172 Tsch.Gesch.Gnk.Nauiurw.Wisk.Techn. 7(1984) 4
G.
Vanpacmcl* JAN FRANS THIJSBAERT (1736-1825) EN DE SCHOOL VOOR EXPERIMENTELE FYSIKA TE LEUVEN**
De geschiedenis van bet natiiurvvetenscliappeliik iiniversiteitsondervvijs geeft in de periode vodr 1800 weinig aanlciding tot het schrijven van wetenschappelijke biografieen, Een oorsproiikelijke bijdrage tot de natuurwetenschappen werd van de prol'essoren nict verwacht en weinigen onder hen hielden zich nit eigen beweging hiermee bezig. Toch was het universiteitsonderwijs, dat tijdens de achttiende eeuw doorlopend het voorwerp uitmaakte van hervormingen, niet zonder belang voor de ontwikkeling van dc natuurwetenschap. Niet alleen werd hier de basis gelegd van een wctenschappelijke oplciding die kon voldoen aan de tocnemende cisen van dc modcrne wetenschapsbeoefening; de universiteiten bepaalden ook in bclangrijke mate het beeld van de natuurwetenschap. haar onderverdehng in disciplines en haar verhouding tot de andere wetenschappen.' De rol van de universiteit als instelling kwam in het bijzonder tot uiting in het selektief aanvvenden van haar financiele en materiele middelen. waarmcc een nicuwe, gepaste omgeving werd geschapen. die zowel het onderwijs als het onderzoek ten goede kwam. Vanuit deze hoek biedt het inrichten van universitair onderwijs in de experimentele fysika een interessante kijk niet alleen op een bepaald onderdeel van het natuurwetenschappcHjk onderwijs, maar ook op het aandeel van de universitaire vvereld in de historische evolutic van de natuurwetenschap. Experimenten werden reeds in de zeventiende eeuw door heel wat prot'essoren in hun onderwijs opgenonien. voornamelijk als demonstraties van bepaalde t'ysische verschijnselen die in de eigenlijke natuurwetenschap werden behandeld. Het was echter pas in de achttiende eeuw dat de experimentele fysika zich als onaHiankclijkc discipline manifesteerde. Het doel bleei het demonstrcrcn van verschijnselen, maar wel z6 dat de hele natuurwetenschap systematisch kon worden uiteengezet door een aaneensluitende rij van welgekozen experimenten. Boegbeeld van deze experimentele fysika was J. A. Nollet (1700-1770), van wiens hand in 1743 dt Legons de *Vandcn Bemptliian 4, B-,W.10 I eiiven. Belgie. **Uilgewerkte tekst van een niededeiing geliouden op de voorjaarsvergaderiniz van ZiiidGewina, .•\nt\verpen 5 inci 19X4. I. Op de rol van de universitaire wereld in de natnurwelenschap van de aehlticnde eeuw werd recent gewezen door .I.L.. Heilbron, "Experimental natural philosophy" in G.S. Rou.sseau en R. Porter ed., The ferment oj knowledge (Cainbridge. 1980) 357-.387.
173 physique experimentale verscheen.' In dit werk vonden professoren niet alleen tal van experimenten over de hele natuurwetenschap, zij konden er ook de precieze beschrijving lezen van de fysische instrumenten, die hiervoor nodig waren. De experimentele fysika van Nollet kende een enorm sukses. Zijn invloed was, zoals we dat zo dadelijk voor Leuven zullen aantonen, bijzonder groot.' Rond 1750 was het invocren van dc experimentele fysika als onderdeel van het curriculum in zowat alle Europcse universiteiten aan de gang." Ondanks het feit dat deze hervorming stcrk gekleurd werd door de lokale omstandigheden aan de verschillende universiteiten, waren het essentieel overal dezelfde moeilijkheden waarvoor de hervormers zich geplaatst zagen. De eerste was van financiele aard: de prijs van een volledig instrumentenkabinet lag meestal ver boven het persoonlijke vermogen van de professoren. De universitaire overheid of een andere instantie moest worden gesensibiliseerd cm de nodige gcldcn ter beschikking te stellen. De tweede moeilijkheid, veruit de belangrijkste, was het vinden van de geschikte personen, onderlegd in de experimentele fysika en bekwaam om de zorg voor de instrumenten op zich te nemen. In wat volgt zullen we de evolutic van het onderwijs in de experimentele fysika te Leuven beschrijven. Dat we dit doen in nauw verband met een biografische schets van een der betrokken personen, mag gelden als erkenning voor de persoonlijke inspanningen die werden geleverd om de experimentele fysika een plaats in het universiteitsonderwijs te geven. De School voor Experimentele Fysika De rol van het experiment in de natuurwetenschap werd door de Leuvense professoren reeds tijdens de tweede helft van de zeventiende eeuw erkend. Zoals een onder hen schreef, was "het experiment de leermeesteres van de waarheid."' In hoever zij ook daadwerkelijk experimenten in hun onderwijs gebruikten is niet met zekerheid te achterhalen. Een dokument uit 1669 vermeldt de aankoop van "hydragogische en mathematische instrumenten."'' Rond 1700 bezat professor Martinus Van Velden een mikroskoop die hij ook aan zijn studenten toonde.' Niet onwaarschijnlijk werden in het onderwijs ook een vacuiimpomp en allerlei optische instrumenten ge2. J..