Maastricht, 28 januari 2009 Studium Generale Deze tekst is een voorlopige weerslag van het gesproken woord. Deze tekst is niet bedoeld voor circulatie.
Jean Calvin en kerkelijkheid
Het gaat mij om een drietal vragen: De eerste vraag betreft Jean Calvin, als mens, als intellectueel en ook nog eens als gelovige mens. Hoe ver staan wij (of: sta ik) van hem af? Hoe verschilt zijn mens-zijn, zijn intellectuele kijk op het leven en zijn geloofsbeleving van de onze, of – meer specifiek – van de mijne? De tweede vraag betreft het “calvinisme” als een cultuur, als een geheel van opvattingen over het dagelijkse leven van een gelovige, hierbij begrepen het terrein van geloof en politiek. Hebben we nog wat aan zijn voorbeelden, zoals – meer dan een eeuw geleden -- Abraham Kuyper zich door Calvijn heeft laten inspireren en het neocalvinisme is begonnen? Zou dat nu nog eens kunnen? De derde vraag betreft de vraag naar de katholiciteit van Calvijn. Calvijn is geen ketter, om het eens cru te zeggen. Wat was hij wel, wat kan Calvijn en zijn leer ons vandaag te zeggen hebben? Ik kom dan terug op een eerdere opmerking over het doel van de Reformatie en de zin om als (gescheiden) protestantse kerk door te gaan.
1
EERSTE VRAAG: CALVIJN ALS GELOVIGE EN ALS HUMANIST
Calvijn als mens en als gelovige Op deze avond wil ik me niet bezig houden met de clichés over Calvijn [en ook niet over die van het calvinisme], maar ik wil hem benaderen als mens, als zestiende-eeuwse gelovige mens. Ik begin door eerst aandacht te schenken over “de jonge Calvijn”. Ondogmatisch kijken naar Calvijn, zoals wij in de jaren zestig van de vorige eeuw opnieuw gingen kijken naar Karl Marx zonder de bril of het filter van Lenin en het communisme. De herontdekking van de sociale criticus Marx gebeurde door een concentratie op de Fruehschriften. Dat kan ook bij Jean Calvin die in zijn latere leven posities innam, die verschilden van eerdere stellingnames. Sommige posities veranderde hij, door ze te verscherpen of af te zwakken, met het oog op de precaire situatie van de gelovigen voor wie hij een verantwoordelijkheid droeg. De jonge Calvijn Jean Calvin (1509, geboren, in Noord Frankrijk: in Noyon, Picardië) was ooit een priesterstudent met een vader die op de kanselarij van een bisschop werkte. Hij was tot het jaar 1534 een serieuze katholiek: leerling, priesterstudent, liberal arts [Parijs], daarna rechtenstudent (Orléans, Bourges: rond 1529 een soort Mr in de rechten; hij was toen 20 jaar oud), schrijver (uitgave van Seneca, De Clementia, 1532 verschenen: hij is dan 23 jaar oud) en dan opnieuw studerende in de theologie, te Parijs. Humanist dus, intellectueel. Hij haalde zijn examens en ontwikkelde zich tot een prediker en een schrijver. Zijn hoofdwerk schrijft hij op zijn zesentwintigste. Dat werd het meest gelezen boek in de Franse taal tot ca 1560. Calvijn is dertig jaar aan de “Institutie” blijven werken en de tekst uitbreiden. Hij was aanvankelijk reizend student, daarna rondtrekkend geleerde, balling en vanaf 1559 burger van de stad Genève, waar hij dan al bijna twee decennia gewoond heeft. Calvijn als humanist In de context van het Studium Generale is het daarom juist als we eens beginnen met de ‘wetenschappelijke verdiensten’. Dat adjectief ‘wetenschappelijk’ verwijst naar een aanpak, een methode, een waardevrije benadering van te onderzoeken objecten. Iets daarvan vinden we wel terug, vijf eeuwen geleden. Vanaf de dertiende eeuw worden overal in Europa universiteiten opgericht, ontstaat er vakkennis en ontwikkelt zich langzaam een wetenschappelijke traditie. De eerste wetenschappelijke traditie is de scholastiek. Dat is de traditie van het zoeken naar een redelijke verantwoording, waardoor wetenschap en filosofie, in de oudheid bijvoorbeeld, samenvielen. De twee klassieke stromingen van redelijke verklaring, te weten het platonisme en het aristotelisme, bloeien beide aan de middeleeuwse universiteiten, maar door de vernieuwing van St Thomas Aquinas (wiens feestdag we vandaag vieren) ontstaat er een school van denken: de scholastiek.
