Algemene Pensioen Groep (APG) Pensioenfonds Werk en (re)Integratie Postbusnummer 3094 6401 DN Heerlen
www.pwri.nl
Jaarverslag 2011 van het Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
873
Jaarverslag 2011 Over het zeventiende boekjaar 1 januari 2011 t/m 31 december 2011
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
2
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Inhoudsopgave 1 Voorwoord
5
2 Karakteristieken
6
2.1 2.2
Kerngegevens Profiel van de organisatie Bestuur Bestuurlijke commissies Bestuursbureau PWRI Bestuursorganen Uitvoeringsorganisaties Externe adviseurs
6 8 8 8 10 10 12 13
3 Verslag van het bestuur
14
14 18 19 20 20 22 23 23 25 26 28 28 29 31 31
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
Belangrijkste ontwikkelingen in en rond het fonds Aanvullende Oudedagsvoorziening (AOV) Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Communicatie Kosten pensioenuitvoering en vermogensbeheer Vooruitzichten Beleggingen Marktontwikkelingen Beleggingen in het verslagjaar Rendement van de beleggingsportefeuilles Evaluatie van de beleggingsportefeuille Risicoparagraaf beleggingen Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Vooruitblik 2012 Slotwoord
4 Verantwoordingsorgaan
32
32 33
4.1 4.2
Verslag van het verantwoordingsorgaan Reactie bestuur op verslag van het verantwoordingsorgaan
5 Verslag Commissie van Toezicht
34
6 Deelnemersraad
36
36 37
6.1 6.2
Verslag van de deelnemersraad Reactie bestuur op verslag van de deelnemersraad
7 Jaarrekening
39
40 41 42 43
7.1 7.2 7.3 7.4
Balans per 31 december 2011 Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening 2011
8 Overige gegevens
80
80 81 82 82
8.1 8.2 8.3 8.4
Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Gebeurtenissen na balansdatum Resultaatbestemming
9 Verklarende woordenlijst
83
3
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
4
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
1 Voorwoord Opnieuw heeft het Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI) een bewogen jaar achter de rug. In 2011 bevond ons fonds zich, net als vele andere pensioenfondsen, in financieel zwaar weer. Daarnaast had het bestuur te maken met een aantal nieuwe ontwikkelingen, namelijk de transitie naar een andere uitvoeringsorganisatie, de ontwikkeling van een spaarproduct voor de Oudedagsvoorziening (AOV) en de Wet Werken naar Vermogen (WWNV). De aanhoudend slechte financiële situatie van pensioenfondsen en de dreigende kortingsmaatregelen zorgden in 2011 voor veel opschudding. Begin 2012 werd duidelijk dat het PWRI de pensioenen niet hoeft te verlagen in 2013, al liep het fonds nog wel achter op het herstelplan, zoals het bestuur dat in 2009 bij DNB indiende. We hebben echter wel andere maatregelen moeten treffen. Wederom kon in 2012 geen toeslag worden verleend. En ook de WIW-premie en de SW-premie werden verhoogd, omdat de premies niet meer kostendekkend waren. We vinden het spijtig, maar deze besluiten waren onvermijdelijk. Voor ons fonds heeft 2011 grotendeels in het teken gestaan van de transitie naar een nieuwe pensioenuitvoerder. Het besluit om per 1 januari 2012 over te stappen naar APG is de pensioenuitvoering zeker ten goede gekomen. De wijze van werken sluit goed aan bij het PWRI en onze eerste ervaringen zijn positief. De transitie verloopt nog steeds volgens planning en is aangegrepen om een aantal zaken te verbeteren voor het fonds en haar deelnemers. Het is een zeer arbeidsintensief en uitdagend proces voor de betrokken partijen. Het bestuur heeft zich ook met succes ingezet om een spaarproduct te ontwikkelen voor deelnemers en gepensioneerden met een oudedagsvoorziening (AOV). Er werd eenmalig de keuzemogelijkheid gegeven om te sparen of te blijven beleggen. Een maatregel waar ons fonds daarnaast in het bijzonder mee te maken heeft is de Wet Werken naar Vermogen (WWNV). Met deze wet wil het kabinet ervoor zorgen dat ook werknemers in de Sociale Werkvoorziening (SW) zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers aan het werk gaan. We stellen niet de WWNV zelf ter discussie, maar wijzen de politiek wel op de vergaande financiële effecten die het wetsvoorstel heeft op het pensioenfonds PWRI en daarmee op de (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en werkgevers. Ons bestuur heeft de gevolgen bij Kamerleden onder de aandacht gebracht in de hoorzitting in de Tweede Kamer in februari 2012. Na de Tweede Kamerverkiezingen van september 2012 en de vorming van een nieuw Kabinet, zal duidelijk worden wat er gaat gebeuren met de WWNV. Dit geeft ons echter wel de tijd en ruimte om de financiële effecten op het pensioenfonds verder te benadrukken bij het kabinet en de Tweede Kamer. Het bestuur van het PWRI staat ook de komende jaren voor andere grote uitdagingen. Waar mogelijk zal het bestuur snel moeten reageren op veranderingen in het pensioenstelsel, zoals het Pensioenakkoord en de Wet versterking bestuur. Het fonds zal de deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers tijdig betrekken bij en duidelijk communiceren over eventuele beleidswijzigingen. Ook in 2012 blijven wij ons met alle energie inzetten voor de belangen van de deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Namens het bestuur wil ik hierbij iedereen bedanken die zich in 2011 heeft ingezet voor het Pensioenfonds Werk en (re)Integratie. Op 22 juni 2012 stelden wij als bestuur het jaarverslag vast. Mocht u al lezende suggesties hebben ten aanzien van dit jaarverslag, dan wil ik u vragen contact met ons op te nemen. Dat kan onder andere via www.pwri.nl Namens het bestuur:
De heer C.J. Bethlehem, voorzitter.
5
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
2 Karakteristieken 2.1 Kerngegevens (bedragen x 5 1.000,-)
Aantallen
2011
2010
Werkgevers WIW 155 Werkgevers SW 113 Deelnemers WIW 3.171 Deelnemers SW 99.355 Inactieven WIW 38.565 Inactieven SW 37.698 Pensioengerechtigden WIW 2.202 Pensioengerechtigden SW 37.213 Deelnemers AOV 10.851 (spaarders) 23.036 (beleggers)
2009
157 109 3.636 100.465 34.994 35.317 1.961 35.517 35.938
165 106 4.297 99.846 36.292 35.401 1.758 33.881 38.534
0% 0% 9,2% 8,4%
0% 0% 9,2% 7,1%
0% 0% 6,5% 3,9%
16,0% 6,01% 16,00% 29,64% 5,79% 141.965 20.000 11.428 80,51
16,00% 29,93% 5,10% 136.137 19.358
16,00% 29,56% 5,10% 128.655 20.194
4.352.988 317.446 263.072
3.674.861 311.599 272.468
7,7%
22,2%
100,3% 114,2%
100,0% 115,8%
10.481 15.140
10.309 14.885
Reglementvariabelen Toeslagverlening pensioenen SW Toeslagverlening pensioenen WIW Cumulatief niet toegekende toeslagen SW Cumulatief niet toegekende toeslagen WIW
Pensioenuitvoering Kostendekkende premie SW Kostendekkende premie WIW Premie SW over pensioengevend salaris*) Premie SW over pensioengrondslag*) Premie WIW Pensioenuitkeringen Uitgekeerd AOV tegoed Pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitvoeringskosten (per deelnemer in 5)
Vermogenssituatie en solvabiliteit Voorziening pensioenverplichtingen (pensioenvermogen) 5.210.772 Premie-inkomsten 307.510 Tegoeden AOV beleggers 159.466 Tegoeden AOV spaarders 97.538 Toegekend rendement AOV-tegoed beleggers 1,5% Rente AOV-tegoed spaarders 2,6% Minimum vereist eigen vermogen 4,3% Dekkingsgraad 95,3% Vereiste dekkingsgraad 113,8% Franchise SW**) 10.667 Franchise WIW**) 15.320
6
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
2011
2010
2009
Beleggingen Belegd vermogen tegen actuele waarde Opbrengst beleggingen***) (beleggingsrendement) Benchmarkrendement Z-score Performancetoets Benodigd rendement op technische voorziening Totale rendement Winst op beleggingen
5.294.651 453.764 11,5% -0,88% -0,5% 16,6% 10,3% -6,3%
4.679.878 551.568 13,6% 0,30% 0,07% 11,6% 14,5% 2,90%
3.988.749 368.414 7,4% 0,54% 0,26% -1,56% 8,2% 6,64%
*)
innen de huidige methodiek van premievaststelling, wordt binnen 5 jaar van een premie van 16% B over de salarissom evenredig naar een premie van 29,56% over de pensioengrondslag overgegaan. Dit boekjaar wordt 40% van de salarisgerelateerde premie over het salaris betaald en 60% van de grondslaggerelateerde premie over de grondslag. **) Voor berekening premies ***) Vóór aftrek beleggingskosten
7
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
2.2 Profiel van de organisatie Het pensioenfonds Werk en (re)Integratie, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna: het fonds) is opgericht op 9 december 1994 en is de rechtsopvolger van de sinds 1 januari 1990 opgerichte Stichting Bedrijfspensioenfonds Sociale Werkvoorziening. De laatste statutenwijziging was op 20 december 2011. Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41214711 en is als bedrijfstakpensioenfonds aangesloten bij de Pensioenfederatie als koepelorganisatie. Het pensioenfonds stelt zich ten doel alle deelnemers te voorzien van een volwaardig pensioen tegen een redelijke premie. Zowel werkgevers als werknemers dragen hieraan bij, waarna de ontvangen premies onder zo gunstig mogelijke voorwaarden worden belegd. Op 31 december 2011 had het fonds 286 aangesloten werkgevers, 103.314 deelnemers en 70.800 gewezen deelnemers/slapers en voor 3 5,297 mrd. aan belegd vermogen. Het fonds keerde op dat moment pensioenen uit aan 38.448 pensioengerechtigden.
Bestuur
Het beleid van het pensioenfonds wordt bepaald door het bestuur. Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit vier leden afgevaardigd vanuit werkgeversorganisaties en vier leden afgevaardigd vanuit werknemers organisaties. De functie van voorzitter uit het bestuur wordt in principe telkens voor de tijd van twee kalender jaren door een werkgeverslid, respectievelijk werknemerslid vervuld. Op 31 december 2011 was het bestuur als volgt samengesteld:
Leden werkgevers
de heer C.J. Bethlehem (voorzitter) de heer H. Kelderman de heer J.D. Voortman (plaatsvervangend voorzitter) de heer C.J.M. de Wit
Leden werknemers
de heer E.C. Grootendorst mevrouw J. Meijer (secretaris) mevrouw E.C.M. Smits (plaatsvervangend secretaris) de heer X.J. Den Uyl (sinds september 2011)
(1) (1) (1) (1)
(3) (2) (3) (2)
(1) Namens VNG: de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2) Namens ABVAKABO FNV (3) Namens CNV Publieke Zaak In de samenstelling van het bestuur heeft zich in het verslagjaar een tweetal wijzigingen voorgedaan. De heer van Rijsingen trad per 1 september 2011 af en per 1 september 2011 is de heer den Uyl namens de werknemers toegetreden als bestuurslid.
Bestuurlijke commissies
Vanaf 1 januari 2008 werkt het bestuur met vaste adviescommissies. Naast de beleggingscommissie kent het pensioenfonds een auditcommissie, een juridische commissie en een communicatiecommissie. Deze commissies bestaan in principe uitsluitend uit bestuursleden. Aan de commissies kunnen adviseurs en externe deskundigen worden toegevoegd. Bij de indeling van de commissies is zoveel mogelijk de pariteit tussen werkgevers en werknemers gehandhaafd. De commissies bereiden bestuursbesluiten voor en zien toe op een correcte uitvoering van de genomen besluiten. Het bestuursbureau heeft de operationele taken van de commissies overgenomen. Hierdoor kunnen de commissies meer op hoofdlijnen adviseren. De taken van de beleggingscommissie zijn ongewijzigd.
8
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Samenstelling van de bestuurscommissies:
Beleggingscommissie De beleggingscommissie heeft als doel om het bestuur te adviseren over het te voeren beleid op het gebied van vermogensbeheer. De beleggingscommissie komt maandelijks bijeen. Daarnaast vindt ook maandelijkse afstemming plaats met de vermogensbeheerders met betrekking tot de ontwikkeling van de portefeuille. Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid van het fonds. Jaarlijks stelt het bestuur hiervoor, geadviseerd door de beleggingscommissie, een beleggingsplan vast. De uitvoering van het beleggingsbeleid is opgedragen aan vermogensbeheerders. De beleggingscommissie monitort de prestaties van de vermogens beheerders en adviseert het bestuur zo nodig tot aanpassing van het beleid. Behalve bestuursleden kunnen ook externe deskundigen benoemd worden – deze hebben geen stem. De samenstelling van de beleggingscommissie zorgt ervoor dat de beleggingsontwikkelingen goed kunnen worden geanalyseerd en de uitvoering door de vermogensbeheerders kritisch kan worden bezien.
