Fantasie en Werkelijkheid Werkstuk gemaakt door Eline uit groep 6 Inhoudsopgave: H 1 Wat is de werkelijkheid? H 2 Fantasie is geen werkelijkheid. H 3 Fantasie bij kinderen. Fantasieplaatje. H 4 Dromen en leugens. H 5 De Kracht van fantasie. Nawoord
Blz. 1 Blz. 3 Blz. 3 Blz. 4 Blz. 5 Blz. 6 Blz. 7
H 1 Wat is de werkelijkheid? De werkelijkheid is alles wat bestaat. Dit werkstuk, je stoel en de stem van de meester is allemaal werkelijkheid. Je kunt al deze dingen waarnemen. Dat doe je met je zintuigen, zintuigen zijn dingen die je doet. Je ziet dit werkstuk met je ogen. Je voelt je stoel met je huid. Je hoort de meester praten met je oren. Je kunt een boterham met pindakaas proeven met je tong en met je neus kun je ruiken bijvoorbeeld rozen. Je zintuigen kunnen lang niet alles waarnemen. Veel dieren kunnen beter zien, horen, proeven en ruiken dan de mensen. Met allerlei instrumenten hebben mensen hun zintuigen scherper gemaakt. Daardoor is er een hele nieuwe werkelijkheid bij gekomen. Door een sterrenkijker kan je bijvoorbeeld sterren zien die je niet met je eigen ogen ziet. En door een microscoop kan je bacteriën bekijken, die zo klein zijn dat je ze niet ziet zonder microscoop. De werkelijkheid is echt en is dus ook echt waar. Wat je waarneemt is ook waar. Maar soms leg je een waarneming verkeerd uit. Een schaduw op de muur kun je zien voor een spook. Of je ruikt iets en je denkt dat het heel iets anders is dan het in het echt is. Er zijn ook mensen die zeggen dat ze dingen kunnen zien die een ander niet ziet. Zo is er een vrouw die zegt dat ze kabouters en elfjes kan zien. Is dat dan werkelijkheid of fantasie? In 1920 waren er twee meisjes in Engeland die ook elfjes hadden gezien. Ze maakten er foto’s van en heel veel mensen geloofden dat. Elfjes waren voor hun dus werkelijkheid. Maar in 1982 gaf één van de toe dat bijna alle foto’s nep waren. Ze hadden plaatjes uit sprookjesboeken gebruikt. Het hele verhaal was dus fantasie, op één foto na die volgens de meisjes echt was. Werkelijkheid is niet alleen bij jou. Er is ook een werkelijkheid waar jij niet bij bent. Werkelijkheid is overal en altijd. Afrika bestaat natuurlijk echt, ook al ben je er nooit geweest. Dan weet je het bijvoorbeeld van het nieuws op tv of van een atlas op school. Er is ook een werkelijkheid die al geweest is. Je herinnert je dan wat je vroeger deed, bijvoorbeeld als jong kind. Er is ook een werkelijkheid die nog niet bekend is, de toekomst.
Mensen maken dingen en breken dingen af. Bijvoorbeeld: wij bouwen een huis en breken het later weer af omdat er een weg moet komen. Het water wordt eb en vloed, de wind waait, rivieren overstromen of sterren verschijnen en verdwijnen weer. Wetenschappers en journalisten onderzoeken de werkelijkheid, ze willen er meer over weten. Maar de werkelijkheid is te groot en ingewikkeld om hélemaal te snappen. Welke tekening kun je hieruit halen?
H 2 Fantasie is geen werkelijkheid. Fantasie is geen werkelijkheid. Fantasie is niet echt, dat heb je verzonnen in je hoofd. Fantasie is een soort denken. Er zijn geen regels, je bent vrij. In je fantasie maak je een nieuwe werkelijkheid, die niet echt bestaat. Dingen die je niet met je zintuigen kan waarnemen. In je fantasie kan je zien, horen, voelen, proeven en ruiken zonder je zintuigen echt te gebruiken. In je fantasie verbeeld je een werkelijkheid die niet echt is. Iedereen fantaseert wel eens. Sommige fantasieën zijn heel groot en andere klein. Je gebruikt je fantasie als je je verbeeldt dat je later een beroemd tennisser wordt, of als je toneel speelt of als je een verhaal bedenkt.