2
Het humanisme was een culturele en intellectuele vernieuwingsbeweging in de vijftiende en zestiende eeuw, begonnen in Italië, ten opzichte van de scholastiek. Het draait om – wat wij zouden noemen -- liberal arts. Dé humanist uit die tijd is Erasmus. Als studenten in die tijd ergens heen trokken, dan was het om iets van de vernieuwing op te snuiven. Parijs was in die tijd geen humanistische universiteit, maar een scholastieke universiteit (Sorbonne; speciaal Collège de Montaigu). Het humanisme wil terug ad fontes. Literaire en historische methoden. Klassieke talen leren. Bronnen publicaties. Calvijn heeft veel geschreven (Verzamelde werken: 59 delen). Op de eerste plaats zijn Institutiones (leerstof, opvoeding), zijn bijbelcommentaren, geschriften over de opbouw van de kerk, andere opvoedkundige en polemische geschriften ( 1 ), preken, brieven, etc. Een soort intellectuele toeschouwer. Aan het einde van de achttiende eeuw is er Jeremy Bentham, in London, ook een hervormer, maar dan in sociale zin, een maatschappijhervormer, een polemist, een ethicist, een oprichter van een universiteit, etc. Of zoals Abraham Kuyper bij ons: polemist, kerkhervormer, politiek leider, oprichter van een universiteit. Bij die categorie hoort Calvijn ook: schrijver, geëngageerd in het maatschappelijke proces, maatschappijhervormer, oprichter van een academie. Calvijn, net als Erasmus (1469-1536), is schrijver op de eerste plaats, met een prachtige beheersing van de Franse taal (Institution de la Religion Chrétienne: een van de meest gelezen boeken in de zestiende eeuw) en met een vaardigheid in compositie (wat blijkt in al die polemische geschriften tegen papisten, wederdopers, vrijdenkers (libertins spirituels), nicodemieten (mensen die stiekem wel reformatorisch zouden willen zijn, maar het niet durfden.). Enkele standpunten, die in het Concilie van Trente weersproken worden: De Reformatie zegt “Sola Scriptura”; het Concilie stelt dat de mondelinge traditie ook belangrijk is; Calvijn doet een poging om het Concilie te weerleggen. De Reformatie zegt dat Scriptura sui ipsius interpres, maar het Concilie stelt dat alleen de kerkelijke hiërarchie competent is de Schrift uit te leggen. De Reformatie zegt dat je de Schrift in de volkstaal moet lezen, maar het Concilie bevestigt het belang van de eenheidsvertaling van de Vulgata. De Reformatie zegt dat de rechtvaardiging alleen door het geloof bewerkt wordt, maar het Concilie zegt dat ‘het goede te doen’ (de goede werken) ook niet zonder belang is. Etc. Dat is voor mij Calvijn, de Reformator, die de moeite neemt Concilie-uitspraken te wegen en, desgewenst, te bestrijden.
1
1545 begint het Concilie van Trente; 7 sessies tot aan 1547: Calvijn schrijft een kritiek op de stukken geproduceerd door het Concilie.
