1
Je gezondheid Nederlanders gaan gemiddeld vier keer per jaar naar de huisarts.
basisstof 1 Gezondheid en ziekte 2 Infectieziekten 3 Alcohol 4 Roken 5 Drugs 6 Wetten, regels en hulp 7 Zorgen 8 Professionele zorg
8 12 17 22 24 27 30 32
Bij elke inademing krijg je een klein beetje marihuana en cocaïne binnen.
extra basisstof 9 Geneesmiddelen 10 Gezond werken
35 37
samenvatting 39
Bij elke nies komen er duizenden bacteriën vrij.
Er zijn meer dan tweehonderd virussen die je verkouden kunnen maken.
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 6-7
Vrouwen bezoeken een huisarts vaker dan mannen.
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 1 Gezondheid en ziekte
1
Thema 1 Je gezondheid
In dit thema leer je vooral over lichamelijk welzijn. In andere thema’s leer je meer over geestelijk en sociaal welzijn, bijvoorbeeld in thema 5 ‘Relaties en seksualiteit’.
Gezondheid en ziekte
Je leest de basisstof door. Je komt dan vanzelf opdrachten tegen. Deze opdrachten maak je in je werkboek.
WB OPDRACHT 3 T/M 6 BLZ. 7
Peter is jarig. Hij neemt een biertje en proost samen met zijn familie en vrienden op zijn verjaardag. Ze zingen: ‘Lang zal hij leven’ en zeggen: ‘Op je gezondheid’. Ze vinden ‘lang leven’ en ‘gezondheid’ belangrijk. Is het gezond om een biertje te drinken op je verjaardag en leef je daardoor lang? Deze basisstof gaat over gezondheid, ziekte en keuzen over gezondheid.
hoe word je ziek? Ziek zijn of ziek worden kan meerdere oorzaken hebben. Sommige kinderen zijn al ziek vanaf hun geboorte. Of ze hebben al vanaf hun geboorte een handicap. Een handicap is een lichamelijke, geestelijke of sociale beperking. Als kinderen een ziekte of handicap van hun ouders hebben geërfd, noem je dat een erfelijke ziekte of handicap. Diabetes (suikerziekte), een klompvoetje (zie afbeelding 3.1) en het syndroom van Down (zie afbeelding 3.2) zijn erfelijk. Een aangeboren ziekte of handicap is niet erfelijk, maar wel vanaf de geboorte aanwezig. Het kind van een zwangere vrouw met rodehond heeft bijvoorbeeld een verhoogde kans op slechtziendheid (zie afbeelding 3.3).
WB OPDRACHT 1 EN 2 BLZ. 6
gezondheid ▼ Afb. 1 Lichaam, geest en sociale contacten beïnvloeden elkaar.
basisstof 1 Gezondheid en ziekte
Bij ‘gezondheid’ denk je waarschijnlijk aan een gezond lichaam. Maar gezondheid is veel meer. Gezondheid is lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn. Welzijn is: je goed voelen. Lichamelijk welzijn betekent dat je lichaam normaal werkt. Je hebt geen pijn. Geestelijk welzijn gaat over je gedachten en gevoelens. Sociaal welzijn is je goed voelen bij andere mensen. Lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar (zie afbeelding 1). Hierdoor is de mens een eenheid. In afbeelding 2 vertellen zes jongeren wanneer ze zich gezond voelen.
▼ Afb. 3 kinderen met een ziekte of handicap
▼ Afb. 2 Wanneer voel jij je gezond?
1 Een klompvoetje is erfelijk. Niels: ‘Als ik tevreden ben.’
Sanne: ‘Als ik mee kan doen aan een sport.’
2 Het syndroom van Down is erfelijk.
Frank: ‘Als ik het gevoel heb dat ik erbij hoor.’
3 Een aangeboren handicap: Marte is slechtziend.
Je omgeving beïnvloedt je gezondheid. Je kunt ziek worden door stoffen en ziekteverwekkers om je heen. Basisstof 2 gaat over ziek worden door besmetting. Besmetting is ziek worden door bepaalde stoffen en ziekteverwekkers uit je omgeving. Vervuilde lucht of water zijn voorbeelden van ziekteveroorzakers uit je omgeving. Ook de mensen om je heen, zoals je gezin en vrienden beïnvloeden je gezondheid. Je voelt je goed als je bij een groep hoort. Als mensen in je omgeving ongezond leven, neem je dat vaak over. WB OPDRACHT 7 BLZ. 8
Tessa: ‘Als ik me vaak blij voel.’ 8
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 8-9
Mike: ‘Als ik goed slaap.’
Anouk: ‘Als ik goed met andere mensen op kan schieten.’
9
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 1 Gezondheid en ziekte
Thema 1 Je gezondheid
leefstijl
basisstof 1 Gezondheid en ziekte
▼ Afb. 6 Bepaalde kankersoorten zijn leefstijlziekten.
Ziekten of handicaps kun je niet altijd voorkomen. Door je leefstijl aan te passen verklein je de kans op ziekten. Je leefstijl is je manier van leven en bepaalt je gezondheid. Letten op voedsel, beweging en je persoonlijke verzorging is goed voor je gezondheid. Roken, alcohol- en druggebruik zijn niet goed voor je gezondheid. Door op te letten in het verkeer verklein je de kans op ongelukken. In afbeelding 4 zie je voorbeelden van gezond gedrag. ▶ Afb. 4 gezond gedrag
1 huidkanker: – felle zon – zonnebank
2 maag- en slokdarmkanker: – gebruik van alcohol
3 longkanker: – gebruik van tabak
je eigen keuze De keuzen die je maakt, hebben te maken met wat jij waardevol vindt. Je kiest zelf welke risicofactoren je vermijdt en welke niet. Risicofactoren vergroten de kans op een (leefstijl)ziekte. Kiezen is soms moeilijk. Je vindt het misschien lekker om in de zon te zitten. Zonlicht is goed voor je, maar het is ook een risicofactor voor huidkanker. Je kunt het best zorgen voor evenwicht in je leefstijl (zie afbeelding 7). Dat evenwicht in leefstijl is voor ieder mens anders, want ieder mens is uniek. WB OPDRACHT 8 T/M 10 BLZ. 10
1 zorgen voor voldoende rust en ontspanning
2 zorgen voor voldoende lichaamsbeweging
▶ Afb. 7 evenwicht in je leefstijl
leefstijlziekten Een slechte leefstijl kan leefstijlziekten veroorzaken. De oorzaak daarvan is dus vooral je eigen gedrag. Cariës (aantasting van het gebit) en harten vaatziekten zijn voorbeelden van leefstijlziekten (zie afbeelding 5). In afbeelding 6 zie je dat bepaalde kankersoorten ook leefstijlziekten zijn. ▶ Afb. 5 oorzaken van leefstijlziekten
1 oorzaken van de aantasting van het gebit: – je gebit slecht verzorgen – veel snoepen – voedsel met weinig vezelstoffen eten, zoals wit brood en witte rijst 10
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 10-11
2 oorzaken van hart- en vaatziekten: – veel vet (vooral dierlijk vet) en veel zout eten – te weinig bewegen – tabak en alcohol gebruiken – te weinig ontspannen 11
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
2
basisstof 2 Infectieziekten
Thema 1 Je gezondheid
ziekteverwekkers in je lichaam
Infectieziekten
▼ Afb. 8 Het herpesvirus veroorzaakt een koortslip.
Ziekteverwekkers komen op verschillende manieren in je lichaam, bijvoorbeeld door eten en drinken, ingeademde lucht, vrijen en besmette naalden. Na besmetting vermeerderen de ziekteverwekkers in je lichaam zich. Je bent dan nog niet ziek, maar je kunt anderen wel besmetten. De tijd tussen besmetting en ziek worden noem je de incubatietijd. De incubatietijd bij griep is een paar dagen. Bij de ziekte van Pfeiffer is dat twee tot zes weken. Bij aids duurt het soms wel negen jaar voordat je ziek wordt.
Ziekten waarmee je anderen kunt besmetten, heten infectieziekten. De ziekteverwekkers, zoals bacteriën en schimmels, komen uit je omgeving. Bacteriën kunnen darminfecties, longontsteking en oorontsteking veroorzaken. Bij een infectie dringen ziekteverwekkers je lichaam binnen. Vervolgens delen ze zich en veroorzaken ze een ontsteking. Een ontsteking is de reactie van je lichaam op de infectie. Reacties zijn bijvoorbeeld pijn, warmte, zwelling en roodheid.
preventie Een ziekte gaat vaak weer over, soms zelfs alleen door rust. Toch is het beter om te voorkomen dat je ziek wordt. Dat heet preventie. Er zijn meerdere preventiemaatregelen. Vaccinatie is een voorbeeld van een preventiemaatregel. Hierover leer je later in deze basisstof. Ook verkleint een goede hygiëne de kans op infectieziekten. Hygiëne is alles wat je doet om gezond te blijven door ziekteverwekkers weg te houden. In thema 2 ‘Voeding en vertering’ leer je hierover meer. In afbeelding 10 zie je drie voorbeelden van hygiëne. Door een goede hygiëne bouw je ook weerstand op. Dit betekent dat je lichaam zichzelf beter beschermt.
ziekteverwekkers uit je omgeving Niet alleen ziekteverwekkers maar ook lichaamsvreemde voorwerpen of parasieten, zoals wormen en insecten, kunnen je lichaam infecteren. Dit gebeurt als ze in je bloed komen en/of gifstoffen achterlaten in je lichaam. Een andere ziekteverwekker uit je omgeving is een virus. Een virus is geen organisme, zoals bacteriën en schimmels, doordat het geen levensverschijnselen vertoont. Hierover heb je geleerd in thema 1 ‘Kennismaken’ van deel 1. Een virus overleeft alleen samen met een organisme. Virussen veroorzaken bijvoorbeeld verkoudheid, griep, aids, rodehond, mazelen, een koortslip (zie afbeelding 8) en de ziekte van Pfeiffer. De ziekte van Pfeiffer komt vooral voor bij jongeren. In afbeelding 9 lees je over Niels. Hij heeft de ziekte van Pfeiffer.
basisstof 2 Infectieziekten
WB OPDRACHT 14 EN 15 BLZ. 13
▶ Afb. 10 zorgen voor hygiëne
WB OPDRACHT 11 T/M 13 BLZ. 12
▼ Afb. 9
De ziekte van Pfeiffer Niels heeft al twee weken last van flinke keelpijn en koorts. Hij denkt dat hij verkouden is en dat het zo weer over zal gaan. Niels voelt zich ook moe en misselijk en hoest vaak. Van zijn moeder moet hij naar de dokter. De dokter doet bloedonderzoek. Een paar weken later krijgt Niels de uitslag. Hij heeft de ziekte van Pfeiffer. De dokter zegt dat hij er niets tegen kan doen. Niels krijgt geen medicijnen. Niels moet goed uitrusten. Het kan wel een paar maanden duren voordat het over is. De dokter vraagt of Niels de afgelopen tijd met iemand heeft gekust. Niels vindt het een vreemde vraag. De dokter vertelt dat de ziekte van Pfeiffer alleen besmettelijk is via speeksel. Je noemt het daarom ook wel de ‘kusziekte’. Maar je kunt elkaar ook besmetten door uit dezelfde beker te drinken.
