leven. Maar wanneer is dat? Op het moment van sterven – of op een later tijdstip? Wat gebeurt er eigenlijk precies wanneer iemand sterft? De bijbelse leer over de dood is consequent. Wanneer we die bestuderen kunnen we enkele verrassingen tegenkomen, maar het is zowel redelijk als bevredigend en bovenal troostrijk. Een van de meest aangehaalde teksten uit de Schrift over de dood bevindt zich in Prediker 12: 7: “Het
6
Profetie en Wereldgebeurtenissen
stof keert terug naar de aarde zoals het was, en de geest keert terug tot God, Die hem gegeven heeft.” Maar wat keert er dan precies terug naar God? Hier is waar mensen de fout ingaan. Zij begrijpen niet wat “de geest” is. Is het bewust en kan het denken? Het Hebreeuwse woord ruach, wat vertaald wordt door “geest”, heeft dezelfde oorsprong als andere woorden die te maken hebben met “adem” of “ademen”, zoals “inademen” en “ademhaling”. Het nieuwtestamentische Griekse woord dat vaak weergegeven wordt met “geest” is pneuma, wat de wortel is van woorden zoals “pneumonie” (longontsteking), een ziekte van de luchtwegen, en “pneumatisch”, een beschrijving van banden die we met lucht kunnen opblazen. Maar laten we luisteren naar de beschrijving van de Bijbel over de geest die naar God terugkeert. Hebreeuwse dichtkunst maakt in het Oude Testament gebruik van een literaire zinspreuk genaamd parallellisme, waarin de eerste zin iets zegt wat in de tweede zin op een andere manier wordt herhaald. De twee regels hebben dezelfde betekenis maar gebruiken verschillende woorden. Zo vertelt Job ons wat de geest van God is: “Zolang mijn adem nog ten volle in mij is, en de geest Gods in mijn neusgaten.” Job 27: 3 NBG. De geest is dus gelijkwaardig aan, of hetzelfde als adem. God ademde de adem des levens in de mensheid. Met andere woorden, God gaf Zijn levengevende geest in ons. Wat gaat er dus terug naar God wanneer iemand sterft? De adem van God – de vonk van leven – keert naar Hem terug. Onze lichamen keren terug tot stof
Wanneer wij sterven vergaat ons lichaam, dat bestaat uit de elementaire stoffelijke elementen van de aarde, tot stof, en de geest, of adem des levens, keert naar God terug. Om helemaal goed te begrijpen wat de Bijbelschrijver bedoelt met “geest”, zullen we naar het eerste Bijbelboek gaan en in Genesis 2: 7 kijken hoe God de mensheid schiep: “Toen vormde de HEERE God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens tot een levend wezen.” (“levende ziel” in de SV) God nam de elementen van de aarde: koolstof, waterstof, zuurstof, stikstof, calcium, ijzer, fosfor, natrium en andere stoffen en vormde het lichaam. Adam had toen wel hersenen, maar hij dacht nog niet na. Hij had een hart in zijn borstkas, maar het sloeg nog niet. Bloed was in zijn aderen en slagaderen, maar het stroomde nog niet rond. De eerste man was gereed om te leven, maar het leven was nog niet in zijn lichaam gekomen. Let op hoe God Zich nu teder over hem heen buigt en de adem des levens in zijn neusgaten blaast. Terwijl de HEERE dit deed vond er een wonderbaarlijk proces plaats dat geen enkele wetenschapper ooit heeft kunnen nabootsen – een stoffelijk mens werd een levende ziel! Of zoals het in de Herziene Statenvertaling staat “de mens werd een levend wezen.” De adem, of geest, is dus de levensvonk – de geest, of adem maakt het verschil tussen een levende mens of een dode! De apostel Jakobus noemt deze levenskracht de “geest”: “Het lichaam zonder geest is dood.” Jakobus 2: 26. Eenvoudig gezegd is de Bijbelse vergelijking als volgt: STOF + GEEST = LEVENDE ZIEL. Of om het nog duidelijker te zeggen: DE STOFFELIJKE ELEMENTEN VAN DE AARDE + ADEM = LEVEND WEZEN. Als dit het levensproces is, wat gebeurt er dan bij de dood? Precies het omgekeerde: STOF – GEEST = LIJK, of eenvoudigweg: DE ELEMENTEN VAN DE AARDE – ADEM = STOFFELIJK OVERSCHOT Wij kunnen deze waarheid het beste begrijpen door de volgende illustratie. Wanneer u een lamp verbindt met elektriciteit, wat gebeurt er dan? Dan komt er licht. Niemand “plaatst” het licht in de lamp. Het licht komt alleen door de
De leugen aan het einde van de tunnel
vereniging van twee bestanddelen: de lamp + elektriciteit. Wanneer u de elektriciteit losmaakt gaat het licht uit. Zo gaat het precies bij het sterven. Wanneer de adem, of levensvonk, teruggaat naar de Schepper, sterft die persoon. Al wat overblijft is het lichaam, samengesteld uit verschillende elementen, die dan vergaan tot stof. De levende ziel, of het levende wezen, houdt eenvoudig op te bestaan. De heidense Grieken – vooral de filosoof Plato – beweerde dat de menselijke ziel “onvergankelijk” is. Daarvoor ontwikkelden de Egyptenaren, de Babyloniërs en de Perzen allemaal een gedetailleerd systeem voor het aanbidden van de doden, omdat zij in de leer van de onsterfelijke ziel geloofden. (Maar zelfs de Egyptenaren veronderstelden dat mensen konden ophouden te bestaan als zij niet door het oordeel kwamen dat iedereen moest ondergaan in het hiernamaals. Zij noemden die eeuwige vernietiging de “tweede dood”)
De Egyptenaren geloofden dat hun God Anubis het hart van iedereen woog om te zien of ze eeuwig zouden leven of voor eeuwig worden vernietigd Het woord “ziel” heeft in de Bijbel twee betekenissen. Ten eerste gebruikt de Bijbel het soms om een levende persoon te beschrijven. God blies de adem des levens in de mens en zo werd hij “een levend wezen”, of een levende persoon. Zie Genesis 2: 7. “De mens (‘de ziel’ SV) die zondigt, die zal sterven.” Ezechiël 18: 4. Ten tweede kan het woord “ziel” in de Bijbel ook
7
leven betekenen. Jezus leerde bijvoorbeeld dat “wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen om Mij, die zal het vinden. Want wat baat het een mens, als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt? Of wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel?” Mattheüs 16: 25, 26. In dit stukje gebruikt Mattheüs hetzelfde Griekse woord – psyche – vier keer, maar deze Herziene Statenvertaling vertaalt het twee keer als “leven” en twee keer als “ziel”. De twee woorden zijn onderling verwisselbaar. Het leven is niet iets wat ons onherroepelijk toebehoort. Wij kunnen het verliezen. “Sterfelijk” betekent onderworpen aan dood en “onsterfelijk” betekent het tegenovergestelde – onvergankelijk. Zoals we al eerder hebben aangegeven, zult u de uitdrukking “onsterfelijke ziel” of de gedachte dat de ziel van zichzelf onsterfelijk is, niet één keer in de Bijbel vinden. Gods Woord onderwijst die opvatting niet. Maar wij hebben wel de belofte van onsterfelijkheid, welke als een geschenk door de getrouwen wordt ontvangen wanneer Jezus terugkomt. Paulus schrijft: “Zie, ik vertel u een geheimenis: Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. Immers, de bazuin zal klinken en de doden zullen als onvergankelijke mensen opgewekt worden, en ook wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet zich met onvergankelijkheid bekleden en dit sterfelijke moet zich met onsterfelijkheid bekleden.” 1 Korintiërs 15: 51-53. Wij stervelingen die zijn onderworpen aan dood en ontbinding, moeten bij de tweede komst van Christus onsterfelijkheid aandoen. Wij gaan niet direct naar de hemel of de hel bij het sterven, want wij hebben geen zogenaamde eigen onsterfelijke ziel. De Bijbel zegt in Psalm 146: 3, 4: “Vertrouw niet op edelen, op het mensenkind, bij wie geen heil is. Zijn geest gaat uit hem weg, hij keert terug tot zijn aardbodem; op die dag vergaan zijn plannen.” Maar waar zijn de doden in de tijd tussen het sterven en de opstanding? Job vertelt ons duidelijk: “Als ik wacht, zal het graf mijn huis zijn.” Job 17: 13.
8
Profetie en Wereldgebeurtenissen
Volgens de Bijbel gaan de mensen bij het sterven niet naar de hemel, de hel, of het vagevuur. In feite leven ze helemaal niet meer – nergens! De dood is een ophouden met leven tot de opstandingsmorgen, wanneer God het lichaam en de adem weer herenigt. Let op wat Prediker 9: 5 schrijft: “Want de levenden weten dat zij sterven zullen, maar de doden weten helemaal niets.” Niets! Nul! De doden hebben duidelijk geen bewustzijn van wat er onder de levenden gebeurt, want de Bijbel zegt in Job 14: 21 over de mens die is gestorven: “Zijn kinderen krijgen aanzien en hij weet het niet; of zij worden veracht, en hij let niet op hen.”
