Jaarverslag 2006
Mondiaal
FNV Mondiaal
Jaarverslag 2006
Voorwoord
2006 was het eerste volledige jaar waarin ik, namens het FNV-bestuur, de ‘portefeuille Mondiaal’ heb mogen doen, nadat Lodewijk de Waal hem jarenlang had beheerd. Ik schrijf bewust ‘mogen’. Omdat ik het afgelopen jaar een aantal ervaringen heb opgedaan die diepe indruk op mij hebben gemaakt. Ik wil u graag van enkele van die ervaringen deelgenoot maken. Wellicht begrijpt u dan waarom ik het een voorrecht vind om FNV Mondiaal te helpen besturen. In mei 2006 bezoeken wij met een ruime delegatie het congres van de vakcentrale ZCTU in Zimbabwe, dat met hulp van solidaire bonden zoals FNV georganiseerd wordt. Tegen de stroom in en met een geweldige dosis talent, creativiteit en inventiviteit maken onze collega’s van dit congres een succes dat ons lang zal heugen. Vakbondscollega’s van wie ik de namen tot op dat moment slechts van papier kende, worden vrienden. Diezelfde collega’s worden in het najaar van 2006 gearresteerd en gemarteld, alleen omdat ze de vakbondsrechten die hun toekomen proberen op te eisen. Diezelfde vriendelijke, lieve mensen met wie we na afloop van het geslaagde congres, moe als ze toen waren, hebben gezongen, worden invalide geslagen. Als ik in februari van 2007 de voormannen weer ontmoet, zie ik dat Wellington Chibebe geen gitaar meer kan spelen. Maar hun wil om door te gaan is ongebroken. Dan weet ik waarom FNV Mondiaal er is. Ander voorbeeld. Ik bezoek in september 2006 het vijfde congres van de Colombiaanse vakcentrale CUT. Een spannend congres over zeer wezenlijke vragen: welke internationale coalities moet de CUT sluiten? Moet er, en hoe dan, meer dialoog komen met de regering en het maatschappelijk middenveld? Ook hier ontmoet ik collega’s. Ook hier voel ik dat ik onder vrienden ben. Geen moment voelen we ons daarom onveilig. Ook al weten we welke verschrikkelijke geschiedenis Colombia kent en nog altijd doormaakt. Sterker, ik onderga Colombia als positief. Er zitten veel jonge mensen op cruciale ambtelijke functies. Vooral veel jonge, zeer intelligente vrouwen ook. In een verslag verzucht ik dat Nederland daar nog een voorbeeld aan zou kunnen nemen. En dan komt in januari van dit jaar het bericht dat Carmen Cecilia Santa Romana, vrouw van de vice-
president van de CUT, Hernan Correa, is vermoord. Zij is in haar huis opgewacht en in koelen bloede neergeschoten. 28 jaar. Ze laat drie jonge kinderen achter. Een roofmoord? Een moord in een nu eenmaal gewelddadig land? Kom nou. Niet alleen haar echtgenoot is actief in de vakcentrale. Zijzelf was actief in de landarbeidersbond en betrokken bij landhervormingen. Weinigen hechten nog enige waarde aan de ontkenning van de regering dat de vele moorden op vakbondsleiders te maken hebben met hun vakbondsactiviteiten. Met de moord op deze vakbondsvrouw komt het geweld heel dichtbij.
hart hebben gedrukt dat onze aanwezigheid af en toe en onze steun altijd er toe doen. Ik weet dan weer waarvoor wij het doen. Ik hoop u ook. Laat dit jaarverslag voor eenieder die het leest een aansporing zijn om het werk van Mondiaal te helpen voortzetten. Het is absoluut de moeite van het lezen waard.
Peter Gortzak bij demonstratie in Colombia, september 2006
Peter Gortzak Vice-voorzitter van de FNV
Vaak wordt mij de vraag gesteld of FNV Mondiaal nu echt iets kan betekenen. En die vraag stel ik mezelf ook als ik projecten beoordeel, bijvoorbeeld in het projectencomité. In de sporadische gevallen van twijfel zie ik de mensen, de vakbondscollega’s, de vrienden voor me die ik ontmoet heb. Die me op het
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 3
Agnes Jongerius op de Chinese Muur, oktober 2006
Agnes Jongerius: ‘We kunnen geen honderd jaar wachten’ Agnes Jongerius heeft al veel gezien. Maar haar bezoek aan China in oktober 2006 heeft haar toch uit het veld geslagen. ‘Gruwelijke verhalen kreeg ik te horen.’ Des te meer reden om de handen wereldwijd ineen te slaan. De fusie vorig jaar tussen de algemene en christelijke mondiale vakbondskoepels was dus niet alleen een historische mijlpaal, maar ook hoogst noodzakelijk. Want de tijd dringt. Een klein half jaar na de grote FNV-reis naar China is Agnes Jongerius nog steeds van de kaart als ze erover praat. Misschien heeft de grote Made in China-conferentie, een paar dagen eerder, alles weer teruggehaald. Maar de FNV-voorzitter vertelt stevig geraakt te zijn tijdens de trip naar het Verre Oosten: ‘China was overrompelend. Alles in China is groot, meeslepend en veel, maar onze reis was de overtreffende trap. Ook de problemen daar. 750 miljoen werknemers; je kunt zoiets bijna niet vatten. En de uitbuiting, die is enorm. Ik ben in verschillende Afrikaanse landen en in Brazilië geweest, maar in China is het zo mogelijk nog erger. Het verhaal van de vrouwen vergiftigd met cadmium in de batterijenfabriek van Gold Peak, dat is zo gruwelijk. Of de voormalige diamantslijper, die net als veel kolenmijnwerkers aan een longziekte lijdt. De grootste beroepsziekte in China, maar adequate maatregelen worden niet genomen. Dat is uitbuiting in klassieke zin. Dat haalt de basis wel even onder je vandaan.
4 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
Mensen worden letterlijk als wegwerpartikel gezien. En het gaat niet om individuele gevallen, maar het gebeurt op zeer grote schaal. Wij zaten aan tafel met iemand waarvan al vier collega’s aan stoflongen waren overleden. Hij rekende ons voor dat het binnenkort zijn beurt zou zijn. Hij had een kind, zijn vrouw zat naast hem. En dan kijk je naar buiten en zie je die enorme wolkenkrabbers staan, de lichtreclames, de uitgestrekte bedrijfsterreinen…. Waanzin.’ Bij terugkomst ziet de wereld in Nederland er toch even wat anders uit, beaamt Jongerius. ‘Dan ben ik zo blij dat we FNV Mondiaal hebben. Dat we de gelegenheid hebben om die dappere mensen in China en andere landen te steunen. Want dapper moet je zijn. Er is daar een dictatoriaal regime aan de macht. Het was voor ons al intimiderend om voortdurend de geheime dienst achter je aan te hebben. Er werden foto’s gemaakt, ze wilden vooral weten met wie wij contacten legden.’ Makkelijk is het niet om in China iets op gang te brengen. ‘Hoe verleen je steun in een land waarvan de vakcentrale geen lid is van het IVV? Want er is geen vrije vakbond in China. We steken natuurlijk onze vinger op in internationale fora. Maar zulke lobby’s zijn niet genoeg. We moeten een sterker debat aangaan met de bedrijven èn de Nederlandse overheid die proberen gebruik te maken van de economische mogelijkheden in China. Overigens hoeven de Nederlandse multinationals zich over het algemeen niet te schamen voor de omstandigheden in hun eigen vestigingen in China. De kaderleden die met ons mee waren naar China, zagen soms de machines terug waar zij jaren geleden nog op gewerkt hadden. Inclusief Nederlandstalige bordjes erop, dat is natuurlijk weer minder handig in China. Ik vind dat die bedrijven er samen met ons aan moeten werken om de problemen in China op te lossen. De druk moet hoger. In eerste instantie reageert de Chinese regering met: “Hoezo? Er is helemaal geen probleem!” De tweede reactie is dat wij hen arbeidsnormen zouden willen opleggen uit protectionistische overwegingen, dus om de Nederlandse of Europese concurrentiepositie te versterken. En ten derde zeggen zij: “Heb geduld, Europa heeft er ook honderd jaar over gedaan.” Maar we kunnen geen honderd jaar wachten met zulke extreme omstandigheden. China is een hogedrukpan. Wij moeten er voor
zorgen dat het sneller gaat. Bedrijven zouden veel serieuzer moeten omgaan met hun eigen business principles en hun in Nederland beleden steun voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Zij zouden actief de door iedereen onderschreven ILObasisregels moeten ondersteunen. En niet zeggen, nu even niet. Want het gaat om 750 miljoen werknemers, en dat worden er nog meer!’
Wereldwijde grote organisatie Een belangrijk wapenfeit van 2006 vond Jongerius de fusie tussen WVA en IVVV begin november. ‘Het feit dat je op wereldschaal tot één organisatie komt is bijzonder. Dat je de krachten kunt bundelen, dat je de schaarse middelen kunt delen, dat je oude tegenstellingen kunt overbruggen, die nog van de Koude Oorlog stammen. Ik ben historica, ik plaats dat in een historisch kader. Het ontroert mij dat we nu allemaal wereldwijd collega’s zijn. Het is de oervorm van internationale solidariteit. Al vanaf het begin, vanaf de vorming van de FNV door een fusie van NVV en NKV, begin jaren zeventig, hebben we hiernaar gestreefd. Ik was begin 2007 op het World Economic Forum (WEF) in Davos, en merkte dat zelfs daar veel mensen naar IVV-baas Guy Ryder kwamen om hem met de fusie te feliciteren. Toen realiseerde ik me dat ik aanwezig was geweest op een historisch belangrijke bijeenkomst.’ Is dit een aanloop naar een fusie tussen CNV en FNV? ‘Nee, dat niet. Wij zijn een groot voorstander van een vrije keuze voor vakverenigingen. Maar dan moet er wel wat te kiezen zijn. Die pluriformiteit is zo belangrijk. Wij moeten ons daarvoor hard maken, bijvoorbeeld voor Chinese werknemers. Ik zou mijn energie dus niet richten op fusies in Nederland. Laten we eerder kijken hoe we de niet-georganiseerden erbij kunnen betrekken.’ In ontwikkelingslanden zijn dat vaak werknemers in de informele economie. FNV Mondiaal probeert al jaren om juist die informele arbeid te helpen organiseren. ‘Het is prachtig dat op het IVV-congres ook de Indiase SEWA is toegelaten. Zo’n club is geen traditionele vakbond. Het is een soort zelforganisatie, die een serieuze machtsfactor geworden is. SEWA is nu volwaardig lid van het IVV. Dat is heel belangrijk voor die vrouwen in India. Maar het is ook een signaal
naar de rest van de wereld: wij, de mondiale vakbeweging, rekenen informele arbeid ook tot ons werkgebied.’ Het schimmige terrein van informele arbeid is moeilijk te behappen voor een vakorganisatie, omdat het vaak gaat om kleinschalige bedrijven die buiten de wetten en structuren om functioneren. Een aparte categorie vormen de Export Processing Zones, de vrijhandelszones in veel ontwikkelingslanden waar nauwelijks belasting betaald wordt, weinig regels gelden en vakbonden wettelijk geen voet aan de grond krijgen. ‘Dat is grijs gebied. Het is geen informele arbeid, maar ook geen gereguleerde. Een soort tussenvorm. Maar het is wel de grootste uitwas van het kapitalistische systeem. De wereldwijde arbeidsdeling heeft tot gevolg gehad dat er ook een deling tussen mensen mèt en mensen zònder arbeidsrechten is ontstaan. We zetten er gewoon een groot hek omheen en we noemen het een vrijhandelszone. Dat gebeurt in China en andere Aziatische landen, maar ook Afrika en Latijns-Amerika. Ook voor de mensen die daarin werken, hebben wij ons het afgelopen jaar ingezet.’
Veelvoud van ontwikkelingshulp Arbeidsmigratie werd in 2006 een belangrijker thema. Arbeidsmigranten zijn vaak moeilijk te organiseren voor vakbonden, zelfs als ze legaal zijn. Wereldwijd raken bonden veel leden kwijt door de groeiende migratie. Terwijl de omstandigheden waaronder de arbeidsmigranten moeten werken vaak erbarmelijk zijn. Meer migranten legaal toelaten in Nederland stuit op veel maatschappelijke bezwaren. Het zou ook de welvaartstaat onder druk kunnen zetten. Is er een tegenstelling tussen het beschermen van de nationale werknemers, door de grenzen niet te ver open te zetten, en de belangen van werknemers uit armere landen? Volgens Jongerius is dit een valse tegenstelling. Zij vertelt over het SER-advies dat de FNV in maart 2007 heeft uitgebracht over arbeidsmigratie, en dat in 2006 is voorbereid. ‘Als meer mensen hier komen werken, sturen zij geld terug naar hun land van herkomst: de zogenaamde remittances. Dat is een veelvoud van de ontwikkelingshulp. Natuurlijk wordt dat geld niet alle-
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 5
maal even productief geïnvesteerd, maar het betekent een aanzienlijke steun voor de arme families in die landen. Daarnaast bouwen de buitenlandse migranten ook in Nederland sociale rechten op. We moeten bereid zijn een systeem te ontwikkelen waardoor die mensen die rechten, of het geld dat zij via premies hebben opgebouwd, mee kunnen nemen als zij naar hun land terug gaan. Daarnaast zouden we veel meer gebruik kunnen maken van de mensen – vaak hoog opgeleide vluchtelingen – die zich in Nederland melden en hier willen werken. Het is een voorzichtige zoektocht: hoe kom je weg van het idee dat we een groot hek om Nederland en Europa moeten zetten en dan niets met de rest van de wereld meer te maken hoeven te hebben? En tegelijkertijd oog houden voor wat dat voor de mensen in Nederland betekent? De afgelopen vijf tot tien jaar is die discussie zeer ongenuanceerd gevoerd, maar het ligt allemaal niet zo zwart-wit.’
Fatsoenlijk werk In 2005 startte de vakbeweging een internationale campagne om het recht op decent work (fatsoenlijk werk) tot negende Millenniumdoelstelling te maken, naast bijvoorbeeld het streven om de honger in de wereld in 2015 met de helft te verminderen. Die strijd voor fatsoenlijk werk is in 2006 voortgezet. Volgens Jongerius was de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Agnes van Ardenne, voorstander van het pleidooi van de vakbeweging. ‘Ik kreeg bij haar afscheid, in februari 2007, een alleraardigste, blauwe afscheidsbrief van Van Ardenne. Daar had zij met de hand bijgeschreven: “Het vakbondswerk en decent work hebben onze aandacht opgeëist. Wil je daarmee doorgaan?” Zij had die klik wel.’ En gelukkig, gaat Jongerius verder, heeft ook Van Ardenne’s opvolger op het ministerie, Bert Koenders, het vaste voornemen in ieder geval deze lijn voort te zetten. ‘Ik sprak hem vanmorgen nog, over de telefoon. Hij stelde dat hij absoluut verder wilde met de campagne voor fatsoenlijk werk. Hij wilde ook praten met een vakbondsleider uit Zimbabwe die wij naar Nederland hadden gehaald. Vakbondsrechten hebben grote prioriteit voor hem, liet hij me weten. Dat is bemoedigend.’
6 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
Tevredenheidsonderzoek FNV Mondiaal De laatste jaren is er veel veranderd in de samenwerking met de partners. Er is onder andere meer nadruk gekomen op resultaatgerichtheid en de logical framework approach voor planning. Monitoring en evaluatie zijn daarbij belangrijke instrumenten. Dit betekende soms nogal wat voor de partners. Om aspecten van de procesmatige kant van de samenwerking te analyseren en verbeteren, heeft FNV Mondiaal besloten tot het uitvoeren van een tevredenheidsonderzoek. Het onderzoek is gedaan onder alle partners met wie FNV Mondiaal de afgelopen vier jaar een actieve samenwerking heeft onderhouden. Het is uitgevoerd aan de hand van een systematische (vergelijkbare vragen) en brede (dezelfde vragenlijsten naar alle relaties) enquête. Het veldwerk werd door Trendbox, een particulier marktonderzoekbedrijf, online uitgevoerd in het voorjaar van 2006. Dit onderzoek was het eerste uit een reeks en zal een vervolg krijgen in 2008. Wat betreft de respons: van de Afrikaanse partners is de respons 30 procent van de aangeschreven organisaties, in Latijns Amerika reageert 58 procent, in Azië 50 procent. In de regio Midden- en Oost-Europa hebben twee van de drie organisaties gereageerd. De gemiddelde respons op organisatie basis is 45 procent, de respons op individuele basis is 32 procent. Een greep uit de belangrijkste conclusies van het tevredenheidsonderzoek: Het imago van FNV Mondiaal is overwegend zeer positief (81 procent van de respons). Sterke punten zijn respectvolheid, betrouwbaarheid en professionaliteit. Relatief zwakke punten zijn de omgang met kritiek, flexibiliteit en mate van bereidheid tot vernieuwing. Op het gebied van contact en organisatie geeft ruim een kwart aan dat verbetering mogelijk/gewenst is als het gaat om de bekendheid met de aanvraagprocedure van projecten of de duidelijkheid van die procedure. Over de communicatie met FNV Mondiaal is men doorgaans goed te spreken. Als verbeterpunten worden genoemd: de snelheid waarmee op projectaanvragen en andere vragen wordt gereageerd en de hoeveelheid informatie die men ontvangt over zaken als het beleid van FNV Mondiaal, procedures, medefinanciering en PM&E. Nagenoeg niemand twijfelt aan het nut van monitoren en evaluatie. Over de ondersteuning door FNV Mondiaal op het gebied van PM&E is men doorgaans (zeer) tevreden. De bekendheid met het beleidsplan van FNV Mondiaal is relatief beperkt en bij eenderde zelfs slecht. Datzelfde geldt voor de bekendheid met de speerpunten in het beleid van FNV Mondiaal. Desondanks stemmen bij de meerderheid van de contacten de beleidsprioriteiten redelijk goed overeen met die van het bedrijfsplan.
De tevredenheid over de vorm voor projectrapportages is zeer groot. Hoewel een op de zes respondenten het wel moeilijk vindt om te rapporteren over zaken die minder goed gelukt zijn, menen slechts zeer weinigen (7 procent) dat FNV Mondiaal onvoldoende begrip heeft voor problemen bij de uitvoer van projecten. Enkele lessen die FNV Mondiaal uit dit onderzoek kan trekken: De algemene teneur van de respons van dit tevredenheidsonderzoek is positief tot zeer positief. De GUF’s zijn kritischer dan de nationale en lokale bonden. FNV Mondiaal gaat opnieuw kijken naar de kwaliteit van het proces van projectbehandeling. Het gaat er dan om de tijd te verkorten die een aanvraag nodig heeft om verwerkt te worden, de snelheid te verhogen waarmee de aanvrager een eerste reactie krijgt op een (aan)vraag, en het inzicht te verbeteren bij partners in de beslismomenten van FNV Mondiaal wat betreft projectaanvragen. De respons uit de regio Latijns-Amerika is niet alleen hoger, maar ook positiever op een aantal aspecten, zoals tevredenheid over ondersteuning op het gebied van planning, monitoring en evaluatie, bekendheid en tevredenheid met de richtlijnen en formules. Dit is volgens ons mede te danken aan de inzet van de consultants op PM&E en vakbondsorganisatie-ontwikkeling. In de regio’s Afrika en Azië zal daarom in 2007 ook met een equipe van dergelijke consultants worden gewerkt. Dit sluit mooi aan bij het voornemen om meer te ondersteunen op organisatieversterking van vakbonden. Voorafgaand aan het volgende tevredenheidsonderzoek, plant FNV Mondiaal een aantal partnerconsultaties in alle regio’s ter voorbereiding van de subsidieaanvraag 2009-2012. Daardoor hopen we dat onze partners beter op de hoogte zullen zijn van ons bedrijfsplan, aangezien ze er dan zelf direct een bijdrage aan hebben geleverd. Het bedrijfsplan zal tegen die tijd ook in verschillende talen op onze website staan. In nauw overleg met de Nordic-partners zal gewerkt worden aan de verbetering van richtlijnen en formules voor monitoring en rapportage van projecten, inclusief de richtlijnen voor het opstellen van projectbegrotingen en financiële rapportages, zodat hierover nog meer helderheid bij onze vakbondspartners zal zijn. FNV Mondiaal zal samen met de Scandinavische partners het GUFinitiatief voor 2007 steunen om het Handboek voor Participatieve Project Planning gebruiksvriendelijker te maken en meer te laten aansluiten bij de vakbondspraktijk van de lidorganisaties van de GUF’s.
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 7
Inhoud
Omslagfoto Deze vrouwen werken in de informele economie in een wijk in Manila, de hoofdstad van de Filippijnen, en maken de hele dag slippers. Hun verdiensten zijn zeer laag. Hun kinderen hielpen eerst mee maar door een project van de internationale textielvakbond ITGLWF gaan zij nu naar school. De vrouwen missen de -kleine- bijdragen van hun kinderen wel, maar ze vinden het veel belangrijker dat de kinderen aan hun toekomst kunnen werken en blij thuiskomen van school. De ITGLWF wil de vrouwen gaan organiseren in coöperaties, zodat zij meer inkomsten kunnen verwerven. Foto: Ruth Vermeulen (FNV Mondiaal)
1
Inleiding
10
Vakbondsversterking en –vernieuwing (VVV)
13
Inleiding: Afrika, Azië, Oost-Europa, Midden-Oosten
en Latijns-Amerika
13
1.1
Vakbondsopbouw en –ondersteuning
19
1.2
Informele economie
22
1.3
Gender
27
1.4
Kinderarbeid
31
1.5
HIV/Aids
36
2
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) 39
3
Vakbondsrechten
46
4
Interne organisatie
55
Bijlage 1
Feiten en cijfers
57
Bijlage 2
Samenvatting financieel Jaarverslag 2006
66
Bijlage 3
Lijst van afkortingen
70
Bijlage 4
Landenlijst
72
Inleiding
In Europa is de discussie actueel over de vraag: hoe kan de welvaartstaat in stand gehouden worden met arbeiders die niet meer aan één land gebonden zijn? Ideeën hierover – zoals de mogelijkheden en onmogelijkheden van migratie – zullen hoog op de internationale agenda komen te staan. Ook voor de vakbeweging wordt migratie (zowel binnen landsgrenzen als over nationale grenzen heen) een steeds belangrijker thema. Door de groeiende (arbeids)migratie raken vakbonden wereldwijd veel leden kwijt, terwijl tegelijkertijd de werkomstandigheden van migranten en seizoenarbeiders vaak erbarmelijk zijn. In december 2006 belegde het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV) een vierdaags seminar in Brussel over het migratievraagstuk. Het organiseren van migrantenarbeiders, de bescherming van hun rechten en de verbetering van hun arbeidsomstandigheden vormden de inzet van de discussie. FNV Mondiaal nam deel aan dit seminar dat immers direct raakt aan haar werk: steeds meer van de werknemers die zij via haar projecten steunt, zijn migranten: dienstmeisjes in Peru, seizoenarbeiders in India, mijnbouwwerkers in Namibië en textielarbeidsters in de vrijhandelszones van Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Vaak werken deze migranten in de informele economie. Mannen en vrouwen die zonder contract geen enkele werkzekerheid hebben èn geen inspraak op goede arbeidsvoorwaarden of veiligheids- en gezondheidsmaatregelen op het werk. Mondjesmaat komt er in Azië, Latijns-Amerika en Afrika meer aandacht voor de problematiek van de informele sector. In Oost-Europa ligt dit nog heel moeilijk. Voor de vakbonden blijft de groeiende informele economie de komende jaren een grote uitdaging: zij moeten intern vernieuwen om effectief op de veranderingen in te spelen, en tegelijkertijd hun verantwoordelijkheid nemen naar overheden en werkgevers om deze aan te sporen tot actieve erkenning van de informele arbeid. ‘Werk is de belangrijkste weg uit armoede’, zegt de Nederlandse regering. Dat kan zo wezen, maar feit is dat de helft van de mensen die wereldwijd aan het werk zijn, minder dan twee dollar per dag verdient. Anders gezegd, 1,4 miljard werkende mensen leven onder de armoedegrens. Het zal geen verrassing zijn
dat velen van hen werkzaam zijn in de informele sector. Kortom: werk op zich is niet voldoende, werk moet fatsoenlijk en waardig zijn, onder veilige en gezonde omstandigheden en genoeg opleveren voor een minimaal bestaan. Waar het werkelijk om gaat in de strijd tegen armoede is niet werk, maar decent work (fatsoenlijk werk). Dit betekent dat de fundamentele arbeidsrechten, sociale bescherming en sociale zekerheid, en gelijkheid tussen mannen en vrouwen in het gehele arbeidsproces gewaarborgd dienen te zijn. Het verbinden van de thema’s van armoede, werkplekkwesties en arbeidsvoorwaarden is vooral in ontwikkelingslanden essentieel. De vakbeweging speelt een cruciale rol in armoedebestrijding, juist omdat zij haar inspanningen richt op de meest kwestbaren onder de werkende bevolking. De toespraak van Agnes Jongerius op de 1 meiconferentie van de FNV luidde niet voor niets: ‘Wij gaan voor de Millenniumdoelen. Jij ook?’ Fatsoenlijk werk moet internationaal een prioriteit worden, van VN-instellingen tot WTO en het internationale bedrijfsleven; dàt is de inzet van de vakbeweging. FNV Mondiaal is verheugd dat het begrip ‘fatsoenlijk werk’ in 2006 voor het eerst prominent aandacht heeft gekregen in een regeringsdocument, namelijk het ‘Voortgangsrapport Nederland MDG8’. De vakbond benadrukt echter dat decent work for all niet alleen in het ontwikkelingsbeleid maar ook in het beleid van het ministerie van Economische Zaken geïntegreerd zou moeten worden. De economie bevorderen, dat was het handelsmerk van minister van Ardenne. Daarbij hoort een goede enabling environment op sociaal-economisch terrein, en dit vereist werkgevers- èn werknemerorganisaties die in vrijheid kunnen opereren. Bedrijvigheid op zich draagt niet vanzelfsprekend bij aan armoedebestrijding. Het internationale bedrijfsleven kan alleen bijdragen aan armoedebestrijding door goede arbeidsverhoudingen en fatsoenlijk werk te bevorderen als onderdeel van een goed lokaal ondernemingsklimaat. FNV Mondiaal combineert in haar projecten aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen met aandacht voor arbeidsrechten. Dit gold voor het FNV-bezoek aan China in oktober 2006, en ook voor de projecten – van Oost-Europa tot Latijns-Amerika – die gericht
zijn op het initiëren van vakbondsnetwerken in multinationals om zo de negatieve gevolgen van globalisering tegen te gaan. Een van die negatieve gevolgen – het resultaat van informalisering en flexibilisering van arbeid – is een steeds groter gebrek aan sociale zekerheid voor steeds grotere groepen mensen. FNV Mondiaal merkt op dat het onderwerp sociale zekerheid steeds vaker voorkomt op de agenda van haar zuidelijke partners. Zowel in India als west-Afrika wordt nagedacht over alternatieve vormen van sociale zekerheid – pensioenfondsen, eenmalige uitkeringen bij huwelijk, ziekte of ontslag, kredietverstrekkingen – bijvoorbeeld door het aangaan van publiekprivate partnerschappen. Door de hardnekkige armoede leven mensen bij de dag. Ze hebben niet de luxe na te kunnen denken over het belang van pensioenvoorzieningen. Maar de discussie hierover en de eerste acties beginnen zich nu te ontwikkelen. Dit heeft vertrouwen en dus tijd nodig: mensen die in zeer onzekere situaties leven, nemen niet zomaar het risico hun spaarzame geld in een fonds te steken dat door iemand anders wordt beheerd. Het moge duidelijk zijn: de dwarsverbanden tussen kwesties als decent work, gender, uitbesteding en off shoring, sociale zekerheid, vakbondsrechten, armoedebestrijding en migratie zijn legio. Al deze thema’s maken dan ook deel uit van de interne processen van vakbondsversterking en -vernieuwing die FNV Mondiaal steunt. FNV Mondiaal gelooft dat in dit gecompliceerde krachtenveld een sterke internationale vakbeweging van cruciaal belang is. Zij zet zich daar dan ook onverminderd voor in. Door haar steun aan onafhankelijke, democratische vakbonden in landen met een repressieve overheid (Wit-Rusland, Zimbabwe) of in landen waar geweld een dagelijkse realiteit is (Colombia) – en waar vakbondsrechten met voeten worden getreden - draagt FNV Mondiaal bij aan het noodzakelijke democratiseringsproces. Een effectieve dialoog tussen overheid, werkgevers- en werknemersorganisaties is onderdeel van goed bestuur en zorgt voor sociale stabiliteit. De FNV speelt ook een rol in verzoeningsprocessen, bijvoorbeeld op de Balkan. Vrede en verzoening zijn voorwaarden voor de ontwikkelingsmogelijkheden van post-conflictlan-
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 11
den. Tenslotte, de inzet op vakbondsrechten is een ingang voor de strijd om mensenrechten in het algemeen. Voor het welslagen van het werk van FNV Mondiaal is samenwerking met de FNV-bonden van groot belang. In dit jaarverslag valt te lezen hoezeer verschillende bonden financieel en inhoudelijk betrokken zijn bij wereldwijde solidariteitsprojecten. Zo is de AOb betrokken bij antikinderarbeidprojecten in Albanië, Marokko, Ethiopië en Zimbabwe; ABVAKABO FNV zet zich in voor Poolse verpleegsters en Filippijnse dienstmeisjes in Nederland; FNV Bondgenoten steunt vakbondsvrouwen in Wit-Rusland en een labour show in Zuid-Afrika; FNV Bouw is actief in Polen. Om steun te betuigen aan hun collega’s, reisden FNV-bestuurders en vertegenwoordigers van de AOb, FNV Bondgenoten, de Nederlandse Politiebond en ABVAKABO FNV af naar historische vakbondscongressen in Zimbabwe en Colombia. Een delegatie van zeventien FNV’ers ging op werkbezoek in China. FNV Bondgenoten, ABVAKABO FNV en FNV Bouw doen bovendien mee in het programma ‘loonruimte voor solidariteit’, waarbij een geldbedrag of een percentage in de cao wordt opgenomen en door de werkgever wordt betaald voor het internationale solidariteitswerk van de FNV. FNV Bongenoten is wat dit betreft met stip nummer één: zij draagt ruim 400 duizend euro af, deels ook uit lidmaatschapsgelden. De AOb heeft als eerste toegezegd jaarlijks 0,7 procent van haar bondshuishouding te zullen bestemmen voor solidariteitsprojecten. Op het FNV-congres in mei 2005 is de resolutie aangenomen dat de totale bijdrage van de bonden per eind 2008 verdubbeld zal zijn: van één naar twee miljoen euro. FNV-voorzitter Agnes Jongerius is vastbesloten de bonden aan dit streven te houden: ‘Afspraak is afspraak!’