1 een schoon lichaam
12
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 12-13
2 schone kleding en een schone omgeving
3 voedsel op de juiste manier bewaren en klaarmaken
13
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 2 Infectieziekten
je lichaam beschermt zichzelf
witte bloedcellen Witte bloedcellen zijn belangrijk bij het bestrijden van infecties. Witte bloedcellen zijn onderdelen van je bloed. Sommige witte bloedcellen hebben geen vaste vorm. Ze gaan gemakkelijk door de wand van bloedvaten heen. Ze sluiten dan bacteriën en andere ziekteverwekkers in (zie afbeelding 11). De bacteriën en de witte bloedcellen gaan hierbij dood. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een ontstoken wond. Vocht uit een wond, etter of pus genoemd, bestaat uit dode witte bloedcellen en gedode bacteriën. bacterie (ziekteverwekker)
bacteriën onschadelijk (schematisch).
basisstof 2 Infectieziekten
▼ Afb. 12 de vorming van antistoffen tegen
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren, heten lichaamsvreemde stoffen. Bij een infectie komen lichaamsvreemde stoffen in je lichaam. Ze kunnen giftige stoffen afgeven die je ziek maken. Je lichaam beschermt zichzelf hiertegen op verschillende manieren.
▶ Afb. 11 Witte bloedcellen maken
Thema 1 Je gezondheid
witte bloedcel
een ziekteverwekker (schematisch)
eiwit
witte bloedcel
ziekteverwekker
ziekteverwekker
ziekteverwekker
antistof 1 De ziekteverwekker dringt het lichaam binnen.
2 Bepaalde witte bloedcellen produceren antistof.
3 De antistof hecht zich aan de lichaamsvreemde stof op de oppervlakte van de ziekteverwekker.
wandcel van het bloedvat
4 De ziekteverwekker is met antistof bedekt en daardoor onschadelijk gemaakt.
natuurlijke immuniteit
bloedvat
▼ Afb. 13 een kind met waterpokken
antistoffen Sommige witte bloedcellen maken antistoffen tegen ziekteverwekkers. De ziekteverwekkers bevatten lichaamsvreemde eiwitten. Het afweersysteem van je lichaam herkent deze eiwitten. Bepaalde witte bloedcellen maken antistoffen die vastplakken aan de lichaamsvreemde eiwitten. Ze bedekken ziekteverwekkers in je lichaam met antistoffen. Hierdoor is de ziekteverwekker onschadelijk. Het duurt even totdat de witte bloedcellen voldoende antistoffen hebben gemaakt. Daardoor word je bij een infectie vaak eerst ziek. Bij voldoende antistoffen word je weer beter. In afbeelding 12 zie je de vorming van antistoffen tegen een ziekteverwekker.
Ziekteverwekkers bevatten verschillende lichaamsvreemde stoffen. Eén type antistof bestrijdt één type lichaamsvreemde stof. Je lichaam maakt daarom verschillende typen antistof. Antistoffen blijven langere tijd in je bloed. Ook ‘onthouden’ witte bloedcellen hoe de antistof is gemaakt. De antistof wordt meteen gemaakt bij een volgende besmetting met dezelfde ziekteverwekker. Je wordt dan niet ziek. Je bent dan immuun voor de ziekte. Veel kleuters krijgen waterpokken (zie afbeelding 13). Ze worden ziek en maken meteen antistof tegen deze infectie. Hierdoor krijgen ze een blijvende immuniteit tegen waterpokken. De kleuter krijgt de rest van zijn leven geen waterpokken meer. Bij natuurlijke immuniteit is iemand eerst ziek geweest, zoals bij waterpokken. Ook bij de bof en rodehond ontstaat natuurlijke immuniteit.
kunstmatige immuniteit Sommige ziekten zijn erg gevaarlijk. Meer dan 95% van alle kinderen in Nederland is op eenjarige leeftijd al ingeënt tegen allerlei ziekten. Een inenting noem je ook wel vaccinatie. Bij vaccinatie krijg je een spuit met dode of verzwakte ziekteverwekkers. Na de vaccinatie maken witte bloedcellen antistoffen tegen de ingespoten lichaamsvreemde stof. De ingeënte persoon voelt zich waarschijnlijk eerst een beetje ziek. Door de inenting maken witte bloedcellen bij een echte infectie meteen antistoffen. Dit heet kunstmatige immuniteit. Om kinderen te beschermen tegen infectieziekten als mazelen, rodehond en kinkhoest heeft Nederland een Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Op kosten van de overheid kunnen Nederlandse ouders hun kinderen vrijwillig laten vaccineren. Sinds de invoering van het RVP in 1957 is het aantal infectieziekten in Nederland sterk gedaald.
14
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 14-15
15
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 2 Infectieziekten
Griep is voor sommige mensen heel gevaarlijk. Het griepvirus verspreidt zich snel. Hierdoor werken de antistoffen een korte periode en kun je opnieuw ziek worden. Elk jaar is er daarom een griepvaccinatie voor ouderen en mensen met minder weerstand. Deze vaccinatie heet een griepprik. Vaccinaties zijn niet verplicht en soms is de keuze dan ook best moeilijk, zoals blijkt in afbeelding 14.
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 3 Alcohol
3 Alcohol
In tabel 1 zie je dat het totale aantal jongeren dat drinkt afneemt. Toch heeft bijna de helft van de jongeren tussen 12 en 16 jaar ‘ooit gedronken’ in 2013.
WB OPDRACHT 16 T/M 18 BLZ. 14
▶ Tabel 1 aantal jongeren dat
‘ooit alcohol heeft gedronken’ naar leeftijd (in %)
▼ Afb. 14
Wel of niet inenten? Amy krijgt een oproep voor een HPV-vaccinatie. Dit is een vaccin tegen baarmoederhalskanker. De vaccinatie is niet verplicht en Amy twijfelt of ze de prik gaat halen. Ze houdt niet erg van spuiten. Ook kan ze ondanks het vaccin nog steeds ziek worden. Er zijn meerdere virussen die baarmoederhalskanker veroorzaken. Het vaccin beschermt tegen 70% van de virussen. De antistoffen werken minstens zes jaar en baarmoederhalskanker kan dodelijk zijn. Iets meer dan de helft van de 12-jarige meisjes haalt een HPV-vaccinatie. Meestal nemen de ouders de beslissing om wel of niet in te enten. Ze twijfelen over de werking van het vaccin en zijn bang voor de effecten van de vaccinatie.
leeftijd
2003
2005
2007
2009
2011
2013
12 jaar
71,1
60,5
55,8
41,1
35,4
17,0
13 jaar
79,6
70,0
66,1
53,9
53,4
29,0
14 jaar
87,7
81,6
80,8
69,8
69,2
48,9
15 jaar
90,2
88,0
89,4
83,8
82,9
68,8
16 jaar
89,8
86,3
90,8
84,6
87,1
79,3
totaal
83,5
76,9
76,1
65,7
64,4
46,1
alcoholgebruik onder jongeren ▼ Afb. 15 Koffie, drank en tabak zijn genotmiddelen.
Jongeren drinken uit nieuwsgierigheid of om erbij te horen. Ook drinken jongeren soms doordat hun ouders het doen. Anderen redenen zijn verveling, ontspanning, gezelligheid of het vergeten van problemen. Ook drinken veel mensen alcohol om te genieten. Je noemt alcohol en tabak, net als snoep en koffie, daarom ook wel genotmiddelen (zie afbeelding 15). Over tabak leer je in basisstof 4 en 5. Alcohol is slecht voor je gezondheid en kost veel geld. Daarom drinken sommige mensen geen alcohol. Ook hebben ze er soms slechte ervaringen mee of zijn ze er niet in geïnteresseerd. Moslims mogen geen alcohol drinken.
alcoholhoudende dranken Zuivere alcohol is een heldere en kleurloze vloeistof, zonder smaak. Een alcoholhoudende drank bestaat uit alcohol, water en smaakstoffen. Alcoholhoudende dranken worden meestal in drie groepen ingedeeld: bier, wijn en sterke drank. In tabel 2 zie je een vergelijking hiervan. In elk glas zit ongeveer evenveel zuivere alcohol (zie afbeelding 16). gemaakt van
percentage alcohol
inhoud van een glas
bier
graan
5%
250 mL
wijn
druiven of andere vruchten
▶ Tabel 2 samenstelling van alcoholhoudende dranken
▼ Afb. 16 Elk glas bevat ongeveer evenveel pure alcohol.
