2012
BC Markt II Bedrijfscommissie zorg welzijn sociaal-culturele sectoren
BC Markt II Bedrijfscommissie zorg welzijn sociaal-culturele sectoren
Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag
www.bedrijfscommissie.nl
me
de
g ze
ge
h nsc
ap
g elin d d i bem
ing licht r o o v
Jaarverslag
Jaarverslag 2012 Bedrijfscommissie Markt II
BC Mar kt II Info
Bedrijfs
commis s
ie zorg
welzijn so
ciaal-cu
lturele
sectore
n
BC Bedrijfs
c
De bemidd
e in s itt in in het kor t
kt II BC Mar
kt I BC Mar
BC
Bed
rijfs
Ma
com
mis
sie
I
drij
fsc
om
mis
sie
Bed
rijfs
Ma
com
mis
sie
rkt I
zor g
be
.nl
m
e
d
e
ze
g
g
e
n
sc
h
m
d id
el
in
g
v
r oo
h lic
tin
Bezuid
I
we lzi
enhout seweg 60 Postbu s 90405 2509 LK Den Ha ag
w w w.b
oci
g
edrijfsco
aal
mmissie
.nl
-cu
ltur ele
sec
2 20 010 11
tor e
n
ap
issie m m o c s f j De bedri t in het kor
medezeg gensc hap
bem idde ling
1 ju
li 2
010
voo
rlic hti n
g
r er
- 31
s
dec em
ber
2
jn s
zorg we Bez lzijn uid soc enh Pos iaa out l-cu tb sew lture 250 us 90 e 4 g6 le s 9L 0 ecto K D 05 en ren Ha ag
ww .be
fo In
rkt I
BC
D
201
1
Bedrijfscommissie Markt II
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
De Bedrijfscommissie Markt II
5
2.1 Samenstelling 2.2 Werkwijze
Markt I
commis s
ie com3 m
Info
erciëVergaderingen le secto ren
5 7
en bemiddelingszittingen
7
3.1
Bemiddelingszittingen
8
4
Communicatie (intern)
9
4.1
Nieuwsbrief SharePoint
9 9
De bemid4.2d 5
5.1 5.2 5.3 5.4
e in s itt in (extern) Communicatie in het kor t
Website Publicaties rond en over de bedrijfscommissies Afhandeling OR-vragen Registratie OR-jaarverslagen en OR-reglementen
9 9 9 10 10
Bezuid
enhout seweg 60 Postbu s 90405 2509 LK Den Ha ag
6
Ontwikkelingen in en rondom de WOR en medezeggenschap
7
Samenvattingen behandelde bemiddelingsverzoeken
w w w.b
edrijfsco
mmissie
.nl
10 11
Bijlage Samenvattingen van de in de verslagperiode behandelde bemiddelingsverzoeken
Jaarverslag 2012
13
3
4
Bedrijfscommissie Markt II
1 Inleiding Voor u ligt het verslag van de Bedrijfscommissie Markt II (BC Markt II) over haar werkzaamheden in 2012. Op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) moeten de bedrijfscommissies een jaarverslag uitbrengen. Dit is het tweede verslag van de BC Markt II. Het eerste verslag betrof de periode van 1 juni 2010 (waarop de BC Markt II van start ging) tot ultimo 2011.
2
De Bedrijfscommissie Markt II
De Bedrijfscommissie Markt II is ingesteld bij besluit van de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad (SER) van 27 mei 2010 voor ondernemingen in de zorg, welzijn en sociaal-culturele sectoren. In de toelichting bij het Instellingsbesluit van 27 mei 2010 is dit als volgt nader omschreven: “Binnen de werkingssfeer van deze bedrijfscommissie vallen de sectoren van het bedrijfsleven die primair gericht zijn op het voortbrengen van collectieve goederen en diensten in het kader van een maatschappelijke functie waarbij het winstoogmerk niet voorop staat. Meer concreet zijn dit de sectoren die evident noch tot de overheid noch tot de commerciële marktsector behoren.” Onder de werkingssfeer van de BC Markt II vallen de volgende sectoren die vroeger door de voormalige bedrijfscommissies zijn bestreken: • Gesubsidieerde Arbeid • Onderwijs • Sport • Welzijnssector • Zorg • Overige sectoren (voorheen Algemene Bedrijfscommissie) Vóór de instelling van de bedrijfscommissies Markt I en Markt II waren 23 bedrijfscommissies actief in de marktsector. Nu zijn er in totaal nog drie bedrijfscommissies werkzaam; de BC Markt I en de BC Markt II gezamenlijk voor de (gehele) marktsector en de Bedrijfscommissie voor de Overheid. Deze laatste valt onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De belangrijkste taak van de bedrijfscommissie is het desgevraagd bemiddelen tussen partijen bij een geschil dat is te herleiden tot de WOR. Indien bemiddeling ter zitting niet slaagt, brengt de bedrijfscommissie een schriftelijk advies uit. Een andere activiteit van de bedrijfscommissie is het bevorderen van de medezeggenschap binnen de sector. Dit gebeurt onder meer door middel van het verstrekken van informatie, het geven van voorlichting en het stimuleren van werkgevers en werknemers in het uitvoering geven aan medezeggenschap. De bedrijfscommissie heeft op grond van de WOR ook een administrerende taak. Zij registreert onder meer de voorlopige en definitieve reglementen en de jaarverslagen van ondernemingsraden.
2.1 Samenstelling De BC Markt II bestaat uit 12 leden en 12 plaatsvervangende leden. De leden worden benoemd door de door de SER aangewezen decentrale organisaties van werkgevers en van werknemers. Voorzitterschap Het voorzitterschap van de BC Markt II wordt vervuld door een lid van de bedrijfscommissie zelf. Het ene jaar is dit een lid dat in de bedrijfscommissie is benoemd door een werkgeversorganisatie en het andere jaar Jaarverslag 2012
5
een lid dat in de commissie is benoemd door een werknemersorganisatie. In de verslagperiode is het voorzitterschap van de BC Markt II bekleed door de heer M.L.G. Borsboom. Samenstelling op 31 december 2012 Op 31 december 2012 was de BC Markt II als volgt samengesteld: Naam
Functie
Vertegenwoordiger
Werkgeversorganisaties Zorg Dhr. H.A. de Boer
lid
ActiZ
Dhr. H.J. Laros
lid
VGN
Mw. Th.H. Walma van der Molen
vice-voorzitter
NVZ vereniging van ziekenhuizen
Mw. A.H. Dermer
plv lid
GGZ Nederland
Mw. M.M. Teuns
plv lid
NFU
Dhr. A.H. Wirtz
plv lid
ActiZ
Welzijn en cultuur Dhr. P. Kelder
lid
MOgroep W&MD
Mw. K.C. van der Hoeven
lid
AWVN
Dhr. B. Roes
plv lid
VNG
Dhr. J.L.M. van Bussel
plv lid
Kunstconnectie en VOB
Onderwijs en sport Mw. J.A. Faber-Bosma Dhr. R. van den Burg
lid plv lid
MBO-raad, HBO-raad, VSNU WOS
Werknemersorganisaties Abvakabo FNV Dhr. M.L.G. Borsboom
voorzitter
Abvakabo FNV
lid
Abvakabo FNV
Dhr. M. Jansma
plv lid
Abvakabo FNV
Dhr. J. Boersma
plv lid
Abvakabo FNV
Dhr. H. Wijers
AOb/FNV-Kiem Mw. D.A.M. Schilperoord vacature
lid plv lid
AOb FNV-Kiem
CNV Mw. M. Meere
lid
Dhr. D. Bruning
plv lid
CNV - Publieke Zaak CNV Onderwijs
De Unie/CMHF Dhr. A. van der Molen Dhr. W.J.F. Muis
lid plv lid
De Unie CMHF
NU’91/LAD/FBZ Dhr. B.H.G. Steehouder Dhr. R. de Wilde Dhr. E.V. Knopper 6
lid plv lid
FBZ/LAD NU’91
secretaris Bedrijfscommissie Markt II
Mutaties en vacatures Gedurende de verslagperiode is één vacature bij de Abvakabo FNV vervuld; de heer J. Boersma is als plaatsvervangend lid toegetreden. Bij het afsluiten van de verslagperiode was één plaatsvervangende zetel niet ingevuld door de tot benoeming gerechtigde werknemersorganisatie (FNV-Kiem). Secretariaat Het secretariaat van de bedrijfscommissies Markt I en Markt II is ondergebracht bij en komt voor rekening van de SER. De SER voorziet ook in de overige financiering van de bedrijfscommissies (waaronder vergader- en reiskostenvergoeding van de leden). Bij het secretariaat van de BC Markt II waren in de verslagperiode betrokken: Mw. P. Berkhoudt, beleidsmedewerker (tot 1 juni 2012) Dhr. R.A.M. van den Born, administratief medewerker Mw. E.C.M. Dik, beleidsmedewerker Mw. S.W. Geelkerken, secretaris (tot 1 november 2012) Dhr. R.C. Gilhuijs, beleidsmedewerker (vanaf 1 september 2012) Dhr. C.J.J. Haasnoot, beleidsmedewerker (vanaf 1 februari 2012) Mw. J. Jonkman, beleidsmedewerker (tot 1 oktober 2012) Dhr. E.V. Knopper, secretaris (vanaf 1 november 2012) Mw. H.M. de Quant, beleidsmedewerker De bedrijfscommissies Markt I en II hebben een eigen website: www.bedrijfscommissie.nl.