Is dat uiteindelijk niet de beste manier als u er goed over nadenkt? Stelt u zich een jonge moeder voor die sterft en direct naar de hemel gaat, een man en een paar kleine kinderen achterlatend. Vanuit haar heerlijke plaats kijkt de jonge vrouw neer en ziet alles wat er op aarde gebeurt. Laten we nu eens aannemen dat haar man veel gaat drinken en de kinderen mishandelt. Bovendien heeft hij een vriendin die bij hem woont en die de kinderen op een wrede manier verwaarloost. Iedere dag kijkt de jonge vrouw naar het schouwspel daar beneden, ontzet over de situatie maar onmachtig om er ook maar iets aan te doen. Hoe zou u de dagelijkse afschuw beschrijven die zij zou voelen? Zij heeft dag noch nacht verlichting. Zou de hemel voor haar geen hel zijn? Of hoe zit het met ouders die zouden zien hoe hun kinderen uiteengescheurd worden door de verwoestingen van een oorlog? Een van de meest troostrijke waarheden in Gods Woord is dat wij, wanneer wij sterven, stil rusten, ongestoord door problemen van het leven of door zorgen om onze geliefden tot de roep van de Levengever. Is het dan verwonderlijk dat de Bijbel de dood vergelijkt met een slaap?
De discipelen die wisten dat Lazarus al enige tijd ziek was, antwoordden: “Heere, als hij slaapt, zal hij gezond worden. Maar Jezus had over zijn dood gesproken, terwijl zij dachten dat Hij over de natuurlijke slaap sprak. Toen zei Jezus dan openlijk tegen hen: Lazarus is gestorven.” Vers 12-14. Lazarus slaapt, zei Jezus. Ja, Lazarus is dood, maar hij slaapt. Toen verrichtte Jezus een wonder dat alleen God in staat was om te doen. Hij riep Lazarus weer tot leven! Stelt u zich voor hoeveel indruk dat maakte op de menigte toen Lazarus inderdaad tevoorschijn kwam, omwikkeld met dezelfde linnen doeken waarin hij was begraven. Hoewel hij vier dagen dood was geweest, geeft de Bijbel niet aan dat Lazarus vertelde over enige ervaring die hij gedurende die tijd had gehad. Hoe kon dat ook als “de doden niets weten”? Jezus had hem eenvoudig teruggebracht uit de doodslaap – een slaap die alleen onderbroken kan worden door de oproep van de Leven-gever Zelf!
Het verhaal van Lazarus brengt veel inzichten aan het licht omtrent het bijbelse standpunt over de dood. Toen Hij sprak over het heengaan van Zijn goede vriend, noemde Jezus de dood “een slaap.” Hij vertelde Zijn discipelen: “Lazarus, onze vriend, slaapt, maar Ik ga naar hem toe om hem uit de slaap op te wekken.” Johannes 11: 11.
Wat een geweldige hoop hebben christenen op een leven na het graf! In de graftombes van de catacomben in Rome vinden we de inscripties van hen die stierven in heidense hopeloosheid. Steeds weer opnieuw zien we ingegraveerde woorden van verdriet en het definitieve: “Vaarwel voor eeuwig”, of “vaarwel voor altijd.” Maar op de graftombes van christenen zien we
De dood is een slaap
De leugen aan het einde van de tunnel
9
woorden van hoop en moed: “Vaarwel, tot we elkaar weer zien.” “Rust zacht tot de morgen.” Nee, christenen hoeven niet te treuren en te rouwen in totale wanhoop zoals zij die geen hoop hebben om herenigd te worden met hun geliefden. De apostel Paulus zei tegen de vroege christenen in 1 Thessalonicenzen 4: 13: “Maar ik wil niet, broeders, dat u onwetend bent ten aanzien van hen die ontslapen zijn, opdat u niet bedroefd bent zoals ook de anderen, die geen hoop hebben.”
De ware troost voor de bedroefde en rouwende harten is niet te vinden in een seance of in de verwarde boodschappen van een New-Age channeler. Ook vinden wij die niet in de beweringen van een schrijver over bijna-dood ervaringen. Onze werkelijke hoop is in Jezus Christus. En, zeker zo belangrijk, onze enige bescherming tegen demonische misleiding vinden we in Zijn Woord. De Openbaring ontvouwt Satans meesterplan om de menigten in de laatste dagen om de tuin te leiden door het spiritualisme, gebaseerd op Satans leugen dat de ziel onsterfelijk is. Schrijvend vanaf het rotsachtige, kale eiland Patmos, verklaarde Johannes: “Dit zijn namelijk de geesten van de demonen, die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van de aarde en van de hele wereld, om hen te verzamelen voor de oorlog van de grote dag van de almachtige God.” Openbaring 16: 14. De laatste misleiding van de duivel zal draaien om boze engelen die zich uitgeven voor de doden om politieke leiders te misleiden. Openbaring 18: 23 zegt ook nog: “Door uw tovenarij immers werden alle naties misleid.” Zien is niet altijd geloven. Is het niet naar de aard van de vader van de leugen om misbruik te maken van uw verdriet bij het sterven van een geliefde en zich voor te doen als de dode? Het geval van de misplaatste komma De Schrift zegt ons om de leer van Jezus te volgen. Maar wat leerde Jezus Zelf over de dood? Er worden vaak vragen gesteld over de misdadiger aan het kruis. Wat bedoelde Jezus toen Hij hem beloofde “heden zult u met Mij in het paradijs zijn”? Lucas 23: 43. Bedoelde Hij dat de misdadiger op die dag met Hem naar het paradijs zou gaan? Klaarblijkelijk niet,
want toen Maria op de opstandingsmorgen bij Jezus kwam, keek ze hem met betraande ogen aan en dacht dat Hij de tuinman was. Nadat Jezus zich bekend had gemaakt, wierp Maria zich aan Zijn voeten. Toen zei Jezus: “Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader.” Johannes 20: 17. Oppervlakkig gezien lijkt de belofte van Jezus aan de misdadiger een vreemde tegenstrijdigheid. Ten eerste lijkt het de duidelijke Bijbelse leer over de dood – dat iemand in het graf slaapt tot hij er door Jezus uit wordt geroepen – tegen te spreken. Ten tweede, als Jezus op zondag nog niet opgevaren was naar Zijn Vader, hoe kon Hij dan op vrijdag tegen de misdadiger zeggen dat zij op die dag samen in het paradijs zouden zijn? Zijn wij genoodzaakt om ofwel de uitspraak van Christus tot Maria op zondagochtend te geloven, óf Zijn belofte aan de misdadiger op vrijdagmiddag? Wanneer wij een schijnbare tegenstrijdigheid in de Bijbel tegenkomen weten wij meteen dat er iets mis is – niet met het Woord van God, maar met ons beperkt begrip, of met de vertaling. Maar deze schijnbare tegenstrijdigheid verdwijnt onmiddellijk door eenvoudig de komma te verplaatsen. Het plaatsen van
10
Profetie en Wereldgebeurtenissen
een komma kan een groot verschil maken. Wij moeten onthouden dat de leestekens in de Bijbel niet zijn geïnspireerd. De originele Griekse nieuwtestamentische manuscripten hadden eigenlijk helemaal geen leestekens! Verschillende leestekens werden in de loop der tijd toegevoegd. Toen de King James Vertaling in 1611 verscheen met enkele leestekens, had het nog geen aanhalingstekens bij de gesproken woorden. Die werden in latere uitgaven toegevoegd. Behalve dat er geen moderne leestekens werden gebruikt, waren in de oude manuscripten alle woorden samengevoegd – in hoofdletters, of in kleine letters – zoals dit: DITISHOEHETOUDEGRIEKSERUITZAGALLEENHETISGEENGRIEKSMAARNEDERLANDSMAARUBEGRIJPTHET. In heel veel gevallen moest men al weten wat er in de tekst stond om het te kunnen lezen. Degenen die de komma’s en andere leestekens aan de Schrift toevoegden hadden dus niets aan het Griekse manuscript van Lucas, want het Grieks was zonder onderbreking tussen de zinnen en de woorden geschreven. Misschien deden ze dat om te besparen op het kostbare perkament. De komma in onze tekst werd dus pas vele eeuwen later toegevoegd. De vertalers voerden de leestekens naar hun beste inzicht in, maar zij waren zeker niet geïnspireerd. Als hun verkeerde geloof in de onsterfelijkheid van de ziel van invloed was op hun uitleg van de tekst, zouden zij natuurlijk de komma op de verkeerde plaats zetten, en dat is precies wat er gebeurde.