sterke drank graan (bijv. jenever), aardappelen (bijv. wodka), vruchten (bijv. cognac)
12%
100 mL
35%
35 mL
Matig alcoholgebruik is voor volwassenen meestal niet schadelijk voor de gezondheid. Te veel alcohol is wel schadelijk. De effecten van alcohol verschillen op korte termijn (tijdens en na het gebruik) en op lange termijn (na jarenlang gebruik). WB OPDRACHT 19 EN 20 BLZ. 17
16
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 16-17
17
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 3 Alcohol
Thema 1 Je gezondheid
effecten op korte termijn De alcohol uit een glas bier of wijn komt rechtstreeks in het bloed. Het bloed brengt de alcohol onder andere naar de hersenen. Alcohol verdooft de hersenen langzaam. Na één of twee glazen voel je je vaak vrijer, vrolijker en minder verlegen. Dit heet loskomen (zie afbeelding 17.1). Je durft meer en veel mensen vinden dit een prettig gevoel. Als je loskomt, kun je ook bedroefd of agressief worden. Genotmiddelen versterken meestal je gevoelens en je gedrag. Als je je goed voelt, ga je je nog beter voelen. Als je je slecht voelt, ga je je vaak nog slechter voelen. Als je meer alcohol drinkt, raak je aangeschoten (zie afbeelding 17.2). Je zelfvertrouwen neemt toe en je vindt alles prima. Je hersenen worden verder verdoofd. Je hoort, ziet, beweegt en reageert minder goed. Vaak heb je dit zelf niet door. Als je nog meer drinkt, word je dronken (zie afbeelding 17.3). Je ziet en beweegt nog minder goed. Recht lopen en fietsen is lastig en je reageert traag. Je herinnert je de volgende dag vaak niets meer en hebt vaak hoofdpijn. Dit noem je een kater (zie afbeelding 18). Je hebt dan erge dorst en hoofdpijn. Soms moet je overgeven en voel je je suf. Hieraan zie je dat alcohol een giftige stof is.
basisstof 3 Alcohol
Gewenning gaat vaak over in verslaving of afhankelijkheid. Je kunt dan niet meer zonder alcohol. Er bestaat geestelijke afhankelijkheid en lichamelijke afhankelijkheid. Je bent geestelijk afhankelijk als je alcohol nodig hebt om je lekker te voelen of tot rust te komen. Je drinkt dan bijvoorbeeld elke dag alcohol om in slaap te komen. Soms denk je nergens anders meer aan. Lichamelijk afhankelijk betekent dat je lichaam niet meer goed werkt zonder alcohol. Als je stopt met drinken, krijg je ontwenningsverschijnselen. Je voelt je dan rillerig, ziek en koortsig. Door alcohol voel je je weer beter. Dat maakt het moeilijk om te stoppen met drinken. ▼ Afb. 19 leverbeschadiging door alcoholgebruik
Een ander effect van alcohol op lange termijn is leverbeschadiging. De lever verwijdert alcohol uit het bloed. Bij een volwassene duurt dat anderhalf uur per glas. Bij iemand die vaak en veel drinkt, wordt de lever groter en werkt hij minder goed (zie afbeelding 19). Ook is de kans op schade aan de hersenen, de keel, de slokdarm, de maag en het hart groter (zie afbeelding 20). Alcoholgebruik tijdens de zwangerschap is schadelijk voor de ongeboren baby. Bij mensen die al jarenlang te veel alcohol drinken, verdwijnt vaak het geheugen. Deze mensen onthouden steeds minder. Het geheugen komt niet terug door te stoppen met drinken.
WB OPDRACHT 21 BLZ. 18
▼ Afb. 17 effecten van alcohol op korte
WB OPDRACHT 22 EN 23 BLZ. 19
termijn
1 loskomen
2 aangeschoten zijn
De lever is licht beschadigd. Herstel is nog mogelijk door te stoppen met alcohol drinken.
3 dronken zijn
▶ Afb. 18 Bij een kater heb je vaak
De lever is verder beschadigd met littekens. Deze blijven altijd. Herstel van de lever is nog mogelijk door te stoppen met alcohol drinken.
De lever is ernstig beschadigd en de kans op herstel is heel klein.
hoofdpijn.
▶ Afb. 20 Alcohol is schadelijk voor hersenen, keel, slokdarm, hart, maag en lever.
effecten op lange termijn Veel mensen drinken regelmatig alcohol. Hun lichaam went aan alcohol. Dat heet gewenning. Je moet dan steeds meer alcohol drinken voor hetzelfde effect. Het lijkt alsof hun lichaam beter tegen alcohol kan. Je noemt dit tolerantie. 18
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 18-19
19
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 3 Alcohol
Thema 1 Je gezondheid
jongeren en alcohol
▼ Afb. 22
Ondanks dat het ongezond is, drinken veel mensen alcohol. Jongeren zijn nog volop in ontwikkeling. Daardoor zijn de risico’s voor hen nog groter (zie afbeelding 21).
Comadrinken
WB OPDRACHT 24 BLZ. 20
▼ Afb. 21
de risico’s van alcohol op jonge leeftijd 1 Extra ongezond tijdens de groei De hersenen ontwikkelen zich tot het 24e levensjaar. Alcohol verstoort die ontwikkeling. Ook remt alcohol de botontwikkeling en de ontwikkeling van de seksualiteit, omdat het de balans tussen de hormonen verstoort. Jongeren die regelmatig drinken, hebben meer kans op alcoholverslaving op latere leeftijd. 2 Minder goede school-, studie- en werkprestaties Na een avond drinken functioneert het geheugen slechter en slaap je minder goed. Concentreren wordt daardoor moeilijker. Bij jongeren duurt het langer voordat de alcohol uit het lichaam verdwenen is dan bij volwassenen. Na een weekend stevig drinken hebben jongeren zeker twee dagen nodig voor herstel. 3 Meer kans op onveilig vrijen Onder invloed van alcohol durven mensen meer en doen ze eerder dingen die ze zonder alcohol niet zouden doen. Zo vrijen jongeren vaker onveilig als ze gedronken hebben. 4 Toename van ongelukken en agressie Door alcohol neemt het reactievermogen af. De kans op ongelukken is hierdoor groter. Uit onderzoek blijkt dat jongeren die drinken tijdens het uitgaan, vaker slachtoffer of dader zijn van agressief gedrag. 5 Kans op een black-out Een black-out kan ontstaan wanneer veel alcohol in korte tijd wordt gedronken. Op het moment van drinken lijkt er niets aan de hand, maar de volgende ochtend kun je je niets meer herinneren van de avond ervoor. Een regelmatige black-out kan blijvende schade veroorzaken aan de hersenen. 6 Kans op alcoholvergiftiging Jongeren drinken tijdens het uitgaan vaak veel in korte tijd. De kans op een alcoholvergiftiging neemt hierdoor toe. Het zenuwstelsel raakt verdoofd. Na bewusteloosheid kan een coma optreden met zelfs de dood als gevolg (zie afbeelding 22).
basisstof 3 Alcohol
In 2013 zijn 713 jongeren onder de 18 jaar in het ziekenhuis opgenomen met een alcoholvergiftiging. Dit noem je ook wel comadrinken. Veel alcohol in een korte tijd zorgt voor bewusteloosheid. Iemand met een alcoholvergiftiging valt neer of raakt in coma. Een alcoholcoma duurt gemiddeld twee uur. Het langste alcoholcoma tot nu toe duurde zestien uur. Bij een lang coma kunnen je hersenen zuurstoftekort krijgen en ontstaat er blijvende schade. Comadrinken komt voor bij jongens en meisjes. De gemiddelde leeftijd ligt tussen de 14 en 15 jaar. Redenen voor comadrinken zijn onzekerheid, stoer doen en niet weten wat de gevolgen zijn.
dat bepaal ik zelf wel! ▼ Afb. 23 lichte druk en zware druk
1 lichte druk
Je hebt een eigen mening over genotmiddelen. Je mag zelf kiezen of je ze wel of niet gebruikt en hoeveel. Het is niet altijd gemakkelijk om bij je keuze te blijven. Vrienden hebben vaak invloed op je keuze. Ze geven je het gevoel dat je er niet bij hoort als je niet meedoet. Ze zetten je onder druk. Onder druk zetten betekent dat anderen willen dat jij iets doet wat je zelf niet wilt. Als iemand je op een vriendelijke manier vraagt of je een biertje wilt, heet dat lichte druk (zie afbeelding 23.1). Je zegt dan gemakkelijk ‘nee’ als je het niet wilt. Als iemand zo aandringt dat je het gevoel hebt dat je wel een biertje móét nemen, heet dat zware druk (zie afbeelding 23.2). Je voelt je dan niet meer vrij om te zeggen wat je zelf wilt. Het is dan goed om een reden te geven om geen alcohol te drinken, of een grapje te maken. Ook ouders, drankfabrikanten en de regering (zie afbeelding 24) hebben invloed op je keuze. Soms merk je dit niet eens, zoals bij reclame. WB OPDRACHT 25 EN 26 BLZ. 20
▼ Afb. 24 overheidscampagne tegen alcohol onder de 18 jaar
2 zware druk
20
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 20-21
21
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 4 Roken
4
Thema 1 Je gezondheid
▼ Afb. 27 Teer blijft plakken in je
Roken
longen.
▶ Afb. 25 aantal nooit-rokers, ex-rokers en rokers in 2012
percentage →
Roken is het inzuigen en uitblazen van de rook van tabak. De rook die je inzuigt en uitblaast, is heel schadelijk. Toch roken veel mensen. In afbeelding 25 zie je dat ongeveer 20% van de vrouwen en 26% van de mannen rookten in 2012. Redenen om te roken zijn gezelligheid, de rustgevende werking of omdat mensen het lekker vinden. In afbeelding 25 zie je ook dat de meeste mensen niet roken. Ze weten dat roken slecht is voor je gezondheid en je conditie. Ook vinden ze dat het te duur is of stinkt. Dat iemand rookt, ruik je aan de adem, haren, kleding en het huis. 60
▼ Afb. 28 vergelijking van de long van
50
een niet-roker (links) en een roker (rechts)
40 30 20 10 0
nooit-rokers
ex-rokers
passief roken
vrouwen
Niet alleen rokers krijgen schadelijke tabaksrook binnen. Een niet-roker krijgt in een ruimte waar wordt gerookt dezelfde stoffen binnen. Dat noem je passief roken. In Nederlands overlijden jaarlijks ongeveer duizend mensen aan passief roken. De overheid neemt daarom steeds meer maatregelen tegen roken. Hierover leer je meer in basisstof 6.