2.2 Werkwijze De BC Markt II heeft ten aanzien van de behandeling van bemiddelingsverzoeken besloten: • te werken met geschillencommissies; drie leden van de bedrijfscommissie fungeren als vaste voorzitters voor deze commissies; • op een vaste dag per maand (i.c. de derde vrijdag) bemiddelingszittingen te houden (max. 3 per dag); • voor elke zittingsdag een geschillencommissie samen te stellen, bestaande uit vijf personen, t.w. een van de vaste voorzitters en vier (plv.) leden van de bedrijfscommissie (twee werkgeversleden en twee werknemersleden); • de samenstelling van de geschillencommissies over alle (plv.) leden te spreiden en volgens een jaarrooster in te plannen.
3
Vergaderingen en bemiddelingszittingen
De BC Markt II is in de verslagperiode drie keer (plenair) in vergadering bijeen geweest: 30 januari, 4 juni (voor een deel gezamenlijk met de BC Markt I) en 6 december (gezamenlijk met de BC Markt I). Bij deze laatste vergadering heeft voorts een kennismaking plaatsgevonden van de leden van de BC Markt II met de leden van de nieuw opgerichte SER-Commissie Bevordering Medezeggenschap. In 2012 zijn op negen dagen bemiddelingszittingen gehouden; het aantal te behandelen zaken per zittingsdag liep uiteen van één tot drie. Jaarverslag 2012
7
3.1 Bemiddelingszittingen De belangrijkste wettelijke taak van de bedrijfscommissie is het desgevraagd behandelen van verzoeken om bemiddeling bij geschillen die voortvloeien uit de WOR tussen de ondernemer en de ondernemingsraad; in sommige in de wet benoemde gevallen kan ook ‘iedere belanghebbende’ (bijvoorbeeld werknemer, vakbond) partij zijn in een geschil. Een verzoek om bemiddeling wordt behandeld door een geschillencommissie bestaande uit in beginsel vijf leden uit het midden van de (leden en plaatsvervangende leden van de) bedrijfscommissie; twee werknemersleden, twee werkgeversleden en één lid dat optreedt als onafhankelijk voorzitter van de geschillencommissie. Mevrouw Schilperoord en de heren Kelder en Laros hebben in de verslagperiode opgetreden als vaste voorzitter van een geschillencommissie. Per zittingsdag wordt een geschillencommissie samengesteld die de verzoeken om bemiddeling die die dag op zitting komen, be- en afhandelt. Er vindt in beginsel eenmaal per maand een zittingsdag plaats waarop verzoeken om bemiddeling worden behandeld. Het houden van een bemiddelingszitting is in de meeste gevallen een vast onderdeel van de behandeling van een verzoek om bemiddeling. De bedrijfscommissie is van oordeel dat bemiddeling de grootste kans op succes heeft wanneer partijen op een bemiddelingszitting van de geschillencommissie bijeen komen. In de verslagperiode ontving de BC Markt II 24 verzoeken om bemiddeling. In 15 van deze verzoeken is een schriftelijk bemiddelingsadvies uitgebracht; vijf verzoeken zijn ingetrokken, doorgaans vlak voor de bemiddelingszitting; twee verzoeken zijn afgehandeld zonder bemiddelingszitting en vier verzoeken worden in 2013 (verder) behandeld. Binnengekomen verzoeken en wijze van afhandeling 2011
2012
Binnengekomen verzoeken
25
24
Intrekking
6
5
Bemiddelingszitting
15
17
Advies
18
15
Schikking ter zitting
4
2
Schikking na zitting
3
6
Naar 2012 resp. 2013
2
4
Doorverwezen
1
0
De behandeltijd van een verzoek om bemiddeling bedraagt op grond van de WOR twee maanden en kan met instemming van beide partijen met nog eens twee maanden verlengd worden. In de verslagperiode was in het merendeel van de bemiddelingsverzoeken een verlenging van de termijn nodig. De meeste verzoeken om bemiddeling kwamen van ondernemingen c.q. ondernemingsraden uit de sectoren dienstverlening, welzijn en zorg. Veel voorkomende onderwerpen waarover een verzoek om bemiddeling werd ingediend hadden betrekking op bedrijfsregelingen (eindejaarsuitkering), het niet krijgen van instemmings- of adviesrecht en weigering 8
Bedrijfscommissie Markt II
vergoeding van door de OR in rekening gebrachte juridische kosten. Veelal speelde op de achtergrond van het verzoek een gebrek aan vertrouwen tussen partijen en/of onvoldoende (goede) communicatie. In de bijlage zijn van de in de verslagperiode behandelde bemiddelingsverzoeken samenvattingen opgenomen.
4
Communicatie (intern)
4.1 Nieuwsbrief Om de commissieleden te informeren en op de hoogte te houden van de stand van zaken rondom de bedrijfscommissie wordt door het secretariaat doorgaans eenmaal per maand een interne digitale nieuwsbrief gestuurd. In deze nieuwsbrief kunnen de commissieleden terugvinden welke nieuwe bemiddelingsverzoeken zijn ontvangen, welke verzoeken op de eerstkomende zittingsdag zullen worden behandeld en de samenstelling van de geschillencommissie voor die dag. Daarnaast wordt er een terugkoppeling gegeven van de laatste zittingsdag. Ook wordt aandacht besteed aan de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van medezeggenschap. In het verslagjaar is besloten tot integratie van de nieuwsbrieven van de bedrijfscommissies Markt I en Markt II.
4.2 SharePoint De stukken voor vergaderingen en bemiddelingszittingen worden doorgaans per post aan de leden gezonden. Naast de verzending per post is de bedrijfscommissie in het verslagjaar gebruik gaan maken van een digitale werkomgeving, genaamd SharePoint. Op SharePoint, een digitale omgeving die alleen beschikbaar is voor de (plaatsvervangende) leden van de bedrijfscommissie en voor het secretariaat, worden alle vergaderstukken geplaatst. Van een lopend bemiddelingsverzoek worden alle relevante documenten geplaatst; van reeds afgehandelde bemiddelingsverzoeken blijft het uitgebrachte bemiddelingsadvies op SharePoint beschikbaar.
5
Communicatie (extern)
5.1 Website De website van de bedrijfscommissies (www.bedrijfscommissie.nl) bevat informatie over beide bedrijfscommissies gezamenlijk en per bedrijfscommissie apart. In het gezamenlijke gedeelte wordt ingegaan op onder meer de taken en activiteiten, de werkwijze, de behandeling van bemiddelingsverzoeken en de registratie van diverse documenten. Ook is er een rubriek veelgestelde vragen. In het gedeelte per bedrijfscommissie apart, in dit geval de BC Markt II, is informatie opgenomen over de werkingssfeer, de samenstelling van de bedrijfscommissie en de data van de bemiddelingszittingen. De website wordt met regelmaat bijgewerkt en voorzien van publicaties, waaronder korte geanonimiseerde samenvattingen van behandelde bemiddelingsverzoeken. In 2012 is de website in totaal 7.526 maal bezocht, dat betekent een gemiddelde van 627 bezoeken per maand.
5.2 Publicaties rond en over de bedrijfscommissies • Van Kesteren, D., Tussenstation – twee jaar bedrijfscommissies Markt I en Markt II In: OR Informatie, jaargang 38, nummer 12, december 2012, p. 26-27 • Van Kesteren, D., Bij bemiddeling zijn er geen verliezers – twee jaar bedrijfscommissies Markt I en Markt II In: OR Informatie, jaargang 39, nummer 1-2, januari-februari 2013, p. 31-32 • Speleers, B., Bemiddeling commissie wordt vrijwillig. Bedrijfscommissie of rechtbank? In: Ondernemingsraad, 34 (2012) 12 (dec), p. 33-34
Jaarverslag 2012
9
5.3 Afhandeling OR-vragen Het secretariaat van de bedrijfscommissie behandelt dagelijks vragen over de WOR en medezeggenschap van werkgevers, ondernemingsraden en personeelsvertegenwoordigingen, werknemers en adviseurs. De meeste vragen worden nog op dezelfde dag beantwoord en negen van de tien (87,7%) binnen één week. De beantwoording van sommige vragen duurt langer omdat nadere informatie opgevraagd wordt of uitzoekwerk nodig is. De meeste vragen gaan over OR/PVT-verkiezingen, het instellen van een OR en het instemmingsrecht.