Wij kunnen de komma in onze tekst zowel voor als na het woord “heden” plaatsen. Waar de komma staat hangt af van iemands persoonlijke voorkeur: “Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.” “Voorwaar, zeg Ik u heden, u zult met Mij in het paradijs zijn.” Lucas 23: 43. Wat Jezus werkelijk tegen de misdadiger zei
Wat zei Jezus werkelijk tegen de misdadiger? Dat is heel eenvoudig. Hij gaf vrijmoedig deze belofte: “Heden, terwijl Ik hier aan het kruis sterf en Mijn dienstwerk eindigt in lijden en schande, heden, terwijl het bloed over mijn gezicht loopt en spijkers Mijn handen doorboren, heden, nu het lijkt alsof Ik niemand kan redden en het lijkt alsof Mijn bewering dat Ik de Zoon van God ben onwaar is, heden, terwijl Mijn eigen discipelen Mij hebben verlaten, heden, in Mijn donkerste uur, begrijp jij wie Ik ben, en ik verzeker je heden, dat ondanks hoe het er nu uitziet, jij met Mij in het paradijs zult zijn.” De Bijbel is duidelijk dat Jezus Zelf niet naar het paradijs ging op die dag. In plaats daarvan ging Jezus op die vrijdag het graf in en rustte Hij in de groeve. En zoals de Bijbel zegt voer Hij niet op naar Zijn Vader tot enige tijd nadat Hij Maria Magdalena had ontmoet op zondagochtend. Elk misverstand en alle tegenstrijdigheid verdwijnen wanneer wij de komma op de juiste plaats zetten. Omdat Christus de banden van de dood verbrak, omdat Hij afdaalde in het graf en daar triomfantelijk uit kwam, hoeven u en ik de dood niet te vrezen. Paulus zingt: “Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning?.. God zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus.” 1 Korintiërs 15: 55-57. Christus Zelf nam de vreselijke prikkel van de dood weg en gaf ons de overwinning over het graf.
DE LIJN VAN BABYLON ...
11
DE LIJN VAN BABYLON IN HET OUDE TESTAMENT NAAR HET NIEUWE TESTAMENT
Eerst moet de afval komen 1 Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament is Babylon de grote vijand van het volk van God. Wat minder bekend is dat er een lijn loopt van het oude naar het nieuwe Babylon. Toen Babylon door de Meden en Perzen overwonnen werd, werden de Babylonische priesters naar Pergamum gestuurd. Dat was een stad in Klein-Azië. In Pergamum bevond zich de troon van Satan. “En schrijf aan de engel der Gemeente te Pergamum … Ik weet waar gij woont, daar waar de troon van Satan is. Openbaring 2: 12-13. “Waar gij woont”, dat is ongetwijfeld een heidense tempel, met daarbij de priesters en de opperpriester. De opperpriester was de Pontifex Maximus. De lijn loopt dus van Babylon naar Pergamum. De priester-koning van Pergamum vermaakte het priesterschap door middel van een testament aan het keizerlijke Rome. Dat gebeurde in 133 voor Christus. In het jaar 63 na Christus werd Julius Caesar ingewijd in dat priesterschap. Dit ging door tot keizer Gratianus in 376 weigert om nog langer opperpriester van het heidedom te zijn. In 378 ging het verder toen de paus van Rome pontifex Maximus werd. Er is dus een lijn van de ene opperpriester van Babylon naar het Pausdom als Babylon. Hier volgen twee citaten;
“Koning Nimrod was niet alleen de stichter en politieke leider van Babylon, maar ook haar religieuze leider. Hij was de priesterkoning van deze stad. Van hem stamt een hele dynastie van priester-koningen af – ieder steeds het hoofd van de Babylonische mysteriëngodsdienst. De dynastie duurde voort tot aan de dagen van Belsazar, waarover wij in de Bijbel lezen (Zie Daniël 5). De meesten van u kennen de geschiedenis van de geheimzinnige hand die woorden van onheil schreef op de wand van het paleis van de koning. Maar haast niemand beseft dat de koning zijn gasten niet slechts voor een feest had uitgenodigd… het ging hier om een religieuze bijeenkomst en de verdorven en mensonterende rituelen die daar plaats vonden behoorden tot de afgodendienst, welke Belsazar als koning van Babylon breeduit vierde! Wat vertelt de Bijbel over deze festiviteiten? “Zij dronken wijn en roemden de goden van goud en zilver, koper, ijzer, hout en steen.” (Daniël 5: 4). De godslastering ten top voerende, dronken zij hun wijn uit de heilige bokalen, die zij uit de tempel van de Heer hadden geroofd! Maar zo’n bezoedeling van het Heilige door hun verdorven praktijken bracht een snel oordeel des Heren over hen. Babylon ging haar ondergang tegemoet!
12
De lijn van Babylon in het oude testament naar het nieuwe testament
Inderdaad – de stad Babylon is na verloop van tijd volledig verwoest. Van deze oude stad zijn nog maar enkele ruïnes over in een onbewoonde, uitgestorven streek. (Jeremia 50: 39; 51:62) De spoorlijn van Bagdad naar Basra loopt erlangs. Men heeft er een bord geplaatst waarop in het Engels en Arabisch staat geschreven: “Halte Babylon. De trein stopt op verzoek om reizigers op te nemen.” Maar de enige reizigers die hier ooit instappen zijn enkele toeristen, die de ruïnes hebben bekeken. De stad Babylon is verwoest, maar haar verdorven afgodendienst heeft zich over de gehele wereld verspreid… tot op de dag van vandaag. Nadat Rome de gehele toen bekende wereld had veroverd, werd de heidense afgodendienst van Babylon, die zich in allerlei vormen had verspreid, opgenomen in het godsdienstige systeem van Rome, inclusief de instelling van een opperpriester (pontifex maximus). Zo kwam het Babylonische heidendom, dat ontstaan en verbreid was door Nimrod, onder de heerschappij van de sterke man van Rome: Julius Caesar. In het jaar 63 n. Chr. werd Julius Caesar officieel geïnstalleerd als “Pontifex Maximus” van de mysteriëngodsdienst, welke inmiddels weer in Rome was ingevoerd. Zoals bekend, werd deze titel door elk van de Ro-
meinse keizers lange tijd gevoerd. Om dit te illustreren, beelden wij hier een oude Romeinse munt van keizer Augustus (27 v. Chr. – 14 n. Chr.) af, waarop zijn titel “P-M”, (=Pontifex Maximus) is geschreven, de hogepriester van de heidense mysteriën. Wij herinneren eraan, dat zulke munten in de dagen van de Here Jezus in omloop waren. “En zij brachten hem een schelling. En Hij zeide tot hen: Wiens beeldenaar en opschrift is dit? Zij zeiden: Van de keizer.” (Mattheüs 22: 17-22).
Andere Romeinse keizers (tot en met Constantijn) bleven deze functie bekleden tot keizer Gratianus omstreeks 376 om christelijke redenen weigerde, deze titel nog langer te dragen, daar het hem duidelijk was dat het hier een heidense afgodendienst betrof. Inmiddels was de bisschop van Rome tot een positie van hoog aanzien en grote politieke macht gerezen. En zo werd Damasus, de bisschop van Rome, in 378 gekozen tot “Pontifex Maximus” - als officiële hogepriester van de mysteriën! Heidenen en christenen beschouwden nu één man als hun leider. Vanaf deze tijd en nog lang daarna vloeiden christelijke en heidense invloeden ongemerkt in elkaar over tot zij samen het machtige leger vormden die wij de Rooms-katholieke Kerk noemen. Aan het hoofd van deze kerk staat van oudsher de Pontifex Maximus, de paus! Meerdere malen treffen wij deze titel aan in inscripties overal in het Vaticaan: boven de ingang van de St. Pieter, boven het beeld van “Petrus” in de kathedraal, boven de “heilige deur”, die alleen gedurende het heilige jaar wordt geopend, enz. Bijgaande munt, welke door paus Leo X kort vóór de Reformatie werd geslagen, toont aan, hoe de titel “Pont. Max.” door de pausen werd gevoerd. Vergelijk deze met de munt van de keizer. Maar hoe kon één man tegelijkertijd het hoofd van de kerk en tevens de hogepriester van de heidense mysteriën zijn? Om deze ongerijmdheid te verdoezelen, zochten de kerkleiders naar punten van overeenkomst in beide godsdiensten. Wanneer zij maar enkele overeenkomsten konden aanwijzen, voegden ze beide stelsels samen – want er bekommerde zich inmiddels geen mens meer om details – het ging om de aanhang van de massa en om politieke macht. De waarheid kwam op het tweede plan.” (Mysteriegodsdienst van Babylon, hoofdstuk 11: De Heidense oorsprong van het pausdom).