Samenstelling van de beleggingcommissie 2011:
de heer C.J.M. de Wit (voorzitter) de heer M. Euverman (extern deskundige Sprenkels & Verschuren) de heer E.C. Grootendorst de heer S. Hoogterp (directeur Bestuursbureau PWRI) (tot 1 juli 2011) de heer J.C.M. van Rijsingen (tot 1 september 2011) de heer X.J. den Uyl (vanaf 1 oktober 2011) de heer J.D. Voortman
Auditcommissie De auditcommissie bewaakt de interne risicobeheersings- en controlesystemen en de begroting en rapporteert daarover middels kwartaalrapportages aan het bestuur. De commissie beoordeelt het jaarverslag tijdig voordat het aan het bestuur wordt voorgelegd. De commissie bespreekt het jaarverslag met de administrateur, de actuaris en de externe accountant en adviseert het bestuur omtrent het vaststellen van het jaarverslag. Daarnaast draagt de commissie er zorg voor dat de administratieve organisatie van het pensioenfonds, respectievelijk van de externe uitvoerders ten minste voldoen aan de eisen die de externe toezichthouder daaraan stelt. Tevens onderhandelt de commissie namens het bestuur over de contracten met de externe uitvoerders. De voorzitter van de auditcommissie is ook degene binnen het bestuur die verantwoordelijk is voor het risicomangement van het fonds.
Samenstelling van de auditcommissie 2011: mevrouw J. Meijer (voorzitter) de heer C.J. Bethlehem de heer E.C. Grootendorst de heer C.J.M. de Wit
Juridische commissie De commissie adviseert het bestuur over wijzigingen in het pensioenreglement, statuten en reglementen en over alle relevante juridische onderwerpen. De commissie besluit namens het bestuur over individuele verzoeken van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden inzake de toepassing van de pensioenregeling en op verzoeken inzake de klachtenregeling. De commissie vertegenwoordigt het bestuur tijdens hoorzittingen van de geschillencommissie.
9
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Samenstelling van de commissie juridische zaken 2011: de heer J.D. Voortman (voorzitter) de heer H. Kelderman mevrouw E.C.M. Smits de heer J.C.M. van Rijsingen (tot 1 september 2011) de heer X.J. den Uyl (vanaf 1 oktober 2011)
Communicatiecommissie De communicatiecommissie draagt zorg voor een adequaat communicatiebeleid. Dit beleid is erop gericht op begrijpelijke wijze te communiceren met de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers over hun pensioenresultaten, het pensioenfonds en relevante veranderingen in de pensioenregelingen. De communicatiecommissie adviseert het bestuur over voorstellen voor de communicatie.
Samenstelling van de communicatiecommissie 2011:
mevrouw E.C.M. Smits (voorzitter) de heer C.J. Bethlehem de heer H. Kelderman mevrouw J. Meijer
Bestuursbureau PWRI
Het bestuursbureau dat op 1 januari 2010 is gestart, draagt zorg voor de uitwerking van beleidsonderwerpen en de gehele organisatie rondom de vergaderingen. Dit heeft onder andere geleid tot een vermindering van het begrote aantal uren aan bestuurlijke ondersteuning vanuit de uitvoeringsorganisatie Syntrus Achmea. Per 1 juli 2011 heeft de heer S. Hoogterp zijn functie als directeur van het bestuursbureau neergelegd. De heer F. Prins, afkomstig van de directie van de Pensioenfederatie, is hem in deze functie per 1 februari 2012 opgevolgd. Het bestuursbureau heeft in 2011 veel inspanningen verricht bij de transitie van de pensioenadministratie van Syntrus Achmea naar APG. De transitie van de gegevens is met succes afgerond waardoor in januari 2012 de eerste pensioenuitkeringen konden worden uitbetaald door APG. Andere activiteiten van het bestuursbureau waren het voorbereiden van het beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen en toetsing van het beleggingsbeleid. Daarnaast heeft het bestuursbureau een FIRM-risicoanalyse uitgevoerd samen met het bestuur en het spaarproduct voor de AOV-regeling opgezet. Ook heeft het bestuursbureau het bestuur ondersteund bij het onder de aandacht brengen in politiek Den Haag van de effecten van de Wet Werken naar Vermogen op het PWRI. Het bestuursbureau had einde boekjaar een bezetting van vijf personen in vaste dienst: een administratief medewerker, een controller, twee beleidsadviseurs en een beleidsadviseur/jurist. Op het bestuursbureau werkt ook een administratief medewerker die gedetacheerd is vanuit een SW-bedrijf.
Bestuursorganen Deelnemersraad Vanaf 1 januari 2008 heeft het pensioenfonds een deelnemersraad ingericht (voorheen een adviesraad). De deelnemersraad bestaat uit twaalf leden, maar kende in 2011 twee vacatures. Van de tien geïnstalleerde leden waren er zeven afkomstig uit de geleding actieve deelnemers en drie uit de geleding pensioengerechtigden. Deze laatste leden ontvangen een pensioenuitkering van ons pensioenfonds. De deelnemersraad heeft als taak het bestuur gevraagd en ongevraagd te adviseren over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen. De deelnemersraad dient in ieder geval advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot het nemen van maatregelen van algemene strekking, wijziging van de statuten en de reglementen van het pensioenfonds, vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota, het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid, gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds, liquidatie van het pensioenfonds, het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst.
10
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Samenstelling van de deelnemersraad 2011
de heer M.J.L. Stevens (voorzitter) de heer R. Ferwerda (secretaris) de heer J. van den Berghe de heer J.C. Bergman mevrouw M.J.G. Beunis-Kusters mevrouw I.A.B. Filemon de heer J.M. Keuter de heer G.W. Peters de heer B. Vos de heer D.F. Holscher Vacature Vacature
(1) (3) (1) (2) (1) (1) (2) (1) (3) (3) (1) (1)
Er zijn momenteel twee vacatures namens de geleding actieve deelnemers. (1) namens Abvakabo FNV (2) namens CNV Publieke Zaak (3) namens de gepensioneerden
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan kent negen leden (drie leden vanuit de actieve deelnemers, drie leden vanuit de pensioengerechtigden en drie leden vanuit de werkgevers) en is ingesteld op 1 januari 2008. Door het verantwoordingsorgaan wordt jaarlijks een oordeel gegeven over de beleidskeuzes, de handelswijze en het gevoerde beleid van het bestuur. Dit oordeel wordt voor commentaar voorgelegd aan het bestuur. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan en het commentaar van het bestuur op dit oordeel worden integraal opgenomen in het door het pensioenfonds vast te stellen jaarverslag.
Samenstelling van het verantwoordingsorgaan 2011
de heer J.Th.G. Vaessen (voorzitter) mevrouw J.H. Boere (secretaris) de heer J. Noorlandt de heer M.H. Goebel mevrouw M.K. van Dijk de heer G. Veld de heer F. Versteeg de heer P.A.N. Daalman Vacature
(1) (3) (1) (2) (3) (3) (4) (4) (4)
De heer Veld is per 31 december 2011 afgetreden, inmiddels is zijn opvolger de heer Van der Geest door het bestuur benoemd. (1) namens Abvakabo FNV (2) namens CNV Publieke Zaak (3) namens de werkgevers (4) namens de gepensioneerden
Commissie van Toezicht Het pensioenfonds kent per 1 januari 2008 een Commissie van Toezicht bestaande uit drie onafhankelijke leden. De leden van de Commissie van Toezicht worden benoemd door het bestuur na advies van het verantwoordingsorgaan. Benoeming geschiedt op basis van een door het bestuur vastgestelde profielschets. De Commissie van Toezicht heeft tot taak om toezicht te houden op het functioneren van het bestuur, waarbij de werkzaamheden van de Commissie van Toezicht tenminste gericht zullen zijn op de beoordeling van beleids- en
11
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
bestuursprocedures en de bestuursprocessen, het waarborgen van het evenwicht tussen de verschillende organen van het pensioenfonds, beoordeling van de wijze waarop het bestuur het pensioenfonds aanstuurt, beoordeling van de wijze waarop de lange termijn risico's door het bestuur worden gewaarborgd, het leveren van gevraagd en ongevraagd advies aan het bestuur met dien verstande dat dit advies geen afbreuk mag doen aan de bevoegdheden van de deelnemersraad, het fungeren als klankbord voor het bestuur.
Samenstelling van de Commissie van Toezicht 2011 de heer P.J.C. van Eekelen (voorzitter) de heer E.J. Enschede de heer J.H.R. van de Poel (sinds april 2011)
Per april 2011 werd de heer J.H.R. van de Poel benoemd als lid van de Commissie van Toezicht. Hij nam de positie in van de heer M. Wilke, die eind 2010 aftrad.
Geschillencommissie Als een deelnemer of gepensioneerde zich niet kan verenigen met een beslissing van het bestuur, dan kan hij zich wenden tot de geschillencommissie. De commissie is uitsluitend bevoegd tot het geven van advies in geschillen tussen de deelnemer of gepensioneerde en het fonds over de uitvoering van de pensioenregeling en individuele beslissingen uit hoofde van die pensioenregeling die het bestuur ter zake van de deelnemer heeft genomen. In de commissie zitten onafhankelijke deskundigen. De uitspraak die de commissie vervolgens over het geschil doet, wordt in de vorm van een advies aan het bestuur voorgelegd, waarna het bestuur opnieuw een beslissing neemt.
Samenstelling van de geschillencommissie 2011 de heer mr. drs. W.G. de Winne (voorzitter) de heer mr. R. Barnhoorn de heer R.G.W. van Dael (plaatsvervangend lid) de heer mr. L.H.N.J.M. Janssen (plaatsvervangend voorzitter) de heer drs. G.J.M. Koelemij
Uitvoeringsorganisaties Pensioenuitvoerder De pensioenadministratie was tot en met 31 december 2011 uitbesteed aan Syntrus Achmea. Per 1 januari 2012 is het PWRI overgestapt naar APG als nieuwe uitvoerder. Om te zorgen voor een goede uitvoering, zijn met APG nieuwe service level overeenkomsten gesloten. Het bestuur voert periodiek overleg met de uitvoerder over de kwaliteit van de uitvoering. De uitvoerings organisatie verstrekt bovendien een Interne beheersingsrapportage (ISAE3402) die door het bestuur jaarlijks wordt geanalyseerd en met de uitvoerder besproken. Uit deze analyse zijn geen acties voortgekomen.
Vermogensbeheerders Het fiduciair vermogensbeheer is uitbesteed aan F&C Netherlands. Het vastgoed vermogensbeheer is uitbesteed aan Syntrus Achmea Vastgoed. De activiteiten van de vermogensbeheerders zijn vastgelegd in service level agreements en mandaten. Het bestuur ziet hierop toe middels de beleggingscommissie, het bestuursbureau en externe adviseurs. Hierbij wordt onder andere de uitvoering van de beleggingen, conform de mandaten, beoordeeld. De vermogensbeheerders verstrekken interne beheersingsrapportages (ISAE3402) die door het bestuur jaarlijks worden geanalyseerd en met de vermogensbeheerder besproken. Uit deze analyse zijn geen acties voortgekomen.
12
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Externe adviseurs Adviserend actuaris
Compliance Officer
Towers Watson B.V
Nederlands Compliance Instituut
Fascinatio Boulevard 201
Staringlaan 21-11
3065 WB Rotterdam
2741 GC Waddinxveen
Accountant
Fiduciair vermogensbeheer
KPMG Accountants N.V.
F&C Netherlands
Rijnzathe 14
Jachthavenweg 109k
3454 PV De Meern
1081 KJ Amsterdam
Beleggingsadviseur
Vermogensbeheer vastgoed
Sprenkels & Verschuren
Syntrus Achmea Vastgoed
Haaksbergenweg 17 – Gebouw Dreeftoren
Gatwickstraat 1
1101 BP Amsterdam
1043 GK Amsterdam
Certificerend actuaris Towers Watson B.V. Stationsweg 13 - 14 1441 EJ Purmerend
13
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
3 Verslag van het bestuur 3.1 Belangrijkste ontwikkelingen in en rond het fonds Herstelplan en financiële positie van het fonds Vanwege de financiële situatie heeft het PWRI in 2009 een herstelplan bij de toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) ingediend. Volgens het plan moest het PWRI op 31 december 2011 een dekkingsgraad van 101,2% hebben. De marktrente steeg gedurende de eerste maanden van 2011 waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds zich kon herstellen. Echter door de daling van de marktrente vanaf juli, daalde de dekkingsgraad weer waarbij het dieptepunt voor zowel de marktrente als de dekkingsgraden in september werd bereikt.
Verloop dekkingsgraad 2011 120,0% 115,0% 110,0% 105,0%
Dekkingsgraad
100,0%
Minimaal vereiste dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
95,0% 90,0% 85,0% 1 c 1 de 1 v 1 no 1 t 1 ok 11 p se 1 g 1 au 1 l 1 ju 11 n ju 1 1 ei m 1 r 1 ap 11 rt m 11 feb 11
jan
0
c 1
de
Op 6 januari 2012 besloot DNB dat de financiële markten zich eind 2011 in uitzonderlijke omstandigheden bevonden. Dit was aanleiding om de rentetermijnstructuur, op basis waarvan het pensioenfonds haar verplichtingen berekent, aan te passen. Door deze maatregel van DNB kwam de dekkingsgraad op 31 december 2011 uit op 95,3%. Het fonds lag daarmee toch nog achter op het schema in het herstelplan, maar niet zover achter dat tijdig herstel onmogelijk wordt geacht. Begin 2012 werd definitief duidelijk dat het PWRI de pensioenen niet hoeft te korten per 2013. In onderstaande tabel wordt (een raming van) het verloop van de dekkingsgraad tot einde herstelplan weergegeven. Dekkingsgraad per 31 december 2011 respectievelijk 31 december 2013 Sturingsmiddelen
14
Effect op dekkingsgraad (in %) Korte termijn 2011 -2013
Lange termijn 2013 -2023
100,3%
105,5%
Premie
Conform huidig premiebeleid
2,2%
-0,6%
Toeslagverlening
Conform huidig toeslagbeleid
0,0%
-17,1%
Beleggingen
Volgens gestelde uitersten in Regeling Parameters (5,9% over de gehele 15-jaarsperiode)
17,2%
37,1%
Rentetermijnstructuur
Aanpassing van de rentecurve vanaf 2013 (forward rates)
-13,6%
0,0%
Overige
Inclusief effect van de uitkeringen
-0,5%
4,7%
Dekkingsgraad per 31 december 2013 respectievelijk 31 december 2023
105,5%
129,6%
MVEV per 31 december 2013 respectievelijk VEV per 31 december 2023
104,3%
115,8%
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Het bestuur heeft de jaarlijkse evaluatie, waarbij gekeken wordt of de maatregelen uit het herstelplan voldoende hebben geholpen, begin 2012 aangeleverd ter beoordeling aan DNB. Op grond hiervan heeft DNB per brief aangegeven (11 mei 2012) geen opmerkingen te hebben over de voortgang van het herstel.
