Jaarverslag 2013 Meldpunt Discriminatie Leuven
Woord vooraf In 1993 werd het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding opgericht, een federale instelling met als hoofdopdracht het bestrijden van discriminatie en racisme en het bevorderen van integratie en diversiteit. In 2010 kwam er lokale versterking van het Centrum door de oprichting van een meldpunt discriminatie in elke Vlaamse centrumstad. De wettelijke basis van de meldpunten werd gevormd door het gelijkekansen- en gelijkebehandelingsdecreet van 10 juli 2008. Terwijl het Centrum enkel bevoegd was voor federale materie, waren de meldpunten bevoegd voor gemeenschaps- en gewestmaterie. Dankzij een samenwerkingsakkoord tussen het Centrum en de Vlaamse overheid functioneerden de meldpunten in de praktijk als lokale antennes van het Centrum. Op 15 maart 2014 wordt die situatie geofficialiseerd. De lang aangekondigde interfederalisering van het Centrum is dan een feit. Dankzij een akkoord tussen de zes parlementen in ons land, worden de huidige bevoegdheden van het Centrum uitgebreid tot die van de gemeenschappen en gewesten. De 13 lokale meldpunten krijgen een plaats binnen de nieuwe structuur van dat interfederaal orgaan 'voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme’ en worden niet langer aangestuurd door de Vlaamse overheid en de centrumsteden. Voorlopig wijzigt de nieuwe situatie niets aan de opdrachten en personeelsbezetting van de meldpunten. 2014 wordt een overgangsjaar waarin een nieuwe structuur wordt uitgetekend voor het hele Interfederale Centrum. Onder de slogan van het Centrum ‘Open tijdens de werken’ blijft ook in 2014 onze opdracht: bijstand verlenen aan mensen die een vraag of klacht hebben over discriminatie; preventieve acties ontwikkelen; lokale overheden en maatschappelijke actoren stimuleren om een beleid te voeren dat gericht is op het voorkomen en bestrijden van discriminatie; rapporteren aan verschillende overheden. Het personeelsbestand van het nieuwe gelijkekansencentrum bestaat uit 88,25 VTE. 7,5 VTE daarvan gaat naar de meldpunten discriminatie. Het Leuvense meldpunt kan rekenen op 0,6 VTE.
2
Inleiding In dit vierde jaarverslag van het meldpunt blikken we terug op het werkingsjaar 2013. Het aantal meldingen is stabiel gebleven over de jaren heen. De meeste klachten gaan nog steeds over discriminatie op de private huurmarkt van mensen met een beperkt inkomen. In het eerste hoofdstuk wordt een kwantitatieve en een kwalitatieve analyse gemaakt van meldingen en dossiers. Het tweede hoofdstuk beschrijft de concrete werkwijze van het meldpunt bij de behandeling van dossiers. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op een structurele actie en een sensibiliseringsactie van het meldpunt. Vervolgens kijken we naar de activiteiten die in 2014 op de agenda staan. We eindigen in het vijfde hoofdstuk met een opsomming van de voornaamste uitdagingen, vooral in het kader van de inkanteling van de meldpunten in het nieuwe Interfederaal Gelijkekansencentrum.
1. Kwantitatieve en kwalitatieve analyse 1.1. Aantal meldingen en dossiers Sinds 2010 zijn de 13 meldpunten discriminatie aangesloten op het registratiesysteem (METIS) van het Centrum. Ook de Vlaamse overheid maakt gebruik van dat registratiesysteem. Het registratiesysteem maakt een onderscheid tussen een melding en een dossier. Elke vraag of klacht wordt geregistreerd als melding. Pas daarna wordt bekeken of al dan niet een dossier wordt aangemaakt. In 2013 registreerde het meldpunt 91 meldingen. 84 meldingen werden omgezet naar een dossier en verder behandeld.
van melding naar dossier
5; 6%
2; 2%
Dossier geopend Informatie verstrekt Zonder gevolg
84; 92%
De voornaamste redenen waarom bepaalde meldingen niet verder werden behandeld, waren het ontbreken van elke link met een discriminatiecriterium en/of de mogelijkheid tot een directe doorverwijzing naar een andere (stads)dienst. Voorbeelden daarvan zijn:
4
-
De melder was ontevreden met de werking van het OCMW dat fouten zou hebben gemaakt bij de toekenning van financiële middelen aan de melder. De melder werd doorverwezen naar de ombudsdienst van het OCMW.
-
De melder is fybromyalgiepatiënt en vraagt hulp bij het vernieuwen van haar identiteitskaart omdat ze bedlegerig is. De melder werd doorverwezen naar de dienst bevolking van de stad Leuven.
-
De melder klaagt over een machine die ’s nachts opstart bij de buren en veel lawaaioverlast veroorzaakt. De melder werd doorverwezen naar de preventiedienst van de stad Leuven.
