Jemen: strijd om ‘hearts and minds’ Karima Bazi Al-Qaida op het Arabisch Schiereiland (AQAS) had al aanslagen op haar naam staan, maar kwam pas wereldwijd in het nieuws door de mislukte aanslag op een vlucht van Amsterdam naar Detroit op Eerste Kerstdag 2009. Een Nigeriaanse passagier, Umar Farouq Abdelmuttalab, trachtte explosief materiaal tot ontploffing te brengen vlak voor landing van het vliegtuig in Detroit. Hij zou in Jemen door leden van AQAS zijn getraind. Om te begrijpen hoe dit filiaal van Al-Qaida kon ontstaan en opereert, is inzicht noodzakelijk van de problematiek in deze regio in het algemeen en in Jemen in het bijzonder. In dit artikel schetst een analist van de NCTb de achtergronden. Jihadisme is in Jemen geen onbekend fenomeen. Het land heeft in het verleden vele rekruten geleverd voor de Afghaanse oorlogsstrijd tegen de Russen. Jemenieten bleven ook gedurende de jaren negentig onder leiding van Al-Qaida trainen in het Afghaanse gebied. In de Amerikaanse gevangenis voor terreurverdachten Guantanamo Bay vormen Jemenieten het grootste aandeel onder de gedetineerden. De relatie tussen de moedjahedien en de Jemenitische overheid is historisch ambigu van aard. President Ali Abdullah Saleh zette tijdens de burgeroorlog in 1994 de Afghanistanveteranen in tegen de socialistische separatisten in het zuiden. Het land stond tamelijk onverschillig tegenover Al-Qaida. Het bestaan van dit terroristische netwerk werd meer gezien als een ‘buitenlands’ probleem, voortvloeiend uit de oorlogen in Irak en Afghanistan. Bovendien zijn jihadistische strijdgroepen slechts één van de factoren die de stabiliteit van het land bedreigen. Voordat we dieper ingaan op de jihadistische beweging in Jemen, volgt eerst een korte schets van de belangrijkste politieke uitdagingen voor de Jemenitische staat. Jemen wordt door internationale instellingen aangeduid als een fragiele staat 1 en is het armste land binnen de Arabische wereld. Het land heeft een strategische ligging in het zuidelijke deel van het Arabisch Schiereiland. Ten westen ervan ligt de Rode Zee, en ten zuiden de Golf van Aden. Het land heeft een sterk groeiende bevolking. Sinds het begin van de twintigste eeuw is de bevolking verachtvoudigd; van minder dan 2,5 miljoen inwoners naar ruim 23 miljoen in 2008. De prognose is dat het aantal inwoners in 2035 nog eens zal zijn verdubbeld. De bevolking is zeer jong: meer dan de helft is onder de zestien jaar. De inflatie staat op 27 procent, de werkloosheid bedraagt 40 procent en meer dan de helft van de bevolking is analfabeet. Jemen heeft te kampen met een sterk verzwakkende economie die de interne politieke en sociale instabiliteit van het land doet toenemen. De oliesector is tanende. Zowel de productiecijfers als het prijsniveau gaan achteruit. Daarnaast staat het land voor grote ecologische problemen. De grondwaterspiegel daalt met twee meter per jaar. Wetenschappers voorspellen dat de hoofdstad Sanaa de eerste stad ter wereld zal worden zonder water. President Saleh is 32 jaar aan de macht. Hij is voor zijn machtsbasis sterk afhankelijk van tribale loyaliteit, met name van noordelijke stammen. De inkomsten van de olie-exploitatie heeft hij aangewend om een systeem van patronage en clientèle te onderhouden. Door
middel van het verdelen van oliegelden heeft de president de dreiging van oppositionele krachten kunnen neutraliseren en zich verzekerd van hun loyaliteit. De geslonken overheidsinkomsten hebben directe gevolgen voor de ‘appeasement’-strategie en zetten de verhoudingen tussen de overheid en samenleving op scherp; verhoudingen die toch al ernstig onder druk staan. Houthi rebellen In het noorden van Jemen is sinds 2004 met tussenpozen een oorlog gaande tussen de overheid en de zogenaamde Houthi rebellen. De rebellen staan onder leiding van Abdelmalik al-Houthi. Hij is de jongere broer van Hussein al-Houthi, de aanvoerder van de rebellen die in 2004 door het veiligheidsapparaat werd vermoord. Leden van de Houthi-clan behoren tot de Zaidi’s, een gematigde