Geen toeslag verleend in 2011 Door de lage dekkingsgraad kon het fonds ook in 2011 geen toeslag verlenen. Ditzelfde geldt ook voor 2012. Doordat sinds 2009 geen toeslag is verleend bestaat ten opzichte van de maatstaf (CAO van de bedrijfstak) op 31 december 2011 een achterstand van 9,2% voor deelnemers in de SW en van 9,88% voor de deelnemers in de WIW.
Premie 2012 omhoog door lage rentestand en lage dekkingsgraad De lage rentestand heeft ook effecten op de premie die het pensioenfonds moet heffen in 2012. De premie van het fonds moet kostendekkend zijn, waarbij getoetst wordt aan de gedempte kostendekkende premie. Voor fondsen die zich eind 2011 in een situatie van dekkingstekort bevinden, moet de premie ook bijdragen aan het herstel van de dekkingsgraad. DNB vertaalt dat in een adequate opslag voor uitvoeringskosten en een opslag voor de opbouw van het minimaal vereist eigen vermogen. De SW premie ging daardoor omhoog van 16% naar 17,1% per 1 januari 2012. Lopende het jaar is gecontroleerd of de premie nog kostendekkend was. Dit bleek niet het geval voor de WIW premie. Het bestuur besloot de WIW premie te verhogen tot gemiddeld 6,01% in 2011 door een verhoging per 1 oktober 2011 van 5,79% naar 6,75%. Vervolgens is de WIW premie 2012 vastgesteld op 6,7%. De werkgevers hebben in december 2011 een circulaire ontvangen met de premiegegevens voor 2012. Begin 2012 zijn de werkgevers uitgebreider geïnformeerd door middel van de werkgeverskrant. Het bestuur heeft de deel nemers via de website en de nieuwsbrief ‘Flits’ van december 2011 ingelicht over het herstelplan en de premieverhoging. Ook is bekendgemaakt dat over 2012 geen toeslag verleend kan worden. De deelnemers aan de WIW hebben in oktober 2011 een brief en een speciale WIW Flits ontvangen met informatie over de premieverhoging. Actuele informatie over de financiële situatie van het fonds, de premieverhoging en de toeslagverlening was te vinden op de website. Begin 2012 zijn alle deelnemers per brief op de hoogte gesteld van de meest recente ontwikkelingen.
Uitwerking pensioenakkoord De sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) bereikten in juni 2011 overeenstemming over de uitwerking van het in juni 2010 gesloten pensioenakkoord. Na de val van het Kabinet Rutte-Verhagen op 23 april 2012 is een nieuwe gelegenheidscoalitie gevormd. Deze coalitie heeft het plan een eerdere (en stapsgewijze) verhoging van de pensioenleeftijd vanaf 2013 door te voeren. Een stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd zal per definitie grote gevolgen hebben voor de uitvoering van de pensioenregeling. Aanvullend pensioen zal immers continu herrekend moeten worden op basis van deze verschuivingen. Het bestuur hoopt dat op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid komt over de hoofdlijnen van de plannen van de gelegenheidscoalitie. Het gaat onder andere over de herijking van het Financieel Toetsingskader, de te hanteren disconteringsvoet bij de waardering van de pensioenverplichtingen, het vaststellen van de kostendekkende premie en de wijze waarop om te gaan met de factor ‘langer leven’.
Toekomst Sociale Werkvoorziening Het Kabinet wil door de invoering van de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) bereiken dat werknemers in de sociale werkvoorziening zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers aan het werk gaan. Het was de bedoeling dat de wet per 1 januari 2013 de Wet Werk en bijstand (WWB), Wet Sociale werkvoorziening (WSW), WAJONG en Wet Investeren in jongeren (WIJ) samenvoegt tot één regeling. Het bestuur heeft de ingrijpende consequenties van de plannen van het Kabinet voor ons fonds meerdere malen bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Tweede Kamer en sociale partners onder de aandacht gebracht. Aangegeven is dat het fonds in een afwikkelscenario terechtkomt, indien er onder het nieuwe regime geen nieuwe instroom in het PWRI plaatsvindt. In maart 2011 is het bestuursakkoord getekend door de overheid en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Begin 2012 heeft Staatssecretaris de Krom van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn voorstel voor de WWNV naar de Tweede Kamer gestuurd.
15
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Het bestuur van het PWRI stelt niet de WWNV zelf ter discussie, maar heeft de politiek voortdurend gewezen op de vergaande financiële effecten op het PWRI en daarmee ook op de gevolgen voor de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Het kleiner aantal actieve deelnemers, de hogere gemiddelde leeftijd en de daarmee samenhangende groeiende pensioenlasten zal de SW-sector in totaal op termijn circa 3 350 miljoen gaan kosten. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vindt dat het effect op het fonds niet de verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid is. Het bestuur is echter van mening dat de Rijksoverheid deze verantwoordelijkheid wel degelijk heeft. Door de val van het Kabinet Rutte-Verhagen zijn de wetsvoorstellen die begin 2012 naar de Tweede Kamer zijn gestuurd op losse schroeven komen te staan. Het bestuur hoopt dat ook met betrekking tot de WWNV op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid wordt gegeven vanuit de politiek. We zullen ons zeker blijven inspannen om het (volgende) Kabinet, sociale partners en de Tweede Kamer te blijven wijzen op de financiële gevolgen van de invoering van een (gewijzigde) WWNV voor ons fonds.
Gevolgen verschuiving ingangsdatum AOW op 65ste verjaardag De AOW gaat vanaf 1 april 2012 niet meer in op de eerste dag van de maand waarin iemand 65 jaar wordt, maar op de 65ste verjaardag zelf. De Eerste Kamer ging daarmee in december 2011 akkoord. Deelnemers komen door de wijziging van de AOW-leeftijd mogelijk inkomen tekort. Hoe later in de maand iemand jarig is, hoe hoger het inkomenstekort in die maand is. Sociale partners hebben daarvoor de CAO in de sector sociale werkvoorziening aangepast waardoor het voor iedereen mogelijk is om door te werken tot de 65ste verjaardag. Deelnemers zonder vervroegd ouderdoms pensioen kunnen kiezen om door te werken tot de 65ste verjaardag om het inkomenstekort op te vangen of te stoppen met werken op de eerste dag van de maand waarin men 65 wordt. Deelnemers die al met vervroegd ouderdomspensioen zijn, kunnen er niet meer voor kiezen om langer door te werken. Om te voorkomen dat deze werknemers inkomen tekort komen, heeft het PWRI gezorgd voor een oplossing. Deze werknemers kunnen een klein deel van het levenslange ouderdomspensioen naar voren schuiven.
Waardeoverdracht en onderdekking Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenfonds. Als de dekkingsgraad van een pensioenfonds dat bij waardeoverdracht is betrokken lager is dan 100%, dan mag het pensioenfonds de betreffende waardeoverdracht niet uitvoeren. Voor het PWRI geldt dat de dekkingsgraad vanaf 1 augustus 2011 lager was dan 100%. De waardeoverdracht wordt dan wel in behandeling genomen, maar niet uitgevoerd tot de dekkingsgraad weer hoger is dan 100%. Op 31 december waren er 2 waardeoverdrachten inkomend en 45 waardeoverdrachten uitgaand in behandeling.
Overstap van Syntrus Achmea naar APG Op 1 januari 2012 heeft de overgang naar de nieuwe pensioenuitvoerder, de Algemene Pensioen Groep NV (APG), plaatsgevonden. Het fonds blijft het vermogensbeheer aanhouden bij F&C en het beheer van de vastgoedportefeuille bij Syntrus Achmea Vastgoed. Op basis van een door alle partijen gedragen transitieplan, is toegewerkt naar een finale overdracht van de bestanden aan APG, in december 2011. Hierbij was naast APG, Syntrus Achmea, bestuur en bestuursbureau ook bureau VanderSchootWesterbink betrokken als adviseur van het bestuur. In januari 2012 vond voor de eerste keer uitbetaling van de pensioenen plaats door APG. Met het nagenoeg probleemloos verlopen van de eerste uitbetalingen, kan het bestuur inmiddels terugkijken op een zeer geslaagde transitie. Gelijktijdig met de overgang van de administratie werd ook een nieuwe betalingssystematiek voor werkgevers geïntroduceerd. Er wordt niet meer gewerkt met voorschotten, maar met maandelijkse afdrachten op basis van de salarisgegevens. Het merendeel van de werkgevers was al bekend met deze nieuwe manier van afdragen doordat deze ook al voor het personeel (niet zijnde SW-personeel) werd gebruikt. Daarnaast zijn voorlichtings bijeenkomsten voor werkgevers georganiseerd waarin onder andere op dit onderwerp werd ingegaan. Om de transitie goed te laten verlopen, heeft het fonds veel gecommuniceerd naar de diverse stakeholders over de overgang naar de nieuwe uitvoerder. In maart 2011 is in een persbericht bekendgemaakt dat het PWRI het contract met Syntrus Achmea niet zou verlengen per 1 januari 2012 en de pensioenadministratie ging overbrengen naar APG. Via brieven, informatiebijeenkomsten, persoonlijke bezoeken, nieuwsbrieven, handleidingen en
16
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
via de website zijn de werkgevers op de hoogte gesteld over de transitie, de nieuwe pensioenuitvoerder, de aanlevering van mutaties en de nieuwe betalingssystematiek. Via de persoonlijke brieven, de website en nieuwsbrieven zijn de overige belanghebbenden van het fonds op de hoogte gesteld van de transitie en de contactgegevens van de nieuwe pensioenuitvoerder. Uitgangspunt was de deelnemers en gepensioneerden zo min mogelijk te belasten. Alle communicatiemiddelen zijn geactualiseerd en voorzien van de contactgegevens van de nieuwe pensioenuitvoerder. De website is door APG herbouwd, waarbij de navigatie is verbeterd. De administratie werd in het derde kwartaal bevroren om overdracht van gegevens naar de nieuwe uitvoerder mogelijk te maken. Dit had tot gevolg dat de digitale pensioenplanner van het fonds op de website tijdelijk niet toegankelijk was. De nieuwe pensioenplanner MijnPWRI is inmiddels in maart 2012 live gegaan. Ook in 2012 vinden nog activiteiten plaats rond de transitie. Het gaat hierbij onder meer om het overdragen en administratief verwerken van mutaties met terugwerkende kracht die werkgevers nog tot het einde van het eerste kwartaal 2012 hebben kunnen aanleveren. Daarnaast worden analyses uitgevoerd of het mogelijk is om de inrichting van de administratie bij de nieuwe uitvoerder verder te verbeteren. Verder zal nog een eindcontrole op de datamigratie plaatshebben door de accountant.
PWRI stelt financieel crisisplan inclusief draaiboek communicatie op Tijdens een bijeenkomst voor bestuurders van pensioenfondsen op 21 september 2011 introduceerde De Nederlandsche Bank (DNB) de eerste contouren van het door besturen op te stellen financieel crisisplan. Na consultatie in de pensioensector werd de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen op 10 december 2011 van kracht. DNB is tot deze beleidsregel gekomen doordat zij constateerde dat een aantal pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis onvoldoende voorbereid was op een scenario waarin de dekkingsgraad snel verslechtert. De ingegane beleidsregel schrijft voor dat alle pensioenfondsen als onderdeel van de actuariële en bedrijfs technische nota (abtn) voor 1 mei 2012 een financieel crisisplan opstellen. Het bestuur van het PWRI heeft het financieel crisisplan, inclusief bijbehorend draaiboek voor communicatie ingeleverd bij DNB.
Dekking van Inloop-/uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Er is een concept convenant ontwikkeld over de dekking van het inloop- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid. Het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie zijn o.a. overeengekomen dat bij arbeidsongeschiktheidspensioen het uitlooprisico wordt gedekt en het inlooprisico wordt beperkt. Bij het PWRI is uitlooprisico gedekt en is inlooprisico niet gedekt. Het concept convenant is ter toetsing voorgelegd aan de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Deze oordeelde dat het uitsluiten van het inlooprisico bij arbeidsongeschiktheid onderscheid op basis van handicap of chronische ziekte betekent. Verwacht wordt dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dit dossier ter toetsing overhandigt aan de Stichting van de Arbeid.
Gedragscode bestuur en compliance officer NCI Er zijn door de compliance officer over het jaar 2011 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd.