Er zijn twee voorwaarden om een dossier te openen: - Er is sprake van (een gevoelen of vermoeden van) discriminatie op basis van een discriminatiecriterium opgesomd in het ‘antidiscriminatiedecreet’: geslacht, leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, taal, gezondheidstoestand, handicap, fysieke of genetische eigenschap, sociale positie, nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, of nationale of etnische afstamming. -
De melder en/of het slachtoffer vraagt een tussenkomst aan het meldpunt.
Wat met het discriminatiedomein? Volgens de wetgeving is discriminatie enkel mogelijk als er ook een link is met een discriminatiedomein. De belangrijkste domeinen zijn: goederen en diensten, arbeid, onderwijs, sociale bescherming, gezondheidszorg, toegang tot en deelname aan een economische, sociale, culturele of politieke activiteit. Voor het meldpunt speelt het domein minder een rol. Het meldpunt speelt in op elk gevoelen en vermoeden van discriminatie en racisme, ook als die plaatsvinden buiten een in de wetgeving opgesomd discriminatiedomein. Voorbeelden van dossiers waarbij er geen link is met een discriminatiedomein zijn conflicten die tot de privésfeer behoren: burenconflicten, bijvoorbeeld, waarbij racisme of homofobie aan de basis ligt. 1.2. Analyse van de meldingen Meldingen zijn een belangrijk middel om een zicht te krijgen op de aard en omvang van structurele vormen van discriminatie en racisme. Meldingen kunnen soms ook leiden tot de oplossing van een individueel probleem. 1.2.1. Type contactname 57% van de meldingen bereikte het meldpunt via e-mail. 32% van de melders nam telefonisch contact op. 10% kwam langs bij het meldpunt en 1 melder stuurde een brief. Deze verhoudingen waren de voorbije jaren gelijkaardig voor alle meldpunten.
Type contactname
Bezoek 9,89% Brief 1,10%
Telefoon 31,87%
Bezoek Brief E-mail Telefoon E-mail 57,14%
1.2.2. Verspreiding van de meldingen over de gemeenten Elke inwoner uit Vlaanderen kan terecht bij een van de dertien meldpunten. Het Leuvense meldpunt is bevoegd voor Leuven en 23 omliggende gemeenten. Door gebrek aan tijd werd er nooit geïnvesteerd in naamsbekendheid in de andere gemeenten. Toch komen 30 meldingen van buiten Leuven.
niet gekend of niet belangrijk Leuven buiten Leuven 0
10
20
30
40
50
1.3. Analyse van de dossiers 1.3.1. Discriminatiecriterium Opmerking: de aantallen kunnen hier hoger liggen dan het aantal dossiers, aangezien eenzelfde dossier betrekking kan hebben op meerdere criteria.
Discriminatiecriterium
Taal
Sociale afkomst Seksuele geaardheid Raciaal Leeftijd Huidige of toekomstige gezondheidstoestand Handicap Geslacht Geloof of levensbeschouwing Fysieke eigenschap Fortuin (vermogen) Burgerlijke staat 0
5
10
15
20
25
30
De verspreiding van de dossiers over de discriminatiecriteria is gelijkmatiger dan de voorbijgaande jaren. Vier discriminatiecriteria springen in het oog: -
Bijna 1 op 3 dossier valt onder de noemer raciaal. Hieronder vallen de criteria nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of etnische of nationale afstamming. Voorbeelden van raciale dossiers zijn:
6
o Twee dossiers hadden betrekking op het openbaar vervoer (domein goederen en diensten):
De melder betwist een boete voor zwartrijden en doet zijn beklag over een onbehulpzame loketbediende en onbeleefde treinconducteur van de NMBS. De moeder van de melder onderging racistische beledigingen door een buschauffeur van de Lijn.
o Meerdere dossiers hadden betrekking op de politie (domein politie en justitie): De melder stelt dat, toen hij fout geparkeerd stond, de politie zich (verbaal) agressief gedroeg en hem aan disproportionele handelingen onderwierp (bijvoorbeeld autokoffer doorzoeken). Hij vermoedt dat dit gedrag werd ingegeven door zijn huidskleur of afstamming. De melder en zijn gezin (vrouw en twee kleine kinderen) werden door politieagenten hardhandig uit hun auto gezet nadat bleek dat hun autoverzekering niet in orde was. Wanneer de melder zijn beklag deed over deze manier van handelen, werd hij geslagen door één van de agenten. -
Op de tweede plaats komen de dossiers met betrekking tot discriminatie op basis van handicap. Voorbeelden van dergelijke dossiers zijn: De melder wijst op een probleem binnen de regelgeving betreffende het toekennen van een VOP-subsidie voor personen met een arbeidshandicap binnen lokale besturen. Het slachtoffer in kwestie heeft geen recht op een dergelijke subsidie voor een nieuw verworven handicap na 2008 (inwerkingtreding van de wet) aangezien de datum van zijn indiensttreding van voor 2008 dateert. Twee dossiers hadden betrekking op de ontoegankelijkheid van Kinepolis Leuven voor rolstoelgebruikers.