sjiitische sekte die dichter bij de soennitische islam staat dan andere stromingen binnen het sjiisme. De Zaidi’s vormen in Jemen een tribale minderheid die in het verleden vreedzaam heeft kunnen samenleven met de soennitische meerderheid van het land. De Houthi’s komen op voor het behoud van het Zaidi-Jemenitische erfgoed. Dit in het licht van de Saoedisch wahabitische bekeringsdrang in de provincie en vermeende achterstelling en verwaarlozing van de Zaidi-belangen vanuit de Jemenitische overheid. In augustus 2009 is het geweld in de noordelijke provincie Sa’da wederom opgelaaid. De Jemenitische overheid heeft met een militair offensief de opstand in de provincie hardhandig neergeslagen. Sinds het conflict in 2004 is opgelaaid, is het uitgebreid van de Houthi’s naar andere tribale stammen en belangengroepen die zich, als gevolg van het destructieve militaire optreden van de overheid, achter de opstandelingen hebben geschaard. De zes militaire offensieven die de overheid sinds 2004 heeft ondernomen lijken slechts te hebben geleid tot grote vluchtelingenstromen en een toename van verzet tegen de regering.2 Met het meest recente offensief lijkt de instabiliteit in het land alleen maar te zijn toegenomen. Zuidelijke separatisten Naast de onrust in de noordelijke regio, kent ook het zuiden van Jemen een oppositionele beweging. De zuidelijke oppositie is verenigd onder de naam al-haraka al-salmiyya lil Janub, of ‘vreedzame zuidelijke beweging’. De wortels van de grieven van deze beweging zijn terug te voeren op de moeizame unificatie van Noord en Zuid-Jemen in 1990 en de mislukte afscheiding tijdens de burgeroorlog in 1994. Centraal in het conflict staat de wens tot zelfbestuur in het zuiden en de vorming van een federaal constitutioneel systeem met een decentralisering van de macht. De oorlog in 1994 werd beslecht in het voordeel van president Saleh. Hij centraliseerde daarop de macht verder in eigen hand en gebruikt sindsdien de regionale en tribale tegenstellingen ter versterking van zijn positie.3 De historische grieven van het zuiden zijn voorts niet alleen gebaseerd op gepercipieerde politieke, maar ook op economische achterstelling ten opzichte van het noorden. De gebieden waar de olie-exploitatie plaatsvindt liggen binnen de grenzen van het voormalige Zuid-Jemen, maar deze regio zou niet evenredig delen in de opbrengst. De breed gedeelde perceptie is dat president Saleh, leden van zijn netwerk en het repressieve
veiligheidsapparaat profiteren van de inkomsten ten koste van de burgerbevolking in het zuiden. Toen de zuidelijke beweging in opkomst was, benadrukten de leiders dat gewelddadige confrontaties met het veiligheidsapparaat voorkomen moesten worden en men wilde voorkomen dat de beweging geassocieerd zou worden met de jihadisten van Al-Qaida of de Houthi’s in het noorden. Aanvankelijk leken de leden voornamelijk een vreedzame, emancipatoire agenda te voeren: gelijke rechten, werkgelegenheid en grotere zeggenschap in lokale aangelegenheden. De emancipatoire doestellingen worden echter steeds meer ingeruild voor een radicaler geluid: de oproep tot afscheiding en onafhankelijkheid van het noorden.4 De zuidelijke beweging is een decentraal georganiseerde, diffuse alliantie met diversiteit van opvattingen. Onder hen bevinden zich seculier georiënteerde figuren die terugverlangen naar de onafhankelijke Zuid-Jemenitische socialistische regering. De in ballingschap verblijvende leider van voormalig Zuid-Jemen, Ali Salem al-Beidh, is voor hen het boegbeeld. De separatisten zijn ook vertegenwoordigd onder de eerste generatie Afghanistanveteranen waarvan de voormalige zuidelijke bondgenoot van president Saleh, Tariq al-Fadli, de meest prominente figuur is. Al-Fadli heeft in de vroege jaren negentig, toen hij nog behoorde tot de machtskring van de president, bijgedragen aan het uitschakelen van de socialistische oppositie in het zuiden. Hij schaarde zich echter vanaf 2008 achter de separatisten. Dit toont aan dat vroegere vijanden zich in hun oppositie tegen de