Risicomanagement – uitvoering geactualiseerde risicoscan in 2011 In juni 2010 is door het bestuur en het bestuursbureau een uitgebreide risicoscan opgesteld op basis van FIRM, het risicoanalyse model van DNB. De keuze voor een uitgebreide aanpak van de scan in 2010 heeft het fonds - en met name ook het toen pas opgezette bestuursbureau- de gelegenheid gegeven om de interne- en externe omgeving van het fonds met al haar facetten en risico’s goed te leren kennen. Daarnaast heeft het fonds door de uitgebreide aanpak ook een leerproces doorgemaakt in haar algehele gedachtegang rond risicomanagement. Om de ontwikkelingen die sinds juni 2010 hebben plaatsgevonden in de risicoscan te verwerken en het risicodenken binnen het bestuur verder te verbeteren, heeft het bestuur in 2011 besloten tot een integrale actualisatie van de scan. Het fonds heeft bij de actualisatie van de risico’s wederom met opzet een strenge en brede interpretatie gegeven aan de risico’s. Er is een plan van aanpak gemaakt waarin de risico’s naar de verschillende adviescommissies binnen het bestuur zijn verdeeld. Tijdens de verschillende commissievergaderingen zijn daarbij in het najaar van 2011 alle risico’s nogmaals beoordeeld en zijn, waar van toepassing, additionele beheersmaatregelen toegevoegd. Deze analyse is begin 2012 naar DNB verzonden.
17
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Aandacht uit Europa heeft mogelijk grote impact Vanwege de vergrijzing van de Europese bevolking en de fikse staatsschulden van lidstaten, willen de Europese instellingen zich meer mengen in pensioenbeleid van individuele landen. Pensioenen zijn namelijk onlosmakelijk verbonden met de financiële huishouding van landen. Sinds 2006 is de Europese pensioenrichtlijn direct opgenomen in de Nederlandse Pensioenwet. De Europese Commissie wil die richtlijn herzien. Mogelijk heeft dat ook ingrijpende gevolgen voor Nederlandse pensioenfondsen. Bijvoorbeeld doordat Brussel andere financiële eisen gaat stellen dan het huidige Nederlandse Financieel Toetsingskader. In 2011 zijn zowel de Europese Commissie als de Europese Toezichthouder op pensioenfondsen een consultatieronde gestart over de herziening van pensioenwetgeving. De Pensioenfederatie levert een actieve bijdrage aan het Europese debat. Het bestuur volgt de ontwikkelingen in 2012 met belangstelling.
3.2 Aanvullende Oudedagsvoorziening (AOV) Door de SW-werkgevers waren tot 1990 bedragen ingelegd in de AOV-regeling (toen beheerd door Postcheque en Girodienst, later Postbank). Het geld was risicodragend uitgezet. Met de oprichting van het pensioenfonds konden de AOV deelnemers kiezen voor overdracht van het AOV-tegoed naar het pensioenfonds of het tegoed te laten in de aanvullende oudedagsvoorziening. Binnen de AOV zijn in het verleden gemiddeld goede resultaten geboekt. Hieronder vindt u een tabel met historische rendementen van 1990 tot en met 2011.
AOV toegekende rendementen
18
Jaar
Rendement
1990
7,00%
1991
7,75%
1992
7,75%
1993
7,50%
1994
7,50%
1995
8,50%
1996
7,25%
1997
8,00%
1998
9,10%
1999
8,20%
2000
7,80%
2001
7,00%
2002
5,20%
2003
2,50%
2004
3,00%
2005
4,50%
2006
5,20%
2007
5,80%
2008
6,00%
2009
-18,20%
2010
22,20%
2011
7,70%
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Het bestuur heeft de mogelijkheid onderzocht om de AOV-deelnemers de eenmalige keuze aan te bieden hun tegoed om te zetten in een spaarregeling, zonder beleggingsrisico. Na een analyse van de markt van Nederlandse grootbanken bleken goede mogelijkheden voor de deelnemers te bestaan. In het eerste kwartaal van 2011 is via een brief aan de deelnemers en gepensioneerden met een AOV-tegoed eenmalig de spaarkeuze voorgelegd. Dit is afgestemd met de toezichthouder AFM. Daarnaast zijn een flyer en een speciale AOV Flits met aanvullende informatie uitgebracht en hebben acht informatiebijeenkomsten plaatsgevonden bij SW-bedrijven. Tijdens deze bijeenkomsten is ingegaan op de verschillen tussen sparen en beleggen en was gelegenheid tot het stellen van vragen. Er is tevens een speciale telefoonlijn op het klantcontactcentrum bij Syntrus Achmea in het leven geroepen voor vragen van deelnemers en gepensioneerden. Iets meer dan een derde van de deelnemers en gepensioneerden heeft aangegeven te willen sparen. Het bestuur heeft op 1 juli 2011 het spaarproduct aan kunnen bieden. De deelnemers die wilden sparen hebben per die datum hun deel van de aanvullende oudedagsvoorziening op het spaarsaldo bijgeschreven gekregen. Alle deelnemers en gepensioneerden hebben een bevestiging van hun keuze ontvangen. Over het jaar 2011 is voor de verschillende deelnemers het onderstaande rendement en rente behaald:
AOV toegekende rendementen
Rendement beleggers Rente spaarders
1,50% 2,60%
Op 31 december 2011 ontvingen 2.549 spaarders en 4.464 beleggers een AOV-uitkering. Een aantal deelnemers had in 2009 een geschil neergelegd bij de onafhankelijke geschillencommissie. Zij eisten dat de toegepaste vermindering van hun AOV-tegoed van -18,2% ongedaan gemaakt zou worden. De onafhankelijke geschillencommissie heeft de bezwaarschriften behandeld waarbij de deelnemers en het PWRI in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten tijdens een hoorzitting toe te lichten. De commissie heeft aan de hand van de voorliggende stukken en de hoorzittingen geconcludeerd dat de AOV-regeling vanaf het tot stand komen van de regeling een beleggingsregeling was. Het bestuur heeft juist gehandeld door het AOV-tegoed te verminderen bij een negatief beleggingsrendement. Er is niet gebleken dat het pensioenfonds onzorgvuldig is omgegaan met de beleggingen en deelnemers zijn niet benadeeld. De tekst van de regeling en de communicatie daarvan is niet altijd duidelijk en eenduidig geweest. Dit is erkend door het bestuur. Het is gebleken dat dit tot misvatting bij deelnemers heeft geleid. Volgens de geschillencommissie is er echter geen sprake geweest van misleiding. De mogelijkheid om per 1 juli 2011 alsnog over te stappen naar een spaarregeling, ziet de commissie als een gebaar van het bestuur om tegemoet te komen aan de wensen van de deelnemers. Ook de Ombudsman Pensioenen heeft geconcludeerd dat het PWRI niet tot compensatie van het negatieve rendement hoeft over te gaan. Het bestuur van het PWRI heeft besloten de geschillen op advies van de geschillencommissie te verwerpen.
3.3 Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Nieuwe regels voor governance en medezeggenschap op komst Het kabinet wil de wettelijke regels in de Pensioenwet over governance en medezeggenschap voor pensioen fondsen integraal herzien. Het bestuur van het PWRI wil zich in 2012 oriënteren op het nieuwe governance- model zoals dit is neergelegd in de te verwachten wetgeving. Het is de verwachting dat pensioenfondsen tot 2014 de tijd hebben om de governance-structuur te wijzigen. Het bestuur wil de besluitvorming niet overhaasten maar zich goed oriënteren en de organen deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en commissie van toezicht in 2012 bij de gedachtevorming betrekken. Gezien de val van het kabinet is op dit moment onduidelijk wat de plannen zijn vanuit de politiek.
Deskundigheid en functioneren bestuur Het bestuur onderschrijft het belang van een goed en deskundig bestuur. Het PWRI heeft een deskundigheidsplan met een gedetailleerd opleidingsplan. Het opleidingsplan wordt jaarlijks aangepast aan de wensen en eisen van het bestuur als collectief en aan de wensen en eisen van individuele bestuursleden. Het deskundigheidsplan gaat uit van het door de pensioenkoepels opgestelde Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering.
19
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
In 2009 is door het PWRI besloten dat van ieder bestuurslid wordt verwacht dat deze binnen een jaar na benoeming beschikt over kennisniveau 1 (kennis). Tevens is besloten dat iedere commissie ten minste beschikt over 1 bestuurslid met kennisniveau 2 (inzicht en oordeelsvorming) binnen de deskundigheidsgebieden van die commissie. Deze uitgangspunten waren leidend voor het opleidingsplan 2011 en konden met succes op deze manier worden ingevuld. Het bestuur besloot zich te conformeren aan de in 2011 verscherpte deskundigheids eisen door aanpassing en nuancering van het deskundigheidsplan. Het bestuur besloot in 2011 eveneens de profielen van bestuurders aan te passen. Het bestuur differentieert daarbij ook in de diverse profielen afhankelijk van commissie of voorzitterschap van een commissie of bestuur. Op deze wijze werken de verscherpte deskundigheidseisen ook door bij de benoemingsprocedure vanuit de aanwijzende organisaties. In 2011 zijn conform het opleidingsplan door bestuursleden de nodige cursussen gevolgd. Zo zijn nieuwe bestuursleden snel op het gewenste kennisniveau gebracht middels gerichte trainingen. In het verslagjaar werd iedere bestuursvergadering uitgebreid aandacht besteed aan de actuele stand van zaken van de beleggingen. Daarnaast werden in het kader van permanente educatie op het gebied van beleggingen twee studiedagen georganiseerd. In 2012 zal het bestuur zich daarnaast ook gaan richten op de specifieke competenties van bestuursleden. Zelfevaluatie Ons bestuur evalueert het eigen functioneren jaarlijks. De eindevaluatie over 2010 van het bestuur vond plaats in april 2011. De evaluatie over 2011 vond plaats in januari 2012. Het ging hierbij voornamelijk om het functioneren van het bestuur als geheel. Bij beide evaluaties heeft het bestuur gebruikgemaakt van een externe procesbegeleider.
3.4 Communicatie De communicatie met alle belanghebbenden van het PWRI heeft in 2011 voor een belangrijk deel in het teken gestaan van de financiële crisis, het herstel van het fonds, de overstap naar een nieuwe uitvoerder en het spaarproduct van de aanvullende oudedagsvoorziening. In 2011 zijn de klankbordgroep werkgevers en klankbordgroep werknemers bijeengekomen om de leesbaarheid van de pensioeninformatie beter op de doelgroepen af te stemmen. Ook hebben de groepen diverse keren per mail communicatiemiddelen beoordeeld. Het bestuur heeft besloten dat vanaf juli 2012 de leden van de klankbordgroep werknemers geleidelijk aan worden vervangen. De nieuwe leden nemen vervolgens anderhalf jaar plaats in deze klankbordgroep. Alle betrokkenen zijn via de website, brieven en nieuwsbrieven goed op de hoogte gehouden van actuele ontwikkelingen zoals de impact van de stijging van de levensverwachting en de ontwikkelingen in de financiële positie van het pensioenfonds. Voor werkgevers is een checklist ontwikkeld, waarin de belangrijkste punten van de pensioenregeling staan. De nieuwsbrief voor deelnemers (Flits) is vier maal verschenen. In mei en december 2011 zijn de reguliere Flitsen uitgebracht. In juni is er een AOV-Flits en in oktober is een WIW-Flits verstuurd in verband met de tussentijdse premieverhoging. Aan de huisstijl van het PWRI zijn pictogrammen toegevoegd om de aard van de tekst herkenbaarder te maken. Op de website is een memoryspel geplaatst, waar deelnemers door middel van een spel meer te weten komen over pensioen. Aan de website is ook Vraag-het-de-deskundige toegevoegd. Het doel van dit filmpje is de verwachtingskloof ten aanzien van pensioen te verkleinen.
3.5 Kosten pensioenuitvoering en vermogensbeheer Kosten pensioenuitvoering Er is sprake van een toenemende (publieke) belangstelling voor de kosten van pensioenfondsen. In de ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten’ opgesteld door de Pensioenfederatie geeft de federatie een handleiding over hoe pensioenfondsen over deze kosten kunnen rapporteren. De federatie heeft daarbij als doel dat over het boekjaar 2014 voor 100% van het totaalvermogen van de Nederlandse pensioenfondsen op de voorgestelde wijze inzicht wordt gegeven in de uitvoeringskosten.
20
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Het PWRI streeft ernaar om op een kostenefficiënte manier te opereren. Desalniettemin moeten voor de pensioenuitvoering kosten worden gemaakt. De uitvoeringskosten bestonden in 2011 uit de kosten die Syntrus Achmea maakte voor de pensioenuitvoering, de bestuurskosten, kosten van het bestuursbureau, kosten van advisering, kosten van de transitie en overige kosten. Hieronder vindt u een tabel met de pensioenuitvoeringskosten 2011.
(bedragen x 3 1.000)
Kosten pensioenuitvoering 2011 Kosten pensioenuitvoering Syntrus Achmea Kosten bestuur Kosten bestuursbureau Kosten externe adviseurs en accountant, excl. transitie Contributie DNB Overige kosten en communicatie
8.576 303 713 747 368 721 11.428
Op 31 december 2011 had het fonds 141.762 deelnemers (zijnde actieve deelnemers en gepensioneerden). De kosten van pensioenuitvoering per deelnemer bedragen daarmee 11.428 (x 3 1.000,-) / 141.941 = 3 80,51 In 2011 heeft het fonds extra kosten gehad voor de transitie van de pensioenuitvoering van Syntrus Achmea naar APG. Door het eenmalige karakter van deze kosten zijn deze niet meegenomen in de berekening van de uitvoeringskosten per deelnemer. De transitiekosten 2011 bedroegen 3 3,1 mln.