^. Nollet, l.efons etcpinsiquc expcrimenlale (6 din.: Parijs, 174.3-1748). 3. Zie .1. Torlais. "l.'abbe Nollet (17()()-1770) et la physique experimentale au XVIIIe siecle," Conferences clti Palais ile la ilccouvene. scrie D. nr. 60 (zonder datum). 4. .I.L. Heilbron. £/pmp/iMo/^car/imo(/(vn;)/n'.«o-(Berkeley, 1982) 132-139. 5. E. iMuel en D. Werix, Physica (kursiisdiktaat 168.S-I687), Leuven Universiteilsarchiet', zonder katalogusnummer. p.5. 6. Overgenomen uit G. Monchamp. (iaiilee el /« «f/i,'«/(/c (St.Truiden, 1892) 179-180. 7. Philosuphia universa (kursusdiklaat 1706), Koninklijke Bibliotheek Brussel, hs. 358790. t'. 244r.
174 bruikt. Vanaf 1736 legde de pedagogic Het Varken zich erop toe systematisch fysische instrumenten te verzamelen.* Ook de andere pedagogieen bezaten elk voor het midden van de achttiende eeuw een bescheiden maar nuttige instrumentenkollektie. Een inventaris van deze kollekties uit 1754 merkte echter bij heel wat instrumenten op dat het ging om een verouderd toestel, of dat het buiten gebruik was.'' In 1743 trachtte de fakulteit een eerste keer het onderwijs in de experimentele fysika op ruimere basis uit te bouwen. Zij richtte zich hierbij tot de (Oostenrijkse) regering te Brussel, omdat ze zelf niet over de nodige middelen beschikte. Het antwoord was negatief: de Oostenrijkse successieoorlog eiste op dat ogenblik alle financiele reserves op.'" Elf jaar later werd opnieuw een initiatief genomen, ditmaal door de pas benoemde koninklijke kommissaris voor de universiteit, Patrice Francois de Neny (17I6-I784). Zijn inspanningen werden beloond. Op 17 maart 1755 werd aan de Leuvense Artesfakulteit een School voor Experimentele Fysika opgericht." Het onderwijs in de School voor Experimentele Fysika werd gezamenlijk verzorgd door vier filosofie-professoren, een uit elke pedagogic. Zij werden hiervoor elk jaar opnieuw aangewezen. De lessen vonden plaats in de Vicus, het hoofdgebouw van de fakulteit, op dinsdag en vrijdag van 9 tot 11, gedurende drie maanden. Het publiek bestond grotendeels uit studenten, die deze lessen dienden te volgen als onderdeel van het gewone curriculum van de fakulteit. Zij betaalden hiervoor een bedrag varierend tussen 4 en 16 schellingen. Ook toeschouwers van buiten de fakulteit werden toegelaten: zij betaalden voor de hele kursus 40 schellingen. De professoren ontvingen voor hun onderwijs elk 42 florijnen.'Het lesprogramma werd opgcsteld door professor Jean Pierre Sauvage, "I'un des plus zeles, que nous aions, pour cet etablissement, et des plus entendus dans la matiere," aldus de fakulteit." Een andere bron bevestigt 8. Brief van de pedagogic Het Varken aan P.F. de Neny, 23 oktober 1754. .Algemeen Rijksarchief Brussel (A.R.), Fonds Oostenrijkse Geheime Raad (GR) 1078 A. De Artesfakulteit was onderverdeeld in vier pedagogieen, waar professoren en studenten gezamenlijk verbleven. Elke pedagogic bezat een ruime mate van onafhankelijkheid wat betreft onderwijs en tlnaneien. 9. Deze inventaris bevindt zich (verspreid over verschillende stukken) in A.R.. GR 1078 A. 10. Brief van hertog F. d'Harrach aan de Artesfakulteit. 14 maart 1743, Archief van het Bisschoppelijk Seminarie Gent, 315b. 11. Het oprichtingsdekreet en bijhorende stukken bevinden zich in A.R., Fonds Oude Universiteit Leuven (Fl'L) 771. 12. Een schelling was gelijk aan 6 stuivers, een tlorijn aan 20 stuivers. Het gemiddeld jaarinkomen van een fikisofie-professor bedroeg tijdens de tweede helft van de achttiende eeuw ongeveer 1000 norijnen. Zie Note sur le traciemeni de chaque Professcur de Philosophie, A.R., GR 1070 A. 13. Brief van J.B. Cocquette aan Neny, 23 februari 1755, A.R.. GR 1078 A.