12 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
1
Vakbondsversterking en -vernieuwing (VVV)
In Wenen vond begin november 2006 het oprichtingscongres plaats van het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV), voortgekomen uit een fusie van het IVVV en het WVA. De FNV heeft zich sinds haar oprichting ingezet om te komen tot één internationale vakbeweging. De meerwaarde hiervan? Samen staan de bonden sterker, en dat is een must gezien de steeds verdere globalisering van het bedrijfsleven. Er kan nu binnen de Internationale Arbeidsorganisatie ILO effectiever druk uitgeoefend worden op organisaties als de Wereldbank en het IMF, en op regeringen. Juist in ontwikkelingslanden, waar over het algemeen meer verdeel- en heerspraktijken voorkomen, is dit winst. De vakbonden die bij het internationale verbond zijn aangesloten – het nieuwe IVV vertegenwoordigt wereldwijd 190 miljoen werknemers – staan allemaal voor de uitdaging om antwoorden te formuleren op de gevolgen voor de positie van werknemers van toenemende contract- en seizoenarbeid, flexibilisering en informalisering van de arbeid, uitbesteding en off shoring. En daar komen nog bij: de politieke instabiliteit in veel landen, de intimidatie en corruptie die werknemers en vakbonden treffen, en de impact van milieuproblemen en de aidsepidemie. Het is niet eenvoudig voor vakbonden om in deze complexe situatie een effectieve koers te varen. Daarom is vakbondsversterking en -vernieuwing een speerpunt in het werk van FNV Mondiaal. Onderhandelen over arbeidsrechten en -omstandigheden wordt in Afrika steeds lastiger. Enerzijds komt dit door de stijgende werkloosheid, anderzijds door de toenemende invloed van multinationals. Veel Afrikaanse landen hebben hun wetgeving aangepast om het internationale bedrijfsleven te verwelkomen. En hoewel veel buitenlandse investeerders nog steeds voor die uitnodiging bedanken, wordt bijvoorbeeld de zich uitbreidende aanwezigheid van China in Afrika een steeds reëler vraagstuk. In hoeverre Chinese ondernemingen (in constructie, mijnbouw, etcetera) zich aan de nationale arbeidswetgeving houden, is sterk afhankelijk van de druk die nationale overheden uitoefenen. De bedrijfsveiligheid laat in veel Chinese bedrijven enorm te wensen over. En door het veelvuldig inzetten van contractarbeiders zijn werknemers lastig te organiseren. De Afrikaanse reacties op China’s toenemende invloed zijn echter veel minder een-
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 13
duidig negatief dan de respons uit het Westen, voor wie China geldt als een notoire schender van arbeidsen vakbondsrechten. China brengt immers investeringen en werkgelegenheid. Desondanks zal een gezamenlijk optreden van zowel overheden als vakbonden steeds belangrijker worden. Ook Zuid-Afrikaanse multinationals (mijnbouw, supermarkten, hotels) breiden hun werkzaamheden regionaal steeds meer uit. Omdat in de andere Afrikaanse landen de arbeidswetgeving vaak slechter geregeld is, nemen ze het daar minder nauw met de arbeidsvoorzieningen. Samenwerking tussen bonden van de verschillende vestigingen van de multinational is dan essentieel. Aan deze samenwerking moet nog veel gedaan worden, maar de wil en de voornemens zijn er.
In Afrika kijken de vakbonden voornamelijk naar het loon en besteden weinig aandacht aan sociale zekerheidsvoorzieningen. Dit is een capaciteits- maar ook een armoedekwestie: de wanhoop kan zo groot zijn, dat arbeiders bereid zijn alles te accepteren. Maar door de aidsepidemie die vooral het economisch actieve deel van de bevolking treft, wordt toegang tot sociale voorzieningen juist extra belangrijk. Arbeiders van wie gedacht wordt dat ze seropositief zijn, worden nog te vaak meteen ontslagen. Het is goed dat veel Afrikaanse vakbonden dit hebben opgepakt, maar ze hebben nog een lange weg te gaan. De groeiende informalisering van de economie is net als elders in de wereld ook in Azië de huidige realiteit. Zelfs in het geval van economische groei zijn er steeds minder vaste banen beschikbaar. Wat betreft de erkenning van de informele economie door vakbonden en overheidsinstanties worden vooral in India significante stappen gezet. Deelstaten in India
14 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
hebben redelijk wat autonomie. Bonden proberen zich op deelstaatniveau te organiseren en zo hun lobby meer effectief en duurzaam te maken dan wanneer slechts per bedrijf of fabriek afspraken worden vastgelegd. Ook in de rest van de regio is meer aandacht voor de informele economie heel hard nodig. In de Filippijnen bijvoorbeeld worden veel werknemers in feite kleine zelfstandigen. Ze blijven hetzelfde werk doen, op dezelfde stoel, aan dezelfde machine, maar ze zijn niet meer in loondienst en nemen zelf werk aan. De werkgever is dus niet meer verantwoordelijk voor sociale zekerheidsvoorzieningen of werkgarantie. Alle uitbestedingen leiden ertoe dat veiligheidsnormen aan de laars gelapt worden en dat ziekte vaak onmiddellijk ontslag betekent. Waar in het Westen werken als freelancer nog voordelen kan hebben, heeft het dat voor deze mensen totaal niet. Zij hebben echter geen keus. De inzet van het beleid van FNV Mondiaal in Azië is duurzame armoedebestrijding via steun aan vakbonden en organisaties die tot doel hebben het inkomen en de inkomenszekerheid van de meest kwetsbare arbeiders te verbeteren. De strijd tegen kinderarbeid maakt integraal onderdeel uit van het streven deze mensen, veelal informele werkers, boven de armoedegrens te krijgen. In Oost-Europa ligt de prioriteit van de programma’s van FNV Mondiaal duidelijk op het terrein van vakbondsversterking en –vernieuwing. Het is het bekende verhaal van ‘transitie’: de vakbonden hadden in het verleden een heel andere positie en functie. Dit blijkt een veel hardnekkiger obstakel dan tien jaar geleden gedacht werd. Het blijkt erg moeilijk om vanuit bestaande structuren tot werkelijke verandering te komen. Autoritair leiderschap is één probleem. Leiders van de bonden zijn voornamelijk mannen op leeftijd, die gewend zijn te werken op basis van gunsten in plaats van democratische principes, en die niet over goede communicatievaardigheden beschikken. Natuurlijk spelen de politiek-economische omstandigheden ook een rol. Op de Balkan is er vanwege de beroerde economische situatie weinig ruimte voor vakbondsontwikkeling. ‘Een vakbond zonder economie is een virtuele vakbond’, aldus de puntige samenvatting van Leo Mesman, beleidsmedewerker FNV Mondiaal. De formele economie is in verval maar de vakbonden, die in het verleden vervlochten waren met de staatseconomie, zijn niet toegerust om met de problematiek van de informele economie om te gaan. In sommige landen geldt het bijkomende probleem dat werklozen geen lid mogen zijn van de vakbond. Een ander punt is het gebrek aan onderling vertrouwen en juist daar kunnen regionale projecten van het IVV en de GUF’s een betekenisvolle bijdrage leveren. Doordat zij mogelijkheden bieden voor het leggen van contacten over de
lands- en etnische grenzen heen, spelen ze een rol in verzoeningsprocessen. In Kosovo bijvoorbeeld organiseert de vakcentrale BSPK, met hulp van het IVV, seminars met mensen uit Servië. Vakbondsmensen van de Servische vakcentrale Nezavisnost geven les aan hun Albanese collega’s in Kosovo en dit wordt goed ontvangen. Natuurlijk zijn er verschillen per regio. Op de Balkan en ook in Centraal-Azië is er economisch zo weinig perspectief dat het in een dergelijk depressieve situatie lastig opbouwen is. Voor de nieuwe EU-landen vergt de integratie en toetreding tot de EU veel structurele economische aanpassingen. Ondanks harde hand waarmee deze aanpassing aan EU-regelgeving vaak wordt afgedwongen, werkt het toch ook sociaal verzachtend (er komt immers geld mee). Bovendien is door economische groei in bepaalde nieuwe EU-landen wèl perspectief. In Rusland en Oekraïne is de situatie weer anders. Daar is sprake van een economische boom en dus meer perspectief. Maar hoe onafhankelijk is de vakbond in Rusland? De bonden in multinationals ontwikkelen zich redelijk positief, onder andere als gevolg van de GUF-programma’s. De traditionele bonden zitten echter in een afbraakproces. Een echte oppositie is er niet in de Russische doema en de speelruimte van vakbonden is hoe dan ook beperkt – er wordt met reden gesproken van een ‘democratuur’. Eind 2006 is besloten de Pan-Europese vakbondsraad (PERC) op te richten, een samenwerkingsverband van het Europees Vakverbond (EVV) en het nieuwe IVV. Deze raad streeft naar samenwerking tussen vakcentrales uit Oost- en West-Europa en zal zich bezig houden met migratievraagstukken, extern beleid ten opzichte van nieuwe buren, en technische steun aan Oost-Europese bonden. Nederland is al jaren de grootste vakbondsdonor in Oost-Europa. Doel van de steun aan vakbonden in het MiddenOosten is hen zodanig toe te rusten dat zij als onafhankelijke belangenbehartiger van haar leden kunnen functioneren. Annie van Wezel, beleidsmedewerker FNV Mondiaal: ‘Dit lijkt heel basic, en dat is het ook, maar dit is in deze regio al moeilijk genoeg.’ Scholing en trainingen zijn er op gericht bonden te activeren: meer leden bij het werk betrekken, uitbannen van de achterkamertjespolitiek van bondsbesturen en vakbonden leren hoe zij de druk kunnen weerstaan van bijvoorbeeld de overheid in Egypte, de inlichtingendienst in Jordanië, en de politieke partijen in Libanon. De vakbonden worden ook begeleid in het formuleren van de eigen vakbondseisen. Loonsverhoging en pensioenregelingen maken hier uiteraard onderdeel van uit, maar nieuwe discussies gaan bijvoorbeeld over wat te doen bij privatisering van staatsbedrijven. De bonden waarmee FNV Mondiaal werkt, zijn inmiddels allemaal goed ingebed in
de internationale vakbondsstructuur. Door hun lidmaatschap van de desbetreffende GUF’s doen ze leerzame internationale contacten op met andere bonden uit landen die met een vergelijkbare problematiek worstelen. In 2006 zijn de twee bestaande regionale projecten in de publieke sector (PSI) en de bouwsector (BWI) nog wel doorgegaan, maar de situatie in het Midden-Oosten wordt er niet beter op en dat is merkbaar. Het hoofdkantoor van beide projecten zit in Beiroet en het is begrijpelijk dat de situatie in Libanon in 2006 (het geweld tussen Israël en Hezbollah) allesbehalve heeft bijgedragen aan een soepele implementatie van het regionale programma. Ook voor bonden in Latijns-Amerika is het van belang dat zij de veranderende nationale, regionale en globale context leren begrijpen en hun strategieën hierop aanpassen. Onder invloed van de neoliberale wind, staat bijvoorbeeld de publieke sector ook in Latijns-Amerika onder druk. Het beeld bestaat hier eveneens dat werkers in de publieke sector alleen uit zijn op baanbehoud. Latijns-Amerikaanse bonden zetten net als hun collega’s elders nu in op het begrip ‘kwaliteit’. Zij willen aantonen dat het de publieke sector gaat om het leveren van kwalitatief goede diensten – en dat de beste garantie voor goede publieke dienstverlening is dat deze in publieke handen blijft. In Argentinië is er door de teruggekeerde rust op het economische front nu ook voor de vakbonden weer ruimte voor langetermijndenken. Door het neoliberale bewind van Menem in de jaren negentig, en de daarop volgende economische crisis, was de rol van de vakbond bijzonder marginaal geworden. De bonden hielden zich uitsluitend nog bezig met ‘het salaris’. Dat is nu langzaam aan het veranderen. Zo worden misstanden wat betreft arbeidsveiligheid nu weer aangekaart. In de projecten die FNV Mondiaal steunt, wordt niet alleen de werkgever aangesproken op zijn verantwoordelijkheid, maar wordt ook de werknemer ervan bewust gemaakt dat hij of zij zelf mede verantwoordelijk is voor een gezond werkklimaat. Wetgeving kan goed geregeld zijn zoals in Brazilië en Argentinië, maar vervolgens moet er wel een partij zijn die er toezicht op houdt dat deze wetgeving wordt nageleefd. Dit is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de overheid. Maar gezien de corruptie, de beperkingen in budget en de moraal van veel overheden kan en moet de vakbond hierbij een belangrijke rol spelen. Voor de vrouwen en mannen die werken in de vrijhandelszones in Latijns-Amerika is de situatie net zo schrijnend als elders in de wereld. FNV Mondiaal steunt initiatieven om vakbonden te helpen een voet aan de grond te krijgen in deze gebieden van rechteloosheid.
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 15
Kirill Buketov, regionaal coördinator van IUF in Moskou In 1997 opende de IUF (de wereldwijde vakbondsfederatie in de voeding, landbouw, tabak, horeca, catering en dergelijke) een regionaal kantoor in Moskou om contacten te leggen en ondersteuning te bieden aan bonden in Oost-Europa, de Kaukasus en CentraalAzië. Sinds begin 2006 steunt FNV Mondiaal een project om in Rusland en de Gemenebest van Onafhankelijke Staten (ex-Sovjetstaten) de positie van de vakbonden bij multinationals te versterken.
Kirill Buketov is coördinator van dit programma in Moskou. ‘Ons werk om vakbonden bij multinationale ondernemingen in Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië te versterken is zeer succesvol geweest. De situatie voor vakbonden in die landen is erg lastig, vooral in Wit-Rusland waar de repressie erg sterk is. Toch is daar de afgelopen jaren een nieuwe generatie vakbonden ontstaan, met nieuwe leiders die snappen wat de uitdagingen zijn van mondialisering en die vooral gericht zijn om de belangen van de werknemers zelf. Bij bedrijven in onze sectoren hebben we veel trainingen gegeven aan kaderleden om hen te helpen de positie van de bond te versterken en vooral om meer samen te werken met bonden in andere vestigingen. Het probleem was altijd dat bonden alleen lokaal actief waren en zo erg geïsoleerd opereerden. Dankzij ons werk is dat de laatste jaren enorm verbeterd. Er zijn allerlei “horizontale netwerken” opgericht, onder andere bij Heineken, Phillip Morris en Interbrew. Dat versterkt de onderhandelingspositie van werknemers. Vroeger kwam het voor dat werknemers drie of vier jaar geen loonsverhoging kregen. Werkgevers besloten gewoon dat het niet nodig was. Dat is nu verleden tijd. Werknemers onderhandelen nu jaarlijks met de werkgevers onder andere over salaris. ‘Het succes van het werk in deze drie landen heeft ons een paar jaar geleden doen besluiten om dit soort structuren ook in andere landen in deze regio op te zetten. We zijn twee jaar geleden begonnen in Rusland en de GOS-landen (in totaal twaalf). Het belangrijkste doel is lokale bonden helpen bedrijfsbrede netwerken op te zetten om daarmee collectief met het bedrijf te kunnen onderhandelen over zaken als loon, veiligheid en werkgelegenheid. Er zijn in de afgelopen twee jaar inmiddels negen ‘coördinerende raden’ opgezet en er staan er nog tien op stapel.’ Vakbondsactiviteiten nemen toe ‘Bedrijven waar we succes hebben gehad zijn onder andere de grote ondernemingen Heineken, Nestlé en Interbrew. Bij deze bedrijven zijn de coördinerende raden aanvaard als onderhandelingspartner. Via deze constructie zijn bij Nestlé een aantal issues onder de aandacht van de top van het bedrijf gebracht. Dat heeft tot concrete verbeteringen geleid. Bijvoorbeeld het aandeel van werknemers zonder vast contract. Bij de meeste vestigingen van Nestlé werkt soms wel de helft van de mensen zonder vast contract. Deze mensen hebben nauwelijks rechten en ook de vakbond kan weinig voor ze doen. Nestlé heeft onlangs beloofd dat in de toekomst het percentage mensen zonder contract niet boven de 20 procent zal uitkomen. Dat is een enorme stap voorwaarts. ‘We zien dat bij de bedrijven waar we actief zijn de vakbondsactiviteiten toenemen. Het afgelopen jaar zijn er vijf nieuwe bonden bijgekomen die zich aangesloten hebben bij het IUF. Ook in notoir lastige beroepsgroepen zoals bij verkoopafdelingen en zelfs bij toeleveringsbedrijven. ‘Vorig jaar was een hectisch jaar voor bonden in Rusland. Er waren nogal wat stakingen, onder andere bij Ford in Rusland. Over het algemeen merken we dat de regering de toegenomen vakbondsactiviteiten niet erg kan waarderen. De regering wil graag bedrijven naar Rusland lokken. Een actieve vakbond vinden ze daarbij erg lastig. Een paar jaar geleden heeft de regering de arbeidswetten veranderd. Zo is de ontslagbescherming voor vakbondsactivisten opgeheven. Dat leidt tot grote problemen. De andere kant van de medaille is dat de Russische overheid zich tegenwoordig minder paternalistisch opstelt dan vroeger. Er wordt veel overgelaten aan onderhandelingen tussen bedrijven en werknemers. Dat maakt dat we een serieuzere gesprekspartner zijn geworden voor de werkgevers.’
Namibische vakbonden krijgen steun bij collectieve onderhandelingen AWARD staat voor ‘actual wage rates database’. Het AWARD-project is midden jaren tachtig ontwikkeld door het Labour Research Service, een vakbondsondersteuningsorganisatie in Zuid-Afrika. Doel van het project is om vakbonden te ondersteunen in hun collectieve onderhandelingen, en zo de lonen en arbeidsvoorwaarden te verbeteren voor degenen die uiteindelijk daarvan moeten profiteren, de arbeiders. De Zuid-Afrikaanse AWARDdatabase is een zeer geavanceerde informatiedatabase, die beschikt over loongegevens van de afgelopen twintig jaar. In 2004 is eenzelfde project gestart in Namibië. In dit land is het Labour Resource & Research Institute (LaRRi) verbonden aan AWARD.
Herbert Jauch is hoofd van de onderzoeks- en onderwijsafdeling van het Labour Resource & Research Institute (LaRRI) in Namibië. Jauch: ‘FNV Mondiaal neemt een speciale plaats in binnen de geschiedenis van ons instituut. Zij heeft in 1998 ons eerste onderzoek gefinancierd, een soort baseline study over de situatie van vakbonden in Namibië. In feite was dat de geboorte van LaRRI. Sinds een aantal jaren biedt zij ons ook algemene steun, net als een Finse, een Belgische en twee Duitse organisaties. Hierdoor kunnen wij ons onderzoek uitvoeren naar de meest kwetsbare en zwaarst uitgebuite arbeiders: landarbeiders, werkers in de informele economie, textielarbeiders en huishoudelijke hulpen. Dat zijn de groepen die het meest dringend vakbondsinterventie nodig hebben, en zij vormen dus onze prioriteit. ‘Een kleine drie jaar geleden zijn we, op uitnodiging van het LRS in Zuid-Afrika, ingestapt in het AWARD-project. Het is ons gelukt om voor 2005 en 2006 de salarisoverzichten voor Namibië te produceren. We zijn nu aan het uitbreiden: niet alleen verzamelen we gegevens over de minimumlonen, maar ook over de middeninkomens en salarissen van bedrijfsdirecteuren. In de loop van 2007 gaan we de genderdimensie toevoegen: wat is de positie van mannen en vrouwen binnen de inkomenscategorieën, is er sprake van genderdiscriminatie? Dat maakt het project nog spannender dan het nu al is. ‘De kracht van het AWARD-project is dat het rechtstreeks ten goede komt aan het vakbondswerk. De Namibia Food and Allied Workers Union, die in 2005 nog zeer slechte onderhandelingsresultaten had, heeft het afgelopen jaar veel beter gepresteerd. Naar aanleiding van onze training hebben ze hun onderhandelingsstrategieën herzien. En dat heeft gewerkt: het is hun gelukt te onderhandelen voor betere lonen en betere voorzieningen, zoals de subsidies op huisvesting en transport, medische hulp en de pensioenregeling. ‘Het unieke van AWARD is dat het ons in staat stelt om heel direct de impact van ons werk te meten: op basis van gegevens over concrete salarisafspraken kunnen we elk jaar vergelijken en vaststellen welke vakbonden goed presteren en welke niet. Daarom vinden we het zo belangrijk ons onderzoekswerk – dat in rapporten gepubliceerd wordt en toegankelijk gemaakt via de online database – te koppelen aan het geven van trainingen in onderhandelingsvaardigheden. ‘We zijn de enige organisatie die beschikt over zulke volledige gegevens over de lonen in Namibië. De overheid beschikt hier niet over. In de toekomst zullen we hiermee een basis hebben om de lonen te evalueren en wel tegen de achtergrond van de kosten voor levensonderhoud. De vraag die we daarmee kunnen beantwoorden – cruciaal in de context van Namibië – is: zijn de lonen in staat om de arbeiders boven de armoedegrens uit te tillen?’
Herbert Jauch
Sahra Ryklief, directeur van Labour Research Service in Zuid Afrika: ‘Het programma heeft in Namibië ongelooflijk goed gewerkt. De database is er en loopt goed. We wonen elkaars conferenties bij en het draagt enorm bij aan de solidariteit in de regio. Ons idee is het programma regionaal uit te breiden en onze eerstvolgende partner is waarschijnlijk de Ghana TUC. We zijn de kwestie ook gaan aankaarten bij de internationale federaties ITF en BWI, om te zien hoe we kunnen starten met het ontwikkelen van een sector database. Maar dit zal een langer proces zijn. ‘Verder stellen we ons voor dit project, de samenwerkingsverbanden en het onderzoek dat er uit voorvloeit, een plaats te geven binnen de agenda van decent work. We werken nauw samen met de Decent Work Alliance en nemen deel aan de activiteiten van het World Social Forum. Volgens ons is dit een uitstekende mondiale paraplu waaronder het AWARD-project goed valt. In Zuid-Afrika proberen we een mentaliteitsverandering op gang te brengen: dat het bij het onderhandelen niet alleen gaat om loon, maar om loon èn fatsoenlijk werk. ‘Een ander project is gericht op multinationals. De eerste fase bestond eruit te bekijken hoe maatschappijen, inclusief de vakbonden, reageren op multinationals in Afrika. Het beeld van de meeste TNC’s, vergeleken met lokale werkgevers, is redelijk goed voor zover het om loonafspraken gaat, maar afhankelijk van hun land van herkomst zijn ze beneden de maat wat betreft arbeidsnormen. De resultaten van dit pilot onderzoek worden in 2007 gepubliceerd. ‘De volgende stap is heel gedetailleerd te focussen op enkele Zuid-Afrikaanse multinationals die zich elders in Afrika vestigen. Er is grote behoefte aan empirische informatie. Een groot deel van het onderzoek dat nu gebeurt, is veel te algemeen. Er worden audits gedaan van de OESO-richtlijnen, maar men komt niet toe aan de echte ervaringsinformatie, en die is onmisbaar om organisaties te kunnen motiveren betekenisvol te opereren.’
Sahra Ryklief
1.1 Vakbondsopbouw en –ondersteuning Al langere tijd ondersteunt FNV Mondiaal in Afrika programma’s op het gebied van vakbondsopbouw en –ondersteuning in Ghana en Nigeria. Ook in Zimbabwe wordt dat gedaan, in nauwe samenhang met ondersteuning op vakbondsrechten (zie hoofdstuk 3). In deze drie landen hebben in 2006 evaluaties plaatsgevonden. De positieve evaluatie bij de Ghana Trade Union Congress (GTUC) liet zien dat het trainingsprogramma de onderhandelingscapaciteit van de bonden heeft vergroot en een positieve bijdrage heeft geleverd aan leiderschapskwaliteiten die ook zijn weerslag heeft in andere civil society organisaties. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in de campagnes die georganiseerd zijn tegen privatisering. Het is nu tijd voor een nieuwe aanpak: minder exclusieve aandacht voor scholing en bredere inzet op vakbondsvernieuwing en organisatieontwikkeling binnen de GTUC. Dit om de nieuwe zaken, die de getrainden aan willen pakken, een plaats te geven binnen de organisaties. FNV Mondiaal heeft haar steun aangeboden voor de ontwikkeling van dit traject. Bij het Nigeria Labour Congress (NLC), de grootste multi-etnische en multireligieuze maatschappelijke organisatie in Nigeria heeft een extern begeleide, interne zelfevaluatie veel energie losgemaakt. ‘Vakbonden zijn actiegroepen, en hebben de neiging om altijd maar door te gaan’, legt Corrie Roeper uit. ‘Het was voor de vakfederatie een eyeopener hoe leerzaam een dergelijke zelfreflectie kan zijn.’ De NLC, enthousiast geworden, is van plan eenzelfde participatieve evaluatie bij de bij haar aangesloten bonden te gaan begeleiden. Concreet laat de evaluatie onder andere zien dat ‘hameren op het belang van gender werkt’. De aanvankelijk grote weerstand is grotendeels overwonnen: er is meer deelname van vrouwen in de vakbondsleiding, geschat op zo’n 10 tot 15 procent, en de constituties van verschillende bonden zijn aangepast op genderkwesties. De capaciteit op het gebied van arbeidsgeschillen, collectief onderhandelen en arbeidsrecht is toegenomen, en zowel de interne communicatie als de samenwerking tussen bonden is verbeterd. Voor de toekomst is er behoefte aan
een doorlopend evaluatie- en leersysteem dat helpt de geleerde lessen blijvend toe te passen in activiteiten en verdere organisatieontwikkeling. Het regionale Apadep-vakbondsscholingsprogramma is in 2006 in een aantal landen enorm aangeslagen. In bijvoorbeeld Kenia en Zambia, waar jarenlang nagenoeg geen scholing heeft plaatsgevonden, lopen nu weer programma’s. Vakbondsonderzoeksinstituten en scholingsafdelingen hebben gezamenlijk een curriculum ontwikkeld voor een betaalbare en actiegerichte basistraining. De samenwerking tussen bonden uit verschillende Afrikaanse landen werkte zeer stimulerend en heeft geleid tot een inhoudelijk vernieuwend programma met onderwerpen als sociale zekerheid en globalisering. Ook is besloten dat hiv/aids in alle landen onderdeel moet zijn van het curriculum. Zonder de gezamenlijke aanpak was dit niet gelukt. In een aantal landen erkent een lokale universiteit de opleiding. In elk van de negen deelnemende landen zijn twee begeleiders getraind, die elk weer twintig trainingssessies hebben gegeven aan vakbonden in hun eigen land. In totaal zijn er ongeveer 450 mensen getraind. Bijna de helft van de begeleiders èn de getrainden is vrouw. Uitgangspunt is dat de vakbonden over een jaar of drie zonder externe financiering het programma kunnen voortzetten. Het AWARD-programma van de vakbondsondersteuningsorganisaties LRS in Zuid-Afrika en LaRRI in Namibië, heeft de onderhandelingscapaciteit van vele vakbonden versterkt. Dit heeft niet alleen geleid tot betere lonen, maar ook tot betere secondaire arbeidsvoorwaarden bij onder meer ziekte, zwangerschap, ongevallen en ontslag. De loonsverhoging is vaak niet spectaculair, maar kan net het verschil uitmaken tussen leven en werken onder het bestaansminimum of juist erboven. In Zuid-Afrika ondersteunt FNV Mondiaal, met middelen van Bondgenoten en VMP, een innovatief project van de vakbondsondersteuningsorganisatie Workers World Media Productions. Zij maakt wekelijkse nieuwsitems over onderwerpen als hiv/aids, de arbeidsproblematiek van jongeren en seksueel misbruik van vrouwen op de werkvloer. Deze worden uitgezonden door lokale radiostations. Het project heeft niet alleen een informatieve functie, maar is er ook op gericht om de vakbond op wijkniveau terug
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 19
gang tot internet. De radio is een zeer belangrijk en toegankelijk medium.
Promotieposter voor de radioprogramma’s van Workers World Media Productions.
