j Jeugdgezondheidszorg Kennemerland
Jaarverslag 2011
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
2
Inhoudsopgave 1.0
Voorwoord
3
1.1
Jeugdgezondheidszorg Kennemerland
4
1.2
Kwaliteit
6
1.3
Centra voor Jeugd en Gezin en ketenzorg
9
1.4
Opvoedingsondersteuning
13
2.0
Basistakenpakket
15
2.1
Monitoren en signaleren
17
2.2
Inschatten zorgbehoefte
27
2.3
Screeningen en vaccinaties
35
2.4
Voorlichting, advies, instructie en begeleiding
40
2.5
Beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen
45
2.6
Zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking
48
3.0
Bijlage
51
Locaties Jeugdgezondheidszorg Kennemerland
72
Colofon
73
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
1.0
K e nne m e r l and
2011. Opnieuw een jaar van verdiepen en verbinden
Jaar v e r s l ag
In 2011 zijn we ons blijven richten op het versterken van de verbinding en de samenwerking in de organisatie. Samen aan de slag, onder andere door voortzetting van het project zorgcoördinatie. Ook in 2011 ging het om verdieping en consolidatie van het bestaande beleid, in plaats van implementatie van nieuwe plannen. Beleidskeuzes zijn tegen de achtergrond van dit uitgangspunt gemaakt. Temeer daar ook van ons gevraagd werd om ons voor te bereiden op de uitvoering van de kabinetsplannen.
2 0 1 1
3
Het kabinet heeft in het regeerakkoord aangekondigd alle jeugdzorgtaken te decentraliseren naar gemeenten. Deze decentralisatie vloeit voort uit de wens één financieringsstroom tot stand te brengen, ter ontschotting van het ondersteuningsen zorgaanbod. Een belangrijk inhoudelijk uitgangspunt is dat niet langer problemen centraal staan, maar de kansen van kinderen en hun opvoeders. Dat betekent dat er meer moet worden geïnvesteerd in preventie, ondersteuning en ambulante hulp. Onze organisatie heeft als kerntaak preventie en als partner in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) hebben we ons in 2011 ingezet voor een sterk preventief aanbod waarin het voorkómen van de zorgvraag voorop staat.
Met veel waardering kijk ik terug op het jaar 2011. Dit jaarverslag geeft een goed beeld van de vele activiteiten en projecten, waaruit de deskundigheid en betrokkenheid van onze medewerkers blijkt.
De samenwerking met de partners is in 2011 verder versterkt. De stijgende lijn die in 2010 is ingezet heeft zich doorgezet. Er zijn in het afgelopen jaar opnieuw meer contacten met onze samenwerkingspartners geweest dan voorgaande jaren, bijvoorbeeld met Bureau Jeugdzorg/AMK. Een goed hulpmiddel hierbij zijn de regionale afspraken over samenwerking en zorgcoördinatie en het werken met VerKen.
Margaret Brouwer manager
Waar mogelijk dragen we bij aan duurzaamheid, daarom publiceren wij ook dit jaar alleen een online editie van het jaarverslag. Daarmee is het voor iedereen toegankelijk en kunt u in een paar klikken vinden wat u zoekt. Wilt u meer weten over onze activiteiten, of heeft u tips voor ons? Laat het ons weten! Uw vragen en reacties zijn van harte welkom!
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
1.1
K e nne m e r l and
Jeugdgezondheidszorg Kennemerland
Jaar v e r s l ag
Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is er voor alle kinderen van 0-4 jaar en hun ouders/verzorgers in de regio Midden- en Zuid-Kennemerland. Deze regio strekt zich uit van Uitgeest in het noorden, tot Bennebroek in het zuiden (zie kaart op pagina 72). Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is een gezamenlijke activiteit van de zorgverleners ViVa! Zorggroep en Zorgbalans. Deze organisaties hebben de beide afdelingen Jeugdgezondheidszorg samengevoegd in een gezamenlijke onderneming: Jeugdgezondheidszorg Kennemerland BV.
2 0 1 1
Samenwerking moederorganisaties
terecht kunnen. Daarnaast is er op werkdagen van 8.30 tot 12.30
Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is een aparte BV met een eigen planning & controlcyclus en jaarrekening. Er wordt nauw samengewerkt met de verschillende bedrijfsonderdelen van ViVa! Zorggroep en Zorgbalans: in het bijzonder met de diëtisten, Thuisbegeleiding en SenZ. SenZ biedt haar abonnees in Midden- en Zuid-Kennemerland diverse diensten en activiteiten voor alle leeftijdsgroepen. Voorbeelden hiervan zijn een informatieblad met artikelen over de verzorging en opvoeding van kinderen, aanvullende kinderopvang 0-12 jaar, een cursus eerste hulp bij kinderongevallen en diverse diensten aan huis.
uur en van 13.00 tot 17.00 uur een telefonisch spreekuur waar ouders met vragen terecht kunnen. Op een aantal locaties is het ook mogelijk om ’s avonds het consultatiebureau te bezoeken.
Toegankelijkheid Jeugdgezondheidszorg Kennemerland voldoet met veertien consultatiebureaus ruimschoots aan de landelijke criteria. Deze veertien locaties bevinden zich verspreid in ons werkgebied, waardoor alle inwoners een consultatiebureau in de buurt kunnen bezoeken. Op alle locaties worden wekelijks 1 of 2 inloopspreekuren gehouden waar ouders zonder afspraak 4
Medewerkers Op 31 december 2011 werkten bij Jeugdgezondheidszorg Kennemerland 144 medewerkers: 23 jeugdartsen (waarvan 12 jeugdarts KNMG), 62 JGZ-verpleegkundigen, 26 consultatiebureau-assistenten (cb-assistenten, waarvan 5 ook wijkassistent zijn), 2 wijkassistenten en 4 (ortho)pedagogen. Daarnaast ook 11 planners, 2 managementassistentes, 2 secretaresses, 1 manager, 3 regiomanagers, 1 manager bedrijfsbureau, 1 stafarts, 1 beleidsadviseur, 1 staforthopedagoog, 3 projectleiders CJG (voor Haarlem, Beverwijk en Velsen) en 2 coördinatoren CJG (voor Haarlem en Zandvoort).
K e nne m e r l and
Jeugdgezondheidszorg Kennemerland biedt actief laagdrempelige preventieve zorg, waarbij het kind centraal staat, aan alle ouders/verzorgers met kinderen van -9 maanden tot 4 jaar in de regio Midden- en Zuid-Kennemerland. Zij doet dit op een professionele eigentijdse manier en afgestemd op de behoefte van de ouders/verzorgers. Zij gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers en respecteert individuele keuzes, maar rekent het tot haar verantwoordelijkheid om hen – indien (maatschappelijk) geïndiceerd – op eigen initiatief met een zorgaanbod te benaderen. De organisatie is eenvoudig, efficiënt en transparant. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is een actieve samenwerkingspartner in de jeugdzorg in de regio en vormt mede de basis van de CJG.
Jaar v e r s l ag
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Missie
2 0 1 1
5
De missie van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is het bevorderen van een gezonde ontwikkeling van alle in regio Midden- en Zuid-Kennemerland wonende kinderen van 0-4 jaar en het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Visie
Doelstellingen
Subdoelstellingen
De doelstelling van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is: het bevorderen en beveiligen van een gezonde lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling van de populatie kinderen van 0-4 jaar, uitgaande van de eigen verantwoordelijkheid van de ouders, door middel van beïnvloeding van relevante gezondheidsdeterminanten, te weten medisch-biologische factoren, gezondheidsgedrag en relevante omgevingsfactoren waaronder het gezondheidssysteem zelf.
n
de immuniteit tegen infectieziekten te verhogen; n individuele gezondheidsrisico’s tijdig op te sporen en zo nodig te verwijzen; n op individueel en collectief niveau de eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheid van ouders te bevorderen, zo nodig hun inzicht in de gezondheidstoestand van hun kind te verbeteren en hun competentie (gezondheidsbevorderend gedrag) te verhogen; n inzicht te verschaffen in de gezondheidstoestand van (groepen) jeugdigen, gezondheidsbedreigende maatschappelijke risicofactoren te onderkennen en bij te dragen aan het uitschakelen daarvan.
Voor kinderen van 4-19 jaar neemt de afdeling Jeugdgezond heidszorg van GGD Kennemerland (onderdeel van Veiligheidsregio Kennemerland, VRK) de taak van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland over. Tijdens de basisschoolperiode roept de schoolarts of –verpleegkundige het kind enkele keren op om de groei en gezondheid te controleren. Een goed inzicht in de voorgeschiedenis van het kind is de basis voor verdere begeleiding. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland draagt daarom het dossier van het kind over aan de GGD als de ouder/ verzorger daarvoor toestemming geeft.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
1.2
Kwaliteit
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
Jeugdgezondheidszorg Kennemerland wil zich onderscheiden door kwaliteit. Daarvoor is het van belang onze JGZ-activiteiten voortdurend te toetsen, zowel inhoudelijk als aan maatschappelijke ontwikkelingen en behoeften en hierop in te spelen. Deze proactieve houding is alleen mogelijk door een constructieve, opbouwende bedrijfscultuur, waarin samenwerking voorop staat.
2 0 1 1
Kwaliteitscertificaten Jeugdgezondheidszorg Kennemerland heeft in april 2008 het certificaat van de Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ-certificering) behaald. Ieder jaar vindt hercertificering plaats en mede dankzij de inzet van onze medewerkers zijn we hiervoor in april 2011 wederom zonder bevindingen geslaagd. Sinds 2005 zijn wij in het bezit van het WHO/Unicef certificaat ‘Zorg voor Borstvoeding’. De uniformiteit en continuïteit in de begeleiding bij borstvoeding is hiermee goed verankerd. De werkwijze wordt gekenmerkt door een duidelijke en gestructureerde aanpak.
Locaties In 2011 zijn drie consultatiebureaus verhuisd. Begin 2011 is het consultatiebureau in Beverwijk verhuisd van de Büllerlaan naar de Romerkerkweg. Een ruime locatie waar we samen met een peuterspeelzaal gehuisvest zijn en waarin in 2012 ook een CJG van de gemeente Beverwijk wordt ondergebracht.
6
In november is het consultatiebureau van Zandvoort verhuisd naar het CJG in Zandvoort aan de dr. Jac. P. Thijsseweg. Ook dit is een mooie ruime locatie waarin we samen met de GGD en andere partners gehuisvest zijn. Eveneens in november is het consultatiebureau van het Zeewijkplein in IJmuiden verhuisd naar het CJG aan het Marktplein. Deze locatie ligt mooi centraal in het centrum van IJmuiden en ook hier werken we samen met de GGD en andere partners.
Scholingsplan Ieder jaar wordt een scholingsplan opgesteld ten behoeve van de deskundigheidsbevordering van medewerkers. Dit is een onderdeel van de Planning & Controlcyclus van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. In 2011 is opnieuw een uitgebreid scholingsplan uitgevoerd. Bij alle artsen en JGZverpleegkundigen is ook dit jaar een video-opname gemaakt van een zuigelingen- of peuterconsult. Deze opnames worden zowel individueel als in een supervisiegroep nabesproken. Daarnaast
zijn de artsen en JGZ-verpleegkundigen geschoold op zorgcoördinatie, Positief opvoeden, Triple P, kindermishandeling (inclusief de meldcode), cold-chain, privacy en voorkomen vrouwelijke genitale verminking. De consultatiebureauassistenten en wijkassistenten zijn onder andere geschoold op het vergroten van communicatieve vaardigheden.
Opleidingsinrichting In 2009 is Jeugdgezondheidszorg Kennemerland erkend als opleidingsinrichting. Er is door de Sociaal Geneeskundige Registratie Commissie (SGRC), in tegenstelling tot de gebruikelijke twee jaar, een certificaat afgegeven voor vier en een half jaar. Onze organisatie staat voor kwaliteit en heeft opgenomen in haar beleid dat alle artsen jeugdarts dienen te zijn of te worden. Inmiddels zijn 12 van de 23 jeugdartsen jeugdarts KNMG en 4 zijn in opleiding hiervoor. Deze artsen in opleiding tot specialist (aios) worden opgeleid door onze stafarts en onze praktijkbegeleider. Beiden zijn erkend praktijkopleider.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and
Kwaliteitsregister V&V
Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg
Er is in 2011 een overeenkomst met V&VN (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland) afgesloten. Dit biedt onze JGZ-verpleegkundigen de mogelijkheid zich in te schrijven in het kwaliteitsregister met het specifieke deskundigheidsgebied Jeugdverpleegkunde. Inschrijving in het online registratiesysteem erkent JGZ-verpleegkundigen in hun professionaliteit en stimuleert hen om ook zelf verantwoordelijkheid te nemen om hun vak bij te houden. De beroepsvereniging heeft een standaard opgesteld, waaraan de JGZ-verpleegkundige zich kan spiegelen. Alle JGZ-verpleegkundigen hebben zichzelf hiervoor aangemeld. Dit laat de betrokkenheid en aandacht voor kwaliteit zien.
Jeugdgezondheidszorg Kennemerland brengt de gezondheid en ontwikkeling van kinderen en de gezondheidsbedreigingen in kaart. Om optimaal gebruik te maken van alle gegevens die in de JGZ worden verzameld, gebruikt Jeugdgezondheidszorg Kennemerland sinds 1 januari 2006 een Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ).
Jaar v e r s l ag
Nieuw functiegebouw
2 0 1 1
In 2010 en 2011 is de functieopbouw van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland herzien. Dit was nodig vanwege (externe) organisatorische en inhoudelijke ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg. Het ging daarbij niet alleen om de herziening van de bestaande functies, maar met name ook om de wijze waarop verbindingen en overlappingen tussen functies zijn weggezet en hoe (nieuwe) aandachtsgebieden en specialisaties een plaats konden krijgen in het functiegebouw. Hiermee beoogt Jeugdgezondheidszorg Kennemerland zich stevig te positioneren en aantrekkelijk te zijn en te blijven op de arbeidsmarkt. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland opteert voor medewerkers die de ambitie hebben om zich verder te ontwikkelen en specialiseren en derhalve flexibel inzetbaar zijn. Voor de functie van JGZ-verpleegkundige heeft dit geleid tot een beschrijving van deze functie in twee varianten: de algemene functie JGZ-verpleegkundige en de JGZ-verpleegkundige Plus: met het addendum Plustaken of met het addendum Praktijkbegeleider. De addenda zijn tot stand gebracht om de JGZ-verpleegkundige te prikkelen tot inhoudelijke verdieping en specialisatie. Dit komt zowel de verpleegkundigen ten goede (het werk wordt interessanter en er ontstaan loopbaankansen), als de organisatie (inhoudelijke verdieping versterkt de kwaliteit van dienstverlening, als (niet in de laatste plaats) de cliënten die (nog) betere zorg krijgen.
7
Het werken met een DD JGZ levert voor alle betrokkenen (medewerkers, cliënten, gemeenten, externe partijen zoals de inspectie) veel voordelen op. In de afgelopen zes jaar is het systeem volop in ontwikkeling geweest. Sinds 1 januari 2010 kennen wij geen papieren dossiers meer. Alleen kinderen die naar ons werkgebied verhuisd zijn brengen nog een papieren dossier mee. Al enkele jaren worden voorbereidingen getroffen om gegevens met andere instellingen uit te wisselen via het landelijk schakelpunt (LSP). Op 5 april 2011 heeft de Eerste Kamer VWS een halt toegeroepen wat betreft organisatorische en financiële bemoeienis met de landelijke infrastructuur. Vanaf dat moment heeft alle voortgang en ontwikkeling met betrekking tot de infrastructuur stil gelegen. Half december 2011 is duidelijk geworden dat de infrastructuur een doorstart kan maken met financiering door de zorgaanbieders zelf. Het initiatief voor de doorstart ligt bij de koepels van huisartsen en apothekers, die verenigd zijn in de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ). De landelijke infrastructuur wordt beheerd door het Servicecentrum Zorgcommunicatie (SZC). De jeugdgezondheidszorg heeft, bij monde van Actiz, GGD Nederland, VNG en NCJ, aangeven naar de VZVZ en het SZC dat zij gebruik wil maken van de landelijke infrastructuur. Dit geldt zowel voor dossieruitwisseling binnen de jeugdgezondheidszorg als voor uitwisseling met ketenpartners (RIVM, verloskundigen). De verschillende juridische en organisatorische mogelijkheden voor de inrichting voor de jeugdgezondheidszorg worden momenteel onderzocht. Naar verwachting zal Nictiz in 2012 contact met ons als koploper opnemen, zodat de aansluiting op de landelijke infrastructuur alsnog geregeld kan worden.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and
Ook dit jaar is het jaarverslag van het voorgaande jaar weer in alle teams van onze organisatie besproken. Doel hiervan is het verbeteren van de registraties. Alle teams hebben verbeterdoelen geformuleerd. Deze verbeterdoelen worden getoetst en in 2012 besproken aan de hand van het jaarverslag van 2011. De resultaten en de geformuleerde verbeterdoelen van de verschillende teams zijn met elkaar vergeleken. Hiermee blijft het DD JGZ een uitstekend middel om de kwaliteit van het werk te verbeteren.
Academisering
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Bijna alle in de provincie Noord-Holland gevestigde JGZ organisaties vormen samen met de afdeling jeugdgezondheidszorg van de Vrije Universiteit (VU) een academische werkplaats. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is onderdeel van deze academische werkplaats. In de academische werkplaats is extra aandacht voor onderwijs, onderzoek en zorgvernieuwing. Ook in 2011 hebben enkele jeugdartsen les gegeven aan medisch studenten en hebben bijna alle jeugdartsen een co-assistent sociale geneeskunde begeleid in de praktijk. In 2009 is in het kader van de academisering een high-potential groep (HP groep) van start gegaan met het opzetten van eigen onderzoeken. Deze groep bestaat uit 5 jeugdartsen en de stafarts. Een deel van deze werkgroep heeft in 2010 onderzoek gedaan naar een screeningsinstrument waarmee taalproblemen vroegtijdig opgespoord worden. Over de eerste resultaten uit dit onderzoek is door één van de HP-groepleden een lezing gehouden tijdens een wetenschappelijke dag van de AJN (landelijke vereniging van jeugdartsen) en is een artikel gepubliceerd in het Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg. Het andere deel van de HP groep richt zich op de effectiviteit van de ‘ogentest’ die wordt uitgevoerd rond de leeftijd van 3 jaar. Na de implementatie van de nieuwste landelijke richtlijn in 2010 geven de werkgroepleden regelmatig aan de hand van rapportages uit de digitale dossiers feedback aan hun collega’s om de kwaliteit van de 'ogentest' en de registraties te verbeteren. Daarnaast is in 2011 een follow-up registratie in het dossier opgenomen, zodat de resultaten van de verwijzing op grond van onvoldoende score op deze ogentest uniform kunnen worden bijgehouden.
8
Samenwerking Linnaeusinstituut Het Linnaeusinstituut is een samenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en wetenschap tussen het Spaarne Ziekenhuis (Hoofddorp), het Kennemer Gasthuis (Haarlem) en het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid Kennemerland (Streeklab). Reeds langere tijd wordt door Jeugdgezondheidszorg Kennemerland met het Linnaeusinstituut samengewerkt op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Voorbeelden hiervan zijn de vaccinstudies zoals MINOES en PINO. In 2011 deed Jeugdgezorndheidszorg Kennemerland mee aan het PIM-onderzoek. Hierin werd het effect van vier verschillende pneumokokken vaccinatieschema’s vergeleken. Voor deze studie zijn in december 2011 de laatste kinderen geïncludeerd. In 2010 is de begeleiding van co-assistenten van het Spaarne Ziekenhuis door de jeugdartsen van onze organisatie ondergebracht binnen het Linnaeusinstituut. In 2011 is de begeleiding uitgebreid met de co-assistenten van het Kennemer Gasthuis. Alle ruim 100 junior co-assistenten kregen een les over jeugdgezondheidszorg. Deze les werd gegeven door de praktijkbegeleider van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. Daarnaast liepen de junior co-assistenten een dag mee met een jeugdarts en JGZ-verpleegkundige op een consultatiebureau. Uit de evaluaties blijkt dat de co-assistenten de bijdrage van onze organisatie hoog waarderen.
Cliëntenraadpleging Aan het eind van de zuigelingenperiode en aan het eind van de peuterperiode wordt aan ouders/verzorgers gevraagd hoe zij de dienstverlening van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland ervaren. Deze raadpleging geeft inzicht in wat ouders/verzorgers van ons vinden op het gebied van onder andere bereikbaarheid, het consultatiebureau en de bejegening door de medewerkers. De resultaten uit 2011 geven aan dat een ruime meerderheid van onze cliënten tevreden of zeer tevreden is over de verschillende onderdelen van de dienstverlening.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
1.3
K e nne m e r l and
Centra voor Jeugd en Gezin en ketenzorg
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Centra voor Jeugd & Gezin Het CJG is een laagdrempelige en herkenbare plek waar alle ouders en kinderen (van -9 maanden tot 23 jaar) én professionals terecht kunnen met allerlei vragen op het gebied van zwangerschap, geboorte, gezondheid, ontwikkeling, opvoeden en opgroeien. Kinderen en ouders krijgen de hulp en ondersteuning die ze nodig hebben en waar ze die nodig hebben. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland wil een actieve bijdrage leveren aan de realisatie van CJG in alle gemeenten in Midden- en Zuid-Kennemerland, afhankelijk van de lokale situatie in gemeenten. In Zuid-Kennemerland zijn op 18 mei in Haarlem twee CJG geopend en op 18 november het CJG in Zandvoort. In Haarlem zijn de voorbereidingen getroffen voor de realisatie van het vijfde en laatste CJG aan de Jan Gijzenkade. In Midden-Kennemerland is op 17 november het CJG in IJmuiden geopend. Voor de regio IJmond zijn alle beoogde inlooppunten in 2011 gerealiseerd.
9
Van 10-17 oktober was het de 1e landelijke Week van de Opvoeding. Zowel in de regio Haarlem als in IJmond zijn allerlei activiteiten, lezingen, mobiele koffiekarren en bijeenkomsten gehouden. In Haarlem werd de verkiezing 'beste oppas van Haarlem' georganiseerd. De activiteiten zijn goed bezocht. Vele ouders/opvoeders zijn in gesprek geraakt over opvoeden, zijn (beter) bekend geraakt met het CJG en met Positief Opvoeden. We kunnen terugkijken op een geslaagde en succesvolle week. Per 1 december 2011 is er een 2e coördinator CJG Haarlem bij ons in dienst getreden. Haar naam is Froukje Kamoschinski en zij werkt 28 uur per week. Karin van der Arend heeft per 1 november 2011 de coördinatie van het CJG in Zandvoort voor haar rekening genomen maar blijft daarnaast ook coördinator voor de CJG in Haarlem.
Ketenzorg en Centra voor Jeugd & Gezin Net als in Zuid-Kennemerland hebben de gemeenten in Midden-Kennemerland besloten om voor de uitwerking van onderdelen, die voor elk CJG hetzelfde zijn, gezamenlijk op te
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and
met collega's uit andere instellingen. Maar ook managers en bestuurders die collegiaal samenwerken en hun medewerkers stimuleren en de ruimte geven dat ook te doen. We hebben geconstateerd dat we al een eind op (de goede) weg zijn en op een aantal punten nog verbeterslagen kunnen maken. Dit heeft geresulteerd in een vijftal workshops waarin '1Gezin1Plan' centraal stond. In januari 2012 ronden we het project af en wordt zorgcoördinatie onderdeel van de reguliere werkwijze binnen Jeugdgezondheidszorg Kennemerland.