overheid met elkaar blijken te kunnen verzoenen. De aansluiting van al-Fadli bij de zuidelijke verzetsbeweging wordt door de Jemenitische autoriteiten aangegrepen om de angst aan te wakkeren voor een alliantie met Al-Qaida. Contacten tussen de beweging en de jihadisten zullen er zijn, maar het meest risicovol zijn deze relaties wanneer de grieven die ten grondslag liggen aan de maatschappelijke onrust in het zuiden niet constructief worden aangepakt. Wanneer dat niet of onvoldoende gebeurt, is een escalatie van de situatie, net als in 1994, een te vrezen toekomst. Al-Qaida op het Arabisch Schiereiland Poreuze grenzen, uitgestrekte gebieden waar de overheid schittert in afwezigheid en stammen die een gemene deler vinden in hun groeiende afkeer van de autoriteiten: Jemen biedt daarmee een welkom toevluchtsoord aan ‘umma’ georiënteerde jihadisten. Met name leden van het Al-Qaida netwerk, dat door de antiterrorisme campagne van de Saoedische overheid ernstig verzwakt is geraakt, wijken uit naar de zuiderburen.5 De aankondiging door de Jemeniet Nasir al Wuhayshi en de Saoediërs Said Ali al Shihri en Muhammed al Awfi in januari 2009 dat de Jemenitische en Saoedische tak van Al-Qaida gaan samenwerken onder één naam, Al-Qaida op het Arabische Schiereiland (AQAS), had als primair motief de jihadisten regionaal te versterken.6 Met succes: binnen enkele jaren heeft AQAS zich van een gefragmenteerde groep individuen getransformeerd tot een gevestigde organisatie die de intentie om aanslagen te plegen in daden kan omzetten, wanneer de gelegenheid zich voordoet.
Een belangrijke impuls voor de herstructurering van Al-Qaida in Jemen kwam voort uit de ontsnapping van 23 militante Al-Qaida verdachten uit de gevangenis in Sanaa in februari 2006. Sinds deze ontsnapping hebben de Al-Qaida-jihadisten in Jemen met regelmatige tussenpozen van zich laten horen. In maart 2007 slaagde de groep erin een regeringsfunctionaris te doden die zij medeverantwoordelijk houden voor de Amerikaanse drone-aanval in 2002 waarbij toenmalig leider van Al-Qaida in Jemen, Abu Ali al Harithi, is omgekomen. In september 2008 pleegde de groep een aanslag op de Amerikaanse ambassade waarbij zeventien mensen omkwamen, onder wie de zes daders. In de periodes van relatieve stilte lijkt de groep verder te bouwen aan een solide basis in Jemen en de voorbereiding van nieuwe aanslagen. Op 27 augustus 2009 claimde AQAS een opmerkelijke zelfmoordaanslag op de Saoedische prins Mohammed bin Nayef, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Hij raakte lichtgewond toen een militant, die zich voordeed als jihadistische spijtoptant, zich opblies in zijn aanwezigheid.7 De dader stond op de in februari 2009 gepubliceerde Saoedische lijst van 85 verdachte militanten. Bin Nayef was een zorgvuldig gekozen doelwit: hij wordt beschouwd als belangrijkste verantwoordelijke voor het succesvolle Saoedische contraterrorismebeleid dat vanaf 2003 is geïmplementeerd en de infrastructuur van Al-Qaida in Saoedi-Arabië heeft vernietigd. Enkele maanden later volgde de eerder genoemde aanslag op een vlucht van Amsterdam naar Detroit. Beide aanslagpogingen tonen aan dat AQAS haar retoriek met concrete aanslagen kracht kan bijzetten. In de optiek van de jihadisten zijn beide aanslagen geenszins mislukt. Naast het genereren van wereldwijde media-aandacht hebben de aanslagplegers aangetoond in staat te zijn zware beveiligingsmaatregelen te kunnen omzeilen en daarmee angst en verwarring te zaaien. De doelwitten die de beweging tot nu toe heeft gekozen, tonen aan dat de organisatie beschikt over lerend vermogen. De aanslagen troffen onder meer impopulaire overheidsfunctionarissen en (symbolische) buitenlandse doelwitten, maar niet de lokale burgerbevolking. De korte termijn strategie van de beweging lijkt er met name op gericht de propagandastrijd van de overheid te winnen. Inspelen op grieven Propagandavoering is een elementair onderdeel van de strijd. AQAS bracht in januari 2008 het eerste deel uit van het tweemaandelijkse blad ‘Sada al Malahim,’ of ‘echo van de veldslagen.’ Analyse van de publicaties van AQAS illustreert hoe de beweging zich inspant om de Jemenitische bevolking te mobiliseren en sympathie te verwerven voor haar strijd. Een voorbeeld van de politiek-strategische pragmatiek die AQAS aan de dag legt, is de in mei 2009 uitgesproken steun voor afscheiding van het zuiden. De steun van AQAS zou de populariteit van deze beweging onder de bevolking aanzienlijk kunnen doen toenemen.8 Bevestiging daarvan wordt gegeven door de journalist en kenner van de Jemenitische jihadistische beweging, Abdelilah Haydar. Hij stelt dat de steun van Al-Qaida een ‘psychologische doorbraak’ betekende voor de bevolking van het zuiden. Het vergrootte de mogelijkheden voor AQAS om in het zuiden te opereren en te rekruteren. De bekende Tariq
al-Fadli, uitgegroeid tot een van de grootste leiders van de separatisten, zei ten aanzien van de uitspraken van AQAS in juli 2009: ‘wie ons bijstaat, zullen wij bijstaan.’9 Ook Gregory Johnson, een Amerikaanse Jemen expert, stelt dat Al-Qaida op dit moment de meest representatieve organisatie is in Jemen. Al-Qaida zou klasse, stammen en regionale identiteiten ontstijgen zoals geen enkele andere organisatie of politieke partij dat doet.’10 AQAS voert met de autoriteiten in primaire zin een strijd om de morele superioriteit, door zich te profileren als een authentieke beweging die strijd voor het verdedigen van ‘de eer van slachtoffers van agressie en hypocrisie’ van een corrupte overheid. AQAS bedient zich met andere woorden niet alleen van de pan-islamistische retoriek van Al-Qaida maar weet tegelijkertijd in te spelen op de grieven van de lokale bevolking. AQAS-leden hebben mede via het sluiten van huwelijken de banden met de stammen verstevigd en op die manier een duurzame infrastructuur gevestigd. Haydar, die leden van AQAS heeft geïnterviewd, zegt dat de groepering zich te midden van de stammen in het zuiden bevindt en geen ‘gast’ meer is. Omdat individuele leden van de stammen zich bij AQAS hebben aangesloten, kunnen de leiders zich niet meer van hen distantiëren. Dat is onmogelijk volgens de ‘urf,’ het gewoonterecht, van de stam. AQAS is een semiciviele organisatie. Leden ervan houden het midden tussen een ‘gevestigde’ urbane en een nomadische levensstijl.11 Dit maakt het lastig in te schatten hoe groot de beweging nu precies is. De grens tussen actieve jihadisten, ondersteunende netwerken en sympathisanten is moeilijk vast te stellen. De lagere schattingen (driehonderd tot vijfhonderd) betreffen het daadwerkelijke aantal strijders, terwijl hogere schattingen (enkele duizenden) waarschijnlijk ook sympathisanten en ondersteunende netwerken meetellen. De strategische alliantie die AQAS sluit met stammen in de regio betekent dat de strijd met de overheid ertoe kan leiden dat meer actoren bij het conflict betrokken raken. Stamleiders en individuele leden zouden niet zozeer uit ideologische loyaliteit aan Al-Qaida, maar vanuit animositeit tegenover de centrale overheid zich achter Al-Qaida kunnen scharen. Dit naar analogie van de uitbreiding van de steun voor de Houthi’s in het noorden. Internationale resonantie: Anwar al-Awlaki De naam Anwar al-Awlaki duikt veelvuldig op in de westerse media, omdat hij in verband wordt gebracht met twee aanslagen in de Verenigde Staten: het schietincident op legerbasis Fort Hood en de mislukte aanslag op de vlucht Amsterdam-Detroit. De Amerikaanse overheid is ervan overtuigd dat hij de aanslagplegers heeft geïnspireerd tot hun daden. Maar wie is Anwar al-Awlaki? Anwar al-Awlaki is afkomstig uit een welgestelde familie van de Awalik stam uit de Jemenitische Shabwa regio. De Awalik stam is machtig en speelde een grote rol bij de verdrijving van de Britse koloniale overheersing uit het zuiden van Jemen. Al-Awlaki’s vader is een voormalige minister van Landbouw in de Jemenitische regering en voormalig hoofd van de universiteit van Sanaa. Al-Awlaki bracht zijn vroege kinderjaren door in de VS en keerde op zijn twintigste weer terug.