20 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
te krijgen en haar draagvlak te versterken. Sinds het eind van de apartheid in 1994 is vakbondswerk verder van de gewone mensen af komen te staan. Dit project draagt ertoe bij dat mensen de bond weer gaan ervaren als een organisatie waarop ze invloed kunnen uitoefenen en die zich bezighoudt met relevante thema’s uit het dagelijks leven. ‘Het project is gaan lopen als een trein’, zegt Corrie Roeper, beleidsmedewerker FNV Mondiaal. ‘In het begin was het moeilijk voldoende vrijwilligers te vinden die wekelijks in de wijk interviews wilden doen. Nu is er een stabiele groep, waarvan ruim de helft vrouwen. Een groot succes is geboekt toen WWMP toegang kreeg tot de staatsradio. Er wordt nu een miljoenenpubliek bereikt tegen lage kosten.’ Er zijn per regio en per station (op een aantal stations na) gemiddelde luistercijfers bekend. Die bij elkaar opgeteld leveren een cijfer van 3.263.000 luisteraars op. Daarnaast wordt er uitgezonden op nationale zenders, wat een nog groter aantal mensen bereikt. In Zuid Afrika hebben de gewone mensen – de mijnwerkers, vuilnisophalers, huishoudsters - nog zeer weinig toe-
In Afrika – het continent dat veruit de meeste opbouw- en ondersteuningsgelden ontvangt – wordt meestal direct met nationale vakfederaties en lokale bonden gewerkt. In Oost-Europa ligt de prioriteit van programma’s van FNV Mondiaal ook op het terrein van vakbondsopbouw en versterking. De aanpak en uitvoering verlopen in deze regio echter vaak via de GUF’s. In 2006 is een vervolgprogramma gestart voor interne en externe innovatie van vakbonden in Zuidoost Europa. Dit is het grootste Balkan-programma van FNV Mondiaal. Het wordt uitgevoerd door de IUF (landbouw- en voedingssector) en ICEM (chemie-, energie- en mijnbouwsector), en gesteund met middelen uit het VMP en van FNV Bondgenoten. Een externe evaluatie door David Sogge in 2005 heeft geleid tot een ingrijpende koerswijziging. In plaats van te werken met 49 lidorganisaties, richt het nieuwe project zich op de achttien best of the class bonden die aantoonbaar de wil en potentie hebben tot verandering (al wordt de communicatie met de andere bonden wel voortgezet). De kennis- en bewustzijnsachterstand over basisbeginselen van modern vakbondswerk is in voorgaande projecten aangepakt. De evaluatie liet zien dat er nu meer nodig is dan seminars en trainingen. Er is meer gespecialiseerde expertise nodig op diverse terreinen van vakbondsbeleid. Ook zijn begeleiding- en adviestrajecten gestart rond het moderniseren van bonden met hoge potentie. Doel van het Balkanprogramma is ook het vergroten van de betrokkenheid van vakbonden bij de economische ontwikkelings- en herstructureringsprogramma’s in hun landen. Er is ingezet op onderzoek naar de toekomstperspectieven van strategische sectoren en meer regionale samenwerking en uitwisseling op sectoraal niveau. Middels het opzetten van een database, website (www.icemiufsee.org), e-bulletins en e-groups wordt gewerkt aan adequate informatievoorziening en aan gedachtewisseling tussen bij het project betrokken personen en organisaties. In Oost-Europa, Centraal-Azië en de Kaukasus loopt sinds begin 2005 een project van de wereldwijde federatie van vakbonden in de landbouw- en voedingssector (IUF). Het project richt zich op het opzetten en organiseren van sterke en effectieve netwerken tussen vakbonden in lokale vestigingen van multinationals. FNV Mondiaal financiert het project met middelen uit het solidariteitsfonds van FNV Bondgenoten en met VMP-gelden. In Argentinië en Brazilië heeft een trainingsproject op het gebied van arbeid en gezondheid een vernieuwende invloed gehad op vakbonden uit de
Gezocht: dienstmeisje met bed binnenshuis, niet gestudeerd, uit de provincie Samuel Machacuay werkt als consultant voor FNV Mondiaal in Latijns-Amerika. Een van de zeven partners die hij begeleidt, is een zelforganisatie van dienstmeisjes in Peru. ‘In de officiële statistieken worden dienstmeisjes nergens meegerekend, niet bij formele en niet bij informele arbeid. Hun problematiek is er niet alleen een van arbeidsverhoudingen, maar ook van gedwongen migratie, armoede, en vaak kinderarbeid. Soms lijkt het meer op slavernij. In de kranten in Lima zie je regelmatig advertenties met de strekking: “Gezocht: dienstmeisje met bed binnenshuis, niet gestudeerd, uit de provincie.” Wat dit betekent is dat ze geen reden mag hebben om het huis te moeten verlaten: niet voor familiebezoek in de stad, niet voor studie of opleiding. En ‘bed binnenshuis’ betekent dat ze om vijf uur ’s ochtends opstaat om het ontbijt klaar te maken voor de familie, en pas naar bed gaat nadat het laatste familielid is gaan slapen. In Lima hebben alle huizen van de middenklasse een zolderkamertje voor een dienstmeisje, het is een standaard onderdeel van de architectuur. ‘De zelforganisatie van dienstmeisjes Iprofoth wordt al jaren door FNV Mondiaal gesteund. De afgelopen jaren heeft zij zich onder andere bezig gehouden met meer bekendheid te geven aan de wet die sinds 2003 de arbeidsvoorwaarden van dienstmeisjes regelt. Hierin zijn bepalingen opgenomen over vakantiedagen, maximaal aantal uren werk, het recht op een arbeidscontract en een ziektekostenverzekering. ‘Eind 2006 is een nieuwe mijlpaal bereikt: de zelforganisatie is vakbond geworden. Vakbondstrainers en advocaten van PLADES, een NGO die ook door Mondiaal gesteund wordt, zijn hierbij betrokken geweest evenals de vakbondsschool van de CGTP, de grootste vakcentrale van Peru. Zij hebben de vrouwen geadviseerd in het proces van zelforganisatie naar vakbond, en training gegeven in de basisprincipes van het vakbondswerk. De eerste vakbond voor dienstmeisjes in Peru, SINTRAHOGP, was in november 2006 een feit. Ze is aangesloten bij de CGTP en wordt erkend door het ministerie van Sociale Zaken. Het geeft de vrouwen een nieuw handvat in hun strijd voor naleving van hun rechten als werknemers en erkenning van hun menselijke waardigheid.’
grafische sector. De wetgeving op dit terrein is goed en ook in cao’s zijn clausules opgenomen over gezondheids- en veiligheidskwesties. Naleving van de wetgeving is echter een groot probleem. De arbeidsinspectie is onderbemenst en bovendien politiek manipuleerbaar. Veel bedrijven in Latijns-Amerika sponsoren politici in hun campagnes en verwachten iets terug, zoals toegang tot fondsen of een soepele omgang met de regelgeving. De grafische industrie is een van de meest ongezonde industrieën. Onderzoek door de Argentijnse vakfederatie SFGB toont aan dat 60 procent van de werknemers in de grafische industrie een aandoening of ziekte heeft die in direct verband staat met de gebrekkige arbeidsomstandigheden. In dit project, geleid door UNI-graphics, worden vakbonden getraind op het gebied van wetgeving, arbeidshygiëne, en technische kennis over de giftige stoffen waarmee zij werken. In de periode juni 2005 - juni 2006 zijn in heel Latijns-Amerika 310 mensen getraind. De bonden hebben geleerd een actieve rol op zich te nemen bij het naleven van de wetgeving èn het wijzen van werknemers op hun eigen verantwoordelijkheden. Dat varieert van werkkleding, adequate bescherming tegen geluidsoverlast tot een gezondere werkomgeving (minder last van chemicaliën). Zo werd gehoorbescherming in bepaalde bedrijven al langer uitgedeeld, maar waren de werknemers nonchalant in het gebruik. Pas na de cursussen over het lawaai op het werk en de gevolgen daarvan op lange termijn voor het gehoor, raakten ze gemotiveerd om de gehoorbescherming te gebruiken. Een ander voorbeeld is het hanteren van de chemische stoffen in het drukproces. Na de cursus over de risico’s van de chemicaliën werden de etiketten beter gelezen en de veiligheidsvoorschriften door de werknemers beter opgevolgd. Het bleek een horizonverruiming voor bonden die zich doorgaans beperken tot salarisonderhandelingen en werkzekerheid. Door hun werk op het terrein van arbeid en gezondheid – ook rond hiv/aids – laten de bonden zich op een nieuwe manier aan de werknemers zien en dit vergroot hun bestaansrecht. Een follow-up project is inmiddels goedgekeurd. Dit behelst het opzetten van netwerken voor collectieve onderhandelingen en het trainen van onderhandelaars. Nu steeds meer multinationals de dienst gaan uitmaken in de grafische sector, is er een groeiende behoefte aan regionaal overleg en uitwisseling. Een online databank van cao’s is in de maak.
1.2 Informele economie In India, het land in Azië met de hoogste projectconcentratie, kiest FNV Mondiaal er al jaren voor haar geld en aandacht te richten op werkers in de informele sector. Vrijwel iedereen in deze sector werkt onder de armoedegrens van twee dollar per dag. Bovendien ontbreekt wetgeving die hun betaling, arbeidspositie of sociale zekerheid regelt. De toegenomen aandacht voor de informele sector is in India een onomkeerbaar proces, waaraan de projecten van Mondiaal zeker hebben bijgedragen. De grootste doorbraak is de Employment Guarantee Act die landarbeiders in de armste districten in India een werkgarantie van honderd dagen tegen het minimum loon geeft. Deze Act wordt mogelijk naar andere rurale districten uitgebreid en er is een lobby gaande om ook de armsten in de steden een werkgarantie te geven. De Indiase organisaties waarmee FNV Mondiaal samenwerkt, zoals NASVI, HomeNet, SEWA en APVVU, zijn de organisaties die heel actief en effectief zijn in de lobby voor deze wetgeving. Zowel op nationaal als op deelstaatniveau denken en discussiëren officiële instanties nu over wetgeving voor de informele sector. Wat hierbij opvalt, is dat het onderwerp sociale zekerheid steeds vaker naar boven komt. Na jarenlange lobby is nu, naast het primaire thema van inkomen, ook de problematiek van inkomenszekerheid cruciaal geworden. In geval van ziekte, ontslag, overstroming of aardbeving hebben mensen geen enkele reserve om op terug te vallen. Het is geen reële optie dat de nationale regering een bijstandsregeling zou creëren voor alle armen. Dat zou namelijk gaan om 30 procent van de bevolking, ongeveer 350 miljoen mensen. Daarom wordt er nagedacht over publiekprivate alternatieven voor sociale zekerheid, kleine levensverzekeringen, en ook over een link naar het provident fund, het sociale zekerheidsfonds dat voor werknemers met een vaste baan onder andere zorgt voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en pensioenregelingen. Bonden in de informele economie registreren hun leden zodat ze in aanmerking komen voor dit fonds en vechten cases voor hen uit. Er bestaan in India al allerlei schemes, een soort bijstandsregelingen die armen en mensen uit lage kasten bijvoorbeeld recht geven op een bijdrage om een huisje te bouwen of een bijdrage om te kunnen trouwen. Helaas worden deze regels nauwelijks uitgevoerd. Vertegenwoordigers van de vakbonden en organisaties die FNV Mondiaal steunt, gaan vaak met mensen mee naar de desbetreffende instanties om hun recht te halen. De Self Employed Women’s Association (SEWA), die al jaren door FNV Mondiaal ondersteund wordt, heeft in 2006 de status van vakcentrale aange-
22 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
vraagd. Er is vastgesteld dat SEWA aan de voorwaarden voldoet en naar alle waarschijnlijkheid zal ze de status spoedig krijgen. Een ander resultaat – een wereldprimeur – is dat zij als eerste vakcentrale voor de informele sector volwaardig lid is geworden van het Internationaal Verbond van Vakverenigingen (IVV/ITUC). ‘Dit had heel wat voeten in de aarde’, vertelt Annie van Wezel, beleidsmedewerker FNV Mondiaal. Een deel van het IVV-bestuur was sceptisch: ‘Is dit een vakbond of een ngo?’ Anderen waren het met de FNV eens: ‘Dit is de vakbond van de toekomst, die moeten we juist binnenhalen.’ De realiteit is dat een organisatie als SEWA zich niet uitsluitend als vakbond kan opstellen: de problemen van informele arbeiders vragen nu eenmaal om een zeer breed palet aan activiteiten. Op vakbondsterrein heeft de organisatie in 2006 nog een mooi resultaat geboekt: er is een tripartiet pensioenfonds opgericht met SEWA, de overheid en de bouwsector als deelnemers. In september 2006 heeft de oprichtster van SEWA, Ela Bhatt, van de American Federation of Labor-Congress of Industrial Organizations (AFL-CIO) een
mensenrechtenprijs ontvangen voor haar moed en leiderschap in de strijd voor sociale rechtvaardigheid. Vijf beroepsgroepen zijn vertegenwoordigd in SEWA: straatverkopers, thuiswerkers, kleine bedrijfjes, dienstverleners zoals vuilnisophalers, en de agrarische sector (katoen- en tabaksplukkers). De bond voor straatverkopers NAVSI heeft, na drie jaar zeer effectief lobbywerk, een nationaal wetsvoorstel erdoor gekregen waarin het recht op identiteitsbewijzen en vaste verkoopplekken is opgenomen. Concreet heeft dit al opgeleverd dat: 250 duizend straatverkopers in Delhi van dagelijkse afpersing zijn verlost, honderdduizend straatverkopers in Patna, Bihar geen staangeld meer hoeven te betalen aan subcontractors, en bijna tweeduizend straatverkopers (waarvan 26 procent vrouwen) een identiteitsbewijs ontvingen. In Andra Pradesh en Madhya Pradesh kregen 92 duizend straatverkopers een identiteitsbewijs (waarvan 40 procent vrouwen) dat hen onder meer tegen willekeur van de politie beschermt.
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 23
onder haar leden waarbij zij gelijke beloning garandeert. Door internationale financiering en solidariteitssteun is het zelfvertrouwen van de APVVU enorm toegenomen.
Landarbeiders op een bijeenkomst van de APVVU.
Ook de landarbeidersbond (APVVU) heeft voor haar leden heel concrete resultaten behaald: in 1.126 dorpen hebben 12.336 gezinnen een stukje grond gekregen om een huisje op te bouwen; in 312 dorpen hebben 7.964 gezinnen subsidie gekregen om een toilet te bouwen; in 171 dorpen hebben 4.199 gezinnen subsidie gekregen voor het bouwen van een huis. Maar liefst 90 procent van deze subsidies is verleend aan vrouwen. In 152 dorpen kregen 4.270 gezinnen in totaal 4.270 acres land, waarmee hun voedselzekerheid sterk is verbeterd. In 154 dorpen is een waterbron aangelegd. In Andra Pradesh heeft de APVVU succesvol onderhandeld voor een verhoging van het minimumloon van zeventig naar tachtig rupees. Gelijke beloning staat ook hoog op de APVVU-agenda. Dit is ingewikkeld te realiseren omdat vrouwen en mannen over het algemeen verschillend werk verrichten. ‘Vrouwentaken’ (zoals bijvoorbeeld dorsen) worden minder beloond. Voorlopig wordt de volgende tussenoplossing gehanteerd: de bond neemt werk aan van landeigenaren voor een vast bedrag en verdeelt dit
24 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
Van 8 tot 10 november 2006 vond op het hoofdkantoor van de FNV een internationaal seminar plaats voor vakbonden en organisaties die zich inzetten voor de positie van dienstmeisjes en huishoudelijke hulpen. Het seminar, georganiseerd door FNV Mondiaal in samenwerking met IRENE (International Restructuring Education Network Europe), bood een platform aan zestig deelneemsters uit 27 landen. Internationaal was dit een absolute primeur. De problematiek van dienstmeisjes is nauw verbonden met kwesties als informele economie, migratie en kinderarbeid. Huishoudelijke hulpen, vaak kinderen, worden in de meeste landen niet erkend als werknemers: ze doen ‘onzichtbaar’ werk dat buiten de arbeidswetten valt. Vaak zijn dienstmeisjes migranten, die ver van huis, vaak illegaal, aan uitbuiting bloot staan. Kritiek betekent al gauw ontslag, en zonder familie in de buurt betekent dit dat de meisjes vaak geen dak meer boven het hoofd hebben. Ook uitzetting is dan een concrete vrees. Binnen de grote groep van informele werkers zijn zij misschien wel de meest kwetsbaren. De centrale vraag op het seminar was: hoe kunnen (illegale) dienstmeisjes zich organiseren om voor hun arbeidsrechten op te komen? De zelforganisaties die dienstmeisjes soms opzetten, vinden tot op heden nauwelijks aansluiting bij vakbonden. Het is daarom bemoedigend dat internationale vakfederaties zoals PSI, IUF en UNI hebben toegezegd zich voor deze problematiek te gaan inzetten. Een werkgroep, opgericht aan het eind van het seminar, gaat een internationaal net-
werk opzetten dat onder meer de mogelijkheden voor een aparte ILO-conventie over de rechten van huishoudelijke hulpen zal onderzoeken. Op het IVVseminar over migratie in Brussel, een maand later, stonden dienstmeisjes ook als centraal thema op de agenda. In Afrika ligt het organiseren van informele werkers nog veel lastiger dan in Azië, juist omdat de sector zo omvangrijk is ten opzichte van de formeel werkenden. Het Ghana Trade Union Congress (GTUC) is een voortrekker op dit terrein. Zij heeft succesvol ingezet op een nationale ziektekostenverzekering voor de hele bevolking, inclusief werkers uit de informele sector en zelfs werklozen. Het is dan ook gepast dat de tweede International Conference on Organising in the Informal Economy in Ghana heeft plaatsgevonden, in september 2006. In totaal 65 afgevaardigden van 55 vakbonden en organisaties uit 23 landen, waaronder FNV Mondiaal, namen deel en ook waren er vijf GUF’s vertegenwoordigd. Naast de gebruikelijke onderwerpen, zoals collectief onderhandelen en arbeidswetgeving, stond ook sociale zekerheid centraal in de discussies. De conferentie schept mogelijkheden tot samenwerking tussen vakbonden en ngo’s in Afrika die zich inzetten voor informele werkers. FNV Mondiaal vindt deze kruisbestuiving heel belangrijk. Zij steunt daarom het gezamenlijke project van de organisatie StreetNet International en de wereldwijde sectorbond voor dienstverlening en commercie (UNI). De conferentie in Ghana had ook tot doel het netwerk van informele economieorganisaties te versterken. Dit is voorwaarde voor een strategische lobby voor aandacht voor de problematiek van de informele sector bij internationale fora zoals de ILO, WTO en IVV. Zimbabwe kan door het enorme verlies aan formeel werk niet meer om de informele sector heen. Er is een Chamber of Informal Economy opgericht, die nauw samenwerkt met de vakfederatie ZCTU, welke door FNV Mondiaal wordt gesteund (zie hoofdstuk 3). In Nigeria is de vakfederatie NLC nog bezig beleid op dit terrein te ontwikkelen. De vakbonden zelf zijn al actiever. Vanwege een groot verlies van leden door massale ontslagen, hebben bonden de stap gezet naar de informele sector in hun zoektocht naar nieuwe leden. Marktwerksters zoals naaisters en kapsters bleken graag lid te worden van de textielbond, al was het alleen maar omdat een identiteitskaart van de vakbond helpt tegen afpersing door de autoriteiten.
actief op. De praktijk blijkt erg lastig. Sahra Ryklief, directeur van de vakbondsondersteuningsorganisatie LRS zegt hierover: ‘In feite reageert de regering op de groeiende informele economie met een poging de arbeidsnormen te dereguleren. Zowel overheid als werkgevers gebruiken de groei van de informele economie als excuus om te besnoeien op werkzekerheid, op lonen, op afspraken over werkuren enzovoorts. De vakbonden worden zozeer in beslag genomen door dit gevecht met de overheid en de werkgevers, die proberen allerlei arbeidsnormen die al een verworvenheid waren terug te draaien, dat ze soms ongevoelig lijken voor de noden en behoeften van werkers in de informele sector.’ Met vallen en opstaan probeert LRS begrip te kweken voor de werkomstandigheden van informele landarbeiders bij bestaande vakbonden. Ten slotte, in Namibië is de situatie juist zeer hoopgevend. Vakbondsondersteuningsinstituut LaRRI, partner van FNV Mondiaal sinds 1998, heeft een onderzoek uitgevoerd naar werkers in de informele economie. De resultaten zijn in 2006 gepresenteerd in aanwezigheid van de minister. Herbert Jauch van LaRRI: ‘De minister verwoordde de toezegging van de regering aandacht te besteden aan deze sector. Hij sprak de wens uit dat vakbonden en organisaties in de informele sector gaan samenwerken en dat zij de regering bijstaan om misstanden te voorkomen en de omstandigheden in de sector te verbeteren. De informele sectororganisaties staan op het punt om een agreement of understanding te ondertekenen met de nationale vakbondsfederatie. De kans lijkt nu echt groot dat er in de nabije toekomst iets zal gebeuren voor de kwetsbare werknemers in de informele economie.’
Ook in Zuid-Afrika steunt FNV Mondiaal partners die inspelen op de problematiek van de groeiende informele economie. Niet alle partners zijn daar
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 25
Organisatieadvies in Latijns-Amerika Het tevredenheidsonderzoek dat FNV Mondiaal in 2006 heeft laten uitvoeren onder al haar partners, liet zien dat de respons uit de regio Latijns-Amerika over het algemeen het hoogste èn op een aantal aspecten het meest positief was. Zeer waarschijnlijk is dit mede te danken aan de inzet van drie consultants in de regio. Patricio Sambonino, Miriam Berlak en Samuel Machacuay zijn sinds twee jaar permanent beschikbaar voor het adviseren van de vakbonden waar de FNV mee samenwerkt. Ze hebben elk verschillende projecten in hun portefeuille, bilateraal en via de GUF’s, en reizen in de regio om de partnerorganisaties van FNV Mondiaal te ondersteunen bij hun proces van organisatieversterking en -vernieuwing.
Van links naar rechts: Miriam Berlak, Samuel Machacuay en Patricio Sambonino
Patricio: ‘Door de nieuwe planningsmethode die Mondiaal bij haar partners wilde invoeren, kwam de cultuur van die vakbonden ter discussie te staan. Er werd voorheen wel gepland, maar op een minder gestructureerde manier en minder expliciet op resultaten. Dus in het begin was er veel weerstand tegen deze methodes, ze zagen de noodzaak niet om te veranderen. Ook de nieuwe financiële rapportagestructuren, waar uitgaven aan specifieke activiteiten moeten worden gekoppeld, waren voor veel vakbonden lastig uit te voeren.’ Samuel: ‘Het eerste dat onze inbreng teweeggebracht heeft, is kritische reflectie bij de vakbondsleden. Als vanzelf kwamen vragen op als: wat is onze kracht, wat is eigenlijk ons doel?’ Miriam: ‘Het is niet zo dat wij het licht gebracht hebben, maar we hebben deze reflectie wel gestimuleerd en versterkt. Het sleutelwoord is participatie. In de meeste bonden in deze regio is de kloof tussen het vakbondsbestuur en haar leden erg groot. Het bestuur formuleert achter haar bureau de projectplannen. Die plannen zijn niet per se slecht, maar door participatie van de leden in de planningsfase wordt de uitvoering verbeterd. Het proces is zeker zo belangrijk als het resultaat.’ Patricio: ‘In sommige bonden heeft daadwerkelijk een mentaliteitsomslag plaatsgevonden. Planning is niet langer een verplichting, maar het wordt nu gezien als recht op inspraak vanuit de basis. Het planningsproces verrijkt de voorstellen èn garandeert dat ze door de leden gedragen worden. De betrokkenheid en het verantwoordelijkheidsgevoel onder de gewone leden is nu veel groter.’ Samuel: ‘Aanvankelijk was ik bang dat de bonden ons alleen zouden vragen om hulp bij het schrijven van projectvoorstellen, maar in de praktijk vragen ze van ons dat we actief meeleven bij het hele proces dat ze doormaken.’ Een soort familiedokter Miriam: ‘Aan dat vertrouwen hebben we hard gewerkt, het is iets dat alleen langzaam kan groeien. Het voordeel is dat wij dichter bij de
1.3 Gender partnerorganisaties staan dan de medewerkers van de FNV. We zijn fysiek aanwezig en dat werkt toch anders dan contact via telefoon of email. En het feit dat we ook Latijns-Amerikanen zijn, helpt ook! Samuel zei ooit: “We zijn een soort familiedokter, die je er altijd bij kan roepen”, en zo gebeurt het ook.’ Samuel: ‘Er staat duidelijk in ons contract dat we niet de uitvoerende arm van de FNV zijn en dat we juist ten dienste staan van de partnerorganisaties. Maar het heeft wel even geduurd voordat de partners van ons aannamen dat wij niet beslissen over de goedkeuring of afkeuring van projecten! Het moet gezegd worden dat onze rol niet mogelijk was geweest zonder bepaalde kwaliteiten van FNV Mondiaal. Door het vertrouwen dat zij ons geeft, kunnen we prettig en slagvaardig werken. Bovendien had FNV Mondiaal al veel voorwerk gedaan, zoals het ontwikkelen van een handboek voor training in de toepassing van het logical framework en het organiseren van die trainingen.’ Miriam: ‘Wat een zeer lastig onderdeel van ons werk blijft, is de politieke strijd binnen vakbonden, en de regelmatige koerswijzigingen die het gevolg zijn van het komen en gaan van vakbondsleiders en van het politieke manoeuvreren. Daar kan Mondiaal ons helaas niet bij helpen...’ Patricio: ‘Dat is waar, maar de samenwerking tussen FNV Mondiaal en haar partners is wel degelijk verrijkt. De FNV wordt nu niet meer alleen als donor gezien, maar als zusterorganisatie die ook politieke steun geeft. Er is een veel betere vertrouwensrelatie.’ Op basis van haar positieve ervaringen in Latijns-Amerika heeft FNV Mondiaal onlangs ook in Afrika drie regionale consultants aangesteld. Collega-organisaties uit Finland, Noorwegen en Denemarken werken eveneens met consultants in de regio’s.
Vrouwen maken wereldwijd een onevenredig groot deel uit van de mensen die lijden onder armoede. Bovendien worden zij zwaarder getroffen door de negatieve gevolgen van globalisering, zoals informalisering van arbeid. Vakbonden zijn nog steeds voornamelijk mannenbolwerken en mede hierdoor blijft gender maar al te vaak een ondergeschoven kindje. FNV Mondiaal maakt van gender daarom een prioriteitsthema. In Afrika is gender een integraal onderdeel van nagenoeg alle projecten die door FNV Mondiaal gesteund worden (zie onder 1.1 en 1.5). In oktober heeft FNV Mondiaal in Nigeria een tweedaagse genderbijeenkomst gefinancierd ter voorbereiding op het NLC-congres van begin 2007. Onderzoek laat duidelijke verschillen zien in de voortgang die de diverse aangesloten bonden sinds het vorige congres geboekt hadden. Slechte presteerders werden hierop aangesproken. Een van de resoluties aangenomen tijdens de genderbijeenkomst schrijft voor dat iedere lidbond een klein percentage van haar inkomsten opzij zet voor genderdoeleinden. ‘Dan kunnen ze nooit zeggen: “We hebben geen geld”’, zegt Corrie Roeper. ‘En het is ook goed voor de federatie, die wordt zo minder afhankelijk van donoren voor de bekostiging van haar genderactiviteiten. Er is berekend dat als de lidbonden de resolutie naleven, en bijvoorbeeld 1,5 procent van hun inkomsten apart zetten, dit meer geld zal opleveren dan wat de genderdesk van de federatie nu tot haar beschikking heeft, inclusief alle buitenlandse bijdragen.’ Sinds de strategische evaluatie van de GUF-vrouwenprojecten in Azië in 2004, zijn deze projecten nu minder gericht op het instellen van vrouwenstructuren en -commissies in de bonden, maar zetten zij direct in op de concrete verbetering van de werksituatie van vrouwen in fabrieken, ziekenhuizen of in de transportsector. ‘Het is nu regulier vakbondswerk door een vrouwenbril’, zegt Ruth Vermeulen, beleidsmedewerker FNV Mondiaal. ‘In veel projecten zie je dat het dan ook meteen om mainstreaming van informele arbeiders gaat, zoals de dorpsverpleegsters of child care workers in India. Zij blijven werkzaam in de informele economie, maar door de deel-
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 27
Een Anganwani-werker vangt kinderen op in een buurtcentrum in Chennai, Tamil Nadu.
28 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
name van hun zelforganisatie aan de projectactiviteiten van de publieke sector vakbond, worden ook hun belangen nu behartigd door een reguliere bond, zij het indirect. Omdat zij geen arbeidscontract hebben, kunnen ze als werknemers zelf niet direct lid worden van de publieke sectorvakbond en kan hun zelforganisatie ook niet als vakbond onderhandelen met hun werkgever.’ De internationale federatie voor de publieke dienstverlening, PSI, voert in Azië een omvangrijk project uit dat voor 70 procent door FNV Mondiaal gefinancierd wordt. Het project richt zich op zowel de kwaliteit van de gezondheidszorg als de arbeidsomstandigheden van verschillende groepen vrouwen werkzaam in de gezondheidszorg. De anganwani-werkers in zuid-India hebben een stichting opgericht die aangesloten is bij de Indiase vakbond voor werknemers in de publieke sector in Tamil Nadu, op haar beurt weer lid van PSI. Anganwani’s zijn buurtcentra in de armste wijken, een soort combinatie van kinderdagverblijf en eerste medisch aanspreekpunt. Kinderen worden er gewogen, krijgen een warme maaltijd en af en toe wat les. De vrouwen die hier werken, gaan op huisbezoek als er een vermoeden bestaat van gezondsheids- of sociale problemen zoals huiselijk geweld of alcoholmisbruik. Ze trekken de wijken in en mede hierdoor hebben ze een lage maatschappelijke status. Als vrouw alleen hoor je geen vreemde huizen binnen te gaan. Ze werken zonder contract, maken zeer lange dagen en krijgen slecht betaald. Vaak stoppen ze desondanks eigen geld in de maaltijden voor de kinderen. Met steun van de publieke sectorbond hebben anganwani-werkers in Tamil Nadu in 2006 een rechtszaak aangespannen èn gewonnen: na een periode van vijf jaar heeft een anganwani-werker nu recht op een vast contract. Helaas leeft de provinciale overheid in Tamil Nadu deze uitspraak in de praktijk nog niet na.