175 dat Sauvage "has some knowledge, and tast [sic] in these matters," maar wijst tegelijkertijd op "his incomplete knowledge.""* Bij het opstellen van het leerprogramma koos Sauvage alleszins de gemakkelijkste weg: zijn liste des experiences is op kleine wijzigingen na, niets anders dan de inhoudstafel van de eerste vier delen van de Lemons van Nollet.''' De nodige instrumenten werden, uiteraard ook volgens de richtlijnen van Nollet, vervaardigd door Henri-Joseph de Seumoy, "opticien et mechanicien" te Brussel.'* De School voor Experimentele Fysika kende in de volgende jaren echter heel wat moeilijkheden. Vooral het onderhoud van de instrumenten, "dispersed, as they are, piled in granaries or garrets, and exposed to air, and humidity," bracht nogal wat problemen met zich mee." Reeds na korte tijd waren verschillende apparaten volledig onbruikbaar geworden, terwijl andere hun oorspronkelijke nauwkeurigheid hadden verloren. Om een onbekende reden bleek Seumoy niet meer bereid de nodige herstellingen uit te voeren. De fakulteit drukte hierover in 1763 haar bezorgdheid uit: "Pour ce qui regarde les menus fraix des experiences et I'entretien des machines nous avons egalement tache jusqu'ici d'y subvenir autant qu'il nous etoit possible, le plus grand mal de tous, est, qu'on a a louvain ires peu d'ouvriers qui puissent raccommoder un instrument, au quel il vient a manquer quelque chose: car, outre que ces ouvriers n'en connoissent pas la structure, il leur manque souvent de la delicatesse, et sur tout ils n'ont pas la precision, et I'extreme exactitude, que de tels ouvrages exigent: ce qui est cause qu'en se servant de differens instrumens, on doit souvent se contenter des a-peu-pres; et que d'autres sont hors d'etat de servir, faute de n'avoir personne pour les retablir."'"
Gebrek aan financiele middelen was een der oorzaken van deze toestand. De fakulteit had immers geweigerd van haar studenten de in het oprichtingsdekreet vermelde sommen te eisen. Ondanks haar eigen financiele moeilijkheden betaalde zij zelf het voorziene salaris van de professoren." In 1765 kende de regering de inkomsten van de vakante leerstoel Frans toe aan de school, een jaar later ook die van de leerstoel wiskunde. Samen bracht dit jaarlijks zowat 1000 florijnen op.^" De moeilijkheden van de 14. Brief van J. Needham aan Neny, 7 mei 1759, A.R., GR 1078 B. 15. A.R., GR 1078 A. Sauvage liet wel die onderwerpen weg, waar hij niet over de nodige instrumenten kon beschikken. 16. De aankoopdokumenten van deze instrumenten bevinden zich in A.R., GR 1076 A. De totale aankoopsom, die trouwens geheel door de Oostenrijkse regering werd betaald, bedroeg 1586:17:0 florijnen. 17. Zelfde brief als vermeld in noot 14. 18. Brief van J.F. Thijsbaert, dekaan van de Artesfakulteit, aan Neny, 25 januari 1763, A.R., GR 1978 B. 19. Zie noot 18. 20. E. Cleenewerck de Crayencour, La Faculle des Arts de Louvain au XVlIIeme siecle. Organisation et fonctionnemenl des institutions (onuitgegeven scriptie Universite catholique de Louvain 1976) 305. Dc inkomsten van de school worden ook vermeld in de financiele rapporten opgesteld door Thijsbaert (zie noten 30, 35 en 41).