In afbeelding 26 zie je het aantal jongeren dat de afgelopen vier weken heeft gerookt in 2012. Jongeren vinden het vaak stoer om te roken. Ook doen ze het om er volwassen uit te zien, bij de groep te horen of uit nieuwsgierigheid. Kinderen van rokende ouders roken vaker dan kinderen van niet-rokende ouders. Ouders en leeftijdsgenoten hebben dus invloed op het rookgedrag van jongeren. Ook de media en reclamemakers beïnvloeden jongeren.
ontwenningsverschijnselen In afbeelding 25 zie je ook het aantal ex-rokers. Een ex-roker heeft ooit gerookt, maar is daarmee gestopt. Veel mensen roken ‘uit gewoonte’. Ze willen wel stoppen maar dat lukt niet. Nicotine zorgt ervoor dat roken verslavend is. Rokers wennen aan de nicotine in hun lichaam. Als het lichaam dit niet krijgt, krijgen ze ontwenningsverschijnselen. Mensen worden onrustig en weten niet wat ze met hun handen moeten doen. Ze eten meer doordat het eten beter smaakt zonder tabakssmaak in je mond. Ook nemen ze vaak snoep in plaats van een sigaret. Hierdoor worden mensen die proberen te stoppen met roken vaak dikker. Andere ontwenningsverschijnselen zijn: koude rillingen, prikkelbaarheid en slaapstoornissen.
percentage →
WB OPDRACHT 27 BLZ. 22
60 50 40 30 20 10 0
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 totaal aantal jongeren →
tabaksrook De rook van tabak is een mengsel van meer dan 4000 gassen en fijne teerdruppeltjes. De teerdruppeltjes uit tabaksrook veroorzaken een laagje teer in de longen (zie afbeelding 27 en 28). Dit teerlaagje zorgt ervoor dat de longen zichzelf minder goed schoonhouden. Rokers moeten hoesten om dit laagje weg te krijgen. Dit heet een rokershoest. Je leert meer over je longen in thema 3 ‘Verbranding en ademhaling’. 22
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 22-23
Een andere schadelijke stof in tabaksrook is nicotine. Nicotine werkt opwekkend en verslavend. Door nicotine klopt je hart sneller, vernauwen je bloedvaten en trillen je handen. De eerste keren dat je rookt, maakt nicotine je vaak duizelig en misselijk. Op een sigarettenpakje staat hoeveel teer en nicotine er in een sigaret zit. Hoe meer teer en nicotine, hoe groter de kans op rokersziekten. Dit zijn ziekten die je kunt krijgen door te roken. Voorbeelden hiervan zijn bronchitis, longkanker, keelkanker en hart- en vaatziekten. In Nederland overlijden per jaar meer dan 20 000 mensen aan rokersziekten. Rokers zijn ook vaker verkouden en ruiken en proeven minder goed dan niet-rokers.
rokers
waarom roken jongeren?
afgelopen vier weken heeft gerookt (2012)
Teer zorgt verder voor de bruine aanslag op de vingers en tanden van rokers. Soms zie je die aanslag ook op het behang, de gordijnen en het plafond. Koolstofmonoxide is een gevaarlijke stof uit tabaksrook. De gassen uit tabaksrook gaan door de longen en komen in je bloed. Het bloed vervoert normaal veel zuurstof naar je hersenen, je hart en andere delen van je lichaam. Koolstofmonoxide zorgt ervoor dat er minder zuurstof wordt vervoerd. Koolstofmonoxide is reukloos en kan dodelijk zijn bij een koolstofmonoxidevergiftiging.
WB OPDRACHT 28 T/M 30 BLZ. 23
mannen
▶ Afb. 26 aantal jongeren dat de
basisstof 4 Roken
▼ Afb. 29 een elektronische sigaret
stoppen met roken Er zijn verschillende manieren om te stoppen met roken. De elektronische sigaret helpt hier bijvoorbeeld bij (afbeelding 29). Een elektronische sigaret lijkt op een sigaret maar bevat geen teer en andere schadelijke stoffen. Het roken van een e-sigaret is minder schadelijk dan het roken van een gewone sigaret. Andere hulpmiddelen voor het stoppen met roken zijn pleisters en kauwgom met nicotine. WB OPDRACHT 31 BLZ. 25 23
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
5
basisstof 5 Drugs
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 5 Drugs
Bij bewustzijnsveranderende middelen (tripmiddelen) beleef je de wereld om je heen heel anders. Beelden, kleuren en geluiden veranderen. Voorbeelden zijn hasj, weed, lsd en paddo’s.
Drugs
▼ Afb. 31 soorten drugs
Drugs zijn genotmiddelen die je gedrag beïnvloeden. Net als andere genotmiddelen zijn drugs slecht voor je gezondheid. Ze zijn bijvoorbeeld verslavend en kunnen hersenschade veroorzaken. Net als bij alcohol en sigaretten kies je ook zelf bij druggebruik. Drugs maken mensen vaak nieuwsgierig en dagen uit tot experimenteren. WB OPDRACHT 32 EN 33 BLZ. 26
soorten drugs
amfetaminen (speed, pep)
cocaïne
xtc
GHB
heroïne en andere opiaten
slaap- en kalmeringsmiddelen
hasj en weed
tripmiddelen (waaronder paddo’s)
Drugs verdeel je in harddrugs en softdrugs. Harddrugs zijn zeer gevaarlijk en risicovol voor de gezondheid. Voorbeelden zijn heroïne, cocaïne, amfetamine, lsd en xtc. De verkoop van harddrugs is verboden. Softdrugs zijn ook gevaarlijk maar de risico’s zijn minder groot. Voorbeelden zijn cannabis en GHB. In afbeelding 30 zie je een coffeeshop. Hier worden softdrugs verkocht. ▶ Afb. 30 een coffeeshop
de werking van drugs Drugs prikkelen de hersenen. Dit zorgt voor geestelijke en lichamelijke effecten. De effecten zijn stimulerend, verdovend en/of veranderen het bewustzijn (zie afbeelding 31). Het lijkt alsof je van stimulerende middelen meer energie krijgt. Voorbeelden van stimulerende middelen zijn amfetamine (speed) en cocaïne. Drugs met een stimulerende werking noem je ook wel partydrugs. Ze worden vaak op feestjes gebruikt vanwege hun opwekkende effect. Je kunt uren dansen zonder moe te worden. Na gebruik van een verdovend middel zoals heroïne voelt de gebruiker zich slaperig. Mensen met problemen gebruiken dit vaak om hun problemen even te vergeten. Slaapmiddelen en alcohol zijn ook verdovende middelen. 24
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 24-25
▼ Afb. 32 Xtc heeft meerdere werkingen. Sommige drugs hebben meerdere werkingen. In afbeelding 32 zie je xtc. Xtc werkt oppeppend maar verandert ook de waarneming. WB OPDRACHT 34 BLZ. 27
25
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 5 Drugs
cannabis ▼ Afb. 33 benodigdheden voor een joint
Hasj en marihuana zijn veelvoorkomende drugs. Ze komen van de hennepplant. De wetenschappelijke naam van de plant is Cannabis sativa. Je noemt hasj en marihuana daarom ook wel cannabis of hennepproducten. Hasj bestaat uit samengeperste plakken hars van de hennepplant. Hasj heeft een lichtbruine tot zwarte kleur. Marihuana bestaat uit gedroogde vrouwelijke bloemtoppen van de hennepplant. Marihuana is grijsgroen tot bruingroen en noem je ook wel ‘wiet’ of ‘weed’. Het roken van cannabis heet blowen. Je mengt cannabis met tabak in een lange sigaret. Je noemt dit een ‘joint’ of ‘stickie’ (zie afbeelding 33). Je kunt cannabis eten door het te mengen met cakebeslag. Dit heet een ‘spacecake’.
Thema 1 Je gezondheid
6
Wetten, regels en hulp De Nederlandse overheid maakt regels waar alle Nederlanders zich aan moeten houden. Deze regels staan in de wet. Er zijn speciale wetten over alcohol, roken en drugs.
alcohol en de wet ▼ Afb. 34 een blaastest
effecten van cannabis Cannabis versterkt je stemming. Voel je je goed, dan voel je je beter door cannabis. Bij een licht gevoel in je hoofd ben je ‘high’. Als je armen en benen zwaar aanvoelen, ben je ‘stoned’. Een slecht gevoel vermindert je stemming en maakt je neerslachtig. Door cannabis beleef je dingen anders. Kleuren lijken mooier en muziek klinkt helderder. Ruimten lijken groter of kleiner en minuten lijken uren. Gebruikers fantaseren vaak, krijgen enorme honger (een vreetkick) of de slappe lach (een lachkick). Een misselijk of duizelig gevoel na het gebruik van cannabis heet flippen. Je kunt hierbij in paniek raken en je hart gaat sneller kloppen. Door gebruik van cannabis neemt je concentratie af. Nadenken of huiswerk maken is dan erg moeilijk.
cannabis en je gezondheid Als je elke dag cannabis gebruikt, word je er geestelijk afhankelijk van. Hierover ging basisstof 3. Bij cannabis heb je niet steeds meer nodig voor hetzelfde effect. Je krijgt ook niet automatisch behoefte aan zwaardere drugs. Blowen kan rokersziekten zoals longkanker en bronchitis veroorzaken. In de rook van een joint zitten meer kankerverwekkende stoffen dan in tabaksrook. Meisjes kunnen door langdurig gebruik onregelmatig ongesteld worden. Bij jongens kan de productie van zaadcellen afnemen. Dit komt terug als je stopt met het gebruik van cannabis.
basisstof 6 Wetten, regels en hulp
De Drank- en horecawet gaat over het gebruik en de verkoop van alcohol. Hierin staat bijvoorbeeld dat aan jongeren onder de 18 jaar geen alcohol mag worden verkocht. Jongeren onder de 18 jaar zijn ook strafbaar als ze drank bij zich hebben. De wet maakt geen verschil tussen sterke drank en minder sterke drank. In de Wegenverkeerswet staan regels over alcohol in het verkeer. Alcohol maakt je minder scherp. Ook voelt het soms alsof je in een tunnel rijdt. Dat heet het tunneleffect. Bij verkeerscontroles meet een agent met een blaastest het alcoholgehalte in uitgeademde lucht (zie afbeelding 34 en 35). Hiermee rekent hij uit hoeveel alcohol er in het bloed zit. Deze hoeveelheid druk je uit in promille. Eén promille is één duizendste deel. Een bestuurder mag maximaal 0,5 promille alcohol in zijn bloed hebben. Dat zijn ongeveer twee glazen alcohol. Voor mensen die korter dan 5 jaar hun rijbewijs hebben (beginnend bestuurders), is dat maximaal 0,2 promille. De Mediawet verbiedt radio- en televisiereclame voor alcohol tussen 6.00 en 21.00 uur. WB OPDRACHT 37 BLZ. 29
▶ Afb. 35 een blaastest voor fietsers?!