Kosten vermogensbeheer Het grootste deel van de kosten bestaat uit de kosten van vermogensbeheer. Deze kosten vallen uiteen in verschillende onderdelen: • Kosten fiduciair beheer: hiertoe behoren onder andere de vergoedingen uit hoofde van monitoring en management van externe beheerders, treasury en overlaymanagement, balansmanagement en risico management; • Kosten portefeuillebeheer: dit betreft de vergoedingen voor het beheren van de beleggingsportefeuilles; • Prestatiebeloning: dit betreft een positieve c.q. negatieve prestatieafhankelijke vergoeding voor de vermogensbeheerder; • Kosten bewaarloon en overige kosten: deze kosten zitten in geval van poolbeleggingen in de TER (Total Expense Ratio) van de beleggingspools. Overige kosten betreft onder andere de kosten van accountants. Ook hiervoor geldt dat deze in geval van de beleggingspools verwerkt zitten in de TER; • Bijzondere kosten: dit betreft onderliggende externe kosten van fund of funds bij Private Equity. Een aparte groep vermogensbeheerkosten wordt samengevat onder de noemer transactiekosten. Onder trans actiekosten wordt verstaan, de kosten die gemaakt worden om beleggingstransacties tot stand te brengen en uit te voeren. Doordat deze kosten veelal een onderdeel zijn van de aankoopprijs of de verkoopprijs van het beleggingsinstrument is het moeilijk om de kosten hieruit apart te presenteren. Omdat het nog niet goed mogelijk is gebleken om tot een goede (inschatting) van de transactiekosten te komen, heeft het bestuur besloten om voor boekjaar 2011 af te zien van een presentatie van de transactiekosten. Het bestuur streeft er evenwel naar om, in lijn met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie en voor zover deze gegevens beschikbaar kunnen worden gemaakt, in toenemende mate inzicht te geven in de vermogensbeheerkosten en transactiekosten. Het fonds heeft zich ingespannen om een zo goed mogelijk beeld te schetsen van de kosten, met daarbij de aantekening dat nog niet alle cijfers officieel zijn vastgesteld, waardoor enig voorbehoud moet worden gemaakt. Het fonds zal ook dit jaar weer meedoen aan de CEM Benchmark voor vermogensbeheerkosten. Hierin zullen de vastgestelde cijfers worden meegenomen. Ook in de CEM benchmark zullen de vermogensbeheerkosten worden uitgedrukt in basispunten van het belegd vermogen op 31 december 2011. In de tabel op pagina 22 wordt een overzicht gegeven van de kosten van vermogensbeheer in 2011. Het belegd vermogen (excl. het vermogen van de AOV) op 31 december 2011 bedroeg 3 5 miljard.
21
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Kosten vermogensbeheer 2011 Beheerkosten
In euro (x 1.000)
In basispunten (van belegd vermogen 31-12-11)
560
1,1
13.274
26,5
695
1,4
3.810
7,6
815
1,6
19.154
38,3
Kosten fiduciair beheer Kosten portefeuillebeheer Prestatiebeloning Kosten bewaarloon en overige kosten Bijzondere kosten Totaal
In bovenstaande bedragen zit een bedrag inbegrepen van 3 9,576 mln. als vergoeding aan F&C voor het vermogensbeheer van de F&C pools. De resultaten uit deze benchmark zullen pas later in 2012 beschikbaar komen waardoor eventuele bevindingen niet in dit jaarverslag kunnen worden opgenomen. CEM Benchmarking Inc. is nauw betrokken bij het opstellen van de aanbevelingen van de Pensioenfederatie en zal in de toekomst haar benchmarking onderzoeken in lijn met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
Samenvatting actuarieel verslag Op 22 juni 2012 is het actuarieel rapport 2011 definitief geworden. De actuaris heeft daarin een goedkeurende verklaring afgegeven. De technische voorziening, het eigen vermogen en de vermogenspositie zijn juist danwel toereikend vastgesteld waarbij wordt voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de pensioenwet (met uitzondering van de artikelen 131 tot en met 133). Het oordeel van de actuaris over de vermogenspositie is “slecht” door het dekkingstekort. De term “slecht” is voorgeschreven door het Actuarieel Genootschap als de dekkingsraad lager dan 104,3% is. De dekkingsgraad daalde in 2011 van 100,3% op 1 januari 2011 naar 95,3% op 31 december 2011.
3.6 Vooruitzichten Investment beliefs incorporeren in het (beleggings)beleid De beleggingsbeginselen van het fonds, zoals door het bestuur in december 2011 vastgesteld, zullen in 2012 door het bestuur verder worden aangescherpt en mogelijk aangevuld. Vervolgens zal het bestuur deze beleggingsbeginselen vertalen in het (beleggings)beleid en delen met de bij het fonds betrokken partijen.
Transitie naar APG In 2012 zullen de laatste zaken worden afgerond, waaronder het met terugwerkende kracht in de administratie opnemen van door werkgevers nageleverde mutaties en de accountantscontrole op de datamigratie.
Aanpassingen in pensioenregeling in de SW- sector Sociale partners in de sociale werkvoorziening hebben het bestuur in 2010 om advies gevraagd bij een aantal door te voeren aanpassingen in de pensioenregeling. Het bestuur zal zich in 2012 verder beraden op de effecten van het Pensioenakkoord in relatie tot de te herziene pensioenregeling van het PWRI en hierover aanvullend advies uitbrengen.
Strategisch beleggingsbeleid Het beleid voor maatschappelijk verantwoord beleggen kan verder worden uitgedragen. Het beleid dient te allen tijde de lange termijn strategie/doelen /ambities te ondersteunen. Voor de lange termijn zijn de ambities voor een waardevast pensioen bepalend voor realistische rendementsdoelstellingen. Tegen deze achtergrond moet een nieuw beleggingsbeleid vastgesteld worden. Dit beleid moet bovendien in overeenstemming zijn met het herstelplan. In 2012 zal ook het dynamisch beleggingsbeleid gestructureerd worden meegenomen in de beleggingsrapportages.
22
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Communicatie Het bestuur wil in 2012 samen met de nieuwe pensioenuitvoerder de communicatie naar deelnemers, gepensioneerden en werkgevers verder verbeteren.
Risicomanagement 2012 Het fonds zal met APG een concrete invulling gaan geven aan de diverse plannen die met hen het vorige jaar zijn voorbereid zoals de SLA, het risicomanagement en de rapportage over beide. Ons fonds zal daarnaast ook zitting nemen in een aantal overleggremia binnen APG. Het fonds zal op basis van die toekomstige omstandigheden en de verdere inregeling met APG in 2012 een nieuwe risicoscan uitvoeren.
3.7 Beleggingen Bij het vaststellen van het beleggingsbeleid baseert het PWRI zich op zogenoemde Investment Beliefs. Het ontwikkelen van deze beleggingsbeginselen past binnen het beter besturen van het pensioenfonds en geeft de beleggingsfilosofie van het PWRI op de lange termijn weer. Het bestuur wil deze beginselen uitdragen in de communicatie met de deelnemers en gebruikt deze beginselen bij het maken van beleggingskeuzes. De beleggingsfilosofie is een dynamisch geheel van elementaire beleggingsovertuigingen. • • • • • •
Het PWRI is een lange termijn belegger Voor ieder pensioenfonds met langjarige verplichtingen ligt de focus op de lange termijn. De beleggingen sluiten aan bij de verplichtingen en de (reële) ambities Om zo goed mogelijk aan onze verplichtingen te kunnen voldoen, sluit de verdeling van onze beleggingen over verschillende vermogenscategorieën zo goed mogelijk aan bij onze nominale verplichting en onze toeslagambitie. Er bestaat een premie voor minder liquide beleggingen Om op de lange termijn een beter rendement per eenheid risico te verkrijgen maakt het PWRI de bewuste keuze ook te beleggen in minder liquide vermogenscategorieën, waaronder vastgoed of directe beleggingen in ondernemingen. Keep it simple! Het PWRI belegt alleen in vermogenscategorieën waarvan het de fundamenten kan uitleggen. De organisatie en de bijbehorende in- en externe deskundigheid sluiten hierop aan. Markten met een hoge reële groei leveren een hoger rendement Om op de lange termijn een beter rendement te verkrijgen, investeert het PWRI ook in vermogenscategorieën met een hoog reëel groeipotentieel, waaronder opkomende markten en op groei gerichte ondernemingen. Maatschappelijk verantwoord beleggen is belangrijk Het PWRI hecht vanuit haar maatschappelijke verantwoordelijkheid aan maatschappelijk verantwoord beleggen. De consequenties daarvan zijn zichtbaar in de inrichting van onze portefeuille.
Marktontwikkelingen
Het jaar 2011 werd gekenmerkt door onrust op de financiële markten. In het begin van het jaar zorgden de oplopende grondstoffenprijzen en de Japanse tsunami voor veel schommelingen op de financiële markten. Vanaf de tweede helft van het jaar verergerde de euroschulden problematiek. In eerste instantie was er veel aandacht voor de landen Portugal, Ierland en Griekenland, echter gedurende de tweede helft van 2011 sloegen de zorgen over de kredietwaardigheid over op de overige Zuid-Europese landen zoals Italië en Spanje. Hierdoor liepen de rentes op staatsleningen van deze landen sterk op. In oktober verdiepte de crisis zich verder doordat de Europese politieke leiders niet in staat bleken overeenstemming te bereiken over de rol van de Europese Centrale Bank en de kwijtschelding van Griekse schulden. De schuldproblemen van Griekenland werden als onhoudbaar gezien en verliezen op de schulden als onvermijdelijk. De besmetting naar andere landen zette door. De situatie werd grimmig toen de rente in Spanje en Italië opliep tot niveaus die op lange termijn onhoudbaar zijn voor deze overheden. Men verwachtte daarom dat de problemen verder zouden toenemen. Voortdurend werden bezuinigingen afgekondigd, waarbij zelfs regeringen werden vervangen om dit door te kunnen voeren. Dit kon echter een verder wegvloeien van vertrouwen niet tegenhouden. De staatsobligaties van de Zuid-Europese landen daalden door de bij hen sterk opgelopen rentes dan ook flink in waarde.
23
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Een en ander leidde tot een verdere stimulering van de economie door de centrale banken. Dit verliep vooral via het vergroten van de beschikbare financiering voor banken, waardoor de balansen van de centrale banken ongekend groot werden. Aanvankelijk verhoogde de Europese Centrale Bank (ECB) de korte rente, maar aan het eind van het jaar werd deze korte rente verlaagd. In de Verenigde Staten deed de Centrale Bank (FED) zijn best duidelijk te maken dat de rente nog lang zeer laag zou blijven. De tegenvallende economische groei, ruim monetair beleid en zorgen over Europa zorgden voor een sterke daling van de lange rente: de dertigjaars swaprente daalde van 3,5% naar 2,55%. Lange staatsleningen van de landen die niet besmet waren door de Eurocrisis deden het zeer goed, die van Zuid-Europa zeer slecht. De aandelenbeurzen hadden een moeilijk jaar. Het jaar begon goed, maar vanaf het tweede kwartaal begonnen de koersen te dalen. Dit verergerde door tegenvallende groeicijfers, politieke onenigheid in de Verenigde Staten en Europa, het afwaarderen van de kredietwaardigheid van de Verenigde Staten en een aantal landen in Europa. In het vierde kwartaal zette een herstel in. Dat was voldoende om de dalingen ongedaan te maken in de Verenigde Staten, maar dit was bij lange na niet het geval in veel Europese landen en in vele Emerging Markets. Deze laatste worden nog steeds als riskanter gezien dan gemiddeld, en het strenger worden van het monetair beleid zorgde ook voor een rendement dat achterbleef bij de ontwikkeling van de Amerikaanse aandelenmarkt. De Eurocrisis zorgde ook voor het oplopen van de credit spreads terwijl de opbrengsten van Emerging Markets schulden hoog waren. De opbrengsten van high yield (obligaties uitgegeven door ondernemingen met een lagere kredietwaardigheid) werden enigszins geraakt door de Eurocrisis en de tegenvallende economische ontwikkelingen. Ook de opbrengsten van bedrijfsleningen bleven vooral in Europa achter bij die van Duitse staatsleningen, maar waren wel veel beter dan die van bijvoorbeeld Italiaanse staatsleningen.
24
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Beleggingen in het verslagjaar Beleggingen voor risico pensioenfonds Onderstaande tabel toont de samenstelling van de portefeuille beleggingen voor risico pensioenfonds per ultimo 2011 en 2010.
Beleggingen voor risico pensioenfonds Liquide portefeuille Illiquide portefeuille Totaal portefeuille LIQUIDE PORTEFEUILLE Aandelen Opportunities I Opportunities II Totaal zakelijke waarden Obligaties Leningen op schuldbekentenis Liquide middelen Totaal vastrentende waarden Totaal Liquide portefeuille ILLIQUIDE PORTEFEUILLE Afbouw portefeuille (FoHF) Afbouw portefeuille (GTAA) Private Equity LDI Hypotheken Vastgoed Totaal illiquide portefeuille
Weging 31-12-2011
Weging 31-12-2010
59,5%
54,4%
40,5%
45,6%
100,0%
100,0%
48,7%
57,8%
9,9%
12,4%
0,6%
0,7%
59,2%
70,9%
41,4%
28,4%
0,0%
0,0%
-0,6%
0,7%
40,8%
29,1%
100,0%
100,0%
-
0,2%
0,5%
0,9%
3,0%
2,4%
64,4%
69,3%
13,1%
11,4%
19,0%
15,8%
100,0%
100,0%
25
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Beleggingen voor risico deelnemers (AOV) Onderstaande tabel toont de samenstelling van de portefeuille beleggingen voor risico deelnemers (AOV) per ultimo 2011 en 2010.
Beleggingen voor risico deelnemers (AOV) Liquide portefeuille Illiquide portefeuille Totaal portefeuille LIQUIDE PORTEFEUILLE Aandelen Totaal zakelijke waarden Obligaties Conv. Obligaties Kort vastrentend Liquide middelen Totaal vastrentende waarden Totaal Liquide portefeuille ILLIQUIDE PORTEFEUILLE Afbouw portefeuille (FoHF) Totaal illiquide portefeuille
Weging 31-12-2011
Weging 31-12-2010
100,0%
99,7%
-
0.3%
100,0%
100,0%
-
11,8%
0,0%
11,8%
45,0%
42,9%
9,1%
11,1%
45,9%
34,1%
0,0%
0,1%
100,0%
88,2%
100,0%
100,0%
-
100,0%
0,0%
100,0%
Rendement van de beleggingsportefeuilles
Het rendement van de portefeuille wordt afgezet tegen een meetlat (de zogenoemde benchmark) om de resultaten te kunnen beoordelen.