Verwijsindex Midden- en Zuid-Kennemerland
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
trekken en regionale basisvoorstellen te maken. Zorgcoördinatie en doorzettingsmacht is één van de onderwerpen omdat dit een belangrijk onderdeel van de taken binnen de CJG is. Goede zorgcoördinatie moet leiden tot '1Gezin1Plan'. Om tot '1Gezin1Plan' te komen, dienen afspraken gemaakt te worden over regievoering, opschaling en doorzettingsmacht. Andere onderwerpen zijn de aansluiting van de CJG op Bureau Jeugdzorg en het aanbod opvoedingsondersteuning dat vanuit de CJG geleverd wordt. Wijzer Samenwerken Sinds 2007 is de inbedding van de peuteradviesfunctie in een sluitende zorgstructuur gerealiseerd middels de implementatie van de Wijzer Samenwerken op alle consultatiebureaus en peuterspeelzalen. Hierin werken betrokken instellingen samen indien bij een kind vragen of zorgen over gedrag of ontwikkeling zijn gesignaleerd. Door de eenduidige procedure gaan geen signalen verloren en wordt optimaal gebruik gemaakt van elkaars deskundigheid. In 2011 zijn betrokken instellingen begonnen met vernieuwing van deze Wijzer. De ontwikkeling van de CJG wordt hierin meegenomen, de Integrale Vroeghulp gaat onderdeel 10
uitmaken van de Wijzer, maar ook de wrap around care, waardoor de instellingen die nodig zijn om de doelen voor het kind te realiseren betrokken worden. Ook wordt de dienstverlening uitgebreid met nieuwe mogelijkheden, bijvoorbeeld van OCK het Spalier. De ‘Wijzer Samenwerken’ wordt in 2012 voorgelegd aan gemeenten en andere betrokken partners. Het is de bedoeling dat implementatie in 2012 zal plaatsvinden. Implementatie zorgcoördinatie Ook in 2011 is de projectgroep ‘implementatie zorgcoördinatie’ actief geweest. Er is stil gestaan bij de stand van zaken van de implementatie: wat zijn de belangrijkste knelpunten waar we tegenaan lopen en hoe kunnen we daar onze antwoorden op vinden. Quirien van der Zijden van ‘Partners in Jeugdbeleid’ heeft ons op een inspirerende en deskundige manier van de laatste informatie voorzien. Belangrijk instrument is het gezinsplan met kernafspraken: wie doet wat en wanneer. De invoering van ‘1Gezin1Plan' vraagt echter om meer dan het uitdelen van een handleiding: een cultuuromslag is nodig, in alle geledingen. Hulpverleners die echt naast ouders gaan staan en hun doelen centraal stellen, hulpverleners die de krachten bundelen
Sinds eind 2009 werken de professionals met VerKen, de verwijsindex van Midden- en Zuid-Kennemerland. Uit evaluatie in 2010 bleek dat het werken met VerKen nog niet bij alle professionals een geïntegreerd onderdeel van hun werk was. Een aantal medewerkers vond het nog steeds moeilijk om de meldcriteria toe te passen in de praktijk. In 2011 is daarom op een scholingsdag een juriste uitgenodigd om een presentatie te houden over de privacy wetgeving, waarbij ook de vragen en knelpunten van de meldingsbevoegden in onze organisatie aan de orde zijn geweest. Dit heeft geleid tot de implementatie van het instrument voor gegevensuitwisseling ‘Samenwerken in de jeugdketen’ van VWS. De koppeling tussen het DD JGZ en VerKen is in 2011 verder voorbereid en wordt gerealiseerd in 2012. Hierdoor wordt het mogelijk dat de meldingsbevoegde op basis van bepaalde ingevulde registraties in het DD JGZ een automatisch signaal krijgt om een melding in VerKen wel of niet te activeren.
Toeleiding naar voorschoolse voorzieningen en Voor- en Vroegschoolse Educatie Ook in 2012 is speciale aandacht besteed aan de toeleiding naar voorschoolse voorzieningen en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). De voor- en vroegschoolse periode is een zeer essentiële fase in de ontwikkeling van kinderen. Het VVE-beleid is bedoeld om de ontwikkelingskansen van kinderen van laag opgeleide autochtone en allochtone ouders te vergroten. De VVE heeft als belangrijkste doel de (Nederlandse) taalontwikkeling van peuters en kinderen in groep 1 en 2 van het basisonderwijs te bevorderen en het terugdringen van onderwijsachterstand bij kinderen.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Binnen Jeugdgezondheidszorg Kennemerland wordt er toegeleid naar voor- en vroegschoolse voorzieningen zoals peuterspeelzaal en kinderdagverblijf, maar ook naar voorschoolse projecten/
K e nne m e r l and
programma’s zoals Spel aan huis, Stap In, Opstap, peutergym en bibliotheek. Kinderen die tot de VVE-doelgroep behoren, worden toegeleid naar speciale VVE peuterspeelzalen. Met de gemeenten Uitgeest, Beverwijk, Heemskerk, Velsen en Haarlem zijn afspraken gemaakt over deze toeleiding en over de registraties en rapportages. Het doel hiervan is dat we door gezamenlijke afspraken de deelname van de doelgroep aan VVE programma’s vergroten.
Jaar v e r s l ag
Prenatale preventie
2 0 1 1
Sinds 1 januari 2009 wordt de prenatale preventie uitgevoerd als ketenproduct van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. Hiermee is een belangrijke stap gezet in het realiseren van een sluitende keten tussen de prenatale zorg en de jeugdgezondheidszorg. In 2009 is een projectorganisatie gestart, teneinde de prenatale preventie in samenwerking met de gemeenten, ziekenhuizen, verloskundigen, kraamzorgorganisaties en andere betrokkenen te realiseren. Er is een platform opgericht, waarin de activiteiten op het gebied van de prenatale preventie in Midden- en Zuid-Kennemerland minimaal tweemaal per jaar besproken worden. Hierin participeren vertegenwoordigers vanuit de Kring Verloskundigen Groot Kennemerland, de regionale ziekenhuizen, de kraamzorgorganisaties en Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. In dit overleg worden de gezamenlijke activiteiten op elkaar afgestemd en zo nodig nieuwe activiteiten ontwikkeld. In 2011 waren dat de volgende activiteiten: n Het
uitvoeren en vernieuwen van de cursus 100% Zwanger Het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten door verloskundigen. n Het bieden van ondersteuning aan aanstaande ouder(s) vanuit het programma Stevig Ouderschap Prenataal. n Het uitreiken van de GroeiGids delen ‘Kinderwens’, ‘Zwanger’, en ‘Borstvoeding’ door alle verloskundigen en de GroeiGids '0-4 jaar' door Jeugdgezondheidszorg Kennemerland, n
11
waarmee een eerste stap gezet is in het verstrekken van aansluitende en eenduidige informatie aan ouders. De ‘Groeigidsen’ zijn opgesteld conform de methode
Integrale jeugdgezondheidszorg
Positief Opvoeden, Triple P. opzetten van een pilot met individuele voorlichting aan zwangeren van allochtone afkomst door Jeugdgezondheidszorg Kennemerland, in samenwerking met een verloskundigenpraktijk en wijkcontactvrouwen.
GGD Kennemerland biedt JGZ aan 4-19 jarigen; Jeugdgezondheidszorg Kennemerland biedt JGZ aan 0-4 jarigen. Deze organisaties werken goed samen en er is de afgelopen jaren veel bereikt, waaronder afstemming over de registratie van gegevens, gezamenlijke protocollen en afspraken over een doorgaande lijn in de activiteiten voor 0-4 jaar en voor 4 tot 19 jarigen. Verdere ontwikkelingen van de Integrale jeugdgezondheidszorg worden meegenomen in de transitie van de Jeugdzorg.
n Het
In 2012 zullen de activiteiten in nauw overleg met de gemeenten verder ontwikkeld en verankerd worden.
In de regio Midden- en Zuid-Kennemerland wordt de jeugdgezondheidszorg uitgevoerd door twee organisaties:
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
K e nne m e r l and
Jaar v e r s l ag
2 0 1 1
12
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
1.4
Opvoedingsondersteuning
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
Opvoedingsondersteuning wordt een steeds belangrijker onderdeel van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. Alle ouders hebben immers vragen over de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen en nagenoeg alle ouders maken gebruik van de diensten die onze organisatie biedt.
2 0 1 1
Stevig Ouderschap In 2007 zijn we in de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Zandvoort, Haarlemmerliede & Spaarnwoude, Beverwijk en Heemskerk gestart met ‘Stevig Ouderschap’ en in 2010 ook in de gemeenten Uitgeest en Velsen. Eind 2011 zijn we ook gestart in Heemstede, waarmee we het programma in ons hele werkgebied aanbieden. Stevig Ouderschap is een programma ter preventie van opvoedingsproblematiek/ psychosociale problemen bij kinderen, met als exces hiervan kindermishandeling. Stevig Ouderschap staat op de lijst van veelbelovende en effectieve interventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en is één van de drie deels bewezen effectieve interventies. Het programma Stevig Ouderschap bestaat uit een signaleringsmethodiek met daaraan gekoppeld een interventie in de vorm van huisbezoeken. Geselecteerde gezinnen wordt een ondersteuningsprogramma aangeboden, bestaande uit 6 huisbezoeken door een specifiek hiervoor opgeleide JGZ-verpleegkundige van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. Het aanbod Stevig Ouderschap is een holistische
13
aanpak, die aandacht besteedt aan het hele gezin en werkt vanuit een goed gefundeerd theoretisch kader. In hoofdstuk 2 van dit jaarverslag worden de resultaten vermeld.
Video home training Al jaren lang leveren speciaal hiervoor opgeleide JGZ-verpleegkundigen Video home training aan ouders met kinderen van 0-4 jaar. Video home training helpt ouders duidelijk te maken hoe het komt dat een kind bepaald gedrag laat zien en wat zij er mogelijk aan kunnen doen om dit te veranderen, zodat zij met plezier kunnen kijken naar hun kind en hun kind beter kunnen begrijpen.
Triple P Triple P staat voor Positief Pedagogisch Programma, een van origine Australisch programma voor opvoedingsondersteuning aan ouders met kinderen van 0 tot 16 jaar. Het is een
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and
laagdrempelig en integraal programma, met als doel de preventie van (ernstige) emotionele- en gedragsproblemen bij kinderen, door het bevorderen van competent ouderschap. Het project Triple P 2008-2010 in Midden- en Zuid-Kennemerland was gericht op de implementatie van Positief Opvoeden, Triple P voor ouders van kinderen in de leeftijd 0-12 jaar. In 2011 heeft het project een vervolg gekregen met als doel om deze evidence-based methodiek ook aan ouders van tieners aan te kunnen bieden. Er zijn in totaal 34 beroepskrachten getraind voor Triple P Teens.
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
In 2011 is een borgingsplan geschreven met als doel dat de samenwerkingspartners ook na 2011 het programma Positief Opvoeden, Triple P zowel kwalitatief als kwantitatief goed blijven uitvoeren zodat ouders blijvend gebruik kunnen maken van het programma. Iedere instelling heeft hierin veel geïnvesteerd en wil dit ook na 2011 blijven doen. De nieuwe werkwijze wordt ingebed in de organisaties, dat houdt in dat nieuwe medewerkers geschoold worden, medewerkers in de gelegenheid gesteld worden intervisie te volgen, materialen begroot worden en er aandacht voor is in werkoverleggen. Het borgingsplan is een hulpmiddel voor de organisaties en voor de CJG coördinatoren om met de methodiek te blijven werken.
Nieuw groepsgericht aanbod In 2011 is nieuw beleid voor het groepsgericht aanbod voor ouders van kinderen 0 – 4 jaar ontwikkeld. Hiervoor waren twee hoofdredenen: de invoering van Positief Opvoeden, Triple P als basis voor het beleid opvoedingsondersteuning en de vorming van de CJG, waarin wij één van de aanbieders zijn die themabijeenkomsten en lezingen uitvoeren voor ouders van kinderen 0-4 jaar. De medewerkers die de themabijeenkomsten geven zijn eind 2011 geschoold, zodat het nieuwe aanbod in 2012 kan starten. De themabijeenkomsten Positief Opvoeden, Triple P zijn bedoeld om ouders te leren hoe ze de principes van Positief Opvoeden kunnen gebruiken om kinderen te stimuleren. Voorbeelden van thema’s zijn: Leren luisteren; Een goed slaappatroon ontwikkelen; Boodschappen doen met kinderen en Omgaan met ruzie en agressie.
14
Opvoedspreekuren door (ortho)pedagogen
Toekomst
Bij het opvoedspreekuur zijn ouders op afspraak welkom met al hun vragen over opgroeien en opvoeden. Ouders kunnen er informatie, advies, ondersteuning en hulp krijgen. Het kan dan gaan over onderwerpen zoals slapen, bedplassen, niet luisteren, weerbaarheid, zelfvertrouwen, pesten, echtscheiding, omgaan met gevoelens, internet en puberteit. Maar ook kan ter sprake komen wat een ouder kan doen bij opvoedingssituaties die spanningen opleveren, zoals agressief gedrag of ruzie in het gezin. In 2011 is ook een opvoedspreekuur gestart in het gezondheidscentrum in Broekpolder, een wijk in de gemeenten Beverwijk en Heemskerk. Er wordt vanuit dit opvoedspreekuur nauw samengewerkt met de huisartsen in het gezondheidscentrum.
Met veel inzet, betrokkenheid en enthousiasme willen we ons ook de komende jaren inzetten voor de kinderen van 0-4 jaar en hun ouders/verzorgers. We willen dat zoveel mogelijk samen met onze partners doen vanuit de CJG. Het consultatiebureau is daarvoor naar onze mening een goed startpunt, vooral ook omdat we sinds 2009 de prenatale preventie uitvoeren. Onder regie van de gemeenten willen we ons graag inzetten voor de realisatie van deze CJG in de verschillende gemeenten. Echter, de kern waar het om gaat is dat kinderen en ouders zo snel mogelijk en zo dichtbij mogelijk geholpen worden. Het motto is '1Gezin1Plan', dat wil zeggen: voor, mèt en door het gezin; doelen vastleggen en meten, voortgang zien èn weten wanneer er ingegrepen moet worden.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
2.0
Basistakenpakket
K e nne m e r l and
In dit deel van het jaarverslag wordt inzicht gegeven in de uitvoering van het basistakenpakket door Jeugdgezondheidszorg Kennemerland en de gezondheidstoestand van de kinderen van 0 tot 4 jaar in ons werkgebied: Midden- en Zuid-Kennemerland
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
.
Vanaf 1 januari 2006 worden gegevens van kinderen die in zorg zijn bij Jeugdgezondheidszorg Kennemerland geregistreerd in het DD JGZ. Naast de persoonsgegevens van het kind worden ook andere belangrijke gegevens voor de zorgverlening aan ouders en kind opgenomen, zoals achtergrondgegevens van het gezin en gegevens over de omgeving waarin het kind opgroeit. Deze informatie wordt verkregen tijdens het intakegesprek, begeleidingsgesprekken thuis en de consulten op het consultatiebureau. Alhoewel van elk kind dat in zorg is bij Jeugdgezondheidszorg Kennemerland een digitaal dossier wordt aangelegd, gaan niet alle in dit jaarverslag weergegeven rapportages over 100% van de kinderen. Er zijn hier verschillende redenen voor: een kind is bijvoorbeeld niet op het consultatiebureau geweest in 2011 omdat het langdurig ziek is geweest, omdat het gezin pas in het werkgebied is komen wonen, of omdat de ouders regelmatig afspraken hebben afgezegd. Daarnaast hebben nog niet alle kinderen, die in december 2011 zijn geboren, een intakegesprek gehad. Daarom wordt bij elke tabel de grootte van de betreffende groep aangegeven.
15
De onderwerpen waarover gerapporteerd wordt zijn ingedeeld aan de hand van de 6 productgroepen van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. In de bijlage zijn soms gegevens uitgesplitst per gemeente. Iedere gemeente ontvangt een apart verslag met cijfers over de eigen gemeente.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
K e nne m e r l and
Jaar v e r s l ag
2 0 1 1
16
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
2.1
Monitoren en signaleren
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
Bij monitoren en signaleren gaat het om het systematisch volgen van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van het kind en/of groepen kinderen. Daarnaast worden de factoren gemeten die de gezondheid bevorderen of bedreigen. Het doel is tweeledig: enerzijds op individueel niveau tijdig een niet-normaal verlopende ontwikkeling signaleren en op basis daarvan interveniëren, anderzijds op doelgroep- of populatieniveau gezondheidsprofielen opstellen, zodat op grond daarvan gezondheidsbeleid kan worden ontwikkeld (uit Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar).
2 0 1 1
Aantal pasgeborenen per jaar in Middenen Zuid-Kennemerland volgens het RIVM
4500
Kinderen in zorg
Aantal kinderen in zorg in 2011
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldde in augustus 2010 een dalende trend van het aantal geboorten. Deze dalende trend is nu ook te zien in het werkgebied van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. Het aantal pasgeboren kinderen in ons werkgebied is lager dan in 2010.
Onder ‘kinderen in zorg op 31 december’ wordt verstaan het aantal kinderen dat op die datum ingeschreven staat bij een consultatiebureau van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland.
4000
Op 31-12-2011 zijn er minder kinderen in zorg vergeleken met het aantal kinderen in zorg op die datum in de jaren daarvoor. Zie onderstaande tabel.
3500 3000
Aantal
2500 2000 1500 1000 500 0
2005
2006
2007
2008
Geboortejaar
17
2009
2010
2011
leeftijd
In zorg op 31-12-2008
In zorg op 31-12-2009
In zorg op 31-12-2010
In zorg op 31-12-2011
0-1 jaar
4.013
4.309
4.035
3.873
1-4 jaar
12.687
12.464
12.028
12.188
Gedurende het jaar is aan meer kinderen zorg verleend, bijvoorbeeld aan kinderen die voor 31 december zijn verhuisd naar een gemeente buiten het werkgebied. Het aantal kinderen waaraan in 2011 zorg is verleend is 20.591. Sommige ouders maakten geen of minder gebruik van het consultatiebureau. Deze kinderen zijn niet meegeteld bij het aantal kinderen in zorg.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Geboortejaar
2011
2010
2009
2008
2007
In zorg in 2011
3.951
4.235
4.320
3.969
4.116
Geen of minder gebruik in 2011
44
84
104
116
94
Overleden in 2011
14
0
0
0
0
Verhuisd buiten het werkgebied in 2011
78
110
132
94
58
Verhuisd naar het werkgebied in 2011
69
170
160
131
88
K e nne m e r l and
Bereik
Jaar v e r s l ag
Onder bereik verstaan we het percentage kinderen in zorg op 31-12-2011 ten opzichte van het totaal aantal kinderen uit dat geboortejaar op die datum.
2 0 1 1
Geboortejaar
Bereik
2011
98,9%
2010
98,0%
2009
97,6%
2008
97,1%
Zie ook tabel 1 ‘Bereik per gemeente op 31-12-2011’ in de bijlage Redenen waarom ouders (tijdelijk) geen of minder gebruik maken van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. 2011
2010
2009
2008
36
62
66
63
Kind is onder controle van kinderarts of huisarts
4
7
5
10
Ouder bezoekt consultatiebureau buiten werkgebied van JGZ Kennemerland
2
6
3
7
Ouders heeft geen belangstelling voor het consultatiebureau
2
2
11
25
Gezin verblijft tijdelijk in het buitenland
5
9
7
Ouder komt met kind alleen op inloopspreekuur of alleen voor vaccinaties
2
10
4
84
104
116
Geboortejaar Redenen voor geen gebruik Ouders maken gebruik van het antroposofisch consultatiebureau
Redenen voor minder of tijdelijk geen gebruik
Totaal
18
44
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Achtergrondkenmerken van de ouders Om zo vroeg mogelijk zicht te krijgen op de mogelijke gezondheidsbedreigingen voor het kind, verzamelt de JGZ-verpleegkundige tijdens het intakegesprek een aantal gegevens over het gezin. Denk hierbij aan de achtergrond van de ouders, de erfelijke belasting en de voorgeschiedenis van het kind. Zij bespreekt deze gegevens met de ouder(s) en registreert de gegevens in het digitale dossier.
K e nne m e r l and
Opleiding ouders van kinderen geboren in 2011 Bij zo’n 97,5% van de ouders staat de opleiding geregistreerd in het DD JGZ. In onderstaande tabel staan de gegevens van de ouders waarvan de opleiding bekend is.
Jaar v e r s l ag
Opleiding
2 0 1 1
Moeder
Vader
Geen opleiding
1,5%
0,9%
Basisonderwijs
4,1%
3,3%
Lager of voorbereidend beroepsonderwijs
5,1%
8,0%
Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs
7,1%
6,7%
Middelbaar beroepsonderwijs en beroepbegeleidend onderwijs
27,4%
27,3%
Hoger algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
4,6%
4,5%
Hoger beroepsonderwijs
29,8%
27,6%
Wetenschappelijk onderwijs
19,4%
19,8%
Anders
0,9%
0,9%
Onbekend welk onderwijs is gevolgd
0,2%
1,0%
Zie ook tabel 4 ‘Opleiding van ouders van kinderen geboren in 2011’ in de bijlage
19
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and
Leeftijd van de ouders Pasgeboren baby’s hebben steeds vaker een veertiger als vader. In 2010 betrof dat landelijk 16,7% van de vaders. In 2011 was in Midden- en Zuid-Kennemerland 16,1% van de vaders ouder dan 40 jaar bij de geboorte van de baby. Ook de leeftijd waarop ouders hun eerste kind krijgen neemt nog steeds toe. Al sinds eind jaren zeventig is de leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen toegenomen; 5% is ouder dan 38 jaar (bron: RIVM 2007). In 2011 was in onze regio 5% van de moeders ouder dan 38 jaar bij de geboorte van hun eerste kind (4,4% in 2010, 5% in 2009 en 4,7% in 2008). Van de kinderen geboren in 2011 en in zorg bij Jeugdgezondheidszorg Kennemerland was 0,8% van de moeders en 0,2% van de vaders jonger dan 20 jaar. Dit is conform de cijfers uit 2010.
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Geboorteland ouders Bij de indeling van de geboortelanden in westers en niet-westers is de definiëring van het CBS gehanteerd. Tot de westerse geboortelanden worden alle landen in Europa (maar zonder Turkije), NoordAmerika, Oceanië, Japan en Indonesië (met inbegrip van voormalig Nederlands Indië) gerekend. De niet-westerse landen zijn Turkije, alle landen in Afrika, Azië (met uitzondering van Japan en Indonesië) en Zuid-Amerika. De reden om dit onderscheid aan te brengen is het verschil in sociaaleconomische en culturele positie van westerse en niet-westerse allochtonen. Van de niet-westerse landen worden Turkije, Marokko, Suriname en de Nederlandse Antillen onderscheiden en van de westerse landen Nederland. Bij 98% van de ouders staat het geboorteland geregistreerd. De percentages betreffen de kinderen waarbij het geboorteland van de ouder bekend is. Zie ook tabel 3 ‘Geboorteland van ouders van kinderen geboren in 2011’ in de bijlage Geboorteland
Beide ouders verrichten betaald werk
74,0%
Vader verricht betaald werk, moeder niet
18,8%
Moeder verricht betaald werk, vader niet
2,1%
Beide ouders verrichten geen betaald werk
3,6%
Moeder verricht betaald werk, geen vader aanwezig in gezin
0,7%
Moeder verricht geen betaald werk, geen vader aanwezig in gezin
0,8%
Zie ook tabel 2 ‘Werk ouders van kinderen geboren in 2011’ in de bijlage Talen in het gezin In 95% van de gezinnen met een kind dat in 2011 is geboren, wordt door één of beide ouders Nederlands gesproken. In 75% van de gezinnen wordt Nederlands door de ouder(s) met het kind gesproken. In 20,5% van de gezinnen wordt zowel Nederlands als een andere taal gesproken en bij 4,8% wordt geen Nederlands gesproken. Het percentage gezinnen waarin geen Nederlands wordt gesproken is iets hoger dan het percentage in 2010 (3,9%). Zie ook tabel 5 ‘Talen die ouders met kind spreken’ in de bijlage Talen in het gezin In gezin wordt
Moeder
Vader
78,8%
80,0%
Westers (m.u.v. Nederland)
7,4%
5,3%
Suriname
0,4%
1,1%
Nederlandse Antillen
0,3%
0,6%
als andere taal gesproken taal gesproken In gezin wordt andere
Marokko
3,2%
3,7%
taal gesproken
Turkije
2,3%
2,7%
Niet-Westers overig
7,6%
6,6%
Nederland
20
Werk ouders Bij 97% van de kinderen geboren in 2011 staat geregistreerd of de ouders betaald werk verrichten. Van de geregistreerde moeders heeft 77% een betaalde baan en 94% van de vaders. Deze percentages zijn iets lager dan in 2010 (resp. 78% en 98%).
Nederlands gesproken In gezin gezin wordt wordt zowel Nederlands In Nederlands gesproken als andere taal gesproken In gezin gezin wordt wordt andere zowel Nederlands In
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
Risicofactoren ouder(s) In het DD JGZ wordt een aantal risicofactoren van de ouder(s) geregistreerd als deze bij één van beiden aanwezig zijn, zoals: ouder is zelf als kind mishandeld; is chronisch ziek; leeft van minimum inkomen; is langdurig werkloos; heeft psychi(atri) sche problemen; is verslaafd of heeft geen sociaal netwerk. De JGZ-verpleegkundige bespreekt tijdens de intake de invloed of gevolgen van de risicofactor voor de ontwikkeling en het opgroeien van het kind. Zo nodig wordt hier later op teruggekomen. Bij 24% van de moeders en 16% van de vaders met kinderen geboren in 2011 werden 1 of meerdere risicofactoren geregistreerd. Bij de ouders met risicofactoren was bij 38% van de moeders en 32% van de vaders sprake van 2 of meer risicofactoren. Onderstaande grafiek geeft een indruk van de meest genoemde risicofactoren. Risicofactoren ouder(s)
2 0 1 1
9,0% 8,0% 7,0%
Voorgeschiedenis Van bijna alle zuigelingen geboren in 2011, die in zorg waren in 2011, zijn de risicofactoren die speelden tijdens de zwangerschap in het digitaal dossier opgenomen (97%). Alcoholgebruik, roken of drugsgebruik tijdens de zwangerschap kunnen leiden tot schadelijke gevolgen voor het ongeboren kind. . Alcoholgebruik tijdens zwangerschap Alcoholgebruik tijdens de zwangerschap kan leiden tot negatieve gevolgen voor het (ongeboren) kind. Schadelijke gevolgen kunnen zowel optreden bij de kinderen van een moeder die zwaar drinkt, als bij moeders die matig ofwel sociaal aanvaardbare hoeveelheden drinken. De Gezondheidsraad (2005) concludeert dat er geen veilige ondergrens bestaat voor alcoholgebruik tijdens de zwangerschap en adviseert daarom de nulnorm: helemaal geen alcohol. Recent onderzoek in Amerika (2012) onderschrijft dit advies: er is geen veilige drempel voor alcoholgebruik tijdens de zwangerschap. Het percentage vrouwen dat tijdens de intake in 2011 aangaf alcohol gebruikt te hebben tijdens de zwangerschap is 5,9%.