WB OPDRACHT 35 EN 36 BLZ. 28
26
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 26-27
27
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
▼ Afb. 36 In openbare ruimten geldt een rookverbod.
basisstof 6 Wetten, regels en hulp
roken en de wet
Thema 1 Je gezondheid
▼ Afb. 39 drankendrugs.nl
In de Tabakswet staan regels waarmee de Nederlandse overheid roken probeert te beperken. Niet-rokers worden hiermee beschermd tegen passief roken. Roken is verboden in alle openbare ruimten, op de werkplek en in de horeca (zie afbeelding 36). Ook in kleine cafés zonder personeel is roken verboden. Reclame voor tabak is verboden op radio en televisie. Ook staat er een waarschuwing op elk pakje sigaretten. De waarschuwingen gaan over de gevaren van roken (zie afbeelding 37). Daarnaast mogen winkels geen tabak verkopen aan jongeren onder de 18 jaar.
basisstof 6 Wetten, regels en hulp
Op de website www.drankendrugs.nl (zie afbeelding 39) vind je informatie, filmpjes, links, testjes en antwoorden op veelgestelde vragen. Je kunt ook zelf vragen stellen via e-mail en telefoon.
hulp bij problemen
▼ Afb. 40 het Centrum voor Jeugd en Gezin
▼ Afb. 37 waarschuwingen op pakjes sigaretten
▼ Afb. 41 Voor een gesprek kun je terecht bij Sensoor.
Bij de meeste problemen is hulp nodig. Je kunt hulp vragen aan familie, vrienden, een vertrouwenspersoon of de school- of huisarts. Als je hulp wilt van iemand die je niet kent, kun je bijvoorbeeld bellen met de Kindertelefoon. De kindertelefoon is er voor kinderen en jongeren van 8 tot 18 jaar. Je kunt overal over bellen, mailen en chatten, zo vaak je maar wilt. Het is gratis en anoniem. Anoniem is zonder je naam te noemen. Een andere instelling speciaal voor kinderen, jongeren tot 23 jaar en hun ouders is het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) (zie afbeelding 40). Zij geven voorlichting, hulp, advies en ondersteuning over bijvoorbeeld opvoeding en gezondheid. Op de website vind je voor elke groep specifieke informatie, zoals over genotmiddelen bij pubers. Sensoor (zie afbeelding 41) is een soort Kindertelefoon voor iedereen (zie afbeelding 42). De vrijwilligers van Sensoor zijn 24 uur per dag, 7 dagen in de week bereikbaar. Het RIAGG (Regionale Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg) helpt bij emotionele of geestelijke problemen. Hier krijg je professionele hulp, meestal door gesprekken.
drugs en de wet De werking van alcohol, koffie en tabak is hetzelfde als die van drugs. Volgens de wet zijn het geen drugs. Alcohol en tabak zijn maatschappelijk geaccepteerd. Dit betekent dat de meeste mensen weinig problemen hebben met het gebruik ervan (door anderen). Drugs worden niet maatschappelijk geaccepteerd. Ze staan in de Opiumwet en zijn ingedeeld in twee lijsten: lijst 1 zijn harddrugs, lijst 2 zijn softdrugs. Het is wettelijk verboden om drugs te verhandelen. Wel is er een gedoogbeleid. Dit betekent dat er uitzonderingen worden gemaakt op de wet. Coffeeshops verkopen softdrugs en een volwassene mag maximaal vijf hennepplanten kweken. De overheid staat dit toe om de handel in hard- en softdrugs uit de criminaliteit te houden. In het buitenland zijn de regels over drugs veel strenger. Cannabis is verboden en de straffen zijn heel hoog. WB OPDRACHT 38 EN 39 BLZ. 29
▼ Afb. 38 het Trimbos-instituut
▼ Afb. 42
Tim Tim kijkt samen met zijn moeder een film. Ze zet nootjes op tafel en schenkt cola in. De film is erg grappig. Tims moeder lacht bijna de hele tijd. Ineens wordt ze stil en dan gebeurt het weer… Ze sleurt Tim van de bank en slaat hem bont en blauw. Ze zegt dat Tim niet zo veel nootjes mocht eten. Ze slaat Tim heel hard en hij begint steeds harder te huilen. Hij rukt zich los en gaat naar zijn kamer. De volgende ochtend wordt Tim wakker met veel pijn. Hij heeft blauwe plekken en een bloedneus. Tim hoort de buitendeur. Zijn moeder gaat weg. Tim is onrustig. Hij kijkt wat tv en zet de computer
Telefoonnummer: 0800-0432 www.kindertelefoon.nl
op zijn kamer aan. In zijn la ligt een folder van de Kindertelefoon. Tim belt het nummer op de folder. ‘Hallo, met de Kindertelefoon, met Ilse,’ zegt een vriendelijke stem. Tim praat met Ilse over de vorige avond. Samen gaan ze op zoek naar een oplossing. Tim is opgelucht na het telefoontje.
voorlichting
hulp bij verslaving
De overheid geeft voorlichting over het gebruik en de risico’s van alcohol, tabak en drugs. Ook verspreidt de overheid voorlichtingsfolders en zijn er spotjes op tv. Naast de overheid geven ook veel organisaties voorlichting over genotmiddelen en verslaving. Zo doet het Trimbos-instituut (zie afbeelding 38) onderzoek naar alcohol-, drug- en tabaksverslaving. Ze bedenken behandelmethoden en geven voorlichting aan andere instanties.
Afkicken is het afkomen van een verslaving. Dit is vaak erg moeilijk. Er is veel professionele hulp voor verslaafden. Jellinek is de grootste verslavingsinstelling van Nederland. Jellinek helpt mensen om van hun verslaving af te komen. Ook doen ze wetenschappelijk onderzoek naar verslaving en behandeling. Er zijn ook hulpgroepen, zoals de Anonieme Alcoholisten (AA) waar (ex-)verslaafden elkaar helpen. WB OPDRACHT 40 EN 41 BLZ. 30
28
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 28-29
29
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
7
basisstof 7 Zorgen
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 7 Zorgen
Een huismiddel is een combinatie van ingrediënten die je meestal wel in huis hebt. Samen helpen ze je om beter te worden. Tegen keelpijn helpt warme melk met honing. Bij diarree helpt één dag alleen water, thee of bouillon drinken vaak. Als je niet beter wordt, kun je het best naar je huisarts gaan. Hij geeft advies en soms medicijnen. Bij ernstige klachten moet je meteen naar je huisarts gaan.
Zorgen
Ziek zijn is niet prettig. Je voelt je naar, zit thuis en doet minder vaak leuke dingen. Soms is het onzeker wat je hebt en hoelang het duurt. Als je ziek bent, heb je zorg nodig. Er zijn verschillende soorten zorg. Daarover gaat het in deze basisstof.
WB OPDRACHT 42 EN 43 BLZ. 32
zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg
wondverzorging
In afbeelding 43 zie je drie vormen van zorg: zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg. Zelfzorg betekent: je zorgt voor jezelf. Rachid neemt een pijnstiller en gaat vroeg naar bed. Andere voorbeelden van zelfzorg zijn jezelf wassen en je eigen eten klaarmaken. Mantelzorg is: zorgen voor elkaar. Je krijgt hulp van mensen in je omgeving: van familie, vrienden of buren. De ouders van Rachid zorgen voor hem. Jij zorgt soms voor de mensen in je omgeving. Thema 6 ‘Thuis in je huis’ van deel 1 ging over mantelzorg. Professionele zorg is zorgen als beroep, bijvoorbeeld een huisarts, een wijkverpleegkundige en een tandarts. Mensen die professionele zorg geven, worden voor hun werk betaald. Hierover leer je in basisstof 8.
Om de kans op infecties en littekens te verkleinen, is het belangrijk om een wond goed te verzorgen. Ook geneest de wond hierdoor sneller. Bij een grote wond moet je naar de huisarts. Kleine wondjes, zoals een sneetje of een schaafwond, behandel je zelf (zie afbeelding 44). Je maakt de wond eerst schoon door te spoelen met water. Daarna dep je de wond voorzichtig droog met een schone doek of papier. Vervolgens ontsmet je de wond met een ontsmettingsmiddel. Ten slotte bescherm je de wond met een pleister of verband tegen vuil en bacteriën. Een brandwond houd je meteen onder lauw, stromend water. Daarna bel je een dokter. WB OPDRACHT 44 BLZ. 33
▼ Afb. 43 drie vormen van zorg ▶ Afb. 44 Een kleine wond ontsmet je met ontsmettingsmiddel.
1 Rachid heeft griep. Hij heeft hoofdpijn en spierpijn. Hij gaat vroeg naar bed.
2 De volgende dag is Rachid nog ziek. Zijn vader brengt hem thee met een beschuit.
3 Rachid wordt steeds zieker. Daarom belt zijn vader de huisarts.
zelfzorg als je ziek bent Je lichaam waarschuwt je als je ziek bent door bijvoorbeeld pijn, braken of diarree. Om beter te worden moet je ontdekken waardoor je ziek bent. Soms is dit erg moeilijk, bijvoorbeeld bij chronische pijn. Chronisch betekent dat de ziekte lang blijft of vaak terugkomt. Soms word je beter door het veranderen van je leefstijl, bijvoorbeeld meer slapen, minder werken, meer bewegen of gezonder eten. Je kunt ook een middel, zoals een pijnstiller gebruiken om beter te worden. Pijnstillers helpen vaak maar even. De kans dat je weer ziek wordt, verdwijnt niet door een pijnstiller. 30
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 30-31
31
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
8
basisstof 8 Professionele zorg
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 8 Professionele zorg
Professionele zorg
Een huisarts werkt alleen of samen met andere huisartsen in een praktijk. Soms is dat in een gezondheidscentrum. Hier werkt een huisarts samen met andere zorgverleners, bijvoorbeeld een tandarts, een wijkverpleegkundige, een logopedist en een fysiotherapeut.
Zelfzorg en mantelzorg zijn niet altijd voldoende. Soms heb je professionele zorg nodig. Huisartsen, specialisten en andere professionele zorgverleners bieden professionele zorg.