3
TWEEDE VRAAG: HET CALVINISME Iedereen schrijft erover dat het protestantisme in ons land calvinistisch is gekleurd. Dat is een moeilijk onderwerp. Een kip – ei probleem. De beeldenstorm gebeurde in 1566. De tachtigjarige oorlog zette kort daarna in. Dan de moord op Willem van Oranje. Dan de Alteratie. En dan verspreidt onder Prins Maurits het calvinisme, dwz een bepaalde vorm van protestantisme, zich in de opstandige gewesten. Verder laat ik me niet uit over dat verleden. Ik wil naar het heden. Als we spreken van het ‘calvinisme’ dan is dat de geestelijke houding van de volgeling van Calvijn. Het calvinisme ontwikkelde zich in de eerste eeuw na de dood van Jean Calvin. Wat hier gebeurt in Nederland, is dus evengoed een bijdrage aan de wording van het calvinisme. Ik ga U in spanning houden, want ik ga eerst even terug naar het historische voorbeeld van Calvijn, aan de slag in Genève, hervormer van kerk en staat. Die nauwe verbinding tussen kerk en staat is geen protestantse uitvinding, maar iets van de Middeleeuwen. Kerk en staat, voor ons twee werelden, waren in de zestiende eeuw innig verstrengeld. In zijn boek ‘Religion and the rise of capitalism’ waarin R.H. Tawney, onder meer, een paar stellingen van Max Weber, ‘De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme’(1905), weerlegt, zegt hij aan het begin: ‘If the Church in the Middle Ages was a kind of State, the State of the Tudors had some of the characteristics of a Church.’(blz.20) Die verwevenheid verklaart hoe Jean Calvin aanvankelijk ten opzichte van de overheid stond. Door die nauw verbinding, misschien wel overlapping, heeft elke hervorming een maatschappelijk en een kerkelijk aspect. Door de humanistische bezinning waren er nogal wat geleerden die vonden dat de samenleving niet conform het humanistische ideaal was. Daarom een roep om hervorming. In een stad als Genève heeft Calvijn dat kunnen praktiseren. Calvijn leefde in een christelijke samenleving. Een corpus christianum. Iets dat wij -- in onze post-christelijke en multiculturele samenleving – niet meer kennen. Reformatie is gericht op een samenleving die wel gedoopte kerkgangers telt maar die in het oordeel van de reformatoren te weinig christelijk was. Reformatie is dus een sociaal proces: aanscherping van normen en waarden, serieus nemen van de godsdienstige verplichtingen en dat alles funderen met een nieuwe theologie.
Kerk en staat: aan elk een opdracht Op zijn sterfbed zei Calvin over de reformatorische kerk van Genève dit: “Toen ik voor de eerste keer in deze kerk kwam, was er zo goed als niets. Er werd gepreekt. En dat was alles. Men spoorde wel de beelden op en verbrandde ze, maar er was geen sprake van reformatie. Alles was in verwarring.” We hebben het over het jaar 1536. Calvin liet weten dat hij preken onvoldoende vond en hij begon artikelen op te stellen over de organisatie van het kerkelijk leven. Het was de taak van de stedelijke overheid om “de kerk in haar geheel te bewaren”. Vanaf 1536 wordt het volk van Genève verplicht de preekdiensten bij te wonen. Zij die in het geheim de mis bijwoonden werden gestraft, eventueel zelfs met verbanning. In het voorreformatorische Genève waren zeven parochies en enige honderden priesters. Het gereformeerde Genève telde slechts enkele predikanten die in dienst van de overheid stonden.