Zie ook tabel 7 ‘Roken tijdens de zwangerschap’ in de bijlage Roken tijdens de zwangerschap
6,0%
Zie ook tabel 6 ‘Alcohol tijdens de zwangerschap’ in de bijlage
5,0%
Ja, dagelijks
Alcoholgebruik tijdens zwangerschap
4,0%
Ja, niet dagelijks Ja, maar gestopt
3,0%
2 tot en met 7 eenheden
2,0%
per week
1,0%
1 of minder eenheden
0,0% moeder
vader
Als kind mishandeld
Ontbreken sociaal netwerk
Chronisch ziek
Psych(iatr)sche problemen
Leeft van minimum inkomen
Verslaafd (alcohol/drugs)
Gezinssamenstelling Vrijwel alle kinderen die in 2011 zijn geboren en in 2011 in zorg waren bij onze organisatie, verblijven bij beide biologische ouders (95,5%); 152 kinderen wonen in een éénouder gezin en 4 kinderen in een pleeggezin.
21
Roken en drugsgebruik tijdens zwangerschap Baby’s van rokende moeders worden eerder geboren en hebben een lager geboortegewicht. Roken tijdens de zwangerschap heeft ook nog ernstiger gevolgen voor het kind. Zo is gebleken dat deze kinderen vanaf hun twintigste levensjaar een hogere kans op hart- en vaatziekten hebben. In een Rotterdams onderzoek, waarin zo’n tienduizend kinderen en hun ouders worden gevolgd, rookte 17% van de moeders tijdens de zwangerschap. Het percentage vrouwen in onze regio dat aangaf gerookt te hebben tijdens de zwangerschap in 2011 is 11,6%, waarvan 7% dagelijks rookte. Deze percentages zijn iets lager dan de percentages in 2010. Het percentage zwangere vrouwen dat zegt gestopt te zijn met roken (3,4%) is iets hoger dan in 2010. Tijdens de intake wordt ook het drugsgebruik tijdens de zwangerschap nagevraagd. In 2011 gaven 13 vrouwen (0,3%) aan drugs te hebben gebruikt. Het gaat hierbij in de meeste gevallen om cannabis/marihuana gebruik.
per week Wel eens alcohol gedronken Nee, geen alcoholgebruik
Nee
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Borstvoeding
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
Borstvoeding is de beste voeding als het gaat om de gezondheid van moeder en kind. Daarbij is het ook de goedkoopste. Inspanningen om borstvoedingspercentages te laten stijgen moeten zich daarom niet alleen richten op vrouwen die de keuze voor borst- of flesvoeding nog moeten maken, maar ook op vrouwen die de keuze voor borstvoeding hebben gemaakt, doch daarmee al snel weer stoppen. Het percentage vrouwen, waarvan het kind in 2011 is geboren, dat begon met borstvoeding was 68%. Dit percentage is lager dan het landelijke cijfer (75%, TNO 2010) maar is wel iets hoger dan het percentage in 2010. Het percentage moeders dat borstvoeding geeft neemt af met het toenemen van de leeftijd van het kind. Het percentage kinderen dat op de leeftijd van 3 maanden nog borstvoeding krijgt ligt landelijk op 29%. Redenen voor het stoppen met borstvoeding Melkvoeding op geboortedag
2 0 1 1
Anders Kunstvoeding Gemengde voeding Borstvoeding zonder bijvoeding
zijn divers: onder andere onzekerheid over de hoeveelheid melk, maar ook heeft het te maken met praktische vaardigheden. Eén van de belangrijkste opgegeven redenen is het weer gaan werken van de moeder.
Fysiek milieu
Percentage borstvoeding bij de kinderen geboren tussen 1-6-2010 en 1-6-2011 Onderstaande grafiek geeft het verloop van de borstvoeding weer bij kinderen die in zorg waren op 31-12-2011 en geboren zijn tussen 1-6-2010 en 1-6-2011.
Bij 93% van de kinderen staat in het DD JGZ geregistreerd wat de ouders vinden van de directe omgeving waarin hun kind opgroeit. Over deze leefomgeving wordt doorgaans ‘geen bijzonderheden’ opgetekend (84%). Bijna 20% van de ouders heeft hier wel iets op aan te merken, variërend van weinig of geen speelgelegenheid en veel verkeer tot onveilige buurt of een combinatie van factoren. Onderstaande grafiek geeft een indruk van de meest genoemde factoren. Het aantal ouders dat aangeeft dat zij hun buurt onveilig vinden is bijna hetzelfde als in 2010 (1,2%).
Zie ook tabel 9 ‘Borstvoeding’ in de bijlage
Zie ook tabel 10 ‘Fysiek milieu’ in de bijlage
Borstvoeding 6 maanden
Fysiek milieu
80%
12,0%
70%
10,0%
60%
8,0%
50%
6,0%
40%
4,0% 2,0%
30%
0,0%
20%
Onveilige buurt (criminaliteit, drugsoverlast)
10%
Weinig/ geen speelgelegenheid
Open water in buurt
Veel verkeer in buurt
0% Geb dag
intake
1 mnd
2 mnd
3 mnd
Borstvoeding zonder bijvoeding Gemengde voeding
(Percentage borstvoeding bij kinderen geboren tussen 1-6-2010 en 1-6-2011)
22
Borstvoeding zonder bijvoeding
Gemengde voeding
4 mnd
6 mnd
Kunstvoeding Anders
Kunstvoeding
Anders
Geboortedag
66,4%
13,2%
19,7%
0,8%
14 dagen (marge: 10 tot 21 dagen)
60,8%
10,5%
28,6%
0,1%
1 maand (marge: 3 tot 7 weken)
52,9%
12,3%
34,7%
0,1%
2 maanden (marge: 7 tot 11 weken)
40,6%
12,9%
46,4%
0,1%
3 maanden (marge: 11 tot 15 weken)
30,9%
13,9%
55,1%
0,1%
4 maanden (marge: 15 tot 23 weken)
22,2%
15,5%
62,2%
0,1%
6 maanden (marge: 23 tot 29 weken)
10,0%
18,0%
71,8%
0,3%
Zie ook tabel 8 ‘Melkvoeding op geboortedag’ in de bijlage
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Deelname aan voorschoolse voorzieningen
Voorkomen van ziekten en afwijkingen
K e nne m e r l and
Onder voorschoolse voorzieningen wordt in het DD JGZ verstaan: voorzieningen waarvan 0-4 jarigen in de voorschoolse periode gebruik van kunnen maken. Hieronder vallen de informele en professionele kinderopvang, maar ook de peuterspeelzalen. Bij bijna alle ouders (98%) staat geregistreerd van welke voorziening(en) men gebruik maakt. Het aantal ouders dat gebruik maakt van één van deze voorzieningen neemt toe naarmate hun kind ouder wordt.
Jaar v e r s l ag
Sommige kinderen gaan zowel naar de peuterspeelzaal (PSZ) als
Koemelkallergie De meest voorkomende allergie bij kinderen is een allergie voor koemelk. Deze allergie kan zich bij de heel jonge zuigeling al openbaren met klachten zoals huilen, onrust, problemen met de darmen, luchtwegen of huid en in sommige gevallen zelfs met voedselweigering. Op basis van deze klachten wordt in Nederland bij 3-38% van de kinderen deze ziekte vermoed. De ziekte komt echter slechts bij 2-5% van alle kinderen in Nederland voor. Vanwege de nadelen voor het kind bij onterecht gebruik van dieetvoeding op de smaakontwikkeling, de kwaliteit van leven, de grotere kans op andere allergieën en de hoge kosten, is het belangrijk om de kinderen met een echte allergie te onderscheiden van de anderen. Voorheen werd de diagnose op het consultatiebureau gesteld middels een open provocatietest. Tegenwoordig kan dit met een dubbelblinde provocatietest, waardoor het aantal onterechte diagnoses met 2/3 afneemt. Deze test wordt gezien als ‘gouden standaard’ voor het stellen van de diagnose koemelkallergie. Sinds 2010 is deze test ook op de markt voor gebruik onder begeleiding van de jeugdarts. Groot voordeel hiervan is dat het kind niet twee keer hoeft te worden opgenomen in het ziekenhuis, maar dat de test voor het grootste deel thuis kan worden uitgevoerd.
het kinderdagverblijf (KDV). Van de kinderen geboren in 2009 was dat 3,7%, geboren in 2008 7,3% en geboren in 2007 9,3%.
Jeugdgezondheidszorg Kennemerland heeft in 2011 op verschillende locaties een pilot gedaan met deze test.
Ouders van kinderen geboren in 2011
68,7%
Ouders van kinderen geboren in 2010
78,8%
Ouders van kinderen geboren in 2009
92,2%
Ouders van kinderen geboren in 2008
97,3%
Ouders van kinderen geboren in 2007
97,7%
2 0 1 1
Au pair
PSZ
Gastouder
KDV
Bij 6 kinderen is een dubbelblinde provocatietest uitgevoerd onder begeleiding van een jeugdarts in het kader van de pilot. De test is gemakkelijk uit te voeren en te beoordelen. Van de verrichtte testen waren er drie positief (deze kinderen hebben een echte koemelkallergie) en drie negatief. De betrokken ouders die deelnamen aan de pilot gaven tijdens de mondelinge evaluatie aan deze werkwijze als zeer prettig te ervaren. Ook de betrokken jeugdartsen zijn positief over de test in de consultatiebureau/thuissituatie. De werkwijze wordt in 2012 in de hele organisatie geïmplementeerd. Overgewicht Het percentage kinderen met overgewicht neemt toe en kinderen worden op steeds jongere leeftijd te dik. Overgewicht gaat gepaard met allerlei gezondheidsrisico’s en gezondheids klachten, zowel op kinderleeftijd als op volwassen leeftijd. Op het consultatiebureau worden kinderen gewogen en gemeten. Vanaf de leeftijd van 2 jaar wordt aan de hand van de gegevens over gewicht en lengte de zogenaamde Body Mass Index (BMI= gewicht: lengte²) berekend.
MKD
2011
0,4%
0,0%
6,2%
35,1%
42,8%
0,1%
2010
0,7%
2,5%
6,9%
37,2%
49,9%
0,2%
2009
0,8%
21,1%
7,0%
38,1%
52,0%
0,4%
2008
0,9%
40,9%
7,0%
38,4%
52,4%
0,5%
2007
1,0%
49,0%
6,5%
37,8%
50,5%
0,7%
Zie ook tabel 11 ‘Gebruik voorschoolse voorzieningen’ in de bijlage
23
Informele Oppas
In 2011 werd bij 52 kinderen in zorg bij Jeugdgezondheidszorg Kennemerland een koemelkallergie vermoed op basis van de klachten bij het kind. Al deze kinderen startten met een dieetvoeding. Van deze kinderen werden er 30 begeleid door de kinderarts en 22 door het consultatiebureauteam.
De jeugdarts of JGZ-verpleegkundige bepaalt aan de hand van de BMI en de internationaal vastgestelde BMI-grenswaarden voor kinderen of een kind overgewicht heeft. Landelijk onderzoek geeft aan dat bij 9,2% van de 4 jarige jongens en bij 15,6% van de 4 jarige meisjes sprake is van overgewicht (TNO 2006). Dit betekent dat 1 op de 7 kinderen onder de 4 jaar al te zwaar is. De percentages overgewicht in onze regio liggen lager. Van zo’n 96% van de kinderen van 3 jaar en ouder is de BMI bekend. Bij kinderen tussen de 2 en 3 jaar ligt dat percentage op 74%. Van de 2-3 jarigen (geboren in 2009) heeft 6,7% overgewicht (inclusief 0,9% obesitas). Bij de 3-4 jarigen (geboren in 2008) is dit 6,4% (inclusief 0,6% obesitas) en bij 4-5 jarige kinderen (geboren in 2007) is dit toegenomen tot 7,5% (inclusief 1,2% obesitas). Deze cijfers komen overeen met de cijfers uit 2010.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Overgewicht komt meer bij meisjes voor dan bij jongens. Het percentage overgewicht en obesitas stijgt bij meisjes meer met de leeftijd dan bij de jongens. Deze percentages laten bij beiden
Het percentage overgewicht bij meisjes lijkt iets te dalen vergeleken met vorig jaar (zie onderstaande grafiek).
een stijging zien bij het ouder worden.
Overgewicht meisjes in 2010 en 2011 10,0%
Zie ook tabel 12 ‘Overgewicht’ in de bijlage
9,0% 8,0%
Overgewicht meisjes
K e nne m e r l and
7,0%
10,0%
6,0%
9,0%
5,0%
8,0%
4,0%
7,0%
3,0%
Jaar v e r s l ag
6,0%
2,0%
5,0%
1,0%
4,0%
0,0%
3,0% 2,0%
2 0 1 1
1,0% 0,0%
2009 Obesitas
2008
2007
Overgewicht
Overgewicht jongens 10,0%
2-3 jaar
3-4 jaar
2010
2011
4-5 jaar
Overgewicht komt vaker voor bij kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Deze verschillen in prevalentie kunnen gedeeltelijk door culturele en gedeeltelijk door sociaaleconomische verschillen worden verklaard. In onderstaande tabel staat het percentage overgewicht in 2011 bij 2-4 jarige kinderen met moeders geboren in Nederland, Marokko of Turkije.
9,0%
Overgewicht per geboorteland moeder
8,0% 7,0%
18,0%
6,0% 16,0%
5,0% 4,0%
14,0%
3,0%
12,0%
2,0%
10,0%
1,0% 8,0%
0,0%
2009 Obesitas
2008 Overgewicht
2007
6,0% 4,0% 2,0% 0,0%
Nederland Obesitas
24
Voorkeurshouding Sinds de invoering van uitsluitend rugligging bij het slapen ter voorkoming van wiegendood, is het aantal zuigelingen met een voorkeurshouding sterk toegenomen. Een voorkeurshouding betekent dat een zuigeling gedurende een belangrijk deel van de dag liever met het hoofd naar één bepaalde kant ligt. Omdat de schedel bij een jonge zuigeling nog makkelijk te vervormen is, kan hierdoor een vervorming van de schedel ontstaan. Landelijk onderzoek heeft aangetoond dat er geen kinderen zijn die met zo’n voorkeurshouding worden geboren. Op de leeftijd van 7 weken heeft 17,9% van alle kinderen een voorkeurshouding en zelfs 22% een vervorming van de schedel. Dit getal ligt hoger dan het aantal kinderen met een voorkeur, omdat sommige kinderen een symmetrisch afplatting van de schedel hebben. Zij hebben geen voorkeur voor links of rechts.
Marokko Overgewicht
Turkije
Aangezien geen enkel kind met een voorkeurshouding wordt geboren is preventie van deze voorkeur voor links of rechts goed mogelijk. Factoren die het ontstaan van een voorkeurshouding beïnvloeden kunnen worden verdeeld in medische (zoals een breuk van het sleutelbeen door de bevalling, een bloeding in een nekspier of een heupdysplasie) en omgevingsfactoren (zoals het geven van kunstvoeding en/of het niet op de buik leggen om te spelen). Vooral bij de laatste groep kan door het geven van voorlichting en adviezen over de houding van de pasgeborene tijdens het slapen, wakker zijn en het voeden, een voorkeurshouding worden voorkomen. Ouders krijgen daarom tijdens de intake al preventieve adviezen hoe een voorkeurshouding kan worden voorkomen en hoe men een lichte afwijking kan corrigeren. Mocht er toch een voorkeurshouding ontstaan dan is uitgebreidere voorlichting en advisering van belang om de schedelvervorming te voorkomen. Mocht het hiermee niet lukken een vervorming van de schedel te voorkomen, dan volgt een verwijzing naar de kinderfysiotherapeut. Dit is belangrijk, omdat er aanwijzingen zijn dat een asymmetrische schedel verband houdt met een tragere ontwikkeling In 2011 registreerde de jeugdarts tijdens het 4 weken consult op het consultatiebureau bij 18% van de zuigelingen een voorkeurshouding; tijdens het 2 maanden consult bij 29% en bij het 3 maanden consult was dit het geval bij 18%. Bij het 4 maanden consult was het percentage gedaald tot 15% en tijdens
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
25
het 6 maanden consult tot 3,8%. Deze percentages komen overeen met de percentages uit 2010. Van de in 2011 geboren zuigelingen zijn er 316 verwezen naar de kinderfysiotherapeut. Bij 36 kinderen gebeurde dit al bij het eerste consult bij de jeugdarts. Bijna altijd was er bij deze kinderen een medisch oorzaak van de voorkeurshouding. Op de leeftijd van 2 en 3 maanden werden de meeste kinderen verwezen respectievelijk 102 en 139. Later, op de leeftijd van 4 en 6 maanden, werden alsnog 28 en 11 kinderen verwezen. Hierbij ging het meestal om een symmetrische afplatting van de schedel zonder voorkeur voor links of rechts. Mondgezondheid Langdurig duim- en/ of vingerzuigen of speengebruik is niet alleen slecht voor de stand van de tanden: het is ook niet goed voor de spraaktaal ontwikkeling. Door het sabbelen op duim of speen kan het kind onduidelijk gaan praten. Door het sabbelen kan ook de tongpunt slapper worden. Er kan dan een verkeerde tonghouding ontstaan. Hierdoor gaat het kind verkeerd slikken, met zijn tong tussen de tanden. Het kind kan gaan slissen omdat bij het praten de tong tussen de tanden komt. Het is verstandig om duimen of speengebruik zo snel mogelijk af te leren. In 2011 kreeg 1 op de 2 zuigelingen geboren in 2011 een speen, 1 op de 10 zoog op duim en/of vingers. Het speengebruik neemt af bij het ouder worden, terwijl het duim- en vingerzuigen iets toeneemt. Bij de 4-jarigen (kinderen geboren in 2007) gebruikte in 2011 nog 6,9% de speen overdag en 20% alleen bij het inslapen. Twaalf procent zuigt nog op duim of vingers. Het percentage duim- en/ of vingerzuigers neemt minder af dan het percentage speengebruikers in de verschillende leeftijdsgroepen.
Als kinderen hun mond open laten hangen, worden spieren van de lippen, tong en wangen slapper. Die spieren zijn belangrijk voor een goede ontwikkeling van het gebit, de kaken en het gehemelte. De mondspieren zijn ook belangrijk voor het praten. Als ze slap zijn, is een kind minder goed te verstaan. Als kinderen hun mond open laten hangen, zullen ze ook door hun mond ademen. In dat geval spreekt men van habitueel mondademen. Bij de 0-1 jarigen had 0,1% van de kinderen afwijkend mondgedrag, van de 1-2 jarigen 0,6%, bij de 2-3 jarigen was dit 1,9% en bij de 4 jarigen 1,8%. Het betreft dan niet alleen habitueel mondademen maar ook afwijkend slikken, afwijkende houding van de tong of gestoorde sensomotoriek, vaak in combinatie met speengebruik of duim- en/ of vingerzuigen. 60%
Mondgedrag
50% 40% 30% 20% 10% 0% 2011
2010
2009
Duim- / vingerzuigen Speen gebruik Speengebruik (alleen inslapen)
2008
2007
Habitueel mondademen Overig afwijkend mondgedrag
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
K e nne m e r l and
Jaar v e r s l ag
2 0 1 1
26
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
2.2
Inschatten zorgbehoefte
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Het inschatten van de zorgbehoefte van ouders/verzorgers gebeurt tijdens alle contactmomenten die een jeugdarts of JGZ-verpleegkundige heeft met de ouder/verzorger. Hierbij wordt onderzocht of er een goede balans is tussen draagkracht en draaglast: de mogelijke problemen die het opvoeden met zich meebrengt en de kwaliteiten die de ouders hebben om ze op te lossen. Daarnaast wordt ingeschat in welke mate ouders en kinderen behoefte hebben aan (extra) voorlichting, advies, instructie of zorgverlening. Alle ouders/verzorgers met kinderen krijgen standaard het uniforme deel van het Basistakenpakket aangeboden. Naar behoefte wordt er extra zorg verleend. Extra zorg valt deels onder het maatwerk van het Basistakenpakket en deels onder de aanvullende diensten van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. Deze zorg kan bestaan uit extra consulten op het consultatiebureau of bij de ouder thuis, bezoeken van het inloopspreekuur, observatie en advies door orthopedagoog, verwijzing of toeleiding.
Bepalen ontvangen zorg Intake Bij alle ouders met een pasgeboren zuigeling maakt de JGZ-verpleegkundige rond de 14e dag na de geboorte een huisbezoek voor de zogenaamde intake. Deze intake bestaat uit een kennismakingsgesprek en een inventarisatie van achtergronden, risicofactoren, verwachtingen en wensen van ouders. Ook ouders met kinderen die later in Middenof Zuid-Kennemerland zijn komen wonen, krijgen zo’n kennismakingsgesprek aangeboden. In 2011 zijn 3.891 intakes bij pasgeboren zuigelingen en 518 bij kinderen die nieuw in het werkgebied zijn komen wonen, gehouden. Standaard consulten Onderstaande tabel geeft het aantal gehouden consultatiebureau-zittingen en het aantal gegeven consulten aan in 2011. Het aantal consulten dat door de arts is gegeven is hoger dan het aantal consulten gegeven door de JGZ-verpleegkundigen, omdat een kind standaard één consult 27
bij de arts meer aangeboden krijgt. In tabel 13 in de bijlage, is per consultatiebureau het aantal zittingen en consulten weergegeven. Het aantal zittingen en consulten kan niet per gemeente worden weergegeven, omdat ouders, wonend binnen het werkgebied van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland, vrij zijn om te kiezen van welk consultatiebureau zij gebruik willen maken. Ook wordt in de kleine gemeenten geen ‘eigen’ consultatiebureau georganiseerd in verband met het kleine aantal 0-4 jarigen.
Activiteit
Jeugdarts
Zittingen
3.201
JGZ-verpleegkundige 3.050
Consulten
27.899
25.508
In 2011 zijn ook 75 avondbureaus gehouden.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and
Extra zorg Naar aanleiding van signalen of zorgen (van de ouder zelf, de jeugdarts, JGZ-verpleegkundige, orthopedagoog of een ketenpartner) wordt extra zorg verleend door het consultatie bureauteam. Deze zorg kan bestaan uit extra consulten op het consultatiebureau of op het inloopspreekuur, verwijzingen, observatie door orthopedagoog, opvoedingsondersteuning door de JGZ-verpleegkundige, maar ook overdracht van het dossier aan een andere JGZ-organisatie en/of contacten met andere zorgverleners.
Jaar v e r s l ag
Extra consulten op het consultatiebureau In 2011 zijn 4.174 extra consulten op het consultatiebureau gegeven. Onderstaande tabel geeft de extra consulten per geboortecohort van het kind, die afgesproken zijn tijdens het reguliere consult op het consultatiebureau.
2 0 1 1
Geboortejaar
2011
2010
2009
2008
2007
Extra consult arts
68
179
60
215
48
Extra consult vp
82
145
1.249
1.026
405
Rond de leeftijd van 2,5 jaar wordt er regelmatig een extra consult door de verpleegkundige gegeven in verband met overgewicht, taal ontwikkeling en fasenproblematiek. De verpleegkundige heeft een toename van het aantal extra consulten door de herhaalde screeningen bij een onvoldoende uitslag van de visustest tijdens het consult van 3 jaar of 3 jaar 9 maanden. Inloopspreekuur Op elke locatie waar consultatiebureau wordt gehouden, kunnen ouders ook één- of tweemaal per week zonder afspraak binnen lopen tijdens het inloopspreekuur. Jeugdartsen en JGZ-verpleegkundigen verwijzen eveneens naar dit spreekuur, bijvoorbeeld in verband met een extra controle van het gewicht van het kind of om een uitgestelde vaccinatie in te halen. In 2011 werd op deze manier 2.350 maal verwezen naar een inloopspreekuur.