De lijn van Babylon in het oude testament naar het nieuwe testament Eerst moet de afval komen II “De ware wetmatige Babylonische Pontifex had zijn zetel buiten de grenzen van het Romeinse Rijk. Na de dood van Belsazar en de verdrijving van het Chaldeeuwse priesterschap uit Babylon door de Medo-Perzische koningen, bevond die troon zich te Pergamum, waar zich later één van de zeven gemeenten van Asia vestigde. Vandaar dat hier gedurende vele eeuwen de “troon van Satan” was. (Openbaring 2: 13) Daar, onder de bescherming van de vergoddelijkte koningen van Pergamum, was zijn favoriete verblijf. Daar aanbad men Aesculapius in de vorm van een slang, en werd hij vereerd met wilde orgieën en uitspattingen, die elders min of meer in toom werden gehouden. In het begin bestond er geen rechtstreekse relatie tussen de Romeinse Pontifex enerzijds en Pergamum en de hiërarchie aldaar anderzijds; toch werden het opperpriesterschap van Rome en het opperpriesterschap van Pergamum na verloop van tijd veréénzelvigd. Pergamum werd zelf een geïntegreerd deel van het Romeinse Rijk toen Attalus III, de laatste van de koningen, in 133 v.Chr. bij zijn dood al zijn gebieden bij testament aan het Romeinse volk vermaakte… Zo machtig was het heidendom in het Rome van 376, zelfs nadat de staat geen ondersteuning meer bood. Maar laten we slechts een vijftig jaar vooruit kijken en eens zien was ervan terechtgekomen is. De naam van het heidendom is praktisch volledig uitgewist; dit zozeer zelfs dat de jongere Theodosius, in een besluit van 423, de volgende woorden gebruikt: “De heidenen die nog bestaan, alhoewel wij van mening zijn dat er vandaag geen enkele meer over is.” De woorden van Gibbon die hierop betrekking hebben zijn zeer treffend. Terwijl hij ten volle toegeeft dat, ondanks de keizerlijke wetten tegen het heidendom, “geen speciale lasten” op de schouders werden gelegd van “de sekten die lichtgelovig de fabels van Ovidius aannamen, en koppig de wonderen van het Evangelie verwierpen”, is hij toch verbaasd over de snelheid waarmee de Romeinen van het heidendom naar het christendom waren overgegaan.
13
“De ondergang van het heidendom”, zegt hij (en hij geeft als datum 378, het jaar waarin de bisschop van Rome Pontifex werd, tot 395), ten tijde van Theodosius, is misschien wel het enige voorbeeld van de totale uitroeiing van enig oud en populair bijgeloof; vandaar dat dit beschouwd mag worden als een unieke gebeurtenis in de geschiedenis van het menselijk denken.” …Na te hebben verwezen naar de haastige bekering van de Senaat, vervolgt hij: “Het stichtende voorbeeld van de Anicische familie (in het aanvaarden van het christendom) werd spoedig nagevolgd door de rest van de adel. …De burgers die leefden van de eigen opbrengst en het gepeupel dat door de publieke vrijgevigheid aan de kost kwam, vulden de kerken van de Lateranen en het Vaticaan met een onophoudelijke stroom van toegewijde bekeerlingen… Welnu, hoe kan deze grote en snelle omwenteling worden verklaard? Is dit vanwege het feit dat het Woord van de Heer openlijk werd verkondigd en geprezen? Wat betekent dan de nieuwe houding die de roomse Kerk nu begon aan te nemen? Zoals het heidendom buiten de Kerk was verdwenen, zo verscheen het nu in de Kerk. Heidense gewaden voor de priesters, heidense feesten voor het volk, heidense leerstellingen en ideeën van allerlei aard, zijn overal te vinden. Het getuigenis van dezelfde geschiedschrijver, die zo beslissend had gesproken over de plotselinge bekering van de Romeinen tot het geloof van het Evangelie, is niet minder beslissend op dit punt. In zijn verslag van de roomse Kerk, onder de titel “Invoering van
14
De lijn van Babylon in het oude testament naar het nieuwe testament
heidense plechtigheden”, spreekt hij als volgt: “Naarmate de voorwerpen van de godsdienst stelselmatig werden verlaagd tot het peil van de verbeelding, werden er riten en plechtigheden opgenomen die een grote invloed bleken te hebben op de gevoelens van de menigte. Indien er in het begin van de vijfde eeuw, Tertullianus of Lactantius plots uit de doden waren opgewekt, om deel te nemen aan de viering van een populaire heilige of martelaar, dan zou hij met verbazing en verontwaardiging hebben staan staren naar het profane schouwspel dat in de plaats was gekomen van de zuivere en geestelijke aanbidding van een christelijke gemeente. Zodra de deuren van de Kerk werden opengegooid, zouden zij zich hebben geërgerd aan de reuk van wierook, de geur van bloemen en het schijnsel van lampen en kaarsen, die bij vol daglicht een opzichtig, overbodig, en in hun ogen een onheilig licht verspreidden.” Gibbon weet nog veel meer over dit onderwerp te schrijven. Welnu, is er iemand die durft te geloven dat dit toeval is? Neen. Het was ongetwijfeld het resultaat van die gewetenloze omzichtigheid van het pausdom, waarvan we in de loop van ons onderzoek reeds ontelbare voorbeelden hebben gezien. Paus Damasus zag dat indien hij, in een stad die uitgesproken afgodisch was, het Evangelie zuiver en volledig wilde behouden, hij bereid moest zijn martelingen te ondergaan, met haat en onwil rekening moest houden, en als een goed soldaat van Christus hardheid moest verdragen. Aan de andere kant diende hij tevens op te merken, dat wanneer hij de titel zou aannemen waaraan reeds zoveel eeuwen al de hoop en de genegenheden van het heidendom waren verbonden, hij daarmee zijn volgelingen kon doen geloven dat hij bereid was naar de oorspronkelijke geest van die titel te handelen, waardoor hij zou kunnen rekenen op populariteit, machtsuitbreiding en eer. Welk alternatief ging Damasus dan wel kiezen? De man die het bisdom van Rome binnentrad als een dief en een moordenaar van meer dan honderd van zijn tegenstanders, twijfelde geen ogenblik aan de keuze die hij zou maken. Het resultaat toont aan dat hij met kracht handelde; voor de aanneming van de heidense titel van Pontifex, was hij bereid om elk offer van de waarheid te brengen om alzo zijn aanspraak op die titel in de ogen van de heidenen kracht bij te zetten, als de wettige vertegenwoordiger van hun lange lijst van priesters.
Er is geen mogelijkheid om feiten te vinden die pleiten voor een andere stellingname. Het is tevens duidelijk dat hij en zijn opvolgers in die functie door de heidenen werden aanvaard, die, toen zij de roomse Kerk binnentraden en zich rond de nieuwe Pontifex schaarden, geen afstand deden van hun geloof en aanbidding, maar beide meenamen en in de Kerk brachten. De lezer heeft gezien hoe volledig en nauwkeurig de kopie van het oude Babylonische heidendom is, die onder de bescherming van de pausen in de roomse Kerk werd opgenomen.” (Hislop: De twee Babylons, hoofdstuk 6: De opperpriester). De apostel Paulus wijst erop dat er bepaalde dingen moeten gebeuren voordat Christus komt. Er moeten ook dingen gebeuren voor de komst van de antichrist. Er moet een afval komen, 2 Thessalonicenzen 2: 1-12. “De afval moet komen”. Dan komt de wetteloze. En als de wetteloze gekomen is dan komt de Christus. Laat u niet misleiden. Voor die tijd komt Hij niet. De gebeurtenissen nog eens op een rij: Toen Keizer Gratianus niet langer de hogepriester wilde zijn van de heidense godsdienst in 376 moest de heidense priester een nieuwe opperpriester zijn. De heidense priester moest een nieuwe priester kiezen. Dat deden zij. Zij kozen Damasus als priester van Rome. Dat was ongehoord. Damasus nam de keuze aan in 378. Dat was in de tijd van keizer Theodosius. En in de korte tijd van zijn regering kwam de christelijke kerk op straat te liggen en deden de heidenen hun intrede. Gibbon zegt daarover: “De ondergang van het heidendom ten tijde van Theodosius, is misschien wel het enige voorbeeld van de totale uitroeiing van enig oud en populair bijgeloof, vandaar dat dit beschouwd mag worden als een unieke gebeurtenis in de geschiedenis van het menselijk denken”. Dat speelt zich volgens Gibbon af in een tijdsbestek van 17 jaar, van 378 tot aan 395. Toen was “de” afval een feit! In een volgend artikel zullen we zien wat de kerk allemaal veranderde.