-
Op de derde plaats komt het discriminatiecriterium vermogen. In bijna al deze dossiers betreft het melders met een leefloon, werkloosheidsvergoeding of een andere uitkering die a priori worden afgewezen op de private huurmarkt.
-
Opvallende stijger is het aantal dossiers met betrekking tot discriminatie op basis van geslacht. Twee van de acht dossiers hadden betrekking op een transgender-persoon. In beide gevallen ging het om een vrouw die geboren was als man.
Dit jaar kwamen ook de criteria gezondheidstoestand, leeftijd en taal meerdere keren voor. 1.3.2. Maatschappelijk domein 44% van de dossiers valt binnen het discriminatiedomein goederen en diensten. 22% voelde zich gediscrimineerd op vlak van arbeid en werkgelegenheid. Het derde discriminatiedomein is politie en justitie.
Sociale bescherming Samenleving Politie en justitie Onderwijs Media Goederen en diensten Diverse activiteiten Arbeid en werkgelegenheid Andere/onduidelijk 0
5
10
15
20
25
30
35
40
Goederen en diensten Binnen het domein ‘goederen en diensten’ gaat bijna de helft van de dossiers over discriminatie op vlak van huisvesting.
Goederen en diensten Transport 9%
Voorzieningen (gezondheid / welzijn) 3%
Andere / Onduidelijk 17%
Financieel 12%
Huisvesting 47%
Horeca 12%
De helft van de dossiers binnen het domein huisvesting komt van mensen met een leefloon of vervangingsinkomen die omwille van de aard van hun inkomen niet in aanmerking komen als kandidaat-huurder (discriminatiecriterium vermogen/fortuin). In slechts 5% speelde huidskleur of afkomst een rol.
8
huisvesting Raciaal 5%
Woonplaats 5%
Burgerlijke staat 10%
Niet van toepassing 11%
Leeftijd 11% Fortuin (vermogen) 47%
Handicap 11%
Arbeid en werkgelegenheid 22% van de dossiers ging over arbeid. Dat is een aanzienlijke stijging ten opzichte van vorig jaar. Politie en justitie Voorbeelden zijn terug te vinden bij de raciale discriminatiecriteria. 1.3.3. Beoordeling dossiers Het oordeel ‘discriminatie’ kan enkel worden gegeven door de rechter of jurisprudentie. In dossiers waarin geen rechtspraak is maar waarin veel aanwijzingen zijn voor discriminatie, spreken we over ‘een vermoeden van discriminatie’. Dat was het geval in 16% van de dossiers. In een meerderheid van de dossiers beschikte het meldpunt over onvoldoende elementen om dat oordeel te vellen. Meestal omdat de tegenpartij een ander verhaal vertelde of omdat de melder afhaakte.
beoordeling
Ongegrond / rechtvaardiging 8%
Vermoeden van discriminatie 16%
Andere 29%
Gegrond 4% 0% Onvoldoende elementen 43%
1.3.4. Inhoudelijke analyse Huisvesting Een groot deel van de dossiers hebben betrekking op een a priori uitsluiting van personen die een uitkering genieten op de private huurmarkt. Deze dossiers kunnen in grote lijnen in twee categorieën verdeeld worden: -
De algemene meldingen: in deze dossiers stelt de melder dat hij al veel verhuurders en immobiliënkantoren heeft gecontacteerd, maar dat hij telkens naast het goed grijpt. De melder vermoedt dat dat komt door het feit dat hij een uitkering geniet. In deze gevallen gaf het meldpunt in eerste instantie informatie over de toepassing van de antidiscriminatiewetgeving op de huurmarkt (concreet: wat mag een verhuurder en wat mag hij niet?) en tips om de kandidatuur van de melder als huurder zo sterk mogelijk te maken. In tweede instantie werd de melder geadviseerd meteen contact op te nemen met het meldpunt wanneer hij opnieuw werd geconfronteerd met een mogelijke discriminatie door een concrete verhuurder of een concreet immobiliënkantoor.
-
De concrete meldingen: in deze dossiers heeft het meldpunt informatie over en gegevens van een concrete verhuurder of immobiliënkantoor. In deze gevallen contacteerde het meldpunt steeds de verhuurder of het kantoor om een constructief gesprek te voeren over de problematiek. Het is echter moeilijk na te gaan in welke mate de informatie en advisering van het meldpunt ook in hun praktijken doorsijpelt. In één dossier slaagde het meldpunt er via onderhandeling in om de makelaar te overtuigen het appartement toch te verhuren aan de melder met leefloon.