5.4 Registratie OR-jaarverslagen en OR-reglementen Het secretariaat van de bedrijfscommissie ontvangt dagelijks OR-jaarverslagen, OR-reglementen en overige OR-bescheiden zoals ondernemingsovereenkomsten. Deze documenten worden geregistreerd. In het verslagjaar zijn 729 reglementen en jaarverslagen voor de bedrijfscommissies gezamenlijk ontvangen en geregistreerd.
6
Ontwikkelingen in en rondom de WOR en medezeggenschap
Op 14 september 2012 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden aan de Tweede Kamer aangeboden. Het wetsvoorstel heeft onder meer betrekking op een nieuw scholingssysteem voor ondernemingsraadleden. Daarnaast wordt daarin onder meer geregeld het vervallen van de verplichte bemiddelingsprocedure bij de bedrijfscommissie en de registratietaak van de bedrijfscommissie; de SER krijgt een bijzondere taak bij de bevordering van de medezeggenschap. De aangekondigde wijzigingen in het systeem van scholing en vorming van OR-leden zijn gebaseerd op het SER-advies Toekomst scholing en vorming leden ondernemingsraad van maart 2011. Met ingang van 1 januari 2013 zal de SER geen gelden meer verstrekken aan het Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden (GBIO) voor bijdragen aan opleidingskosten. Deze regeling is gestopt. Het GBIO zal worden opgeheven. De nieuwe systematiek omvat – samengevat – de volgende elementen. • De werkgever krijgt in het nieuwe stelsel de expliciete wettelijke plicht om de scholing en vorming van leden van ondernemingsraden te betalen. De OR kan in beginsel en binnen het redelijke zelf bepalen hoe de dagen die hij nodig acht voor scholing en vorming worden ingevuld. • Om te kunnen zien wat redelijke kosten zijn voor kwalitatief goede cursussen stelt de SER jaarlijks zgn. richtbedragen vast voor OR-cursussen. Opleidingsinstituten kunnen van een speciaal daarvoor op te richten stichting (de Stichting Certificering Opleiding Ondernemingsraden; SCOOR) een certificaat krijgen indien zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. • Vragen of geschillen over de toepassing van het wettelijk scholingsrecht kunnen door de ondernemer en/ of OR worden voorgelegd aan de bedrijfscommissie waaronder de onderneming valt. De bedrijfscommissies stellen daarvoor een speciale scholingskamer in en er geldt een speciale (verkorte) procedure voor de behandeling van de vragen en geschillen. • De SER heeft in juni 2012 een speciale commissie opgericht, de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM), die als algemene taak heeft om de medezeggenschap in ondernemingen te bevorderen. Onderdeel van die taak is het bevorderen van scholing van OR-leden. De CBM heeft in december 2012 een Aanbeveling uitgebracht. Daarin beveelt de CBM onder meer aan om binnen een onderneming overleg te voeren over een scholingsplan, daarbij te kiezen voor een opleidingsinstituut met een certificaat en gebruik te maken van de richtbedragen van de SER. Ook beveelt de CBM aan om eventuele geschillen voor te leggen aan de bedrijfscommissie. Het was de bedoeling dat het wetsvoorstel per 1 januari 2013 van kracht zou worden, maar deze datum is niet 10
Bedrijfscommissie Markt II
gehaald. De inwerkingtreding is nu in het voorjaar van 2013 te verwachten. Dan zal tevens de huidige verplichte bemiddeling bij de bedrijfscommissie vervallen. In de meeste gevallen waarin sprake is van een geschil in het kader van de WOR, is bemiddeling door de bedrijfscommissie, voordat een partij zich tot de kantonrechter kan wenden, thans verplicht. De SER heeft in 2009 de minister van SZW geadviseerd het verplichte karakter van deze bemiddeling af te schaffen. Bemiddeling heeft immers pas echt kans van slagen als beide partijen daarvoor open staan. Bij dezelfde gelegenheid heeft de SER de minister van SZW geadviseerd de verplichte registratie van het (voorlopige) OR-reglement en het jaarverslag af te schaffen. De registratie van deze documenten dient geen duidelijk doel (meer). Deze voorstellen zijn in het wetsvoorstel (dus) overgenomen.
7
Samenvattingen behandelde bemiddelingsverzoeken
De BC Markt II heeft besloten om van de behandelde bemiddelingsverzoeken alleen korte anonieme samenvattingen te publiceren. De BC Markt II is van mening dat publiciteit wenselijk is vooral uit een oogpunt van voorlichting, maar dat deze niet herleidbaar moet zijn tot de organisatie waar het geschil speelde. Bemiddelingsadviezen vormen geen jurisprudentie. De adviezen bevatten niet zozeer een uitspraak over wie gelijk heeft, maar zijn bedoeld om maatwerkoplossingen aan te reiken ten behoeve van het herstellen of bevorderen van de medezeggenschap in een organisatie; de adviezen zijn gericht op bemiddeling met inachtneming van de omstandigheden in het voorliggende verzoek. In dit jaarverslag is (in de bijlage) van de in het verslagjaar behandelde bemiddelingsverzoeken een samenvatting opgenomen; op de website wordt een selectie van de samenvattingen geplaatst.
Jaarverslag 2012
11
12
Bedrijfscommissie Markt II
Bijlage Samenvattingen van de in de verslagperiode behandelde bemiddelingsverzoeken
Jaarverslag 2012
13
Bemiddelingsverzoek BC M II 11.023
Sector zorg
Trefwoorden art. 13 WOR (uitsluiting OR-lid)
Kern van het geschil Een bestuurder vraagt de Bedrijfscommissie Markt II om de voorzitter van de OR te adviseren vrijwillig zijn taken als OR-voorzitter en als OR-lid neer te leggen. Reden van het verzoek is onder andere vermeende schending van de geheimhoudingsplicht en een ongepaste mail die de OR-voorzitter aan de bestuurder heeft gezonden. Binnen de OR (die ten tijde van het verzoek hervormd wordt vanwege een fusie) heerst onrust. Een minderheid van de OR-leden heeft het lidmaatschap opgezegd vanwege de slechte sfeer. Naar aanleiding van het bemiddelingsverzoek hebben de overige leden een brief opgesteld waarin zij een voorstel doen om de situatie op te lossen. Kort samengevat stellen de overgebleven OR-leden voor om het voorzitterschap tijdens overlegvergaderingen over te laten nemen door een ander OR-lid en niet door verweerder. Er is reeds een vergadering geweest in deze opstelling en dat is goed bevallen.
Advies van de commissie
De commissie heeft aangegeven dat de bestuurder ‘overvraagt’ als het gaat om de OR-voorzitter geheel van zijn taken uit te sluiten. De bestuurder kan dit op grond van de WOR slechts vragen voor zijn deelname aan de overlegvergaderingen. De gedragingen van de OR-voorzitter zijn niet dusdanig dat deze een ernstige belemmering van de overlegvergadering met zich brengen. Als het voorstel van de overige OR-leden wordt gevolgd, acht de commissie dit een goede oplossing, zeker nu het slechts een overgangsperiode betreft; de verkiezing van een nieuwe OR is over enkele maanden.
14
Bedrijfscommissie Markt II
Bemiddelingsverzoek BC M II 11.024
Sector onderwijs
Trefwoorden verkiezingen, procedurele termijnen, communicatie
Kern van het geschil De verkiezingscommissie van de OR weigert een kandidaatstelling. Verzoeker wenst zich via de zogenoemde vrije lijst verkiesbaar te stellen voor een vacature in de OR. De (verkiezingscommissie van de) OR is van mening dat hij onvoldoende geldige handtekeningen aangeleverd heeft, zijn kandidaatstelling is daarom niet geaccepteerd.