WB OPDRACHT 46 EN 47 BLZ. 35
WB OPDRACHT 45 BLZ. 35
Je huisarts verwijst soms naar een paramedicus of specialist. Een paramedicus is geen arts maar werkt wel aan je gezondheid. Bij spraakproblemen ga je bijvoorbeeld naar een logopedist. Een fysiotherapeut behandelt onder andere problemen met lopen, staan of sportblessures. Een specialist is een gespecialiseerd arts. Voorbeelden zijn een kinderarts, een cardioloog voor hart- en vaatziekten en een kno-arts voor keel-, neus- en oorproblemen (zie afbeelding 46).
andere professionele zorgverleners
huisarts Je huisarts is meestal de eerste deskundige waar je naartoe gaat als je ziek bent. Een huisarts stelt vragen over de klacht. Hij vraagt bijvoorbeeld waar het pijn doet en hoelang het al duurt. Dat heet een anamnese. Hoe beter je de klachten beschrijft, hoe gemakkelijker het is voor de huisarts. Je mag zelf ook vragen stellen. Daarna doet de huisarts onderzoek. Hij voelt, luistert, kijkt en meet soms je bloeddruk (zie afbeelding 45).
▶ Afb. 46 Een kno-arts behandelt keel-, neus- en oorproblemen.
▶ Afb. 45 de bloeddruk meten
▼ Afb. 47 thuiszorg: verpleging of hulp bij mensen thuis
Soms moet je urine of ontlasting inleveren of bloed laten prikken. De urine, ontlasting of het bloed wordt onderzocht. De plaats waar dit gebeurt, heet een laboratorium. Soms moet je voor verder onderzoek naar een ziekenhuis, bijvoorbeeld voor röntgenfoto’s. Met de uitslagen van de onderzoeken stelt de huisarts een diagnose. Dat is de naam van de ziekte die je hebt. Na de diagnose stelt je huisarts een behandelplan op. Hij kiest samen met jou de beste geneeswijze. Hij geeft vaak ook advies over je leefstijl. Een huisarts weet meestal veel over de patiënt. Patiënten vertrouwen hem. Een huisarts heeft dan ook een beroepsgeheim. Vanaf je 16e blijft wat je vertelt altijd tussen jou en je huisarts. Voor je 16e vraagt hij soms of hij er met je ouders over mag praten. 32
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 32-33
Een specialist werkt meestal in een ziekenhuis. Hij doet vervolgonderzoek en behandelt specifieke klachten. Bij een specialist is een verwijsbrief van de huisarts verplicht. Hierin beschrijft de huisarts kort je klachten. In een ziekenhuis werken veel verschillende specialisten. Ook werken er verpleegkundigen in een ziekenhuis. Zij verzorgen je na een operatie of bij een ernstige ziekte.
gemeentelijke gezondheidsdienst Elke gemeente heeft een Gemeentelijke Gezondheidsdienst: de GGD. De GGD is verantwoordelijk voor de gezondheidszorg in de gemeente. Een GGD verzorgt inentingen en heeft een schoolartsendienst. De GGD licht ook in over infectieziekten. De thuiszorg helpt oude of zieke mensen in hun eigen huis (zie afbeelding 47). De thuiszorg helpt ook bij de geboorte van een baby. Er werken verpleegkundigen, gezinsverzorgenden en kraamverzorgenden. WB OPDRACHT 48 BLZ. 36 33
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
basisstof 8 Professionele zorg
alternatieve genezers Artsen uit een ziekenhuis studeerden aan een universiteit. Hun behandelingen zijn wetenschappelijk getest. Een geneeswijze zonder wetenschappelijk bewijs noem je een alternatieve geneeswijze. Een alternatieve geneeswijze vult een normale behandeling aan maar is geen vervanger. Bij acupunctuur wordt met kleine, pijnloze naaldenprikjes evenwicht gebracht in de energiestroom van een patiënt. Acupunctuur is een Chinese geneeswijze en werkt behandeld en preventief. Mensen gebruiken acupunctuur bij het stoppen met roken of het verminderen van een allergie. Homeopathie is een natuurlijke geneeswijze die werkt met kruiden. De basis is dat (ziekte)verschijnselen worden veroorzaakt door de natuur en dat de natuur deze ook kan genezen. Homeopathie kan genezen maar zorgt vooral voor minder pijn en minder bijwerkingen dan normale medicijnen. Massage is ook een alternatieve geneeswijze. Door een bepaalde druk, spanning, beweging of trilling te veroorzaken met de hand of een hulpmiddel worden klachten behandeld. Een bijzondere vorm van massage is hotstone massage. Hierbij ontspant het lichaam door warme stenen. De stenen zijn zwaar en houden de warmte lang vast. Deze massagetechniek komt uit de tijd van de Grieken en Romeinen. Het voordeel van veel alternatieve geneeswijzen is dat er bijna geen bijwerkingen zijn. Een nadeel is dat het vaak erg duur is doordat de verzekering de behandeling niet vergoedt.
Thema 1 Je gezondheid
9
extra basisstof 9 Geneesmiddelen
Geneesmiddelen Als je ziek bent, wil je beter worden. Daar zorgen geneesmiddelen voor (zie afbeelding 49). Een geneesmiddel noem je ook wel een medicijn. Een geneesmiddel is een stof met een genezende werking. Dit betekent dat je er beter van wordt. Voor veel geneesmiddelen is een recept van de huisarts of specialist verplicht. Dat is een briefje met de naam van het geneesmiddel. Ook staat erop hoeveel en hoe vaak je het moet gebruiken. Geneesmiddelen zonder recept koop je bij de drogist of in de supermarkt. Voorbeelden hiervan zijn pijnstillers, hoestdrankjes en neusdruppels.
▶ Afb. 49 geneesmiddelen
WB OPDRACHT 49 BLZ. 37
verzekeringen
▼ Afb. 48 zorgverzekeraars
Professionele zorg kost veel geld. Vaak betaal je dit niet zelf. Een zorgverzekeraar betaalt de kosten voor professionele zorg. In ruil daarvoor betaalt iedereen boven de 18 jaar een vast maandbedrag. Dit bedrag noem je premie. De premie verschilt per zorgverzekeraar en per verzekeringspakket. Het basispakket is verplicht en bij elke verzekeringsmaatschappij gelijk. Hieruit wordt de belangrijkste medische zorg vergoed. Voor de overige zorg zijn er aanvullende verzekeringen. Deze zijn bijvoorbeeld voor psychologische hulp, een bril of een beugel. Bij een aanvullende verzekering betaal je een hogere premie. Naast premie betaal je ook een eigen bijdrage. Dit is het bedrag aan zorgkosten uit het basispakket dat je zelf betaalt. Een zorgverzekering is verplicht voor iedere Nederlander. Iedereen kiest zijn eigen zorgverzekeraar (zie afbeelding 48). Vergelijkingssites helpen bij het vergelijken van verschillende zorgverzekeringspakketten.
de apotheek Geneesmiddelen met een recept haal je bij de apotheek (zie afbeelding 50). In een apotheek werken apothekers en apothekersassistenten. Zij weten veel van medicijnen en maakten deze vroeger zelf. Nu worden veel geneesmiddelen kant-en-klaar geleverd. Soms maakt een apotheker een bijzondere samenstelling van een geneesmiddel. Ook geeft een apotheker advies. Sommige kinderen slikken een tablet slecht door. Een apotheek levert dan een andere vorm, zoals een zetpil of drankje. Een zetpil is een pil die in de anus wordt ingebracht. ▶ Afb. 50 Een apotheker geeft advies.
WB OPDRACHT 50 BLZ. 38
34
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 34-35
35
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
extra basisstof 9 Geneesmiddelen
gebruik van geneesmiddelen De meeste geneesmiddelen hebben bijwerkingen. Dat zijn schadelijke of onbedoelde effecten. Bijwerkingen werken elkaar soms tegen of versterken elkaars werking. De apotheek en huisarts geven hierover advies. De bijwerkingen staan ook in de bijsluiter. Hierin staat alle belangrijke informatie over het geneesmiddel. Verder lees je waar het medicijn van is gemaakt en hoe je het inneemt. Ook staat hier de dosering. Dat is de hoeveelheid geneesmiddel die de patiënt moet innemen en hoe vaak. In tabel 3 zie je de uitleg van moeilijke woorden in een bijsluiter.
Thema 1 Je gezondheid
10
Gezond werken Je werkt om geld te verdienen, je nuttig te voelen, voor contact met anderen of om iets te leren. Werken is gezond. In deze basisstof leer je dat werken soms ook ongezond kan zijn.
stress en beroepsziekten
▼ Tabel 3 moeilijke woorden in een
Te veel werken kan stress veroorzaken. Stress is spanning. Bij te veel spanning krijg je klachten zoals hoofdpijn, slaapproblemen, vergeetachtigheid en zelfs hartklachten. Te veel stress veroorzaakt soms een burn-out. Burn-out betekent letterlijk ‘opgebrand’. Simpele taken zijn dan vaak al lastig en je hebt geen energie, motivatie en concentratie meer. Je kunt ook andere ziekten krijgen door te werken. Dit zijn beroepsziekten. Bijna elk beroep heeft wel beroepsziekten. In afbeelding 52 zie je huiduitslag. Dit is een beroepsziekte van kappers.
bijsluiter
tekst op de bijsluiter
Wat betekent het?
samenstelling
Welke stoffen zitten in het geneesmiddel?
werking
Hoe werkt het geneesmiddel?
toepassing
Bij welke klachten kun je het gebruiken?
bijwerkingen
Wat zijn de onbedoelde effecten?
waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen
Waar moet je speciaal op letten?
wisselwerking met andere geneesmiddelen
Mag je het gebruiken samen met andere geneesmiddelen?
invloed op de rijvaardigheid
Kun je nog aan het verkeer deelnemen?
bekwaamheid om machines te gebruiken
Kun je nog met machines werken?
dosering en wijze van gebruik
Hoeveel moet je gebruiken en hoe moet je het innemen?
bewaren en houdbaarheid
Hoe moet je het bewaren? Hoelang kun je bewaren?