Dorpsverpleegsters gesteund door hetzelfde PSI-project hebben ook campagne gevoerd: ze hebben vijftienduizend kaarten met handtekeningen verstuurd, mèt resultaat. Elke ziekenhuispost heeft tienduizend rupees gekregen van de provinciale overheid om materiaal aan te schaffen zoals rubber handschoenen. Voorheen moesten deze verpleegsters deze basisbescherming tegen hiv/aids zelf kopen. Er zijn nu ook afspraken gemaakt over reiskostenvergoeding, bijvoorbeeld als er vaccins opgehaald moeten worden. Voorheen betaalden ze dit ook uit eigen zak. De salarisonderhandelingen – de verpleegsters hebben al dertien jaar geen enkele loonsverhoging gehad – lopen nog. Nog een andere groep zijn de multi-purpose nurses. Bij de eerstehulpposten in de wijken waar zij werken, zijn ze verantwoordelijk voor de hulpverlening, inclusief verloskundige hulp, aan soms wel vijftienduizend mensen. Ook zij hebben last van een lage maatschappelijke status. Maar hun campagneactiviteiten, en de erkenning van hun zelforganisatie dankzij hun aansluiting bij de publieke sector vakbond in Tamil Nadu, bevordert hun aanzien in de gemeenschap. Ruth Vermeulen bracht een werkbezoek aan deze vrouwengroepen: ‘Ze werken zich allemaal een slag in de rondte. Maar ze hebben zo weinig middelen dat ze altijd tekort schieten. Sommige jonge vrouwen hebben een gezin. Hoe doe je dat als je tachtig uur per week moet werken en dag en nacht oproepbaar bent? En dan zijn ze ook nog actief in de vakbond! Dit was voor mij opnieuw een eye-opener. In Nederland is de vakbond een beroepsorganisatie waar je lid van wordt. En zelfs als je geen lid wordt, komt die cao er toch wel. De vakbond in India, dat ben je zelf. Het is pure zelforganisatie. Tijdens zo’n bezoek wordt zichtbaar wat een enorme impact het project heeft op de levens en het zelfvertrouwen van deze vrouwen, al is het maar door kleine veranderingen.’ ‘Het stereotype vrouwenproject bestaat eigenlijk niet meer. Onder andere door de inspanningen van FNV Mondiaal in Azië komen veel zaken samen: het integreren van gender in regulier vakbondswerk, de belangenbehartiging van vrouwen en werknemers in de formele en de informele economie, bevordering van de basisvakbondsrechten, concrete verbeteringen voor werknemers op de werkplek en het uitoefenen van invloed binnen de civiele samenleving. Het vrouwenproject van de internationale vakfederatie voor kleding en textiel (ITGLWF) op de Filippijnen is hier ook een voorbeeld van. Het richt zich op de gevolgen van de uitfasering van het Multivezelakkoord voor de ongeveer 1,2 miljoen werknemers in deze sector, waarvan 60 tot 70 procent vrouwen zijn. Het project werkt aan meer gendergelijkheid binnen de vakbond, concrete verbetering en aan-
Filippijnse vrouw aan het werk bij een schilderstraining.
dacht voor vrouwenissues op de werkplek en via sociale dialoog in de sector en verbetering van nationaal beleid en wetgeving. Een campagne voor ratificatie van ILO-conventie 183 over zwangerschapsbescherming resulteerde op fabrieksniveau bij drie aangesloten vakbonden tot CAO afspraken over vooruitbetaling van een verhoogde bevallingsverlof uitkering en kolftijd voor borstvoeding tijdens werktijd. Vermeulen: ‘Van fabriek tot nationale lobby, en tegelijkertijd een bezem door de kast van de vakbond. Dat is wat Mondiaal wil.’ De internationale vakfederatie voor de bouwsector (BWI) voert ook projecten uit in Azië. In India heeft de overheid in Tamil Nadu een Welfare Board Scheme opgezet, die vrouwen en mannen werkzaam in de bouw toegang geeft tot sociale uitkeringen. Alleen vakbondsleden kunnen lid worden van de Welfare Board en met een speciale identiteitskaart in aanmerking komen voor uitkeringen voor onder andere scholing, trouwen, brillen, pensioen en bij zwangerschap, overlijden en fatale ongelukken. In 2006 zijn 3910 nieuwe vakbondsleden in Tamil Nadu, waaronder 2465 vrouwen, lid gemaakt van deze Welfare Board. In totaal hielpen de vakbonden in 2006 866 leden, waaronder 619 vrouwen, een uitkering aan te vragen voor in totaal 2,2 miljoen Indiase rupees. In de Filippijnen wordt met trainingen in niet-traditionele beroepen geprobeerd meer vrouwen in de bouwsector actief te krijgen.’
De internationale vakbondsfederatie voor de publieke sector (PSI) vervult niet alleen in Azië maar ook wereldwijd een voortrekkersrol op het gebied van gender. FNV Mondiaal is de hoofdsponsor van een PSI-programma in Latijns-Amerika waaraan 25 lidbonden uit Aruba, Venezuela, Colombia, Ecuador en Peru deelnemen. De bestaande structuren binnen de vakbonden in deze regio zijn doorgaans niet transparant en weinig democratisch. In de praktijk betekent dit dat vrouwen en jongeren worden buitengesloten. Mensen meer bewust maken van het belang van gender voor vakbondswerk en –organisatie blijft hier een enorm gevecht. Het huidige programma bouwt voort op een eerder project dat gericht was op het organiseren van vrouwen en het instellen van vrouwencommissies. Nu draait het ook hier om verschil te maken op de werkvloer. In samenwerking met de Universidad de los Andes in Ecuador is een trainingsmodule ontwikkeld om het organisatievermogen en de leiderschapsvaardigheden van vakbondsvrouwen te vergroten. Onderdeel van de nieuwe aanpak is mannen meer bij het project en dus bij de discussie te betrekken. Op deze manier hoopt men de zwakke relatie en communicatie tussen mannenbestuur en vrouwencommissies te verbeteren. In 2006 zijn 274 mannen en vrouwen van verschillende vakbonden getraind. In alle deelnemende landen wordt campagne gevoerd om gelijke salariëring voor gelijk werk in cao’s vastgelegd te krijgen. Twee bonden in Aruba en Colombia hebben hiervoor nationale voorstellen ingediend.
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 29
Stavri Liko, coördinator van het antikinderarbeidproject in Albanië.
Albanese vakbonden tegen kinderarbeid Stavri Liko werkt fulltime als secretaris van de FSASH, de grootste van de twee vakfederaties voor onderwijs in Albanië, die samen 32 duizend leden tellen. De afgelopen twee jaar coördineerde hij een project van de AOb en FNV Mondiaal, gericht op het versterken van de lokale onderwijsbonden in de 36 districten. Vrouwen, jongeren en kinderen vormen de drie peilers van het project. ‘Dit zijn nieuwe thema’s voor onze vakbond. Tot voor kort hielden we ons alleen bezig met salarisonderhandelingen of werkomstandigheden. Maar de participatie van vrouwen en jongeren – zij vormen de meerderheid van de leraren in het land – is essentieel voor de democratisering en modernisering van ons onderwijssysteem. De kinderen zijn een verhaal apart. Officiële cijfers over kinderarbeid bestaan niet. Maar we zijn er vrij zeker van dat tussen de veertig- en vijftigduizend kinderen in Albanië werken in de textiel- en schoenenindustrie, in de bouw en landbouw, en op straat als autowassers, schoenpoetsers en als ‘professionele’ bedelaars. UNICEF schat dat op het platteland een kwart van de kinderen de basisschool niet afmaakt. ‘We zijn tevreden met de resultaten die we tot dusver hebben behaald in de vier districten waar het project van start is gegaan. Onze seminars combineren theorie en actie. De eerste dag wordt er onderwezen over de rechten van het kind en de ILO-conventies over kinderarbeid, die ook door onze regering zijn geratificeerd. De volgende dag voeren we discussies in de scholen. Allerlei stakeholders zijn aanwezig: de leerlingen, leraren en schooladministratie, maar ook vertegenwoordigers van ngo’s, de lokale overheid en de politie. We bespreken samen welke verantwoordelijkheden en plichten ieder van ons heeft om het probleem van kinderarbeid aan te pakken. En op een dag maakt de lokale werkgroep die wordt ingesteld een concreet werkplan.
‘Meer dan 950 leraren van zestig verschillende scholen zijn inmiddels enthousiast aan de slag gegaan. Ze bezoeken de ouders van kinderen die van school wegblijven. Het is geen makkelijke opgave. Wat zeg je tegen een alleenstaande moeder die zegt: ‘Jullie hebben gelijk, maar ik kan niet rondkomen zonder het geld dat mijn dochters na schooltijd verdienen met het stikken van schoenen’? In heel uitzonderlijke gevallen proberen we via de lokale overheid voedselhulp te regelen. Maar verder kunnen onze leraren alleen benadrukken hoe belangrijk onderwijs is voor de toekomst van de kinderen. Tot nu toe is het hen gelukt 450 werkende kinderen terug naar school te krijgen en te voorkomen dat 950 kinderen vroegtijdig de school hebben verlaten.’ Andere vakbonden tegen kinderarbeid ‘Afgelopen jaar hebben we voor elkaar gekregen dat in de nationale cao een artikel is opgenomen waarin wordt gesteld dat kinderarbeid moet worden bestreden. Maar het is ons nog te algemeen. Wij willen dat de overheid geld vrijmaakt, niet voor de bond maar voor de leraren die zich zo inspannen en hun schaarse vrije tijd vrijwillig aan het project besteden. Onze nationale werkgroep blijft hierover onderhandelen met het ministerie voor Onderwijs. ‘We willen ook de andere vakbonden in Albanië bij ons werk betrekken. De landbouw-, textiel- en visserijbonden bijvoorbeeld, want het is in hun sectoren dat de kinderarbeid plaatsvindt. Eind oktober hebben we onze ervaringen voor het eerst gedeeld met vakbonden uit de regio. Vijftien afgevaardigden uit Bulgarije, Roemenië, Servië, Montenegro en Kosovo waren aanwezig op de conferentie in Tirana. Wat dit concreet tot resultaat zal hebben is afwachten, maar de contacten zijn gelegd en ik ga ze warm houden. Vooral de jonge afgevaardigden waren zichtbaar onder de indruk en overtuigd van de noodzaak van dit werk. Dat is hoopgevend. ‘Onze collega’s van AOb en FNV Mondiaal waren ook aanwezig. Niet alleen de financiële steun maar ook hun inhoudelijke expertise is zo belangrijk voor dit project. Hun actieve deelname aan zo’n conferentie werkt voor ons allemaal enorm motiverend. ‘Als gevolgd van het project, hebben de onderwijsbonden er drieduizend nieuwe leden bij gekregen, en het lidmaatschapsgeld is verhoogd van 0,2 naar 0,3 procent van het salaris. Ons doel is om binnen een aantal jaar uit lidmaatschapsgelden zelf de belangrijkste activiteiten te kunnen financieren. We kunnen kinderarbeid niet aanpakken zonder een sterke vakbond.’ Overige resultaten over 2005-2006: • Zestien nummers uitgegeven van het magazine Tribuna Sindikale, in oplage van vijfduizend, met informatie over de doelstellingen en resultaten van het project, over arbeidswetten, internationale conventies en cao’s, en over modernisering en democratisering van vakbonden en scholen. • In samenwerking met het ILO-IPEC kantoor in Tirana is het handboek Trade Unions and Child Labour gepubliceerd. • Vrouwen: 1900 nieuwe vrouwelijke leden, 26 vrouwencomités opgezet of gereorganiseerd, toename vrouwenparticipatie in leiderschapsposities: van 18 naar 21 procent op nationaal niveau, 23 naar 28 procent op districtsniveau en 32 naar 40 procent in de scholen. • Jongeren: duizend nieuwe jonge leden, tien comités voor jonge leraren gereorganiseerd en zestien nieuwe opgezet, toename van 12 naar 18 procent van participatie van jonge leraren in vakbondsleiderschap.
1.4 Kinderarbeid Millenniumdoel 2 stelt dat in 2015 alle kinderen wereldwijd toegang moeten hebben tot basisonderwijs. ILO-conventie 138 bepaalt dat vijftien jaar de minimum leeftijd is waarop kinderen mogen toetreden tot de arbeidsmarkt. Een combinatie van de ILOconventie en MDG-2 roept de vraag op: wat gebeurt er in de tussenliggende jaren? De internationale vakbeweging streeft daarom een bredere Education for All agenda na. Zij pleit voor onderwijs van goede kwaliteit – primair en secundair – tot de leeftijd dat kinderen mogen toetreden tot de arbeidsmarkt. Alleen met een afgeronde opleiding en toegang tot beroepsonderwijs, vergroten kinderen echt hun kansen. De strijd voor het recht op onderwijs kan alleen succesvol gevoerd worden in samenhang met de strijd tegen kinderarbeid. De discussie over kinderarbeid heeft zich ontwikkeld en stelt het vraagstuk tegenwoordig in een breder armoedeperspectief, waarin ook een fatsoenlijke beloning van de ouders als werknemers centraal staat. Als ouders een loon hebben waarvan ze kunnen leven, kunnen de kinderen gewoon naar school. ‘Onze inzet tegen kinderarbeid is niet slechts gestoeld op liefdadigheidsoverwegingen’, benadrukt Mario van de Luijtgaarden, beleidsmedewerker FNV Mondiaal. ‘Niet alleen de kinderen maar ook de vakbond heeft hier een belang: kinderarbeid ondermijnt de positie van volwassen werknemers. Daar waar vakbonden sterk zijn, komt kinderarbeid niet voor. Daar waar kinderarbeid wordt aangepakt, kom je als ouder in een sterkere positie te staan om te onderhandelen. We beschouwen de strijd tegen kinderarbeid daarom als een kerntaak van de vakbond.’ In 2006 hebben projecten van FNV Mondiaal opnieuw resultaten geboekt in Marokko en India, zijn er grote stappen gezet in Albanië, en begint ook de inzet in Afrika haar eerste vruchten af te werpen. Het brik kiln-project van de internationale bouwen houtbond BWI in India speelt nog steeds een voortrekkersrol, zowel in aanpak als filosofie. Dit project, dat al jaren gesteund wordt door FNV Mondiaal, maakt zichtbaar hoe kwesties als kinderarbeid, gender en migratie onderling verbonden zijn. De brik kiln-werkers (een brik kiln is een oven waarin stenen worden gebakken) zijn vaak migranten, hele gezinnen geronseld uit andere deelstaten, die voor een half jaar op het terrein van een steenfabriek gedropt worden om zonder arbeidscontract zeer zwaar werk te verrichten. Omdat het hier om seizoenarbeid gaat, is het uiterst moeilijk de werkers te organiseren, laat staan hun kinderen naar school te
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 31
Mohammed Mdaghri, leraar in Almere en raadslid in Huizen, is de bevlogen coördinator van het succesvolle AOb anti-kinderarbeid project in Marokko, dat beheerd wordt door de Marokkaanse onderwijsvakbond en gefinancierd door FNV Mondiaal en de Novib. ‘Het maatschappelijke doel van dit project is om de Marokkaanse gemeenschap in Nederland mee te laten denken over, en verantwoordelijkheid te laten nemen voor, de toekomst van hun land van herkomst. Tientallen jaren geleden zijn zij naar Nederland gemigreerd om de welvaart van henzelf en hun families te vergroten. Maar de problemen waarmee velen van hen nog steeds kampen zijn zo groot dat sommigen alleen voor zichzelf zijn gaan zorgen. Onze boodschap is: denk ook aan Marokko. En probeer bij te dragen aan een verbetering van de situatie van kinderen en jongeren daar. Want dat is het uiteindelijke doel van dit project: het vergroten van de kansen en zelfredzaamheid van jongeren in Marokko, door kinderarbeid tegen te gaan en door hun toegang tot scholing te vergroten. ‘Het Marokkaanse ministerie voor Onderwijs doet mee in dit project. We hebben als voorwaarde voor deelname gesteld dat ze ook financieel het project zou steunen. Een derde van de kosten wordt nu door het ministerie opgebracht. Dat de Marokkaanse overheid deel is van de uitvoering, en dus verantwoordelijkheid draagt en ook controlerend optreedt, draagt zeker bij aan het succes. ‘De Nederlandse ambassade in Marokko wil ook meer betrokken raken en zal deelnemen aan de evaluatie conferentie die gepland staat voor oktober 2007. Aanvankelijk waren we uitgegaan van een driejarig project, maar de resultaten zijn zo goed dat er nu actief nagedacht wordt over uitbreiding. Aan het begin van dit nieuwe schooljaar zijn er weer vijf nieuwe scholen in Fès gaan meedoen. ‘We hebben voor Fès gekozen enerzijds omdat deze stad de intellectuele hoofdstad is van Marokko, en anderzijds omdat er in de florerende ambachtssectoren in de stad heel veel kinderarbeid plaatsvindt. Vele gezinnen zijn na de onafhankelijkheid (1956) van het platteland naar Fès gemigreerd om werk te zoeken. Ze zijn in armoede geraakt en hun kinderen werken in kopersmuiterijen, aardewerkfabriekjes of in de huishouding. ‘In onze gesprekken met de Marokkaanse gemeenschap in Nederland merken we dat velen last hebben van schaamte over de realiteit van kinderarbeid in hun moederland. Deze gevoelens moeten overbrugd worden om hen bij het project te kunnen betrekken. We krijgen vooral heel enthousiaste reacties van jongeren.
Zij zijn – net als Nederlanders – verbaasd te horen dat kinderarbeid in Marokko bestaat en ze tonen veel animo om zich actief in te gaan zetten. We willen een werkcomité gaan vormen van Marokkaanse jongeren die zich over deze problematiek gaat buigen. Zij hebben hart voor deze zaak. We zijn ook in gesprek met de Hogeschool van Rotterdam over stageplaatsen voor hun studenten. Zij zouden in Fès kunnen bijdragen aan het organiseren van de buitenschoolse activiteiten en meedraaien in het ouderbezoek. Door dit soort stages kunnen Marokkaanse studenten die in Nederland zijn opgegroeid bovendien kennisnemen van hun eigen land en cultuur - en zo snijdt het mes aan twee kanten. ‘In de loop van 2007 zal het College van Bestuur van de van de Hogeschool Rotterdam met 35 mensen naar Marokko gaan om het project te bezoeken en een overeenkomst te ondertekenen met de universiteit van Fès. In Rotterdam zijn erg veel studenten van Marokkaanse afkomst en zo worden deuren opengezet om van elkaar te leren. ‘Het Amsterdams Lyceum heeft onlangs een cheque van ruim 42 duizend euro aan ons overhandigd. Van dit geld – dat door de AOb en de Gemeente Amsterdam is aangevuld tot 55 duizend euro – wordt in Marokko een schoolbus gekocht om kinderen dagelijks van het platteland naar school te vervoeren. Op allerlei fronten en door allerlei groepen, in Marokko én in Nederland, wordt er zo bijgedragen. Ik hoop over vijf jaar te kunnen vertellen over hoe de olievlek zich heeft uitgebreid, van Fès naar vele andere steden en regio’s van Marokko. Want kinderen horen op school te zitten, en niet in de werkplaats.’ Mohammed Mdaghri
Meisje aan het werk in Indiase baksteenfabriek
krijgen. Kinderarbeid wordt verder in de hand gewerkt door het piece rate system (stukwerk). De kinderen hebben niets te doen, en gaan ‘dus’ meewerken. Als het regent voordat de stenen droog zijn, is er een hele dag voor niets gewerkt. Door het project konden in 2006 957 kinderen naar school en vonden 226 kinderen hun weg naar het reguliere onderwijs. De lonen voor stukwerk zijn de afgelopen jaren verdubbeld van zeventig naar 140 rupees per duizend stenen. De bonden in de steenfabrieken hebben veel actieve vrouwelijke leden, een verdienste van de expliciete genderfocus van het BWI-project. De bonden die aan het project deelnemen hebben er in 2006 19.577 leden bij gekregen, waarvan ruim 9.500 vrouwen. De bonden organiseren alfabetiseringscursussen voor hun leden waarbij vrouwen voorrang krijgen. 1817 leden volgden een dergelijke cursus, waarvan 1530 vrouwen. Ook zetten zij sinds twee jaar zelfhulpgroepen op: 225 vrouwen volgden een cursus in het opzetten van zelfhulpgroepen en er zijn er inmiddels veertig opgezet. Bovendien proberen ze alternatieve inkomstenbronnen te creëren voor wanneer er geen seizoenarbeid voorhanden is. De zelfhulpgroepen sparen vijftig tot honderd rupees per persoon per maand. Drie zelfhulpgroepen hebben inmiddels met hun spaargeld als onderpand een bankkrediet kunnen krijgen en kopen daarmee onder andere buffels. De producten van hun nieuwe veestapel worden als levensmiddel voor het gezin gebruikt en deels verkocht. ‘Genderactiviteiten zijn in dit project echt geïntegreerd, het is geen lipservice. Zij denken veel minder in hokjes, daar kunnen wij nog iets van leren’, zegt Ruth Vermeulen, beleidsmedewerker FNV Mondiaal. Wel is het zo dat uitbetaling plaatsvindt per gezin, wat wil zeggen dat de man het loon in ontvangst neemt – en dan is er altijd het risico dat hij het verdrinkt. Ook het milieu krijgt aandacht in dit project, met als concreet resultaat dat de schoorstenen van de steenbakkerijen in noord-India zijn opgehoogd.
Hierdoor wordt de uitstoot verder verspreid dan de directe omgeving van de baksteenfabriek. In sommige plaatsen heeft de lokale overheid inmiddels de verantwoordelijkheid overgenomen voor de schooltjes die met projectgeld bij de steenfabrieken zijn opgezet. En steeds meer werkgevers sluiten contracten met hun arbeiders, waarin loonafspraken worden gemaakt en waarin ook standaard een verbod op kinderarbeid wordt opgenomen. In 2006 zijn 87 steenfabrieken en elf dorpen kinderarbeidvrij gemaakt. In 321 steenfabrieken hebben werknemers een comité gevormd dat met de werkgever onderhandelt over verbetering van de arbeidsomstandigheden en het kinderarbeidvrij maken en houden van de werkplaats. Ze hebben met elkaar minimum normen vastgesteld en daarvoor maken ze zich nu sterk met de bond, ieder op de eigen werkplek. Een extra stimulans voor de ouders om lid te worden van een vakbond is dat zij daarmee in aanmerking komen voor het provident fund, het Indiase sociale zekerheidsfonds dat oorspronkelijk alleen was toegesneden op overheidspersoneel. De nieuwe uitdaging is om van lokale contracten per fabriek, de slag te gaan maken naar regio- of zelfs deelstaatniveau. In Punjab, Uttar Pradesh en Bihar hebben de vakbondsleiders een plaats gekregen in tripartiete organen in hun sector.
In 2006 zijn 87 steenfabrieken en 11 dorpen kinderarbeidvrij gemaakt
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 33
In Albanië is in 2005 een antikinderarbeid project van start gegaan. Het succes van dit project kan deels als spin off gezien worden van de grote internationale conferentie tegen kinderarbeid die in november 2004 plaatsvond in India. Stavri Liko, de gedreven spil van het project in Albanië, heeft zijn daar opgedane inzichten in een Albanese context weten te plaatsen. De methode die door de Albanese onderwijsbonden wordt gebruikt, is heel direct: leraren gaan op huisbezoek bij de ouders van kinderen die wegblijven van school om hen van het belang van onderwijs te overtuigen. In Albanië, een van de armste landen van Europa, is dit geen eenvoudige taak, maar de status en autoriteit van de leraren helpt vaak wel. In 2006 hebben FNV Mondiaal en de Algemene Onderwijsbond een bezoek gebracht aan Zimbabwe om met hun partners van CACLAZ (Coalition against Child Labour in Zimbabwe) te spreken. Mario van de Luijtgaarden over het samenwerkingsverband van onderwijsbond, landbouwbond en kinderrechtenorganisatie: ‘Het is bijzonder dat vakbonden die onder zo’n enorme druk staan in een land met zoveel acute problemen, toch dit thema willen oppakken. Ook hier zie je duidelijk de lijn van dat inspirerende moment twee jaar geleden in India, naar wat er op een ander continent, met eigen kracht en ideeën wordt opgezet. Gezien de constante intimidatie is het een wonder dat ze überhaupt iets voor elkaar krijgen.’ Het onderwijs in Zimbabwe is ingestort en het scholingspercentage is in het laatste decennium gezakt van 90 naar 65 procent. Onderzoek verricht door CACLAZ toont aan dat veel schoolgaande kinderen parttime werken tegen een zeer lage beloning. Bij aidswezen (een kwart van de kinderen in Zimbabwe) die door familie worden opgevangen, is het risico van kinderarbeid extra groot. In de landbouw is een op de tien werknemers jonger dan zestien jaar, maar de omvang van het probleem in huishoudens en fabrieken is nog niet bekend. Er wordt door CACLAZ een begin gemaakt met een informatiecampagne, en elk district krijgt een pilot-regio waar geprobeerd wordt alle kinderen weer naar school te krijgen. De AOb en de Steungroep Leraren Zimbabwe zijn een uitwisselingsprogramma begonnen tussen Nederlandse en Zimbabwaanse scholen. Kinderarbeid is een speerpunt van FNV Mondiaal dat binnen de FNV breed gedragen wordt. FNV Mondiaal en de Algemene Onderwijsbond nemen in samenwerking met HIVOS en de Landelijke Indiawerkgroep actief deel aan de Nederlandse campagne ‘Stop kinderarbeid, school de beste werkplaats’. In april 2006 vond op het hoofdkantoor van de AOb een bijeenkomst plaats over kinderarbeid in
34 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
Marokko. Agnes Jongerius hield een bevlogen toespraak en de aanwezigen werd verteld over de successen van het project in de stad Fès, dat financieel gesteund wordt door FNV Mondiaal. Op de vijf pilotscholen is het uitvalpercentage met 80 procent drastisch gedaald, worden naschoolse activiteiten georganiseerd, hebben tweehonderd kinderen een bril gekregen nadat bleek dat hun slechte ogen hun doorlopende hoofdpijn veroorzaakten, en neemt de betrokkenheid van de ouders toe. Er is speciale aandacht voor de problematiek van meisjes, die vaak eerder uitvallen omdat ze als dienstmeisje aan de slag moeten. Net als in Albanië is de belangrijkste reden voor het slagen van het project de inzet en de motivatie van de leraren. Integraal onderdeel van het project is de lobby voor betere arbeidsomstandigheden van de leraren. Het Marokkaanse ministerie van Onderwijs heeft toegezegd meer middelen en meer lerarenuren te zullen vrijmaken om dit project te kunnen uitbreiden naar andere steden en de werkwijze te laten verankeren in het Marokkaanse onderwijssysteem. Het doel van de AOb-bijeenkomst in april was om vertegenwoordigers van de Marokkaanse gemeenschap in Nederland meer bij het project te betrekken. In mei 2006, in de week waarin het nieuwe kinderarbeidrapport van de ILO gepresenteerd werd, zorgde Judith Ploegman, voorzitster van FNV Jong, voor veel media-aandacht in Nederland voor het project in Marokko. Zij bezocht samen met stand-up comedian Soundos el Ahmadi scholen en werkplaatsen. Geïnspireerd door dit bezoek, heeft FNV Jong toegezegd de campagne ‘Stop kinderarbeid’ te gaan steunen, te beginnen met een benefietconcert in 2007. In Ethiopië ondersteunt FNV Mondiaal een onderwijsproject met speciale aandacht voor genderproblematiek, dat via de AOb uitgevoerd wordt door de Ethiopian Teachers Association (ETA). De vrouwengroep van de ETA heeft al vijftien girls clubs kunnen opzetten, die als doel hebben sekseongelijkheid in en buiten school te bestrijden. Afhankelijk van de grootte van de school, zijn tussen de 65 en honderdvijftig meisjes lid van deze clubs. Hoewel de onderwijsbond door de Ethiopische regering als illegaal wordt beschouwd, haar leden worden geïntimideerd en de leiding bedreigd en gearresteerd, ondervindt de ETA voor deze activiteit juist voornamelijk steun. Een van de leerkrachten verklaart het zo: ‘In het kader van de Millenniumdoelen krijgen meisjes ook bij de regering speciale aandacht. Althans op papier. Dus kunnen ze hier met goed fatsoen niet tegen zijn.’ Er worden trainingen gegeven aan vrouwelijke leerkrachten en rechtszaken aangespannen voor meisjes die zijn verkracht. In de gesloten schaamtecultuur van Ethiopië is dat ‘een ongelofelijke doorbraak’.
In het kader van de campagne ‘Stop kinderarbeid’ is er een tweedaagse bijeenkomst belegd in Brussel om reacties voor te bereiden op het vierjaarlijkse kinderarbeidrapport van de ILO dat in juni in Genève gepresenteerd zou worden. FNV Mondiaal heeft als verbindende schakel samen met afgevaardigden van vakbonden, IVV, ngo’s en de werknemersgroep van de ILO een gezamenlijke inzet geformuleerd: voor het uitbannen van alle vormen van kinderarbeid (niet alleen de ergste vormen, zoals de inzet van de ILO) èn voor recht op onderwijs tot de leeftijd waarop kinderen mogen toetreden tot arbeidsmarkt. Een succesvolle lobby bij de Nederlandse overheid heeft ertoe geleid dat minister De Geus deze inzet op het ILO-congres in Genève inderdaad heeft uitgesproken. Advertentie van de Stop Kinderarbeidcampagne in de landelijke dagbladen op 6 december 2006
In oktober 2006 is in India het verbod op kinderarbeid uitgebreid: kinderen onder de veertien jaar mogen niet langer werken in restaurants en hotels of als huishoudelijke hulp. Lokale activisten zijn voorzichtig positief: toezien op naleving van de nieuwe wet is nu de nieuwe uitdaging. De wet geldt niet voor werk in en om het huis: het stikken van voetballen en het rollen van sigaretten voor grote bedrijven blijft gewoon toegestaan.