28
Verpleegkundige zorg op maat Bij vragen over de opvoeding, bij gesignaleerde problemen of bij risicovolle situaties maakt de JGZ-verpleegkundige een afspraak voor een gesprek met de ouder(s). Een gesprek wordt ook aangeboden naar aanleiding van signalen of zorgen van derden, bijvoorbeeld de leidster van een peuterspeelzaal. Dit gesprek kan plaatsvinden op het consultatiebureau of bij de ouder(s) thuis. Het doel van dit gesprek is om tot een goede probleemanalyse te komen, de verhouding draagkracht en draaglast van de ouder(s) en het gezin in te schatten en zicht te krijgen op de behoefte van de ouders aan advies, voorlichting en begeleiding. Tevens wordt geïnventariseerd welke zorg al aanwezig is in het gezin en welke vorm van zorg gewenst en/ of nodig is. Met de ouders wordt zo nodig een plan van aanpak opgesteld. Tijdens dit proces kan de (ortho)pedagoog) intern worden geconsulteerd. In 2011 is hiervan 142 keer gebruik gemaakt. Als het om lichte opvoedingsondersteuning gaat, wordt dit vanuit Jeugdgezondheidszorg Kennemerland aangeboden in de vorm van opvoedingsondersteuning door de JGZ-verpleegkundige volgens het programma Positief Opvoeden, Triple P, kortdurende Video home training of begeleiding door de (ortho)pedagoog. Naar aanleiding van signalen tijdens de consulten op het consultatiebureau in 2011 zijn 1694 huisbezoeken voor probleemverheldering door de JGZ-verpleegkundigen afgelegd. Het betrof 1449 kinderen. Soms is er geen uitgebreide probleemanalyse nodig en kan de JGZ-verpleegkundige in hetzelfde gesprek informatie, tips of antwoord geven op alledaagse opvoedingsvragen. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland gebruikt het programma Positief Opvoeden volgens de methode Triple P niveau 1 met als doel het normaliseren van opvoedingsvragen. Door middel van flyers, folders, posters, Tipkranten en het toeleiden naar www.positiefopvoeden.nl krijgen ouders informatie, concrete tips en kunnen ze kennismaken met de basisprincipes achter de methode Triple P. Men raakt vertrouwd met het programma, drempels worden verlaagd of zelfs weggenomen en praten over opvoeden blijkt heel gewoon. Het aanbod Triple P niveau 2 wordt ingezet om ouders gericht antwoord op hun vraag te geven. De ouder krijgt informatie op maat met behulp van een Tipsheet en na 1 of 2 weken wordt er telefonisch contact opgenomen waarin wordt besproken en bekrachtigd wat heeft gewerkt.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
JGZ-verpleegkundigen hebben aan ouders van 548 kinderen op deze manier antwoord gegeven op hun opvoedvraag. Dit is een toename vergeleken bij de cijfers over Triple P niveau 2 uit 2010. De meeste vragen van ouders gingen over het slapen van het kind, daarna over het gedrag, drift en koppigheid.
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Observatie orthopedagoog In de afgelopen jaren is er binnen de jeugdgezondheidszorg steeds meer aandacht gekomen om het vroegtijdig opsporen van problemen op het gebied van opvoeding, gedrag en ontwikkeling aan te vullen vanuit orthopedagogisch perspectief. Binnen de jeugdgezondheidszorg kan de deskundigheid van de orthopedagoog/ GZ psycholoog worden ingezet voor richtinggevende diagnostiek in de vorm van een observatie met daarna advisering aan ouders en aan pedagogisch medewerkers van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het gaat in beide gevallen om kortdurende advisering of begeleiding. Het doel van de observatie van een kind is om het (ontwikkelings) beeld van het kind, de hulpvraag, de zorg of het probleem te verduidelijken. De observatie vindt in principe plaats op de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf, maar kan indien nodig ook thuis plaatsvinden. De observatie richt zich op de ontwikkeling en gedrag van het kind en op de interacties tussen het kind en belangrijke anderen (kinderen, leidsters, ouders). Na de observatie volgt een gesprek met alle betrokkenen, waarin de conclusie van de observatie en de omgevingsfactoren aan bod komen en er een diagnostisch beeld tot stand komt. Dit flexibel casusoverleg leidt tot een gezamenlijk plan van aanpak, dat kan bestaan uit advies, een interventie vanuit de jeugdgezondheidszorg of een verwijzing naar bijvoorbeeld de jeugdzorg. In 2011 hebben de orthopedagogen 120 observaties uitgevoerd op de peuterspeelzaal, het kinderdagverblijf, op het consultatiebureau of bij het kind thuis. Dit is een stijging ten opzichte van 2010 met 30 %. Het betrof 99 kinderen, waar bij 21 kinderen 2x een observatie heeft plaatsgevonden, met maximaal een tussentijd van 14 maanden. Het merendeel van deze kinderen is in 2008 (49) of 2007 (61) geboren. Het aantal kinderen van 1 en 2 jaar waarvoor een observatie is aangevraagd, is gestegen ten opzichte van voorgaande jaren. Er is door de orthopedagoog 102 maal een flexibel casusoverleg
29
georganiseerd met ouders, pedagogisch medewerkster van peuterspeelzaal- of kinderdagverblijf, JGZ-verpleegkundige en eventueel andere betrokkenen. Problematiek waarbij de orthopedagogen geraadpleegd werden betrof in meer dan de helft van de gevallen het gedrag van het kind, maar ook achterstand in ontwikkeling, drift en koppigheid en gezinsproblematiek. Verwijzingen Vroegtijdige opsporing van (aangeboren) aandoeningen, gezondheidsbedreigingen en risicovolle opvoedingssituaties is een belangrijke taak van de jeugdgezondheidszorg. Bij afwijkende bevindingen worden kinderen verwezen naar andere zorgverleners. Dit gebeurt niet alleen bij lichamelijke en/of ontwikkelingsproblemen, maar ook bij sociaal maatschappelijke problematiek. In 2011 werden 2.339 consulten (4,3% van alle consulten) afgesloten met een verwijzing door de arts of de JGZ-verpleegkundige. Een verwijzing kan echter ook plaatsvinden naar aanleiding van een telefonisch contact met de ouder, of de begeleiding door de JGZ-verpleegkundige. Het totaal aantal verwijzingen in 2011 was 4.190 en betrof 3.784 kinderen. Sommige kinderen werden meerdere malen -om verschillende redenen- verwezen. De reden voor een verwijzing is divers: te denken valt aan aanvragen voor nader onderzoek bij bijvoorbeeld een vermoeden van een aangeboren afwijking (heupen, hart) of een afwijkende groei, maar ook aan een verwijzing naar Jeugdriagg of Bureau Jeugdzorg voor geïndiceerde jeugdzorg. Het aantal verwijzingen is in 2011 toegenomen. Dit werd veroorzaakt door de aanzienlijke stijging van het aantal verwijzingen visus. De invoering van het de nieuwe landelijke richtlijn ten aanzien van de screening op gezichtsscherpte eind 2009 ligt hieraan ten grondslag. De redenen voor de verwijzingen staan in tabel 14 in de bijlage. Bij 53% van de verwijzingen staat geregistreerd naar welke instelling of hulpverlener de jeugdarts het kind heeft verwezen. In 2010 zijn de jeugdartsen gestart met rechtstreeks verwijzen naar bepaalde specialisten, zoals audiologisch centrum, oogheelkundig team (oogarts/orthoptist), orthopeed, kinderarts en de heuppoli van het Spaarne Ziekenhuis. Het aantal verwijzingen van de jeugdarts naar de huisarts was in 2010 al
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
verminderd en is in 2011 nog verder gedaald. De jeugdarts verwijst ook rechtstreeks naar paramedici zoals (kinder) fysiotherapeut, logopedist en diëtist. Andere instellingen waarnaar verwezen werd, waren o.a. Bureau Jeugdzorg, Jeugdriagg, Maatschappelijk Werk, MEE, Integrale Vroeghulp, Stottercentrum, tandarts en GGZ.
K e nne m e r l and
Sociaal medische indicatie Het consultatiebureauteam verwijst peuters met een sociaal medische indicatie (SMI) voor kinderopvang naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. In 2011 is 43 maal op grond van zo’n indicatie door de jeugdarts verwezen.
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Overdracht Wanneer een kind 4 jaar is, wordt het dossier met toestemming van de ouders overgedragen aan de jeugdgezondheidszorg 4-19. In 2011 is bij deze overdracht 367 maal door ons consultatiebureauteam een vervroegd consult aangevraagd bij de jeugdgezondheidszorg 4-19. De reden voor het vervroegde consult was in 23% van de gevallen een extra controle voor lengte/gewicht; in 19% een extra beoordeling van de spraak/taal ontwikkeling door de jeugdarts en in 13% een herhaling van de visustest. Andere redenen betroffen de emotionele ontwikkeling, gedragsproblemen, opvoedingsproblemen en risicofactoren (multi-problem gezin). Bij 108 kinderen vond een zogenaamde ‘warme overdracht’ van het kind plaats, dat wil zeggen dat de jeugdarts of JGZ-verpleegkundige de overdracht mondeling toelichtte aan de collega van jeugdgezondheidszorg 4-19. In 2010 was al een toename van het aantal 'warme overdrachten' te zien en deze toename zet zich door in 2011. Het nauwer samenwerken in een CJG is daar mogelijk een oorzaak van. Bij 43 kinderen werd ook informatie overgedragen aan de intern begeleider van de school. Ook dit is een toename ten opzichte van 2010. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door de toegenomen aandacht voor ketenzorg en zorgcoördinatie in de CJG. Bij verhuizing van een kind buiten het werkgebied van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland wordt het dossier van het kind overgedragen aan de instelling die de jeugdgezondheidszorg uitvoert in de nieuwe woonplaats. ‘Warme overdracht’ vond hierbij 16 maal plaats.
30
Bepalen risicogroepen en risicogroepgerichte zorg Een risicogroep is een deel van de populatie, waarbij is vastgesteld dat een risicofactor of een combinatie van risicofactoren aanwezig is. Iedere risicofactor kan leiden tot een verhoogde kans op gezondheidsschade. Deze informatie kan gebruikt worden bij het bepalen van preventief (jeugd) beleid, zoals doelgroepgerichte zorg en voorlichting. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland biedt ouders van kinderen die tot een bepaalde risicogroep behoren extra zorg aan. Voor- en vroegschoolse educatie Kinderen van ouders met een lage opleiding hebben recht op Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) en vallen derhalve in de VVE doelgroep. Van elk kind wordt de opleiding van de ouder(s) geregistreerd in het DD JGZ. Hierdoor is het mogelijk om in een vroeg stadium te bepalen of een kind tot de VVE-doelgroep behoort. De JGZ-verpleegkundige zal bij deze doelgroepkinderen naast de algemene voorlichting over het belang van voorschoolse voorzieningen (m.n. peuterspeelzaal), deze ouder informeren over VVE en de peuterspeelzalen/ kinderdagverblijven (PSZ /KDV) die met deze programma’s werken. Met de peuterspeelzalen en in de meeste gemeenten ook met de kinderdagverblijven, zijn afspraken gemaakt over het verwijzen van deze kinderen. Ouders die op het consultatiebureau al aangeven gebruik te willen maken van het VVE aanbod, worden direct verwezen naar een VVE-PSZ. De JGZ-verpleegkundige stuurt een verwijsformulier naar de coördinator van de peuterspeelzalen, die vervolgens contact met de ouders opneemt. Met ouders die nog geen keuze gemaakt hebben maakt de JGZ-verpleegkundige een aparte afspraak om het belang van VVE nogmaals te bespreken. Dit kan tijdens een (extra) consult op het consultatiebureau, een telefonisch contact of door middel van een huisbezoek. In die gevallen spreken we van toeleiden. Ook kinderen met een (dreigende) taalachterstand van het Nederlands komen in aanmerking voor het speciale VVE programma en worden door het consultatiebureauteam hiernaar verwezen of toegeleid. In 2011 is extra aandacht besteed aan het verwijzen en toeleiden van VVE kinderen. Daardoor zijn er in
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
2011 ten opzichte van 2010 meer kinderen verwezen/toegeleid: respectievelijk 527 en 403 kinderen. Tijdens de peuterconsulten (op de leeftijd van 2 en 3 jaar en 3 jaar 9 maanden) registreert de arts of de JGZ-verpleegkundige of een kind deelneemt aan VVE. In 2011 werd dit bij 767 peuters (2-4 jarigen) geregistreerd. Dit zijn minder kinderen dan het werkelijke aantal dat deelneemt aan VVE, omdat de registratie op het consultatiebureau slechts op bepaalde leeftijden plaatsvindt. Een kind dat 2 jaar oud is gaat nog niet naar een VVE-PSZ, maar mogelijk wel als hij 2,5 jaar is. Dit wordt pas geregistreerd tijdens het consult van 3 jaar. Een andere oorzaak voor het verschil in cijfers over deelname aan VVE tussen jeugdgezondheidszorg en peuterspeelzaal, is het feit dat niet alle ouders weten of hun kind deelneemt aan het speciale VVE-programma.
2 0 1 1
Meertalig opvoeden Uit onderzoeken blijkt dat de andere (niet-Nederlandse) taal van een kind vaak wordt beschouwd als een handicap voor het leren van het Nederlands, terwijl de ontwikkeling van de moedertaal juist erg belangrijk is bij het verwerven van het Nederlands. Alle kinderen kunnen in principe zonder problemen twee of meer talen naast elkaar verwerven. Er zijn wel factoren aan te wijzen, die van invloed zijn op het al dan niet succesvol verlopen van de meertalige ontwikkeling. Naast persoonlijke eigenschappen, speelt de omgeving daarin een belangrijke rol. Wanneer het kind zich veilig voelt, gemotiveerd wordt om Meertalig opvoeden 2007
beide (of meer) talen te gebruiken, wanneer de talen een gelijke
Kinderen die successief meertalig worden opgevoed krijgen
status hebben en wanneer er voldoende interactie is in alle talen, zullen de talen zich goed ontwikkelen. De talen kunnen elkaar daarbij ook versterken. Een positieve houding ten opzichte van de niet-Nederlandse taal is gunstig voor de ontwikkeling van beide talen. In het werkgebied van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland geeft zo’n 22% van de ouders aan zijn kind meertalig op te voeden.
bovendien het Nederlands soms pas laat aangeboden. Taalverwerving bij kinderen die meertalig worden opgevoed kan een lager tempo hebben dan de taalverwerving bij kinderen die alleen in het Nederlands worden aangesproken. Bij deze groep kinderen is het belangrijk om ouders voor te lichten over het belang van VVE-programma’s en andere voorschoolse voorzieningen. In 2011 hebben de verpleegkundigen ouders van 117 kinderen een of meerdere malen gesproken in verband met voorlichting, advies en ondersteuning van de meertalige opvoeding (tijdens consulten op het consultatiebureau, telefonisch of door middel van huisbezoek).
2008
2009
2010
2011 0%
10%
20%
Ja, simultaan
31
30%
40%
50%
Ja, successief
60%
Nee
70%
80%
90%
100%
De grafiek laat het percentage ouders zien dat aangeeft hun kind meertalig op te voeden, per geboortejaar van het kind. In de registratie van meertalig opvoeden onderscheiden we simultaan (een aanbod van meer dan één taal tegelijkertijd) en successief (aanbod van talen na elkaar; eerst de moedertaal en later de andere taal). Bij kinderen die meertalig worden opgevoed, wordt de taalachterstand in het Nederlands vaak veroorzaakt doordat het kind weinig met de Nederlandse taal wordt geconfronteerd.
Zie ook tabel 15 ‘Meertalig opvoeden kinderen geboren in 2011’ in de bijlage
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and
Pre- en dysmature kinderen Als een kind geboren wordt na een zwangerschap van minder dan 37 weken, spreekt men van vroeggeboorte (prematuriteit). Dit komt in 7 à 8% van de gevallen voor. In 2011 werd 5,6% van de zuigelingen in zorg bij Jeugdgezondheidszorg Kennemerland, geboren na een zwangerschapsduur van minder dan 37 weken. Dit percentage ligt lager dan de landelijke cijfers. Dit komt omdat kinderen met extreme prematuriteit in het eerste levensjaar (en soms langer) onder controle blijven bij de kinderarts (neonatoloog) en het consultatiebureau (nog) niet bezoeken. In 2011 zijn er 99 huisbezoeken (inclusief 71 huisbezoeken kortdurende videohometraining) bij 35 kinderen in het kader van vroeggeboorte afgelegd.
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Van de zuigelingen die in 2011 na een zwangerschapsduur van 37 weken of meer zijn geboren en in zorg zijn bij Jeugd gezondheidszorg Kennemerland had 1,5% een lager geboortegewicht dan gezien de duur van de zwangerschap verwacht mocht worden (dysmatuur). De percentages prematuriteit en dysmaturiteit zijn gelijk aan de afgelopen jaren. Adoptiekinderen Kinderen die worden geadopteerd hebben meestal een slechte start achter de rug. Mede hierdoor lopen ze een grotere kans op lichamelijke aandoeningen, achterstanden in bescherming door vaccinaties en emotionele en psychosociale problemen. De groep adoptiekinderen is in vergelijking tot andere groepen klein. De registratie risicogroepgerichte zorg voor deze doelgroep laat zien dat 2 ouders zijn begeleid. Meisjesbesnijdenis en risicotaxatie Om meisjesbesnijdenis te bespreken met ouders en op deze manier een preventieve rol uit te voeren heeft de jeugdgezondheidszorg het gesprekprotocol en stappenplan meisjesbesnijdenis tot haar beschikking. In 2011 zijn er 53 meisjes geboren waarvan de moeder en/ of de vader afkomstig is uit een land waar meisjesbesnijdenis wordt gepraktiseerd. De JGZverpleegkundige heeft tijdens de intake of in een vervolggesprek met de ouder(s) meisjesbesnijdenis besproken. Zij heeft het risico op besnijdenis ingeschat en dit geregistreerd in het DD JGZ; bij 43 meisjes was geen risico en bij 2 meisjes bestond twijfel over het risico. Bij 8 meisjes was de registratie nog niet (volledig) ingevuld,
32
omdat het meisje net was geboren of pas in het werkgebied is komen wonen. Bij de 2 meisjes waar naar het oordeel van de JGZ-verpleegkundige een twijfelachtig risico aanwezig was, staan vervolggesprekken met de ouder(s) gepland. Ouders die in aanmerking komen voor Stevig Ouderschap Alle ouders krijgen tijdens het huisbezoek in verband met de hielprik en neonatale gehoorscreening de vragenlijst Stevig Ouderschap. Zij krijgen daarbij ook een folder waarin het programma wordt uitgelegd. Ouders wordt gevraagd of ze het ingevulde formulier in de bijgeleverde antwoordenvelop willen terugsturen. De JGZ-verpleegkundige informeert de ouders desgewenst nogmaals over het programma tijdens het intakegesprek. De ontvangst van het formulier wordt aangetekend in het DD JGZ. In 2011 zijn er 3598 vragenlijsten uitgedeeld. Daarvan zijn er 1.863 ingevuld retour ontvangen, 1.115 ouders hebben de vragenlijst leeg of niet ingeleverd, 25 ouders hebben de vragenlijst niet geretourneerd omdat zij zijn verhuisd en 595 ouders hebben de vragenlijst eind 2011 ontvangen en kunnen de vragenlijst nog inleveren. Dit is een respons van 62,6 %. Aan de hand van de ingevulde vragenlijst wordt vastgesteld of een gezin in aanmerking komt voor deelname aan het programma Stevig Ouderschap. Ouders kunnen ook deelnemen op advies van de JGZ-verpleegkundige. Geselecteerde gezinnen wordt een ondersteuningsprogramma aangeboden, bestaande uit 6 huisbezoeken door een specifiek hiervoor opgeleide JGZverpleegkundige. Dit aanbod start in principe 6 weken na de geboorte van het betreffende kind en loopt door tot minimaal 18 maanden. Bij zwaarwegende motivatie kunnen extra bezoeken worden afgelegd (maximaal 10 totaal). Spreiding van de bezoeken vindt plaats in overleg met de ouders, richtlijn hiervoor is 6 weken, 3 maanden, 6 maanden, 9 maanden, 12 maanden en 18 maanden. Tussentijds telefonisch contact is mogelijk. Huisbezoeken duren circa 100 minuten. Het percentage ouders dat in aanmerking kwam in 2011 was 10,8%. Dit selectie percentage is berekend over het aantal geretourneerde en ingevulde vragenlijsten. Wanneer de Stevig Ouderschap verpleegkundige heeft doorgekregen, dat een gezin in aanmerking komt voor het programma Stevig Ouderschap, legt zij telefonisch contact met de ouder(s). Zij biedt het programma aan en geeft aanvullende
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
informatie. Wanneer ouders twijfel hebben over de deelname, wordt er een kennismakingsbezoek afgelegd om de drempel te verlagen. Ouders besluiten daarna over uiteindelijke deelname.
K e nne m e r l and
Van de ouders die in aanmerking kwamen in 2011 is 59,7% met het programma gestart. Het deelname percentage is berekend over het aantal geselecteerde gezinnen. Bij zo’n 10% van de gezinnen blijkt in het eerste gesprek met de JGZ-verpleegkundige dat de ouders toch niet tot de doelgroep voor Stevig Ouderschap behoren. In 2011 gaf 22,9% van de ouders aan niet mee te willen doen aan het programma en zag 3,5% van de ouders af van deelname omdat het gezin al hulpverlening kreeg.
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
In 2011 werden in het kader van Stevig Ouderschap huisbezoeken afgelegd bij ouders van kinderen geboren in 2009, 2010 en 2011. In totaal 870 huisbezoeken bij 319 kinderen. Het laatste huisbezoek in het kader van Stevig Ouderschap wordt afgelegd als het kind rond de 18 maanden oud is. Aan het eind van het programma registreert de Stevig Ouderschap verpleegkundige een samenvatting in het DD JGZ en krijgen ouders een evaluatieformulier. Uit de samenvatting blijkt dat de aard van de problematiek in de meeste gevallen in de persoonlijke omstandigheden van de moeder ligt of in de voorgeschiedenis van de ouder. Daarnaast spelen onzekerheid over het ouderschap en ontbreken van sociale en/of relationele steun een rol. Eén op de tien ouders werd tijdens de uitvoering van het SO programma in contact gebracht met hulpverlening, zoals MammaKits, Jeugdriagg, Bureau Jeugdzorg, Maatschappelijk werk, Home Start of Thuisbegeleiding. De ouders gaven de diverse aspecten van de huisbezoeken (persoonlijke ondersteuning, de extra tijd en aandacht, aansluiting bij wat gezin nodig had, gegeven adviezen en informatie, contact met de verpleegkundige) als gemiddeld rapportcijfer een 8,5. Enkele reacties van ouders: “Jammer dat wij bij ons eerste kind het programma niet gevolgd hebben, dat had heel wat gemodder voorkomen’, “Fijn dat er echt geluisterd werd”, “Ben zelf gegroeid”, “Voor de kinderen belangrijk, dat ouders zich competent voelen”, “Heeft mij goed geholpen bij het alleen opvoeden”. Ook zijn er suggesties toegevoegd, die echter niet
33
passen binnen het programma. Een greep hieruit: “Kan het programma niet uitgerekt worden tot na de dreumespuberteit?”, “Kan de Stevig Ouderschap Verpleegkundige niet 2x per jaar nog langskomen, totdat ons kind 4 jaar is?” Een andere suggestie is wel doorgegeven aan het bestuur van de Vereniging Stevig Ouderschap, namelijk om de vragen in een ‘eenvoudiger Nederlands’ te formuleren. Eén ouder gaf aan dat zij van mening was, dat de Stevig Ouderschap verpleegkundige het initiatief teveel bij haar had gelaten. In 2009 is een pilot gestart om het preventieprogramma Stevig Ouderschap toegankelijk te maken voor aanstaande ouders. Rond de 16de week van de zwangerschap wordt door de verloskundige de afweging gemaakt op basis van toelatingscriteria, of de (aanstaande) ouders in aanmerking komen voor het preventieprogramma Stevig Ouderschap Prenataal. De redenen voor aanmelding zijn gebaseerd op negatieve jeugdervaringen, ongunstige persoonlijke omstandigheden, onzekerheid, onvoldoende steun van partner en van omgeving. Op basis hiervan worden ouders gemotiveerd voor deelname. Ook vanuit de ziekenhuizen worden door medisch maatschappelijk werkers op dezelfde wijze ouders in contact gebracht met het programma. Ook is er door een RIBW-verpleegkundige een aanmelding in overleg met de verloskundige gedaan. In 2011 zijn 24 ‘aanstaande’ ouders aangemeld, waarvan 2 ouders besloten om het programma niet te gaan volgen. De ouders die het programma gevolgd hebben, waren bijzonder tevreden over de geboden begeleiding. Enkele reacties van de ouder(s) na afsluiting van het programma: “Ik stond er letterlijk en figuurlijk niet alleen voor”, “Eindelijk iemand die de tijd voor mij nam. Ik durfde daardoor te vertellen, waarom ik zo onzeker ben”, “We would ask for this help again if we felt we were needing it". Gemiddeld zijn 4 huisbezoeken Stevig Ouderschap Prenataal verricht per gezin, afhankelijk van moment van aanmelding en behoefte van de ouder(s). Bij twee ouders is het programma Stevig Ouderschap na de bevalling niet voorgezet vanwege voldoende hulpverlening in het gezin. Bij de andere ouders gaat het programma Stevig Ouderschap door totdat het kind 1,5 jaar is of totdat ouders aangeven geen ondersteuning meer nodig te hebben.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
K e nne m e r l and
Jaar v e r s l ag
2 0 1 1
34
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
2.3
Screeningen en vaccinaties
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Binnen de JGZ wordt een aantal screeningen uitgevoerd. Een screening is een bevolkingsonderzoek, dat volgens een (min of meer) gestandaardiseerde onderzoeksmethodiek wordt uitgevoerd en is gericht op de vroegtijdige opsporing van een aantal specifieke ziektes en afwijkingen of de voorstadia daarvan. Onder deze opsporingsactiviteiten vallen de uitvoering van het landelijke screeningsprogramma op aangeboren (stofwisselings)ziekten, middels de zogenaamde hielprik, en de neonatale gehoorscreening. De overige screeningen worden uitgevoerd tijdens de consulten op het consultatiebureau (screening op oogafwijkingen, aangeboren hartafwijkingen, heupafwijkingen, niet ingedaalde testikels en spraaktaalstoornissen).