Advies van de commissie
In onderliggende casus ligt de kern van het probleem in het feit dat de OR (in afwijking van zijn reglement) bepaald heeft dat de vakbondslijsten en de vrije lijsten gelijktijdig moesten worden ingediend. Voor medewerkers kon op voorhand niet duidelijk zijn of hun vakbond een kandidatenlijst zou indienen waardoor zij een vrije lijst niet zouden kunnen ondersteunen. Verzoeker kan daarom ook niet worden tegengeworpen dat hij handtekeningen had verzameld van medewerkers die lid waren van een vakbond die een kandidatenlijst heeft ingediend. Van de OR had onder die omstandigheden verwacht kunnen worden dat hij verzoeker eventueel actief de nodige steun zou hebben geboden, maar in ieder geval ten opzichte van hem een reële periode in acht zou hebben genomen, waarbinnen hij het nog ontbrekende aantal geldige stemmen zou hebben kunnen aanvullen. Gezien de onregelmatigheden bij de organisatie van de verkiezingen heeft de commissie overwogen te adviseren de verkiezingen opnieuw te doen plaats vinden. Vanuit het oogpunt van de continuïteit van de medezeggenschap heeft de commissie evenwel besloten hiervan af te zien. Daarbij speelt mede een rol dat volgend jaar op grond van het reglement nieuwe verkiezingen worden gehouden. Het is in het belang van de medezeggenschap dat die verkiezingen in alle opzichten goed verlopen. De commissie wenst voor komende verkiezingen de volgende adviezen mee te geven: • Zorg dat het OR-reglement eenduidig is, in de zin dat helder gedefinieerd is welke medewerkers onder welke kiesgroepen vallen. • Houd in het vervolg bij tussentijdse verkiezingen de reglementaire termijnen in het oog. Leer van de onderhavige situatie en zorg ervoor dat medewerkers weten of zij een vrije lijst kunnen ondersteunen. Zorg ook voor heldere communicatie over de termijnen. • Geef nadere invulling aan de bezwarencommissie, stel daarvoor een huishoudelijk reglement op dat helderheid geeft voor de leden van de bezwarencommissie en de medewerkers van de organisatie. Zorg dat de bezwarencommissie uit leden bestaat die geen belang hebben bij de verkiezingen.
Jaarverslag 2012
15
Bemiddelingsverzoek M II 11.025
Sector onderwijs
Trefwoorden faciliteitenregeling, cao
Kern van het geschil Het geschil gaat over de op te stellen jaaragenda van 2012 en de daarop te baseren urenfacilitering. Tot 1 maart 2012 geldt een overgangsbepaling in de vorm van een overeenkomst tussen cao-partijen die de omvang van de faciliteiten voor een OR regelt. Verzoeker (OR) en verweerder (bestuurder) interpreteren deze bepaling echter verschillend. Omdat de overeenkomst al bijna afloopt, hebben partijen ter zitting aangegeven zich alleen nog te willen richten op het geschil over het vaststellen van de jaaragenda van 2012 en de daarop te baseren urenfacilitering. Verzoeker wil de faciliteiten vaststellen naar aanleiding van een gedetailleerde jaaragenda, terwijl verweerder stelt deze niet zo gedetailleerd te kunnen aanleveren en dat ook niet nodig vindt. Volgens de OR kijkt de bestuurder teveel naar het kostenplaatje en volgens de bestuurder wil de OR teveel onderwerpen bespreken en heeft hij daarvoor te veel uren nodig.
Overweging van de commissie
De commissie benadrukt dat het van belang is voor de medezeggenschap dat partijen het (op grote lijnen) met elkaar eens worden. Dit begint voor betrokken partijen met het in gezamenlijk overleg vaststellen van de onderwerpen die tussen bestuurder en OR in een jaar besproken moeten worden. Bij het vaststellen van de onderwerpen dient goed gekeken te worden naar de WOR, de cao en naar het Professioneel Statuut. Partijen hebben tot nu toe over en weer te weinig rekening gehouden met de belangen van de ander. Partijen moeten de nodige flexibiliteit in acht nemen door de faciliteiten als het ware ‘mee te laten ademen’ met de ontwikkelingen binnen de organisatie: bij ‘zwaar weer’ zal de OR meer faciliteiten nodig hebben dan in periodes waarin het relatief rustiger is.
Advies van de commissie
Omdat de standpunten van partijen ver uiteen liepen heeft de commissie partijen geadviseerd om een soort ‘hei-sessie’ te houden, onder begeleiding van een trainer met kennis van de WOR, om zo gezamenlijk tot een voldoende concrete jaaragenda te komen. Aan de hand daarvan kunnen dan de OR-faciliteiten vastgesteld worden, met daaraan gekoppeld een realistisch budget.
16
Bedrijfscommissie Markt II
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.002
Sector zorg
Trefwoorden kiezen OR-voorzitter, onderlinge verhoudingen
Kern van het geschil Een OR-lid van een zorginstantie heeft een bemiddelingsverzoek ingediend omdat hij meent ten onrechte uit zijn functie als DB-lid te zijn gezet middels een besluit van de overige leden van de OR. De OR heeft bij brief laten weten de onderhavige situatie als een interne situatie te beschouwen en bemiddeling door de Bedrijfscommissie Markt II niet wenselijk te achten. Omdat bemiddeling met slechts een der partijen onmogelijk is, is het verzoek schriftelijk afgehandeld.
Advies van de commissie
De commissie heeft geconcludeerd dat de verhoudingen binnen de OR niet goed zijn. De commissie heeft partijen meegegeven dat het goed functioneren van een medezeggenschapsorgaan ook voor de onderneming van belang is. Het kiezen van een (vice)voorzitter / secretaris is een aangelegenheid van de OR, met dien verstande dat de benoeming en de wijziging van de benoeming op zorgvuldige wijze dient plaats te vinden. De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat in onderhavige situatie op een onvoldoende zorgvuldige manier is gehandeld binnen de OR. Indien OR-leden van mening zijn dat een OR-lid niet naar verwachting functioneert dan is het allereerst van belang dat alle betrokkenen daar open en helder over communiceren. Met het betrokken OR-lid kan vervolgens een verbetertraject worden afgesproken. Blijft ondanks het verbetertraject sprake van aanhoudend onvoldoende functioneren, dan kan gekozen worden voor een andere verdeling van taken binnen de OR. De commissie adviseert partijen alsnog met elkaar in gesprek te gaan om de situatie te bespreken en tot een nieuwe vorm van samenwerking te komen.
Jaarverslag 2012
17
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.003
Sector welzijn
Trefwoorden cao, instemmingsrecht
Kern van het geschil Het gaat in dit geschil om een verlaging van de hoogte van de feestdagcompensatie van 8 naar 7,2 uur waarvoor de OR geen instemming voor verleent. De OR is van mening dat de bestuurder in strijd handelt met een goede toepassing van artikel 27 van de WOR. Volgens de bestuurder is de verlaging van de feestdagcompensatie een logisch gevolg van de invoering van de jaarurensystematiek (JUS) uit de vigerende cao voor de Gehandicaptenzorg, om invoering waarvan de OR in 2009 zelf verzocht heeft.
Advies van de commissie
Gelet op het feit dat de JUS kennelijk (nog) niet naar behoren wordt uitgevoerd, adviseert de commissie om de aangekondigde evaluatie door een breed en paritair samengestelde werkgroep met een onafhankelijk voorzitter te laten uitvoeren. Deze werkgroep zal de JUS-implementatie in brede zin evalueren en aan de hand van een tijdspad en een plan van aanpak werken. Geconstateerde knelpunten zullen lopende het traject opgelost (moeten) worden. De OR en het personeel worden in de gelegenheid gesteld om de evaluatie zorgvuldig te monitoren. Het verloop van dit traject wordt een vast agendapunt van de overlegvergadering. Het doel van het traject is dat de JUS naar ieders tevredenheid en goed geïmplementeerd wordt. Daarnaast is de commissie van oordeel dat indien gekozen wordt voor de toepassing van de JUS-systematiek uit de cao, de systematiek daarvan dan ook integraal behoort te worden ingevoerd, en dus zonder behoud van de oude feestdagcompensatieregeling. De commissie adviseert in dat kader een overgangsregeling te hanteren van twee jaar. Het verschil van 0,8 wordt in twee stappen naar 0 gebracht: dit betekent per 1 januari 2013 een verlaging van 8 naar 7,6 en per 1 januari 2014 een verlaging naar 7,2. De correcte implementatie en uitvoering van de JUS zou vanaf 1 januari 2014 dan een feit moeten zijn. De commissie geeft partijen mee dat het, gezien de eerder tussen partijen gemaakte afspraken, inderdaad een onderwerp betreft waarvoor de OR op basis van artikel 27 van de WOR om instemming dient te worden verzocht. Conform artikel 27, lid 4 van de WOR kan de bestuurder vervangende toestemming vragen aan de kantonrechter indien de OR instemming heeft geweigerd. De kantonrechter kan toestemming geven, indien de beslissing van de OR om geen instemming te geven onredelijk is of indien het voorgenomen besluit van de ondernemer gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen.
NB De OR heeft de Bedrijfscommissie Markt II nadien geïnformeerd dat het advies van de commissie integraal zal worden overgenomen.