In het licht van deze problematiek kan worden verwezen naar de scriptie van masterstudent Sociologie Jorn Dobbelaere, getiteld “Discriminatie op de particuliere huurmarkt. Een exploratief onderzoek naar beeldvorming over huurders met een laag of vervangingsinkomen”, dat werd gevoerd in opdracht en met begeleiding van het meldpunt: “Omdat de wachtlijsten op de sociale huurmarkt sterk oplopen, wijkt een groot deel van de huurders met een laag of vervangingsinkomen uit naar de particuliere huurmarkt. Die kan een belangrijk veiligheidsnet zijn voor deze huurders om alsnog op korte termijn huisvesting te vinden. Discriminatie dreigt deze functie echter te ondermijnen. Op basis van semigestructureerde interviews bij 10 vastgoedmakelaars in de regio Leuven concludeert Jorn Dobbelaere in zijn masterproef Sociologie dat sociaalzwakke huurders op de particuliere huurmarkt sterk worden benadeeld. Bij het verhuren van een woning valt de keuze systematisch meer op andere kandidaat-huurders. Om echter vast te stellen of discriminatie de veiligheidsnetfunctie van de particuliere huurmarkt effectief ondermijnt, is uitgebreider onderzoek noodzakelijk.” 10
Het meldpunt ging ook van start met een project rond de toegankelijkheid van de private huisvestingmarkt in Leuven, in samenwerking met de stad Leuven, OCMW Leuven en CAW Oost-Brabant. Hiervoor verwijzen we naar paragraaf 3.1. van dit jaarverslag. Politie In de dossiers die betrekking hadden op het gedrag van politieagenten was het moeilijk om een concreet verschil te maken. In een aantal dossiers had de melder de indruk dat hij geviseerd werd door de politieagenten en disproportioneel gecontroleerd werd omwille van zijn huidskleur of afstamming, maar ging dat niet gepaard met concrete uitspraken van de agenten in kwestie. In een ander dossier betrof het slagen en verwondingen met concrete uitspraken. In beide dossiers waren er echter geen concrete bewijzen (geen getuigen, geen doktersattesten,...). Het meldpunt verleende advies en bijstand bij het indienen van een klacht bij de Dienst Intern Toezicht (DIT) van de bewuste politiezones. Tegelijk werd aan de melder een realistisch beeld gegeven van het mogelijke gevolg van deze klacht: een antwoord van de klachtendienst kan lang op zich laten wachten, de dienst geeft geen inhoudelijke informatie vrij en, door gebrek aan bewijs is de kans groot dat er geen gevolg komt. Het meldpunt stelde in het verleden meerdere keren de vraag om beter samen te kunnen werken met DIT in dergelijke dossiers. Tot nu toe werd niet op deze vraag ingegaan. Dienstverlening In de dossiers die betrekking hadden op (openbare) dienstverlening (Bpost, NMBS, De Lijn, CM en Randstad) ging het telkens om een onbeleefde houding van de dienstverlener, meestal gekoppeld aan het discriminatiecriterium ‘raciaal’ en eenmaal aan het criterium ‘taal’. In deze dossiers had de melder soms zelf al klacht ingediend bij de instanties georganiseerd door de instellingen zelf, en soms niet. In al deze dossiers nam het meldpunt zelf ook nog contact op met de bevoegde interne klachtendienst. Wat betreft het dossier met betrekking tot de Christelijke Mutualiteit, waarbij een medewerker aan het loket de melder weigerde te helpen omdat zij geen Nederlands sprak en hierbij ook onbeleefde opmerkingen maakte, nam het meldpunt zelf contact op met de klachtendienst van de CM. De melder kreeg verontschuldigingen en de garantie dat de medewerker zou worden aangesproken op zijn gedrag. In het dossier over racistische uitspraken door een buschauffeur van de Lijn, had de melder zelf al een klacht ingediend bij De Lijn, maar was hij niet tevreden met hun (standaard-) antwoord. Na tussenkomst van het meldpunt en andere partijen gaf De Lijn de garantie dat de melder meer concrete informatie zou krijgen over de behandeling van zijn klacht. Tot nu toe werd geen antwoord ontvangen. Twee dossiers hadden betrekking op de dienstverlening van een verzekeringsmaatschappij, respectievelijk Ergo en KBC Verzekeringen. Beide meldingen kwamen van een transgenderpersoon die geen of beperkte toegang kreeg tot een hospitalisatieverzekering en
een verzekering gewaarborgd inkomen. Beide dossiers werden overgedragen aan het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen en worden nog behandeld. Structurele problemen Het meldpunt ontving verschillende meldingen waarbij de melder een meer structureel probleem wilde aankaarten, meer bepaald een probleem in de wetgeving of een algemene attitude. -
Een melder kaartte de ongelijkheden/onduidelijkheden aan tussen de verschillende statuten van medewerkers in het systeem van de arbeidszorg. Afhankelijk van de uitkering die een persoon ontvangt, gelden er verschillende procedures en voorwaarden voor de toelating tot deze arbeidszorg. Dat zorgt voor veel onduidelijkheid en onzekerheid bij de medewerkers. Daarnaast zijn er nog een aantal andere opmerkingen op het systeem van de arbeidszorg. Onder andere de commissie Diversiteit bij de SERV formuleerde al een beleidsadvies over het thema waarin zij de pijnpunten aanhalen (http://www.serv.be/diversiteit/publicatie/adviesarbeidszorg). Die informatie werd doorgegeven aan en besproken met de dienst Handicap (de vroegere dienst CRPD) van het Centrum, die aanbevelingen kan doen omtrent deze problematiek.