extra basisstof 10 Gezond werken
▶ Afb. 52 huiduitslag bij kappers
bewaren van geneesmiddelen ▼ Afb. 51 Gooi geneesmiddelen niet weg. Geneesmiddelen blijven maar een bepaalde tijd goed. Overgebleven of oude geneesmiddelen doe je bij het chemisch afval of breng je terug naar de apotheek. Als je ze doorspoelt of weggooit, vervuilen ze de bodem of het water (zie afbeelding 51). Ook bestaat de kans dat kinderen ze vinden. Geneesmiddelen bewaar je op een plek waar kinderen niet bij kunnen.
onderzoek naar geneesmiddelen Geneesmiddelen worden goed onderzocht voordat ze verkocht worden. Als het geneesmiddel niet schadelijk is, wordt de werkzaamheid onderzocht met een placebo. Een placebo is een tablet of drankje dat er net zo uitziet als het echte geneesmiddel. In een placebo zitten alleen geen werkzame stoffen. Bij een geneesmiddelenonderzoek krijgt de helft van de deelnemers het echte geneesmiddel en de andere helft een placebo. Vaak voelen mensen zich al beter als ze een tablet of drankje krijgen. Ook al zit er geen werkzame stof in. Dit noem je het placebo-effect. Bij een dubbelblind onderzoek weet alleen de onderzoeker wie het echte geneesmiddel krijgt. De arts en de proefpersonen weten niet wie een placebo en wie een echt geneesmiddel krijgt. WB OPDRACHT 51 T/M 53 BLZ. 39
36
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 36-37
Slaapstoornissen komen vaak voor bij mensen met onregelmatige diensten. Problemen met oren, hersenen of ademhaling komen bij meerdere beroepen voor. Werken kan ook infectieziekten veroorzaken.
arbowet Om te voorkomen dat werknemers ziek worden, is er de Arbowet (Arbeidsomstandighedenwet). Hierin staan regels voor veiligheid en gezondheid op het werk. De wet geldt voor alle werkplekken zoals fabrieken, kantoren en scholen. Werkgevers stellen regels op voor veiligheid en gezondheid. Werknemers moeten zich hieraan houden. Ze moeten bijvoorbeeld beschermende middelen, zoals lasbrillen en veiligheidsschoenen gebruiken (zie afbeelding 53).
37
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
extra basisstof 10 Gezond werken
Thema 1 Je gezondheid
Samenvatting
▶ Afb. 53 beschermende middelen tijdens het werken
doelstelling 1
1 een lasbril
2 een mondmasker
3 oorbeschermers
4 een helm
In thema 4 ‘Sporten’ van deel 1 heb je geleerd over verstandig tillen. In de Arbowet staan ook maatregelen om gezondheidsproblemen door tillen te voorkomen. Er is bijvoorbeeld een maximaal gewicht voor materialen. Soms zijn hulpmiddelen tijdens het tillen verplicht. Dit zie je in afbeelding 54. De arbeidsinspectie controleert of bedrijven zich houden aan de Arbowet. WB OPDRACHT 54 T/M 56 BLZ. 43
▶ Afb. 54 tillen volgens de Arbowet
38
2 in de verzorging: mensen tillen
basisstof 2
Je kunt aangeven wat infectieziekten zijn en waardoor ze worden veroorzaakt. Je kunt ook aangeven hoe ziekteverwekkers in je lichaam komen en hoe je de kans op infectieziekten verkleint. • Infectieziekten: ziekten waarmee je anderen kunt besmetten. – Worden veroorzaakt door: virussen, bacteriën en schimmels. • Ziekteverwekkers: – komen in je lichaam door: eten en drinken, ingeademde lucht, vrijen en besmette naalden; – kunnen een ontsteking veroorzaken: pijn, warmte, zwelling, roodheid. • Incubatietijd: tijd tussen besmetting en ziek worden. • Je verkleint de kans op infectieziekten door: – te voorkomen dat je ziek wordt (preventie), bijv. vaccinatie; – goede hygiëne (lichaam, kleding, omgeving en voedsel); – een goede hygiëne; hiermee bouw je weerstand op.
basisstof 1
basisstof 1
Je kunt aangeven waardoor je ziek kunt worden. • Overnemen van je ouders: – erfelijke ziekte of erfelijke handicap. • Vanaf je geboorte aanwezig zonder dat je ouders de ziekte hebben: – aangeboren ziekte of aangeboren handicap. • Invloeden uit je omgeving: – stoffen en ziekteverwekkers (besmetting). • Mensen uit je omgeving: – je gezin en vrienden.
doelstelling 3
1 in de bouw: materialen tillen
doelstelling 4
Je kunt aangeven wat gezondheid is. Je kunt ook uitleggen wat wordt bedoeld met de uitspraak: ‘De mens is een eenheid.’ • Gezondheid is lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn. – Welzijn betekent: je goed voelen. – Lichamelijk welzijn betekent: je lichaam werkt normaal, je hebt geen pijn. – Geestelijk welzijn betekent: je voelt je opgewekt en maakt je weinig zorgen. – Sociaal welzijn betekent: je voelt je thuis in je omgeving en hebt veel contact met anderen. • De mens is een eenheid doordat lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn met elkaar zijn verbonden en elkaar beïnvloeden.
doelstelling 2
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 38-39
Samenvatting
doelstelling 5
basisstof 2
Je kunt aangeven hoe je lichaam zichzelf beschermt tegen infectieziekten. Je kunt ook aangeven hoe immuniteit ontstaat en welke soorten immuniteit er zijn. • Witte bloedcellen maken antistoffen tegen lichaamsvreemde stoffen. – Lichaamsvreemde stoffen: stoffen die niet in je lichaam thuishoren. – Witte bloedcellen sluiten ziekteverwekkers en andere bacteriën in. – Etter of pus bestaat uit dode witte bloedcellen en gedode bacteriën. • Witte bloedcellen onthouden hoe ze de antistof hebben gemaakt. Bij de volgende infectie maken ze meteen weer antistoffen aan en word je niet ziek. • Je bent immuun voor de ziekte. Twee soorten immuniteit: – natuurlijke immuniteit: ontstaat doordat je de ziekte doormaakt; – kunstmatige immuniteit: ontstaat door inenting met een vaccin zoals de griepprik. • Rijksvaccinatieprogramma (RVP): op kosten overheid kinderen laten vaccineren. • Griepprik: griepvaccinatie voor ouderen en mensen met minder weerstand.
basisstof 1
Je kunt aangeven wat leefstijl is en voorbeelden van leefstijlziekten noemen. Je kunt ook aangeven hoe je met je eigen gedrag invloed hebt op je gezondheid. • Leefstijl: je manier van leven. – Leefstijlziekten: cariës, hart- en vaatziekten, enkele kankersoorten. • Je verkleint de kans op leefstijlziekten door je eigen gedrag aan te passen op het gebied van: – voedsel, beweging, persoonlijke verzorging; – roken, alcohol- en druggebruik; – je gedrag in het verkeer; – je vermijdt risicofactoren.
39
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
doelstelling 6
Samenvatting
basisstof 3
• Jij bepaalt zelf of je een genotmiddel gebruikt. Keuze is lastig door: – lichte druk: het is gemakkelijk om ‘nee’ te zeggen; – zware druk: het is moeilijk om ‘nee’ te zeggen.
Je kunt aangeven wat genotmiddelen zijn. Je kunt redenen noemen waarom jongeren wel of niet genotmiddelen gaan gebruiken. • Genotmiddelen: middelen die mensen nemen om van te genieten, bijv. alcohol, tabak, snoep en koffie. • Redenen voor gebruik: nieuwsgierigheid, erbij horen, verveling, ontspanning, gezelligheid, genieten, problemen vergeten. • Redenen om niet te gebruiken: gezondheid, geld, slechte ervaringen, geen interesse, het geloof.
doelstelling 7
doelstelling 10
Je kunt redenen noemen waarom jongeren wel of niet roken. Ook kun je aangeven waardoor jongeren worden beïnvloed in hun rookgedrag. • Redenen om te roken: – gezellig en rustgevend, omdat mensen het lekker vinden; – stoer doen, er volwassen uitzien, bij de groep horen; – nieuwsgierigheid, ouders roken ook. • Redenen om niet te roken: – slecht voor je gezondheid en je conditie; – het is duur en het stinkt. • Jongeren worden bij hun rookgedrag beïnvloed door hun leeftijdsgenoten, hun ouders, media en reclame.
basisstof 3
Je kunt de effecten van het gebruik van alcohol noemen op korte en op lange termijn. • Effecten van alcohol op korte termijn: – loskomen, aangeschoten zijn, dronken zijn; – kater: volgende dag weinig herinneren, dorst, hoofdpijn, overgeven en suf gevoel. • Effecten van alcohol op lange termijn: – gewenning (tolerantie) en/of verslaving: – geestelijke afhankelijkheid; – lichamelijke afhankelijkheid; – ontwenningsverschijnselen: rillerig, ziek en koortsig; – schade aan lever, hersenen, keel, slokdarm, maag en hart.
doelstelling 8
doelstelling 11
basisstof 3
basisstof 3
Je kunt aangeven wie invloed hebben op je keuze om wel of niet alcohol of een ander genotmiddel te gebruiken. Je kunt ook aangeven hoe je te beïnvloeden bent. • Invloeden: je vrienden, je ouders en familie, de overheid en fabrikanten (reclame).
40
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 40-41
basisstof 4
Je kunt schadelijke stoffen in tabaksrook noemen en je kunt de gevolgen beschrijven van het gebruik van tabak. • Tabaksrook: mengsel van gassen en fijne teerdruppeltjes. – Teer: zorgt voor een laagje aan de binnenkant van je longen; veroorzaakt rokershoest. – Koolstofmonoxide: vermindert vervoer van zuurstof. – Nicotine: giftige en verslavende stof met een opwekkende werking. • Gevolgen van tabak: – snellere hartslag, vernauwing van bloedvaten, trillende handen; – duizelig en misselijk bij het eerste gebruik; – rokersziekten: bronchitis, longkanker, keelkanker en hart- en vaatziekten; – geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid. • Stoppen met roken: – ontwenningsverschijnselen: rusteloos, meer eten, snoepen, koude rillingen, prikkelbaar, slaapstoornissen; – hulpmiddelen: elektronische sigaret, pleister en kauwgom met nicotine. • Passief roken: je rookt zelf niet, maar je krijgt wel de schadelijke stoffen binnen van de rook van anderen.