Neonatale screeningen Hielprik In de eerste week na de geboorte krijgt elke baby in Nederland een hielprik. De screening van het hielprikbloed levert belangrijke informatie op over een aantal zeldzame ziektes. De meeste daarvan zijn erfelijk. De ziektes zijn niet te genezen maar wel te behandelen, met bijvoorbeeld medicijnen of een dieet. Per 1 mei 2011 is CF (Cystic Fibrosis, taaislijmziekte) toegevoegd aan de screening. Het bloed van de hielprik wordt nu onderzocht op 18 verschillende aandoeningen. Tijdige opsporing van deze aandoeningen kan zeer ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling voorkomen. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland voerde in 2011 bij bijna 84,5% van de zuigelingen de hielprik uit; 4 ouders gaven geen toestemming voor het uitvoeren van de hielprik en de rest van de kinderen onderging de hielprik in het ziekenhuis of elders. De hielprik werd bij 95,7% van de zuigelingen op tijd (dat wil zeggen op de 4e tot 8e dag na de geboorte) uitgevoerd. Dit percentage is ten opzichte van het percentage in 2010 35
gedaald. Dit werd veroorzaakt doordat in 2011 de gegevens van pasgeboren zuigelingen vaak laat werden doorgegeven. Bij 26 kinderen werd een 2e hielprik gedaan. Hiervoor zijn 3 redenen mogelijk: er was een dubieuze uitslag van het 1e bloedonderzoek, er was de 1e keer niet voldoende bloed afgenomen, of de onderzoeksset met het bloedmonster was niet aangekomen op het laboratorium. Neonatale gehoorscreening Alle kinderen die in Nederland geboren worden, of voor de leeftijd van 6 weken in Nederland komen wonen, worden op aangeboren slechthorendheid getest door middel van de neonatale gehoorscreening (OAE screening). Voor kinderen die langer dan 24 uur op een Neonatale Intensive Care Unit (NICU) hebben gelegen is een apart screeningsprogramma. Deze kinderen lopen namelijk een groter risico op gehoorproblemen dan gezonde baby’s. Per jaar worden ongeveer 200 kinderen met een aangeboren dubbelzijdig gehoorverlies geboren. Hiervan is ongeveer één derde deel afkomstig uit de NICU populatie. Kinderen met aangeboren gehoorverliezen waarbij de begeleiding is gestart voor de leeftijd van zes maanden,
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
hebben een betere taalontwikkeling dan kinderen bij wie het gehoorverlies op latere leeftijd is ontdekt.
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
De deelname aan de neonatale gehoorscreening bij onze organisatie was in 2011 bijna 100%. Twee kinderen namen geen deel vanwege vertrek naar het buitenland meteen na geboorte en één kind was wel ingeschreven maar niet woonachtig in ons werkgebied. Een aantal kinderen werd niet door ons gescreend: 55 kinderen kregen meteen na de geboorte een gehoortest in het ziekenhuis (NICU), 10 kinderen kwamen meteen in aanmerking voor een andere gehoortest, 20 kinderen verhuisden voordat de screening was verricht en 24 kinderen zijn buiten ons werkgebied gescreend. Door onze medewerkers zijn in 2011 3.865 screeningen verricht. 96% van de kinderen scoorde voldoende op de 1e test.
2 0 1 1
Bij een onvoldoende score aan één of beide oren wordt de test na ongeveer 5 dagen herhaald. Er zijn 159 2e testen uitgevoerd in 2011; 1 kind heeft niet deelgenomen aan de 2e screeningsronde vanwege verhuizing naar het buitenland. Indien ook het resultaat van de 2e test onvoldoende is (in 2011 bij 43 kinderen) wordt er ongeveer een week later een 3e test uitgevoerd. Bij deze 3e test wordt een andere methode gebruikt (A-ABR screening). Kinderen die op deze 3e test onvoldoende scoren, worden verwezen naar een audiologisch centrum voor uitgebreider onderzoek. In 2011 zijn 14 kinderen verwezen naar een audiologisch centrum: 2 van deze kinderen bleken bij nader onderzoek een tweezijdig perceptief gehoorverlies te hebben; 2 kinderen hebben een éénzijdig perceptief gehoorverlies; bij 3 kinderen was er sprake van een normaal gehoor en bij 7 kinderen is de uitslag van het onderzoek nog niet bekend. Zowel wat betreft de deelnamepercentages als het tijdspad in de drie screeningsrondes, voldoet Jeugdgezondheidszorg Kennemerland aan de kwaliteitseisen die landelijk gesteld worden aan deze screening.
36
Overige screeningen Oogafwijkingen Op het consultatiebureau wordt de gezichtscherpte van een kind gemeten door middel van de visustest. Hiervoor wordt de zogenaamde Amsterdamse Plaatjeskaart gebruikt. Het afnemen van deze test kan vanaf de leeftijd van 3 jaar; de meeste kinderen kunnen de plaatjes dan herkennen en benoemen. De meest voorkomende stoornissen op jonge leeftijd zijn strabisme (scheelzien) en refractiestoornissen. Beiden kunnen leiden tot het ontwikkelen van amblyopie (lui oog). Er zijn aanwijzingen dat de behandeling van amblyopie effectiever is naarmate de amblyopie minder lang bestaat. In de literatuur wordt het voorkomen van amblyopie gesteld op 2-5%. In 2010 kregen 3.919 kinderen het standaard 3 jaar consult. Bij 95% van deze kinderen werd de visustest tijdens dit consult afgenomen. Als een kind al onder behandeling van een orthoptist of oogarts is, neemt de arts geen visustest af. Het komt ook voor dat er tijdens het consult andere problematiek speelt, zodat de arts of wijkverpleegkundige een consult op indicatie afspreekt voor het afnemen van deze test. In 2010 is het nieuwe landelijke visusprotocol geïmplementeerd. Door de bijscholing en het toepassen van de strengere beoordeling scoorden meer 3 jarigen dan in 2009 onvoldoende of twijfelachtig. Zo’n 69% van de 3 jarigen waarbij de test afgenomen werd scoorde voldoende; 7,7% onvoldoende en bij 23,5% had de test een twijfelachtige uitkomst. Bij zo’n 10% van de 3 jarigen was het niet mogelijk om de visustest af te nemen. De meest voorkomende reden was dat het kind niet mee wilde werken, maar ook het (nog) niet kunnen benoemen van de plaatjes deed de test in deze gevallen vaak mislukken. Deze kinderen vallen onder de twijfelachtige uitslag. Kinderen met een onvoldoende uitslag worden verwezen. Bij kinderen met een twijfelachtig uitslag wordt de test op korte termijn herhaald. Is de uitslag de tweede keer weer twijfelachtig dan volgt een verwijzing.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Tijdens het consult van 3 jaar 9 maanden voert de JGZ-verpleegkundige de visustest nogmaals uit. In 2011 kregen 3.539 kinderen een visustest tijdens dit consult. Bij 14% van de kinderen werd geen visustest afgenomen omdat het kind al onder controle van een orthoptist of oogarts is. Van de bijna 4 jarigen had 73% een voldoende, 22% een onvoldoende en 5% een twijfelachtige uitslag. Het percentage kinderen dat op deze leeftijd niet coöperatief was en daardoor onvoldoende scoorde, lag op 17,5%.
De opsporing van deze gezondheidsbedreiging ligt, na de controles bij de geboorte, in handen van de jeugdarts van het consultatiebureau. Tijdens alle consulten bij de jeugdarts wordt het hart beluisterd en zonodig wordt verder lichamelijk onderzoek verricht. In 2011 zijn op basis van dit onderzoek 92 kinderen verwezen voor verdere diagnostiek. Van 33 verwezen kinderen is de uitslag van de verwijzing nog onduidelijk. Bij 11 van de verwezen kinderen is een hartafwijking geconstateerd.
In 2011 zijn 1132 kinderen verwezen in verband met een onvoldoende visustest. De meeste kinderen zijn door de jeugdarts rechtstreeks naar het oogheelkundig team van een ziekenhuis verwezen. Twaalf ouders hebben de verwijzing niet opgevolgd. Op 30% van de verwijzingen is een terugrapportage van orthoptist of oogarts ontvangen (352 maal). Bij 56% (196) van de kinderen waren bijzonderheden bij het oogonderzoek geconstateerd, waaronder bij 35 kinderen amblyopie. Bij 8% van de kinderen werd geen behandeling ingesteld, 40% kreeg een bril, 44% blijft voorlopig onder controle van het oogheelkundig team en bij 8% van de kinderen wordt occlusie van een oog toegepast.
Heupafwijkingen Dysplastische heupontwikkeling (DHO) komt in de groep zuigelingen in de leeftijd van 6 maanden bij 3,7% voor. Onder DHO vallen de volgende aandoeningen: geluxeerde heup, luxeerbare of instabiele heup, subluxatie van de heup en heupdysplasie. Een belaste familieanamnese in de 1e of 2e graad en stuitligging in het laatste trimester van de zwangerschap verhogen het risico op een DHO. Vroege diagnose en behandeling van heupafwijkingen is belangrijk voor prognose en eindresultaat van de behandeling. De opsporing van DHO gebeurt door standaard onderzoek van de heupen door de arts. Van de kinderen geboren in 2011 zijn 980 zuigelingen door de jeugdarts verwezen; 12 kinderen werden 2 maal voor een heuponderzoek verwezen. De jeugdarts verwees 45% van de kinderen rechtstreeks naar het ziekenhuis voor echografisch heuponderzoek, 35% van de kinderen verwees de jeugdarts naar de huisarts met het verzoek om door te verwijzen en 18% van de kinderen had al een afspraak in het ziekenhuis. Bij 3 kinderen was de huisarts het niet eens met de verwijzing en 14 ouders waren niet gemotiveerd om de verwijzing op te volgen. Van 60% van de verwezen kinderen staat op 31-12-2011 de uitslag van het onderzoek in het DD JGZ. Van deze 592 kinderen werd bij 543 geen afwijking aan de heupen geconstateerd (91%); bij 39 werd een heupdysplasie en bij 1 kind een subluxatie geconstateerd. Het onderzoek gaf bij 9 kinderen een twijfelachtige uitslag. Van de 12 kinderen die door de jeugdarts nogmaals werden verwezen bleek bij 3 kinderen toch sprake te zijn van een heupdysplasie. Kinderen waarbij de uitslag op het eerste onderzoek twijfelachtig is, krijgen een vervolgonderzoek. Bij dit vervolgonderzoek werd bij 1 kind een dysplasie vastgesteld. De behandeling van de kinderen bestaat uit een spreidbroek.
Aangeboren hartafwijkingen Sinds 1996 daalt het aantal kinderen dat geboren wordt met een hartafwijking, door het gebruik van foliumzuur door zwangere vrouwen. Desondanks worden er per jaar nog ca. 55 per 10.000 kinderen met een afwijking aan het hart geboren. Dat is 0,55 procent van alle kinderen. Het hebben van een hartafwijking is een bedreiging voor de gezondheid op meerdere terreinen. De gevolgen voor het dagelijks leven van een kind met een hartafwijking kunnen groot zijn. Ouders zijn vaak bezorgd en het kind kan niet alles doen wat het wil, waardoor het teruggetrokken kan raken. Ook opnames in het ziekenhuis, het moeten gebruiken van medicijnen of het niet mee kunnen spelen/ sporten met leeftijdsgenoten kunnen gevolgen hebben voor het sociale welzijn van het kind. Daarnaast zijn op de langere duur lichamelijke gevolgen te verwachten zoals hartfalen en een grotere kans op acute hartdood. Het tijdig opsporen van deze hartafwijkingen is daarom van groot belang. 37
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
38
Niet-ingedaalde testikels Tijdens het eerste consult op het consultatiebureau voert de jeugdarts bij alle jongens een gestandaardiseerd onderzoek uit naar de ligging van de testikels. Een niet-ingedaalde testikel kan aangeboren zijn, maar de testikel kan ook ‘opstijgen’ op basisschoolleeftijd. Bij niet-ingedaalde testikels is er op langere termijn grotere kans op infertiliteit en maligniteit. Het registreren of de testikels volledig zijn ingedaald kan onnodige ongerustheid of operaties voorkomen, wanneer op basisschoolleeftijd de testikels bij onderzoek niet te vinden zijn. Niet-ingedaalde testikels komt voor bij 6% van alle pasgeboren jongetjes. Op de leeftijd van 3 maanden is dit afgenomen tot 1,6%. Bij de groep jongens geboren tussen 1-6-2010 en 1-6-2011 registreerde de jeugdarts tijdens het 4 weken consult dat bij 44 jongens één of beide testikels niet goed waren ingedaald. Op de leeftijd van 6 maanden was dit nog bij 17 van deze 44 jongens het geval. Elf jongens zijn door de jeugdarts verwezen: een was al onder behandeling van de uroloog en de overige jongens worden extra gevolgd op het consultatiebureau. Soms verwijst de jeugdarts ook jongens ouder dan 6 maanden, indien er sprake is van twijfel over de ligging van de testikels. Dit komt bijvoorbeeld door het ontbreken van gegevens bij peuters die in het werkgebied komen wonen. In het totaal werden 16 jongens in 2011 verwezen in verband met (mogelijk) niet goed ingedaalde testikels. Spraaktaalstoornissen Een kind heeft een spraak- en/of taalstoornis als de spraak, het taalbegrip en of de taalproductie zich in vergelijking tot leeftijdsgenootjes langzamer of anders ontwikkelt. Op basis van uitgebreid literatuuronderzoek wordt het voorkomen van taalontwikkelingsstoornissen bij kinderen op 3 à 4 jarige leeftijd zeer globaal op 5% geschat. Taalontwikkelingsstoornissen zijn daarmee de meest voorkomende ontwikkelingsstoornissen die een professional in de jeugdgezondheidszorg ziet. De achterstand in spraaktaalontwikkeling heeft gevolgen met name voor het gedrag en de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Voor het aanleren van taal geldt een kritische leeftijd tot 4 jaar. Later starten met behandeling heeft vaak een slecht resultaat. Uit onderzoek blijkt dat vroegtijdige signalering (op de leeftijd van 24 maanden) op 8 jarige
leeftijd een reductie van 30% in het speciaal onderwijs geeft. In 2009 is Jeugdgezondheidszorg Kennemerland gestart met ‘Een uniforme signalering van een vermoeden van een taalachterstand en een uniform follow up beleid’. Deze richtlijn is in 2007 opgesteld door een breed platform van deskundigen uit jeugdgezondheidszorg, wetenschap en ouders. Volgens deze richtlijn wordt tijdens het consult op de leeftijd van 24 maanden het VTO taal 2-jarigen instrument (van de Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind, NSDSK) door de arts afgenomen. Het instrument wordt zowel voor het Nederlands als voor de eventuele andere moedertaal van het kind gebruikt. In 2011 is bij 4.101 kinderen tijdens het 2 jaar consult de taalontwikkeling met behulp van het VTO taal signaleringsinstrument beoordeeld: 73 kinderen (1,8%) scoorden ‘onvoldoende’ en 376 (13,5%) ‘net voldoende’. De jeugdartsen verwezen 61 kinderen met onvoldoende score naar het multidisciplinaire spraak/taal team van het audiologisch centrum; 8 kinderen werden niet verwezen omdat zij onder behandeling van een kinderarts zijn, bij 4 kinderen wilde de jeugdarts eerst de begeleiding door de JGZ-verpleegkundige afwachten. Achttien ouders volgden de verwijzing niet op. Het vervolg voor een kind dat ‘net voldoende’ scoort, is dat de JGZ-verpleegkundige tijdens een gesprek met de ouder de taalomgeving van een kind in kaart brengt, zo nodig verwijst (VVE) en/of begeleidt (advisering, voorlichting over stimuleren van spraaktaalontwikkeling volgens de Triple P methodiek). Op de leeftijd van 2,5 jaar wordt het kind conform de richtlijnen weer getest op zijn spraaktaalontwikkeling.
Vaccinaties Vaccinatie volgens RVP Het uitvoeren van het Rijksvaccinatieprogramma is een kerntaak van de jeugdgezondheidszorg. Op het consultatiebureau worden kinderen gevaccineerd tegen difterie, kinkhoest, tetanus, kinderverlamming (polio) (samen DKTP), influenza type B (Hib), infecties veroorzaakt door pneumokokken (Pneu), bof, mazelen, rode hond (samen BMR) en meningitis veroorzaakt
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
door meningkokken C (MenC). In 2011 is landelijk de vaccinatie tegen hepatitis B ingevoerd. Dit betekent dat alle zuigelingen geboren op of na 1 augustus 2011 tegen hepatitis B worden gevaccineerd.
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Vaccinatiegraad Voor een optimale bescherming van de bevolking streeft Jeugdgezondheidszorg Kennemerland naar een zo’n hoog mogelijke vaccinatiegraad in haar werkgebied. Het RIVM levert de cijfers over de vaccinatiegraad. In 2011 is de vaccinatiegraad bepaald op de leeftijd van 1 en 2 jaar voor zuigelingen geboren in 2008 en op de leeftijd van 5 jaar voor kleuters geboren in 2005. Landelijk gezien lagen de gemiddelde vaccinatiepercentages voor alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma in 2011 ruim boven 90% en voldoen hiermee aan de voor Nederland geformuleerde en deels aangescherpte normen (minimaal 90% voor alle vaccinaties). Ook in Midden- en Zuid-Kennemerland ligt het gemiddelde percentage voor de DKTP, Hib, Pneumokokken, meninigokokken C en BMR boven de 90%, met uitzondering van de vaccinatiegraad Pneumokokken in Bloemendaal (89,9%). Bij 2 gemeenten ligt de vaccinatiegraad voor de DKTP 4 jarigen onder de 90%. De cijfers voor de zuigelingen geboren in 2008 en de kleuters geboren in 2005 staan in tabel 16 in de bijlage. Afwijkend schema met reden Op tijd vaccineren is belangrijk om de vaccinatiegraad hoog te houden. In Nederland is niemand wettelijk verplicht om zijn kind te laten vaccineren tegen welke ziekte dan ook. Vrijwel alle ouders laten dit echter vrijwillig doen. In 2011 werd bij 5,9% van de kinderen een afwijkend vaccinatieschema afgesproken. In de meeste gevallen (70% in 2011) gebeurt dit op verzoek van de ouder. Een kleine groep ouders wil zijn kind niet laten vaccineren of wil op een latere leeftijd van het kind met het vaccinatieprogramma beginnen. Andere redenen voor een afwijkend schema waren medische indicatie of de komst uit het buitenland van een kind.
39
Hepatitis B vaccinatie Kinderen waarvan de ouders geboren zijn in een land waar hepatitis B veel voorkomt, kregen ook nog vaccinaties tegen deze vorm van geelzucht. Ook kinderen met het syndroom van Down en kinderen van moeders die draagster zijn van het hepatitis B virus, werden gevaccineerd tegen hepatitis B. Bij deze laatste groep kinderen is het belangrijk dat na de vaccinaties vastgesteld wordt of het kind voldoende afweer tegen hepatitis B heeft. Hiervoor is bloedonderzoek nodig. De toeleiding naar dat onderzoek wordt gedaan door het consultatiebureauteam. In 2011 is voor 530 zuigelingen de indicatie voor de hepatitis B vaccinatie gesteld. De indicatie werd in 99% van de gevallen gesteld, omdat de ouder van het kind uit een zogenaamd doelgroepland komt. Vanaf 1 augustus 2011 krijgen alle kinderen de Hepatitis B vaccinatie en hoeft de jeugdarts niet apart te indiceren.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
2.4
K e nne m e r l and
Voorlichting, advies, instructie en begeleiding
Jaar v e r s l ag
Het is van oudsher een taak van de JGZ om ouders te ondersteunen en te begeleiden. De JGZ kan aan zowel ouders als jeugdigen -individueel of in groepen- informatie, voorlichting en advies geven. Als uit het probleemverhelderend gesprek blijkt dat de vragen of problemen van de ouder en/of het kind liggen op het gebied van de JGZ kan de JGZ-verpleegkundige de ouder verschillende vormen van (opvoedings)ondersteuning aanbieden vanuit Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. Er wordt dan samen met de ouders een keuze op maat gemaakt.
2 0 1 1
Toeleiding Onder toeleiden wordt het motiveren van ouders om gebruik te gaan maken van voorschoolse voorzieningen, VVE-programma’s of bepaalde gezinsgerichte hulpverlening verstaan. Dit gebeurt onder andere door extra contacten met de ouder (telefonisch of in de vorm van huisbezoeken), samenwerking met peuterspeelzalen en bijvoorbeeld met medewerkers van Home Start. In het DD JGZ wordt de interventie ‘toeleiding’ aangemaakt. In 2011 zijn 481 van dergelijke interventies geregistreerd. Het betrof 466 kinderen; 410 kinderen werden toegeleid naar VVE; 25 naar een ‘gewone’ peuterspeelzaal; 16 naar Stap In en 3 naar Spel aan huis. Het aantal toeleidingen naar Home Start betrof 27 gezinnen en 1 gezin werd aangemeld voor Tien voor Toekomst.
Opvoedingsondersteuning Opvoedingsondersteuning ondersteunt ouders bij de opvoeding van hun kinderen om een optimale ontwikkeling van het kind te bevorderen. Het doel hierbij is de pedagogische competenties en vaardigheden van ouders te vergroten. 40
De visie en uitgangspunten van Positief Opvoeden, Triple P vormen de basis van de opvoedingsondersteuning voor de Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. Tussen 2008 en 2011 zijn alle JGZ-verpleegkundigen en (ortho)pedagogen getraind in deze methodiek. Dit programma vormt tevens de basis waarmee de instellingen die samenwerken in de Centra voor Jeugd en Gezin in onze regio, ouders en opvoeders ondersteunen bij het verbeteren van de eigen opvoedcompetenties. De naam 'Triple P' staat voor 'Positief Pedagogisch Programma' en is een methode voor opvoedingsondersteuning voor ouders met kinderen van 0 tot 16 jaar. Triple P is een laagdrempelig, preventief en integraal programma met als doel problemen bij kinderen te voorkomen door het bevorderen van competent ouderschap. Het programma komt van oorsprong uit Australië en is een evidence-based methodiek voor opvoedings ondersteuning. Binnen Jeugdgezondheidszorg Kennemerland wordt op verschillende manieren opvoedingsondersteuning aangeboden aan ouders/verzorgers. Naast het individuele aanbod aan ouders vanuit het Programma Positief Opvoeden met de methode Triple P bieden we opvoedingsondersteuning in de vorm van Kortdurende Video Home Training, Stevig
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
41
Ouderschap, Opvoedspreekuur, begeleiding (Ortho)pedagoog, Online advies, themabijeenkomsten en lezingen Positief Opvoeden. In 2011 zijn er 2658 huisbezoeken door de JGZ-verpleegkundigen gedaan met een interventie op het gebied van opvoedingsondersteuning In 2011 zijn 3394 interventies opvoedingsondersteuning geregistreerd. Het betrof 3.159 kinderen: waarvan 0-1 jarigen 911 kinderen en 2248 1-4 jarigen. In percentage van het aantal kinderen dat op 31-12-2011 in zorg was bij Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is dit 23,5% van de zuigelingen en 18,4% van de peuters. In een landelijk onderzoek bleek dat ongeveer 20% van de ouders de periode van de eerste drie levensjaren als moeilijkst ervaren. Zie ook tabel 21 ‘Opvoedingsondersteuning’ in de bijlage. De meeste interventies werden uitgevoerd naar aanleiding van een vraag of probleem op het gebied van slapen.
opvoedingsvragen. Dit kan in de vorm van huisbezoeken door de JGZ-verpleegkundige of tijdens vervolgafspraken op het CB. Het opvoedingsprobleem en de aanpak ervan kiezen de ouders zelf. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van tipsheets met verschillende onderwerpen. Het stimuleren van de zelfregulatie en autonomie van ouders geldt als een belangrijk uitgangspunt. Aan ouders van 247 kinderen hebben de JGZ-verpleegkundigen persoonlijk advies gegeven bij een specifiek gedragsprobleem van hun kind (Triple P niveau 3: 579 contacten). Deze gesprekken gingen over gedrag, slaapproblemen en drift en koppigheid. Aan het eind van de begeleiding volgens Triple P niveau 3 krijgen ouders een vragenlijst in het kader van het cliënttevredenheidsonderzoek. Ouders gaven op een schaal van 1 tot 7 gemiddeld een 6 na het aanbod Positief Opvoeden Triple P niveau 3.