- OPWEKKINGEN -
15
WARE EN VALSE OPWEKKINGEN
Overal waar Gods Woord in alle getrouwheid is gepredikt, heeft de verkondiging resultaten opgeleverd die getuigen van de goddelijke oorsprong van het Woord. Gods Geest leidde zijn boodschappers en daarom zat er kracht achter het woord. De zondaren werden zich bewust van hun toestand. „Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld” en is doorgedrongen tot in de meest verborgen plaatsen van het hart. Alles wat in de duisternis verborgen was, kwam aan het licht. Hun geesten en harten werden aangegrepen. Ze werden overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel. Ze werden zich bewust van de gerechtigheid van God en beseften hoe vreselijk het was om in hun zondige toestand en in hun onreinheid te verschijnen voor Hem die de harten grondig kent. Met grote angst riepen zij uit: „Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” Toen ze het kruis van Golgotha en het oneindige offer voor de zonde van de mensen leerden kennen, drong het tot hen door dat ze alleen door de verdiensten van Christus met God konden worden verzoend. In geloof namen ze „het Lam van God, dat de zonden der wereld wegneemt” aan. Hun zonden werden door het bloed van Christus vergeven. Zij brachten vruchten voort die aan de bekering beantwoordden. Zij kwamen tot geloof, werden gedoopt
en stonden op om „in nieuwheid des levens” te wandelen: Het waren nieuwe schepselen in Christus Jezus, die niet meer naar hun vroegere begeerten wilden wandelen, maar door het geloof in Christus zijn voorbeeld wilden navolgen, ernaar streefden zijn karakter te weerspiegelen en rein wilden zijn als Hij. Wat zij vroeger haatten, hadden ze nu lief en wat zij eens liefhadden, haatten ze nu. Wie hoogmoedig en trots was, werd zachtmoedig en nederig. Wie ijdel en hooghartig was, werd ernstig en bescheiden. De onheilige werd eerbiedig, de dronkaard werd matig en de losbandige werd rein. Men brak met de ijdele wereldse praktijken. De christenen volgden Petrus’ vermaning op: „Uw sieraad zij niet uitwendig; het vlechten van haar, het omhangen van goud of het dragen van gewaden, maar de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke (tooi) van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is in het oog van God” (1 Petrus 3:3,4). Geestelijke opwekkingen leidden tot grondig gewetensonderzoek en nederigheid. Ze werden gekenmerkt door een ernstig, plechtig beroep op de zondaar en door een vurig verlangen om te worden vrijgekocht door het bloed van Christus. Mannen en vrouwen smeekten God om zijn genade, en worstelden met Hem voor de redding van hun ziel. De resultaten van
16
Ware en valse opwekkingen
zulke opwekkingen waren merkbaar bij de mensen die niet terugdeinsden voor zelfverloochening en offers, maar zich verheugden over het feit dat ze waardig bevonden waren om moeilijkheden en beproevingen te ondervinden terwille van Christus. De mensen zagen de verandering in het leven van de gelovigen die de naam van Jezus hadden aangenomen. Hun invloed kwam de samenleving ten goede. Zij werkten samen met Christus en zaaiden in de Geest om het eeuwige leven te oogsten. Van hen kon worden gezegd: „Gij zijt bedroefd geworden, maar de droefheid heeft u tot inkeer gebracht”. „Want de droefheid naar Gods wil brengt onberouwelijke inkeer tot heil, maar de droefheid der wereld brengt de dood. Want zie toch, wat juist deze ervaring van droefheid naar Gods wil u gebracht heeft: Welk een ernst, meer nog, verontschuldiging, verontwaardiging, vrees, verlangen, ijver, bestraffing. Gij hebt in allen dele doen blijken, dat gij zuiver stond in deze zaak” (2 Korintiërs 7:9-11). Dit was het gevolg van de invloed van Gods Geest. Er is geen bewijs van oprecht berouw als er geen hervorming uit voortvloeit. Als de zondaar zijn belofte nakomt, als hij het gestolene teruggeeft, zijn zonden belijdt en God en zijn medemensen liefheeft, mag hij er zeker van zijn dat hij in vrede leeft met God. Dat waren vroeger de resultaten van godsdienstige opwekkingen. Als men ze naar hun vruchten beoordeelde, moest men erkennen dat ze door God waren gezegend voor de redding van mensen en voor de verbetering van de mensheid. Moderne opwekkingen
Maar veel godsdienstige opwekkingen van de laatste tijd verschillen erg veel van de uitingen van Gods genade, die vroeger de inspanningen van Gods boodschappers bekroonden. Er is wel veel belangstelling voor de boodschap, velen zeggen dat ze bekeerd zijn en veel mensen sluiten zich aan bij de kerken, maar de resultaten zijn niet van dien aard dat men een bloei in het geestelijk leven mag verwachten die daaraan beantwoordt. Het licht dat voor een korte tijd opflakkert, dooft spoedig weer uit en laat een nog grotere duisternis achter. De populaire godsdienstige opwekkingen ontstaan zeer dikwijls door het prikkelen van de verbeelding, door het strelen van de gevoelens, door het bevredigen van de behoefte aan iets nieuws of iets sensationeels. De mensen die op deze manier worden bekeerd zijn niet erg geneigd naar de waarheid van de Bijbel te luisteren en hebben maar weinig belangstelling voor de uitspraken van de profeten en apostelen. Een godsdienstige bijeenkomst trekt ze helemaal niet aan als er niet iets spectaculairs te beleven valt. Een boodschap die een beroep doet op het nuchtere verstand vindt geen weerklank. Er wordt niet de minste aandacht geschonken aan de duidelijke waarschuwingen van Gods Woord in verband met hun eeuwig heil. Voor elk echt bekeerd mens moet zijn relatie tot God en tot de dingen van eeuwige waarde hoofdzaak in het leven zijn. Maar waar kan men in de populaire kerken van tegenwoordig nog de geest van toewijding aan God vinden? De mensen die beweren dat zij bekeerd zijn, blijven hoogmoedig en hebben de wereld nog steeds lief. Zij zijn nu niet méér geneigd om zichzelf te verloochenen, hun kruis op te nemen en de zachtmoedige en nederige Jezus te volgen dan voor hun bekering. De godsdienst is het mikpunt van de spot van ongelovigen en twijfelaars geworden omdat zovelen die zeggen dat ze gelovig zijn, de beginselen daarvan niet eens kennen. De kracht van de godsvrucht is zo goed als verdwenen uit vele kerken. Ondanks de algemene achteruitgang in geloof en vroomheid zijn er in deze kerken ware volgelingen van Christus.
Ware en valse opwekkingen Gods eeuwige wet God heeft Zich in zijn Woord aan de mensen geopenbaard. Voor iedereen die deze waarheden aanneemt, zijn ze een schild tegen de misleidingen van Satan. De mensen hebben deze waarheden uit het oog verloren en hebben daardoor de deur open gezet voor al het kwaad dat tegenwoordig overal in de godsdienstige wereld voorkomt. Men heeft de aard en het belang van Gods wet grotendeels uit het oog verloren. Verkeerde opvattingen over de aard, de onveranderlijkheid en het bindende karakter van Gods wet hebben geleid tot dwalingen op het gebied van de bekering en de heiligmaking. Dit heeft op zijn beurt geleid tot het verminderen van de godsvrucht in de gemeente. Daarom merkt men niets van Gods Geest en Gods kracht in de opwekkingsbewegingen van onze tijd. Zo verliest het evangelie zijn waarde en zijn belang in de ogen van de mensen en dan is het maar een kleine stap om ook de Bijbel te verwerpen. Veel predikanten beweren dat Christus door zijn dood de wet heeft afgeschaft en dat de mensen voortaan de eisen van Gods wet niet meer hoeven na te komen. Sommigen zeggen dat Gods wet een verschrikkelijke juk is en stellen de slavernij van de wet tegenover de vrijheid die het evangelie schenkt. Maar dat was niet het standpunt van de profeten en apostelen over Gods heilige wet. David zei: „Dan zal ik wandelen op ruime baan, want ik zoek uw bevelen” (Psalm 119:45). De apostel Jacobus, die na de dood van Christus schreef, noemde de Tien Geboden
17
„de koninklijke wet” en „de volmaakte wet, die der vrijheid” (Jacobus 2:8; 1:25). De ziener van Patmos sprak een halve eeuw na Christus’ dood een zegen uit: „ Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan.” (Openbaring 22:14, HSV). De bewering dat Christus de wet van zijn Vader door de dood heeft afgeschaft, is uit de lucht gegrepen. Als het mogelijk was geweest de wet te veranderen of af te schaffen, dan had Christus niet hoeven te sterven om de mens te redden van de straf die op de overtreding staat. De dood van Christus schaft de wet dus helemaal niet af, maar bewijst juist dat de wet onveranderlijk is. Gods Zoon is naar deze wereld gekomen om de wet groot te maken en te verheerlijken. (Jesaja 42:21). Christus zegt: „Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden (...). Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet.” (Matteüs 5:17,18). Bovendien zegt Hij over Zichzelf: „Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste” (Psalm 40:9). Gods wet is van nature onveranderlijk. Zij is de openbaring van de wil en het karakter van de Wetgever. God is liefde en zijn wet is liefde. De twee grondbeginselen van de wet zijn: liefde voor God en liefde voor de medemens. „Daarom is de liefde de vervulling der wet” (Romeinen 13:10). Gods karakter is gerechtigheid en waarheid. Dit is ook de aard van zijn wet. De dichter van de Psalmen zegt: „Uw wet is waarheid”, „Al uw geboden zijn gerechtigheid.” (Psalm 119:142, 172). De apostel Paulus zegt: „Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed” (Romeinen 7:12). Zo’n wet moet even onvergankelijk zijn als de Wetgever, daar zij Gods geest en Gods wil uitdrukt. Bekering en heiligmaking Door de bekering en de heiligmaking worden de mensen met God verzoend. Daardoor gaan ze volgens de beginselen van zijn wet leven. In het begin werd de mens naar Gods beeld geschapen. Hij was in volmaakte harmonie met de natuur en met Gods wet. De beginselen van de gerechtigheid waren in zijn hart geschreven. Maar de zonde heeft de mens van zijn Schepper
18
Ware en valse opwekkingen
vervreemd. Hij weerspiegelt het beeld van God niet meer. Zijn hart komt in opstand tegen de beginselen van Gods wet. „Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens het kan dat ook niet” (Romeinen 8:7). Maar „alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft”, opdat de mens met God verzoend zou worden. Door de verdiensten van Christus kan hij weer in harmonie met zijn Schepper leven. Zijn hart moet door Gods genade worden vernieuwd. Deze verandering wordt de wedergeboorte genoemd. Jezus zegt dat tenzij iemand wedergeboren is, hij het Koninkrijk Gods niet kan zien. De eerste stap naar de verzoening met God is het besef dat men zondig is. „De zonde is wetteloosheid”. „Wet doet zonde kennen” (1 Johannes 3:4; Romeinen 3:20). Om zijn schuld in te zien moet de zondaar zijn karakter toetsen aan Gods grote maatstaf van gerechtigheid. Het is een spiegel die de volmaaktheid van een rechtvaardig karakter toont en de zondaar in staat stelt de tekortkomingen in zijn eigen karakter te ontdekken. De wet kan de mens wel zijn zonden tonen, maar kan hem niet redden. De wet belooft het leven aan hem die gehoorzaamt en zegt dat de dood het loon is van de overtreder. Alleen het evangelie van Jezus Christus kan de mens vrijspreken of bevrijden van de veroordeling en de bezoedeling van de zonde. De zondaar moet zijn zonden belijden voor God, wiens wet hij overtreden heeft en geloven in Jezus, zijn zoenoffer. Zo krijgt hij „vergeving voor de zonden die tevoren gepleegd zijn” en heeft hij deel aan de goddelijke natuur. De zondaar wordt een kind van God, „ontvangt de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: ‘Abba, Vader’”.