18
Bedrijfscommissie Markt II
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.004
Sector zorg
Trefwoorden pauzeregeling, cao, instemmingsrecht, pilot
Kern van het geschil Bestuurder stelt voor om in afwijking van de cao VVT een pauzeregeling te hanteren, waarbij medewerkers op de werkplek pauzeren en de pauzetijd als werktijd wordt aangemerkt. Het betreft een onderneming in de intramurale verzorgingshuiszorg, verpleeghuiszorg en thuiszorg. In één van de thuiszorglocaties is een aantal kleinschalige wooneenheden voor mensen met dementie gehuisvest. In deze wooneenheden geldt de eis dat in huiskamers permanent toezicht aanwezig is. Doorgaans is er één medewerker per wooneenheid aanwezig, waardoor pauzeren buiten de werkplek niet mogelijk is. De bestuurder verzoekt de OR om in te stemmen met pauzeren op de werkplek, waarbij de pauzetijd als werktijd wordt aangemerkt. Deze diensten zullen alleen ingezet worden indien er (gepland) geen sprake is van een dubbele bezetting. De OR stemt niet in met de afwijkende pauzeregeling, omdat deze niet in lijn is met de pauzeregeling van de cao VVT. Volgens bestuurder blijkt uit overleg dat al de betreffende medewerkers de voorgestelde pauzeregeling willen hanteren. Volgens hen draagt het pauzeren in de woning van cliënten bij aan de nodige rust en past dit bij het zorgconcept van kleinschalige zorg. De OR is van oordeel dat afwijken van de wet niet is toegestaan. Het is verder niet duidelijk voor welke delen van de organisatie het instemmingsverzoek geldt, terwijl de OR een eenduidige pauzeregeling voor de hele onderneming wil.
Overwegingen en advies van de commissie
Hoofdregel in de geldende wet- en regelgeving (Arbeidstijdenwet en -besluit) is dat een medewerker pauze moet hebben. Afwijking van deze hoofdregel is mogelijk via een collectieve regeling. In art. 5.1.4. cao VVT is bepaald dat instemming van de OR nodig is om af te wijken van de in dat artikel opgenomen pauzeregeling. Deze bepaling is hier echter niet aan de orde, nu art. 5.1.4. cao VVT de koffie- en theepauzes betreft. Bestuurder heeft geen instemming gekregen en desondanks de afwijkende pauzeregeling doorgevoerd. Dit is in strijd met de wet. De bestuurder had op grond van ar. 27, lid 4 van de WOR de kantonrechter om toestemming kunnen vragen om het besluit door te voeren, maar heeft dat niet gedaan. Nu de OR heeft aangegeven niet goed te kunnen overzien waar hij met het voorliggende verzoek precies mee zou instemmen en hoe verstrekkend dat is, ligt het op de weg van bestuurder om e.e.a. te verduidelijken. Van de OR mag verwacht worden dat hij niet alleen de belangen van de werknemers van de organisatie behartigt, maar ook goed en kritisch overlegt met bestuurder in het belang van het functioneren van de onderneming als geheel. Daarbij is van belang om te onderscheiden of hetgeen bestuurder verzoekt i) wettelijk is toegestaan en ii) in de praktijk werkt. Onder de gegeven omstandigheden adviseert de commissie het instemmingsverzoek in te trekken en terug te gaan naar de fase van een pilot, waarbij een einddatum en duidelijke criteria dienen te worden geformuleerd aan de hand waarvan de pilot zal worden geëvalueerd. Bestuurder dient de OR intensief te betrekken bij het formuleren van de criteria. Na afloop van de pilot kan de OR dan een nieuw en duidelijk verzoek tot instemming worden voorgelegd. De OR zal dan op basis van de uitkomsten van de pilot ook gerichter op het verzoek kunnen reageren. Jaarverslag 2012
19
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.005
Sector welzijn
Trefwoorden adviesrecht, instemmingsrecht, reorganisatie, sociaal plan
Kern van het geschil De bestuurder heeft in het kader van een reorganisatie eenzijdig een sociaal plan vastgesteld voor de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013, nadat de onderhandelingen hierover met de vakbonden waren vastgelopen. De OR is pas achteraf over het vastgestelde plan geïnformeerd. Het geschil ging aanvankelijk over de vraag of de OR instemmingsrecht toekwam. Maar gedurende de bemiddeling wijzigde dit in een beroep door de OR op het adviesrecht. De OR stelde daarbij dat de bestuurder het sociaal plan niet als onderdeel van de adviesaanvraag over de reorganisatie had bijgevoegd en dat hij daardoor geen advies meer heeft kunnen uitbrengen over het sociaal plan en hier geen wezenlijke invloed op heeft kunnen uitoefenen.
Advies van de commissie
Tijdens de behandeling van het bemiddelingsverzoek bleek de commissie dat partijen dichter bij elkaar stonden dan zij dachten. Daarbij gaf de bestuurder aan dat het steeds zijn bedoeling is geweest het sociaal plan inhoudelijk te bespreken als onderdeel van de adviesaanvraag over de reorganisatie. Zodra de adviesaanvraag bij de OR zou worden ingediend, zou er mede gesproken worden over het sociaal plan. Daarbij bestaat nog beperkte ruimte voor overleg. Ten overstaan van de commissie hebben partijen vervolgens afspraken gemaakt, waardoor de kwestie naar beider tevredenheid in der minne is geschikt.
NB Naderhand heeft de Bedrijfscommissie Markt II van de OR vernomen dat de tijdens de bemiddelingszitting gemaakte afspraken hebben geleid tot een bijgesteld sociaal plan. Bovendien heeft daarop ook de vakbond alsnog zijn instemming met het sociaal plan uitgesproken.
20
Bedrijfscommissie Markt II
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.006
Sector onderwijs
Trefwoorden arbodienstverlening, instemmingsrecht, communicatie
Kern van het geschil De OR gaat niet akkoord met de door de bestuurder per 1 januari 2012 eenzijdig doorgevoerde verandering van de wijze waarop de arbodienstverlening, als bedoeld in art. 14, lid 1 van de Arbowet, bij de onderneming van bestuurder is geregeld. Daarvóór was de arbodienstverlening geregeld door middel van een contract met een gecertificeerde arbodienst als bedoeld in artikel 14a, lid 2 van de Arbowet (ook wel: de vangnetregeling genoemd). Voor de periode vanaf 1 januari 2012 is een contract aangegaan met een door bestuurder zelf gekozen gecertificeerde bedrijfsarts én heeft bestuurder een zelf gekozen gecertificeerde arbeidsdeskundige in dienst genomen (ook wel: de maatwerkregeling genoemd). De OR is wel om instemming gevraagd, maar in een erg laat stadium, toen de plannen al vaste vormen hadden aangenomen. De OR stelt dat het besluit van bestuurder nietig is en wil dat er opnieuw overleg gevoerd wordt.
Overwegingen en advies van de commissie
De commissie concludeert op basis van de stukken dat de OR niet tijdig de nietigheid van het besluit heeft ingeroepen. Ter zitting constateert de commissie dat de inhoudelijke visie op het ziekteverzuimbeleid tussen partijen op zich zelf niet ter discussie staat. Deze visie houdt in dat aan de arbeidsdeskundige in de preventie en de eerste fase van (de begeleiding van) het ziekteverzuim een centrale rol wordt toegekend en dat de bedrijfsarts meer een rol op de achtergrond heeft. Daarnaast heeft de eigen verantwoordelijkheid van de medewerker een prominentere plaats binnen het ziekteverzuimbeleid gekregen. De commissie meent dat partijen elkaar inhoudelijk hadden kunnen vinden, indien er vanaf het begin van de gedachtevorming en communicatie sprake was geweest van in open overleg gezamenlijk optrekken. Naar de indruk van de commissie is het vooral misgegaan op het vlak van een open en tijdige communicatie tussen partijen. De commissie kan zich in dat opzicht wel indenken dat bij de OR in de loop van het proces gevoelens van onvrede, gepasseerd voelen en niet serieus genomen worden hebben post gevat. Mogelijk komt dit doordat de WOR voor deze tak van de onderwijssector nog relatief nieuw is en men nog moet wennen aan de wijze van betrekken van de OR in het advies-, instemmings- en besluitvormingstraject op grond van de WOR. De commissie adviseert partijen reeds nu in overleg te gaan over de vraag aan welke criteria de inhoud en vormgeving van de arbodienstverlening in 2013 dient te voldoen. De arbodienstverlening moet hierbij als één totaalpakket worden beschouwd, waarvan de arbeidsdeskundige onlosmakelijk deel uitmaakt en waarvoor het instemmingsrecht geldt, conform art. 27, lid 1 onder d van de WOR. Bestuurder geeft aan te hechten aan het tot zijn recht kunnen komen van goede medezeggenschap en het belang daarvan voor het uiteindelijke resultaat te onderkennen. De OR verklaart zich bereid om van de kwestie van de inrichting van de arbodienstverlening in 2012 geen ‘halszaak’ te maken, er van uitgaande dat de inhoud en vormgeving van het pakket arbodienstverlening vanaf 2013 open en zonder vaststaande uitkomst op de overlegtafel ligt. Jaarverslag 2012
21
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.007
Sector zorg
Trefwoorden arbeidsomstandigheden, dienstrooster, intrekking instemming
Kern van het geschil De OR verleent aan de bestuurder van een verpleeghuis onder voorwaarden instemming om ten behoeve van de invoering van de zorgvorm ‘kleinschalig wonen’ een dienstrooster in te voeren dat voorziet in diensten van 8 uur, met een doorbetaalde pauze van 15 minuten. Tot aan deze verandering duurde een dienst 8,5 uur, waarin begrepen een (onbetaalde) pauze van een half uur. In de praktijk blijkt dat het benutten van de doorbetaalde pauze van een kwartier niet tot zijn recht komt, waardoor sprake is van onvoldoende rusttijd voor de medewerker. Dit kan onder meer risico’s voor de gezondheid van de medewerkers en voor het welzijn en de veiligheid van de bewoners/cliënten met zich brengen. Voorts is de OR van oordeel dat de bestuurder zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Om die reden wordt de instemming ingetrokken.