176 school waren echter met zozeer een gevolg van de materiele omstandigheden. De professoren zelf, die verantwoordelijk waren voor het onderwijs, bezaten dikwijis een onvoldoende kennis van de experimentele fysika. Als reden hiervoor gaven zij op dat, gezien de meestal erg korte duur van hun professoraat en de vele taken waarmee ze zich dienden bezig te houden, zij niet de tijd (en wellicht ook niet de interesse) konden opbrengen om zich te verdiepen in de experimentele fysika.'' Onvermijdelijk leidde dit tot wantoestanden, waaronder de instrumenten erg te lijden hadden. In 1771 beschreef P.F. de Neny met uiterste ontevredenheid de situatie in de school als volgt: "Quelques-uns des Professeurs qui font les experiences, n'ont pas toute la connoissance requisc pour le maniment des Instrumens. et (...)apres I'expiration des deux |sic] mois destines aux experiences, on remet les Instrumens tels qu'on les a trouvcs. et quelquefois endommages. sans que personne ait le soin ni de les faire reparcr et entretenir, ni d'en acheter de nouveaux. (...) Comme tous les Professeurs ont les clefs des armoires. il arrive souvent, qu'aiant montre a des etrangers la Chambre Experimentale. et a cette occasion manie quclques Instrumens, on les retrouve ensuite ou deranges, on detraques.""
Neny zag de oplossing in het benoemen van een direkteur, die de verantwoordelijkheid zou dragen over de aankopen, het onderhoud en de herstellingen van de instrumenten, en die bovendien over dc nodige bekwaamheid beschikte om de experimenten zelf te doen of aan anderen uit te leggen hoe ze dienden te gebeuren. De gedachte was niet nieuw: bij de oprichting van de school had Neny de reeds vermelde instrumentmaker Seumoy voor deze funktie voorgesteld, maar het plan was, waarschijniijk om financiele redenen. niet doorgegaan.'' In 1759 mislukte ook dc poging om Joseph Needham te benoemen.-" Het is niet onwaarschijnlijk dat Sauvage tot 1771 de belangen van de school behartigdc, maar over zijn beleid (?) was niet iedereen tevreden.-' Met de benoeming op 5 november 1771 van Jan Frans Thijsbaert tot direkteur van de School voor Experimentele Fysika, wist Neny eindelijk zijn oude plannen op bevredigende wijze te verwezenlijken. 21. Zie noot 14. Naast het geven van onderwijs volgden de meeste professoren zell nog onderwijs aan de andere takulleiten. 22. Brief van Neny aan de Artesfakulteit. 19 juli 1771. A.R.. FUL 771. 23. Neny maakt hiervan melding in een dokument van 27 oktober 1754. In de uiteindelijke ontwerptekst komt dit voorstel met meer ter sprake. Bcide teksten bevinden zich in A.R.. GR 1078 A. 24. De hierover gevoerde briefwisselingbevindt zich in A.R.,GR 1078 Ben A.R., Kanselarij van de Nederlanden te Wenen, 442 D 69/3 lit. L. 25. Cleenewerck de Crayencour. Facidte des Arts. 306. Het is opvallend dat Neny zijn voorstel tot benoeming van een direkteur doet minder dan een maand na het overlijden van Sauvage op 25 juni 1771. Indien Sauvage zich inderdaad met de experimentele fysika heeft beziggehouden, werpt dit enig licht op de oplciding van .Ian Picter Minckelers: Minckelers studeerde aan de pedagogic waar Sauvage doceerde. Over Minckelers zie P.A.Th.M. Jaspers, / / ' . Minckelers (Maastricht, 1983).