4
In het Zwitserse vernieuwingsproces had de overheid de leiding. De gemeenteraad, in veel gevallen, schafte de mis af. Dus niet Jean Calvin. Die was niet gewijd tot diaken of priester, hij had geen kerkelijke bevoegdheid. Hij was niet gebonden aan het breviergebed. Wat was het voor iemand? Waarom liet hij de overheid zo veel taken uitvoeren? Ik vermoed dat het te maken heeft met een proces dat al eerder in Zwitserland gestart was, namelijk afschaffing van de bisschoppen en de overdracht van hun bestuurlijke taken aan de gemeente raad. De stadsraad van Bern, bijvoorbeeld, stelde in 1528 dat Christus het enige hoofd van de kerk is. Daarmee werd tegen een pauselijke kerk gekozen. De gemeenteraad nam een beslissing met een politieke en een kerkelijke strekking, want vanaf dat moment was Bern reformatorisch. In de eeuw van de reformatie, de zestiende eeuw dus, bestaat overal de idee dat er binnen een stad of staat geen ruimte zou zijn voor twee kerken. Eigenlijk is de grote uitzondering dan Frankrijk omstreeks 1560 met een tolerantiebeleid door koningin Catharina de Medicis (regentes 1560-63) goedgekeurd. Dan is Frankrijk, even, een staat met twee kerken. Maar niet lang, want in 1572 vind de Bartholomeusnacht plaats. Het duurt dan tot het edict van Nantes (1598), de Vrede van Westphalen (1648) en de Glorious Revolution in het Verenigd Koninkrijk voordat stapsgewijs de staat met één publiekskerk en verschillende getolereerde minderheidskerken ontstaat. Maar die stappen zijn dan wel in ongeveer twee eeuwen gezet (1500 – 1700). Dus het is gewoonweg te simpel om zomaar een calvijnse of calvinistische opvatting van de verhouding kerk – staat of kerk – overheid te voorschijn te halen en die dan te contrasteren met een rk standpunt. Zoals we allen weten is die katholieke opvatting ook sterk ontwikkeld in diezelfde tijd en ook erna.
Onderscheid van kerk en staat Misschien was Calvijn pragmatischer dan we denken: in een protestants Genève was hij intolerant, naar de magistraten in Frankrijk schreef hij brieven met een pleidooi van tolerantie. Geloofsijver verklaart zijn wisselende opvatting. Hij pleit voor de zelfstandigheid van de kerk maar hij ziet de overheid toch ook als dienaresse Gods. Niet gek overigens in een tijd waarin het koningschap een sacrament was en zo ook door veel koningen beleefd werd. En hier zie ik toch een nuance tussen calvinisme en de katholieke leer in die tijd. Lang is in de RK Kerk toch een voorkeur voor het koningschap geweest terwijl Calvijn en het calvinisme een voorkeur voor de republiek gehad heeft. In ons land met een voorkeur voor de Prins van Oranje en zijn afstammelingen hadden katholieken van oudsher wat minder op met de monarchie. Een cultuurverschil dus. En dat is eigenlijk voortdurend zo. Het neocalvinisme Valt er van de beweging die Jean Calvin inzette, met name op een concrete wijze te Genève, een systeem te maken: een universeel systeem dat ook op andere plaatsen en in andere tijden toepasbaar is? Het grote Reformatie-monument, de “muur” te Genève, drukt die overtuiging uit. In Genève werd een eeuw geleden begonnen met een herdenkingsmonument. Een deel van de stadsmuur
5
werd omgebouwd tot een monument: in het midden vier zeer grote beelden van de reformatoren: G. Farel, J. Calvin, Th. De Bèze en J. Knox. Links zijn de staatslieden: Admiraal de Coligny, Willem de Zwijger en F.W. van Brandenburg. Rechts: R. Williams, O. Cromwell en Bocskay. De namen van Luther en Zwingli staan gebeiteld in grote steenblokken aan de voorzijde van de muur. Het monument getuigt van de toepasbaarheid van het calvinisme in Schotland, Frankrijk, de Nederlanden, Pruissen, Nieuw Engeland, Engeland, en Hongarije. In de tweede helft van de negentiende eeuw is er sprake (vooral in Nederland) van een neocalvinisme, waarover begin deze maand tijdens de Calvijn-week op de VU (Amsterdam) ook minister Rouvoet gesproken heeft. Dat neo-calvinisme beïnvloedde onze politiek (Abraham Kuyper) en beïnvloedt onze politiek (“het VU-kabinet”). Het gaat niet om een scheiding, in de liberale en 19e eeuwse betekenis, maar om een onderscheid en om onderscheiden taken. Scheiding van Kerk en Staat klinkt niet calvinistisch. Het is te neutraal. Het is te onverschillig. Het is te veel in de sfeer van “godsdienst is een individuele privé-zaak”. Maar dat is niet de teneur van Kuyper. In het woord ‘vrij’ ligt iets van ‘eigen verantwoordelijkheid’. Het neo-calvijnse woord “vrij” betekent niet ‘liberaal’ maar ‘vrij ten opzichte van elkaar’. Het adjectief “vrij” van “Vrije Universiteit” houdt een opdracht in. Voor Abraham Kuyper, in een liberale eeuw, vroeg dat streven naar het dragen van eigen verantwoordelijkheid een soevereiniteit in eigen kring. En hier is toch een (cultureel?) verschil met de katholieke kerk die vaak streeft naar een concordaat tussen de Heilige Stoel en de regering van een land. Dat is anders dan de calvijnse traditie waarin staat en kerk in een vrije betrekking tot elkaar staan. En het is ook wat anders dan een staatskerk (aan de ene kant) en een (liberale) scheiding tussen Kerk en Staat (aan de andere kant). Calvijn en het calvinisme waren eeuwen geleden op een punt aangekomen met betrekking tot zelfstandigheid van de kerk, de dienende overheid, de contracttheorie als basis voor de politiek en de daarmee samenhangende mogelijkheid dat een overheid of een magistraat het contract zou kunnen schenden door onrechtvaardig te besturen. Die opvattingen zijn in mindere of meerdere mate ook te vinden thans, -- na vier eeuwen --, in de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie, in het enorme oeuvre van toespraken en encyclieken van paus Johannes Paulus II en in allerlei beschouwingen uit de Catechismus Romanus. Katholieken streven naar gemeenschap, naar binding, naar een centrum. Protestanten doen dat niet! Waarom: op grond van theologische principes? Maar we lezen toch dezelfde Bijbel! Is het calvinisme niet ook (en misschien: vooral) een cultuur, zoals de barok een cultuur is, het katholicisme in Italië een cultuur is. Mur de la Réformation Ik zei net iets over de muur van de r3eformatie in Genève. Zou de Reformatie, honderd jaar later, weer zo’n monument neerzetten. Met dezelfde namen? Op dezelfde manier? Ik denk van niet. Onze inzichten in wat hervorming is en wat de hervorming tot stand heeft gebracht, zijn veranderd.
6
VRAAG DRIE: PROTESTANTISME: HOE MOET HET VERDER? Ik ben vorig jaar april in het nieuws gekomen, dat wil zeggen op de kerkpagina van het dagblad TROUW, met twee opmerkingen: De eerste opmerking ging over de toekomst van het protestantisme: haalt dat het jaar 2017? De tweede opmerking ging over de aard van het protestantisme: ik vergeleek het met een actiegroep die vergeten was zichzelf op te heffen, nadat de doeleinden behaald waren. Veel discussie. Dat de tweede opmerking een metafoor bedoelt te zijn, ontging de meesten. De vraag stel ik ook nu: was het ooit de bedoeling van de reformatoren een gescheiden kerk in het leven te roepen? Nee. Zoals ik (onder vraag EEN) al zei, is het is vrij gemakkelijk om uit het historische calvinisme principes of waarden te halen die lijnrecht tegenover de historische en pre-Trente katholieke opvattingen staan. Jean Calvin heeft daar zelf ook aan mee gedaan. Het behoorde tot de dispuut traditie van die tijd. Het gevolg van het eeuwenlange dispuut is geweest dat – ik spreek alleen voor de katholieke kerk – veel protestantse opvattingen ook gemeengoed binnen de katholieke kerk zijn geworden.