-
Ook de problematiek in een dossier over de lacune in de regelgeving betreffende het toekennen van een VOP-subsidie voor personen met een arbeidshandicap binnen lokale besturen werd gesignaleerd aan de dienst Handicap van het Centrum.
-
Opvallend waren de meldingen over het nieuwe decreet betreffende het inschrijvingsrecht en de aanmeldingsprocedures van 25 november 2011 (het inschrijvingsdecreet) dat in werking trad voor alle inschrijvingen voor het schooljaar 2013-2014. De melders stelden telkens de voorrangsperiode voor inschrijving van indicatorleerlingen die het decreet introduceert in vraag. Uit de inhoud van de meldingen bleek dat de melders vaak onvoldoende geïnformeerd waren over de werking van dit systeem. Het meldpunt heeft daarom telkens de exacte werking van de voorrangsperiode in de praktijk verduidelijkt, net als de doelstelling van het decreet en de notie van “positieve actie” in de antidiscriminatiewetgeving.
-
12
Een andere melder is medeoprichter van het Vaderinstituut (http://www.vaderinstituut.be/). Hij kaartte aan dat rechtbanken bij het uitwerken van een omgangsregeling voor kinderen na echtscheiding van de ouders, heel vaak beslissen in het nadeel van de vader, ongeacht positieve evaluaties en de expliciete vraag om co-ouderschap van de vader. De organisatie achter het Vaderinstituut geeft ook lezingen en biedt hulp aan vaders met vragen. Het meldpunt kan steeds advies
aan hen vragen of melders die met deze problematiek te maken krijgen naar hen doorverwijzen. 2. Motieven melder en werkingswijze meldpunt De motieven van inwoners en hulpverleners om melding te maken van discriminatie zijn uiteenlopend: - bezorgdheid/verontwaardiging - informatie wensen over rechten en plichten - advies wensen over stappen die men zelf kan zetten om discriminatie te stoppen - aan het meldpunt vragen om de tegenpartij aan te spreken of te sanctioneren. Deze laatste verwachting is zeldzaam. Melders willen in de eerste plaats zo snel mogelijk een oplossing voor hun situatie (bijvoorbeeld een job of huurwoning vinden). Het meldpunt probeert telkens te werken op maat van de melder en de melding. Indien een actieve inbreng van het meldpunt wordt verwacht, vertaalt zich dat meestal in sensibiliseringsgesprekken met de tegenpartij of het opstarten van een bemiddeling of onderhandelingsgesprek. 2.1. Rechtstreekse bemiddeling/pendelbemiddeling/onderhandeling Een aantal vragen of klachten zijn op te lossen door een rechtstreekse bemiddeling op te starten. Alle betrokken partijen worden samen rond de tafel gebracht. Dat komt zelden voor. Mensen haken vaak af als ze beter inzicht krijgen in de impact van bemiddeling: het is een emotionele en tijdrovende procedure. In 2013 werden in slechts één dossier voorbereidingen getroffen voor een rechtstreeks bemiddelingsgesprek. Uiteindelijk ging de tegenpartij niet op het aanbod in. Pendelbemiddelingen komen frequenter voor. Het meldpunt voert dan aparte gesprekken met de betrokken partijen en koppelt de informatie telkens terug. Meestal gaat het om situaties waarbij de melder zich niet correct behandeld voelde op restaurant, in een winkel of tijdens een sollicitatie. We spreken van een bemiddeling omdat in deze situaties vaak blijkt dat het verhaal twee verschillende kanten heeft en dat er voor beide partijen iets uit te leren valt. Voorbeeld: o Een dossier ging over een restaurant dat geen assistentiehonden zou toelaten. Het slachtoffer probeerde eerst zelf in gesprek te gaan met de uitbater maar het gesprek viel in dovemansoren. Het meldpunt nam contact op met de uitbater om de andere kant van het verhaal te horen. De uitbater vertelde dat hij de persoon niet geweigerd had omwille van de hond maar omdat hij niet had gereserveerd. De uitbater beloofde dat de melder en de hond steeds welkom zijn mits reservering op drukke momenten (zoals van iedereen wordt gevraagd). Aan de melder werd gevraagd om na te gaan of de uitbater woord houdt. Als er een sterk vermoeden van discriminatie is en de verantwoordelijkheid bij één partij ligt, start het meldpunt soms ook een onderhandelingsgesprek op.