177 Jan Frans Thijsbaert Jan Frans Thijsbaert (of Thysbaert) werd geboren te Waasmunster in 1736.-* Over zijn sociale afkomst bezitten we nauwelijks enige informatie. Zijn humaniorastudies deed hij aan het H. Drievuldigheidskollege te Leuven, waarna hij van 1754 tot 1756 studeerde aan de Artesfakulteit in de pedagogic Het Kasteel. Bij dc promotic in 1756 behaalde hij een vijfde plaats op 122 medestudentcn. Hij ging daarna theologie studeren, maar keerde in 1759 terug naar zijn oude pedagogic, waar hij op 20 juni werd benoemd tot professor sccundarius. Op 11 november 1765 volgde zijn benoeming tot professor primarius. Er is weinig bekend over het optreden van Thijsbaert in de periode voor zijn benoeming tot direkteur van de School voor Experimentele Fysika. In 1762 werd hij verkozen tot dekaan van de fakulteit, en in deze hoedanigheid schreef hij de hierboven aangehaalde brief over de toestand in de school." Bij de hervorming van het onderwijs in 1764 was hij een van de voorstanders van het nicuwe, door Neny gesteunde programma, maar hij blijkt in deze hervorming verder geen vooraanstaande rol te hebben gespeeld. Of hij voor de experimentele fysika een bijzondere interesse of bekwaamheid toonde, wordt alleszins nergens vermeld. Toch had hij zich in 1771 reeds voldoende onderscheiden zowel in de ogen van de fakulteit als bij de regering, om door bcide partijen zonder moeilijkheden als direkteur te worden aanvaard. Het benoemingsdekreet verantwoordde de keuze van Thijsbaert door te wijzen op "les talens, Tapplication et le zelc" van dc nicuwe direkteur.-" Een lofdicht op Thijsbaert, opgesteld in 1774 naar aanlciding van zijn benoeming tot president van het Koningskollege en deken van de St. Jakobsparochie, roemde zijn bekwaamheid in de experimentele fysika, en noemde hem "Magno Neutoni compar, comparque Noleto."-'' De taak van de direkteur bestond erin zorg te dragen voor dc aankoop, het onderhoud en dc herstellingen van de instrumenten, evenals voor de goede staat van het gebouw, de Vicus. De direkteur alleen kon beschikken overde sleutels van de kasten waarin de instrumenten werden opgeborgen. Hij mocht deze slechts aan de professoren overhandigen naar gelang en voor zover ze nodig waren voor de experimenten. AI deze taken dienden te worden uitgevoerd zonder bezoldiging. De 26. Biografische informatie in E. Reussens, Documents relatifs a I'histoire de I'universile de Louvain (1425-1797) (4 din.: Leuven, 1881-1903) dl. III. 379-380 en dl. IV, 67. Enkele persoonliike dokumenten van Thijsbaert bevinden zich in .\.R.. F I T . 3356. In deze laatste worden twee broers vermeld, ".lean A." en " . I . C ' . G e e n van beiden komt voor in de matrikels van de Leuvense universiteit. 27. Zie noot 18. 28. Het benoemingsdekreet bevindt zich in A.R., FUL 771. 29. .loanni Franci.\co Thijsbaert (...) carmen (s.L, 1774). Een exemplaar hiervan bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek Brussel.. 8° Cl.VIIIOpusc.
178 direkteur kon voor wat betreft het beleid van de school wel beschikken over aanzienlijke inkomsten. Naast de inkomsten van de vakante leerstoelen Frans en wiskunde, ontving hij vanaf 1774 ook die van de leerstoel Latijn. Ook wist Thijsbaert te bereiken dat een gedeelte van de opbrengst uit de verkoop van leerboeken en gravures werd afgestaan aan de school.'" De eerste opdracht van de nieuw benoemde direkteur was het op peil brengen van de verzameling fysische instrumenten. Al tijdens de eerste twee jaren kocht Thijsbaert een vijftigtal nicuwe instrumenten, en stelde hij meteen een verlanglijstje op van nog eens zestig andere." De invloed van Nollet was nog steeds toonaangevend. Wel vermcldde Thijsbaert ook instrumenten van of volgens Ozanam, Wolff, Desaguliers, Franklin. Belidor en vooral Van Musschenbroek. De meesten van deze gelcerden publiceerden echter voor of ongeveer gelijktijdig met het verschijnen van de Lemons de physique experimentale. Hun werk betekende dan ook nog niet echt een vernieuwing ten opzichte van het blijvend gezag van Nollet. Hoewel Thijsbaerts eerste aankopen voornamelijk instrumenten betroffen voor demonstratie-doeleinden, beperkte hij zich niet tot de traditionele proefjes uit de natuurwetenschap. Niet zelden nam hij praktische werktuigen op in zijn kollektie, soms ook schaalmodellen van mechanische installaties. Zo vermcldde hij verschillende types hijskranen, een molen om hout te zagen, een stoommachine om water uit de mijncn op te halen. Van Petrus Camper kreeg hij in 1778 een toestel ten geschenke waarmee alle verschijnselen konden worden gedemonstreerd die te maken hadden met de werking van sluizen, dammen en dijken.'- Andere instrumenten hadden duidelijk de bedoeling de studenten enig spektakel te bieden. Tot de populaire uitrusting van zijn instrumentarium behoorden allerlei fonteintjes, een toverlantaarn met gevarieerd toebehoren, en ook een "tambour turque, qui en se promenant et tournant la tete, bat la caisse." Onder de nog aan te kopen instrumenten vinden we een "table et tout I'appareil pour faire touttes les experiences et tours avec I'aiman, tels que la Sirene Scavante, le marchand, rhorlogc magique, Ic telescope magique &c."" Het samengaan van didaktische motieven met een typisch achttiende eeuwse voorkeur voor spektakulaire apparaten met fijne mechanismes, blijkt uit de aankoop van een planetarium (orrery), waaraan hij maar liefst 1000 florijnen besteedde.'" De opvatting dat de experimentele fysika zich louter bezighield met het demonstrcrcn van fysische en spektakulaire verschijnselen begon vanaf 1770 stilaan veld te verliezen. Technische verbeteringen hadden het mogelijk 30. Thijsbaert, Compie huitieme (6 april 1785), A.R., GR 1077 A. 31. Catalogue des instrumens repares, et nouveaux avec le denombrement des prmcipau.x quirestentafaire. 18? I773.A.R.,GR 1076 A. 32. Brief van Petrus Camper aan Thijsbaert. 1 juli 1778, A.R., FUL 792. 33. Voor beide citaten zie noot 31. 34. Memoire pour I'Ecole des arts (12 april 1778), A.R., GR 1076 A.