Video home training
Positief Opvoeden-Triple P Jeugdgezondheidszorg Kennemerland gebruikt uit het programma Positief Opvoeden volgens de methode Triple P niveau 1 met als doel het normaliseren van opvoedingsvragen. Door middel van flyers, folders, posters, Tipkranten en het toeleiden naar www.positiefopvoeden.nl krijgen ouders informatie, concrete tips en kunnen ze kennismaken met de basisprincipes achter de methode Triple P. Men raakt vertrouwd met het programma, drempels worden verlaagd of zelfs weggenomen en praten over opvoeden blijkt heel gewoon. Het aanbod Triple P niveau 2 wordt tijdens de intake, huisbezoeken, consult op het bureau, of het Opvoedspreekuur aangeboden om ouders antwoord op en informatie over alledaagse opvoedvragen te geven. JGZ-verpleegkundigen hebben aan ouders van 548 kinderen antwoord gegeven op hun opvoedvraag volgens Triple P niveau 2 . De meeste vragen van ouders gingen over het slapen van het kind, daarna over het gedrag, drift en koppigheid.
Opvoeden heeft alles te maken met contact maken en het begrijpen van je kind. Kortdurende Video Home Training (VHT) is een goed middel om de kwaliteit van de interactie tussen ouder en kind te bevorderen. Ouders worden in de thuissituatie begeleid door speciaal opgeleide JGZ-verpleegkundigen. Er wordt een opname gemaakt van een dagelijks verzorgingsmoment (bad, spel- of eetsituatie), waarbij zowel de initiatieven van het kind om contact te maken met de ouders als de ontwikkelingsinitiatieven van het kind in beeld worden gebracht. Deze video-opname wordt teruggekeken met de ouders, waarbij de focus allereerst gericht is op de initiatieven van het kind om contact te maken met zijn ouders. Door deze initiatieven te zien en te herkennen ontwikkelen ouders de mogelijkheid om sensitiever te gaan reageren Het zijn vooral gedrags-, hechtings-, slaap-, eet- en huilproblemen waarbij in 2011 video home training is ingezet. Daarnaast worden videohometrainers van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland door de ziekenhuizen betrokken om ouders met couveusekinderen te ondersteunen.
Triple P niveau 3 vormt het basisaanbod opvoedings ondersteuning binnen de jeugdgezondheidszorg voor individuele ouders en ouderparen. Er wordt op een gestructureerde wijze (4 sessies van ongeveer 30 minuten) samen met ouders gewerkt aan de aanpak van bepaalde
Uit de evaluaties blijkt, dat ouders na een VHT begeleiding hun kinderen beter weten te bereiken en zij zich sterker zijn gaan voelen in hun rol van opvoeder. In 2011 zijn 138 gezinnen begeleid met gemiddeld 3,2 huisbezoeken per begeleidingstraject (145 kinderen).
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Ouders worden met name door de JGZ- verpleegkundige gemotiveerd voor VHT op het consultatiebureau en/of na een huisbezoek. Het komt echter ook voor, dat leidsters
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
van de kinderopvang in overleg en met toestemming van de ouders een verzoek doen om het kind te filmen: hetzij op de kinderopvang, hetzij in de thuissituatie. Dit wordt gedaan in overleg met de orthopedagoog van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland. In 2011 zijn 10 kinderen (27 contactmomenten) begeleid door onze videohometrainers. Ook wordt incidenteel op verzoek van logopedisten in overleg en met toestemming van de ouders VHT ingezet. De ouders zijn alleen maar positief bij de evaluaties. Enkele reacties: “Professioneel en persoonlijk”, “Erg leerzaam. Eigenlijk zou iedere ouder dit moet doen en ervaren”, “We hebben er een heel ander kind voor teruggekregen. Dank!”, “Wij kijken nu veel positiever naar de kinderen!”, “Was een eyeopener voor ons” en “Met deze tips kunnen we verder en nu vasthouden!”, “De bevestiging dat ik eigenlijk best een goede moeder ben. Dat had ik net even nodig!”
Opvoedspreekuur Ouders, opvoeders, beroepskrachten en vrijwilligers die met kinderen werken kunnen met hun vragen terecht op het Opvoedspreekuur. Zij kunnen informatie, advies, tips en hulp krijgen bij het opvoeden en opgroeien van kinderen van 0-19 jaar. Opvoedspreekuren vinden plaats op 8 locaties in ons werkgebied en worden gehouden door een (ortho)pedagoog, volgens de methode Positief Opvoeden, Triple P. Binnen de CJG worden de spreekuren uitgevoerd door (ortho)pedagogen van zowel Jeugdgezondheidszorg Kennemerland als GGD Kennemerland. Ouders kunnen zelf bellen om een afspraak te maken met een pedagoog van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland, maar het consultatiebureauteam kan dat ook ter plekke een afspraak maken op het moment dat de ouders op het consultatiebureau zijn. In totaal zijn er 101 spreekuren gehouden in 2011, waarop 115 ouders zijn geweest. Begeleiding (Ortho)pedagoog Een vraag voor begeleiding door de orthopedagoog kan voortvloeien uit de observatie van de orthopedagoog (bijvoorbeeld overbruggingszorg). Daarnaast kan begeleiding 42
van de (ortho)pedagoog worden ingezet op specifieke onderwerpen, aanvullend op de kennis en ervaring van de JGZ-verpleegkundige. Het doel van begeleiding door de (ortho)pedagoog is om ouders voldoende handvatten te bieden om op een goede manier, passend bij hun opvoedingsideeën, met het gedrag of de ontwikkeling van hun kind om te kunnen gaan. De (ortho)pedagogen begeleidden door middel van 1 of meer gesprekken ouders van 37 kinderen (totaal 66 gesprekken). De begeleiding was met name gericht op het gebied van gedragsproblemen van de kinderen. De meeste kinderen waren 3 of 4 jaar. Online advies Ouders kunnen op de site www.positiefopvoeden.nl anoniem hun vraag stellen, waarop ze binnen twee werkdagen via de mail antwoord krijgen van een pedagoog. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland werkt hierin samen met GGD Kennemerland. De vragen worden beantwoord volgens de methode Positief Opvoeden, Triple P niveau 2. Ouders kunnen zelf aangeven of ze na een week nogmaals gemaild willen worden met de vraag hoe
het op dat moment gaat. Indien gewenst kan er ook een tipsheet, specifiek over het gevraagde onderwerp, worden toegestuurd. Alle websites van de CJG in onze regio bieden de mogelijkheid om door te klikken naar Online advies op Positief Opvoeden, of linken daar zelfs automatisch naar door. De pedagogen hebben via de website Positief Opvoeden online advies gegeven aan 82 ouders, die op deze manier een anonieme vraag stelden. De meeste vragen werden gesteld met betrekking tot kinderen in de leeftijdsgroep van 0-4 jaar (44%), daarna volgen de leeftijdsgroepen van 4-8 jaar (30%) en 8-12 jaar (22%). Voor de leeftijdscategorie 12-16 werden nauwelijks vragen gesteld. Vragen met betrekking tot slapen en ongehoorzaamheid kwamen het meest voor. Uit reacties van ouders blijkt dat ze het erg op prijs stellen om via de computer een vraag te kunnen stellen op een tijdstip dat het hun uitkomt. Ze vinden het prettig dat ze snel antwoord krijgen op hun vragen en bovendien nog een informatiefolder ontvangen.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Themabijeenkomsten en lezingen Naast de individuele consulten op het consultatiebureau en de zorg op maat voor het individuele kind worden er themabijeenkomsten en lezingen gegeven door de JGZ- verpleegkundige. In 2011 zijn 2 JGZ-verpleegkundigen getraind en geaccrediteerd in het geven van lezingen Positief Opvoeden. Daarnaast zijn 7 JGZ-verpleegkundigen getraind in het geven van workshops Positief Opvoeden aan kleine groepen ouders.
K e nne m e r l and
In samenwerking met de coördinatoren CJG, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en bibliotheken heeft er in 2011 29 keer groepsvoorlichting plaatsgevonden: 22 themabijeenkomsten en 7 lezingen.
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
De themabijeenkomsten werden bezocht door 208 ouders en vonden plaats op peuterspeelzaal of kinderdagverblijf (7), consultatiebureau (6), CJG (3), gastouderbureau of ouder-kindcentrum (beiden 2) en bij Maatschappelijk werk (1). Er was ook een huiskamerbijeenkomst van het Pauzement (tijdelijke woonvoorziening voor dakloze eenoudergezinnen). De onderwerpen waren: ‘Als je pas een baby hebt’, ‘Peuters lief maar lastig’, ‘Peuterontwikkeling‘, ‘Lastige eters’, ‘Taalontwikkeling’, ‘Positief opvoeden (leren luisteren)’ en ‘Opvoeding en Veiligheid’. De thema’s van de lezingen betrof: ‘De Kracht van Positief Opvoeden’ en ‘Zelfvertrouwen bevorderen’. De lezingen vonden plaats op een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, CJG, bibliotheek en 3 maal in een wijkcentrum (speciaal voor ouders van kinderen op kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang). De lezingen werden bezocht door 353 ouders. Voor pedagogisch medewerkers van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven werden 4 themabijeenkomsten gegeven. De thema's waren peuterontwikkeling en gespreksvaardigheden. De orthopedagoog heeft een workshop voor samenwerkingspartners gegeven tijdens de open dag van OCK het Spalier. Deze bijeenkomsten werden bezocht door 149 beroepskrachten. Enkele reacties uit de evaluaties met ouders: “Positief Opvoeden geeft praktische en bruikbare tips en
43
handvaten”, “Het is niet belerend, je kan als ouder met andere ouders uitwisselen en zelf keuzes maken”, “Fijn om bevestigd te krijgen wat je (al) goed doet”.
Folders standaard en op indicatie Standaard informatie wordt aan alle ouders uitgereikt. Zo krijgen alle ouders tijdens de intake de zogenaamde ‘Groeigids’ met allerlei informatie over de eerste vier levensjaren van een kind. Daarnaast krijgen de ouders schriftelijke adviezen over slaaphouding, borstvoeding, voorkomen voorkeurshouding, voorkomen passief roken en het stimuleren van de spraaktaalontwikkeling. Verder horen ook de vier veiligheidsinformatiekaarten tot het standaard pakket. Aan het begin van een ontwikkelingsfase van een kind (0-6 maanden, 6-12 maanden, 1-2 jaar en 2-4 jaar) wordt zo’n kaart aan de ouder/verzorger gegeven door de wijkverpleegkundige. De kaart wordt mondeling toegelicht. In een volgend consult kan op de inhoud teruggekomen worden. Ook de adviezen over een gezonde voeding voor zuigelingen of peuters worden ondersteund met schriftelijk materiaal. Als ouders het opvoedingsondersteuningsaanbod Positief Opvoeden,Triple P kiezen, hoort hierbij altijd een tipsheet over het onderwerp dat ouders hebben gekozen. De tipsheet is standaard onderdeel van de methodiek, waarin ouders informatie krijgen over de ontwikkeling en opvoedingsvaardigheden. Er zijn tipsheets over 31 onderwerpen, verdeeld over ouderschap (7x), baby- (4x), peuter- (10x) en kleuterleeftijd (10x). Met schriftelijke informatie op indicatie ondersteunen de jeugdartsen en JGZ- verpleegkundigen hun adviezen en voorlichting aan ouders. De informatie gaat dan over specifieke zaken die op dat moment bij het kind spelen. Zo zijn er in 2011 zo’n 858 folders op indicatie uitgedeeld. De top 3 voor zuigelingen werd in 2011 gevormd door folders over het afbouwen van borstvoeding, huilen en rust en regelmaat. Bij peuters waren het naast de folders met praktische tips over het slapen, eten en zindelijkheid, de folder over het voorkomen van habitueel mond- ademen en de folder met adviezen over het stimuleren van de spraaktaalontwikkeling.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
K e nne m e r l and
Jaar v e r s l ag
2 0 1 1
44
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
2.5
K e nne m e r l and
Beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Omgevingsfactoren kunnen de gezondheid van een kind negatief beïnvloeden. Dit kan bijvoorbeeld slechte huisvesting zijn, een onveilige verkeersituatie en weinig speelgelegenheid maar het kan ook gaan om ouders die moeite hebben met opvoeden of hun kind structureel verwaarlozen. Het beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen valt onder het maatwerkdeel van het Basistakenpakket. Afhankelijk van welke bedreigingen zijn vastgesteld, zal een op een individueel kind of op groepen kinderen afgestemde interventie worden gekozen (uit Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg 0-19).
Voorkomen passief roken Dat meeroken schadelijk is voor kinderen is al langer bekend. Kinderen die meeroken zijn vaker ziek dan kinderen die niet meeroken (bijvoorbeeld oorontstekingen, bovenste luchtweginfecties) en meeroken is een risicofactor voor wiegendood. In Nederland worden ouders via voorlichting, en waar mogelijk ondersteuning, zoveel mogelijk gestimuleerd om niet te roken waar hun kinderen bij zijn. Vanaf 1997 loopt de landelijke campagne ‘Niet roken waar de kleine bij is’. Uit onderzoek van het LUMC, Stivoro en VUmc blijkt dat tussen 1996 en 2009 het percentage gezinnen met kinderen onder de vier jaar bij wie in huis gerookt wordt, daalde van 64 naar 19 procent. Roken in huis waar de kinderen ook nog eens bij aanwezig waren, daalde in die periode van 48 naar 10 procent. In gezinnen uit lagere sociaaleconomische groepen is dat echter nog 29 procent. Bij 97% van de zuigelingen die geboren zijn in 2011 is een intake afgenomen en ingevuld. Wanneer een kind 14 dagen oud is, antwoordt 93,7% van de ouders ontkennend op de vraag of er in huis wordt gerookt. 242 ouders (6,3%) roken binnenshuis en 11 ouders uit deze groep gaven aan dat zij ook roken als het kind erbij is 45
(4,6% van de ouders die binnenshuis roken). Dat dit percentage lager ligt dan het percentage uit het onderzoek van Stivoro is mogelijk te verklaren uit het feit dat de JGZ-verpleegkundige het roken met ouders bespreekt als het kind 14 dagen oud is en ouders dan nog vol goede voornemens zijn. Bij 11 kinderen heeft de JGZ-verpleegkundige in een apart gesprek met de ouder(s) of in een huisbezoek aandacht besteed aan het voorkomen van het meeroken door het kind. Zie tabel 17 in de bijlage ‘Roken in huis kinderen geboren in 2011’
Voorkomen wiegendood Wiegendood komt nog maar weinig voor in Nederland in vergelijking met andere geïndustrialiseerde landen. Uit onderzoek blijkt echter dat ouders, zonder herhaalde instructie in de loop van het eerste half jaar, steeds vaker buikligging van de baby toepassen, meestal met als reden het kind beter te laten slapen. Om wiegendood te voorkomen krijgen alle ouders het advies om hun baby op de rug te laten slapen, geen
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
dekbed te gebruiken, het kind niet in het ouderlijk bed te laten slapen en niet te roken in de buurt van het kind. Tijdens de intake bespreekt de JGZ-verpleegkundige de slaaphouding van het kind. In 2011 registreerde de JGZ-verpleegkundige bij 9,9% van de baby’s een bijzonderheid ten aanzien van de slaaphouding. Van het totale aantal zuigelingen waarbij gegevens over de slaaphouding bekend zijn, ligt 0,6% rond de leeftijd van 14 dagen in buikligging en 7,7% wordt nog in zijligging in bed gelegd. Andere bijzonderheden waren: slapen onder een dekbed (0,3%) of bij de ouders in bed (1,3%). Deze cijfers verschillen nauwelijks van de cijfers uit 2010. Landelijk wordt gesteld dat 8-10% van de ouders hun baby tegen de adviezen in toch nog op de buik te slapen legt. Zie tabel 18 in de bijlage ‘Slaaphouding kinderen geboren in 2011’
Tanden poetsen
Controle tandarts
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10% 0%
0%
2010
2009
2008
2007
2008
2007
2 maal per dag of vaker
Onduidelijk
Geen controle
Niet elke dag
1 maal per dag
Nog geen controle
1 x per jaar
Nooit
2 0 1 1
Tandenpoetsen - bezoek tandarts
Vermoeden kindermishandeling
De jeugdgezondheidszorg heeft een belangrijke rol bij de preventie van gebitsproblemen zoals cariës. De jeugdarts en JGZ-verpleegkundige doen dit door voedingsadvisering, het adviseren van tanden poetsen met fluoridentandpasta en het stimuleren van tandartsbezoek. Bijna alle ouders
Een van de taken van de jeugdgezondheidszorg is het signaleren van (vermoedens van) kindermishandeling. In 2011 was er bij 86 kinderen een vermoeden kindermishandeling. Bij een vermoeden van kindermishandeling wordt er door de jeugdarts en JGZ-verpleegkundige actie ondernomen door het delen
poetsen de tanden van hun kind; bij de 1-2 jarigen wordt bij 1,7% van de kinderen nooit gepoetst en bij 1,1% nog niet elke dag; bij de 2-3 jarigen is dit 0,3% resp. 0,4%; bij de 3-4 jarige 0,1% en 0,5% en bij de 4-5 jarigen 0,2% en 0,2%. In deze groep wordt bij 18,4% maar eenmaal per dag gepoetst. Zie ook tabel 19 ‘Tandenpoetsen’ in de bijlage
van de zorgen en de signalen met de ouders, contact op te nemen met andere zorgverleners of derden die te maken hebben met het gezin, en het maken van een gezamenlijk plan van aanpak. Zo nodig worden de ouders verwezen. In het DD JGZ is bij 49 kinderen een interventie ‘Zorgwekkende opvoedingssituatie’ , bij 25 kinderen een interventie ‘Huiselijk geweld’ en bij 2 kinderen zowel een interventie ‘Zorgwekkende opvoedingssituatie’ als ‘Huiselijk geweld’ aangemaakt. Indien ouders zich onttrekken aan of onvoldoende openstaan voor hulpverlening, wordt er een melding gedaan bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). In 2011 is het AMK 22 maal geconsulteerd en er is 6 maal een melding gedaan. Daarnaast is over 209 kinderen contact geweest tussen Bureau Jeugdzorg/ AMK en JGZ-verpleegkundige of jeugdarts in verband met gegevens uitwisseling. In 2010 was een toename van uitwisseling van informatie te zien en deze zet zich door in 2011.
Het kindergebit behoort twee keer per jaar gecontroleerd te worden door de tandarts. Vanaf 4 jaar is dat echt nodig. Om te voorkomen dat de tandarts als een soort boeman wordt gezien, is het handig de kinderen vanaf hun tweede verjaardag te laten wennen door ze mee te nemen als de ouder zelf naar de tandarts gaat. Tijdens het 18 maanden consult geeft de JGZ-verpleeg kundige dit advies. Tijdens de volgende peuterconsulten wordt het bezoeken van de tandarts nagevraagd en geregistreerd. Tegen hun 4e jaar is bijna 81% van de kinderen een keer bij de tandarts geweest. Dit percentage is gelijk aan de voorgaande jaren. Zie ook tabel 20 ‘Tandartsbezoek’ in de bijlage 46
2009
Niet van toepassing
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
K e nne m e r l and
Jaar v e r s l ag
2 0 1 1
47
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
2.6
K e nne m e r l and
Zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking
Jaar v e r s l ag
Netwerken, overleggen en samenwerken zijn belangrijk voor goede, integrale zorg voor jeugdigen. Op doelgroep en/of populatieniveau is beleidsontwikkeling en afstemming op instellingsniveau en tussen verschillende instellingen het doel. Op individueel niveau is er sprake van zorgcoördinatie, waarbij samenwerking essentieel is.
2 0 1 1
Zorgcoördinatie Coördinatie van zorg is noodzakelijk in die gevallen waarin behalve door de jeugdgezondheidszorg, ook door andere instellingen tegelijkertijd of achtereenvolgend zorg wordt verleend. Gezien de frequente contacten en de laagdrempeligheid kan de jeugdgezondheidszorg in deze gevallen optreden als zorgcoördinator. Rondom een individueel kind werkt het consultatiebureauteam al regelmatig samen met peuterspeelzaal- en kinderdagverblijfleidsters. Wanneer er meerdere hulpverleners betrokken zijn bij een gezin en er zorgcoördinatie nodig is, neemt de JGZ-verpleegkundige of jeugdarts contact op met collega’s van andere instellingen om de zorg af te stemmen en te komen tot één plan voor het gezin. In 2011 is bij 537 kinderen in het DD JGZ geregistreerd dat er meerdere hulpverleners betrokken zijn bij het kind of het gezin. Bij 137 kinderen was sprake van zorgcoördinatie: bij 86 kinderen nam de JGZ-verpleegkundige of jeugdarts het initiatief tot het organiseren van zorgcoördinatie, bij 51 kinderen was de JGZ-verpleegkundige de zorgcoördinator. Bij relatief eenvoudige problematiek was telefonische informatie uitwisseling en het maken van samenwerkingsafspraken al voldoende; bij 48
ingewikkelde problematiek werd een gezinsplan-overleg (GPO) gehouden. In 2011 organiseerden de JGZ-verpleegkundigen 71 GPO’s (47 gezinnen) en namen aan 225 overleggen (106 gezinnen) deel. In 2010 was er een duidelijke toename in het aantal overleggen ten opzichte van 2009 en 2011 laat wederom een toename zien. Mogelijk ten gevolg van de regionale afspraken over samenwerking en zorgcoördinatie en het werken met VerKen. Tijdens een GPO wordt niet alleen een gezamenlijk plan van aanpak gemaakt, maar ook vastgesteld wie de zorgcoördinator is. De zorgcoördinator wordt per gezin aangesteld, afhankelijk van de situatie (goed contact met gezin, meest actief in het gezin, zwaarte van de problematiek). Bij 77 kinderen staat in het DD JGZ een gezinsplan of een verslag van het GPO met de samenwerkingsafspraken. Ook dit is een toename ten opzichte van 2010. Coördinatie thuisbegeleiding Thuisbegeleiding is een praktische en lichte vorm van gezinsondersteuning die snel ingezet kan worden door het JGZ-team. De afgelopen jaren is dit steeds moeilijker geworden door de veranderende regelgeving. Naar aanleiding van vragen
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
49
van de JGZ-verpleegkundigen en de zichtbare terugloop van het aantal verwijzingen door de jeugdgezondheidszorg hebben in december 2010 de verschillende aanbieders
Samenwerking peuterspeelzalen en kinderopvang
van thuisbegeleiding (Zorgbalans, ViVa! Zorggroep en 10voorToekomst) een presentatie verzorgd op welke gronden en via welk indicatieorgaan Thuisbegeleiding verkregen kan worden. Ook gaven zij daarin aan welke afspraken zijn gemaakt tussen de organisaties met Thuisbegeleiding en de diverse gemeenten. Dit heeft geresulteerd in een toename van 12 gezinnen in 2010 naar 19 gezinnen in 2011. Hierbij ging het wel vooral om gezinnen woonachtig in de gemeente Haarlem (79%).
het voorkómen en vroegtijdig verhelpen van problemen door middel van lichte opvoedingsondersteuning. Jeugd gezondheidszorg Kennemerland werkt nauw samen met de voorliggende voorzieningen zoals peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. De medewerkers van deze pedagogisch basisvoorzieningen kunnen met opvoedvragen, signalen en opvoedproblemen bij ons terecht. De orthopedagoog biedt ondersteuning aan pedagogisch medewerkers van peuterspeelzalen en kinderopvang volgens de Wijzer Samenwerken. In deze folder staan de mogelijkheden beschreven voor de pedagogisch medewerkers als zij vragen hebben over de opvoeding, ontwikkeling of het gedrag van een kind. Zij kunnen onze orthopedagoog consulteren met (anonieme) vragen over hoe te handelen op bepaald gedrag van een kind in de groep. Ook kunnen zij na overleg met de ouders de vraag neerleggen bij de JGZ-verpleegkundige, die met de pedagogisch medewerker en ouders overlegt over een plan van aanpak. Hierna kan een observatie door de orthopedagoog plaatsvinden op de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf. De pedagogisch medewerker en ouders krijgen van de orthopedagoog adviezen en indien gewenst begeleiding. Deze begeleiding kan ook plaatsvinden als overbruggingszorg totdat passende hulp is gestart. Er is in 2011 een start gemaakt om de Wijzer Samenwerken te herzien en aan te passen aan de huidige ontwikkelingen, onder andere de nieuwe samenwerking met OCK het Spalier.