Voorbeelden: o Het meldpunt overtuigde een immokantoor om een appartement te verhuren aan een ex-gedetineerde en ex-psychiatrische patiënt met een vervangingsinkomen. Aanvankelijk had het immokantoor de kandidaat-huurder afgewezen. o Meerdere dossiers gingen over de inlichtingenfiches van immokantoren. Het meldpunt contacteerde de betrokken immokantoren en deed telkens een voorstel om de inlichtingenfiche aan te passen overeenkomstig de privacy- en antidiscriminatiewetgeving. 2.2. Gerechtelijke stappen Als bemiddeling niet mogelijk is (bijvoorbeeld omdat (één van) de partijen niet wil(len) deelnemen of wanneer de bemiddeling geen resultaat oplevert), kan in sommige gevallen een gerechtelijke procedure worden overwogen. Deze stap vergt naast een tijdsinvestering ook een financiële investering van de melder. Bovendien is het resultaat op voorhand onbekend. Om al deze redenen haakt de gediscrimineerde vaak af. Als de melder desondanks naar de rechtbank wil, draagt het meldpunt het dossier over aan het Centrum. Het Centrum kan de advocaat van de melder juridisch ondersteunen of kan zich burgerlijke partij stellen in de zaak. Voorbeelden: o De 'kottaks' in Leuven. Hierdoor moesten verhuurders die verhuurden aan mensen met een andere nationaliteit jaarlijks een extra huurbelasting betalen. Dat was een onbewust en ongewild gevolg van een belastingsreglement dat studenten een belasting wilde laten betalen in Leuven. Het reglement werd gewijzigd, maar verhuurders konden tot de wijziging van het reglement geen bezwaar aantekenen en moesten de taks gewoon betalen. Verschillende melders dienden klacht in bij het meldpunt. Een bemiddelingspoging leverde geen resultaat op. Het Centrum was bereid de melders en/of hun advocaten juridisch te ondersteunen. Hoewel twee klagers juridische stappen overwogen, zagen ze er uiteindelijk van af. o De erkenningsprocedure die de stad Leuven hanteert bij de erkenning van een kind door vaders met een vreemde nationaliteit. Het dossier werd overgedragen aan de dienst migratie van het Centrum. Dit dossier is nog in behandeling. 2.3. Doorverwijzing In een aantal gevallen werd de melder doorverwezen naar een instantie die beter geschikt was om een oplossing te zoeken: CAW, Huurdersbond of de interne klachtendiensten van organisaties als Bpost, de politie, NMBS, De Lijn, VDAB. In twee gevallen werd ook de 14
Vlaamse Ombudsdienst ingeschakeld. Het meldpunt probeert deze dossiers vanaf de zijlijn op te volgen. Een aantal dossiers werd overgedragen aan het Centrum en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen omdat juridisch opzoekwerk noodzakelijk was of omdat het probleem zich duidelijk op bovenlokaal niveau situeerde. Voorbeelden zijn terug te vinden op verschillende plaatsen in het jaarverslag. 3. Structurele acties, sensibilisering en adviezen Sommige individuele gevallen van discriminatie leggen structurele problemen bloot. Hieronder zoomen we in op een project dat gestart werd vanuit het meldpunt om discriminatie op de huurmarkt aan te pakken. Naast het starten en ondersteunen van structurele acties, organiseert het meldpunt activiteiten om de zichtbaarheid van discriminatie en racisme te vergroten. Het verhogen van de zichtbaarheid is een eerste stap om aandacht te krijgen voor de problematiek en het onderwerp op de agenda te plaatsen van organisaties en overheden. Als voorbeeld wordt hieronder de internationale dag tegen racisme en discriminatie van 2013 besproken. Ten slotte adviseert het meldpunt organisaties en overheden over hoe ze bepaalde aspecten van de discriminatieproblematiek kunnen aanpakken. 3.1. Structurele actie: vergroten toegankelijkheid huisvesting voor kwetsbare groepen in Leuven De meldingen van mensen die geen geschikte (huur)woning meer vinden in Leuven zijn legio. Kandidaat-huurders worden a priori geweigerd omwille van de aard van hun inkomen (leefloon, ziekteuitkering,…) of omwille van hun afkomst. Gesprekken met verschillende betrokkenen gaven inzicht in de complexiteit van de problematiek. Zowel de woonsector (eigenaars, makelaars, architecten, bouwpromotoren), de beleidssector, de sociale sector als ook de individuele huurder dragen verantwoordelijkheid voor de huidige situatie. Het meldpunt startte samen met het OCMW, het CAW, de stedelijke dienst wonen, een vastgoedmakelaar en een architect-stedenbouwkundige een project rond de toegankelijkheid van huisvesting voor kwetsbare groepen in Leuven. Het project kreeg de naam ‘Wonen in Leuven’ (WIL). Oorspronkelijk omvatte de doelgroep alle groepen die op basis van de antidiscriminatiewetgeving worden uitgesloten op de huurmarkt: allochtonen, mensen met een handicap en mensen met een vervangingsinkomen. Uiteindelijk werd de doelgroep vernauwd tot mensen met een beperkt inkomen. We laten ons hierbij begeleiden door het platform voor procesondersteuning Pluk. Pluk is gespecialiseerd in het samenbrengen van stakeholders rond complexe maatschappelijke vraagstukken (http://www.plukweb.nl/platform/missie-visie).