179 gemaakt nauwkeurige meetinstrumenten te vervaardigen, die een grote invloed zouden hebben op de beoefening van de natuurwetenschap. Thijsbaert was zich terdege bewust van deze nicuwe stroming. Vanaf het midden van de jaren '70 ging hij zich meer en meer toeleggen op het verwerven van betrouwbare meetinstrumenten, waarbij hij niet aarzelde aankopen te doen tot ver in het buitenland. Van de meeste instrumenten is niet te achterhalen waar ze werden gekocht of vervaardigd. Niet onwaarschijnlijk liet Thijsbaert eenvoudige toestellen onder zijn leiding vervaardigen door plaatselijke ambachtslicden. Soms worden "mechaniciens" genoemd uit Mechelen of Antwerpen. Voor waardevolle instrumenten wendde hij zich tot instrumentmakers met faam. Van Bianchi (te Amsterdam?) kocht hij voor 600 florijnen een "grande et belle machine d'Electricite a double plateau".'^ Uit Geneve liet hij vier hygrometers van De Saussure overkomen.'* De trots van zijn Fysisch Kabinet waren echter ongetwijfeld de "instrumens de la premiere classc," vervaardigd door de beste Londense instrumentmakers. In het bijzonder lijkt Thijsbaert aankopen te hebben gedaan bij George Adams, en wellicht ook bij Jesse Ramsden." Als tussenpersoon maar ook als vriend en raadgever, trad hierbij op Jean Hyancinthe de Magellan (1722-1790), een Portugese geleerde die te Londen verbleef, en omwille van zijn vele kontakten een belangrijkc plaats innam in de wctenschappelijke wereld. Thijsbaert ontmoette Magellan wellicht in de winter van 1771, toen deze laatste zich enige tijd in de Zuidelijke Nederlanden ophield. Van Magellan zijn twee bricven aan Thijsbaert bewaard, die een regelmatig kontakt tussen beiden laten vermoeden.'*' Door de inzet en bekwaamheid van Thijsbaert wist de School voor Experimentele Fysika een goede reputatie op te bouwen. Heel wat geleerden bezochten de school op doorreis in de Zuidelijke Nederlanden. Onder hen Martinus van Marum, die de volgende beschrijving ervan opnam in zijn reisverslag. "Het Vicum is een collegie der Hooge School, waarin physische instrumenten worden verzamclt. Deze verzameling, in verscheidene vertrekken geplaatst, is vrij aanmerke35. ThV\sbaert, Compte septieme (\9 (sbman 1783), A.R., GR 1077 A. Over Bianchi zie M. Rooseboom, Bijdrage tot de geschiedenis der instrumentmakerskunst in de noordelijke Nederlanden tot omstreeks 1840 (Leiden, 1950) 50. Van Marum lecrt ons dat Bianchi zich in 1785 te Parijs bevond. Zie R.J. Forbes ed., Martinus van Marum. Life and work (Haarlem, 1969) dl. II, 227. 36. Thijsbaert, Compte huitieme (zie noot 30). 37. Zie noot 34. Adams wordt ook vermeld in een brief van J.H. de Magellan aan Thijsbaert (9 augustus 1776, zie noot 38). Over Adams en Ramsden zie M. Daumas, Scientific instruments of the seventeenth and eighteenth centuries and their makers (Londen, 1972). 38. Beide bricven werden verstuurd vanuit Londen op rcspcktievelijk 5 november 1773 en 9 augustus 1776. Univcrsitcitsbibliotheek Luik, ms. 2617, ff. 193-4 en 198-9.