Na de aanslagen van 9/11 werd de welsprekende al-Awlaki opgemerkt door journalisten. Hij stelde in interviews dat hij de aanslagen veroordeelde en gaf uitleg over de islam. In zijn preken stelde hij dat moslims in de VS een constructieve rol hebben te spelen. Zijn beheersing van het Engels en het Arabisch stelde hem in staat een brugfunctie te vervullen: ‘we are the bridge between America and one billion muslims worldwide.’ Negen jaar later bevindt hij zich in Jemen om van daaruit de oorlog te verklaren aan de Verenigde Staten. De radicalisering van al-Awlaki wakkert in het Westen de vrees aan voor gewelddadige radicalisering van westerse moslims. Al Awlaki zelf wijt zijn radicalisering volledig aan het Amerikaanse binnen- en buitenlandse beleid ten aanzien van moslimburgers en -landen. Hij ziet zichzelf, in reactie, gedwongen een defensieve rol in te nemen. Vanuit inlichtingenkring wordt daarentegen gesteld dat al-Awlaki al vóór 11 september radicaal was in zijn opvattingen maar dat hij deze nog verborg achter een sluier van tolerantie. De werkelijkheid zou kunnen zijn dat er meerdere rollen in zijn persoonlijkheid om voorrang streden: de woordvoerder van een religieuze minderheid, de activist die opkomt voor de rechten van moslims in de traditie van de Amerikaanse burgerrechtenbewegingen en de migrant die een diep wantrouwen koestert naar zijn omgeving: de complotdenker.12 Toen hij in 2006 in Jemen werd gearresteerd en zonder formele aanklacht voor achttien maanden werd vastgezet, naar verluidt mede op aandringen van de Amerikaanse autoriteiten, verhardden zijn standpunten. De complotdenker heeft de absolute overhand gekregen. Na zijn vrijlating werd hij weer actief op het internet. Met zijn boodschap dat het Westen een oorlog voert tegen de islam en dat het legitiem is voor moslims zich met een ‘titfor-tat’ strategie te verdedigen, weet hij voor radicalisering ontvankelijke jongeren aan te spreken. De Amerikaanse overheid beschouwt al-Awlaki als een ernstige bedreiging voor de staat. Hij is dit jaar de eerste Amerikaanse staatsburger die op de CIA lijst is geplaatst van terroristen die gedood mogen worden. Experts spreken echter hun zorgen uit over de mogelijke gevolgen van een moordaanslag op al Awlaki.13 Zowel lokaal als internationaal zal een aanslag repercussies hebben. Op lokaal niveau hebben leden van zijn stam zich al uitgesproken over het Amerikaanse voornemen en gewaarschuwd voor de gevolgen. Het met Amerikaanse steun uitgevoerde militaire optreden tegen AQAS in december 2009 in de Shabwa regio, (dezelfde streek waar Awlaki zich schuilhoudt), waarbij burgerslachtoffers vielen, heeft kwaad bloed gezet onder de Shabwa stammen. Al-Awlaki beschermen voor uitlevering of een aanslag is tegen deze achtergrond, veel meer dan een mogelijke ideologische affiliatie, een kwestie van eer. De Jemenitische overheid heeft om deze reden tot op heden geen stappen ondernomen tegen de prediker. Hoewel al-Awlaki in de internationale media is geportretteerd als het gezicht van AQAS, lijkt hij afgezien van een ideologische functie, niet een belangrijke strategische of operationele rol te bekleden. Een door de CIA geïnstigeerde moord op hem zou hem mogelijk tot een ‘martelaar’ van de internationale jihadistische beweging maken: in propagandistische zin een overwinning voor AQAS. De beweging is in staat om militaire tegenslagen in morele en ideologische zin als overwinning te presenteren. Wanneer daarnaast bij de overheid, in
reactie op de oppositie, repressie de boventoon blijft voeren, kan AQAS rekenen op weinig weerstand in Jemen en blijft de groepering ook in internationaal verband een bron van zorg. Karima Bazi is werkzaam als analist bij de NCTb.