De doelstelling van het project is het verbeteren van communicatie tussen alle stakeholders uit de verschillende sectoren. Vanuit die dialoog wordt vervolgens bekeken wie welke rol kan spelen. Het project zit nog in de ‘sensing fase’. We onderzoeken bestaande initiatieven en projecten rond wonen en doen interviews met zoveel mogelijk stakeholders uit verschillende sectoren om een klare kijk te krijgen op de problematiek en de mogelijkheden. Eens deze fase is afgerond (begin april 2014), willen we komen tot concrete partnerschappen, experimenten en projecten. 3.2. Actie om de zichtbaarheid van discriminatie te vergroten: internationale dag tegen racisme en discriminatie Op donderdag 21 maart organiseerde het meldpunt samen met de Integratiedienst van de stad Leuven een fotoshoot op het Martelarenplein. Elke voorbijganger kon in een photobooth een foto laten maken van zichzelf als één van de ontworpen ‘discri-ni-meerpoppetjes’. De foto’s werden onmiddellijk geplaatst op de facebookpagina https://www.facebook.com/fotoshoot.dagtegendiscriminatie. Passanten kregen een flyer met meer uitleg bij de actie. De straatactie werd aangekondigd in het stedelijk infoblad, op enkele lichtkranten, op de website van de stad Leuven, met affiches en op Facebook. 3.3. Algemeen advies: structureel racisme en discriminatie aanpakken is gedeelde verantwoordelijkheid Zowel op vlak van discriminatie in de horeca als op de huurmarkt vragen we overheden en organisaties om het hele plaatje te bekijken. Het meldpunt probeert communicatie tussen alle stakeholders rond bepaalde thema’s te stimuleren. De werkgroep ‘discriminatie in de horeca’ was samengesteld uit uitbaters, bewakingsfirma’s, politie, allochtonen en het meldpunt en kwam met concrete aanbevelingen. Het blijft een uitdaging om het probleem op de agenda te zetten van beleids- en andere actoren. Van de werkgroep rond huisvesting (zie paragraaf 3.1.) wordt de opstart van concrete experimenten en projecten verwacht. 4. In het vooruitzicht 4.1. Internationale dag tegen racisme en discriminatie 2014 De internationale dag tegen racisme en discriminatie staat in 2014 in het teken van het verhogen van de herkenbaarheid van discriminatie en het verhogen van de meldingsbereidheid. Dat doen we op drie manieren: o Met een reeks korte animatiefilms die we tonen tijdens de vrijdagmarkt in Leuven. In de films is telkens een discrinimeerpoppetje slachtoffer van discriminatie. Verschillende discriminatiecriteria passeren de revue. 16
o Door het uithangen van concrete voorbeelden van discriminatie tijdens de vrijdagmarkt. Voorbijgangers krijgen de kans om een eigen voorbeeld toe te voegen. o Door zelf voorbijgangers bewust te discrimineren. Door hen te laten ervaren hoe het voelt om slachtoffer van discriminatie te zijn, hopen we dat onze boodschap langer blijft hangen. Impliciet geven we hiermee de boodschap dat discriminatie iedereen kan overkomen, zowel in de rol van dader als in de rol van slachtoffer. Meer informatie is terug te vinden op de Facebookpagina van het meldpunt discriminatie en de Facebookpagina van de ‘internationale dag tegen racisme en discriminatie’. 4.2. 24-uurs om de toegankelijkheid van huisvesting te vergroten voor kwetsbare groepen In het kader van het project rond het vergroten van de toegankelijkheid van huisvesting (WIL) zullen we op 23 en 24 april met zoveel mogelijk stakeholders 24 uur lang samenzitten met de bedoeling te komen tot concrete samenwerkingsverbanden en projecten. Deze 24uurs wordt momenteel intensief voorbereid door partners uit verschillende sectoren. 4.3. Opstart werkgroep ‘meldingen verzamelen’ De samenwerking met de diversiteitsconsulenten van de drie vakbonden in het kader van de internationale dag, bracht nogmaals naar boven dat discriminatie vaak aangekaart wordt in persoonlijke gesprekken tussen leden en consulenten. De verhalen bereiken het meldpunt echter vaak niet. Hetzelfde geldt voor organisaties als Wonen en Werken, verenigingen waar armen het woord nemen, OCMW, CAW,…: het zijn allemaal organisaties die het contact met de cliënt centraal zetten. Door de opstart van een werkgroep ‘meldingen verzamelen’ willen we bekijken hoe deze meldingen toch kunnen worden geregistreerd bij het meldpunt. 5. Uitdagingen voor 2014 -