Staat het hem nu vrij Gods wet te overtreden? De apostel Paulus zegt: „Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet”. „Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?” Johannes zegt: „Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar” (Romeinen 3:31; 6:2; 1 Johannes 5:3). Door de wedergeboorte komt het hart in harmonie met God en richt het zich naar Gods wet. Wanneer deze ingrijpende verandering zich heeft voorgedaan in het leven van de zondaar, is hij overgegaan van de dood tot het leven, van zonde tot heiligheid, van overtreding en opstandigheid tot gehoorzaamheid en trouw. Er is een eind gekomen aan het oude leven van vervreemding van God. Het nieuwe leven van verzoening, geloof en liefde is begonnen. Dan is „de eis der wet vervuld in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest” (Romeinen 8:4). Dan zal de ziel zeggen: „Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag.” (Psalm 119:97). „De wet des HEREN is volmaakt, zij verkwikt de ziel” (Psalm 19:8). Zonder kennis van de wet hebben de mensen geen juist inzicht in de reinheid en heiligheid van God of beseffen ze hun eigen schuld en onreinheid niet. Zij hebben geen juist zondebesef en denken dat ze geen berouw hoeven te hebben. Daar ze hun hopeloze toestand als overtreders van Gods wet niet inzien, beseffen zij ook niet dat ze het verzoenend bloed van Christus nodig hebben. De hoop op de zaligheid wordt aangenomen zonder een totale vernieuwing van het denken of zonder een grondige verandering van levenswijze. Zo zijn er talloze oppervlakkige bekeringen en worden er veel mensen aan de gemeente toegevoegd die nooit met Christus verbonden zijn geweest. Onjuiste theorieën over de heiligmaking, die voortvloeien uit de verwaarlozing en verwerping van Gods wet, spelen ook een belangrijke rol in de godsdienstige bewegingen van deze tijd. Deze theorieën zijn vanuit leerstellig oogpunt onjuist en vanuit praktisch oogpunt gevaarlijk. Het feit dat ze zo goed in de smaak vallen, maakt het dubbel noodzakelijk dat iedereen precies weet wat de Schrift over dit punt leert. Ware heiligmaking is een bijbelse leerstelling. In zijn brief aan de Tessalonicenzen zegt de apostel Paulus: „Want dit wil God; uw heiliging”. En hij bidt: „En
Ware en valse opwekkingen Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al.” (1 Tessalonicenzen 4:3; 5:23). De Bijbel leert duidelijk wat heiligmaking inhoudt en hoe wij ons kunnen heiligen. De Heiland bad voor zijn volgelingen: „Heilig hen in uw waarheid” (Johannes 17:17). Paulus leert dat de gelovigen „geheiligd (moeten zijn) door de heilige Geest” (Romeinen 15:16). Welke taak heeft de Heilige Geest? Jezus sprak tot zijn discipelen: „Doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid” (Johannes 16:13). De Psalmist zegt: „Uw wet is de waarheid”. Het Woord en de Geest Gods leren de mens de beginselen van de gerechtigheid zoals ze in Gods wet zijn opgenomen. Aangezien Gods wet „heilig en rechtvaardig en goed” is en een weerspiegeling is van de goddelijke volmaaktheid, zal een karakter dat gevormd is door gehoorzaamheid aan Gods wet ook heilig zijn. Christus zegt: „Ik heb de geboden mijns Vaders bewaard”. „Ik doe altijd wat Hem behaagt” (Johannes 15:10;8:29). De volgelingen van Christus moeten zoals Christus worden en door Gods genade een karakter vormen dat in overeenstemming is met de beginselen van zijn heilige wet. Dat is volgens de Bijbel de betekenis van „heiligmaking”.
19
geen voor mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus” (Filippenzen 3:13,14). Petrus geeft de stappen die wij moeten doen bij de heiligmaking in bijbelse zin: „Maar schraagt om deze reden met betoon van alle ijver door uw geloof de deugd, door de deugd de kennis, door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de volharding, door de volharding de godsvrucht, door de godsvrucht de broederliefde en door de broederliefde de liefde (jegens allen). (...) Want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen” (2 Petrus 1:5-10). Wie in de schaduw van het kruis van Golgotha leeft, kan onmogelijk aan zelfverheerlijking doen of beweren dat hij vrij van zonde is. Hij weet dat zijn zonde de oorzaak is van de doodsangst die het hart van Christus heeft gebroken, en deze gedachte zal hem nederig maken. Zij die het dichtst bij Jezus Christus leven, beseffen de zwakheid en zondigheid van de mens het best en stellen hun hoop alleen op de verdiensten van een gekruisigde en verrezen Heiland.
Geestelijke groei
De heiligmaking die tegenwoordig in de godsdienstige wereld op de voorgrond treedt, wordt gekenmerkt door zelfverheerlijking en minachting voor Gods wet. Hieruit blijkt dat ze in strijd is met de Bijbel. Haar voorstanders beweren dat heiliging een kwestie van een ogenblik is en dat men door het geloof alleen tot volmaakte heiligheid kan komen. Ze zeggen: „Je hoeft maar te geloven en je zal de zegeningen ontvangen”. Ze menen dat er geen bijkomende inspanningen worden vereist van degene die de zegeningen ontvangt. Ze verwerpen ook het gezag van Gods wet door hun bewering dat ze de geboden niet hoeven te onderhouden. Maar kan de mens heilig zijn in overeenstemming met Gods wil en Gods karakter zonder in harmonie te leven met de beginselen die de uitdrukking zijn van zijn wezen en zijn wil, en die aantonen wat God graag heeft?
De Bijbel leert duidelijk dat de heiligmaking progressief is. Wanneer de zondaar door zijn bekering in vrede leeft met God door het verzoenend bloed van Christus, is het christelijk leven pas begonnen. Hij moet zich nu „richten op het volkomene” en opgroeien tot „de maat van de wasdom der volheid van Christus”. De apostel Paulus zegt: „Vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar het-
Het verlangen naar een gemakkelijke godsdienst die geen strijd, geen zelfverloochening, geen prijsgeven van de dwaasheden van deze wereld vereist, heeft de leer van de zaligmaking door het geloof en het geloof alleen heel populair gemaakt. Maar wat zegt Gods Woord hierover? De apostel Jacobus zegt: „Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof
Dit werk kan alleen door het geloof in Christus, door de kracht van de inwonende Geest worden volbracht. Paulus vermaant de gelovigen: „Bewerk uw behoudenis met vreze en beven, want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt” (Filippenzen 2:12,13). De christen zal de aantrekkingskracht van de zonde voelen, maar hij zal er voortdurend tegen strijden. Daarvoor is Christus’ hulp nodig. Menselijke zwakheid wordt verbonden met goddelijke kracht en het geloof roept uit: „Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus” (1 Korintiërs 15:57).