Beleggingen voor risico pensioenfonds Het rendement van de totale portefeuille bedroeg in 2011 10,3%. Het rendement van de benchmark (meetlat van de afspraak) bedroeg 11,5%. In 2010 bedroeg de performance 14,5% en die van de benchmark 13,6%. In de tabel op pagina 27 worden de absolute rendementen per categorie en van de totale portefeuille van 2011 weergegeven. Voor de illiquide portefeuilles zijn geen goede benchmarks beschikbaar, daarom is als benchmark het porte feuillerendement opgenomen.
26
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
2011 Portefeuille rendement
Rendement beleggingen voor risico pensioenfonds LIQUIDE PORTEFEUILLE Aandelen Opportunities I Opportunities II Obligaties (incl. Credits) Leningen op schuldbekentenis Totaal Liquide Portefeuille
Benchmark rendement
-10,8%
ILLIQUIDE PORTEFEUILLE Afbouw portefeuille (FoHF)* Afbouw portefeuille (GTAA) Private Equity LDI Hypotheken Vastgoed Totaal volledige portefeuille
-10,2%
-7,6%
-5,1%
-4,4%
1,4%
3,1%
4,8%
15,8%
2,7%
-5,7%
-3,8%
-
-
-9,1%
-9,1%
18,0%
18,0%
58,1%
58,1%
5,3%
5,3%
3,5%
3,5%
10,3%
11,5%
Beleggingen voor risico deelnemers (AOV) Onderstaande tabel toont de rendementen per categorie van de beleggingsportefeuille voor risico deelnemers (AOV) per ultimo 2011. Het rendement van de portefeuille wordt afgezet tegen een meetlat (de zogenaamde benchmark) om de resultaten te kunnen beoordelen. Het rendement van het AOV fonds bedroeg in 2011 1,1%. Het benchmark rendement (meetlat van de afspraak) bedroeg 3,2%.
2011 Rendement beleggingen voor risico deelnemers (AOV) LIQUIDE PORTEFEUILLE Aandelen Obligaties (incl. Credits) Conv. obligaties Kort vastrentend Totaal Liquide Portefeuille ILLIQUIDE PORTEFEUILLE Afbouw portefeuille (FoHF)* Totaal volledige portefeuille
Portefeuille rendement
Benchmark rendement
1,4%
1,7%
1,8%
5,3%
-7,4%
-4,7%
2,4%
2,7%
1,3%
3,3%
-
-
1,1%
3,2%
* Het fonds FoHF (Fund of Hedgefunds) is gedurende het verslagjaar geliquideerd.
27
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Evaluatie van de beleggingsportefeuille De focus van het afgelopen jaar was evenals in voorgaande jaren primair gericht op het herstel van de dekkingsgraad. Gedurende het verslagjaar daalde de kapitaalmarktrente tot historisch lage niveaus waardoor de omvang van de verplichtingen sterk toenam. Ook stegen de verplichtingen sterk ten gevolge van het toepassen van de nieuwe sterftetafels. De dekkingsgraad van het fonds daalde in het afgelopen jaar van 100,3% naar 95,3%. Het bestuur heeft ten aanzien van het renterisico besloten een hoog matchpercentage te kiezen ondanks signalen dat de rente wel eens zou kunnen gaan stijgen. Gelet op de flink gedaalde rente is dit een goed besluit gebleken. Het pensioenfonds heeft de ontwikkelingen in deze volatiele omgeving voortdurend gemonitord en de effectiviteit van het beleggingsbeleid getoetst aan de veranderende omstandigheden. Aan het begin van het jaar bedroeg het rentehedgepercentage 69%. In 2010 was namelijk besloten om het renterisico op de additionele verplichtingen als gevolg van de toegenomen levensverwachtingen niet onmiddellijk te hedgen met het oog op de toen lage rentestand (met een dieptepunt van 2,57% ultimo augustus 2010). Eind 2010 alsook in de eerste maanden van 2011 was de rente echter conform verwachting duidelijk gestegen, aanleiding om in april 2011 te besluiten de rentehedge op te voeren naar 75%, deels via swaps, deels via langlopende obligaties. De aankoop van lang lopende obligaties werd voornamelijk gefinancierd uit de verkoop van zakelijke waarden die over dezelfde periode ook een duidelijke stijging hadden laten zien. Daarmee werd tevens het percentage zakelijke waarden enigszins teruggebracht. De maanden daarna zakte de rente weer fors, waarbij het onderste triggerniveau (destijds 3,25%) doorbroken werd. Dit was aanleiding voor het pensioenfonds om hernieuwd naar het rentehedgepercentage te kijken in het licht van financiële positie, risico, herstelpotentieel en visie op de financiële markten. Geconstateerd werd dat niet alleen de rente als historisch laag beschouwd kon worden, met meer opwaarts dan neerwaarts risico, maar ook dat de volatiliteit op de rentemarkt bijzonder sterk gestegen was. Beide factoren zorgden voor een aanzienlijke waardestijging van de swaptions, welke verloren zou gaan bij een herstel van de rente en een terugvallen van de volatiliteit. In twee stappen zijn vervolgens de swaptions verkocht, eenderde in september, tweederde in oktober. De opbrengst bedroeg het equivalent van ruim 3% dekkingsgraad. Daarmee is tegelijkertijd het rentehedgepercentage op 65% gekomen. De opbrengsten zijn grotendeels herbelegd in aandelen, convertibles en bedrijfsobligaties.
3.8 Risicoparagraaf beleggingen Risicoparagraaf Algemeen De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarden, tenzij anders aangegeven. De belangrijkste risico’s zijn: Renterisico Renterisico is het risico dat veranderingen in de verplichtingen ten gevolge van renteveranderingen niet voldoende worden gecompenseerd door de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Het structurele renterisico wordt geanalyseerd binnen het ALM-proces. Doordat de waardering van verplichtingen op marktwaarde (FTK) plaatsvindt, is het renterisico voor de totale financiële positie van het fonds veel explicieter zichtbaar geworden en speelt dit risico een dominante rol. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden, voornamelijk aandelen, convertibles, commodities, private equity en (indirect) vastgoed, verandert door veranderingen in de marktwaardering van deze waarden. Het structurele gewenste marktrisico wordt onder andere in kaart gebracht binnen een ALM-studie. Daaruit wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat een voor het fonds acceptabel marktrisico resulteert. De beheersing van dit risico is geïntegreerd in het beleggingsproces via onder andere het jaarlijkse beleggingsplan en het daarin opgenomen beleggingsmandaat.
28
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Kredietrisico Dit risico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren (onder andere obligaties) en tegenpartijen die hun verplichtingen aan het fonds (deels) niet meer kunnen nakomen. Het fonds neemt momenteel kredietrisico’s in de vastrentende beleggingen. Het is de actieve beheerders toegestaan om een deel van de portefeuille te beleggen in ‘investment grade’ credits, High Yield beleggingen en schuldbekentenissen in opkomende markten. Voor al deze beleggingen zijn beperkingen vastgesteld. Tegenpartijrisico wordt verbonden aan de inzet van afgeleide financiële instrumenten en op marktconforme wijze beheerst. Het bestuur houdt toezicht op deze risico’s door de vermogensbeheerder periodiek te laten specificeren welk deel van de beleggingen een verhoogd risico met zich meebrengt. Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Het fonds heeft de intentie het valutarisico van niet-euro beleggingen structureel voor 100% af te dekken. Beleggingskosten risico Dit risico hangt samen met de kosten- en rendementsverhouding. De kosten moeten in verhouding staan tot de te behalen rendementen. Door deel te nemen in beleggingspools maakt het fonds gebruik van de bij grotere omvangen optredende schaalvoordelen. Het bestuur houdt daarnaast toezicht op het beleggingskosten risico aan de hand van de rapportages. Het fonds kijkt hierbij niet alleen naar de directe beheerskosten maar ook de indirecte kosten (de zogenoemde Total Expense Ratio).
Z-score 2011 In 1998 is in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet bpf) een Vrijstellingsregeling opgenomen. De regeling biedt ondernemingen die werkzaam zijn in een bedrijfstak een aantal gronden voor vrijstelling van de verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds. Eén van deze gronden betreft de vrijstelling op basis van de beleggingsperformance. Deze vrijstellingsgrond is nader omschreven in artikel 5 Vrijstellingsregeling. Met name in artikel 5 lid 1a en lid 1b wordt aangegeven dat vrijstelling kan worden verleend als niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan het vaststellen van het beleggingsbeleid, de normportefeuille en de beleggingsperformance (z-score). Om na te gaan of bedrijfstakpensioenfondsen zich aan deze eisen hebben gehouden, kunnen derden op basis van artikel 5 lid 4 Vrijstellingsregeling het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds verzoeken om informatie over het beleggingsbeleid en het rendement aan hen te overleggen. De z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen de werkelijk behaalde rendementen ten opzichte van de vooraf afgesproken benchmark. Hoe hoger het positieve verschil, hoe beter de z-score. De z-score voor het jaar 2011 is vastgesteld op -0,88. De z-score wordt jaarlijks gemeten maar wordt beoordeeld over een vijfjaars periode. Dit “vijfjaarsresultaat” wordt de performancetoets genoemd. De performancetoets voor 2011 komt uit op min 0,50.
3.9 Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Het fonds heeft het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) al sinds de oprichting van het fonds in haar beleggingsbeleid geïntegreerd en wil zich via haar vermogensbeheerder(s) als duurzaam belegger opstellen. Daartoe wordt rekening gehouden met wettelijke verplichtingen en maatschappelijke ontwikkelingen zoals die zijn vastgelegd in de Code Tabaksblat. De Verenigde Naties (VN) hebben in 2006 de Principles for Responsible Investment (VNPRI) vastgelegd. Het PWRI heeft besloten zich aan te sluiten bij beide richtlijnen. Op jaarbasis (en indien nodig frequenter) wordt een prioriteitenlijst samengesteld op basis van een combinatie van top down- (macro-economische risico’s op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur) en bottom up factoren (input van het fonds, mogelijkheid tot beïnvloeding en het belang in bepaalde onder nemingen). Tevens wordt een aantal criteria op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur (Environmental, Social and Governance, ESG-criteria) vastgesteld. Hiermee wordt gescreend, actief gebruikgemaakt van het spreek- en stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen en een constructieve dialoog (engagement) aangegaan met ondernemingen in de portefeuille. Ten slotte hanteert het fonds een beleggingsbeleid waarbij bedrijven die clusterbommen en landmijnen produceren worden uitgesloten.
29
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
De vermogensbeheerder moet met bepaalde zaken rekening houden voordat zij in een bedrijf kan beleggen. Die criteria heeft het PWRI vastgesteld. Dit zijn zaken als: hoe gaat het bedrijf met het milieu om? Maakt het bedrijf gebruik van kinderarbeid? Produceert het wapens? Is het bestuur van het bedrijf deskundig en wordt het bedrijf goed geleid? Is het bedrijf betrokken bij fraude? Als belegger heeft het PWRI spreek- en stemrecht op vergaderingen van aandeelhouders. Het PWRI maakt hier actief gebruik van. De vermogensbeheerder van het PWRI stemt namens het PWRI. Ook voert de vermogensbeheerder gesprekken met ondernemingen waarin het PWRI belegt. Ieder jaar bepaalt deze met welke bedrijven het een gesprek gaat voeren en welke onderwerpen daarbij op de lijst moeten staan. Bij het maken van de lijst kijkt de vermogensbeheerder onder andere naar risico’s op het gebied van milieu, maatschappij en het bestuur van de onderneming. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de wensen van het PWRI en de mogelijkheid om ook echt invloed uit te kunnen oefenen.
Verantwoord beleggingsbeleid Het verantwoord beleggingsbeleid van het PWRI is gebaseerd op: • Screening door middel van uitsluiting In 2007 heeft het PWRI besloten dat het niet wenst te beleggen in ondernemingen die zich bezighouden met de productie van landmijnen en clusterbommen. Een lijst met ondernemingen die worden uitgesloten is op verzoek verkrijgbaar. Daarnaast sluit het PWRI o.a. bedrijven en instanties uit die gebruikmaken van kinder arbeid of veroordeeld zijn voor fraude.
omenteel maakt het PWRI deel uit van een werkgroep van diverse pensioenfondsen om te bepalen of nog M andere uitsluitingcriteria op de beleggingsportefeuille moeten worden toegepast, maar het PWRI heeft vooralsnog besloten het uitsluitingbeleid niet uit te breiden met andere sectoren en producten. Bovendien heeft het PWRI besloten om voorlopig het screeningsbeleid niet uit te breiden met het opnemen van ondernemingen in de beleggingsportefeuille die zich positief onderscheiden op bepaalde thema’s die voor het PWRI belangrijk zijn. Dit wordt ook wel screening door middel van insluiting genoemd.