Reformatie en Contra-Reformatie De reformatoren zijn wellicht te ongeduldig geweest. Toen ze er niet in slaagden de hele katholieke kerk (“de Kerk”) te vernieuwen of te reformeren, hebben ze zich op bepaalde landen en streken geconcentreerd. Niet mag vergeten worden dat voorts binnen de Catholica ook een vernieuwingsbeweging startte, de contra-reformatie. Als gevolg van het concilie van Trente (16e eeuw) en het Tweede Vaticaans Concilie (20e eeuw) staan de huidige katholieke opvattingen niet meer zo massief tegenover de calvijnse opvattingen. Integendeel. Wanneer ik de letterlijke teksten van de na-conciliaire Catechismus Romanus over gezag lees, dan kom ik zinnen tegen die helemaal niet anti-calvijns klinken. Gezag hoort bij een menselijke gemeenschap, gezag komt van God, (Verwijzing naar Rom. 13), plicht van de gehoorzaamheid van de onderdanen, de nadere bepaling van de bestuursvorm moet aan de vrije wil van de burgers overgelaten worden, wetten kunnen indruisen tegen de morele orde en verplichten dan niet in geweten, en er is een verwijzing naar de rechtsstaat (uit de\encycliek Centesimus Annus): nrs 1897 – 1904. De RK Kerk `verkettert het protestantisme niet meer. Integendeel, een reeks proposities van de reformatoren (niet alle !!) zijn geleidelijk aan ook gerecipieerd binnen de RK Kerk. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft, bijvoorbeeld op het vlak van de liturgie, het begrip van de Bijbel of de godsdienstvrijheid, posities ingenomen, die de reformatoren uit de zestiende eeuw toegejuicht zouden hebben. Waarom dan nog gescheiden wegen blijven gaan? In de katholieke opvatting is er altijd aandacht geweest voor een pluriformiteit in geloofsbelevingen. Spiritualiteit dus. Spiritualiteiten zijn dikwijls vernieuwend. Ik zie overeenkomsten tussen religieuze bewegingen binnen en buiten de RK Kerk. Beide
7
bewegingen werden geleid door reformatores, door herstellers, door zuiveraars om de misbruiken in de geloofsgemeenschap te beëindigen.
Jean Calvin: als leider van een spiritualiteit Praten over Calvijn -- ik ben geen historicus – doen we met het oog op de situatie van het christendom van morgen. Ik heb tot dusverre twee punten duidelijk gemaakt: Jean Calvin was een vrome katholiek, die hard studeerde, voordat hij in 1534 met zijn reformatie begon. Was hij daarna minder katholiek, minder vroom, bad hij minder? Over zijn innerlijk leven zijn we niet zo goed ingelicht. De interpretatie van wat er in 1534 gebeurde is niet gemakkelijk: een abrupte omkeer of een geleidelijke overgang? Het antwoord op die vraag heeft te maken met het standpunt van degene die interpreteert: een katholiek zal gauw spreken van ‘een breuk met de Kerk’ maar een protestant ziet het als een begin van de reformatie bij Calvin persoonlijk. Ik zie Calvijn niet als een ketter en ik beschouw zijn ‘breuk’ als een poging tot reformatie van ‘de Kerk’. Op de tweede plaats hebben we gekeken naar het “calvinisme”: meer een kwestie van cultuur dan van theologie. In de eeuw na de dood van Calvijn, dus ruwweg 1560 -1660, zijn er kerkelijke en politieke bewegingen waardoor het ‘calvinisme’ als beweging, als levenshouding en als uitdrukking van geloofsleven (= spiritualiteit) vorm kreeg. Het is een religieuze cultuur, een levenshouding op bijbelse grondslag en, wat voor mij als katholiek priester opmerkelijk is, het is een lekenbeweging. Toch heeft het calvinisme, en misschien nog meer het neocalvinisme, iets van een karikatuur gekregen. Ik houd me daar niet mee bezig maar ga verder denken in de richting van een spiritualiteit. Jean Calvin is, als hervormer, ook ‘katholiek’ gebleven in de betekenis van: universeel denkend, tot gehoorzaamheid opvoedend, bewust van de genade God die op iedere mens inwerkt. Calvinisme had zich ook anders kunnen ontwikkelen: universaliserend, gezagsgetrouw, geleid door de genade. Als het zo was gegaan, dan had een calvinist ook iets van een jezuïet gehad (niet verwonderlijk als we bedenken dat Ignatius van Loyola en Jean Calvin tegelijkertijd in Parijs theologie studeerden; in 1534 zette Ignatius de beslissende stap met de oprichting van de jezuïetenorde en Calvijn begon zijn reformatie). De jezuïet zoekt naar een individuele reformatie met erkenning van het pausschap, terwijl de calvinist uiteindelijk zoekt naar een reformatie van de samenleving met erkenning van de eigen wereldlijke overheid, waarmee een betrekking wordt aangegaan, in ‘vrijheid’ en ‘gebondenheid’.