Advies van de commissie
Mede aan de hand van een voorstel van de commissie, bereiken partijen tijdens de behandeling van het bemiddelingsverzoek een minnelijke oplossing van het probleem. Deze komt er op neer dat het nieuwe dienstrooster voorlopig wordt gehandhaafd, waarbij maatregelen worden getroffen die ervoor moeten zorgen dat de 15 minuten pauze ook daadwerkelijk wordt genomen. Daarnaast zal een aangepaste inzet van de zogenoemde ‘omloopmedewerker’ worden uitgeprobeerd, waardoor deze, gedurende enkele uren halverwege iedere dienst, specifiek tot taak zal hebben om pauzerende medewerkers te vervangen. Na een periode van minimaal vier maanden zal deze oplossing worden geëvalueerd.
22
Bedrijfscommissie Markt II
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.008
Sector zorg
Trefwoorden verkiezingen, communicatie
Kern van het geschil In dit geschil verzocht een vakbond de Bedrijfscommissie Markt II om bemiddeling inzake een probleem dat is ontstaan bij de verkiezing van de OR van een ziekenhuis. Zowel de vakbond als een OR-lid namens deze vakbond, heeft een kandidatenlijst ingediend. Deze twee kandidatenlijsten komen niet met elkaar overeen; op de door de vakbond ingediende lijst staan vier kandidaten, op de door het OR-lid ingediende lijst drie. De vakbond meent op tijd een geldige kandidatenlijst te hebben ingediend bij de verkiezingscommissie. De verkiezingscommissie heeft deze lijst echter ongeldig verklaard op grond van het feit dat de lijst na de sluitingstermijn is binnengekomen en dat de handtekening en bereidverklaring van kandidaat nr. 4 ontbreken. Bovendien stelt de verkiezingscommissie al een kandidatenlijst ontvangen te hebben van een OR-lid namens deze vakbond. Deze lijst heeft de verkiezingscommissie geldig verklaard. De verkiezingscommissie is van mening dat zij zorgvuldig en conform de procedure heeft gehandeld. Zij ziet geen reden om de betreffende vierde kandidaat als lid aan de OR toe te voegen, zoals door de vakbond is voorgesteld.
Advies van de commissie
De commissie geeft de OR mee dat bij verkiezingen het juist toepassen van het eigen OR-reglement en het zich houden aan termijnen van groot belang is en dat een verkiezingscommissie zich actief dient op te stellen. De commissie geeft de vakbond mee dat de gang van zaken en de communicatie - intern en tussen partijen niet de schoonheidsprijs verdient en dat zij bij een vakbond een meer pro-actieve opstelling gepast acht. De handelwijze van partijen in deze kwestie draagt niet bij aan de bevordering van de medezeggenschap. Met het oog op de toekomst adviseert de commissie beide partijen om de afgelopen verkiezingen te evalueren en daar leer- en verbeterpunten uit te trekken. Daarnaast adviseert de commissie partijen helder met elkaar te communiceren en ook te investeren in een goede relatie als gesprekspartners.
NB De OR heeft na afloop de Bedrijfscommissie Markt II geïnformeerd dat de door de commissie voorgestelde verbeterpunten ter harte zijn aangenomen, dat het OR-verkiezingsreglement kritisch zal worden bekeken en waar nodig zal worden aangepast en dat opnieuw zal worden gekeken naar het te houden contact met de vakbond.
Jaarverslag 2012
23
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.009
Sector zorg
Trefwoorden cao, instemmingsrecht
Kern van het geschil Tijdens de piekuren overdag zijn er onvoldoende parkeerplekken voor patiënten, bezoekers en medewerkers van het ziekenhuis. De bestuurder heeft een pakket aan maatregelen ter zake ter instemming voorgelegd aan de OR op grond van artikel 27 WOR. Op grond van de cao moet ten aanzien van de inzet van woon-werkverkeergelden overeenstemming bestaan tussen bestuurder en de OR. De bestuurder heeft ook de besteding van de parkeergelden ter instemming aan de OR voorgelegd. De bestuurder heeft de OR meerdere malen een (aangepast) instemmingsverzoek ex artikel 27 WOR voorgelegd en gevraagd in te stemmen met het pakket aan maatregelen ten aanzien van het bereikbaarheidsbeleid. Partijen komen niet tot overeenstemming.
Advies van de commissie
Tijdens de zitting hebben partijen, op aangeven van de commissie, verzocht de zitting te schorsen. Na de schorsing hebben partijen de commissie medegedeeld samen verder te willen onderhandelen op basis van een tijdens de schorsing ingebracht voorstel. Partijen zijn er vervolgens samen niet uitgekomen; de commissie heeft alsnog een bemiddelingsadvies uitgebracht. De commissie geeft daarin aan dat de woon-werkverkeergelden op grond van de cao hoe dan ook ten goede moeten komen aan de werknemers. Hier valt niet aan te tornen. Of dit middels een ‘rugzakje’, een stimuleringsbeleid voor OV en fiets of anderszins bij de werknemers terecht komt, dat laat de commissie verder aan partijen. Ten aanzien van de parkeergelden adviseert de commissie partijen een overgangsregeling af te spreken met inachtneming van het volgende kader: • Met name voor de lagere inkomensgroepen dient er een overgangsregeling te komen, in die zin dat het betaald parkeren in de hoogte van het tarief gefaseerd moet worden ingevoerd. • Er dient een duidelijke termijn te worden gesteld aan de gefaseerde invoering van het parkeerbeleid. • Er dient vanaf de start een meetbaar effect van het betaald parkeren uit te gaan in die zin dat het beleid een prikkel vormt voor de werknemers voor verandering in het mobiliteitsgedrag (meer gebruik OV en fiets). • De maatregelen die worden genomen dienen in balans te zijn met het flankerend beleid. Dit houdt in dat zowel de maatregelen als de tegemoetkomingen tegelijkertijd van kracht moeten worden en derhalve als één pakket worden ingevoerd (‘het zuur en het zoet tegelijk’). Dit is van belang voor de acceptatie onder de werknemers. • Voor het nader invullen van het parkeerbeleid verdient het aanbeveling om ook te kijken naar regelingen rond het parkeren bij andere ziekenhuizen.
NB Door partijen is er naar aanleiding van het advies een akkoord bereikt.
24
Bedrijfscommissie Markt II
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.011
Sector welzijn
Trefwoorden bonusregeling, cao, eindejaarsuitkering
Kern van het geschil Het geschil spitst zich toe op de toepassing van de cao-regeling in de kinderopvang betreffende de eindejaarsuitkering. Op grond van de cao moet in overleg tussen OR en bestuurder een eindejaarsuitkering van 3,5 procent worden vastgesteld, die wordt uitgekeerd afhankelijk van vast te stellen doelen en/of resultaten. De bestuurder heeft daartoe een voorstel gedaan, waarbij een deel van de eindejaarsuitkering afhankelijk wordt gesteld van het behalen door de organisatie van bepaalde financiële doelen. De OR gaat hiermee niet akkoord omdat in zijn ogen de mate van beïnvloedbaarheid van deze financiële doelen door de individuele medewerkers te gering is. De cao stelt deze beïnvloedbaarheid als eis.