H 3 Fantasie bij kinderen. Kleine kinderen hebben veel fantasie. Bijvoorbeeld als ze er zeker van zijn, dat er een spook in de kamer zit. Ze geloven in Sinterklaas. Fantasie en werkelijkheid gaat bij kleine kinderen nog door elkaar. Dat komt omdat ze nog weinig van de werkelijkheid snappen. Kleine kinderen kunnen denken dat ze door het afvoerputje in het bad kunnen worden opgezogen. En dat ze gered kunnen worden door hun teddybeer. In de wereld van een klein kind is niets onmogelijk. Soms gaat het om lieve dingen, maar soms ook om enge.
Kinderen spelen vaak met fantasie. Bijvoorbeeld ze praten tegen hun knuffel, ze racen met hun autootjes, ze bouwen een huis van lego. Bij spel hoort fantasie. Als je groter wordt, ga je de werkelijkheid beter begrijpen. Je leert anders naar dingen te kijken en er logisch over na te denken. Je fantasiespelletjes houd je vaker voor jezelf. Praten tegen je knuffel doe je alleen nog in het geheim. Je gaat je fantasie op een andere manier gebruiken. fantasieplaatje
H 4 Dromen en leugens. s’ Nachts is je fantasie op een bijzondere manier bezig, je dromen. Als je ‘s nachts slaapt, rust je lichaam uit. Maar je hersenen blijven aan het werk. Ze denken niet logisch, je geest dwaalt rond. Soms word je wakker en je herinnerd je nog vaag iets. Maar waar ging de droom nou precies over? Dromen zijn meestal geen kant en klare verhalen, meer losse puzzelstukjes. Dromen zijn bijzonder, ze kunnen je iets vertellen. Als je droomt, fantaseer je niet bewust. Ook overdag fantaseer je vaak zonder dat je het weet, je laat je gedachten zweven. Andere keren kies je bewust voor fantaseren bijvoorbeeld als je je kamer wilt veranderen en je stelt je voor hoe hij er dan uit gaat zien.
Liegen is ook een vorm van fantasie. Kleine kinderen jokken vaak, omdat ze werkelijkheid en fantasie vaak niet uit elkaar kunnen houden. Ook groten hebben daar soms last van en soms liegen mensen expres.
De werkelijkheid is wel eens saai en ben je aan het jokken zonder dat je er erg in hebt. Bijvoorbeeld: je vertelt een verhaal en opeens maak je het spannender, door er iets bij te vertellen en dat niet echt gebeurt is.
H 5 De Kracht van fantasie Er zijn mensen die fantasie nutteloos kinderspel vinden. Ze vinden dat het gaat om de echte dingen en dat mensen niet zoveel moeten fantaseren. Zij hebben geen gelijk, fantasie kun je bij heel veel dingen goed gebruiken. Met fantasie kun je je beter inleven in een ander. Want om je goed in te leven moet je kunnen voorstellen hoe die ander denkt en leeft, dat doe je met fantasie. Een kamer gezellig maken, een lekkere maaltijd koken of een cadeautje leuk inpakken, dat kan alleen met fantasie. Zonder fantasie kan je alleen herinneren wat er gebeurt is maar kan je geen gevoelens meer oproepen. Je weet niet meer hoe je je toen voelde. Ook bij het oplossen van problemen heb je fantasie nodig. Het probleem is de werkelijkheid. De oplossing is een nieuwe werkelijkheid, waar je zelf voor moet zorgen. De meeste mensen gebruiken hun fantasie dus. Soms vaker dan ze zelf denken.
Met je fantasie kun je dus meer weten dan met je verstand alleen. Met je fantasie kun je een werkelijkheid maken die je nog niet kunt zien. Fantaseren is iets leuks, je bent de baas over alles. Je kunt dingen verzinnen die nog niet bedacht zijn. In je fantasie kun je iemand anders zijn dan die je echt bent. Je bent moediger, slimmer, mooier, beter of slechter. Je hebt je fantasie om hem te gebruiken.
Nawoord: Ik vond het wel leuk om dit werkstuk te maken. Ik heb voor dit onderwerp gekozen omdat ik er zelf ook niet veel over wist en nu wel. Ik heb er dus veel van geleerd.