Lokale meldpunten verdienen een prominente plaats binnen het nieuwe Interfederale Centrum: o Een zwak punt van het Centrum is de samenwerking en synergie met verschillende actoren op het terrein. De lokale meldpunten kunnen het Centrum hierin versterken. Een belangrijke rol voor de meldpunten ligt op het vlak van netwerken met lokale actoren om via de netwerken lokale noden en problemen te definiëren op zoek te gaan naar duurzame, gedragen oplossingen waarin verschillende partijen hun verantwoordelijkheid nemen o Structurele vormen van racisme en discriminatie zijn een gedeelde verantwoordelijkheid. Alle stakeholders moeten betrokken worden bij de aanpak ervan. We verwijzen hier graag nog een keer naar het project rond het vergroten
van de toegankelijkheid van huisvesting voor kwetsbare groepen in Leuven. De sterkte van het project is dat stakeholders uit verschillende sectoren aan tafel zitten om te bekijken wie welke rol en verantwoordelijkheid kan opnemen. Dezelfde oefening willen we maken met betrekking tot de verschillende vraagstukken over discriminatie op de arbeidsmarkt en discriminatie in het onderwijs. 0,6 VTE voor het meldpunt is echter onvoldoende om deze themagroepen op te starten. Het Centrum zou hierbij kunnen ondersteunen. o De onderrapportering van discriminatie en racisme is al vaak aan de kaak gesteld (opnieuw in de ‘barometer huisvesting’ van het Centrum, februari 2014). De inkanteling van de meldpunten in het nieuwe Interfederale Centrum biedt de kans om centraal te werken aan meer naamsbekendheid voor de lokale meldpunten én gezamenlijk een onderzoek te starten naar het verhogen van de meldingsbereidheid. Het Centrum startte in 2013 een DISCTOUR met als doelstelling middenveldorganisaties te informeren over de werking van het Centrum. Bijkomend worden ze geïnformeerd over he een melding te laten registreren in het METIS-systeem van het Centrum. Het meldpunt in Leuven wil bijdragen aan de zoektocht door samen met lokale organisaties een werkgroep ‘meldingen verzamelen’ te starten. De aanzet werd al gegeven. Door lokale organisaties vanaf het begin te betrekken kan ook worden ingespeeld op de noden van deze partnerorganisaties zelf. Meldpunten in Nederland en Frankrijk doen momenteel onderzoek naar het verhogen van de meldingsbereidheid en het verzamelen van meldingen. Ook daar willen we op zoek gaan naar goede praktijkvoorbeelden. o Het Centrum heeft een rol als spil van verschillende perspectieven in de samenleving (ontmoetingsplatform): ook hier kunnen de meldpunten lokaal een rol spelen. Heel wat organisaties hebben het thema racisme of discriminatie op de agenda staan, centraal of aan de zijlijn, zonder hierover ten gronde uit te wisselen en af te stemmen met anderen. Hierdoor gaat veel energie verloren. o Nagaan van mogelijke samenwerkingsovereenkomsten klachtendiensten van talrijke organisaties.
met
interne
-
Immokantoren verder sensibiliseren over het gebruik van de gestandaardiseerde inlichtingenfiche.
-
Uitdagingen voor de stad Leuven: o Structurele discriminatie van mensen met een handicap en van andere origine op de arbeidsmarkt: we vragen de stad Leuven om extra oog te hebben voor deze
18
doelgroepen bij aanwerving. De lokale overheid kan haar voorbeeldfunctie hier beter opnemen. o De werkgroep horeca deed in 2012 aanbevelingen om racisme in de horeca aan te pakken. Deze aanbevelingen vonden hun weg nog niet tot bij de beleidsmakers. Het meldpunt wil onderzoeken hoe het probleem wel op de politieke agenda kan komen. De uitsluiting van allochtonen tijdens hun vrije tijd kan een negatieve katalysator zijn van probleemgedrag. Ook hier benadrukken we de complexiteit van het probleem en de noodzaak om het probleem binnen een breder kader te bekijken en aan te pakken. Tot slot Discriminatie kan iedereen overkomen, als dader en als slachtoffer. In de plaats van mensen of groepen te stigmatiseren, willen we daarom inzicht krijgen in de fenomenen die racisme of discriminatie doen ontstaan en daarop inspelen met structurele acties. Daarvoor is een sterk netwerk nodig van lokale actoren. Onder lokale actoren rekenen we zowel sociale middenveldorganisaties als commerciële spelers en mensen uit de beleidssector. Naast het behandelen van meldingen met informatie, advies, bemiddeling of onderhandeling, ziet het Leuvense meldpunt dit als één van haar belangrijkste taken: het opstarten en versterken van lokale netwerken met het oog op - het definiëren van noden en verschillende aspecten van de problematiek - het verschaffen van inzicht in de aard van de problematiek - een gezamenlijke zoektocht naar maatregelen en projecten waarin verschillende partijen hun verantwoordelijkheid opnemen. Leuven, 6 maart 2014