Je kunt aangeven waardoor alcoholgebruik voor jongeren extra gevaarlijk is. • Risico’s van alcohol op jonge leeftijd: – extra ongezond tijdens de groei; – minder goede school-, studie- en werkprestaties; – meer kans op onveilig vrijen; – toename van ongelukken en agressie; – kans op een black-out; – kans op alcoholvergiftiging.
doelstelling 9
basisstof 4
Thema 1 Je gezondheid
doelstelling 12
Samenvatting
basisstof 5
• Tabakswet: raadt roken af, bescherming passieve rokers: – verboden in alle openbare ruimten, op de werkplek en in de horeca; – waarschuwing op pakjes sigaretten dat roken ongezond is; – verkopen van tabak aan jongeren onder de 18 jaar is verboden; – reclame voor tabak op radio en televisie is verboden. • Opiumwet: overzicht van alle soorten drugs: – lijst 1: harddrugs; – lijst 2: softdrugs. – Volgens het gedoogbeleid mogen softdrugs onder bepaalde voorwaarden worden verkocht. • Maatregelen van de overheid: – Mediawet verbiedt radio- en televisiereclame voor alcohol tussen 6.00 en 21.00 uur; – verspreiding van voorlichtingsfolders; – spotjes op tv.
Je kunt drugs verdelen in groepen, de werking beschrijven en voorbeelden noemen. • Harddrugs en softdrugs; verschil in risico’s voor de gezondheid. – Softdrugs koop je in een coffeeshop. De verkoop van harddrugs is verboden. • Stimulerende middelen: opwekkend effect (partydrugs): – amfetamine (speed) en cocaïne. • Verdovende middelen: slaperig gevoel, problemen vergeten: – heroïne. • Bewustzijnsveranderende middelen: andere beleving van de wereld om je heen (tripmiddelen): – hasj, weed, lsd en paddo’s.
doelstelling 13
basisstof 5
Je kunt omschrijven wat cannabis is. Je kunt de effecten noemen van het gebruik van cannabis op korte en op lange termijn. • Cannabis komt van de hennepplant en is een veelvoorkomende drug. – hasj en marihuana (wiet, weed); – gebruik door roken in een joint/stickie (blowen) of eten in een spacecake. • Effecten op korte termijn: – versterkt je stemming; – licht gevoel in je hoofd (high) of zware armen en benen (stoned); – andere beleving, lachkick, vreetkick, flippen, concentratieverlies. • Effecten op lange termijn: – geestelijke afhankelijkheid; – rokersziekten; – onregelmatige ongesteldheid; – verminderde zaadproductie.
doelstelling 14
doelstelling 15
basisstof 6
Je kunt aangeven bij welke organisaties je terechtkunt voor informatie over genotmiddelen of voor hulp bij problemen met genotmiddelen. • Trimbos-instituut: – onderzoek naar en voorlichting over verslaving. • www.drankendrugs.nl: – beantwoorden van vragen en geven van informatie over alcohol en drugs. • Kindertelefoon: – hulp en voorlichting voor kinderen van 8 tot 18 jaar via mail, chat en telefoon; gratis en anoniem. • Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG): – informatie, hulp, advies en ondersteuning over bijv. opvoeding en gezondheid aan kinderen, jongeren tot 23 jaar en hun ouders. • Sensoor: – 24 uur per dag hulp en voorlichting aan iedereen. • Regionale Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG): – professionele hulp bij geestelijke of emotionele problemen. • Jellinek: – hulp bij verslaving en afkicken en het doen van wetenschappelijk onderzoek. • Anonieme Alcoholisten (AA): – hulp voor en door (ex-)alcoholverslaafden (ervaringsdeskundigen en lotgenoten).
basisstof 6
Je kunt enkele wetten en regels noemen met betrekking tot alcohol, tabak en drugs. Je kunt ook maatregelen van de overheid noemen om het gebruik hiervan tegen te gaan. • Drank- en horecawet: gebruik en verkoop van alcohol: – Alcoholverkoop aan jongeren onder de 18 jaar is verboden. – Jongeren onder de 18 jaar die alcohol bij zich hebben, zijn strafbaar. • Wegenverkeerswet: regels over alcohol en verkeer: – maximaal 0,5 promille alcohol in je bloed; beginnend bestuurders max. 0,2 promille. 41
21/09/15 17:04
Thema 1 Je gezondheid
doelstelling 16
Samenvatting
basisstof 7
• Paramedicus: werkt aan je gezondheid maar is geen arts (logopedist, fysiotherapeut). • Specialist: gespecialiseerd in bepaalde ziekten (kno-arts, cardioloog, kinderarts). • Alternatieve genezers: genezers die behandelingen zonder wetenschappelijk bewijs uitvoeren. – Acupunctuur; kleine pijnloze naaldenprikjes; balans in energiestroom. – Homeopathie; kruiden als geneesmiddel uit de natuur. – Massage; met druk, spanning, beweging of trilling lichamelijke klachten verminderen. – Hotstone massage; het lichaam ontspannen door warme stenen. • De GGD zorgt voor inentingen, schoolartsendienst; geeft voorlichting over infectieziekten. • De thuiszorg geeft hulp bij mensen aan huis.
Je kunt drie vormen van zorg omschrijven en voorbeelden noemen. Ook kun je aangeven hoe je voor jezelf kunt zorgen bij veelvoorkomende gezondheidsklachten. • Zelfzorg: zorgen voor jezelf: – bijv. jezelf wassen en je eigen eten klaarmaken. • Mantelzorg: zorgen voor elkaar: – familie, vrienden of buren. • Professionele zorg: zorgen als beroep door betaalde krachten: – bijv. huisarts, wijkverpleegkundige, tandarts. • Zelfzorg als je ziek bent: – goed op je lichaam letten om oorzaak te achterhalen; – je leefstijl veranderen; – een pijnstiller of een huismiddeltje gebruiken; – naar de huisarts bij ernstige klachten of als je niet beter wordt.
doelstelling 17
doelstelling 20
basisstof 7
Je kunt beschrijven hoe je kleine wonden het best kunt verzorgen. • Maak de wond schoon door te spoelen met water. Dep droog met een doek of papier. • Ontsmet de wond met een ontsmettingsmiddel. • Bescherm de wond met een pleister of verband. • Een brandwond houd je meteen onder lauw, stromend water. Daarna bel je een dokter.
doelstelling 18
basisstof 8
Je kunt de vier stappen noemen die een arts zet bij onderzoek en behandeling. • Anamnese: vragen stellen over de klacht. • Onderzoek: bijv. voelen, luisteren, kijken of bloeddruk meten. • Diagnose: vaststellen van ziekte aan de hand van onderzoeksuitslagen. • Behandelplan: bepalen geneeswijze.
doelstelling 19
extra doelstelling 21
extra basisstof 9
Je kunt aangeven welke vormen van geneesmiddelen verkrijgbaar zijn, waar je ze kunt kopen, waar je op moet letten bij het gebruik ervan en hoe een geneesmiddelenonderzoek werkt. • Geneesmiddel (medicijn): een stof met een genezende werking. – Recept: brief van de huisarts met naam, gebruik en hoeveelheid van het medicijn. • Apotheek: voor geneesmiddelen met recept: – geeft voorlichting en advies, past medicijnen soms aan. • Drogist: verkoopt alleen geneesmiddelen zonder recept.
basisstof 8
Je kunt enkele professionele zorgverleners, hun taken en behandelwijzen noemen. • Een huisarts: – luistert naar je klachten, onderzoekt je en schrijft geneesmiddelen voor; – geeft advies over je leefstijl; – heeft een beroepsgeheim; – verwijst je eventueel door naar een paramedicus of specialist; – werkt vaak samen met anderen in een praktijk of gezondheidscentrum. 42
559040_BVVJ_OB_HB_HV_Thema1_210915.indd 42-43
basisstof 8
Je kunt uitleggen hoe de zorgverzekering in elkaar zit. • Zorgverzekeraar: een verzekeringsmaatschappij die professionele zorg betaalt. – Zorgverzekering: verplichte verzekering voor zorgkosten. – Premie: het bedrag dat de verzekerde aan een zorgverzekeraar betaalt. – Basispakket: verplicht deel van de zorgverzekering; gratis onder de 18 jaar. – Aanvullende verzekering, bijv. voor psychologische hulp, een bril of een beugel. – Eigen bijdrage: bedrag aan zorgkosten uit het basispakket dat je zelf betaalt.
Thema 1 Je gezondheid
Samenvatting
competenties/vaardigheden
• Geneesmiddelen in de vorm van een tablet, zetpil of drankje: – bijwerkingen: schadelijke of onbedoelde effecten. • Bijsluiter: hierin staat informatie over het geneesmiddel. • Dosering: aanbevolen (verplichte) hoeveelheid. • Bij het gebruik van geneesmiddelen let je op het volgende: – volg de voorschriften van de arts of apotheker; – goed en veilig bewaren: buiten bereik van jonge kinderen houden; – oude of overgebleven geneesmiddelen: terug naar apotheek of bij het klein chemisch afval. • Geneesmiddelenonderzoek gebeurt met een nepmedicijn (placebo). – Bij het placebo-effect denken mensen dat een medicijn werkt terwijl er geen werkzame stof in zit. – Dubbelblind onderzoek: de artsen en deelnemers weten niet wie het ‘echte’ medicijn en wie een placebo krijgt.
extra doelstelling 22
basisstof • Je hebt geleerd hoe je onderzoekt hoeveel teer er bij gewone sigaretten en filtersigaretten in de longen terechtkomt. • Je hebt geleerd hoe je een stappenplan voor de wondverzorging van een kleine wond maakt en gebruikt. • Je hebt geleerd hoe je een rollenspel over gezondheid schrijft en speelt.
extra basisstof –
extra basisstof 10
Je kunt aangeven wat beroepsziekten zijn en enkele wettelijke maatregelen noemen die gezond werken stimuleren. • Beroepsziekten: ontstaat door te veel werken, onveilig werken of verkeerde middelen: – stress, burn-out, huiduitslag, slaapstoornissen; – problemen met je oren, hersenen of ademhaling; – infectieziekten. • Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet): regels voor veiligheid en gezondheid op het werk: – geldt op alle werkplekken; – opgesteld door werkgevers, verplicht uitgevoerd door werknemers; – controle door arbeidsinspectie.
43
21/09/15 17:04