Alle kinderen in beeld Alle kinderen blijven in beeld doordat medewerkers van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland gezinnen die geen contact met de jeugdgezondheidszorg hebben, of die het contact hebben verloren, opsporen en (opnieuw) in zorg brengen. Ouders kunnen het contact met de JGZ verliezen door bijvoorbeeld het niet nakomen van afspraken, langdurige ziekenhuisopname van hun kind, verblijf in het buitenland of het verhuizen met onbekende bestemming. Wanneer een ouder niet verschijnt op een afspraak zonder afmelding, volgt automatisch een uitnodiging met een nieuwe afspraak voor een consult. Wanneer de ouder ook deze afspraak niet opvolgt en geen afbericht geeft, neemt de JGZ- verpleegkundige telefonisch contact op met de ouder of gaat langs op het huisadres. Deze acties worden geregistreerd als een speciale interventie in het DD JGZ. In 2011 zijn 91 ouders van zuigelingen op deze manier benaderd. Het aantal ouders van peuters ligt hoger (1035). Het resultaat van de inspanningen is dat het kind wel weer op een afspraak op het consultatiebureau komt of dat bekend is waarom de ouders niet komen en waar het kind wel ‘onder controle’ is. Soms verblijven kinderen op een ander woonadres dan Jeugdgezondheidszorg Kennemerland door krijgt vanuit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Extra inspanningen zijn nodig om deze kinderen ‘op te sporen’. Dit is in 2011 bij 33 kinderen gebeurd. Het aantal acties in verband met het “niet verschijnen op een afspraak zonder afmelding” ligt hoger dan in 2010. Dit is waarschijnlijk veroorzaakt door een betere registratie in het DD JGZ.
De landelijke ontwikkelingen vragen om sterkere inzet op
In 2009 en 2010 is een groot aantal pedagogisch medewerkers, coördinatoren en leidinggevenden in de kinderopvang en peuterspeelzaalwerk getraind in Positief Opvoeden volgens de methodiek Triple P. In 2011 heeft in dit kader voor dezelfde groep nascholing plaatsgevonden. Hierin is aandacht besteed aan het toeleiden van ouders naar de Jeugdgezondheidszorg voor verdere opvoedingsondersteuning. Duidelijk werd de meerwaarde van het delen van een gemeenschappelijke methodiek, wat het voor de pedagogisch medewerkers makkelijker maakt om ouders te informeren en motiveren.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en gastoudercentra kunnen op verzoek lezingen en workshops voor ouders aanvragen bij Jeugdgezondheidszorg Kennemerland.
problemen in deze worden aangepakt worden, des te meer problemen voorkomen kunnen worden. De medewerkers van de Jeugdriagg zijn gespecialiseerd in de ouder-kind begeleiding
IVH. Bij een aantal kinderen was de vraag naar schoolkeuze de aanleiding voor de verwijzing. Bij 14 andere kinderen vond afstemming van zorg en informatie-uitwisseling
Tijdens het geven van lezingen en themabijeenkomsten over Positief Opvoeden, Triple P door de JGZ-verpleegkundigen waren er ook pedagogisch medewerkers aanwezig, wat de genoemde samenwerking heeft bevorderd.
vanuit de Infant Mental Health Care. De relatie tussen ouders en hun baby/peuter staat hierin centraal. Er wordt gewerkt met het 5 gesprekkenmodel waarbij ouders worden gevraagd samen met hun baby/peuter te komen. Problemen waarmee ouders terecht kunnen, hebben te maken met de interactie tussen ouder(s) en kind; niet willen eten, voortdurend huilen, slecht slapen, moeite met separaties, de wijze van contact maken, onrustig en driftig gedrag en moeilijk troostbaar zijn. Deze symptomen van jonge kinderen hebben een bepaalde urgentie en kunnen grote stress, angst, en verwarring bij ouders veroorzaken. Om dit te realiseren is specialistische Jeugd- GGZ beschikbaar via het consultatiebureau. Medewerkers van de Jeugdriagg Noord-Holland houden spreekuur op de consultatiebureaus/ CJG. Ouders kunnen meteen een afspraak voor dit spreekuur maken als zij het consultatiebureau bezoeken. In het afgelopen jaar zijn 25 kinderen door het consultatiebureauteam verwezen naar de Jeugdriagg. Bij 28 andere kinderen vond afstemming van zorg en informatieuitwisseling plaats.
plaats tussen het consultatiebureauteam en IVH.
Samenwerking met OCK het Spalier Als aanvulling op de hierboven genoemde samenwerking, is in 2011 een start gemaakt met de samenwerking met OCK het Spalier op het gebied van vroegtijdige signalering en onders teuning op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Dit heeft als doel het bieden van optimale ondersteuning aan het kind, pedagogisch werkers en ouders in de normale leefomgeving. Na observatie door onze orthopedagoog kan na gezamenlijk overleg besloten worden tot coaching van de pedagogisch werker op locatie door OCK het Spalier. Daarnaast kan er zowel hier als in de thuissituatie procesdiagnostiek plaatsvinden, waarbij het kind gedurende langere tijd wordt geobserveerd en gebruik gemaakt wordt van de expertise en onderzoeks mogelijkheden van OCK het Spalier. Onze orthopedagoog kan op grond van haar observatie hiertoe een voorstel doen en contact leggen met OCK het Spalier. In 2011 is gestart met drie pilots waarin de samenwerking om kind, ouders en pedagogisch medewerkers tijdig en gezamenlijke de juiste begeleiding en ondersteuning te geven, wordt uitgevoerd. Begin 2012 zal deze werkwijze worden geëvalueerd. De samenwerking zal dan ook in de Wijzer Samenwerken worden verwerkt.
Samenwerking met Jeugdriagg Veel problemen waarmee kinderen en jongeren kampen, hebben hun oorspong in de vroege kindertijd. Uit wetenschappelijk onderzoek wordt het belang van de vroege ouder-kind interactie steeds duidelijker. Hoe beter de kwaliteit van deze interactie, hoe beter voor de ontwikkeling van het kind. Hoe eerder
50
Samenwerking Integrale Vroeghulp Integrale Vroeghulp (IVH) is een samenwerkingsverband van de volgende organisaties: Jeugdgezondheidszorg Kennemerland, De Hartekampgroep, Heliomare, MEE, Jeugdriagg en OCK het Spalier. Er wordt door deze instellingen samengewerkt in de vorm van een multidisciplinair team, om zo vroeg mogelijk de juiste onderzoeken en hulp in te zetten en samen met ouders hiertoe een plan van aanpak op te stellen. Een orthopedagoog van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is lid van het multidisciplinaire kernteam van IVH. Het gaat om gezinnen met een jong kind, waarbij er sprake is van meervoudige ontwikkelingsproblematiek en waar een achterstand wordt gesignaleerd op twee of meer ontwikkelingsgebieden. In 2011 zijn 15 kinderen door het consultatiebureauteam of de orthopedagoog naar IVH verwezen. 10 kinderen zijn door de jeugdarts verwezen naar het Audiologisch Centrum (AC) en werden na onderzoek bij het AC ook begeleid door
VerKen Verken, de Verwijsindex Midden- en Zuid-Kennemerland, bestaat twee jaar. Het is een netwerkinstrument dat professionals met elkaar verbindt en een hulpmiddel is voor samenwerking. Ondertussen zijn meer dan 30 organisaties aangesloten met zo’n 850 meldingsbevoegden. De verwachting is dat in 2012 nog meer organisaties gaan aansluiten. Jeugdgezondheidszorg Kennemerland is vertegenwoordigd binnen het instellingscoördinatorenoverleg. Dit overleg, waar alle organisaties aan deelnemen, heeft als doel de onderlinge afstemming en de ontwikkelingen te bevorderen. Van daaruit is onder andere eind september een bijeenkomst voor alle meldingsbevoegden Midden- en Zuid-Kennemerland georganiseerd. Het doel was medewerkers van alle deelnemende organisaties kennis te laten maken met elkaar. Vanuit onze organisatie heeft een afvaardiging van de jeugdartsen en JGZ-verpleegkundigen hieraan deelgenomen. Er komt nog een vervolg op deze bijeenkomst. In 2011 zijn er 119 kinderen (103 gezinnen) door medewerkers van Jeugdgezondheidszorg Kennemerland geregistreerd in VerKen. Dit leverde bij 50 kinderen matches op. Bij 22 kinderen was er sprake van matches met meerdere instanties. In totaal heeft Jeugdgezondheidszorg Kennemerland de volgende matches gemaakt: 27x met het AMK, 22x met Bureau Jeugdzorg, 13x met de Raad voor de Kinderbescherming, 9x met Maatschappelijk Werk, 2x Vangnet Jeugd, 1x GGD Kennemerland, 3x met Noodteam Beverwijk en 1x met Onderwijs. Ook zijn er in 2011 nog 24 matches geweest met kinderen, die in al 2010 door onze medewerkers geregistreerd waren in VerKen. Hierbij betrof het 8x AMK, 19x Bureau Jeugdzorg, 6x Raad voor de Kinderbescherming, 3x met jeugdgezondheidszorgorganisaties elders en 2x onderwijs.
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
K e nne m e r l and
Jaar v e r s l ag
2 0 1 1
51
Bijlage
3.0
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
1. Bereik per gemeente 31-12-2011 Geboortejaar
K e nne m e r l and
Beverwijk
B’daal
Haarlem
H’liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
2011
99,8%
95,0%
98,2%
100,0%
99,8%
100,0%
99,3%
100,0%
98,1%
2010
99,3%
95,0%
96,9%
94,4%
100,0%
98,7%
100,0%
99,2%
96,3%
2009
99,8%
95,6%
96,4%
79,2%
98,7%
98,0%
99,3%
99,2%
94,9%
2008
98,0%
93,8%
95,2%
96,6%
99,5%
98,6%
97,0%
98,7%
96,7%
2. Werk ouders van kinderen geboren in 2011
Jaar v e r s l ag
MOEDER
2 0 1 1
Werk onbekend
Totaal
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
99
10
3
59
1
8
5
1
10
2
Totaal met bekend werk (100%)
3.852
451
125
1.830
19
405
199
141
575
107
Ja, verricht betaald werk
76,6%
73,2%
81,6%
76,3%
78,9%
77,3%
82,9%
90,1%
73,0%
76,6%
Nee, verricht geen betaald werk
23,4%
26,8%
18,4%
23,7%
21,1%
22,7%
17,1%
9,9%
27,0%
23,4%
VADER Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.895
457
127
1.858
20
405
202
142
577
107
118
15
5
65
1
11
7
3
9
2
Totaal met bekend werk (100%)
3.777
442
122
1793
19
394
195
139
568
105
Nee, verricht geen betaald werk
94,3%
92,1%
97,5%
93,9%
94,7%
95,2%
97,9%
98,6%
93,5%
94,3%
5,7%
7,9%
2,5%
6,1%
5,3%
4,8%
2,1%
1,4%
6,5%
5,7%
Werk onbekend
Total
52
Z- en M Kennemerland
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
3. Geboorteland ouders van kinderen geboren in 2011 Moeder Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
78
10
3
45
1
6
3
1
7
2
3.873
451
125
1.844
19
407
201
141
578
107
78,8%
76,1%
88,0%
75,2%
84,2%
77,4%
86,6%
92,9%
84,1%
85,0%
Westers (m.u.v. Nederland)
7,4%
8,2%
6,4%
8,9%
5,3%
6,1%
7,0%
2,1%
4,5%
6,5%
Suriname
0,4%
0,4%
0,0%
0,3%
0,0%
1,0%
0,0%
1,4%
0,3%
0,9%
Nederlandse Antillen
0,3%
0,0%
0,0%
0,5%
0,0%
0,2%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Marokko
3,2%
1,3%
0,0%
5,5%
0,0%
0,7%
1,5%
0,0%
1,4%
1,9%
Turkije
2,3%
4,9%
0,0%
2,5%
0,0%
2,2%
0,0%
0,0%
1,9%
0,0%
Niet-Westers overig
7,6%
9,1%
5,6%
7,0%
10,5%
12,3%
5,0%
3,5%
7,8%
5,6%
Geboorteland onbekend Totaal met bekend geboorteland (100%) Nederland
2 0 1 1
Vader Totaal
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.895
457
127
1.858
20
405
202
142
577
107
62
10
2
37
1
4
2
1
4
1
3.833
447
125
1.821
19
401
200
141
573
106
80,0%
75,4%
84,8%
75,9%
84,2%
81,3%
88,0%
98,6%
86,4%
83,0%
Westers (m.u.v. Nederland)
5,3%
6,7%
10,4%
5,9%
15,8%
3,7%
5,5%
0,7%
2,4%
8,5%
Suriname
1,1%
1,3%
0,0%
1,6%
0,0%
0,5%
0,0%
0,7%
0,5%
0,9%
Nederlandse Antillen
0,6%
0,4%
0,8%
0,9%
0,0%
0,2%
1,0%
0,0%
0,0%
0,9%
Marokko
3,7%
1,8%
0,8%
6,2%
0,0%
1,0%
2,0%
0,0%
1,9%
1,9%
Turkije
2,7%
5,4%
0,8%
3,2%
0,0%
3,5%
0,0%
0,0%
1,0%
0,0%
Niet-Westers overig
6,6%
8,9%
2,4%
6,3%
0,0%
9,7%
3,5%
0,0%
7,7%
4,7%
Geboorteland onbekend Totaal met bekend geboorteland (100%) Nederland
53
Z- en M Kennemerland
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
4. Opleiding ouders van kinderen geboren in 2011 MOEDER Totaal
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
103
10
4
54
1
9
10
1
10
3
Totaal met bekende opleiding (100%)
3848
451
124
1835
19
404
194
141
575
106
Geen
1,5%
2,4%
0,8%
1,7%
0,0%
1,0%
1,0%
0,0%
1,0%
0,0%
Basisonderwijs
4,1%
5,5%
1,6%
4,5%
0,0%
4,2%
0,0%
0,0%
5,7%
0,0%
Lager of voorbereidend beroepsonderwijs
5,1%
8,2%
2,4%
4,1%
0,0%
5,7%
1,5%
1,4%
8,0%
5,7%
Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs
7,1%
7,5%
1,6%
5,8%
21,1%
7,4%
3,6%
5,0%
12,0%
14,2%
27,4%
41,9%
18,5%
21,0%
26,3%
35,4%
10,8%
40,4%
35,3%
27,4%
4,6%
1,8%
7,3%
4,3%
0,0%
2,5%
6,2%
2,8%
8,2%
6,6%
Hoger beroepsonderwijs
29,9%
24,2%
26,6%
32,3%
47,4%
32,9%
36,1%
41,1%
19,0%
35,8%
Wetenschappelijk onderwijs
19,4%
6,2%
40,3%
25,4%
5,3%
10,1%
40,7%
9,2%
9,9%
10,4%
Anders
0,9%
2,2%
0,8%
0,8%
0,0%
0,7%
0,0%
0,0%
0,9%
0,0%
Wil geen registratie
0,0%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Opleiding onbekend
MBO en beroepbegeleidend onderwijs HAVO/VWO
VADER Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.895
457
127
1.858
20
405
202
142
577
107
166
18
5
94
2
11
13
2
18
3
Totaal met bekende opleiding (100%)
3729
439
122
1764
18
394
189
140
559
104
Geen
0,9%
1,1%
0,8%
1,1%
0,0%
1,0%
0,0%
0,0%
0,5%
1,0%
Basisonderwijs
3,3%
4,6%
0,8%
3,7%
0,0%
2,8%
0,5%
0,7%
3,8%
3,8%
Lager of voorbereidend beroepsonderwijs
8,1%
11,4%
4,1%
6,2%
0,0%
11,2%
1,1%
2,1%
13,6%
10,6%
Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs
6,8%
7,5%
4,9%
5,3%
0,0%
6,9%
2,6%
5,0%
13,1%
9,6%
27,6%
43,3%
10,7%
20,7%
50,0%
36,3%
12,7%
44,3%
35,2%
24,0%
Opleiding onbekend
MBO en beroepbegeleidend onderwijs HAVO/VWO
54
Z- en M Kennemerland
4,5%
2,5%
6,6%
4,0%
5,6%
2,8%
5,8%
5,0%
8,8%
1,0%
Hoger beroepsonderwijs
27,8%
22,1%
31,1%
31,6%
38,9%
27,2%
31,2%
28,6%
16,6%
37,5%
Wetenschappelijk onderwijs
20,0%
5,7%
41,0%
26,2%
5,6%
11,2%
45,5%
14,3%
7,7%
12,5%
Anders
0,9%
1,8%
0,0%
1,1%
0,0%
0,8%
0,5%
0,0%
0,7%
0,0%
Wil geen registratie
0,0%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
5. Talen die ouders met kind spreken (kinderen geboren in 2011) MOEDERS Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
K e nne m e r l and
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
91
10
4
51
1
7
3
1
11
3
3.860
451
124
1.838
19
406
201
141
574
106
Andere taal
9,6%
10,0%
5,6%
12,7%
5,3%
9,4%
5,0%
0,7%
5,2%
4,7%
Nederlands
78,9%
74,7%
90,3%
75,2%
84,2%
77,3%
87,1%
95,7%
83,8%
87,7%
Nederlands en andere taal
11,5%
15,3%
4,0%
12,1%
10,5%
13,3%
8,0%
3,5%
11,0%
7,5%
Taal onbekend Totaal met bekende taal (100%)
Jaar v e r s l ag
VADERS Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
2 0 1 1
3.895
457
127
1.858
20
405
202
142
577
107
107
13
6
59
1
6
3
1
11
7
3.788
444
121
1.799
19
399
199
141
566
100
Andere taal
7,6%
7,2%
5,0%
10,3%
10,5%
6,3%
5,0%
0,0%
3,9%
3,0%
Nederlands
80,6%
74,5%
87,6%
77,9%
78,9%
78,7%
90,5%
98,6%
85,3%
84,0%
Nederlands en andere taal
11,9%
18,2%
7,4%
11,8%
10,5%
15,0%
4,5%
1,4%
10,8%
13,0%
Taal onbekend Totaal met bekende taal (100%)
6. Alcohol tijdens zwangerschap Z- en M Kennemerland Totaal
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.951
451
128
1.889
20
413
204
142
585
109
109
13
4
60
1
11
6
1
10
3
Alcoholgebruik tijdens zwangerschap bekend (100%)
3842
438
124
1829
19
402
198
141
575
106
1 of minder eenheden per week
0,7%
0,5%
0,8%
0,8%
0,0%
0,0%
2,5%
0,0%
0,2%
0,9%
2 tot en met 7 eenheden per week
0,1%
0,2%
0,0%
0,1%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Wel eens alcohol gedronken
5,2%
1,4%
11,3%
6,2%
5,3%
2,2%
15,2%
0,0%
2,4%
10,4%
94,1%
97,9%
87,9%
92,9%
94,7%
97,8%
82,3%
100,0%
97,4%
88,7%
Alcoholgebruik tijdens zwangerschap onbekend
Nee, geen alcoholgebruik
55
Beverwijk
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
7. Roken tijdens zwangerschap Z- en M Kennemerland Totaal Roken tijdens zwangerschap onbekend
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
109
12
4
61
1
11
7
1
10
2
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
Roken tijdens zwangerschap bekend (100%)
3842
449
124
1828
19
402
197
141
575
107
Ja, maar gestopt
3,4%
2,9%
1,6%
3,0%
0,0%
3,2%
2,5%
1,4%
5,0%
12,1%
Ja, dagelijks
7,0%
10,2%
4,8%
6,1%
10,5%
5,5%
3,6%
2,8%
10,8%
6,5%
Ja niet dagelijks
1,2%
1,6%
1,6%
1,1%
0,0%
1,2%
1,0%
0,0%
1,6%
0,9%
88,4%
85,3%
91,9%
89,8%
89,5%
90,0%
92,9%
95,7%
82,6%
80,4%
Nee
8. Melkvoeding op geboortedag kinderen geboren in 2011
2 0 1 1
Z- en M Kennemerland Totaal Melkvoeding op geboortedag onbekend
56
Beverwijk
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
110
11
5
55
1
7
4
1
13
13
Melkvoeding op geboortedag bekend (100%)
3841
450
123
1834
19
406
200
141
572
96
Anders
0,7%
0,4%
0,0%
0,8%
0,0%
0,7%
0,0%
0,7%
1,0%
1,0%
Kunstvoeding
19,5%
23,6%
17,1%
15,6%
31,6%
24,6%
19,0%
18,4%
25,9%
17,7%
Gemengde voeding
11,8%
7,1%
13,0%
13,5%
5,3%
13,1%
18,0%
8,5%
7,3%
12,5%
Borstvoeding zonder bijvoeding
68,0%
68,9%
69,9%
70,0%
63,2%
61,6%
63,0%
72,3%
65,7%
68,8%
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
9. Borstvoeding (kinderen geboren 1-6-2010 en 1-6-2011) Beverwijk
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
Geboortedag
65,6%
62,6%
66,2%
67,1%
63,2%
65,8%
72,3%
63,5%
64,2%
14 dagen (marge 10 tot 21 dagen)
60,8%
52,7%
64,8%
64,8%
57,9%
69,8%
62,6%
53,6%
57,4%
1 maand (marge 3 tot 7 weken)
52,9%
40,6%
54,8%
59,4%
46,2%
61,3%
51,3%
45,0%
49,5%
2 maanden (marge 7 tot 11 weken)
40,6%
29,1%
48,1%
46,0%
36,7%
50,0%
35,6%
34,4%
30,8%
3 maanden (marge 11 tot 15 weken)
30,9%
22,0%
38,4%
36,2%
26,1%
29,8%
25,2%
25,7%
29,7%
4 maanden (marge 15 tot 23 weken)
22,2%
17,5%
25,4%
25,8%
21,6%
22,5%
16,3%
17,3%
16,8%
6 maanden (marge 23 tot 29 weken)
10,0%
7,5%
10,6%
11,4%
5,8%
12,2%
7,3%
8,2%
18,9%
10. Fysiek milieu
2 0 1 1
Z- en M Kennemerland Totaal
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
267
17
11
147
2
24
11
5
46
4
Totaal met gegevens over fysiek milieu (100%)
3.684
444
117
1.742
18
389
193
137
539
105
Geen bijzonderheden
83,9%
89,9%
75,2%
80,8%
72,2%
91,8%
79,8%
83,9%
84,8%
97,1%
Onveilige buurt (criminaliteit, drugsoverlast)
0,8%
1,6%
0,9%
0,8%
0,0%
0,5%
0,0%
0,0%
0,9%
0,0%
Onveilige buurt (criminaliteit, drugsoverlast), Weinig/geen speelgelegenheid
0,2%
0,2%
0,0%
0,3%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Open water in buurt
4,5%
1,1%
6,0%
4,3%
22,2%
4,4%
9,3%
10,9%
4,1%
1,9%
Open water in buurt, Weinig/geen speelgelegenheid
0,1%
0,0%
0,0%
0,2%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
1,0%
Veel verkeer in buurt
6,7%
3,6%
9,4%
8,1%
0,0%
1,0%
9,3%
2,9%
9,5%
0,0%
Veel verkeer in buurt, Onveilige buurt (criminaliteit, drugsoverlast)
0,2%
0,2%
0,0%
0,3%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Veel verkeer in buurt, Open water in buurt
1,4%
0,2%
6,0%
2,2%
0,0%
0,0%
0,5%
0,7%
0,2%
0,0%
Veel verkeer in buurt, Open water in buurt, Weinig/geen speelgelegenheid