• Engagement (een actieve dialoog) Om als actieve aandeelhouder op te treden heeft het PWRI haar vermogensbeheerder(s) opdracht tot engagement gegeven. Het PWRI wil ondernemingen waarin wordt belegd door een actieve dialoog via haar vermogensbeheerder(s) aansporen hun prestaties te bevorderen door betere werkwijzen op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur. Uiteraard vormen de Principles for Responsible Investment (PRI) alsook de Code Tabaksblat de basis voor deze actieve dialoog. Het PWRI controleert de resultaten van deze dialoog door middel van periodieke rapportage die het PWRI ontvangt van haar vermogensbeheerder(s). Op kwartaalbasis wordt in de reo®-kwartaalrapportage uitgebreid verslag gedaan over de ondernemingen waarmee de dialoog is aangegaan en de onderwerpen die besproken zijn. Ook wordt in deze rapportage een samenvatting gegeven van de resultaten die bereikt zijn. • Stemmen via aandeelhoudersvergaderingen Via de vermogensbeheerder(s) wordt wereldwijd op een transparante manier het stemrecht van het PWRI ten uitvoer gebracht. Hiermee voldoet het PWRI ook aan de richtlijnen van de Code Tabaksblat. Er zijn duidelijke corporate governancerichtlijnen geformuleerd die de basis vormen voor de uitoefening van het stemrecht. Deze richtlijnen bevatten wereldwijde standaarden, maar houden ook rekening met lokale gebruiken. Het doel is altijd hetzelfde: het behouden en verbeteren van de aandeelhouderswaarde door transparante verslaglegging en verantwoording door het bestuur en management. Indien niet conform de aanbevelingen van het bestuur wordt gestemd, gaat er een brief naar de betreffende onderneming met een uitleg waarom tegen wordt gestemd. Het PWRI controleert het stemgedrag door middel van periodieke rapportage die het PWRI ontvangt van haar vermogensbeheerder(s). Op kwartaalbasis wordt in de reo®-kwartaalrapportage een samenvatting gegeven over de wijze waarop gestemd is.
30
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) Pensioenfondsen worden zich er steeds meer van bewust dat zij een verantwoordelijkheid dragen voor zaken zoals wapenhandel, klimaatverandering, biodiversiteit en mensenrechten. Om hun inspanningen te meten en te vergelijken onderneemt de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) een jaarlijks vergelijkend onderzoek naar het verantwoordelijk beleggingsgedrag van pensioenfondsen. De Vereniging brengt hiermee de “duurzaamheidsbarometer” van vijftig pensioenfondsen in kaart. Over 2011 stond het PWRI hierin op de vijftiende plek. Dit onderzoek is een samenwerkingsverband van de VBDO met de Ministeries van Economische – en Buitenlandse Zaken en OxfamNovib.
3.10 Vooruitblik 2012 F&C, de vermogensbeheerder van het fonds, zegt daarover het volgende: “Zoals de laatste jaren het geval is, zijn de vooruitzichten nog steeds onzeker. De angst voor hoge inflatie is afgenomen, maar de angst voor een crisis - dan wel een langere periode van lage groei - is toegenomen. Misschien is wel het grootste probleem het gebrek aan politieke daadkracht in Europa en de Verenigde Staten waardoor er een nieuwe bankencrisis kan ontstaan. Problematisch voor de komende tijd is dat het basisscenario betrekkelijk gunstig is (lage maar gemiddeld positieve groei, uiteindelijk komt men wel uit de Europese staatsleningencrisis), maar dat de risicoscenario’s zeer gevaarlijk zijn (lange periode met te lage groei en een bankencrisis). Men zal de kansen op de diverse scenario’s van tijd tot tijd duidelijk anders schatten. In tijden dat die door de markt ingeschatte kansen veranderen, zullen de markten zeer volatiel zijn.” Het bestuur is een nieuwe ALM-studie gestart. In de loop van het tweede kwartaal van 2012 zullen de resultaten bekend zijn. Daarna zal het bestuur besluiten op welke wijze, rekening houdend met de zienswijze van de vermogensbeheerders, zij haar portefeuille voor 2013 zal aanpassen.
3.11 Slotwoord Terugkijkend op het jaar 2011 kunnen we een jaar achter ons laten, waarin het bestuur op veel terreinen actief is geweest. Ook dit jaar zal het bestuur zich weer voluit inzetten voor het fonds. Het bestuur wil graag iedereen bedanken die zich het afgelopen jaar voor het fonds heeft ingezet. Stichting Pensioenfonds Werk en (re)Integratie Utrecht, 22 juni 2012 Namens het bestuur:
De heer C. J. Bethlehem, voorzitter
Mevrouw J. Meijer, secretaris
31
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
4 Verantwoordingsorgaan 4.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan In het verslagjaar heeft het verantwoordingsorgaan (VO) over verschillende onderwerpen met het bestuur gesproken.
1. Activiteiten rond wetsvoorstel ‘werken naar vermogen’
In het verslagjaar werd steeds duidelijker hoe het kabinet invulling wil geven aan ‘één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt’. Deze invulling heeft vergaande consequenties voor het PWRI. Het bestuur van het PWRI heeft de gedachtevorming van het kabinet op de voet gevolgd en al snel een eerste verkenning van de gevolgen voor het pensioenfonds geformuleerd. Deze verkenning is gedurende het traject steeds geactualiseerd en verbeterd. Het VO heeft met goedkeuring gezien hoe het bestuur de belangen van alle betrokkenen bij het fonds behartigt.
2. Overstap naar andere pensioenuitvoerder
In 2011 is het contract met de nieuwe pensioenuitvoerder APG getekend. Een belangrijk onderwerp voor het PWRI in 2011 was de transitie van Syntrus Achmea naar APG. Het VO heeft de beleving dat het bestuur een goede grip op dit proces heeft gehad. Dit, en het enthousiasme van de nieuwe uitvoerder, heeft ertoe geleid dat het proces niet is vertraagd en de uitvoering per 1 januari 2012 zo goed als probleemloos is verlopen.
3. AOV-regeling
De AOV-regeling (Aanvullende Oudedagsvoorziening) is de voorloper van de huidige PWRI- pensioenregeling. Het is een beleggingsproduct. Dit kwam echter niet tot uiting in de communicatie en informatie over de regeling. Veel deelnemers dachten een spaarproduct te hebben. Dat het om een beleggingsproduct ging, werd duidelijk toen in 2008 een negatief rendement werd behaald en een jaar later een fors positief rendement werd bij geschreven. In het voorgaande verslagjaar heeft het bestuur erkend dat in het verleden onvoldoende zorgvuldig is gecommuniceerd over de status van het product. Het bestuur heeft deelnemers eenmalig de keuze gegeven het volledige AOV-saldo om te zetten in een spaarregeling of het beleggingsproduct te behouden.
4. Personalia
Dit verslagjaar is Xander den Uyl benoemd als lid van het bestuur PWRI. Het VO heeft hiervan met instemming kennisgenomen, omdat hij vanuit zijn rol als vice-voorzitter van het ABP veel inhoud en kennis meebrengt. Het VO heeft in het verslagjaar afscheid genomen van zijn eigen vice-voorzitter: Gert Veld. Het VO dankt hem voor zijn inbreng en inzet.
5. Externe contracten
Het VO is zeer ingenomen met het bestuursbesluit om alle externe contractanten periodiek en gestructureerd te evalueren. Het VO ziet de resultaten en het gesprek hierover met het bestuur met belangstelling tegemoet.
6. Opleiding VO
Het VO heeft in het najaar gezamenlijk een trainingsdag gevolgd waarbij de rol van het VO en de toekomst van de besturing van pensioenfondsen centraal staat. Het VO verwacht op niet al te lange termijn met het bestuur in gesprek te gaan over de besturing van het pensioenfonds PWRI. De kennis en gedachtewisseling van het VO tijdens de training zullen hierbij goed van pas komen. Het VO heeft een heel positieve indruk van deze gezamenlijke cursus en verwacht dat het bestuur ook in de toekomst soortgelijke bijeenkomsten zal blijven faciliteren.
Algemeen oordeel In 2011 is het bestuur van het PWRI geconfronteerd met de grote uitdagingen die alle pensioenfondsen kennen (financiële tekorten, veel onrust in de sector en onder deelnemers en controle door DNB). Daarnaast heeft het bestuur invulling moeten geven aan twee specifieke en majeure onderwerpen: het dossier Werken naar Vermogen en de transitie naar een nieuwe uitvoerder. Het verantwoordingsorgaan PWRI is van mening dat het bestuur van het pensioenfonds zich proactief opstelt. Het VO geeft een positief oordeel over het gevoerde beleid en de opstelling van het pensioenfonds PWRI over 2011.
32
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
4.2 Reactie bestuur op verslag van het verantwoordingsorgaan Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor zijn werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende verklaring, waarvan zij met belangstelling in de vergadering van 22 juni 2012 heeft kennisgenomen. Het bestuur waardeert het ten zeerste dat de inspanningen, om de belangen van alle deelnemers, en gepen sioneerden bij het fonds inzake het wetsvoorstel Werken naar Vermogen te behartigen, door het verantwoordingsorgaan gezien en gewaardeerd worden. Het verantwoordingsorgaan heeft vorig jaar zorgen geuit over de overstap naar een andere uitvoerder. De transitie heeft de bijzondere aandacht van het bestuur gehad. Het bestuur stelt het dan ook zeer op prijs dat het verantwoordingsorgaan van mening is dat het bestuur dit proces in 2011 op juiste wijze heeft geleid. Het bestuur stelt met voldoening vast dat het verantwoordingsorgaan het door het bestuur gevoerde beleid en de proactieve opstelling van het fonds positief heeft beoordeeld. Het bestuur bedankt de leden van het verantwoordingsorgaan voor de constructieve advisering en samen werking in 2011.
33
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
5 Verslag Commissie van Toezicht De taak van de Commissie van Toezicht (CvT) is het interne toezicht. Dit is een begrip uit de Pensioenwet. De CvT is belast met toezien of het bestuur zijn bestuurstaak goed uitvoert. Het toezicht op het fonds als financiële instelling is een andere zaak. Dat wordt gedaan door De Nederlandsche Bank. De CvT heeft dus een beperkte toezichthoudende taak. In die rol beoordeelt de CvT het functioneren van het bestuur, bespreekt haar bevindingen met het bestuur, doet op sommige punten aanbevelingen en controleert vervolgens hoe het bestuur daarmee omgaat. Verder is de CvT ook beschikbaar als klankbord voor het bestuur. De CvT bestaat uit drie personen van buitenaf, die geheel onafhankelijk staan van het fonds en deskundig zijn op het gebied van bestuur in het algemeen en van pensioenfondsen in het bijzonder. In 2011 trad een nieuw lid, Jan van de Poel, toe tot de CvT. Daarmee wordt voorzien in de vacature, die sinds einde 2010 was ontstaan door het uittreden van Marco Wilke.
Verslag over 2011
Het jaar 2011 was zeker geen gemakkelijk jaar voor het bestuur van het fonds. Wij verwijzen naar het verslag van het bestuur zelf. In beginsel volgen wij alle onderwerpen waarmee het bestuur zich in 2011 heeft beziggehouden. Wij beperken ons hier tot de zaken die onze speciale aandacht hebben gehad. Verreweg de zwaarste en meest risicovolle opdracht voor het bestuur was de zorg voor een goed verloop van de overdracht, “de transitie”, per 31 december 2011 van de administratie van de ene uitvoerder, Syntrus Achmea in De Meern, naar de andere uitvoerder, APG in Heerlen. Als CvT hebben wij dat proces uitdrukkelijk gevolgd. Hoewel de afronding nog tot ver na de datum van transitie zal doorgaan, hebben wij geconstateerd, dat het bestuur het gehele proces adequaat heeft aangepakt. We noemen in dit verband de inschakeling van een externe deskundige als begeleider, het laten opstellen van een draaiboek, de monitoring door een stuurgroep, het tijdig onderkennen van problemen en oplossing ervan en ten slotte de tijdige realisatie, waardoor in januari 2012 de pensioenbetalingen op tijd konden plaatsvinden. Een onderwerp van voortdurende aandacht van onze commissie en bespreekpunt met het bestuur is het herstel van de dekkingsgraad en de daartoe vereiste maatregelen. In het kader van streven naar een spoedig herstel en het proberen te voorkomen van een generieke korting is van belang, dat het bestuur alle beschikbare sturingsinstrumenten in overweging neemt, de effecten ervan onderzoekt en tijdig passende besluiten neemt om die instrumenten te hanteren. In 2011 verliep het herstel van de dekkingsgraad niet zoals verwacht. Het bestuur volgt en evalueert regelmatig het verloop van dat herstel. In de eerste helft van 2011 verliep dat herstel positief, maar in de loop van 2011 ging het mis door de eurocrisis. De bijzonder impopulaire maatregel van generieke korting van de pensioenen dreigde. Dankzij een speciale maatregel van De Nederlandsche Bank werd dat toch nog voorkomen. Het fonds hoefde geen korting, die dan op 1 april 2013 zou moeten worden toegepast, aan te kondigen. Het fonds krijgt hierdoor enige ruimte. Als CvT hebben wij er bij het bestuur op aangedrongen om toch maat regelen te nemen, zoals aanpassing van de regeling, zodat deze meer toekomstbestendig is. Het bestuur verdient een compliment over de afhandeling van de “AOV-kwestie”. Zoals wij in ons vorige verslag al aangaven, was het fonds ten onrechte negatief in de media neergezet. Het bestuur heeft desondanks zonder rancune een uitstekend plan ontworpen en op heldere wijze aan de AOV-deelnemers voorgelegd. Ieder heeft nu een keuze kunnen maken voor simpel sparen of toch nog een beetje risico nemen met de kans op iets meer rendement. De zaak lijkt hiermee (voorgoed) afgedaan. Een andere onverwachte kwestie was dat in mei 2011 de functie van directeur van het bestuursbureau vacant kwam. Het bestuur moest hals over kop op zoek naar een nieuwe directeur. Uiteindelijk is dat gelukt. Vanaf 1 februari 2012 is Frans Prins in die functie benoemd. De CvT heeft in de tussentijd met het bestuur gediscussieerd over de noodzaak om een interim directeur te benoemen. Dit was vooral ingegeven door de lopende transitie van de administratie van Syntrus Achmea naar APG. Mede op basis van ons signaal heeft het bestuur extra bestuurlijke aandacht besteed aan het proces van de transitie en het bestuursbureau.