20
Ware en valse opwekkingen
hem behouden?... Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Izaäk op het altaar legde? Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken... Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof” (Jacobus 2:14-24). De uitspraken van Gods Woord weerleggen deze misleidende leer van het geloof zonder de werken. Men getuigt niet van geloof als men aanspraak meent te kunnen maken op Gods gunst zonder te voldoen aan de voorwaarden om genade te ontvangen. Het is gewoon aanmatiging, want het ware geloof is gegrondvest op de beloften en geboden van de Schrift. Laat niemand zichzelf misleiden door te geloven dat men heilig kan worden terwijl men opzettelijk een van Gods geboden overtreedt. Als men willens en wetens zondigt, legt men de stem van de Geest het zwijgen op en brengt men scheiding tussen zichzelf en God. „Zonde is wetteloosheid”. „Een ieder, die zondigt (dat is: De wet overtreedt) heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend” (1 Johannes 3:6). Hoewel Johannes in zijn brief zo uitvoerig uitweidt over de liefde, aarzelt hij geen ogenblik om het ware karakter van de groep mensen die wel beweren dat ze geheiligd zijn, maar intussen Gods wet overtreden, aan het licht te brengen. „Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt” (1 Johannes 2:4,5). Dit is de toetssteen van elke belijdenis. Wij mogen niemand als heilig beschouwen indien we Hem niet aan de hand van Gods enige maatstaf van heiligheid in hemel en op aarde hebben getoetst. Als de mensen vinden dat ze de zedenwet mogen overtreden, als zij Gods geboden niet ernstig nemen, als ze „de minste dezer geboden” overtreden en de mensen leren dat te doen, zullen ze niet geacht worden door God en mogen we er zeker van zijn dat hun beweringen elke grond missen. Wie zegt dat hij zonder zonde is, bewijst alleen al daardoor dat hij verre van heilig is. Juist omdat hij geen juist besef heeft van de oneindige reinheid en heiligheid van God of niet weet wat iemand die in harmonie met Gods karakter wil leven nog moet be-
reiken, en omdat hij geen idee heeft van de reinheid en goedheid van Jezus en van de kwaadaardigheid en boosheid van de zonde, kan de mens zichzelf als heilig beschouwen. Hoe groter de afstand tussen hem en Christus en hoe verkeerder zijn opvattingen over Gods karakter en eisen, des te rechtvaardiger schijnt hij in eigen ogen. Gods beloften voor ons Gods belofte aan hen die gevolg geven aan de oproep „Gaat weg uit hun midden, en scheidt u af... en houdt niet vast aan het onreine”, luidt: „Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn en gij zult mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige” (2 Korintiërs 6:17,18). Het is de plicht en het voorrecht van elke christen om een rijke en overvloedige ervaring te hebben in de dingen Gods. „Ik ben het licht der wereld”, zei Jezus. „Wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben” (Johannes 8:12). „Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag” (Spreuken 4:18). Elke stap van geloof en gehoorzaamheid brengt de gelovige in nauwer contact met het licht der wereld, „in Wie gans geen duisternis is”. De heldere stralen van de Zon der gerechtigheid schijnen op Gods dienaren en zij moeten zijn licht weerkaatsen. Zoals de sterren ons zeggen dat er een groot licht is aan de hemel waardoor zij zo helder kunnen schijnen, moeten de christenen tonen dat er een God zit op de troon van het heelal, wiens karakter lof en navolging waardig is. De genadegaven van zijn Geest, de reinheid en heiligheid van zijn karakter zullen in zijn getuigen worden geopenbaard. In zijn brief aan de Kolossenzen toont Paulus welke rijke zegeningen aan Gods kinderen worden geschonken. Hij zegt: „Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld. (Kolossenzen 1:9-11).
Ware en valse opwekkingen Hij spreekt ook de hoop uit dat de broeders te Efeze het verheven voorrecht van het christen-zijn zullen begrijpen. Hij zet de wonderbaarlijke kracht en de kennis die zij als zonen en dochters van de Allerhoogste zouden kunnen bezitten zeer uitgebreid voor hen uiteen. Ze konden „gesterkt worden door zijn Geest in de inwendige mens” om „geworteld en gegrond te zijn in de liefde”, om „samen met alle heiligen, in staat te zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat”. Maar het gebed van de apostel bereikt een hoogtepunt wanneer hij bidt: „Opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods” (Efeziërs 3:16-19). In deze tekst wordt de hoogte geopenbaard die wij kunnen bereiken door het geloof in de beloften van onze hemelse Vader wanneer wij doen wat Hij van ons verlangt. Door de verdiensten van Christus hebben wij toegang tot de troon van de Oneindige. „Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken?” (Romeinen 8:32). De Vader heeft de volheid van zijn Geest aan zijn Zoon geschonken en wij mogen daar ook deel aan hebben. Jezus zegt: „Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?” (Lucas 11:13). „Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen”. „Bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij” (Johannes 14:14; 16:24). Hoewel het leven van de christen gekenmerkt moet zijn door nederigheid, mag het niet getekend zijn door droefheid of zelfverachting. Iedereen moet zo leven dat hij Gods goedkeuring kan wegdragen en God hem kan zegenen. Het is niet de wil van onze hemelse Vader dat wij ooit veroordeeld worden of in de duisternis blijven. Het is geen bewijs van ware nederigheid als wij het hoofd laten hangen en aan zelfbeklag doen. Wij mogen tot Jezus gaan om gereinigd te worden, en daardoor zonder schaamte of verwijt staan tegenover de wet. „Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt” (Romeinen 8:1,2). Door Jezus worden de gevallen zonen van Adam „zonen Gods”. „Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te
21
noemen” (Hebreeën 2:11). Het leven van een christen moet een leven van geloof, overwinning en vreugde zijn. „Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft; ons geloof” (1 Johannes 5:4). Gods boodschapper Nehemia zegt terecht: „Deze dag is voor de HERE, uw God heilig; bedrijft geen rouw en weent niet” (Nehemia 8:10). Paulus zegt: „Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!” „Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt onder alles, want dat is de wil Gods in Christus Jezus ten opzichte van u” (Filippenzen 4:4; 1 Tessalonicenzen 5:16-18). Dat zijn de vruchten van de bekering en de heiligmaking. We zien deze resultaten zo zelden omdat de beginselen van de gerechtigheid die Gods wet ons leert door de christelijke wereld met zoveel onverschilligheid worden beschouwd. Daarom is er ook zo weinig merkbaar van het degelijke, duurzame werk van Gods Geest dat de godsdienstige opwekkingen van vroeger kenmerkte. Door het aanschouwen worden wij veranderd. Wanneer de heilige voorschriften waardoor God de volmaaktheid en heiligheid van zijn karakter aan ons heeft geopenbaard, worden verwaarloosd en de mensen worden aangetrokken door menselijke leerstellingen en theorieën, is het niet verwonderlijk dat de godsvrucht in de gemeente kwijnt. God heeft gezegd: „Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden” (Jeremia 2:13). „Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen,... maar aan des HEREN wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht. Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt; - al wat hij onderneemt, gelukt” (Psalm 1:1-3). Pas wanneer Gods wet weer haar rechtmatige plaats krijgt, zal er een herleving zijn van het oorspronkelijke geloof en van de vroegere godsvrucht onder Gods volk. „Zo zegt de HERE: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel” (Jeremia 6:16). E.G.White, Het Grote Conflict, hoofdstuk 27.