De NAM heeft voor de komende twee jaar 300 duizend euro aan solidariteitsgeld gereserveerd voor een antikinderarbeidproject in Nepal en voor het werk van de Indiase MV Foundation van activiste Shanta Sinha. De MV Foundation, partner van FNV Mondiaal, is actief in zesduizend dorpen in India en heeft al 400 duizend kinderen een plaats in de schoolbanken gegeven. Voorwaarde voor de steun van de NAM is dat de MV Foundation meer gaat samenwerken met de vakbonden. In 2006 heeft de NAM foto’s over het antikinderarbeidproject in Marokko tentoongesteld. Foto-expositie antikinderarbeidproject in Marokko bij de NAM
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 35
1.5 Hiv/aids De vakbeweging is zich relatief laat, maar gelukkig wel redelijk voortvarend, bezig gaan houden met het onderwerp hiv/aids. Er is lang gedacht dat dit uitsluitend het werkterrein was van gespecialiseerde ngo’s. Echter, de strijd tegen hiv/aids heeft een belangrijke relatie met werk en inkomen. In veel landen worden werknemers met hiv/aids door hun werkgever gediscrimineerd of ontslagen. In bepaalde beroepssectoren lopen werknemers onevenredig veel risico om besmet te raken. Dit geldt voor de transportsector en de gezondheidssector (geen handschoenen, geen protocollen voor prikincidenten), en ook voor seizoenarbeiders in de mijnbouw en prostituees. Anders dan ngo’s zijn vakbonden ledenorganisaties. Dit betekent dat zij heel direct veel mensen kunnen bereiken, en dus een cruciale rol kunnen spelen bij voorlichting en preventie. In Afrika zagen vakbonden door sterfte hun ledenaantallen rap dalen en hebben geconcludeerd: we kunnen niet langer onze ogen sluiten voor deze problematiek. Vanaf 2002 participeren bijna alle GUF’s en de ITUC met steun van FNV in de Global Campaign against Hiv/aids. De andere donoren zijn UNAIDS en LO/TCO. De campagne is erop gericht de vakbeweging op de kaart te zetten als een speler in de strijd tegen hiv/aids. Hiv/aids moet erkenning krijgen als een workplace issue. Naast haar inhoudelijke werk, zet de Global Campaign ook in op het verruimen van de toegang tot hiv/aidsfondsen voor vakbonden. Vergeleken met de one-issue ngo’s krijgen vakbonden erg weinig geld uit het Global Fund. De ngo’s komen met hun jarenlange expertise op dit thema beter beslagen ten ijs. Een nieuwe strategie van de vakbeweging, waar de komende jaren veel lobby op gevoerd zal worden, is aansluiting zoeken bij de business coalition, het fonds waaruit werkgevers geld krijgen voor hiv/aidsbestrijding. Tijdens de Advisory Committee Meeting in Nairobi afgelopen jaar bleek dat de communicatie tussen de GUF’s en de lokale vakbonden tekort schiet. Op internationaal niveau weet men te weinig wat er al gebeurt op lokaal en nationaal niveau. De bonden in het Zuiden zijn te weinig op de hoogte van wat er op internationaal niveau speelt en mogelijk is. Om de inspanningen op nationaal en internationaal niveau meer te kunnen stroomlijnen, heeft de coördinator van de Global Campaign haar kantoor in 2006 verhuisd van Genève naar Zuid-Afrika.
36 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
Het zwaartepunt van de inspanningen van FNV Mondiaal op het terrein van hiv/aidsbestrijding ligt in Afrika. In Azië begint het langzaam gebruikelijk te worden om in alle projecten tijd in te ruimen voor voorlichting over hiv/aids. In de vrouwenprogramma’s gebeurt dit al en wordt het gekoppeld aan kwesties van empowerment. Annie van Wezel, beleidsmedewerker FNV Mondiaal: ‘Het gaat in Azië dus nog hoofdzakelijk om voorlichting geven, wat maar een heel klein deel is van de aanpak die nodig is om werkelijk iets te veranderen, maar het is wel een belangrijke eerste stap.’ In Zuid-Amerika en Oost-Europa lopen er nog bijna geen GUF-programma’s specifiek op deze thematiek. ‘Vooral in Oost-Europa is dit zeer verontrustend,’ zegt Wilma Roos, beleidsmedewerker FNV Mondiaal. ‘Hiv groeit hier exponentieel, maar de vakbonden tonen veel weerstand. Het is echt een taboe. Hiv/aids wordt nog steeds gezien als een probleem van drugsverslaafden en prostituees.’ Afgelopen jaar is FNV Mondiaal een dialoog gestart met vakbonden in Oekraïne over de financiering van een toekomstig project. De verschillende GUF’s hebben elk hun eigen insteek op het gebied van hiv/aidsbeleid. De ICEM (mijnbouw) zet in op verankering van hiv/aidsafspraken, zoals antidiscriminatie regelgeving in cao’s. In Ghana is veel bereikt met het opzetten van publiekprivate partnerschappen tussen het ministerie van Werkgelegenheid, de mijnbouwwerkgevers en de vakbonden. Er worden klinieken geopend waar werknemers zich kunnen laten testen, waar antiretrovirale medicijnen (ARV’s) worden verstrekt en counseling wordt geboden. Dergelijke partnerschappen zijn cruciaal voor de duurzaamheid van deze initiatieven, die een permanente en levenslange verantwoordelijkheid inhouden en dus niet door de vakbonden alleen kunnen worden gedragen. Een grote tegenslag is dat eind 2006 de geheime onderhandelingen van de ICEM met vijf grote internationale farmaceutische bedrijven om ARV’s goedkoop op de markt te krijgen, zijn afgeketst. Hier was drie jaar lang door de ICEM veel energie in gestoken. De GUF voor de transportsector (ITF) zet in de eerste plaats in op goede regelingen over hiv/aids in de cao’s. Omdat zij een reizend ledenbestand heeft, is zij daarnaast actief in het opzetten van voorlichtingsposten en mobiele klinieken langs belangrijke vrachtroutes. In India heeft FNV Mondiaal in 2006 een pilot-project van de ITF gesteund. Met haar Afrika-ervaring zoekt de ITF samen met lidbonden naar de meest effectieve manier om het hiv/aidsprobleem aan te pakken. De problemen verschillen per sector. In de luchtvaart, waar relatief veel hoogopgeleide
Truckers in Bangladesh krijgen voorlichting over
mensen werken, zijn niet zozeer bewustwording en toegang tot gezondheidszorg de issues, maar wel discriminatie. Voor werknemers in het wegvervoer moet wel nog veel gebeuren wat betreft bewustwording en toegang tot zorg. Bovendien zijn in het wegtransport vaak kleine bedrijfjes werkzaam die geen cao’s kennen, terwijl daarentegen in de spoorwegsector zaken wel in cao’s kunnen worden vastgelegd. Bij het wegtransport ligt daarom nu nog de nadruk op informatievoorziening. In Bangalore heeft de bond van riksjarijders ook actie gevoerd: zij gaven al hun passagiers naar het red light district gratis condooms mee. Afgelopen jaar heeft de ITF in dit project vooral ingezet op het doorbreken van taboes. Vakbonden hebben voorlichtings- en discussiebijeenkomsten georganiseerd, klinieken bezocht en gesprekken gevoerd met artsen. Op basis van de pilot wordt momenteel gewerkt aan een projectvoorstel.
In Zuid-Afrika ondersteunt FNV Mondiaal de Industrial Health and Research Group (IHRG). Deze ngo heeft in 2006 actieonderzoek verricht onder meer naar prikincidenten en de kans die het verplegend personeel loopt op besmetting. Het onderzoek toonde aan dat verpleegsters onevenredig veel gevaar lopen op besmetting en dat de ziekenhuizen vaak geen eenduidige protocollen hebben als zich een incident voordoet. Werkneemsters worden dan gediscrimineerd, met een kluitje in het riet gestuurd, en krijgen geen counseling. Er is een publicatie verschenen en er wordt actie gevoerd naar ziekenhuizen toe om protocollen in te gaan voeren en om informatie te verstrekken aan de werkneemsters over hun rechten. Ook is er een nieuw projectvoorstel in behandeling waar hiv/aids opnieuw deel van uitmaakt.
aidspreventie.
Ter voorbereiding op het internationale hiv/aidscongres in Toronto heeft de vakbeweging in 2006 voor het eerst een driedaags labour forum gehouden, georganiseerd door de Global Campaign en de Canadese vakbond. ‘Een betekenisvolle stap’, zegt Wilma Roos, beleidsmedewerker FNV Mondiaal. ‘Heel illustratief was wel dat er niemand gevonden kon worden die hiv-positief was en als woordvoerder van de vakbeweging op wilde treden op de Torontoconferentie. Eén persoon die wel bereid was, is voor de conferentie gestorven. Ondanks alle inzet rust er binnen de vakbeweging dus nog een enorm taboe op dit thema.’ De GUF’s hebben gezamenlijk zeer systematisch hun lobbyactiviteiten gericht op de G8 vergadering in Sint Petersburg in juli 2006. De internationale vakbeweging wil dat hiv/aids blijvend op de G8 agenda staat en zij legt gewicht in de schaal omdat ze kan zeggen: ‘Wij spreken uit naam van 160 miljoen mensen!’ (en sinds de fusie in november zelfs namens 190 miljoen). De Global Campaign beheert een online database van country profiles, waarin per land systematisch in beeld gebracht wordt wat er gebeurt op het gebied van hiv/aids (welke donoren en vakbonden actief zijn, welke cao’s en IFA’s afgesloten zijn, etc). In 2006 heeft FNV Mondiaal een nieuw project geïnitieerd dat in deze database geïntegreerd gaat worden. Het gaat om het opzetten van een baseline (met 2007 als ijkpunt) wat betreft de hiv/aidsactiviteiten van GUF’s en vakbonden wereldwijd. Zo kan inzicht verkregen worden in de jaarlijkse ontwikkeling en vooruitgang op dit terrein. ITF, ICEM en EI zijn actief data aan het verzamelen die geïntegreerd kunnen gaan worden in de landenprofielen.
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 37
In Nederland wordt hiv/aids tegenwoordig beschouwd als een chronische ziekte. Bonden zien het daarom vaak niet als iets dat onder hun verantwoordelijkheid valt. Uit solidariteit met hun zusterbonden in het Zuiden, voor wie dit wel een dagelijks probleem is, zou er meer aandacht aan besteed moeten worden. FNV Mondiaal wil de Nederlandse bonden meer bij de problematiek van hiv/aids betrekken, en in dit kader is haar beleidsnotitie over hiv/aids in 2006 besproken bij FNV Bondgenoten. Dergelijke initiatieven lijken bij te dragen aan een groeiend besef dat hiv/aids wel degelijk een vakbondsthema is.
Op de Afrikadag van de Evert Vermeer Stichting, gehouden op 22 april 2006 in de Haagse Hogeschool, heeft FNV Mondiaal een workshop georganiseerd over de rol van de vakbeweging in de bestrijding van hiv/aids. Clementine Dehwe, de gedreven coördinator van de Global Campaign, leidde samen met Agnes Jongerius de workshop met de titel ‘Hoe vakbonden vrachtwagenchauffeurs overtuigen condooms te gebruiken’. Op het plenaire podium trad Dehwe op naast Agnes Jongerius, Agnes van Ardenne en Jan Pronk. In dezelfde week heeft een expertmeeting plaatsgevonden op het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar Clementine Dehwe en Asif Altaf, de internationale coördinator van het hiv/aidsprogramma van de wereldwijde transportfederatie (ITF), de inzet van de vakbeweging op het terrein van hiv/aids hebben toegelicht. De beleidsnotitie van FNV Mondiaal over dit onderwerp diende als uitgangsdocument. De bijeenkomst was een succes, zowel qua opkomst als qua reacties van Buitenlandse Zaken en de aanwezige ngo’s. Het was de eerste uit een reeks van drie geplande expertmeetings. De specifieke rol die vakbonden kunnen spelen in de strijd tegen hiv/aids heeft door deze activiteiten in korte tijd veel meer bekendheid gekregen en is verder uitgekristalliseerd.
Clementine Dehwe, aidscoördinator internationale vakbeweging.
38 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
2
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
‘Alle glossy jaarverslagen over MVO ten spijt, zeggen Europese en Amerikaanse multinationals: “Zodra werknemers in China rechten krijgen en af kunnen dwingen, vertrekken we naar Vietnam’’,’aldus Ruth Vermeulen, FNV Mondiaal beleidsmedewerker in haar toespraak op het ministerie van Buitenlandse Zaken bij de presentatie van het ‘Voortgangsrapport Nederland MDG-8’ door minister van Ardenne. Een van de speerpunten in het beleid van FNV Mondiaal is bij te dragen aan nationale en internationale discussies over, en acties op het terrein van, maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zij zet daarbij in op het fundamentele belang van vakbondsrechten, met de vrijheid van organisatie en het recht op collectief onderhandelen voorop. In de projecten die FNV Mondiaal steunt, wordt onderzoek gedaan naar de mate van sociaal ondernemen door Nederlandse multinationals. Ook worden op alle continenten bonden gesteund in het opzetten van vakbondsnetwerken om zodoende beter toegerust te zijn om effectief te kunnen reageren op de toenemende macht van multinationals. Sinds 2005 is de FNV Company Monitor, in 2002 gestart als een project van FNV Mondiaal, ondergebracht bij FNV Bondgenoten. FNV Mondiaal is het project, dat de eigen website www.fnvcompanymonitor.nl heeft, zowel financieel als inhoudelijk blijven ondersteunen. De FNV Company Monitor doet onderzoek naar het sociale beleid van Nederlandse multinationals in ontwikkelings- en transitielanden. In dit onderzoek, waarbij wordt samengewerkt met lokale vakbonden en onderzoeksorganisaties, worden de multinationals langs de meetlat van de basisconventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) gelegd. Hoe presteren zij op het gebied van het recht op organisatie en collectief onderhandelen, het verbod op elke vorm van discriminatie, het verbod op alle vormen van kinderarbeid en dwangarbeid, en gezondheid en veiligheid op het werk? Het gedrag van de multinationals wordt over een aantal jaren gevolgd, en de resultaten van onderzoek worden aan het lokale en internationale management aangeboden. De bedrijven die centraal staan in het onderzoek zijn: ABN Amro, Ahold, Akzo Nobel, Heineken, Philips en Unilever. Daarnaast ondersteunt de FNV Company Monitor de
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 39
Ntwala Mwilima (Labour Resource Research Institute, Namibië)
Het African Labour Research Network (ALRN), opgericht in 2001, is een samenwerkingverband tussen onderzoeksafdelingen en –instituten van vakbonden uit Zuid-Afrika, Namibië, Ghana, Zimbabwe, Kenya, Nigeria, Malawi, Tanzania en Oeganda. Ntwala Mwilima coördineert het netwerk vanuit LaRRI in Namibië: ‘Ons doel is samen te werken in beleidsgeoriënteerd onderzoek. Door de globalisering hebben vakbonden niet langer te maken met één bedrijf dat in één land opereert. Om solidariteit te bevorderen, is het nodig dat vakbonden een verband aangaan. Zo kunnen ze samenwerken in het monitoren van bedrijven en tegelijkertijd hun vakbonden sterker maken. De onderzoekscapaciteit van veel vakbonden in Afrika is erg zwak. Het ALRN streeft ernaar die lacune aan te vullen. Naast het doen van onderzoek produceren we ook scholingsmateriaal voor de vakbonden. ‘Ons grootste onderzoeksproject is het African Social Observatory, gefinancierd door FNV Mondiaal en SASK Finland. Het doel van dit project is het monitoren van het gedrag en de impact van de investeringen van multinationals in Afrika. We vergelijken de arbeids-, gezondheids- en veiligheidsnormen van deze bedrijven in verschillende Afrikaanse landen, en in hoeverre deze worden nageleefd. Zo hebben we bijvoorbeeld regionale studies verricht in de detailhandel, de mijnbouw en de toerismesector. De
resultaten zijn in online rapporten beschikbaar op onze website. ‘Voor het komende jaar staan drie onderzoeksprojecten op de agenda. Samen met de onderzoeksafdeling van de Ghanese vakfederatie GTUC gaat LaRRI een project coördineren dat China’s investeringen in Afrika onder de loep neemt. Chinese bedrijven brengen werkgelegenheid, maar de vraag is: in hoeverre gaat het hier om fatsoenlijke arbeid? En houden de Chinese bedrijven zich aan de nationale arbeidswetten? Ook komt er, wellicht in samenwerking met de internationale vakfederatie voor de bouwsector (BWI) een onderzoek naar de constructie-industrie. Tenslotte starten we een onderzoek naar de positie van vrouwen in de vakbonden. Genderkwesties waren enkele jaren geleden een populair thema, maar de informatie waarover we beschikken is inmiddels achterhaald. Is door aanpassingen in de statuten en het opzetten van genderdesks de positie en participatie van vrouwen daadwerkelijk verbeterd? ‘De praktijk van ons onderzoek is niet altijd eenvoudig. Het is erg afhankelijk van de kracht van de vakbonden en hun relaties met de bedrijven. Namibië bijvoorbeeld heeft een heel sterke mijnbouwvakbond. Het was daarom relatief eenvoudig voor ons om interviews te regelen met de arbeiders en zelfs met het management. Maar in Tanzania en Zimbabwe kregen de onderzoekers nauwelijks toegang tot de mijnen, laat staan dat ze vrijelijk met de mijnwerkers konden praten. ‘De regionale samenwerking in ons netwerk is verrijkend. Door het delen van informatie en ervaringen leren we elke dag weer iets nieuws. We delen onze visie op het vakbondswerk, en ondanks de onvermijdelijke meningsverschillen is er onderling veel respect en bereidheid tot luisteren. We hebben er altijd een punt van gemaakt dat onze bijeenkomsten, drie of vier keer per jaar, open en recht door zee moeten zijn. De werkelijke uitdaging zit in de communicatie. We zijn een democratisch netwerk en beslissingen worden dus gezamenlijk genomen, niet eenzijdig door LaRRI als coördinerend instituut. Door de slechte toegang tot e-mail, waarmee bonden in veel landen kampen, wordt ons werk soms vertraagd.’
opbouw van netwerken tussen Nederlandse werknemers van deze multinationals en hun buitenlandse collega’s. Dit gebeurt uit solidariteit – om buitenlandse collega’s te helpen hun werksituatie te verbeteren – maar het gaat ook om de toekomst van Nederlandse werknemers. Over een aantal jaren zal het zwaartepunt bij veel bedrijven niet langer in Nederland of zelfs Europa liggen. Het nu al uitwisselen van ervaringen en strategieën zal vakbonden helpen om effectief te kunnen inspelen op wereldwijd veranderende situaties. Werknemers hier zijn erbij gebaat als vakbonden daar sterker worden. De FNV Company Monitor werkt samen met de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO). In het kader van de FNV Company Monitor heeft een FNV-delegatie in oktober 2006 een tiendaags bezoek gebracht aan China. Agnes Jongerius en FNV Bondgenoten voorzitter Henk van der Kolk leidden de oriënterende studiereis, waaraan in totaal zeventien kaderleden, bestuurders en beleidsmedewerkers deelnamen. FNV Mondiaal werd vertegenwoordigd door Andriëtte Nommensen en Astrid Kaag. Doel van het bezoek was om met eigen ogen te zien hoe de Chinese economie werkt en hoe Nederlandse multinationals in China hun sociale beleid vormgeven, toegespitst op vakbondsrechten en werknemersorganisatie. In China is de mogelijkheid om een vrije vakbond op te richten wettelijk beperkt. De FNV volgt de officiële lijn van het IVV wat betreft de All China Federation of Trade Unions (ACFTU) en onderhoudt formeel geen contacten met deze door de staat gecontroleerde bond. Het hardhandig neerslaan van protesten en opsluiten van werknemers die voor hun rechten opkomen, staan normale verhoudingen in de weg. Wel werkt de Nederlandse vakbeweging samen met de democratische vakbonden in Hong Kong en met labour-ngo’s in China (zie ook hoofdstuk 3). Om in China goed beslagen ten ijs te komen, is de delegatie via Hong Kong gereisd en heeft daar gesproken met labourngo’s en de International Hong Kong Liaison Office. FNV Mondiaal heeft bijgedragen aan de voorbereiding van dit werkbezoek middels het samenstellen van een cd-rom met relevante informatie over onder andere de gedragscodes van de Nederlandse bedrijven, de Chinese arbeidswetgeving en de staatsvakbond ACFTU, en de partnerorganisaties van de FNV. China is al jaren een van de vier focuslanden wat betreft het vakbondsrechtenwerk van FNV Mondiaal. De FNV’ers hebben tijdens hun reis de Chinese vestigingen van de Nederlandse multinationals Philips, Akzo Nobel, Unilever en Heineken bezocht en daar gesproken met zowel managers als vertegenwoordigers van werknemers. Er is ook gesproken met ver-
tegenwoordigers van de Nederlandse ambassade en haar consulaten in Hongkong en Shanghai. Een uitgebreid verslag van de bedrijvenbezoeken is te vinden op de website van de Company Monitor, evenals de persoonlijke verslagen van enkele kaderleden en FNV-bestuurders.
FNV-delegatie op bezoek bij Unilever in China.
De algemene indruk was dat de Nederlandse multinationals in hun eigen fabrieken over het algemeen fatsoenlijk opereren. Hun arbeidsvoorwaardenpakket bevat een meer dan acceptabele beloning, gezondheidszorgverzekering, pensioenregeling en toelage voor huisvesting. Ook het feit dat lokale werknemers en arbeidsmigranten – komend van het Chinese platteland – gelijke arbeidsvoorwaarden lijken te hebben, werd positief beoordeeld. In Chinese bedrijven, waar wel onderscheid wordt gemaakt, werken arbeidsmigranten veelal zonder contract of enige vorm van bescherming. Voor een periode van maanden of zelfs jaren verblijven ze in woonkazernes of kampementen aan de rand van een industrieof bouwterrein. Ze maken zes- of zevendaagse werkweken tegen lage, vaak ook nog achterstallige betaling, en de arbeidsveiligheid is niet geregeld. FNV Mondiaal steunt de labour-ngo’s die zich voor deze arbeidsmigranten inzetten. De FNV-delegatie is wel blijven zitten met vragen over de positie van ingeleende arbeidskrachten en werknemers bij toeleveringsbedrijven van de Nederlandse multinationals. Hoewel de gedragscode van de multinationals ook voor deze groepen werknemers gelden, is het onduidelijk in hoeverre dit ook in de praktijk wordt gebracht. De nalevingscontrole is op dit terrein voor verbetering vatbaar. De razendsnelle ontwikkeling van de Chinese economie beïnvloedt direct en indirect de manier waarop bedrijven wereldwijd opereren. De concurrentie- en innovatiekracht van de Chinese economie kunnen
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 41
Straatbeeld in Chinese stad
betekenis hebben voor de wijze waarop in Nederland vorm gegeven gaat worden aan het systeem van arbeidsverhoudingen. De studiereis naar China heeft bijgedragen aan het versterken van de netwerken van Nederlandse kaderleden met hun collega’s in de Chinese vestigingen. De FNV zal de Nederlandse investeerders erop blijven aanspreken hun aandeel te leveren bij het verbeteren van de arbeidsrechtensituatie in China en hun betrokkenheid en verplichtingen op het terrein van sociaal en
42 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
maatschappelijk verantwoord ondernemen serieus te nemen. Op 3 maart 2007 organiseert FNV Mondiaal, samen met verschillende FNV-bonden en andere partners, de conferentie ‘Made in China’ over arbeidsrechten, vakbondsvrijheid en ondernemen in China.
Een International Framework Agreement (IFA) is een soort wereldwijde basis-cao, afgesloten door een GUF met het hoofdkantoor van een multinational en geldig voor alle vestigingen van dat bedrijf, inclusief toeleveranciers en onderaannemers. Ook de betreffende sectorbond uit het herkomstland van de multinational tekent mee. Met het ondertekenen van een IFA zegt een bedrijf toe de bedrijfsactiviteiten uit te voeren in overeenstemming met nationale wetgeving en tevens te voldoen aan de relevante richtlijnen en aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie ILO. Deze betreffen bijvoorbeeld het recht van alle werknemers om lid te zijn van een vakbond, het verbod op gebruik van kinderarbeid en het bevorderen van gezonde en veilige werkomstandigheden. Daarnaast erkent het bedrijf de noodzaak tot duurzame ontwikkeling, zowel op economisch en sociaal als op milieugebied. FNV Mondiaal steunt de beide GUF’s die het afgelopen jaar erin geslaagd zijn een IFA af te sluiten. Op 31 maart hebben de Koninklijke BAM Groep en de BWI (GUF voor de bouwsector) een International Framework Agreement getekend, waarin de bescherming van de rechten van werknemers bij alle bedrijfsonderdelen van BAM centraal staat. Dit betreft in totaal 27 duizend werknemers. Deze overeenkomst is tot stand gekomen op initiatief van FNV Bouw. De BWI heeft in 2006 ook IFA’s afgesloten met Schwan-Stabilo en Steadler, beide Duitse bedrijven. Dit brengt het totaal aan IFA’s afgesloten door de internationale vakfederatie voor de bouw- en constructiesector op elf. UNI Graphical (de GUF voor grafische sector) heeft een IFA afgesloten met de Zuid-Afrikaanse multinational Nampak. De Zuid-Afrikaanse chemiebond heeft daar een belangrijke rol in gespeeld. Nampak breidt zich verder uit over de wereld, vooral in Afrika en het Midden-Oosten. In het bedrijf wordt veel met gevaarlijke stoffen gewerkt, maar in veel landen waar vestigingen zijn, ontbreekt een nationale wetgeving op het punt van bescherming of is uitermate gebrekkig. Ook functioneren de vakbonden in veel van de betreffende landen matig. Via het netwerk van UNI Graphical kunnen sterkere bonden hen scholen op de inhoud en het belang van de IFA, zodat ook zij naleving kunnen afdwingen en zo gezondere en betere werkomstandigheden creëren voor duizenden werknemers. Dit maakt onderdeel uit van een programma dat FNV Mondiaal financieel steunt, en waarbij FNV Kiem inhoudelijk actief betrokken is.
In mei 2006 is de internationale voedingsbond (IUF) met financiële steun van FNV Mondiaal en FNV Bondgenoten een nieuw project gestart gericht op het versterken van de vakbondscapaciteit bij Unilever en Heineken, met name bij vestigingen in ontwikkelingslanden. Het project is een vervolg op het Unilever Wereldwijd project dat in 2005 werd afgesloten met een internationale vakbondsconferentie. De strategieën van Unilever en Heineken – twee zeer belangrijke internationale spelers in de voedingsindustrie, de sector persoonlijke verzorging en de brouwerijsector – veranderen de laatste jaren dramatisch. Werknemers krijgen te maken met verlies van vaste banen, voortdurende reorganisaties, sluitingen en verplaatsingen. Besluiten worden steeds meer op internationaal niveau genomen, terwijl bonden vaak op landelijk niveau, of zelfs alleen op fabrieksniveau, opereren. Dit project werkt met coördinatoren in Azië, LatijnsAmerika, Afrika en Midden- en Oost-Europa die de lokale bonden ondersteunen en trainen, hun capaciteit versterken, nationale en regionale netwerken helpen opbouwen, informatie-uitwisseling bevorderen, en klachten en cases doorspelen aan de IUF. Het uiteindelijke doel is een International Framework Agreement af te sluiten met Heineken en Unilever over vakbondsrechten en andere thema’s die tot een sociaal ondernemingsbeleid behoren. Toon Wennekers, bestuurder bij FNV Bondgenoten, is optimistisch over de eerste fase van het project: ‘Het wordt erg concreet en pragmatisch opgepakt. De afgelopen maanden zijn er in een groot aantal regio’s besprekingen geweest tussen bonden van vestigingen van Heineken en Unilever. Er is dus concreet contact over de mogelijkheden om de positie van de vakbonden te versterken bij deze bedrijven. Waar ik vooraf toch wel een beetje bang voor was, was dat men eerst anderhalf jaar ging inventariseren en zo. Maar de weg is nog lang. Van Unilever weet ik bijvoorbeeld dat de directie helemaal niet dol is op IFA’s. Unilever zegt: “We hebben toch ons eigen beleid van corporate social responsibility?” Maar dat beleid is lang niet zo concreet als wij zouden willen.’