Advies van de commissie
Tijdens de bemiddeling komen partijen voor een belangrijk deel tot elkaar. Voor het resterende deel, aangaande de mate van beïnvloedbaarheid, waarover partijen van mening blijven verschillen, doet de commissie partijen een compromisvoorstel. Dit komt erop neer dat, nu de datum van 1 juli waarvóór de te behalen doelen moeten zijn afgesproken inmiddels is verstreken, partijen met elkaar afspreken dat voor het eerste halfjaar aan de vereisten voor het uitkeren van de eindejaarsuitkering is voldaan. Dat houdt in dat de helft van dit onderdeel van de eindejaarsuitkering daadwerkelijk zal worden uitgekeerd. De andere helft zal worden uitgekeerd indien gedurende het tweede halfjaar van de vereiste norminzet is gebleken. Op die manier blijft er voor de medewerkers een stimulans om hun bijdrage aan het realiseren van de financiële doelstelling te blijven leveren. Voorts wordt partijen geadviseerd tijdig met elkaar in overleg te treden over voor beide partijen beter aanvaardbare en meetbare doelen voor het komende jaar. Naar aanleiding van dit compromisvoorstel geven beide partijen aan zich daarin te kunnen vinden en komt er een minnelijke schikking tot stand.
Jaarverslag 2012
25
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.012
Sector welzijn
Trefwoorden PVT, instelling OR, cao, werknemersbegrip
Kern van het geschil Een particuliere instelling voor geestelijke zorgverlening heeft een PVT. Sinds de cao-GGZ algemeen verbindend is verklaard tracht de PVT zich om te vormen tot een OR. In de cao is bepaald dat de instellingsgrens voor een OR op 35 werknemers ligt. Bij de organisatie werken momenteel 37 werknemers en de organisatie valt alleen onder de cao in de perioden dat deze algemeen verbindend is verklaard. De bestuurder stelt dat er minder dan 35 mensen werkzaam zijn bij de organisatie nu een aantal medewerkers werkzaam is op basis van een leer-arbeidsovereenkomst en daarom niet meetelt als in de onderneming werkzame personen als bedoeld in de WOR.
Advies van de commissie
De commissie komt tot de conclusie dat het werkelijke pijnpunt ligt in de opstelling van de directie van de onderneming ten opzichte van de medezeggenschap. De directie staat op afstand van (de organisatie en daarmee) dit gehele geschil en laat zich vertegenwoordigen door haar algemeen manager. De eigenaar lijkt geen prioriteit te geven aan het oprichten van een OR en de commissie merkt bovendien op dat zij sterk de indruk heeft dat er een angstcultuur in de onderneming heerst, met name ten aanzien van het vormen van de medezeggenschap. De commissie concludeert dat de in de organisatie overeengekomen leer-arbeidsovereenkomsten zijn aan te merken als arbeidsovereenkomsten (artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek). Personen met een dergelijke overeenkomst tellen derhalve mee voor de instellingsgrens voor het vormen van een OR krachtens de algemeen verbindend verklaarde cao. De commissie constateert dat er voldoende medewerkers bij de organisatie werkzaam zijn om een OR in te moeten stellen. Tot slot benadrukt de commissie het belang van een goed functionerende medezeggenschap in een organisatie.
NB Naar aanleiding van dit advies is de PVT verder gegaan met de vorming van een OR. De OR is inmiddels formeel tot stand gekomen.
26
Bedrijfscommissie Markt II
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.013
Sector zorg
Trefwoorden arbeidstijdenregeling, geen ruimte tot bemiddeling
Kern van het geschil Bestuurder wil een nieuwe roostersystematiek invoeren. De OR onthoudt zijn instemming om meerdere redenen, waaronder de onduidelijkheid over de feitelijke effecten van de invoering van de nieuwe systematiek.
Standpunten van partijen
De bestuurder stelt dat de huidige roostersystematiek qua paraatheid niet voldoet aan de in de cao gestelde vereisten, want deze gaat uit van cyclisch roosteren, waarin reactief door de afdeling planning wordt gereageerd op de vele mutatieverzoeken. Er worden zoveel mutaties aangebracht dat het rooster afbreuk doet aan het beginsel van ‘gezond roosteren’ en door de hoeveelheid mutaties is het moeizaam om binnen de grenzen van de Arbeidstijdenwet (ATW) te blijven. De OR stelt dat de werkafspraken op meerdere aspecten niet duidelijk zijn uitgewerkt. De nieuwe diensttijden zijn volgens de OR niet gezonder en worden door de medewerkers als niet sociaal of wenselijk ervaren. Ook opties zoals het vervangen van de reserveweken door reservediensten zijn onvoldoende overwogen. Er zijn andere opties met betere oplossingen en met minder impact voor de medewerkers mogelijk. Desondanks is de OR bereid te bezien of er alsnog overeenstemming bereikt kan worden. De OR denkt daarbij aan twee mogelijke oplossingsrichtingen. De eerste optie is handhaving van de huidige systematiek totdat er een nieuwe regeling is met een breed draagvlak onder de medewerkers. De tweede optie is een tijdelijke instemming van de OR met het voorliggende voorstel, waarbij het noodzakelijk is dat aan een aantal nadere voorwaarden zal zijn voldaan.
Bemiddelingszitting De commissie constateert dat de discussie wordt bemoeilijkt doordat partijen geen gemeenschappelijke opvatting hebben (vastgesteld) over wat gezond werken is. Partijen blijven bij hun eerder ingenomen standpunten en tonen geen bereidheid tot (enige) aanpassing daarvan. Pogingen om samen onder externe leiding tot het formuleren van een wenselijk arbeidspatroon te komen, heeft tot vele discussies geleid maar niet tot een oplossing. Zouden de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om te kunnen instemmen met het voorgestelde nieuwe rooster wel al zijn geformuleerd, dan had dat aanknopingspunten voor bemiddeling geboden. De commissie kan in deze situatie niet bemiddelen. De commissie geeft partijen voor verder overleg mee dat ze een gezamenlijke opvatting over wat gezond werken is c.q. wat de belangrijk(st)e elementen van gezond werken zijn, dienen te formuleren, en dat ze de discussie over welke roostersystematiek de betere is, vanuit die gezamenlijke opvatting dienen te voeren. Verder dient de OR de voorwaarden waaraan voldaan zou moeten worden om (tijdelijk) te kunnen instemmen, te formuleren en bekend te maken, zodat daarover gesproken kan worden en om tot een (mogelijk) vergelijk te komen.
Gang naar de rechter
Vervolgens verzoekt bestuurder de kantonrechter om toestemming voor het nemen van het voorgenomen besluit. De kantonrechter oordeelt - onder meer - dat bestuurder een zwaarwegend belang heeft bij een voldoende georganiseerd dienstrooster, zodat daarmee kan worden toegezien op naleving van de arbeidstijdenJaarverslag 2012
27
wetgeving. De wens van het personeel om de huidige roostersystematiek te behouden, zodat er bijvoorbeeld onbelemmerd diensten geruild kunnen worden, moet hiervoor wijken. Dit geldt te meer omdat de huidige roostersystematiek een gezonde afwisseling van soorten diensten en vereiste hersteltijd niet waarborgt. Dit geldt ook voor reservediensten-weken, gelet op de onzekerheid die deze met zich meebrengen. De kantonrechter verleent vervangende toestemming aan bestuurder1.
1
28
Kantonrechter Utrecht, 29 november 2012, LJN: BY4610 Bedrijfscommissie Markt II
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.014
Sector zorg
Trefwoorden cao, instemming, arbeidsvoorwaarden
Kern van het geschil Het geschil in deze zaak speelt bij twee ziekenhuizen die een aantal jaren geleden bestuurlijk zijn gefuseerd en op termijn juridisch zullen fuseren. Eén stap in dit traject is het harmoniseren van arbeidsvoorwaarden. Een werkgroep waarin ook OR-leden zitting hadden heeft een harmonisatiepakket voorgesteld en de bestuurder heeft dit overgenomen op één element na, de compensatie van feestdagen. In de cao Ziekenhuizen worden feestdagen gecompenseerd met 7,2 uur. Bij een van de twee ziekenhuizen wordt echter een feestdagencompensatie gehanteerd van 8 uur omdat bestuurder en de OR op grond van de cao samen destijds een afwijkende afspraak hebben gemaakt. De bestuurder wil de compensatieregeling voor feestdagen voor de gehele organisatie harmoniseren op 7,2 uur per feestdag. De OR wenst daarentegen een compensatieregeling van 8 uur per feestdag voor de reeds in dienst zijnde medewerkers en voor medewerkers die nieuw in dienst treden een compensatie van 7,2 uur per feestdag.