22
EEN SUPERDRANK
Als wij ons lichaam dwingen om met een beperkte hoeveelheid vocht zijn werk te doen is dat net zoiets als een grote afwas doen met een kopje water. Als u niet genoeg water drinkt, moet het lichaam de afvalstoffen in een veel meer geconcentreerde vorm uitscheiden, en dat veroorzaakt lichaamsgeuren, slechte adem en stinkende urine. Drinken de meeste mensen niet voldoende water? Verrassend genoeg drinkt de gemiddelde persoon tegenwoordig meer frisdrank en alcohol dan water. En vervolgens koffie en melk. Het maakt toch niets uit wat ik drink? Er zit toch overal water in? Het lichaam gebruikt water in alle vormen, maar drankjes kunnen een bepaald probleem met zich meebrengen. Veel drankjes bevatten calorieën die net zoals voedsel moeten worden verteerd. Deze calorieën kunnen extra vetopslag, schommelingen in het bloedsuikergehalte, of vertraagde spijsvertering veroorzaken. Alleen water gaat daarentegen direct door de maag heen, of er nu voedsel aanwezig is of niet. Het vereist geen verwerking, geen spijsvertering, het irriteert niet, het verstoort geen lichaamsfuncties en het bevat geen calorieën. De suiker in drankjes vergen extra water voor de stofwisseling. De meeste drankjes verhogen de afscheiding van maagzuren. Cola bevat fosfor, een stof die de voorraad calcium in het lichaam doet slinken en daardoor bijdraagt aan breekbare botten. Hoe zit het met de dieetdrankjes “zonder suiker”? Dieetdrankjes bevatten geen suiker, maar zij dragen bij aan andere problemen. Bijna alle drankjes, of ze nu suiker bevatten of niet, bevatten stoffen die zijn toegevoegd voor kleur, smaak, houdbaarheid en om andere redenen. Sommige daarvan kunnen gevoelige maagwanden irriteren en sommige vergen ontgifting en uitscheiding door de lever en de nieren. Het drinken van water sluit deze problemen uit. Geen extra calorieën waardoor de spijsvertering wordt vertraagd, of de toevoeging van ongewenst vet, geen irriterende stoffen waarmee gevoelige wanden in het
spijsverteringsstelsel worden belast, en minder vreemde stoffen die de verfijnde werkingen van het lichaam bedreigen. Hoeveel water zou u moeten drinken? Genoeg om uw urine licht van kleur te houden. Het lichaam verliest per dag ongeveer 10 tot 12 glazen water door de huid, de longen, urine en ontlasting. Het voedsel geeft ons twee tot vier glazen water, dan blijven er nog zes tot acht glazen water over die we moeten drinken. Maak er een gewoonte van om overvloedig water te drinken. Drink wanneer u opstaat, in de loop van de ochtend, in de loop van de middag en vroeg in de avond. Water drinken is net zoiets als een douche vanbinnen – het spoelt de maag en maakt het gereed voor zijn werk. Begin de dag dus op een goede manier. Geef die eerste glazen water in de ochtend een beetje smaak door er wat citroensap aan toe te voegen. En ga tijdens de koffiepauze in de ochtend en middag voor een glas water en drink zoveel als u wilt. ’s Avonds helpt het drinken van water om de slaperigheid te verdrijven en ook de verleiding om iets te eten. Water is precies wat het lichaam nodig heeft om al zijn levensprocessen uit te voeren. Het is de volmaakte drank en een van de grootste zegeningen die wij hebben. Wanneer er volgende keer aan u wordt gevraagd of u iets wilt drinken, kunt u zeggen: “Ja, een glas water is prima. Inderdaad, dat is perfect.”
Kinderverhaal...
HET GEHEIM VAN ECHT GELUK
Jezus was niet alleen de aller-knapste dokter, maar ook de allerbeste leraar. Hij had iets heel belangrijks aan de mensen te vertellen en Hij deed dat zo eenvoudig en duidelijk, dat ze er niet genoeg van konden krijgen om naar Hem te luisteren. Ze bleven net zo lang tot Hij eindelijk ophield. Hij was uit de hemel gekomen om de mensen over God te vertellen. Hij wilde dat ze zouden weten, dat God een God van liefde is; dat God vriendelijk en geduldig is en altijd klaar staat om te vergeven; maar dat Hij toch ook een heilige God is, die wil dat Zijn kinderen goed zijn en altijd de waarheid spreken en gehoorzaam zijn. Hij vertelde veel over Zijn koninkrijk dat komen zou en hoe gelukkig de mensen daar zouden zijn – omdat iedereen van elkaar zou houden en niemand een ander kwaad zou doen of onvriendelijk of gemeen zou zijn. Iedereen, ja echt iedereen, kon in dat koninkrijk komen, als hij maar in Jezus geloofde en wilde doen wat Hij zei. En hij hoefde niet eens lang te wachten op het geluk van dat koninkrijk. Hij kon het meteen krijgen. Iemand die in Jezus geloofde, kon altijd gerust zijn, omdat hij wist dat God van hem hield en voor hem zorgde. Dat bedoelde Jezus toen Hij op een dag tegen de mensen om Hem heen zei: “Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. “Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden. “Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. “Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. “Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden. “Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. “Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden. “Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen. “Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. “Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.”
23
In deze mooie woorden vertelde Jezus het geheim van echt geluk. Als we gezegend willen worden en echt gelukkig willen zijn, dan moeten we leven zoals God het graag wil. Als wij – jij en ik – altijd nederig blijven en nooit trots worden, dan zullen wij eens in het koninkrijk van God komen, en er nu al een voorproefje van krijgen. Als we echt spijt hebben van onze zonden en “berouw” hebben omdat God er verdriet van heeft, dan zal Hij ons vergeven en ons troosten. Als we graag betere mensen willen worden zal God ons helpen om steeds weer de zonden te overwinnen. Als we vriendelijk zijn voor anderen en belangstelling voor hen hebben, dan zal Hij vriendelijk zijn voor ons. Als wij geen verkeerde gedachten hebben, kunnen we God veel beter begrijpen en zullen we heel gelukkig worden. Als we steeds proberen om de vrede te bewaren en van andere mensen te houden in plaats van met ze te vechten, zullen we op een heleboel manieren gezegend worden; maar het mooiste daarvan is dat we dan zeker zullen weten dat we kinderen van God zijn. Als we in moeilijkheden raken, omdat we het goede willen doen, maar verkeerd begrepen worden, omdat we naar God willen luisteren, dan hoeven we ons geen zorgen te maken. Alles zal op het laatst toch in orde komen. Zijn koninkrijk is voor ons. Nu en altijd. We kunnen zelfs blij zijn als andere mensen ons kwaad proberen te doen. Want ook al zijn ze nog zo gemeen, God weet alles en zal ons rijkelijk belonen in de hemel.
24
BOEKENLIJSTEN
Boeken van de Ellen G.White Stichting
De Ellen G.White Stichting
te bestellen via de website - www.egwhitestichting.nl Patriarchen en Profeten, leergebonden Profeten en Koningen, leergebonden De Wens der Eeuwen, leergebonden De Wens der Eeuwen, pocket Van Jeruzalem tot Rome, leergebonden De Grote Strijd, leergebonden Het Grote Conflict geïllustreerd Lessen uit het leven van alledag ( geïllustreerd ) De Nieuwe Wereldorde..?(10 of meer, €0,80 p/st) De Weg tot Gezondheid (pocket) De Weg tot Gezondheid (leergebonden) De weg naar Christus (geïllustreerd) Het lijden van Christus Brieven aan verliefde jonge mensen Boodschappen voor jongen mensen
€ 16,00 € 16,00 € 16,00 € 4,60 € 16,00 € 16,00 € 5,10 € 5,50 € 0,90 € 6,70 € 9,90 € 2,40 € 1,40 € 4,00 € 10,00
Postbus 30 2957 ZG Nieuw - Lekkerland tel: 0184 - 681616 IBAN - NL31ABNA 053 3416 000 BIC - ABNANL2A E-mail
[email protected]
Boeken van de Stichting de Bazuin te Sion te bestellen via de website - www.bazuintesion.nl De zondag komt, G. Edward Reid Bijbelvertalingen: Zit daar zoveel verschil in Daniël en de Openbaring, A.de Ligne Uw gezondheid in eigen hand, Ludington - Diehl Het pad naar de troon van God, S.Peck Christus onze Hogepriester, A.T.Jones Christus en de Wet, E.J.Waggoner Pas op voor engelen, Roger J.Morneau Ongelooflijke antwoorden op gebed, R.J.Morneau Een reis in het bovennatuurlijke, R.J.Morneau De man die niet gedood kon worden, S.Maxwell Een nieuwe start, V.W.Foster Een sabbatreis van genesis / openbaring, Wijngaarde Misvattingen over de Eindtijd, Steve Wohlberg Het laatste geschenk van een moeder Het kleine mysterie en de schepping, Dennis Crews Van Rock en Roll tot Rots der eeuwen, Neuman Jezus Christus binnen de Godheid Dood en opstanding, hemel en hel, Martino Tomasi Christelijke Vaderlandsliefde, Alonzo Trévier Jones De waarheid telt, Walter J.Veith
Stichting De Bazuin te Sion € 8,30 € 3,00 € 11,20 € 5,80 € 7,90 € 4,40 € 4,40 € 6,50 € 3,90 € 3,80 € 7,00 € 7,50 € 4,00 € 7,80 € 3,90 € 5,50 € 3,60 € 3,30 € 3,60 € 4,90 € 14,00
Postbus 30 2957 ZG Nieuw-Lekkerland Tel. 0184-681616 IBAN - NL26ABNA 059 1860 724 BIC - ABNANL2A E-mail
[email protected] AFZENDER MARIAN en BEN PEL STRUIKENLAAN 34 4631 AN HOOGERHEIDE
Prijzen zijn inclusief verzend- en/of handelingskosten.