180 lijk. De opzichter, dc Hr. Canonicus Thysbaart, is een zcer kundig man. wclke ook zelfs nicuwe werktuigen m a a k t . " "
Van Marum voegde hieraan toe: "Eindelijk heeft men ook in dat zelfde Collegie een Kabinet van natuurlijke zeldzaamheden beginnen aan te leggen." Dit Kabinet onstond vermoedelijk rond 1780. In 1778 maakte Thijsbaert er nog geen melding van, maar in 1783 nam hij het wel op in zijn financiele rapporten van de school. Keizer Jozef II schonk ter gelegenheid van zijn officicel bezoek aan de school op 22 juni 1781 een gedeelte van het natuurhistorisch kabinet van de overleden hertog Karel van Lotharingen, Deze voorwerpen had Van Marum echter nog niet gezien, vermits ze pas in 1783 te Leuven aankwamen."" Ook rond die tijd begon Thijsbaert met het aanleggen van een eigen bibliotheek in de school. Onder de aangekochte boeken trcffen we werken aan van Buffon, Linnaeus, Priestley c.a. Thijsbaert bezat ook de volledigc jaargangen van het Journal'de physique (oorspronkelijk Observations .sur la physique)."' Dit tijdschrift was een bclangrijke bron van informatie. Het werd heel dikwijis geraadplcegd bij het opstellen van de diktatcn voor het filosofisch onderwijs. Uit dit alles blijkt dat Thijsbaert zijn taak als direkteur heel wat ruimer zag dan wat hem bij zijn benoeming was opgedragen. Hij was erin geslaagd zijn School voor Experimentele Fysika uit te bouwen tot een centrum van wetenschap, dat bekendheid genoot tot buiten de landsgrcnzcn. De school behield echter steeds haar karakter van onderwijsinstclling: van wetenschappelijk onderzoek is nauwelijks sprake."' Behalve een grondige kennis van de technologic van de instrumenten en de methoden van experimenteel onderzoek, kunnen we aan Thijsbaert geen wctenschappelijke prestaties van enige betekenis toeschrijven. Experimentele fysika en filosofisch onderwijs Bij al de taken die de direkteur van de School voor Experimentele Fysika diende te vervullen was niet voorzien dat hij ook zelf les zou geven. In een rapport uit 1773 lezen we wel dat "le zele Thijsbaert (...) est deja au point de faire la plus grande partie des experiences physiques.""' Maar vooral nadat Thijsbaert in 1775 zijn professoraat aan de Artesfakulteit had beeindigd, is 39. Forbes, Van Marum. dl. II, 20. 40. Thijsbaert, Compie septieme (zie noot 35). 41. Thijsbaert. Compie neuvicme (1789), A.R., FUL 793. 42. Het wetcnsehappelijk onderzoek beperkte zich tot dc studie van de 'ontvlambare lucht' en de daarmce samenhangende ontdekking van het steenkoolgas. Zie hierover Jaspers, Minckelers. 32-39. 43. Tableau des enseignements a I'universile de Louvain (par I'abbe Marci), A.R., GR 1070 B (September 1773).