Advies van de commissie
De commissie komt tot de conclusie dat met de terminologie uit de cao (‘overleg met’ en ‘overeenstemming’) sprake is van instemmingsrecht volgens artikel 27 WOR. Voor zover de bestuurder op grond van de cao in overleg met de OR van de cao kan afwijken dient het wijzigen van zo’n afspraak via dezelfde route te geschieden, dus ook via een instemmingsprocedure. De commissie adviseert partijen over de feestdagencompensatie nog nader te overleggen en de rest van het voorliggende harmonisatiepakket per 1 januari 2013 (alvast) in te voeren. Ten aanzien van de feestdagencompensatie adviseert de commissie om geen ‘uitgroeiregeling’ overeen te komen zoals de OR voorstelt maar per 1 januari 2014 voor iedereen een feestdagcompensatie van 7,2 uur te hanteren omdat dit de basisregel van de cao is, het hanteren van twee regimes (te weten de ene groep 8 uur en de andere groep 7,2 uur als compensatie) niet wenselijk is en de Commissie Gelijke Behandeling regelmatig heeft geoordeeld dat het hanteren van twee regimes naast elkaar alleen acceptabel is voor een beperkte afgebakende overgangstermijn; als dit voor lange duur is, dan is er sprake van strijd met de Wet gelijke behandeling. Tot slot adviseert de commissie het geld dat op deze manier bespaard wordt, aan te merken als ‘werknemersgeld’ en dit door de bestuurder (in overleg met de OR) in te laten zetten voor het faciliteren van werknemers. Partijen hebben ter zitting aangegeven dat zij zich zullen neerleggen bij het advies van de bedrijfscommissie.
NB Enige maanden na het uitgebrachte advies is van bestuurder vernomen dat, conform het advies, alle regelingen, met uitzondering van de regeling met betrekking tot het feestdagenverlof, per 1 januari 2013 van kracht zijn geworden.
Jaarverslag 2012
29
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.016
Sector dienstverlening
Trefwoorden kosten adviseur, OR-faciliteiten
Kern van het geschil Tussen partijen is een geschil gaande over de vraag wie de kosten van rechtsbijstand dient te betalen en of voldaan is aan de vereisten van artikel 22 van de WOR. De bestuurder trekt de transparantie van de door de gemachtigde van de OR ingediende declaraties in twijfel. Naar de mening van de OR gaat het geschil in essentie om de mogelijkheden die de OR van de ondernemer krijgt om zijn wettelijke bevoegdheden uit te oefenen. De gemachtigde van de OR is tevens gemachtigde van één van de OR-leden en treedt voor hem op in een arbeidsgeschil met de bestuurder.
Advies van de commissie
Artikel 22, lid 1 van de WOR bepaalt dat de kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de OR ten laste van de ondernemer komen. De commissie constateert dat artikel 22 van de WOR niet meer voorschrijft dan dat aan de ondernemer vooraf de kosten dienen te worden meegedeeld van de in te schakelen juridische bijstand. Van instemming door de bestuurder is geen sprake en verder laat de WOR zich niet uit over te maken specificaties van declaraties. De commissie geeft partijen mee dat het, zeker in een tijd van bezuinigingen, belangrijk is dat de medezeggenschap in een organisatie goed functioneert en ook goed blijft functioneren. De bestuurder dient de OR voldoende budget toe te kennen zodat deze laatste zijn taak naar behoren kan uitoefenen. De commissie benadrukt dat de bepalingen van de WOR niet door eventuele noodzakelijke bezuinigingen buitenspel gezet kunnen worden. Om de medezeggenschap binnen de organisatie goed te kunnen laten verlopen adviseert de commissie partijen om duidelijke en heldere afspraken te maken over de bij de inschakeling van externe ondersteuning te volgen procedures. Hoewel door een gemachtigde niet alles tot op het kleinste detail inzichtelijk behoeft te worden gemaakt, dient wel per dossier inzicht te worden verschaft in de gemaakte kosten (specificaties per onderwerp). De commissie beveelt partijen aan om, met inachtneming van dit advies, een streep te zetten onder dit geschil en te kijken naar de toekomst.
30
Bedrijfscommissie Markt II
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.018
Sector dienstverlening
Trefwoorden kosten adviseur
Kern van het geschil Het geschil betreft de vraag wie de kosten dient te dragen van de door verzoeker (voorzitter OR) ingeroepen (en nog in te roepen) juridische ondersteuning in het kader van de procedures bij de Bedrijfscommissie Markt II en de kantonrechter waarin hij door de bestuurder is betrokken. Ter discussie staat de vraag of verzoeker in privé deze juridische kosten dient te dragen of dat sprake is van gemaakte kosten ter waarborging van de medezeggenschap in de onderneming. Verzoeker meent dat hij als OR-voorzitter kosten heeft gemaakt om het functioneren van de medezeggenschap te bestendigen. De bestuurder is van mening dat de betreffende kosten zijn c.q. worden veroorzaakt als gevolg van het persoonlijk handelen van verzoeker en geen betrekking hebben op een geschil tussen de ondernemer en de OR als orgaan.
Advies van de commissie
De commissie oordeelt dat verzoeker tijdig de bestuurder in kennis heeft gesteld en dat de juridische bijstand redelijkerwijze noodzakelijk was om het functioneren van de medezeggenschap als orgaan te bestendigen. Naar de mening van de commissie kon verzoeker zich daarbij gesteund weten door de ondernemingsraad en is er derhalve geen sprake van een ‘eenmansactie’ van verzoeker. De commissie is van oordeel dat een redelijke toepassing van de WOR met zich meebrengt dat de kosten van de procedures die zich hebben afgespeeld rond de rol van verzoeker als voorzitter van de ondernemingsraad, voor rekening van de werkgever komen. Met inachtneming van dit advies adviseert de commissie om een streep te zetten onder dit geschil en te kijken naar de toekomst.
Jaarverslag 2012
31
Bemiddelingsverzoek BC M II 12.019
Sector dienstverlening
Trefwoorden adviesrecht, cao, reorganisatie, onderlinge verhoudingen
Kern van het geschil Het geschil betreft de vraag of sprake is van een reorganisatie in de zin van de WOR. Aanleiding voor het geschil is het stopzetten van een van de projecten van de organisatie (door een externe opdrachtgever) waardoor de bestuurder zich genoodzaakt ziet een aantal werknemers te ontslaan. De OR is van mening dat er sprake is van een reorganisatie en heeft bestuurder erop gewezen dat er in dat geval een reorganisatieplan dient te worden opgesteld dat aan de OR moet worden voorgelegd voor advies. Naar de mening van de bestuurder is er geen sprake van een reorganisatie en daarom ook niet van een adviesplichtige situatie. Bestuurder beroept zich er op dat de betreffende situatie volgens de van toepassing zijnde cao geen reorganisatie is en dat het niet de organisatie zelf is, maar een andere organisatie die het besluit (stopzetten van het project) heeft genomen.
Advies van de commissie
De commissie merkt allereerst op dat zij geen uitspraken doet over cao-bepalingen omdat het niet aan de bedrijfscommissie is zich een oordeel te vormen over interpretatievraagstukken uit een cao of een sociaal beleidskader. De commissie concludeert dat in medezeggenschapsrechtelijke zin in deze situatie onder ‘besluit’ moet worden verstaan het voornemen van de bestuurder (van de organisatie) om een aantal medewerkers ontslag aan te zeggen hetgeen (al dan niet) is aan te merken als een reorganisatie. Getoetst aan artikel 25, eerste lid, sub e van de WOR komt de commissie tot haar oordeel dat in casu sprake is van een belangrijke wijziging in de organisatie en dat derhalve over dit voorgenomen besluit aan de OR advies gevraagd (had) moet(en) worden. De commissie benadrukt daarbij dat cao-bepalingen geen afbreuk kunnen doen aan de rechten op grond van de WOR (in dit geval genoemd adviesrecht). De commissie merkt voorts op dat dit niet betekent dat het (nu) aan de OR is om op de stoel van de bestuurder te gaan zitten. De OR dient krachtens artikel 25 van de WOR door de ondernemer in de gelegenheid te worden gesteld advies uit te brengen over zijn voorgenomen besluit tot belangrijke wijziging in de organisatie. Tot slot adviseert de commissie partijen te werken aan de onderlinge communicatie en verhoudingen.
32
Bedrijfscommissie Markt II
Colofon Uitgave Bedrijfscommissie Markt II Postbus 90405 2509 LK Den Haag Telefoon 070 3499 561 E-mail
[email protected] Website www.bedrijfscommissie.nl
Tekst Bedrijfscommissie Markt II Fotografie Dreamstime
Vormgeving en druk Huisdrukkerij SER, Den Haag
Jaarverslag 2012
33
BC Markt II Bedrijfscommissie zorg welzijn sociaal-culturele sectoren
BC Markt II Bedrijfscommissie zorg welzijn sociaal-culturele sectoren
Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag
www.bedrijfscommissie.nl
me
de
g ze
ge
h nsc
ap
g elin d d i bem
ing licht r o o v
Jaarverslag