0,1%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Veel verkeer in buurt, Weinig/geen speelgelegenheid
0,7%
1,4%
0,0%
0,8%
0,0%
0,8%
0,5%
1,5%
0,2%
0,0%
Weinig/geen speelgelegenheid
1,5%
1,8%
2,6%
2,1%
5,6%
1,5%
0,5%
0,0%
0,4%
0,0%
Gegevens over fysiek milieu onbekend
57
B'daal
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
58
11. Gebruik voorschoolse voorzieningen Kinderen geboren in 2011 Totaal Gebruik voorschoolse voorzieningen onbekend
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
98
10
4
56
1
8
3
1
13
2
Totaal gebruik voorschoolse voorzieningen bekend (100%)
3.853
451
124
1.833
19
405
201
141
572
107
Maakt gebruik
68,7%
66,1%
74,2%
70,0%
73,7%
60,5%
75,6%
79,4%
66,6%
65,4%
Maakt geen gebruik
31,3%
33,9%
25,8%
30,0%
26,3%
39,5%
24,4%
20,6%
33,4%
34,6%
Au pair
0,4%
0,2%
4,0%
0,3%
0,0%
0,2%
1,0%
0,0%
0,2%
0,0%
Gastouder
6,2%
11,5%
4,8%
5,0%
0,0%
9,1%
5,0%
7,1%
5,2%
1,9%
Informele oppas
35,1%
44,6%
25,0%
26,5%
47,4%
49,1%
25,4%
59,6%
44,1%
36,4%
KDV
42,8%
25,7%
52,4%
49,6%
31,6%
33,1%
67,2%
47,5%
30,2%
42,1%
0,1%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
0,2%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
MKD
Kinderen geboren in 2010
Beverwijk
B'daal
Haarlem
4.235
465
170
2.038
38
1
5
21
Totaal gebruik voorschoolse voorzieningen bekend (100%)
4.197
464
165
2.017
Maakt gebruik
78,8%
71,3%
84,2%
Maakt geen gebruik
21,2%
28,7%
Jaar v e r s l ag
Totaal
Z- en M Kennemerland
K e nne m e r l and
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
11. Gebruik voorschoolse voorzieningen (vervolg)
Au pair
0,7%
Doet mee VVE
Heemstede
Uitgeest
2 0 1 1
3
19
382
239
140
655
116
79,0%
84,2%
75,1%
87,0%
83,6%
81,1%
73,3%
15,8%
21,0%
15,8%
24,9%
13,0%
16,4%
18,9%
26,7%
0,0%
4,8%
0,6%
0,0%
0,0%
2,1%
0,0%
0,9%
0,0%
0,2%
0,2%
0,0%
0,2%
0,0%
0,3%
0,0%
0,0%
0,2%
0,0%
Voorschools project
0,0%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Gastouder
6,9%
11,9%
3,6%
6,1%
5,3%
9,9%
4,6%
5,7%
6,9%
0,9%
37,2%
45,5%
21,2%
30,3%
26,3%
50,3%
27,6%
49,3%
48,9%
44,0%
2,5%
3,0%
7,9%
2,1%
10,5%
1,8%
1,3%
0,0%
3,7%
1,7%
KDV MKD
49,9% 0,2%
30,8% 0,0%
65,5% 0,0%
55,9% 0,1%
52,6% 0,0%
31,4% 0,5%
69,9% 0,0%
660
Zandvoort
3
Informele oppas
140
Velsen
242
Gebruik voorschoolse voorzieningen onbekend
19
Heemskerk 385
PSZ
59
H'liede
116
5
55,7% 0,7%
44,6% 0,2%
41,4% 0,0%
Kinderen geboren in 2009
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
487
192
1.979
30
395
316
49
4
3
28
1
2
5
Totaal gebruik voorschoolse voorzieningen bekend (100%)
4.271
483
189
1.951
29
393
311
92,2%
90,7%
96,3%
91,5%
100,0%
92,9%
Maakt geen gebruik
7,8%
9,3%
3,7%
8,5%
0,0%
Au pair
0,8%
0,2%
5,3%
0,6%
Doet mee VVE
2,3%
4,6%
0,5%
Voorschools project
1,0%
0,8%
Gastouder
7,0%
Informele oppas
2 0 1 1
4.320
Jaar v e r s l ag
Totaal
Z- en M Kennemerland
K e nne m e r l and
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
11. Gebruik voorschoolse voorzieningen (vervolg)
60
Uitgeest
Zandvoort
629
150
5
1
142
624
149
98,1%
93,7%
91,8%
85,2%
7,1%
1,9%
6,3%
8,2%
14,8%
0,0%
0,3%
2,6%
0,7%
0,3%
0,7%
2,5%
0,0%
3,1%
0,3%
1,4%
1,8%
2,0%
0,5%
1,4%
0,0%
0,3%
0,3%
0,0%
1,1%
0,7%
11,0%
2,6%
5,5%
3,4%
11,2%
7,1%
13,4%
6,6%
5,4%
38,1%
44,9%
34,9%
30,5%
48,3%
55,2%
32,5%
55,6%
44,9%
38,3%
PSZ
21,1%
27,3%
29,1%
20,2%
24,1%
21,1%
18,6%
6,3%
17,6%
36,2%
KDV
52,0%
34,2%
66,7%
60,3%
51,7%
35,4%
69,8%
50,0%
39,7%
41,6%
MKD
0,4%
0,2%
0,5%
0,4%
0,0%
0,0%
0,6%
0,7%
0,5%
0,7%
Gebruik voorschoolse voorzieningen onbekend
Maakt gebruik
142
Velsen
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
11. Gebruik voorschoolse voorzieningen (vervolg) Kinderen geboren in 2008 Totaal Gebruik voorschoolse voorzieningen onbekend
Z- en M Kennemerland 3.969
Beverwijk 455
B'daal 174
8
Haarlem 1.678
H'liede 30
Heemskerk 407
Heemstede 302
Uitgeest 142
6
Velsen
Zandvoort
653
128
1
1
3.961
455
174
1.672
30
407
302
142
652
127
97,3%
96,3%
99,4%
97,4%
96,7%
95,3%
99,3%
95,8%
98,2%
94,5%
Maakt geen gebruik
2,7%
3,7%
0,6%
2,6%
3,3%
4,7%
0,7%
4,2%
1,8%
5,5%
Jaar v e r s l ag
Au pair
0,9%
0,4%
4,6%
0,3%
0,0%
1,0%
3,6%
0,7%
0,2%
2,4%
Doet mee VVE
7,2%
12,7%
0,6%
5,1%
0,0%
12,3%
0,3%
2,8%
13,2%
0,0%
Voorschools project
1,2%
0,9%
0,6%
1,7%
0,0%
0,7%
0,0%
0,7%
1,1%
0,8%
Gastouder
7,0%
12,7%
5,2%
5,5%
0,0%
8,4%
7,0%
12,7%
6,7%
0,8%
Informele oppas
38,4%
47,0%
30,5%
30,5%
30,0%
53,3%
30,5%
54,9%
46,9%
33,1%
PSZ
40,9%
50,5%
50,6%
34,2%
26,7%
44,5%
37,1%
35,2%
46,0%
64,6%
KDV
52,4%
34,1%
63,8%
60,6%
60,0%
37,1%
68,9%
54,2%
42,5%
49,6%
MKD
0,5%
0,2%
0,0%
0,6%
0,0%
0,5%
0,0%
1,4%
0,5%
1,6%
2 0 1 1
K e nne m e r l and
Totaal gebruik voorschoolse voorzieningen bekend (100%)
61
Maakt gebruik
Kinderen geboren in 2007
Beverwijk
B'daal
Haarlem
4.116
459
207
1.747
74
6
7
39
Totaal gebruik voorschoolse voorzieningen bekend (100%)
4.042
453
200
1.708
Maakt gebruik
97,7%
98,5%
99,0%
Maakt geen gebruik
2,3%
1,5%
Jaar v e r s l ag
Totaal
Z- en M Kennemerland
K e nne m e r l and
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
11. Gebruik voorschoolse voorzieningen (vervolg)
Au pair
1,0%
Doet mee VVE
2 0 1 1
62
H'liede
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
410
316
159
637
154
1
6
2
10
3
27
409
310
157
627
151
97,1%
96,3%
98,3%
98,7%
97,5%
97,8%
97,4%
1,0%
2,9%
3,7%
1,7%
1,3%
2,5%
2,2%
2,6%
0,4%
4,5%
0,6%
0,0%
0,5%
1,9%
0,6%
1,0%
1,3%
9,3%
16,1%
1,0%
7,0%
3,7%
12,0%
0,0%
0,6%
19,1%
6,6%
Voorschools project
2,1%
2,6%
0,0%
2,5%
0,0%
0,7%
0,0%
1,3%
1,9%
9,3%
Gastouder
6,5%
10,8%
3,5%
6,4%
0,0%
8,6%
4,2%
8,9%
5,4%
2,0%
Informele oppas
37,8%
44,2%
27,5%
30,9%
44,4%
49,4%
28,4%
58,0%
46,4%
41,1%
PSZ
49,0%
60,3%
58,5%
42,2%
40,7%
56,0%
42,3%
38,9%
52,2%
73,5%
KDV
50,5%
36,0%
70,0%
55,0%
55,6%
35,7%
69,7%
55,4%
43,2%
43,0%
MKD
0,7%
0,4%
0,0%
0,7%
3,7%
0,5%
1,0%
1,3%
1,0%
1,3%
Gebruik voorschoolse voorzieningen onbekend
27
Heemskerk
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
12. Overgewicht Jongens geboren in 2009 Totaal
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
K e nne m e r l and
2.148
247
97
969
17
204
158
70
307
79
577
75
28
259
5
56
39
15
78
22
Totaal bekend overgewicht (100%)
1.571
172
69
710
12
148
119
55
229
57
Overgewicht
5,6%
4,1%
2,9%
6,8%
0,0%
4,7%
7,6%
3,6%
3,9%
7,0%
Obesitas
1,0%
1,2%
0,0%
1,0%
0,0%
2,0%
0,0%
0,0%
1,7%
0,0%
Overgewicht onbekend
Jaar v e r s l ag
Meisjes geboren in 2009 Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
2 0 1 1
2.172
240
95
1.010
13
191
158
72
322
71
528
41
24
251
2
45
36
15
95
19
1.644
199
71
759
11
146
122
57
227
52
Overgewicht
6,1%
4,5%
1,4%
7,6%
0,0%
6,8%
4,9%
5,3%
4,4%
5,8%
Obesitas
0,7%
1,0%
0,0%
1,1%
0,0%
1,4%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Overgewicht onbekend Totaal bekend overgewicht (100%)
Jongens geboren in 2008 Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
2.052
237
93
846
14
220
152
78
342
70
41
4
1
21
0
6
1
1
6
1
Totaal bekend overgewicht (100%)
2.011
233
92
825
14
214
151
77
336
69
Overgewicht
5,2%
6,4%
1,1%
5,2%
0,0%
4,7%
4,6%
0,0%
7,1%
7,2%
Obesitas
0,4%
0,0%
0,0%
0,5%
0,0%
0,5%
0,7%
0,0%
0,6%
0,0%
Overgewicht onbekend
Meisjes geboren in 2008 Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
1.917
218
81
832
16
187
150
64
311
58
35
3
1
21
0
2
2
0
5
1
Totaal bekend overgewicht (100%)
1.882
215
80
811
16
185
148
64
306
57
Overgewicht
6,5%
3,7%
6,3%
8,4%
6,3%
7,0%
1,4%
10,9%
5,2%
3,5%
Obesitas
0,9%
0,9%
0,0%
0,7%
0,0%
1,1%
0,0%
0,0%
1,6%
1,8%
Overgewicht onbekend
63
Z- en M Kennemerland
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
64
12. Overgewicht (vervolg) Jongens geboren in 2007 Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
2.159
236
114
915
8
216
167
86
348
69
67
3
5
37
0
3
3
2
9
5
Totaal bekend overgewicht (100%)
2.092
233
109
878
8
213
164
84
339
64
Overgewicht
5,2%
5,6%
1,8%
6,8%
0,0%
3,8%
3,7%
6,0%
4,1%
0,0%
Obesitas
1,3%
1,3%
0,0%
1,1%
0,0%
1,9%
0,0%
2,4%
1,5%
6,3%
Overgewicht onbekend
Meisjes geboren in 2007 Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
1.957
223
93
832
19
194
149
73
289
85
63
9
5
23
0
4
5
3
13
1
1.894
214
88
809
19
190
144
70
276
84
Overgewicht
7,6%
7,5%
8,0%
8,4%
5,3%
9,5%
3,5%
4,3%
5,4%
11,9%
Obesitas
1,1%
0,0%
0,0%
1,6%
0,0%
1,6%
1,4%
0,0%
0,7%
0,0%
Overgewicht onbekend Totaal bekend overgewicht (100%)
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
13. Zittingen en consulten in 2011
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Aantal zittingen door jeugdarts
Aantal consulten door jeugdarts
BEVERWIJK
379
3.387
348
2.794
UITGEEST
108
940
103
916
HEEMSKERK
290
2.610
272
2.515
VELSEN
468
3.975
453
3.827
48
392
48
401
- IJmuiden
243
2.065
221
1.874
- Velserbroek
177
1.518
184
1.552
BLOEMENDAAL
46
425
45
350
1.403
12.115
1.341
10.946
- P.C. Hooftstraat
219
1.849
215
1.717
- Colensostraat
321
2.910
310
2.557
- Amsterdamstraat
321
2.715
304
2.517
- Koppestokstraat
241
2.112
227
1.868
- Schalkwijk
301
2.529
285
2.287
HEEMSTEDE
295
2.367
289
2.288
ZANDVOORt
110
865
110
758
3.201
27.550
3.050
25.194
Beverwijk
13
65
13
54
IJmuiden
13
62
13
61
P.C. Hooftstraat
10
42
11
37
Koppestokstraat
13
68
13
54
Schalkwijk
13
61
13
59
Heemstede
13
51
13
49
TOTAAL
75
349
76
314
CB-locatie
- Velsen-Noord
HAARLEM
TOTAAL
Aantal zittingen door Aantal consulten door JGZ-verpleegkundige JGZ-verpleegkundige
AVONDBUREAUS
65
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
14. Reden verwijzing Reden verwijzing
Kinderen geboren in 2007
2008
2009
2010
Achterstand spraaktaalontwikkeling moedertaal
2
31
25
3
Achterstand spraaktaalontwikkeling Nederlands (2e taal)
2
5
3
Bewegingsapparaat
6
5
5
2011
2
16
1
9
Bloed
19
28
23
31
17
Jaar v e r s l ag
14
K e nne m e r l and
9
Hart en vaten
3
20
18
24
33
Heupen
1
2
6
223
756
5
2
15
27
7
5
Buik
1
1
Gedragsproblematiek
4
3
3
Groei
Huid Longen
2 0 1 1
Mond
2
5
8
7
16
Motoriek
6
8
27
175
250
Neurologisch
1
1
6
8
Niet
2
5
3
1
33
36
70
35
6
2
Ogen
34
Onvoldoende score GM-SNEL Onvoldoende score VTO taal
1
5
46
Opvoedingsproblematiek
2
2
1
1
Oren
4
6
9
6
2
4
1
3
13
1
3
2
13
1
15
26
21
16
19
11
Overig Problematiek ouder(s)
1
SMI Kinderopvang
1
14
14
25
40
4
1
5
4
742
387
3
5
5
3
Spraakstoornis Urogenitaal Visus Voedingsstoornissen Voedselallergie VVE indicatie
66
3
1 38
155
261
81
1
Totaal
900
779
511
738
1.262
Aantal kinderen
852
716
459
644
1.113
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
15. Meertalig opvoeden kinderen geboren in 2011 Z- en M Kennemerland Totaal
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
102
10
6
61
1
6
4
1
10
3
Totaal bekend meertalig opvoeden (100%)
3.849
451
122
1.828
19
407
200
141
575
106
Ja, simultaan
19,0%
23,9%
13,1%
21,6%
10,5%
19,7%
11,0%
5,7%
15,3%
12,3%
Ja, successief
5,2%
4,7%
4,1%
6,0%
5,3%
7,4%
2,5%
0,0%
4,0%
3,8%
75,8%
71,4%
82,8%
72,4%
84,2%
73,0%
86,5%
94,3%
80,7%
84,0%
Onbekend of er meertalig wordt opgevoed
Nee
16. Vaccinatiegraad Kinderen geboren in
2 0 1 1
67
Beverwijk
Beverwijk
Bloemendaal
Haarlem
H’liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
DKTP basisimmuniteit
2008
94,6%
91,1%
93,4%
97,9%
96,4%
94,4%
96,5%
95,2%
94,6%
Hib
2008
95,5%
93,3%
94,0%
97,9%
97,1%
96,7%
97,9%
96,5%
96,2%
Pneumokokken
2008
93,7%
89,9%
91,6%
95,7%
95,6%
95,0%
95,1%
94,4%
96,2%
BMR
2008
94,6%
93,3%
93,5%
95,7%
97,1%
95,0%
97,2%
96,1%
97,7%
Meningokok C
2008
95,1%
94,4%
94,2%
95,7%
97,1%
95,0%
97,2%
95,9%
97,7%
DKTP 4 jarigen
2005
93,0%
91,4%
89,1%
98,1%
93,5%
90,9%
94,0%
90,9%
89,7%
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
17. Roken in huis kinderen geboren in 2011 Z- en M Kennemerland Totaal
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
K e nne m e r l and
3.951
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
106
10
6
60
1
9
6
2
10
2
Totaal bekend in huis roken (100%)
3.845
451
122
1.829
19
404
198
140
575
107
Er wordt in huis gerookt
6,3%
6,0%
3,3%
7,8%
5,3%
3,2%
1,5%
5,0%
6,8%
5,6%
93,7%
94,0%
96,7%
92,2%
94,7%
96,8%
98,5%
95,0%
93,2%
94,4%
Onbekend of er in huis wordt gerookt
Er wordt niet in huis gerookt
Jaar v e r s l ag
18. Slaaphouding kinderen geboren in 2011 Z- en M Kennemerland
2 0 1 1
Totaal Slaaphouding onbekend Totaal met bekende slaaphouding Bijzonderheden slaaphouding Geen bijzonderheden slaaphouding
68
Beverwijk
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.953
461
128
1.889
20
413
204
142
585
109
119
10
5
65
1
8
9
3
14
2
3.834
451
123
1.824
19
405
195
139
571
107
9,9%
11,1%
6,5%
10,5%
10,5%
12,8%
6,2%
10,8%
6,3%
11,2%
90,1%
88,9%
93,5%
89,5%
89,5%
87,2%
93,8%
89,2%
93,7%
88,8%
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
19. Tandenpoetsen Kinderen geboren in 2009 Totaal
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
4.320
487
192
1.979
30
395
316
142
629
150
113
7
7
60
4
3
7
2
18
5
4.207
480
185
1.919
26
392
309
140
611
145
1 maal per dag
43,0%
60,6%
44,3%
39,6%
50,0%
39,0%
27,2%
39,3%
48,1%
54,5%
2 maal per dag of vaker
56,3%
37,5%
55,1%
59,9%
50,0%
59,9%
72,5%
60,0%
51,4%
44,8%
Niet elke dag
0,5%
1,3%
0,5%
0,4%
0,0%
0,3%
0,3%
0,0%
0,2%
0,7%
Nooit
0,3%
0,6%
0,0%
0,1%
0,0%
0,8%
0,0%
0,7%
0,3%
0,0%
Tanden poetsen onbekend Totaal bekend tanden poetsen (100%)
Kinderen geboren in 2008
2 0 1 1
Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
3.969
455
174
1.678
30
407
302
142
653
128
29
2
1
17
0
2
0
2
3
2
Totaal bekend tanden poetsen (100%)
3.940
453
173
1.661
30
405
302
140
650
126
1 maal per dag
19,8%
37,7%
25,4%
18,2%
26,7%
17,0%
7,6%
8,6%
20,0%
17,5%
2 maal per dag of vaker
79,6%
60,7%
73,4%
81,2%
73,3%
82,7%
92,1%
91,4%
79,7%
82,5%
Niet elke dag
0,5%
1,5%
0,6%
0,4%
0,0%
0,0%
0,3%
0,0%
0,3%
0,0%
Nooit
0,1%
0,0%
0,6%
0,1%
0,0%
0,2%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Tanden poetsen onbekend
Kinderen geboren in 2007 Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
4.116
459
207
1.747
27
410
316
159
637
154
98
7
11
49
0
1
8
3
15
4
Totaal bekend tanden poetsen (100%)
4.018
452
196
1.698
27
409
308
156
622
150
1 maal per dag
18,4%
35,4%
20,4%
17,3%
22,2%
6,6%
8,8%
8,3%
23,8%
17,3%
2 maal per dag of vaker
81,1%
63,9%
79,6%
82,2%
77,8%
93,2%
91,2%
91,0%
75,7%
82,0%
Niet elke dag
0,2%
0,4%
0,0%
0,2%
0,0%
0,0%
0,0%
0,6%
0,3%
0,7%
Nooit
0,2%
0,2%
0,0%
0,2%
0,0%
0,2%
0,0%
0,0%
0,2%
0,0%
Tanden poetsen onbekend
69
Z- en M Kennemerland
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
20. Tandartsbezoek Kinderen geboren in 2008 Totaal
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag
3.969
455
174
1.678
30
407
302
142
653
128
915
100
33
499
6
85
11
14
133
34
Totaal bekend tandarts bezoek (100%)
3.054
355
141
1.179
24
322
291
128
520
94
1 x per jaar
67,2%
65,4%
70,2%
61,0%
66,7%
72,7%
66,0%
82,0%
73,3%
79,8%
0,7%
0,3%
0,0%
0,8%
4,2%
0,6%
1,0%
0,0%
0,4%
3,2%
32,0%
34,4%
29,8%
38,1%
29,2%
26,7%
33,0%
18,0%
26,3%
17,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Tandarts bezoek onbekend
Geen controle Nog geen controle Onduidelijk
Kinderen geboren in 2007
2 0 1 1
Totaal
Z- en M Kennemerland
Beverwijk
B'daal
Haarlem
H'liede
Heemskerk
Heemstede
Uitgeest
Velsen
Zandvoort
4.116
459
207
1.747
27
410
316
159
637
154
545
41
25
334
2
24
15
14
77
13
Totaal bekend tandarts bezoek (100%)
3.571
418
182
1.413
25
386
301
145
560
141
1 x per jaar
81,0%
78,9%
80,2%
78,6%
84,0%
82,1%
78,7%
86,9%
87,0%
84,4%
0,6%
1,0%
0,5%
0,9%
4,0%
0,8%
0,0%
0,7%
0,0%
0,0%
18,1%
20,1%
19,2%
20,2%
12,0%
16,8%
20,9%
12,4%
12,9%
15,6%
0,2%
0,0%
0,0%
0,3%
0,0%
0,3%
0,3%
0,0%
0,2%
0,0%
Tandarts bezoek onbekend
Geen controle Nog geen controle Onduidelijk
70
Z- en M Kennemerland
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
21. Reden opvoedingsondersteuning Reden opvoedingsondersteuning Achterstand moedertaal Achterstand taalverwerving Nederlands (2e taal)
Kinderen geboren in 2008
2009
2010
4
48
125
10
13
26
24
2
2
67
2
1
23
24
50
Begeleiding voedselallergie
K e nne m e r l and
Bewegen
2
Borstvoeding
187
1
1
4
60
392
452
Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Drift en koppigheid
23
61
66
30
1
181
Eten
10
29
41
36
3
119
Gedrag
95
181
169
75
9
529
1
14
15
2
32
159
193
4
49
Hechting Huilen Ontwikkeling
4
15
13
13
Overgewicht
34
54
65
9
Slapen
19
68
139
335
171
732
4
3
1
1
9
16
35
Spelen Voeding overig
13
Voeding zuigeling (geen BV) Zindelijkheid
33
38
162
80
47
191
44
92
136 78
7
Zuigeling overig
59
181
240
Echtscheiding
11
20
12
10
6
59
Gezinsproblematiek overig
24
29
54
70
40
217
5
5
8
8
3
29
1
2
3
3
9
6
17
23
Huiselijk geweld Onveilige omgeving PPD Psychi(atr)ische problemen (ouder)
3
7
15
21
31
77
Sociaal
2
5
2
11
8
28
1
1
3
1
7
8
Verslaving (ouder)
1
Verstandelijke beperking (ouder) 9
13
9
10
13
54
Totaal interventies
302
623
794
952
1.230
3.901
Aantal kinderen
279
546
675
796
973
3.269
Zorgwekkende situatie
71
2011
Totaal
2007
J eu g dg ez ondhe i ds z or g
Locaties Jeugdgezondheidszorg Kennemerland
K e nne m e r l and
Hoofdkantoor Jeugdgezondheidszorg
Consultatiebureaus Haarlem
Kleermakerstraat 51A 1991 JL Velserbroek Telefoon 088 - 995 95 95
P.C. Hooftstraat 45 2026 XR Haarlem
Consultatiebureau Uitgeest
Jaar v e r s l ag
Graskamplaan 10 1911 LH Uitgeest
Consultatiebureau Heemskerk
2 0 1 1
Maltezerplein 27 1961 JC Heemskerk
Consultatiebureau Beverwijk Romerkerkweg 10 1942 EZ Beverwijk
Consultatiebureau Velsen-Noord Wijkerstraatweg 61A 1951 EB Velsen-Noord
Consultatiebureau IJmuiden Marktplein 1 1972 GA IJmuiden
Consultatiebureau Velserbroek Aletta Jacobsstraat 200-220 1991 PW Velserbroek
Alkmaar
Egmond a/d Hoef Egmond aan Zee
Heiloo EgmondBinnen
Colensostraat 11 2021 BA Haarlem
Limmen Akersloot
Amsterdamstraat 71 2032 PN Haarlem
Uitgeest
Koppestokstraat 87 2014 AN Haarlem
Heemskerk
Wormer Wormerveer
Beverwijk
Athenestraat 31 2034 EA Haarlem
Krommenie
Saendelft
Velsen-Noord
Zaandijk Assendelft Westzaan
Consultatiebureau Bloemendaal
IJmuiden Zaandam
Driehuis
Dennenweg 15A 2061 HW Bloemendaal
Santpoort-Noord
Consultatiebureau Zandvoort
Velserbroek
Spaarndam
Bloemendaal
Dr. Jac. P. Thijsseweg 24A 2041 BM Zandvoort
Haarlem
Consultatiebureau Heemstede
Zandvoort
Lieven de Keylaan 7 2101 VD Heemstede
Halfweg Amsterdam
Heemstede
Bennebroek Hoofddorp Hillegom
Nieuw Vennep Lisse
72
Aalsmeer
J eu g dg ez ondhe i ds z or g K e nne m e r l and Jaar v e r s l ag 2 0 1 1
Colofon Uitgave Jeugdgezondheidszorg Kennemerland Kleermakerstraat 51A, 1991 JL Velserbroek
Tekst Margaret Brouwer, Manager Riemke Rip, Stafarts
Redactie Wilma Lorist
Fotografie Fotostudio Arnold Bartman
Vormgeving/realisatie The KEY Agency, Amsterdam
73