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 43
Afgelopen jaar heeft FNV Mondiaal actief actie gevoerd tegen de grove schending van vakbondsmensenrechten in de palmolie-industrie in Indonesië. Een van de aandachtspunten van de actie is het gebrek aan maatschappelijk verantwoord ondernemen door het Nederlandse bedrijfsleven, in het bijzonder Unilever. De campagne richtte zich op een van ’s werelds grootste palmolieraffinaderijen, Musim Mas op Sumatra. In 2005 zijn daar zevenhonderd werknemers ontslagen omdat ze lid waren geworden van de vakbond Kahutindo. Ze moesten met hun gezinnen hun huis op de plantage verlaten waardoor hun kinderen niet langer naar school konden. Bovendien zijn zes vakbondsleiders die een staking hadden georganiseerd gevangen gezet onder het voorwendsel van ‘vernietiging van bedrijfsonderdelen’. De aanleiding tot de staking was de weigering van Musim Mas te onderhandelen over de invoering van wettelijke minimum normen voor plantagearbeiders en een eerlijke beloning van dagloners. Met deze acties schendt Musim Mas lokale en nationale arbeidswetten evenals de ILO-conventies 87 en 98 over het recht op organisatie en collectieve onderhandeling. Er is een internationale campagne opgezet en getrokken door de IUF (GUF voor landbouw- en voedingssector). FNV Mondiaal heeft de IUF in haar campagne gesteund en er daarnaast voor gekozen zelf actief lobby te voeren vanwege het grote aantal relevante aanknopingspunten. Ten eerste is vakbond Kahutindo, wier rechten hier geschonden werden, betrokken bij het wereldwijde duurzame bosbouwproject van de BWI dat door Mondiaal gesteund wordt, en ook bij het door haar gesteunde vrouwenproject van de BWI. Ten tweede is Unilever de belangrijkste afnemer van het bedrijf Musim Mas, dat voorheen zelfs eigendom van Unilever was. De gedragscodes van Unilever, die ook gelden voor toeleveranciers, werden hier duidelijk geschonden. FNV Bondgenoten-voorzitter Henk van de Kolk heeft, op aanwijzing van FNV Mondiaal, Unilever aangesproken op haar verantwoordelijkheden in het kader van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en verantwoord ondernemen. Ten derde draagt de Nederlandse overheid met ontwikkelingssamenwerkinggelden bij aan de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie. Palmolieraffinaderij Musim Mas is lid van deze Ronde Tafel en een Unilever-afgevaardigde fungeert als voorzitter. Hoewel de vakbondsrechten, vastgelegd als een van de minimumcriteria voor duurzame palmolie, door Musim Mas niet worden nageleefd, heeft de Ronde Tafel zich niet expliciet willen uitspreken over deze case. FNV Mondiaal heeft daarom de Nederlandse regering aangesproken op de coherentie van haar buitenlandbeleidvoering op het gebied van mensenrechten. Het feit dat deze onwenselijke situatie speelde
44 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
in Indonesië, een land waarmee Nederland een bijzonder partnerschap heeft ter bevordering van een duurzame palmoliesector, werd hierbij van extra betekenis geacht. Als gevolg van de lobby door FNV Mondiaal heeft de Partij van de Arbeid in mei 2006 Kamervragen gesteld aan de ministers van Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken. Enkele dagen later stelde een handelsmissie van Economische Zaken de kwestie aan de orde bij haar Indonesische collega’s. Het doel van de campagne - het weer in dienst nemen van ontslagen werknemers, het toestaan van een vakbond op de plantage en de vrijlating van gevangengenomen vakbondsleiders – is nog niet bereikt. De werknemers die onrechtmatig ontslagen waren, zijn onder druk akkoord gegaan met een soort afscheepregeling. ‘Onbevredigend, maar wel begrijpelijk’, noemt Ruth Vermeulen het. ‘Zij hebben niet de luxe van de lange adem, ze zitten zonder werk en zonder geld. Het zijn migranten arbeiders die weer verder moeten op zoek naar nieuw werk.’ Op de andere twee punten wordt de campagne voortgezet. Amnesty International heeft de case ook aangenomen en de vakbondsleiders als gewetensgevangenen erkend. Export Processing Zones, de vrijhandelszones waar door bedrijven niet of nauwelijks belasting betaald wordt, zijn feitelijk zones van rechteloosheid: lage lonen, lange werkdagen en slechte arbeidsomstandigheden. Tegelijkertijd zijn reguliere vakbondsactiviteiten in de vrijhandelszones erg moeilijk te realiseren en organiseren. Negentig procent van alle vrijhandelszones wereldwijd bevindt zich in Azië, waarvan een groot deel in China. In 2006 heeft FNV Mondiaal onderzoek laten verrichten in de vrijhandelszones van Indonesië, Sri Lanka en Thailand. Het doel was het in kaart brengen van de huidige situatie wat betreft arbeidsrechten en omstandigheden, en het inventariseren van toekomstige projectmogelijkheden. Daartoe is gesproken met vakbonden en arbeidsgerelateerde ngo’s die al rond deze zones actief zijn. In het onderzoek stond bovendien de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven centraal. Als Nederlandse bedrijven in deze zones opereren, biedt dit FNV Mondiaal een heel directe weg om bij te dragen aan internationale lobby- en campagneactiviteiten. Op basis van de aanbevelingen van het interne onderzoeksrapport, zal medio 2007 een missie naar Indonesië georganiseerd worden om met mogelijke partners verder te praten over samenwerking, het opzetten van nieuwe initiatieven of het ondersteunen van bestaande projecten.
Het Loonwijzer-project is in 2006 uitgebreid naar twee nieuwe landen die al eerder hun interesse hadden getoond: Mexico en Argentinië. In beide landen is het project zeer voortvarend van start gegaan. In Argentinië is in zeer korte tijd een comité gevormd en de website operationeel gemaakt. Ook al had Stichting Loonwijzer al de nodige ervaring met het opstarten van nieuwe loonwijzers in zuidelijke landen, de start van de loonwijzer in Argentinië is wel heel goed verlopen, zelfs in vergelijking met de Europese landen. Niet alleen de internetdichtheid in Argentinië blijkt erg hoog te zijn, ook de behoefte aan een instrument om via internet kennis aan te bieden over arbeidspositie en salaris is erg groot. De onderlinge uitwisseling tussen Mexico, Argentinië en Spanje draagt bij aan het succes. Het project laat zien dat het gebruik maken van moderne media, zoals internet, wel degelijk ook in het Zuiden belangrijk is in het vakbondswerk. Voor vakbonden biedt dit een manier om hun belangenbehartiging uit te breiden. Niet in elk land is internet even gemakkelijk en goedkoop toegankelijk, maar de ontwikkelingen op dit terrein gaan snel en de vakbonden moeten hierbij niet de boot missen.
Veiligheidsnormen in China laten zeer te wensen over. Dodelijke ongelukken in de kolenmijnen zijn een schrijnend voorbeeld. De officiële cijfers van het Chinese bureau voor arbeidsveiligheid registreerde in de eerste helft van 2006 al 3.726 doden door explosies, overstromingen en andere ongelukken in Chinese mijnen. De werkelijke cijfers liggen waarschijnlijk een stuk hoger. Ze worden deels in de doofpot gestopt door lokale overheidsambtenaren en mijneigenaren. FNV en FNV Bondgenoten zitten in het bestuur van de Fair Wear Foundation (FWF), een stichting die zich inzet voor goede arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie. In november 2006 heeft kledingmerk Mexx zich aangesloten bij deze stichting. Daarmee stemt zij in met controles door de stichting op het gebied van de naleving van arbeidsnormen in de 350 fabrieken wereldwijd waar kleding van Mexx geproduceerd wordt. In mei 2006 vond de tweede editie van het Nederlands Sociaal Forum plaats in Nijmegen onder het motto ‘Een andere wereld is mogelijk’. Drieduizend mensen namen deel aan 175 debatten en workshops over de strijd tegen milieuvervuiling, oorlog, racisme en sociale afbraak. FNV en FNV-bonden organiseerden maar liefst twintig seminars en workshops. FNV Mondiaal en FNV Jong samen leidden een workshop over kinderarbeid. In 2006 riep FNV Mondiaal haar schrijversnetwerk op om schriftelijk te protesteren tegen de illegale verkoop van een fabriek van Hindustan Lever, de Indiase Unilever-dochter die al jaren bezig is met herstructureringen om gebruik te kunnen maken van belastingfaciliteiten en zodoende de arbeidskosten te verlagen. Sinds juli 2005 vecht de bond HLEU (Hindustan Lever Employee’s Union) de verkoop en sluiting van een fabriek in Mumbai aan waar zeep, tandpasta en shampoo wordt gemaakt. Negenhonderd werknemers zijn daarbij hun baan verloren. Na vele rechtszaken heeft het Indiase Hooggerechtshof beslist dat de sluiting ongedaan gemaakt moet worden. Ondertussen startte het management een campagne om de vakbondsmacht te breken door werknemers een vervroegde pensionering voor te leggen. Slechts honderd werknemers hebben het bod geaccepteerd. Al twintig jaar weigert het management met de bond te onderhandelen. In de afgelopen twee decennia jaar is niet één keer een cao afgesloten. Inflatiecorrectie van de lonen is alleen ingevoerd na rechtszaken. Met haar protestbrieven aan de CEO’s van Unilever en Hindustan Lever steunt FNV Mondiaal de internationale campagne gevoerd door de IUF.
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 45
3
Vakbondsrechten
Internationaal onderschreven vakbondsrechten zijn vastgelegd door de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) van de Verenigde Naties. In veel landen worden deze rechten dagelijks met voeten getreden. FNV Mondiaal kiest ervoor om haar activiteiten op het gebied van vakbondsrechten in hoofdzaak te richten op vier landen: Wit-Rusland, China, Zimbabwe en Colombia. Deze keuze voor ‘uit elk continent de ergste schender’ is uit morele overwegingen ontstaan. Het werk in deze landen is echter buitengewoon moeilijk en moeizaam. Politiek manoeuvreren in landen met een onderdrukkende overheid laat slechts kleine overwinningen toe. Ondanks alle zorgwekkende en laakbare gebeurtenissen van het afgelopen jaar, heeft FNV Mondiaal in 2006 kunnen bijdragen aan een aantal betekenisvolle evenementen en positieve ontwikkelingen. Op 7 juni 2006 presenteerde het IVVV (inmiddels IVV) haar jaarlijkse rapport over de wereldwijde schendingen van vakbondsrechten. Algemeen secretaris Guy Ryder sprak over ‘toenemend ernstig geweld tegen werknemers die opkomen voor hun rechten’ en ‘zeer verontrustende trends, met name voor vrouwen, migrantenarbeiders, en mensen werkzaam in de publieke sector’. In 2005 werden 115 vakbondsmensen vermoord en negenduizend gearresteerd. Colombia stond met zeventig moorden opnieuw boven aan de lijst. Tienduizend werknemers werden ontslagen voor hun betrokkenheid bij vakbondsactiviteiten en 1.700 mensen werden om dezelfde reden vastgezet. Een lichtpuntje is dat wereldwijd de media veel aandacht hebben geschonken aan de presentatie van deze feiten. FNV Mondiaal heeft financieel bijgedragen aan de cd-rom met videomateriaal en interviews met vakbondsactivisten die aan het rapport is toegevoegd. De website www.vakbondsrechten.nl die sinds 2005 door FNV Mondiaal wordt beheerd, bleek ook afgelopen jaar een waardevol en informatief medium voor actueel nieuws en algemene informatie over vakbondsrechten. In 2006 bezochten 10.618 mensen de website, gemiddeld 29 per dag.
46 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
Gender en vakbondsrechten in Wit-Rusland In februari 2007 brachten twee vakbondsleidsters uit Wit-Rusland een werkbezoek aan Nederland, op uitnodiging van FNV Bondgenoten en FNV Mondiaal. Halina Lisitsyna en Irina Zyl vertellen over het Gender Equality Project dat begin 2006 van start is gegaan, en dat binnen een jaar heeft geleid tot de oprichting van een Women’s Movement en een Women’s Network binnen hun vakbonden, respectievelijk de REP(AM) en de BKDP. Dit zijn beide onafhankelijke vakbonden die in het repressieve overheidsklimaat van Wit-Rusland proberen een democratische boodschap uit te dragen. De REP(AM) is ontstaan uit het samengaan van twee bonden. Op het congres van de bond voor landbouwwerktuigenindustrie in 2000, werd de verkiezing van de door de leden gesteunde democratische leider Alexander Boukhvostov door sabotage van overheidswege gedwarsboomd. Boukhvostov is toen samen met zeventig (van de meer dan duizend) leden opgestapt en zij hebben hun eigen onafhankelijke bond opgericht. Niet lang daarna is deze bond samengegaan met wat er over was – niet meer dan vijftig leden, ook door staatsintimidatie – van de vakbond voor radio-elektronische industrie. Officieel gaat de nieuwe bond nog steeds als REP door het leven, omdat de overheid heeft geweigerd haar te registreren. Zonder registratie hebben vakbonden in Wit-Rusland geen bestaansrecht. De ILO heeft al jaren geleden bezwaar gemaakt tegen de uitermate gecompliceerde en ondoorzichtige registratieprocedure. Ter illustratie, in de Republikeinse Registratiecommissie zitten geen vakbondsmensen, maar wel leden van de veiligheidsdienst. De REP(AM) kent veel actieve vrouwen onder haar inmiddels tweeduizend leden. Zestig afgevaardigden uit verschillende regio’s van Wit-Rusland hebben in december de Women’s Movement opgericht. Daarmee heeft het genderprogramma een officiële, in de vakbond ingebedde, structuur gekregen. Het werk was echter al begonnen: in 2006 hebben verschillende vrouwengroepen rechtszaken aangespannen tegen het onrechtmatig ontslag van vrouwelijke arbeiders, en tegen het gebruik van fysiek geweld door fabrieksdirecteuren. Een aantal van deze zaken was succesvol: vrouwen kregen hun baan terug en zelfs een geldbedrag uitbetaald als ‘morele compensatie’. De Women’s Movement verspreidt een informatieve brochure voor vrouwen over werk en inkomen. Het werk van de activisten beperkt zich niet tot problemen op de werkvloer. Collega’s met alcohol- en drugsproblematiek thuis, worden met raad en daad bijgestaan, en soms wordt een doorverwijzing naar een psycholoog of counsellor geregeld. Wanneer een vrouw bij huiselijk geweld geen aangifte wil doen uit angst voor de politie, wordt er soms een man ingezet om met de betrokken geweldpleger te praten. Het Women’s Netwerk van de BKDP (Wit-Russisch Congres van Democratische Vakbonden) is in november 2006 opgericht, een maand voor de vie-
ring van het vijftienjarig bestaan van de BKDP. In 1991, ten tijde van de onafhankelijkheid van WitRusland, is de BKDP begonnen als onafhankelijke mijnwerkersbond in de regio Soligorsk. In de loop der jaren hebben vakbonden van de olie-industrie, de chemische industrie en de staalindustrie zich bij hen aangesloten. Alaxander Yarashuk, de progressieve voorzitter van de BKDP, heeft zijn steun uitgesproken voor het Women’s Network dat lobbiet voor een actievere betrokkenheid van vrouwen in de bonden, voor gelijke salariëring, en meer genderbewustzijn. In de kalium-natriummijn waar vakbondsleidster Irina zelf werkzaam is, werken mannen en vrouwen samen, onder hoge temperaturen en temidden van veel steenstof, in ploegendiensten van twaalf uur, met niet meer dan dertig minuten pauze. Net als in de meeste industrieën in Wit-Rusland, krijgen de vrouwen minder betaald voor hetzelfde werk. De kwesties die het meest door vrouwen op tafel worden gelegd tijdens de lokale bijeenkomsten georganiseerd door het vrouwennetwerk, gaan over veiligheid en gezondheid. Irina hoopt dat ze in de toekomst ook de media en internet kunnen gaan gebruiken om werknemers in Wit-Rusland over de vrouwenbeweging te informeren. Het grootste succes dat in 2006 geboekt is? ‘Het feit dat er nu een vrouwenbeweging binnen de vakbond bestaat! Dit platform voor vrouwen is iets nieuws,’ zegt Halina, ‘een zeer belangrijke eerste stap waarvoor we de FNV heel dankbaar zijn.’ Hun toekomstvisie? ‘Dat de vrouwen en moeders van Belarus met trots en zelfbewust en met een gevoel van eigenwaarde over straat zullen lopen, met de wind in de rug.’ En internationaal willen de vakbondsleidsters de boodschap uitdragen dat er in Wit-Rusland ook onafhankelijke, democratische bonden bestaan, en dat de staatsvakbond niet de enige speler is. Beide vrouwen zijn er trots op gekozen te zijn tot leidsters van hun vrouwenbewegingen, maar ervaren het ook als een grote verantwoordelijkheid die hen veel zorgen baart. Maar ze weten waar ze het voor doen: ‘Dankzij de vrouwenbeweging zal de vakbond als geheel sterker en actiever worden’, is hun rotsvaste overtuiging.
De politie is je beste vijand! Dagboek van Jan Willem van de Pol (Nederlandse Politie Bond) in Zimbabwe, mei 2006 Zimbabwe, het voormalige Rhodesië en ooit een Britse kolonie, wordt al geruime tijd met harde hand bestuurd door president Robert Mugabe, tevens leider van de ZANU-PF partij. Op papier is het land een democratische rechtsstaat, maar je hoeft geen insider te zijn om te weten dat Mugabe een dictatoriaal bewind uitoefent. Niet alleen is de wil van de president wet, hij vindt het bovendien geen enkel probleem om zichzelf op bepaalde punten boven de wet te plaatsen. Verenigd in de ZCTU-koepel vechten in Zimbabwe maar liefst 38 vakbonden gezamenlijk voor een menswaardig bestaan van hun leden. Dat doen ze in volstrekt dramatische omstandigheden. Zimbabwe kent een werkloosheid van 70 à 80 procent; de inflatie is de laatste vijf jaar opgelopen tot 1.000 procent. Inmiddels zijn circa twee miljoen van de veertien miljoen Zimbabwanen naar het buitenland gevlucht en kent het land naar schatting een miljoen weeskinderen – het gevolg van de massale sterfte, vooral aan de gevolgen van aids. Ondanks deze schrikbarende stand van zaken zouden wij tijdens het ZCTUcongres driehonderd vakbondscollega’s ontmoeten die de moed niet opgeven en blijven geloven in de mogelijkheid van betere tijden voor hun land.
Woensdag 17 mei: vertrek Op woensdag 17 mei verzamelde de FNV-delegatie zich op Schiphol: Peter Gortzak, algemeen secretaris van de FNV, Willem Noordman van FNV Bondgenoten, George de Roos van ABVAKABO FNV, Ton Rolvink van de Algemene Onderwijsbond, Corrie Roeper en Andriëtte Nommensen van FNV Mondiaal en ondergetekende. Bij aankomst op Schiphol bleek direct dat het menens zou worden: we kregen te horen dat de Noorse delegatie inmiddels zonder opgave van redenen Zimbabwe was uitgezet. FNV Mondiaal had voorbereidingen getroffen om dergelijke onaangename verrassingen zo veel mogelijk tegen te gaan. Onze komst was nadrukkelijk aangemeld bij het Ministerie van Arbeid en de ambassade was ingeseind dat we zouden komen. En we vlogen via Zuid-Afrika om zeker te zijn van een vlucht direct het land uit voor het geval dat…
Donderdag 18 mei: aankomst Op 18 mei daalden we rond het middaguur neer op het vliegveld van Harare. De prachtige ‘international airport’ bood een troosteloze aanblik: ons vliegtuig was het enige exemplaar dat op dat moment te zien was. Na het uitstappen volgde het eerste spannende moment. Zouden we een visum krijgen? Bijgestaan door een vertegenwoordiger van de ambassade bleek dat geen probleem. (Later hoorden we dat twee na ons arriverende buitenlandse delegaties de toegang tot Zimbabwe was geweigerd.) Nog dezelfde middag werden we allerhartelijkst ontvangen door de Nederlandse ambassadeur in Zimbabwe, Hans Heinsbroek. Met hem bespraken we de politieke situatie in het land en het (dis)functioneren van de zogenaamde
‘checks and balances’: vrijheid van drukpers, vrijheid van (vak)vereniging en dergelijke. De ambassadeur had een scherpe visie op de economische problemen van Zimbabwe en vertelde over het nauwelijks nog aanwezige investeringsklimaat en de voortdurende uitstroom van hoger opgeleide burgers die elders in Afrika gaan werken. Heinsbroek bleek goed op de hoogte van het wel en wee van de ZCTU. Hij liet weten benieuwd te zijn naar de uitkomst van het jubileumcongres, aangezien een effectieve vakbeweging volgens hem een belangrijke bijdrage kan leveren aan het zo broodnodige politieke hervormingsproces in het land. We beloofden hem na afloop verslag te komen doen.
Vrijdag 19 mei: eerste congresdag Grote solidariteit In de vroege ochtend togen we naar de kerk waar het congres gehouden zou worden. Dit godshuis was tevens een reusachtig evenementencomplex, gefinancierd door de welgestelde inwoners van Harare – want die heb je ook. We hadden geen idee wat het congres ons exact zou brengen, hoe het zou worden geleid, met wat voor sentimenten we te maken zouden krijgen en hoeveel delegaties het land waren binnengekomen. Saillant detail: op de deelnemerslijst stond ook de Zimbabwaanse minister van Arbeid. De eerste aanblik was overweldigend. Honderden kaderleden van de ZCTU waren al aanwezig, in rode T-shirts, met rode petten op en rode sjaals om. Ze voelden zich machtig en dat was een machtig gezicht. Binnen wachtten ons nog meer verrassingen. Om te beginnen bleek het de delegaties uit de Verenigde Staten, Canada, Engeland, Zweden, Finland en Denemarken te zijn gelukt de congreshal te bereiken, evenals
de delegaties van een aantal Afrikaanse landen. Al met al was een groot deel van de top van de internationale arbeidersbeweging aanwezig. Daarnaast personeel van een aantal ambassades en de Japanse ambassadeur zelfs in eigen persoon. Kortom: een enorm vertoon van solidariteit voor een vakbond die in bedroevende omstandigheden zijn werk moet doen. Een vakbond waarvan de leiders van tijd tot tijd opgepakt, vastgezet en in elkaar gemept worden, maar die zich altijd weer oprichten om hun idealen uit te dragen. Felle aanklacht Het begin van het congres was één groot ritueel met zang en dans, leuzen en moedbetuigingen. Gasten werden geïntroduceerd, toegezongen en geprezen. Met name ‘the veterans’ – de vakbondsstrijders van het eerste uur. Daarna ging het congres van start met een openingsrede door de vice-voorzitter. Die toonde zich dankbaar voor alle internationale hulp en solidariteit, maar sprak ook een felle aanklacht uit tegen de globalisering en de internationale rechtsorde. Zij hebben ervoor gezorgd, aldus de vice-voorzitter, dat het continent Afrika armer is dan ooit: ‘Honderdduizenden vinden de dood door ziektes als aids en malaria. Er vindt een enorme kapitaalvlucht plaats en miljoenen mensen zijn op de vlucht.’ Ook het Zimbabwaanse bewind kreeg er flink van langs. Het werd verantwoordelijk gehouden voor de economische malaise – ‘bijna een heel volk leeft momenteel onder de armoedegrens’ – en het vernietigen van de sociale infrastructuur. Aan het eind van de speech deed de vakbondsman echter een handreiking naar het bewind en stelde voor om in overleg te komen tot verbeteringen en oplossingen. De minister van Arbeid was zelf niet gekomen; hij had een van zijn ambtenaren gestuurd. Die begon zijn speech heel merkwaardig. Hij gaf aan de minister te vertegenwoordigen en namens hem ook in de ik-vorm te zullen spreken, maar onderstreepte vervolgens dat hij geen enkele verantwoordelijkheid voor de speech nam! Kan het nog zouter? Zijn tekst was overigens niet meer en niet minder dan een politiek correct verhaal met één redelijk belangrijk element, de erkenning van de waarde van vakbonden. FNV-solidariteitsbetuigingen Ook de FNV-delegatie kreeg het woord. Delegatieleider Gortzak beklemtoonde het belang van internationale solidariteit en de verschrikkelijke
Jan Willem van de Pol tijdens een ontspannend
ellende waarmee Zimbabwaanse werknemers geconfronteerd worden doordat ze geen enkele aanspraak kunnen maken op een voorziening voor hun primaire levensbehoeften. Aan het eind van zijn toespraak bood hij de ZCTU een grote hoeveelheid door FNV-leden geschreven solidariteitsbetuigingen aan. Aan het eind van de eerste dag was duidelijk te merken dat de stemming omsloeg. We bespeurden het ontstaan van een zekere angst bij kaderleden van de ZCTU en het ineens geheel verdwijnen van het bestuur. Naar de georganiseerde feestavond kwamen welgeteld tien kaderleden. Pas de volgende ochtend zou duidelijk worden wat er aan de hand was geweest.
Zaterdag 20 mei Een turbulente tweede congresdag Eigenlijk zou dit een congresdag moeten worden zoals de Nederlandse vakbonden die ook kennen: een dag waarop het algemene beleid wordt besproken, het financiële beleid wordt vastgesteld en congresvoorstellen worden behandeld. Het begin verliep echter volkomen anders! De dag was koud begonnen of de secretaris van de ZCTU meldde dat ‘elementen’ (lees: door de regering gesteunde vazallen) binnen de grootste ZCTU-bond (commercial services) geprobeerd hadden de legitimiteit van de afvaardiging ter discussie te stellen. Zij hadden daartoe een fraude-aanklacht ingediend bij de recht-
spelletje tafelvoetbal.
bank, wat ertoe had kunnen leiden dat het hele ZCTU-bestuur ogenblikkelijk was opgepakt. Kortom: een duidelijke poging om het congres op te blazen. Al gauw werd echter duidelijk dat de juristen van de ZCTU zich op briljante wijze hadden geweerd en het voor elkaar hadden gekregen dat de infiltranten met de staart tussen de benen het congres moesten verlaten. Als Nederlander kun je je nauwelijks voorstellen dat een regering een poging doet om door pure obstructie een vakbondscongres te laten ontsporen. In Zimbabwe gebeurde het, onder onze ogen! Uiteindelijk kon het congres gewoon doorgaan en werden alle punten één voor één afgehandeld. De verkiezing van het bestuur was één groot feest. Bij de herverkiezing van de voorzitter kwam een onbeschrijfelijke hoeveelheid emotie vrij. Een enorme ontlading van de opgebouwde spanning. Resoluties Tot slot werd een groot aantal resoluties aangenomen. Beleid waar de ZCTU de komende jaren werk van wil maken. Een greep uit de resoluties: • Het geven van maximale steun aan landarbeiders; • Het realiseren van een minimumloon dat bestaanszekerheid moet garanderen; • Het opzetten van programma’s voor jongeren; • Het verbeteren van de kwaliteit van kaderleden; • Het houden van grote ledenwervingsacties (de bonden groeien snel maar de organisatiegraad is relatief laag); • Het opzetten van actieplannen tegen corruptie; • Het opzetten van actieplannen binnen de vakbond voor de bestrijding van aids; • Het inzetten op onafhankelijkheid van welke politieke partij dan ook; • Het organiseren van meer vergaderruimten die niet door de politie worden verstoord; • Het organiseren van bijstand/vergoedingen voor (kader)leden die tijdens vakbondsacties door de politie in elkaar worden gemept; • Het verzorgen van bijstand voor de gezinnen van (kader)leden die tijdens vakbondsacties door politie worden aangehouden en vervolgens vastgezet. Gevreesde sterke arm Uit de laatste drie resoluties wordt één ding pijnlijk duidelijk: in Zimbabwe is de politie je beste vijand! Het was dan ook te begrijpen dat ik in eerste instantie telkens maar weer aan de
aanwezige gedelegeerden moest uitleggen dat ik bij een politiebond werk die NIET onder controle van de overheid staat. Dat werd gelukkig wat minder nadat de voorzitter van de ZCTU zijn NPB-relatiegeschenk (een stropdas) als een soort trofee aan het congres toonde en vertelde dat er ook een vertegenwoordiger aanwezig was van een Nederlandse politiebond die zich solidair toonde met ‘the workers of Zimbabwe’. Groot applaus was toen zijn (en ook wel ons) deel.
Zondag 21 mei Terug naar Nederland Zoals beloofd gingen we vooraf eerst nog even bij ambassadeur Heinsbroek langs om hem in zijn dienstwoning bij te praten en deelgenoot te maken van de congresuitgangspunten. Hij liet weten zeer actief te willen participeren op het gebied van de rechtsbijstand aan de kaderleden; het gaat dan per slot van rekening om het verdedigen van mensenrechten. De ambassadeur kondigde aan daarover in gesprek te zullen gaan met ZCTU. Pure winst dus! Een zeer intensief en bewogen bezoek van de sterke Nederlandse vakbeweging aan Afrikaanse collega’s was voorbij. Hoewel het verdriet dat de mensen in Zimbabwe wordt aangedaan veel indruk heeft gemaakt, overheerst een gevoel van de hoop. De hoop die we in de ogen van onze collega’s in Zimbabwe zagen. Er lopen in dat land een stelletje helden rond die strijden tegen onrecht en dat zelfs onder enorme druk blijven doen. Het kleine beetje steun dat vrije westerse vakbonden ze kunnen bieden, houdt het moreel hoog en draagt ertoe bij dat ze niet breken. Dat werd nog eens duidelijk verwoord tijdens de afscheidsborrel die we met het bestuur hadden na het congres. Eén keer opgepakt worden, ach. Een tweede keer, maakt niet uit. De derde keer, we houden stand. Maar als je voor de vierde keer die smerige cel zonder sanitaire voorzieningen in moet, begint de twijfel toch een beetje te knagen. Maar dan zijn er die mensen uit verre landen die je blijvend steunen. Die proberen door hun aanwezigheid te laten zien dat je voor de goede zaak staat. Dat geeft kracht. Dat hoorden we in ZuidAfrika en dat hoorden we nu weer van ieder kaderlid dat we spraken. Jan Willem van de Pol NPB mei 2006
Wit-Rusland In maart 2006 won president Loekasjenko (aan de macht sinds 1994) met ruim 80 procent van de stemmen de presidentsverkiezingen. Waarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), verklaarden de verkiezingen ondemocratisch, de VS verklaarden ze ongeldig, en duizenden demonstranten op het Oktoberplein in de hoofdstad Minsk trotseerden dagenlang de kou om te protesteren tegen de verkiezingsfraude. Honderden arrestaties werden verricht, ook onder activisten van de onafhankelijke vakbonden. De BKDP heeft zich als vakbond buiten de verkiezingsstrijd gehouden, maar gaf haar activisten carte blanche om mee te doen aan de protestacties. De onafhankelijke bond REP(AM) nam wel actief deel aan de protesten. Haar kantoor fungeerde als een van de actiecentra en stond zodoende bloot aan intimidatie door de KGB. Wit-Rusland is al jaren Europees koploper op het gebied van repressie tegen vakbondsmensen. Het land is officieel een democratie, maar in de praktijk een dictatuur, met een grondwet toegesneden op de persoonlijke belangen van de president. In december 2006 heeft de EU besloten de handelspreferenties aan Wit-Rusland op te schorten. FNV Mondiaal heeft zich jarenlang ingezet voor de campagne die tot deze beslissing heeft geleid. Zij heeft gelobbyd bij de Nederlandse regering, de EU en de ILO, en heeft vakbondsleiders uit Wit-Rusland in contact gebracht met Europarlementariërs en ambtenaren van de Europese Commissie. In 2004 heeft de ILO een vernietigend onderzoeksrapport gepresenteerd over de schendingen van vakbondsrechten in Wit-Rusland. De EU en de ILO hebben de regering meerdere malen tijd gegeven de situatie te verbeteren, maar Loekasjenko heeft de aanbevelingen van het ILO-rapport grotendeels in de wind geslagen. De sancties, die medio 2007 zullen ingaan, kosten Wit-Rusland naar verwachting vierhonderd miljoen dollar per jaar en raken vooral de textiel- en houtexport. De FNV geeft al een aantal jaren steun aan democratische krachten binnen de vakbeweging van Wit-Rusland. In 2006 is het Gender Equality Project van start gegaan. FNV Bondgenoten financiert het project en FNV Mondiaal is verantwoordelijk voor monitoring en procesbewaking. Vrouwenorganisaties van de BKDP en de REP(AM) worden begeleid in hun inzet om vrouwenonderwerpen op de vakbondsagenda en vrouwen aan de onderhandelingstafel te krijgen. Op die manier dragen zij bij aan de democratisering van de vakbeweging in het algemeen. Een ander project dat FNV Mondiaal steunt is www.bulletinonline.org. In een land waar persvrijheid een schaars goed is, wordt hiermee aan
veelal jonge vakbondsjournalisten, journalisten uit bedrijven en lokale ngo’s de mogelijkheid geboden tot onafhankelijke berichtgeving. Ze worden ondersteund door een helpdesk en krijgen schrijftrainingen.