181 het niet meer vanzelfsprekcnd aan te nemen dat hij nog werkelijk les gaf aan de Artes-studenten. Thijsbaert bleef alleszins steeds het salaris uitbetalen van de filosofie-professoren, "qui ont fails les demonstrations publiqucs des experiences.""" Men mag niettcmin aanncmen dat Thijsbaert niet alleen de materiele toestand van de school ter harte nam, maar zich ook inliet met het onderwijs zelf in dc experimentele fysika. Trouwens, Thijsbaert oefende ook een bclangrijke invloed uit op het filosofisch onderwijs van de fakulteit. Ten behocvc van dat onderwijs ontwierp hij verschillende gravures, die niet slechts dienden als dokumentatie bij de kursusdiktaten, maar veeleer de kern vormden waarrond het diktaat werd geschreven. Professoren zette hij ertoe aan leerboeken te schrijven en uit te geven om het onderwijs meer efficient te laten verlopen. Zelf schreef hij twee handboeken: in 1774 de Geometria elementaria et practica en in 1775 deElementa opticae etperspectivae."^ Deze handboeken voegen een nicuwe tint toe aan het beeld van Thijsbaert, zoals we dat tot nog toe hebben geschetst. Nict slechts de experimentele fysika maar ook de studie van de wiskunde behoorde tot de hoekpijiers van de natuurwetenschappelijke oplciding. De wijze waarop de School voor Experimentele Fysika een beslissende invloed wist uit te oefenen op het onderwijs aan de Artesfakulteit kan worden gedemonstreerd met het voorbeeld van de pneumatische chemie. Deze wetenschap, die zich bezighield met het produceren. isolcrcn en onderzoeken van wat men beschouwde als verschillende soorten 'lucht', onstond rond 1770, en werd snel populair onder meer door de ontdekkingen van Priestley. Via Magellan kon Thijsbaert zich in 1776 reeds de nodige apparatuur aanschaffcn om zelf de proeven van Priestley te herhalen."*' Vanaf dat ogenblik ging Thijsbaert, en met hem ook Jan Picter Minckelers, professor aan de pedagogic De Valk, zich toeleggen op de studie van de pneumatische chemie. De snelle ontwikkeling van deze discipline noodzaakte Minckelers ertoe het diktaat 'Over de lucht' aan te vullen met een uitgebreid hoofdstuk over de pas ontdektc gassen."' In het diktaat werden heel precieze procedures aan de studenten aangeleerd, hoe deze gassen te 44. Thijsbaert. Compie huitieme (zie noot 30). 45. Beide boeken werd gedrukt te Leuven e lypographia aeademica zonder vermelding van de aulcur. Zie hierover echter de brief van Thijsbaert aan een onbekende bestemmeling van 4 april 1786. .A.R.. GR 1077 .A, en H. Lorent, "I'n geometre beige mceonnu". Bulletin de I'Academie Rovale de Belgique. classe des sciences. 5dc reeks, dl. XLII (1956), 83-91. 46. Zie de brief vermeld in niiot 37. 47. Het auteurschap van Minckelers is nict helemaal zekcr. Er bestaat van dc hand van Minckelers een ontwerp voor een gravure in verband met de pneumatische chemie, die we inderdaad in diktatcn aantrcffcn. Wegens de nauwe band tussen diktaat en gravure ligt het voor dc hand dat Minckelers nict alleen de gravure ontwierp. maar ook de tekst van het diktaat. Minckelers bcwccrde zelf dat hij dc diktatcn van het filosotlsch onderwijs had aangepast. Zie Jaspers, Minckelers. 31.
182 isoleren en te onderzoeken. Veel meer dan een aanhangsel van het filosofisch onderwijs, was dc School voor Experimentele Fysika op het einde van de achttiende eeuw de belangrijkste stimulans achter de vernieuwing van het natuurwetenschappelijk onderwijs te Leuven. Het streven van Thijsbaert naar vernieuwing van het natuurwetenschappelijk onderwijs kende nog een tweede periode, waarvan we hier slechts een korte samenvatting geven."* In 1788, op het hoogtepunt van de hervormingsbeweging van de Oostenrijkse overheid, werd de Leuvense universiteit overgebracht naar Brussel. Het programma van de nicuwe filosofische fakulteit werd opgesteld door Thijsbaert. Thijsbaert werd zelfs tot direkteur benoemd van de Brusselse universiteit, die echter na een jaar weer werd gesloten als gevolg van de Brabantse Omwenteling. De professoren die de nicuwe universiteit hadden gesteund, werden aan de oude, herstclde universiteit niet meer toegelaten. Dit betekende voor Thijsbaert het einde van zijn dertig jaar lange loopbaan aan de Artesfakulteit. In tegenstelling tot zijn koUega Minckelers, die later nog doceerde aan de Ecole centrate te Maastricht, en zich bleef interesseren voor de natuurwetenschappen, lijkt Thijsbaert zich niet meer met wetenschap te hebben beziggehouden. Hij verbleef eerst te Gent, daarna te Harelbckc, waar hij overleed op 16 februari 1825, 89 jaar oud.
SUMMARY .Ian Frans Thijsbaert (1736-1825) and the Louvain School /or Experimental
Phvsics
After the foundation of a School for Experimental Physics at Louvain University in 1755, the progress of experimental physics was still hindered by difficulties in the maintenance of the instruments, as well as by the inadequate knowledge of the professors. This situation came to an end when J.F. Thijsbaert was appointed director of the school in 1771. Through his contact with J.H. de Magellan, he purchased high-quality instruments from the best of London instrumentmakers. To his school he also added a Cabinet of Natural History and a scientific library. Finally, his work as director of the school had a profound influence on the scientific teaching of the Louvain Faculty of Arts.
48. Zie over deze periode Jaspers, Minckelers. 50-59.