Ignatius en de jezuïeten In de verhouding van Ignatius (en met hem: van een jezuïet) tot de Kerk mag geen breuk zijn. Een jezuïet wijdt zijn hele bestaan aan de Kerk. (Een hoofdletter dus: het Mystieke Lichaam van Christus; dus dat is meer dan ‘zielzorg voor de geloofsgemeenschap’) Een jezuïet dient de Kerk niet zozeer in een bepaalde ambt of in een bepaalde capaciteit, maar hij dient de Kerk in haar totaliteit. Hij kan de Kerk slechts zien zoals zij is: hiërarchisch, universeel, sacraal.
8
Ignatius heeft ervaren dat die Kerk door de Reformatie tot in haar diepste grondvesten schudde. Het protestantisme is democratisch ipv hiërarchisch, plaatselijk ipv universeel, nuchter ipv sacraal. Iedere religieuze orde draagt bij door haar spiritualiteit: benedictijnen met hun gebed, cisterciënzers met hun liturgie en harde werken, dominicanen met hun verdediging en de prediking van de waarheid, franciscanen met hun humane apostolaat en de prediking van de arme Jezus. Bij de jezuïeten gaat het om de Kerk zelf, die op het Tweede Vaticaanse Concilie het oersacrament genoemd is. Het gaat om de vestiging, de bevestiging of de herbevestiging van de Kerk: in haar drie aspecten, d.w.z. hiërarchisch (gezag van paus en bisschoppen), universeel (de orde is ook verspreid over alle continenten) en sacraal (de bekering en levensordening door middel van Geestelijke Oefeningen). Individueel ingestelde protestanten bouwen hun leven voort op eigen religieuze ervaringen. Dat doet een jezuïet ook, maar hij doet het niet alleen. Hij leert zich een onderscheiding der geesten eigen te maken. Er is bij een jezuïet geen plaats voor al te subjectieve meningen en gewetensbeslissingen, tenzij hij door en door ervan overtuigd is, dat het Gods Geest is die dit in hem bewerkstelligt. Een jezuïet vertrouwt er op dat tussen Christus en de Kerk dezelfde Geest heerst. En hier is een wijde tegenstellingen tussen de Reformatoren en de jezuïeten.
Samenvatting Drie vragen: Calvijn, als mens: humanist, geen ketter. (citaat uit institution, Vial, blz. 129) Calvinisme, als cultuur: een staatsleer. Calvijn, vandaag: een spiritualiteit. De protagonisten van de Reformatie hebben iets opgeroepen dat ze vermoedelijk zelf niet zo gewenst hadden: een scheuring in de Kerk. Ze wilden een hervorming van de Kerk, niet een tweedeling van de Kerk. Daarom mogen we best op zoek gaan naar eenwording. Ik weet dat dit tegenwoordig niet meer zo “en vogue” is als het was vijftig jaar geleden. Daar is het probleem van de Ene Kerk. Misschien moeten we zeggen: calvinisme is een spiritualiteit zoals er een benedictijnse of een jezuïtische spiritualiteit is. Een spiritualiteit die een plaats verdient binnen de ene apostolische en katholieke Kerk. De paus en de praktijk van de eucharistie (dus: dat is meer dan ‘een opvatting over de betekenis van het Avondmaal’) maken het verschil. In de Calvijnweek, te Amsterdam, heb ik gezegd dat de pausen van de laatste tijd (Johannes Paulus II en Benedictus XVI) in hun outlook en hun serieuze bekommernis om de toestand van de wereld ook niet een beetje calvinistisch aandoen…. Maar het zijn, niet toevallig, ook beide pausen die wereldwijd rondtrekken, dialogeren met andere godsdiensten, maar ook overal met de plaatselijke geloofsgemeenschap de eucharistie komen vieren.
9