Zimbabwe Zimbabwe had jarenlang een van de best functionerende vakbewegingen van het Afrikaanse continent. Tegenwoordig is haar bewegingsvrijheid minimaal en is intimidatie en vervolging van vakbondsleiders aan de orde van de dag. Toch is de Zimbabwaanse vakbeweging misschien wel de belangrijkste factor bij het verdedigen van de democratie in het land dat geteisterd wordt door de ijzeren vuist van Mugabe. En daarom zet de FNV haar jarenlange samenwerkingsrelatie met de Zimbabwaanse vakbeweging voort. Dat deze steun niet tevergeefs is, werd duidelijk gemaakt tijdens het congres van de ZCTU (Zimbabwe Congress of Trade Unions, de grootste vakcentrale met 35 lidbonden) in mei 2006. De zevenkoppige delegatie van de FNV onder leiding van FNV-bestuurder Peter Gortzak was zeer onder de indruk van de professionele manier waarop de ZCTU
Peter Gortzak spreekt het congres van de ZCTU toe. Naast hem zijn de solidariteitskaarten uit Nederland zichtbaar.
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 51
tegen de toegenomen armoede, de gierende inflatie (1000 procent per jaar) en de krimpende arbeidsmarkt, en vóór betere beschikbaarheid van aidsremmers (elke Zimbabwaanse werknemer betaalt hiv/aidsbelasting, maar in de praktijk zijn aidsremmers niet te krijgen). In verschillende steden raakten de demonstranten gewond door politiegeweld. De algemeen secretaris van de ZCTU, Wellington Chibebe, moest in het ziekenhuis worden opgenomen met hoofdwonden en een gebroken arm; voorzitter Lovemore Matombo en vice-voorzitter Lucia Matibenga werden in hechtenis mishandeld. FNV Bondgenoten, ABVAKABO en de Nederlandse Politiebond hebben financieel bijgedragen aan de juridische kosten. Daarnaast werd een schrijfactie georganiseerd.
Solidariteitskaarten werden onder meer op de EVS Afrikadag opgehaald.
haar congres leidde: een open en inhoudelijke discussie, een accurate presentatie van cijfers en transparante verkiezingen. Ook de slagvaardigheid waarmee de juridische afdeling van de ZCTU de onvermijdelijke poging tot sabotage van het congres door de overheid wist te vermijden, oogstte ontzag. Voorafgaand aan het congres heeft de ZCTU met steun van FNV Mondiaal een Europese lobbytour gehouden om duidelijk te maken hoe belangrijk de aanwezigheid van internationale gedelegeerden zou zijn, juist ook om ergere incidenten te voorkomen. Aan hun oproep is breed gehoor gegeven. Zelfs de algemeen secretaris van het IVVV was aanwezig, alsook een afgevaardigde van de ILO. De Nederlandse delegatie had wel een heel bijzonder solidariteitssymbool bij zich: kaarten met schriftelijke steunbetuigingen verzameld op FNV-bijeenkomsten in Nederland, die samen een afbeelding vormden van een krachtig gebalde vuist. De FNV beschouwt het normaal gesproken niet als haar taak om vaste kosten voor organisaties te betalen. Echter, bij wijze van uitzondering hebben Nederlandse bonden - net als vakbonden uit onder andere Scandinavië, de Verenigde Staten en Ghana - uit lidmaatschapsgeld direct bijgedragen aan het ZCTUcongres. In Zimbabwe is het voor de vakbeweging nagenoeg onbegonnen werk om reserveringen te maken voor congressen als deze: de maandelijkse bijdragen van de Zimbabwaanse lidbonden verdampen simpelweg door de enorme inflatie. De FNV heeft in september 2006 opnieuw de ZCTU gesteund. De aanleiding hiervoor waren de landelijke demonstraties die de ZCTU had georganiseerd
52 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
FNV Mondiaal maakt deel uit van Zimbabwe Watch, een samenwerkingsverband tussen Nederlandse ngo’s en de FNV, en stemt haar projecten in Zimbabwe verder af met vakcentrales uit Scandinavië. In 2006 heeft er een evaluatie plaatsgevonden van het reguliere programma met de ZCTU, gesteund door FNV Mondiaal en deze partners in de periode 2003-2005. De bevindingen waren onder andere dat het ledenaantal gegroeid was en de leden buiten de hoofdstad, in de districten, beter bereikt werden. De monitoring en rapportage over het werk was verbeterd. Concrete resultaten waren de training van tweehonderd paralegals, die het merendeel van de vijfhonderd zaken die zij aanspanden ook wonnen, de verlaging van de maximum inkomensbelasting van 45 procent naar 35 procent, en de verbeterde moederschapsvoorzieningen: van negentig dagen met 75 procent salaris naar 98 dagen met vol salaris. Al met al een bemoedigende evaluatie. ‘Dat zelfs ondanks een onderdrukkende wetgeving en slechte economische omstandigheden verbetering mogelijk blijkt, is een fantastisch compliment voor de ZCTU en voor de steun die we geven’, aldus Corrie Roeper van FNV Mondiaal. Zij benadrukt dat de grote aandacht voor Zimbabwe in het regionale scholingsprogramma gerechtvaardigd is. Tevens geeft de evaluatie aan dat er meer ingezet moet worden op grotere samenwerking tussen de ZCTU en andere civil society organisaties die strijden tegen Mugabe’s repressieve wetgeving.
China In oktober 2006 hebben FNV-bestuurders en kaderleden samen met FNV Mondiaal een werkbezoek gebracht aan China. Deze reis stond voor een groot deel in het teken van maatschappelijk verantwoord ondernemen en is daarom uitgebreid besproken in hoofdstuk twee. Leden van de delegatie hebben de
zogenaamde labour-ngo’s bezocht die partners zijn van FNV Mondiaal. De FNV volgt de officiële lijn van de internationale vakbeweging en onderhoudt geen contacten met de staatsvakbond All China Federation of Trade Unions (ACFTU) aangezien dit geen onafhankelijke federatie is. De FNV bezocht het International Hong Kong Liaison Office (IHLO) en ook het China Labour Bulletin, opgericht door de Chinese dissident Han Dong Fan. Hij zei over het FNV-bezoek aan China: ‘Ik was enorm onder de indruk van de manier waarop de delegatie met een open blik en niet vooringenomen alles wilde onderzoeken: hoe ziet de officiële vakbond eruit, hoe worden de arbeiders behandeld, hoe werken de bedrijven? Ze vermeden geen enkele moeilijke plek, zoals andere vakbondsdelegaties, enigszins schuldbewust, wel vaak doen. Ze wilden zelf eerst alles met eigen ogen zien voordat ze tot een besluit kwamen. Ik moet zeggen dat de FNV door haar open benadering de meest indrukwekkende delegatie is die ik ooit in Hong Kong heb ontmoet.’ En wat betreft de volgende stap: ‘De FNV zou haar observaties en gevoelens van deze waardevolle reis moeten delen met andere vakbonden in Europa. En nu is het ook tijd dat zij als vakfederatie haar strategie bepaalt voor het ondersteunen van Chinese arbeiders en het benaderen van de Nederlandse bedrijven.’ In China vinden jaarlijks ongeveer tachtigduizend gewelddadige arbeidsconflicten plaats. En dit is nog maar het officiële cijfer. De conflicten gaan over achterstallig loon of de onteigening van land en vaak ook betreft het de abominale veiligheids- en gezondheidsomstandigheden in Chinese fabrieken. De exwerknemers van batterijfabrikant Gold Peak Industries die vergiftigd zijn door cadmium, strijden al jaren voor compensatie. FNV Mondiaal blijft hen, en ook silicoseslachtoffers uit de diamantindustrie, in hun internationale campagne steunen.
spraken van ‘een zinderend congres’. Op de agenda stonden drie controversiële punten. De tweeduizend aanwezige leden hebben gestemd voor hervorming van de CUT van zevenhonderd bedrijfsbonden naar achttien sectorbonden. Dit is het resultaat van een jarenlang proces van vakbondsversterking en modernisering, dat FNV Mondiaal samen met de Scandinavische vakcentrales heeft ondersteund. Patricio Sambonino, permanent consultant van FNV Mondiaal in Latijns-Amerika: ‘Dit besluit markeert het begin van een nieuwe weg. Een lange weg, dat wel. Als de CUT in staat is deze enorme verandering daadwerkelijk door te voeren, dan zal het als een voorbeeld dienen voor vakbonden in de hele regio.’ Een tweede heikel punt betrof het al dan niet aangaan van de sociale dialoog. De radicale minderheid binnen de CUT was hier lang tegen. Zij beschouwden praten met de overheid en werkgevers als een uitlevering aan de verrader. Nommensen: ‘Uiteindelijk was het stemgedrag bepalend, en niet de hoeveelheid herrie die de tegenstanders maakten. Het congres heeft voor de sociale dialoog en voor de tripartiete overeenkomst gekozen.’ De overeenkomst omvat de promotie van decent work en de verdediging van fundamentele arbeids- en vakbondsrechten. Eind 2006 is er een permanent ILO-kantoor geopend in Colombia, dat de vakbondsrechten gaat monitoren. Ook aan dit resultaat, dat van grote politieke betekenis is, heeft FNV Mondiaal door haar aanhoudende internationale lobbyactiviteiten een belangrijke bijdrage geleverd. Peter Gortzak was door de CUT gevraagd om de opening van het ILO-kantoor bij te wonen. Net als in Zimbabwe, betekent internationale steun en solidariteitsbetuiging voor de Colombiaanse vakbeweging meer dan het spreekwoordelijke hart onder de riem. Tenslotte heeft het congres ook gekozen voor aansluiting van de CUT bij het IVVV (nu IVV/ITUC). Met het schrijven van ontwerpresoluties en haar onderhandelingen met het CUT-bestuur heeft de Escuela Nacional Sindical (ENS), de vakbondsschool die een partner is van FNV Mondiaal, een grote rol gespeeld in het voorbereidingstraject van dit historische congres.
Colombia Álvaro Uribe, die bekend staat als een conservatieve hardliner, is in mei 2006 herkozen als president van Colombia. Vier jaar geleden beloofde hij de guerrilla te verslaan. Dat is niet gelukt, maar 62 procent van de stemmers had blijkbaar nog voldoende vertrouwen in hem. Wel heeft Uribe duizenden paramilitairen zo ver gekregen dat ze hun wapens inleverden. Colombia is ernstig ontwricht door de burgeroorlog en ook de vakbondsrechtensituatie in het land is ver beneden peil. Des te belangrijker is de uitkomst van het congres van de Central Unitaria de Trabajadores de Colombia (CUT), de grootste van de drie vakcentrales in Colombia, dat in augustus 2006 plaatsvond. FNV-bestuurder Peter Gortzak en FNV Mondiaal beleidsmedewerker Andriëtte Nommensen vertegenwoordigden de Nederlandse vakbeweging en
Informatiestand van de ENS op het CUT-congres
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 53
Een bijzondere actie vond plaats in Eindhoven tijdens de kwalificatiewedstrijd Nederland – Wit-Rusland op 6 september 2006, georganiseerd door FNV Mondiaal samen met Amnesty International en Mission to Minsk. Meer dan dertig actievoerders hebben rondom het stadion bandana’s met de tekst ‘Vrij Wit-Rusland’ – in het Russisch – uitgedeeld en 1500 handtekeningen opgehaald. Een symbolisch tentenkamp was opgezet aan het Catharineplein in het centrum van de stad. Het doel was bewustwording bij voetbalfans, media-aandacht voor de vakbondsrechtenschendingen in Wit-Rusland en het actief steun betuigen aan de oppositie. De actie is aangekondigd in het actualiteitenprogramma Netwerk en Radio 1 heeft ter plekke een reportage gemaakt. Ook de regionale media hebben de actie uitgebreid onder de aandacht gebracht. De websites van de oppositie en www.bulletinonline.org hebben uitgebreid en met foto’s bericht over de actie. FNV-voorzitter Agnes Jongerius was bij de actie aanwezig. Het FNV Schrijversnetwerk heeft het afgelopen jaar opnieuw schrijfacties gevoerd voor vakbondsleden en –activisten wereldwijd die worden bedreigd, gevangen gezet zijn of zelfs de doodstraf over zich hebben horen uitspreken. In 2006 reageerden bijna vijfhonderd leden op uiteenlopende gevallen zoals de frauduleuze verkoop en sluiting van een fabriek van Hindustan Lever, de Indiase dochter van Unilever, en de arrestatie en mishandeling van vakbondsleden in Zimbabwe. Ook schreven zij het Internationaal Olympisch Comité aan met de oproep zich sterk te maken voor betere arbeidsomstandigheden bij de productie van kleding met het Olympisch logo. De schrijfactie voor de vrijlating van Kassahun Kabede, voorzitter van de Ethiopian Teachers Association (ETA), werd mede gesteund door de AOb en de wereldwijde vakbondsfederatie Education International. Dat de inspanningen van het Schrijversnetwerk tot resultaat kunnen leiden, werd opnieuw bewezen in het geval van Mansour Osanloo, de voorzitter van de Iranese vakbond voor busmaatschappijen. Na wereldwijde protestacties tegen zijn gevangenschap, waaronder de schrijfactie van FNV Mondiaal, werd hij in december 2006 vrijgelaten. Hoewel dit een bemoedigend resultaat is, blijft actie voor het respecteren van de vakbondsrechten door de Iranese overheid een absolute must. Agnes Jongerius schreef namens de FNV acht protestbrieven naar de regeringen van Zimbabwe, Guinee, China, Indonesië en Colombia.
54 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
FNV Mondiaal heeft een klein programma lopen in Guinee, ook een land met een zeer repressief bewind. Vorig jaar is daar geprobeerd de vakbondsrechten terug te draaien. Er werd een staking georganiseerd en Mondiaal heeft steun betuigd en protesten gestuurd. Het omstreden wetsvoorstel is teruggedraaid en er is weer een overwinning behaald op het terrein van vakbondsrechten. Tijdens haar jaarlijkse internationale dag zet FNV Bondgenoten de schijnwerpers op het werk en de projecten die zij financiert en met steun van FNV Mondiaal uitvoert, om bij te dragen aan democratisering en versterking van vakbonden in het Zuiden en Oost-Europa. Op 9 juni 2006 stond deze dag in het teken van ‘Vakbondsrechten Wereldwijd’. Werknemers van multinationals, kaderleden en FNVbestuurders die actief zijn in het internationale vakbondswerk vertelden hun verhaal.
4
Interne organisatie
Bestuur FNV Mondiaal Het bestuur van FNV Mondiaal bestond eind 2006 uit de volgende personen: Edith Snoey André Dumont Dick van Haaster Henk van der Kolk Eiko de Vries Tjeerd Pietersma Hans Verploeg Peter Gortzak Leo Hartveld Dian van Unen
ABVAKABO FNV AOb FNV Bouw FNV Bondgenoten FNV Horecabond FNV KIEM NVJ FNV (voorzitter) FNV (penningmeester) FNV (secretaris)
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 55
Personele ontwikkelingen In 2006 zijn de volgende personen op basis van vervanging bij FNV Mondiaal komen werken: Wim Mellink, Leonie McCann. Rony van der Hoeven, secretaresse Projecten, heeft de afdeling verlaten en is opgevolgd door Marlyn Jane Weerden. Bert Simons, projectbeheerder Afrika, heeft ook de afdeling verlaten en is opgevolgd door Tendayi Matimba.
Eind 2006 waren de volgende personen werkzaam op de afdeling FNV Mondiaal: Dian van Unen Corrie Roeper Jeroen Strengers Annie van Wezel Leo Mesman Wilma Roos Tjalling Postma Astrid Kaag Mario van der Luytgaarden Andriëtte Nommensen Ruth Vermeulen Marjan Brunner Tendayi Matimba Maria Beccari Annemarie ten Cate Jacqueline Kodden Ank de Klein Marion van Doorm Marlyn Jane Weerden Hanny Cohen Nanet Castillo
hoofd van de afdeling beleidsmedewerker IS* Afrika beleidsmedewerker IS Latijns-Amerika en Caribisch gebied beleidsmedewerker IS Azië en Midden-Oosten beleidsmedewerker IS Midden- en Oost-Europa beleidsmedewerker IS Wereldwijd beleidsmedewerker IS Monitoring & Evaluatie beleidsmedewerker IS Lobby & Campagnes beleidsmedewerker IS Lobby & Campagnes beleidsmedewerker IS Lobby & Campagnes beleidsmedewerker IS Lobby & Campagnes medewerker Lobby & Campagnes projectenbeheerder Afrika projectenbeheerder Latijns-Amerika en Caribisch gebied projectenbeheerder Azië en Midden-Oosten projectenbeheerder Midden- en Oost-Europa projectenbeheerder Wereldwijd coördinator secretariaat / secretaresse Lobby & Campagnes secretaresse Projecten secretaresse Projecten secretaresse Projecten
* IS = Internationale Samenwerking
56 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
Bijlage 1
Feiten en cijfers
Bestedingsoverzicht Beschikbare middelen In 2006 zijn de beschikbare middelen voor het VMP toegenomen van 11,6 miljoen naar 11,9 miljoen euro (zie figuur 1). Zoals te zien in tabel 2 heeft de FNV naast de middelen van het VMP ook kunnen beschikken over middelen uit het FNV Mondiaal Solidariteitsfonds en de Solidariteitsfondsen van FNV Bondgenoten, ABVAKABO FNV, FNV Bouw en AOb. FNV Mondiaal ging in 2005 een totaal van 115 nieuwe projectverplichtingen aan voor een bedrag van ruim 7,5 miljoen euro. Dit is tien miljoen euro minder dan in 2005, een afname van 58 procent. Dit heeft met name te maken met de grote hoeveelheid meerjarige committeringen die we de afgelopen jaren zijn aangegaan, waardoor er dit jaar een stuk minder ruimte was voor nieuwe committeringen. Uit de middelen van het vakbondsmedefinancieringsprogramma VMP (zie ook tabel 2) zijn in 2006 78 nieuwe projectverplichtingen aangegaan voor een bedrag van 5,8 miljoen euro. Dit is 10,5 miljoen euro minder dan in 2005, oftewel een daling van 65 procent. Naast de 78 ten laste van het VMP, zijn er dit verslagjaar 37 projecten ten laste van de diverse solidariteitsfondsen gekomen: één project uit het FNV Mondiaal Solidariteitsfonds, 21 werden toegekend uit het Solidariteitsfonds FNV Bondgenoten, wederom zes uit het Solidariteitsfonds ABVAKABO FNV, drie uit het Solidariteitsfonds FNV Bouw, nieuw één uit het Solidariteitsfonds AOb en vijf uit overige vakbondsgerelateerde fondsen, zoals directe cao-bijdragen en een FNV Vrouwenfonds. Het aantal projectverplichtingen aangegaan uit de FNV Solidariteitsfondsen uitgedrukt in aantallen vertoont dus een fikse toename van vijftien in vergelijking met vorig jaar. In totaal is er in 2006 voor 1.749.908,- aan projecten goedgekeurd uit de eigen middelen van de FNV Solidariteitsfondsen, in percentages uitgedrukt wederom een stijging, nu van 55 procent ten opzich-
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 57
Figuur 1: Beschikbare middelen van het VMP in de jaren 1998-2006
Miljoenen euro's 12
10
8
6
4
2
0 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Tabel 2: Goedgekeurde projecten in 2006 naar herkomst van middelen Committering
Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) FNV Mondiaal Solidariteitsfonds Solidariteitsfonds FNV Bondgenoten
Aantal
Percentage
Euro
78
68%
5.818.158
Percentage 77%
1
1%
21.075
<1%
21
18%
1.256.173
17%
Solidariteitsfonds ABVAKABO FNV
6
5%
159.557
2%
Solidariteitsfonds FNV Bouw
3
3%
126.534
2%
Solidariteitsfonds AOb
1
1%
99.900
1%
Overige (w.o. directe cao-bijdragen)
5
4%
86.669
1%
115
100%
7.568.066
100%
Totaal
te van 2005. Hiermee stellen we over de afgelopen twee jaar een stijgende lijn vast in de hoeveelheid middelen die vanuit de solidariteitsfondsen gecommitteerd worden, bijna een kwart is nu afkomstig uit deze middelen. Deze toename is terug te vinden in de bedragen die per fonds zijn gecommitteerd. Ten laste van het Solidariteitsfonds FNV Bondgenoten is het bedrag gestegen met 56 procent van 804.371,- naar 1.256.173,-, wat daarmee veruit het grootste fonds is. Ten laste van het Solidariteitsfonds FNV Bouw is het bedrag gestegen met 47 procent van 17.583,- naar 126.534,-. Afnamen met kleine bedragen vonden plaats in de bedragen ten laste van het FNV Mondiaal Solidariteitsfonds met 79 procent van 100.415,- naar 21.075,- en Solidariteitsfonds ABVAKABO FNV met 21 procent van 202.220,- naar 159.557,-. Er zijn twee nieuwe bronnen bijgekomen ten opzichte van vorig jaar, namelijk Solidariteitsfonds AOb met 99.900,- en overige fondsen met 86.669,-. De omvang van de totale projectverplichtingen per
58 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
31 december 2006, inclusief de verplichtingen die in voorgaande jaren zijn aangegaan voor 2006 en verdere jaren, komt uit op een bedrag van ruim twaalf miljoen euro. Dit betekent een daling van 34 procent ten opzichte van 2005. Inclusief de nieuwe goedgekeurde projecten had de FNV in 2006 285 lopende projectverplichtingen. Dat zijn projecten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan in het verslagjaar of eerder en waarvoor betalingen verricht moeten worden. Hiervan kregen er 228 financiering uit de middelen van het VMP, twee uit de middelen van het FNV Mondiaal Solidariteitsfonds, 36 uit het Solidariteitsfonds FNV Bondgenoten, negen uit het Solidariteitsfonds ABVAKABO FNV, vier uit het Solidariteitsfonds FNV Bouw, één uit solidariteitsfonds AOb en vijf uit overige fondsen. Een aantal projecten kreeg dus financiering uit meerdere middelen. Vergeleken met vorig jaar is er in dit jaar sprake van een daling van 1 procent.
Figuur 3: Regionale verdeling van het aantal nieuwe projectverplichtingen en committeringen binnen het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) over 2006 en 2005 2006 aantal projectverplichtingen
2006 committering (euro)
III Afrika 22 (28%)
III Afrika 1.111.081 (19%)
III Azië 23 (29%)
III Azië 1.600.375 (28%)
III Latijns-Amerika 18 (23%)
III Latijns-Amerika 2.167.128 (37%)
III Midden- en Oost-Europa 6 (8%)
III Midden- en Oost-Europa 627.410
III Wereldwijd 9 (12%) Totaal 78
(11%) III Wereldwijd 312.164 (5%) Totaal 5.818.158
2005 aantal projectverplichtingen
2005 committering (euro)
III Afrika 46 (37%)
III Afrika 6.257.309 (38%)
III Azië 27 (21%)
III Azië 4.105.811 (25%)
III Latijns-Amerika 25 (20%)
III Latijns-Amerika 2.640.908 (16%)
III Midden- en Oost-Europa 9 (7%)
III Midden- en Oost-Europa 667.765
III Wereldwijd 19 (15%) Totaal 126
(4%) III Wereldwijd 2.716.658 (17%) Totaal 16.388.451
Figuur 4: Regionale verdeling van de projectbetalingen uit het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) over 2006 en 2005 2006 euro
2005 euro
III Afrika 2.977.919 (30%)
III Afrika 4.346.746 (36%)
III Azië 2.830.365 (29%)
III Azië 2.320.260 (19%)
III Latijns-Amerika 2.449.926 (25%)
III Latijns-Amerika 2.878.118 (24%)
III Midden- en Oost-Europa 470.282
III Midden- en Oost-Europa 603.299
(5%) III Wereldwijd 1.097.942 (11%) Totaal 9.826.434
Verdeling per regio van de projectverplichtingen uit VMP Het totale aantal VMP-projecten dat in 2006 werd goedgekeurd, is gedaald van 126 naar 78. De verdeling naar continent laat zien dat het aantal goedgekeurde projectverplichtingen in 2006 voor Afrika gedaald is met 24 van 46 naar 22, in Azië gedaald is met vier van 27 naar 23, in Latijns Amerika met zeven van 25 naar achttien, in MOE met drie van negen naar zes en wereldwijd met tien van negentien naar negen. De gezamenlijke committering in euro’s uit het VMP voor Afrika, Azië en Latijns- Amerika was in 2005 79 procent van de totale committering, dit is gestegen
(5%) III Wereldwijd 1.888.931 (16%) Totaal 12.037.354
naar 84 procent in 2006. Deze lichte stijging heeft voornamelijk te maken met een afname van committeringen op het gebied van Wereldwijde projecten (zie ook figuur 3). Verdeling per regio van projectbetalingen uit VMP Gedurende het jaar 2005 werd 9.826.434,- uit de beschikbare middelen van het VMP overgemaakt voor de uitvoering van goedgekeurde projecten. Dit is een afname van 18 procent ten opzichte van 2005. Hiervan ging er bijna drie miljoen euro naar Afrika, 2,8 miljoen euro naar Azië, bijna 2,5 miljoen euro naar Latijns-Amerika, zo’n 470.000,- naar Midden- en Oost-Europa en ruim een miljoen euro
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 59
Figuur 5: Regionale verdeling van de committeringen uit eigen middelen van de gezamenlijke FNVsolidariteitsfondsen over 2006 en 2005 2006 aantal projectverplichtingen
2006 committering (euro)
III Afrika 13 (35%)
III Afrika 284.132 (16%)
III Azië 7 (19%)
III Azië 262.639 (15%)
III Latijns-Amerika 3 (8%)
III Latijns-Amerika 9.857 (1%)
III Midden- en Oost-Europa 9 (24%)
III Midden- en Oost-Europa 764.848
III Wereldwijd 5 (14%) Totaal 37
(44%) III Wereldwijd 428.432 (24%) Totaal 1.749.908
2005 aantal projectverplichtingen
2005 committering (euro)
III Afrika 2 (9%)
III Afrika 56.923 (5%)
III Azië 4 (18%)
III Azië 137.084 (12%)
III Latijns-Amerika 2 (9%)
III Latijns-Amerika 20.014 (2%)
III Midden- en Oost-Europa 11 (50%)
III Midden- en Oost-Europa 814.100
III Wereldwijd 3 (14%) Totaal 22
(72%) III Wereldwijd 96.469 (9%) Totaal 1.124.590
Figuur 6: Kanalisatie van betalingen uit het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) over 2006 en 2005
2006 betaling (euro) III Bilateraal 5.407.101 (55%) III GUF’s 3.420.961 (35%)
in 2005 (zie ook figuur 4). Vergelijken we het verdelingspatroon in percentages van 2006 met dat van 2005 dan zien we een toename voor de regio Azië, een fikse afname in betalingen voor de regio Afrika en de wereldwijde projecten. Latijns-Amerika en MOE blijven gelijk wat percentages betreft.
III IVVV 272.663 (3%) III Overig 725.710 (7%) Totaal 9.826.434
2005 betaling (euro) III Bilateraal 5.892.318 (49%) III GUF’s 4.655.448 (39%) III IVVV 267.914 (2%) III Overig 1.221.675 (10%) Totaal 12.037.354
naar Wereldwijde projecten. Vergelijken we deze bedragen met vorig jaar, dan zien we een omgekeerd beeld. Deze keer is het alleen voor de regio Azië een stijging in vergelijking met 2005, naar de overige regio’s is er in 2006 minder overgemaakt dan
60 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
Verdeling per regio van projectverplichtingen uit FNV-solidariteitsfondsen Zoals reeds gesteld is over 2006 het aantal projectverplichtingen te financieren uit de gezamenlijke FNV Solidariteitsfondsen gestegen van 22 naar 37. Wat regionale verdeling betreft gingen er dit verslagjaar drie projectverplichtingen naar Latijns-Amerika, de rest werd verdeeld over Azië met zeven, Wereldwijd met vijf, Afrika met wel dertien en Midden- en Oost-Europa met negen. MOE is de bijzondere plaats die het gewoonlijk inneemt in dit rijtje kwijt. In 2005 legde de regio nog beslag op 72 procent van het totale gecommitteerde budget van de FNV-fondsen. Dit jaar is dit ‘slechts’ 44 procent, overigens nog steeds wel het grootste deel, vanwege het feit dat we in MOE deels samenwerken met partners in landen die tot nu toe buiten de DAC-lijst vielen en dus niet in aanmerking komen voor financiering vanuit het VMP-fonds. Echter het feit dat we dit jaar een stuk minder de beschikking hadden over ongecommitteerde VMP-middelen, heeft er voor gezorgd dat de andere regio’s meer gebruik hebben gemaakt van de FNV-solidariteitsfondsen. (zie ook figuur 5).