1. Een fragiele staat is volgens de Wereldbank een land met grote politieke instabiliteit, vaak als gevolg van interne conflicten. Overheid en bestuur functioneren er niet of nauwelijks meer. Jemen staat op de lijst van vijftien fragiele staten waar Nederland actief beleid op voert. 2. Volgens de UNHCR zouden er van de 324.000 IDP’s (internally displaced people) slechts 14.000 naar huis hebben kunnen terugkeren. ‘Situation in Yemen still volatile,’ UNHCR Briefing Notes, 23 juli 2010. 3. Steven Day, ‘The political challenge of Yemen’s Southern Movement,’ Carnegie papers, maart 2010. 4. Stephen Day, ‘The political challenge of Yemen’s Southern Mouvement’, Carnegie Endowment, maart 2010, p. 9. 5. Een steekproef onder 75 personen die worden geassocieerd met Al-Qaida in Jemen toont aan dat de meerderheid uit Jemenieten (56%) bestaat, gevolgd door Saoediërs (37%) en andere nationaliteiten (7%), in: Murad Batal al-Shishani, ‘An Assessment of the Anatomy of Al-Qaida in Yemen: Ideological and Social Factors,’ Terrorism Monitor, vol.8, issue 9, maart 2010. 6. De leider van AQAS, Nasir al Wuhayshi, is één van de Jemenieten die in 2006 ontsnapte uit de gevangenis in Sanaa. Saillant om te vermelden is dat al Shihri en al Awfi beiden niet alleen ex-Guantanamo gevangenen zijn maar ook aan het Saoedische deradicaliseringsprogramma hebben deelgenomen. In het Arabisch heet AQAS voluit “Tanzin Al-Qaida fi djazirat al-‘arab.” 7. De zogenaamde spijtoptant, Abdullah Asiri, vertelde bin Nayef een dag vóór de aanslag telefonisch dat er meerdere militanten zijn die (vanuit Jemen) zouden willen terugkeren naar Saoedi-Arabië. Asiri zei vanuit het kantoor van bin Nayef zijn geestverwanten te willen bellen om ze gerust te kunnen stellen over hun veiligheid. Bin Nayef liet Asiri vanuit het Jemenitisch-Saoedische grensgebied met het vliegtuig naar zijn kantoor in Jeddah brengen. Het is tijdens het zogenaamde telefoontje naar de bevriende militanten dat Asiri zich opblaast. 8. Elias Harfoush, Between Yemen’s Al-Qaida and the Seperatists, www.daralhayat.com , 17 mei 2009. 9. Abdulela.maktoobblog.com/1561395, Qira’a fi muhawalat ightiyal al-amir, september 2009. 10. Alistair Harris, ‘Exploiting Grievances. Al-Qaida in the Arabian Peninsula,’ Carnegie Endowment for International Peace, nummer 111, mei 2010, p. 5. 11. ‘alYemen ba’d al-harb al-Sadisa (alhalqa al-thalitha): Al-Qaida ikhtaraqat qaba’il fi-lYemen.laha 3 masadir tamwil,’ in: alSharq al Awsat, 1 maart 2010. 12. Scott Shane en Souad Mekhennet, ‘From condemning terror to preaching jihad,’ The New York Times, 9 mei 2010. 13. Johnson, ‘An Act of Futility,’ Newsweek, 13 april 2010 en Christopher Heffelfinger, Scott Shane, Christopher Boucek, ‘The Rise of Anwar al-Awlaki,’ www.carnegieendowment.org, 1 juni 2010.