Tabel 7: Specificatie van de betalingen uit het VMP aan de Global Union Federations (GUF’s) over 2006 en 2005 GUF:
2006
2005
Betaling (euro)
Percentage
Betaling (euro)
Percentage
821.946
24%
1.172.950
25%
0
0%
208.323
4%
23.548
1%
0
0%
BWI (bouw en hout) EI (onderwijs) FIM (muziek) ICEM (chemie en mijnbouw)
305.818
9%
255.431
5%
IMF (metaal)
29.100
1%
61.300
1%
ITF (vervoer)
211.868
6%
311.154
7%
ITGWLF (textiel en leer)
483.762
14%
539.811
13%
IUF (voeding en landbouw)
193.742
6%
48.778
1%
1.068.630
31%
1.347.003
29%
PSI (overheid) UNI (grafisch, media en amusement) Totaal
282.547
8%
710.698
15%
3.420.961
100%
4.655.448
100%
Tabel 8: Regionale verdeling naar speerpunt van betalingen uit VMP en de eigen middelen van de gezamenlijke FNV-solidariteitsfondsen over 2005 en 2004 Afrika
Speerpunt
2006
Azië
Latijns-
Midden- en
Amerika
Oost-Europa
Wereldwijd
Totaal
%
euro
%
euro
%
euro
%
euro
%
euro
%
euro
Bevordering vakbondsrechten
16
246.450
32
482.801
41
629.525
7
99.835
4
65.128
100
1.523.739
Maatschappelijk verantwoord
7
121.399
13
208.906
50
823.112
3
55.344
27
446.294
100
1.655.055
34
2.701.240
25
1.983.743
17
1.295.541
11
893.628
12
970.034
100
7.844.186
42
1.809.026
12
528.282
18
759.679
15
659.293
13
566.765
100
4.323.045
23
348.187
38
563.877
23
352.968
11
165.002
5
72.637
100
1.502.671
ondernemen Vakbondsversterking en vernieuwing • Vakbondsopbouw en ondersteuning • Versterking van de positie van vrouwen • Bestrijding van kinderarbeid
16
95.444
66
406.918
11
70.090
7
42.583
0
0
100
615.035
• Organisatie en
25
229.369
50
461.645
12
112.804
3
26.750
11
97.904
100
928.472
• Hiv/aids
46
219.214
5
23.021
0
0
0
0
49
232.728
100
474.963
Geen speerpunt
12
40.000
31
101.806
10
32.315
36
118.482
12
39.731
100
332.334
belangenbehartiging in de informele economie
Speerpunt
2005
Bevordering vakbondsrechten
31
595.787
25
478.316
36
681.887
4
76.528
3
64.584
100
1.897.103
Maatschappelijk verantwoord
10
198.256
7
137.013
42
871.612
8
167.506
34
694348
100
2.068.734
42
3.633.404
21
1.806.314
15
1.266.171
6
536.309
15
1.321.588
100
8.563.595
51
2.403.702
12
556.194
14
631.462
8
350.768
15
727.653
100
4.669.778
29
478.289
23
377.827
30
496.628
11
172.218
6
97.039
100
1.622.001
• Bestrijding van kinderarbeid
19
152.381
46
380.867
4
32.400
2
13.323
29
225.888
100
804.669
• Organisatie en
25
246.809
49
485.107
11
105.681
0
0
15
142.830
100
980.426
72
352.223
1
6.319
0
0
0
0
26
128.178
100
486.721
6
35.000
16
99.852
10
64.800
68
428.707
0
0
100
628.360
ondernemen Vakbondsversterking en vernieuwing • Vakbondsopbouw en ondersteuning • Versterking van de positie van vrouwen
belangenbehartiging in de informele economie • Hiv/aids Geen speerpunt
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 61
Tabel 9: Deelname van vrouwen in de goedgekeurde projectverplichtingen uit het VMP per regio over 2006 en 2005 Totaal aantal
Projecten met een
Projecten met specifieke
projectverplichtingen
gendercomponent
aandacht voor vrouwen
Combinatie van aantal projectverplichtingen
(30 tot 80 % van de
(meer dan 80% van de
met gendercomponent
deelnemers is vrouw)
deelnemers is vrouw)
en met specifieke aandacht voor vrouwen (30-100 % van de deelnemers is vrouw)
Regio
2006
2005
2006
2005
2006
2005
2006
2005
Afrika
22
46
14
30
1
3
15
33
Azië
23
27
8
13
7
3
15
16
Latijns-Amerika
18
25
8
3
2
4
10
7
Midden- en Oost-Europa
6
9
5
2
0
2
5
4
Wereldwijd
9
19
3
11
2
0
5
11
Totaal
78
126
38
59
12
12
50
71
Percentage
100
100
49
47
15
10
64
57
Tabel 10: Overzicht goedgekeurde projectverplichtingen met specifieke aandacht voor vrouwen (meer dan 80% van de deelnemers is vrouw) uit het VMP in euro’s over 2006 en 2005 Aantal
Bedrag (euro)
Gemiddelde omvang per project (euro)
Percentage van de VMP-middelen
2006
12
486.872
40.573
8
2005
12
640.557
53.380
4
Tabel 11: Ontwikkelingen van de kengetallen van de projectverplichtingen uit het VMP met gendercomponent en specifieke aandacht voor vrouwen over de laatste 5 jaar Projectverplichtingen met specifieke aandacht voor vrouwen
2002
2003
2004
2005
2006
15
(meer dan 80% van deelnemers is vrouw): Percentage van totaal aantal projectverplichtingen
22
22
15
10
Percentage van totaal aantal VMP-middelen
24
16
17
4
8
165.187
82.481
141.082
53.380
40.573
63
59
57
64
Gemiddelde omvang in euro’s
Projectverplichtingen met gendercomponent en met specifieke aandacht voor vrouwen te samen (30-100 % van de deelnemers is vrouw): Percentage van het totaal aantal projectverplichtingen
56
Kanalisatie betalingen uit VMP Iets meer dan de helft van de projectbetalingen over 2006 zijn richting bilaterale partners gegaan, oftewel naar de rechtstreekse contacten van FNV Mondiaal in de regio’s. Verder werd in 2006 38 procent van de betalingen uit VMP-gelden via de internationale vakbeweging (Global Union Federations en IVVV samen) gekanaliseerd, wat overeenkomt met ongeveer 3,7 miljoen euro, ongeveer 1,2 miljoen euro minder dan in 2005. (zie ook figuur 6).
62 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
Specificatie betalingen aan GUF’s De verdeling van de betalingen uit VMP aan de wereldwijde vakbondsfederaties (GUF’s) laat zien dat ook in 2006 het grootste deel is uitbetaald aan PSI, namelijk 31 procent, met als tweede de BWI (vroeger IFBWW) met 24 procent. Middenmoters - UNI, ITF, ITGWLF - ontvingen betalingen die in aandeel variëren tussen 6 en 14 procent van het in totaal aan GUF’s overgemaakte bedrag. EI heeft dit jaar geen betalingen ontvangen. Een nieuwe GUF-partner is dit jaar is de FIM, de Internationale Muzikantenfede-
ratie. In absolute termen zitten in vergelijking met 2005 de dalers bij EI, BWI, ITF, ITGWLF, PSI en UNI. De stijgers zitten bij FIM, ICEM en IUF. Speerpunten Sinds 2001 houdt FNV Mondiaal ook bij onder welk speerpunt de projecten vallen, indien van toepassing. Op deze manier kunnen we zien wat het relatieve belang van een bepaald speerpunt is binnen een regio. Wel is het zo dat het speerpunt vakbondsrechten zich minder makkelijk naar projecten en dus middelen laat vertalen dan bijvoorbeeld vakbondsversterking en –vernieuwing. In totaal zijn aan betalingen in 2006 voor 7,8 miljoen euro naar Vakbondsversterking en –vernieuwing (VVV) gegaan, 1,7 miljoen naar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en 1,5 miljoen naar Bevordering Vakbondsrechten. Het gaat hier om de combinatie van betalingen uit het VMP-fonds en de eigen FNV-solidariteitsfondsen. Vergeleken met 2005 zien we geen grote veranderingen in het verdelingspatroon van de betalingen. Wel zijn de bedragen over het geheel genomen enigszins afgenomen, in lijn met de eerder genoemde trend. We zien dat van de 7,8 miljoen euro aan betalingen onder het speerpunt VVV, een derde voor rekening komt van Afrika. Binnen Afrika ging een groot deel (42 procent), 1,8 miljoen euro, naar projecten onder het thema ‘vakbondsopbouw en –ondersteuning’, 3,4 ton naar projecten ter ‘versterking van de positie van de vrouw’ en 2,1 ton naar hiv/aids-georiënteerde projecten. In Azië zijn de thema’s informele economie, versterking positie vrouwen en bestrijding kinderarbeid relatief sterk vertegenwoordigd, met elk tussen de vier à zes ton euro aan betalingen over 2006. De Wereldwijde projecten met 5,6 ton dragen ook stevig bij aan de opbouw en ondersteuning van vakbonden. In de regio Latijns-Amerika vallen de meeste betalingen binnen het speerpunt ‘vakbondsversterking en vernieuwing’ onder het thema opbouw en ondersteuningen en verbetering positie van de vrouw. Veel goedkeuringen in de regio Latijns-Amerika vallen onder het speerpunt Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, namelijk 50 procent van alle betalingen die gedaan worden onder dat speerpunt. Dit is duidelijk meer dan in de overige regio’s. Ook onder het speerpunt Vakbondsrechten wordt relatief veel geïnvesteerd in Latijns-Amerika. De betalingen onder het thema hiv/aids van weer bijna vijf ton hebben zich bestendigd. In 2005 maakte dit thema nog een groei door. Zie voor meer details tabel 8. Positie van vrouwen De tabellen 9,10 en 11 zijn gebaseerd op de getallen
van deelname van vrouwen in de activiteiten die voortkomen uit de projectverplichtingen. Voor een meer inhoudelijke invalshoek van de versterking van de positie van vrouwen verwijzen we naar paragraaf 1.3, thema ‘gender’. De combinatie van het aantal projectverplichtingen met gendercomponent (30 tot 80 procent van de deelnemers is vrouw) en met specifieke aandacht voor vrouwen (meer dan 80 procent van de deelnemers is vrouw) wordt hier beschouwd als die projecten waarbinnen aandacht is voor de versterking van de positie van de vrouw. Het percentage van dit soort projectverplichtingen op het totaal is dit jaar wederom gestegen van 57 naar 64 procent. Daarmee is de dalende trend die zich drie jaar geleden heeft ingezet, gestopt. In de jaren 2000-2001 schommelde het percentage nog rond de 75 procent, maar sinds 2002 schommelt het rondom 60 procent (zie tabel 11). De totale committering (in euro’s) voor projecten met specifieke aandacht voor vrouwen is verder afgenomen, namelijk van 6,5 ton naar bijna 4,9 ton euro, een afname van 1,5 ton dus. Hierdoor is de gemiddelde omvang van deze speciale groep projectverplichtingen weer afgenomen in 2006 van 53 duizend naar veertigduizend euro per projectverplichting, dertienduizend minder dan in 2005. Het percentage van de VMPmiddelen dat is bestemd voor projectverplichtingen met specifieke aandacht voor vrouwen is wel weer toegenomen, namelijk van 4 naar 8 procent (zie ook tabel 10 en 11). Concentratielanden De concentratielanden zijn in 2006 niet gewijzigd. Per regio zijn het de volgende landen, Afrika: Ethiopië, Ghana, Mali, Nigeria, Zimbabwe, Zuid-Afrika Azië: Birma, India, Indonesië, Zuid-Korea Latijns-Amerika: Perú, Colombia, Brazilië en Mexico Midden- en Oost-Europa: Balkan-regio, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Macedonië, Montengro en Servië; Wit-Rusland Totaal: 21. In tabel 12 geven we aan in welke landen de VMPmiddelen terechtkomen via de zogenaamde bilaterale kanalen en multilaterale kanalen (GUF’s en IVVV). Hierbij hebben we ook zoveel mogelijk de landen verwerkt die betrokken zijn bij de wereldwijde projecten, en in eerdere tabellen niet onder een regio genoemd werden. Per regio zitten steeds een aantal grote ontvangers, zoals Brazilië, Bosnië, India en Zuid-Afrika. Dit heeft te maken met de grootte van het land, het aantal samenwerkingpartners aldaar en natuurlijk het feit dat er sprake is van een concentratieland.
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 63
Tabel 12: Betalingen uit VMP-middelen (euro) per land in 2005 en 2006 Waar mogelijk zijn landen van wereldwijde projecten in de regio’s verwerkt
Landen uit de regio Afrika 2005 2006
Landen uit de regio Amerika 2005 2006
Algerije
1.440
2.880
Antigua & Barbuda
Angola
62.419
37.410
Argentinië
Benin
29.813
10.493
Barbados
Botswana
58.828
29.272
319.971
Congo Brazzaville Djibouti
Burkina Faso
3.378
0
150.256
79.792
Bangladesh
12.991
13.108
Birma
Belize
3.207
0
190.568
Bolivia
29.260
1.653
1.594
797
Brazilië
698.258
829.497
1.594
797
Chili
71.275
43.668
Colombia
419.907
574.901
Costa Rica
90.444
83.793
Cuba
4.420
1.653
Dominica
3.207
0
Democratische Republiek Congo Eritrea
40.642
15.825
3.594
797
Ethiopië
42.922
40.797
Gambia
1.594
797
Ghana
280.239
216.514
Guinee
118.763
52.134
Guinee Bissau Ivoorkust Kaap Verdië Kameroen
3.094
797
Madagaskar
6.339
4.542
64.523 103.463
Mali Marokko Mauretanië
211.161
286.816
59.862
28.265
Fiji
3.053
9.386
Filippijnen
186.720
249.362
India
725.927
620.492
Indonesië
136.541
168.999
Jemen
29.862
23.815 28.265
51.135
54.404
Libanon
59.862
28.265
El Salvador
8.418
12.716
Maleisië
196.545
160.527
Grenada
3.723
258
60.982
42.681
Nepal
Guyana
Liberia
Egypte
Ecuador
Guatemala
6.060
Hong Kong)
59.862
1.597
20.990
13.408
China (inclusief
Jordanië
6.178
Lesotho
32.649
0
Cambodja
77.788
0
4.075
263.445
47.600
91.723
17.123
77.545
397.831
Republiek
2.000
3.831
Malawi
Dominicaanse
40.340
160.374
Kenia
Landen uit de regio Azië, het Midden-Oosten en Oceanië 2005 2006
Marokko
0
2.000
19.022
56.181 219.250
8.858
11.041
Pakistan
131.849
65.548
56.153
Palestina
59.862
26.265
Jamaica
8.376
17.095
Sri Lanka
65.504
89.027
Mexico
Honduras
509.571
359.891
Thailand
95.816
137.655
Nicaragua
24.473
15.224
Turkije
11.630
25.000
19.171
Panama
17.357
15.741
Vietnam
3.846
2.564
48.237
Paraguay
37.451
15.079
Azië en Midden-
443.664
457.236
Oosten regionaal
48.130
4.880
Peru
0
2.826
St. Vincent en The Grenadines
Totaal
13.295
7.374
Mozambique
67.872
39.562
Namibië
186.085
170.671
Trinidad & Tobago
Niger
185.990
102.408
Uruguay
20.939
28.546
Albanië
41.377
Nigeria
504.851
506.335
Venezuela
95.514
54.798
Armenië
4.310
1.972
Oeganda
121.606
72.003
33.000
27.310
190.503
108.500
Rwanda
2.391
1.195
Senegal
16.191
13.373
Siërra Leone
43.484
Swaziland Tanzania Togo
3.310
52 18.235
3.895
258
89.035 2.560.670
Mauritius
Suriname
28.029
122.313 2.624.669
Azerbeidzjan
Latijns Amerika regionaal
Landen uit de regio Oost-Europa
225.697
230.366
3.195.266
3.095.629
Bosnië
46.722
Georgië
28.911
0
38.634
Kazachstan
31.400
25.732 50.000
Totaal
60.495
19.911
Kosovo
1.700
228.808
137.904
Kroatië
0
8.500
63.550
37.682
Kyrgyzie
45.400
37.621 44.300
Tsjaad
56.299
25.186
Macedonië
60.750
Zambia
209.293
176.207
Moldavië
29.602
40.841
Zimbabwe
477.167
230.059
Montenegro
101.144
40.340
1.132.703
771.290
Oekraïne
0
30.944
0
20.400
Servië
37.592
7.500
4.792.751
3.156.128
Totaal
605.691
470.282
Zuid-Afrika Afrika regionaal Totaal
Wereldwijd (niet gedefinieerd per land)
818.978
543.724
Totaal alle regio’s + wereldwijd 12.037.354,00
64 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
9.826.434
Overzicht evaluaties In 2006 hebben negen evaluaties plaats gevonden. Hiervan vonden er vier plaats in Afrika, twee in Azië, twee in Latijns-Amerika en een Wereldwijd. Het ging hier om de volgende evaluaties: Regio
Titel evaluatie
Geëvalueerde Organisatie
Evaluatoren
Afrika
Evaluation of GTUC’s Educational Programmes, Ghana.
GTUC
Emmanuel Akwetey en Per Bo
Afrika
Strategic and impact evaluation of the Labour Research Service LRS
“Southern Hemisphere” , Adrian
(LRS) to inform its future strategic direction over the next 10
de Lollo
years. South Africa. Afrika
Afrika
Evaluation of the Emergency Support Projects (ESP) 2003 –
ZCTU
Sabi Consulting (Private)
2005. Zimbabwe.
Limited
A learning journey on the Education and Training Programmes NLC
Synergie, Diek van Groen in
of the Nigeria Labour Congress
samenwerking met een Pilot Committee van NLC en 3 aangesloten bonden.
Azië
Evaluation of FTUB FM Radio Broadcasting Project, Burma
FTUB
Tom Kramer
Azië
Institutional capacities of Kheda District and Urban Union:
SEWA
Dr. Girija en Dr. Desai (SETSU)
CUT Colombia
Luis Sirumbal
C-47
Tendaye Matimba
PSI
Ariane Hegewisch , Suzanne
assessment and recommendations. India Latijns-Amerika
Revisión proyecto “Fortalecimiento y transformación del sindicalismo Colombiano”
Latijns-Amerika
‘Lessons learnt’ van opzetten van het Vrouwenbureau, Suriname.
Wereldwijd
Report of the evaluation of the PSI Pay Equity Campaign
Hammond and Konrad Valladares
Afgewezen projecten In 2006 werden in totaal 42 projectaanvragen afgewezen. Per regio was de verdeling hiervan als volgt: Azië Latijns-Amerika Oost-Europa Afrika Wereldwijd
9 13 1 15 4
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 65
Bijlage 2
Samenvatting financieel Jaarverslag 2006
Vakbondsmedefinancieringsprogramma Saldo beschikbare middelen per 1 januari Bij: Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking Terug ontvangen middelen Rente
43.651 10.250.168 284.494 42.952 10.577.614 10.621.265
Af:
Projectbestedingen
9.826.435
Saldo beschikbare projectmiddelen per 31 december
9.826.435 794.830
FNV solidariteitsfonds Saldo eigen vermogen per 1 januari Bij: Bijdragen donateurs / derden Rente Vrijgekomen middelen
350.672 4.670 11.956 – 16.626 367.298
Af:
Aangegane projectverplichtingen Bijdrage apparaatskosten
21.075 2.108 23.183 344.115
Saldo eigen vermogen per 31 december
Solidariteitsfonds FNV Bondgenoten Saldo eigen vermogen per 1 januari Bij: Bijdragen FNV Bondgenoten Rente Vrijgekomen middelen
1.319.056 421.084 32.956 230.539 684.579 2.003.635
Af:
Aangegane projectverplichtingen Bijdrage apparaatskosten Overige kosten
Saldo eigen vermogen per 31 december
1.256.174 125.617 2.208 1.383.999 619.636
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 67
Solidariteitsfonds ABVAKABO FNV Saldo eigen vermogen per 1 januari Bij: Bijdragen ABVAKABO FNV Rente Vrijgekomen middelen
103.485 123.978 3.304 19.230 146.512 249.997
Af:
Aangegane projectverplichtingen Bijdrage apparaatskosten
159.557 15.956 175.513 74.484
Saldo eigen vermogen per 31 december
Solidariteitsfonds FNV Bouw Saldo eigen vermogen per 1 januari Bij: Bijdragen FNV Bouw Rente
86.145 85.762 991 86.753 172.898
Af:
Aangegane projectverplichtingen Bijdrage apparaatskosten
126.534 12.653 139.187 33.711
Saldo eigen vermogen per 31 december
Solidariteitsfonds AOB Saldo eigen vermogen per 1 januari Bij: Bijdragen AOB Rente
– 200.000 1.397 201.397 201.397
Af:
Aangegane projectverplichtingen Bijdrage apparaatskosten
Saldo eigen vermogen per 31 december
68 FNV Mondiaal Jaarverslag 2006
99.900 9.900 109.890 91.507
Apparaatskosten Inkomsten VMP-middelen (Min. v. Ontwikkelingssamenwerking) Incidentele projecten (cao-gelden) FNV-solidariteitsfonds Solidariteitsfonds FNV Bondgenoten Solidariteitsfonds ABVAKABO FNV Solidariteitsfonds FNV Bouw Solidariteitsfonds AOB FNV-bijdrage Rente
1.668.632 9.000 2.108 125.617 15.956 12.653 9.990 303.900 11.181 2.159.037
Uitgaven Personeelskosten Reis- en verblijfkosten Kantoorkosten Voorlichting en promotie Kosten activiteiten Lobby & Campagne Resultaat op apparaatskosten
1.339.694 145.775 344.996 37.264 225.997 2.093.726 65.311
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 69
Bijlage 3
A ABVAKABO FNV
Lijst van afkortingen
ACFTU AFL-CIO
AOb APVVU ARV’s
Bond voor ambtenaren en publieke dienstverlening Staatsvakbond China American Federation of Labor Congress of Industrial Organizations Algemene Onderwijsbond, aangesloten bij de FNV Samenwerkende agrarische vakbonden Andra Pradesh, India Anti-retrovirale medicijnen
B BKDP BKSP BWI
Wit-Russische congres voor democratische vakbonden Kosovaarse vakcentrale GUF voor bouw- en houtsector
C CACLAZ CLB CUT COSATU
Coalition Against Child labour in Zimbabwe China Labour Bulletin vakcentrale zowel in Brazilië als in Colombia Vakcentrale Zuid-Afrika
E EI ENS EPZ ETA EVV
GUF voor onderwijssector Vakbondsschool Colombia Export Processing Zone (vrijhandelszone) Ethiopian Teachers Association Europees Vakverbond
F FNV
Federatie Nederlandse Vakbeweging FNV Bondgenoten Vakbond voor werknemers in de landbouw, industrie, zakelijke dienstverlening, handel en personenvervoer. FNV Bouw Vakbond voor de bouwsector. FWF Fair Wear Foundation
G GTUC GUF
N Ghana Trade Union Congress Wereldwijde vakbondsfederatie in een bepaalde sector
H HIVOS HLEU
Humanistisch Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking Hindustan Lever Employee’s Union
I ICEM IFA IHLO IHRG ILO IMF IRENE ITF IUF ITUC(/IVV)
IVVV
NASVI NGO NKV NLC NPB NSF NVV
O GUF voor chemie-, energie- en mijnbouwsector Afspraak tussen GUF en multinational over arbeidsnormen in alle vestigingen Informatiesteunpunt onafhankelijke bonden in Hongkong International Health and Research Group Internationale Arbeidsorganisatie Internationaal Monetair Fonds International Restructuring Education Network Europe GUF voor transportsector GUF voor landbouw- en voedingssector International Trade union Confederation, in 2006 voortgekomen uit fusie tussen IVVV(ICFTU) en WVA Internationale verbond van vrije vakverenigingen (ICFTU), in 2006 gefuseerd met WVA tot ITUC
OVSE
PERC PSI
LIW Logical framework approach LO/TCO LRS
Pan-Europese vakbondsraad GUF voor bonden in publieke sector
R REP(AM)
Wit-Russische onafhankelijk bond
S SEWA SFGB SOMO
Vrouwenvakbond India Argentijnse vakfederatie Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen
U UNAIDS UNI
Vakbondsondersteuningsorganisatie in Namibië Landelijke India Werkgroep
Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
P
L LaRRI
Bond voor straatverkopers in India Niet-gouvernementele organisatie Nederlands Katholiek Vakverbond Nigeria Labour Congress Nederlandse Politiebond Nederlands Sociaal Forum Nederlands Verbond van Vakverenigingen
programma van de Verenigde Naties over HIV/AIDS GUF voor bonden in de dienstverlening en commercie
V VMP
Vakbondsmedefinancieringsprogramma
W Instrument voor planning en monitoring van projecten Zweedse internationale bond voor ontwikkelingssamenwerking Zuid-Afrikaanse vakbondsondersteuningsorganisatie
WEF WTO WVA WWMP
World Economic Forum World Trade Organization Wereldverbond van de Arbeid Workers World Media Productions
Z ZCTU
Zimbabwaanse vakcentrale
M MVO MV Foundation
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Indiase organsiatie tegen kinderarbeid
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 71
Bijlage 4
Landenlijst
Zie ook tabel 12, bladzijde 64
A Afrika
Albanië Argentinië Aruba Azië
4, 5, 6, 7, 10, 11, 13, 14, 17, 18, 19, 20, 25, 30, 36, 37, 38, 40, 43, 48, 49, 50, 52, 56, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 70 12, 15, 30, 31, 34, 63 15, 20, 22, 45, 71 29 5, 6, 7, 10, 14, 15, 16, 20, 22, 25, 27, 28, 29, 36, 43, 44, 56, 59, 60, 61, 62, 63,65, 70
B Brazilië
4, 15, 20, 63, 70
C China
Colombia
4, 5, 11, 12, 13, 14, 39, 40, 41, 42, 44, 45, 46, 52, 53, 54, 70 2, 3, 11, 12, 29, 46, 53, 54, 63, 65, 70
E Ecuador Egypte Ethiopië
29 15 12, 34, 54, 63, 70
F Filippijnen
8, 12, 14, 28, 29
G Ghana Guinee
18, 19, 25, 36, 40, 52, 63, 65, 71 54
I India
Indonesië Israël
P 5, 10, 11, 14, 22, 27, 28, 29, 31, 33, 34, 35, 36, 45, 54, 63, 65, 70, 71 44, 54, 63 15
Peru
10, 21, 29, 63
Polen
12
S Spanje
45
Sri Lanka
44
J Jordanië
15
K Kenia Kosovo
T 19 15, 31, 63, 70
Thailand
44
V L Latijns-Amerika
Libanon
5, 6, 7, 10, 11, 15, 21, 22, 26, 27, 29, 43, 53, 56, 59, 60, 61, 62, 63, 65 15
Venezuela
29
Verenigde Staten
48, 51, 52
W Wit-Rusland
M Marokko Mexico Midden-Oosten
12, 31, 32, 34, 35 45, 63 15, 43, 56
N Namibië Nederland
Nepal Nigeria
10, 17, 18, 19, 25, 40, 71 2, 4, 6, 10, 11, 12, 15, 28, 32, 34, 35, 38, 39, 41, 42, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 70, 70
11, 12, 16, 46, 47, 51, 54, 63 70, 71
Z Zambia
19
Zimbabwe
2, 6, 11, 12, 19, 25, 34, 40, 46, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 63, 65, 70, 71
Zuid-Afrika
12, 14, 17, 18, 19, 20, 25, 36, 37, 40, 43, 48, 50, 63, 70, 71
35 19, 25, 27, 40, 63, 65, 71
O Oost-Europa (Midden- en)
6, 10, 11, 14, 15, 16, 2036, 43, 54, 56, 59, 60 ,61, 62, 63, 65
Jaarverslag 2006 FNV Mondiaal 73
Colofon FNV Mondiaal Postbus 8456 1005 AL Amsterdam T 020 581 63 00 F 020 684 45 41 E
[email protected] W www.fnv.nl/mondiaal, www.vakbondsrechten.nl Gironummer FNV Solidariteitsfonds: 136 000 Uitgever Productie Teksten en redactie Fotografie Cartoons Vormgeving Druk
Stichting FNV Pers FNV Mondiaal, FNV Marketing & Communicatie Wereld in Woorden: Ellen Lammers, Frans Bieckmann en Roeland Muskens, medewerkers FNV Mondiaal Jan Banning, Merel Maissan, Roel Burgler, medewerkers FNV Mondiaal Maarten Wolterink, pagina 24 B5 Amsterdam: Boudewijn Boer GraVisie, Leiden
De missie van FNV Mondiaal De FNV streeft naar rechtvaardige, vreedzame en democratische verhoudingen in de wereld. FNV Mondiaal draagt bij aan de versterking van democratische, onafhankelijke en representatieve vakbonden die op een effectieve wijze de belangen van werkenden behartigen in ontwikkelingslanden en landen in transitie, om zo een bijdrage te leveren aan armoedebestrijding en maatschappijopbouw.