34
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Het bestuur ziet zich in deze moeilijke tijd voor vrijwel alle pensioenfondsen nog eens extra geconfronteerd met de mogelijke gevolgen van de aangekondigde Wet Werken naar Vermogen, waardoor een zeer substantieel deel van de arbeidsplaatsen in de sector gaat verdwijnen. Dit heeft grote impact op het fonds. Het bestuur, zo zien wij, heeft dit sombere toekomstscenario voor het fonds onderkend en actie genomen in de richting van de politiek en andere partijen, zoals werkgevers en vakbonden. Naast de hiervoor besproken actuele onderwerpen zijn ook de zuiver bestuurlijke zaken verder ontwikkeld. Nadat al eerder het financieel risicomanagement met de focus op beleggingen adequaat is opgezet, is nu ook een duidelijke start gemaakt met integraal risicomanagement. Verdere uitwerking en implementatie wachten wij af. Ook de verdere ontwikkeling van de functie Balansbeheer, die berust bij de Beleggingscommissie, heeft onze bijzondere aandacht. Dat geldt ook voor het door het bestuur te ontwerpen financieel crisisplan, dat voor alle pensioenfondsen verplicht gesteld is door De Nederlandsche Bank. Met betrekking tot de zuiver bestuurlijke kant concluderen wij, dat het bestuur zijn taak zeer serieus opvat, proactief opereert en zich zeer bewust is van het verantwoordelijk zijn voor een instelling als een pensioenfonds van deze omvang. Het bestuur is een goed team, de bestuursleden gaan respectvol met elkaar om en tonen een grote inzet waarbij de CvT aandacht heeft voor een goede scheiding tussen verantwoordelijkheden van de CAO-tafel en de bestuurstafel. Inzake de vereiste deskundigheid werkt het bestuur met een jaarlijks opleidingsplan. Daarnaast is ook sprake van eigen initiatieven van de afzonderlijke bestuursleden. Door zelfevaluatie wordt de deskundigheid en het functioneren voortdurend gecontroleerd. Dat is een goede zaak. Ook de noodzakelijke procedures, die nodig zijn voor een goed verloop van de pensioenfondszaken, en de vereiste fondsdocumenten zijn geregeld. Onze conclusie is dan ook dat het bestuur in control is, actuele zaken proactief benadert en op de goede weg is met verdere ontwikkeling van integraal risicomanagement.
35
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
6 Deelnemersraad 6.1 Verslag van de deelnemersraad De deelnemersraad heeft als taak het bestuur gevraagd en ongevraagd te adviseren over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen. De deelnemersraad dient onder meer advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot het nemen van maatregelen van algemene strekking, wijziging van de statuten en de reglementen van het pensioenfonds, vaststelling van jaarverslag en jaarrekening. Een belangrijk onderwerp in alle besprekingen waren de zorgen over het achterblijvende herstel van de dekkingsgraad van het pensioenfonds en de dreiging van een korting op de pensioenuitkeringen, die door een bijzondere maatregel van DNB vooralsnog kon worden voorkomen. De deelnemersraad spreekt waardering uit voor de wijze waarop het bestuur de problemen waarmee het pensioenfonds te kampen heeft gehad in 2011 heeft aangepakt. Het PWRI heeft niet alleen te maken met de negatieve gevolgen van de financiële crisis voor de gehele pensioensector, maar ook met de ingrijpende consequenties van de nieuwe Wet Werken naar Vermogen voor de sociale werkvoorziening in het algemeen en de pensioenvoorziening in het bijzonder. De deelnemersraad steunt het bestuur in het vele lobbywerk bij de partijen in de Tweede Kamer, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en De Nederlandsche Bank (DNB). 2011 was ook het jaar van de transitie (overgang) van Syntrus Achmea in De Meern naar APG te Heerlen, die door het bestuur voortvarend is afgehandeld. De deelnemersraad heeft tijdens een informatiebijeenkomst eind 2011 kennis kunnen nemen van de werkwijze van APG om de deelnemers zo goed mogelijk telefonisch en schriftelijk te informeren. De deelnemersraad heeft eveneens het communicatietraject naar de deelnemers aan de Aanvullende Oudedags Voorziening (AOV) kritisch gevolgd. Vóór 1 juli 2011 kon iedereen een keuze maken tussen sparen of beleggen. Overal in het land werden informatiebijeenkomsten gehouden en ook werd er een speciale AOV Flits toegezonden aan alle deelnemers met een AOV-tegoed of een AOV-uitkering. Een aantal technische opmerkingen en vragen naar aanleiding van het jaarverslag bespreekt de deelnemersraad in zijn overlegvergadering met het bestuur op 15 juni 2012. Voorts heeft de deelnemersraad over 2011 een eigen jaarverslag opgesteld, dat u bij het bestuursbureau kunt opvragen:
[email protected] Al met al kan de deelnemersraad terugzien op een bewogen verslagjaar, waarin over alle onderwerpen kritisch en constructief overleg met het bestuur is gevoerd. De deelnemersraad spreekt zijn vertrouwen uit in het door het bestuur in het verslagjaar gevoerde beleid en bedankt tevens de medewerkers van het bestuursbureau, Syntrus Achmea en van APG voor al het werk dat ten behoeve van de deelnemers aan het bensioenfonds is gedaan. Namens de deelnemersraad PWRI Martin Stevens, voorzitter Rein Ferwerda, secretaris
36
Jaarverslag 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
6.2 Reactie bestuur op verslag van de deelnemersraad Het bestuur heeft in de vergadering van 15 juni 2012 kennis genomen van het positieve oordeel van de deel nemersraad over het gevoerde beleid en de besluitvorming van het bestuur gedurende het jaar 2011. Het achterblijvende herstel van de dekkingsgraad, de dreigende korting op de pensioenuitkeringen en de Wet Werken naar Vermogen geeft ons inderdaad veel zorg. Ook in 2012 blijven wij ons inzetten voor de belangen van de deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Wij hebben met voldoening kennis genomen van het uitgesproken vertrouwen van de deelnemersraad over het gevoerde beleid van het bestuur. De leden van de deelnemersraad hebben voor het bestuur ook gefungeerd als belangrijk adviesorgaan bij de communicatie rondom de aanvullende oudedagsvoorziening en de ontwikkeling van een spaarproduct. Het bestuur bedankt de leden van de deelnemersraad voor hun kritische en opbouwende advisering en samenwerking in 2011.
37
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
38
7 Jaarrekening 2011
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
7.1 Balans per 31 december 2011 Na bestemming van het saldo van baten en lasten (bedragen x 3 1.000) Activa
Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Totaal beleggingen Vorderingen en overlopende activa Premies Overige vorderingen
(2)
Overige activa Liquide middelen
(3)
Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve Weerstandsreserve Premie-egalisatiereserve
(4)
Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige technische voorzieningen
381.575 1.808.745 2.564.972 232.256 12.763 5.000.311
316.871 1.662.140 2.127.509 156.694 107.029 4.370.243
17.436 277.500 - (596) 294.340 5.294.651
71.672 238.783 70 (890) 309.635 4.679.878
556 1.003 1.559
649 1.451 2.100
869
3.163
5.297.079
4.685.141
(1.069.780) 718.648 108.180 (242.952)
(710.998) 619.026 105.499 13.527
5.191.506 19.266 5.210.772
4.333.463 19.525 4.352.988
Andere voorzieningen
(6)
273
241
Langlopende schulden
(7)
274.335
289.632
Overige schulden en overlopende passiva
(8)
54.651
28.753
5.297.079
4.685.141
95,3%
100,3%
Dekkingsgraad op basis van FTK ( in %)
40
31 december 2010
(1)
Beleggingen voor risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Passiva
31 december 2011
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
7.2 Staat van baten en lasten (bedragen x 3 1.000) 2011
2010
307.510 449.089 4.675
317.446 523.379 21.396
761.274
862.221
214.378 56.058 (142.727) 2.925 692.778 771 - 33.860 858.043
188.733 47.006 (137.733) 2.065 382.883 630 168.325 25.822 677.731
141.965 11.428 (227) (829) 7.373 1.017.753
136.137 12.877 409 (604) 20.641 847.191
Saldo van baten en lasten
(256.479)
15.030
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve Weerstandsreserve Premie-egalisatiereserve Saldo van baten en lasten
(358.782) 99.622 2.681 (256.479)
(37.183) 39.133 13.080 15.030
Baten Premiebijdragen risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico deelnemers
Lasten
(9) (10) (11)
Mutatie voorziening pensioenverplichting Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
(12)
Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Wijzigingen overige technische voorziening Saldo overdracht van rechten Overige lasten
(13) (14) (15) (16) (17)
41
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
7.3 Kasstroomoverzicht (bedragen x 3 1.000) Ontvangsten
Uitgaven
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Overige activiteiten
307.140 - 4.245 - - - -
- - 3.356 141.666 - 14.904 19.569
Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
311.385
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling van de portefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Subtotaal ontwikkeling portefeuille
2011
2010
Ontvangsten
Uitgaven
307.140 - 889 (141.666) - (14.904) (19.569)
317.697 - 2.730 - - - -
- - 2.458 135.322 11.102 20.641 -
317.697 - 272 (135.322) (11.102) (20.641) -
179.495
131.890
320.427
169.523
150.904
- 500.815 2.508.401 157.173 94.125 3.260.514
63.148 748.807 2.611.022 1.860 3.424.837
(63.148) (247.992) (102.621) 155.313 94.125 (164.323)
- 360.235 2.150.816 145.976 25.914 2.682.941
27.235 432.003 2.166.260 230.227 27.242 2.882.967
(27.235) (71.768) (15.444) (84.251) (1.328) (200.026)
Opbrengsten van de portefeuille Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Subtotaal opbrengsten portefeuille
12.248 18.269 30.517
- (262) - - 640 378
12.248 262 18.269 - (640) 30.139
12.556 14.471 19.984 - 360 47.371
- - - - 6.793 6.793
12.556 14.471 19.984 - (6.433) 40.578
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
3.291.031
3.425.215
(134.184)
2.730.312
2.889.760
(159.448)
Totaal kasstroom
3.602.416
3.604.710
(2.294)
3.050.739
3.059.283
(8.544)
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Afname/toename
3.163 869 (2.294)
11.707 3.163 (8.544)
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het verslagjaar als voorgaand jaar verwerkt in de opbrengsten van de portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betreffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
42
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
7.4 Toelichting op de jaarrekening 2011 Inleiding
Het doel van de Stichting Pensioenfonds Werk en (re) Integratie, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in onder andere de statuten, het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van Stichting Pensioenfonds Werk en (re) Integratie. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de branche Werk en (re) Integratie verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving in het bijzonder Richtlijn 610. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
Continuïteit Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.
Rubriceringswijzigingen Met betrekking tot diverse posten in de jaarrekening vindt in 2011 een andere uitsplitsing of samenvoeging plaats, die het inzicht in de jaarrekening bevordert. De belangrijkste wijziging betreft de uitsplitsing tussen directe beleggingsresultaten en kosten vermogensbeheer voor de categorieën vastgoed, aandelen en vastrentende waarden. De vergelijkende cijfers zijn voor vergelijkingsdoelen aangepast. De rubriceringswijzigingen hebben niet geleid tot wijzigingen in het resultaat of vermogen.
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Algemeen Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
43
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het fonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de functionele valutakoers op de balansdatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten.
Vreemde valuta (bedragen x 3 1.000)
31 december 2011
USD JPY GBP
1,298 99,877 0,835
31 december 2010
1,342 108,806 0,857
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengst in de staat van baten en lasten opgenomen.
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1. Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering.
44
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Participaties in beleggingsfondsen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van actuele waarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vast gelegde beleggingsbeleid. De derivatenposities zijn opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/ of deelneming. Actuele waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, of afgeleide van marktnoteringen. Echter bepaalde instrumenten, zoals onroerende zaken, participaties in hypotheken en bepaalde derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Vastgoedbeleggingen Participaties in vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen actuele waarde per 31 december van het boekjaar. De actuele waarde van de vastgoedfondsen die in Nederlands vastgoed beleggen is bepaald middels gedurende het jaar uitgevoerde externe taxaties. Elk kwartaal wordt circa 25% van de vastgoedportefeuille extern getaxeerd door een erkende taxateur conform de richtlijnen van de vermogensbeheerder. Deze richtlijnen sluiten aan bij de ROZ/IPD-index. Het overige deel van de portefeuille wordt per kwartaal gewaardeerd op basis van interne indexering. Deze is gebaseerd op externe taxaties per sector per kwartaal. Ten aanzien van de waardering per 31 december is voor de objecten die niet extern getaxeerd zijn, in het laatste kwartaal een update van de externe taxateur ontvangen. De actuele waarde van de vastgoedfondsen die in internationaal vastgoed beleggen (AREA Funds) wordt gewaardeerd op basis van de door de onderliggende vastgoedfondsen opgegeven beleggingswaarden van die fondsen, zoals deze op het moment van waardering aan de beheerder ter beschikking staan. Overige vermogensbestanddelen van het fonds worden gewaardeerd volgens algemeen aanvaarde verslaggevingsgrondslagen. De inter nationale beleggingen zijn allemaal in een fund-to-fund structuur opgezet en afhankelijk van het onderliggende fonds wordt de taxatie 1x per kwartaal, 1x per jaar, of anders uitgevoerd. Hier is geen algemene afspraak over. Wel analyseert de vermogensbeheerder te allen tijde de waarde mutaties elk kwartaal en zal deze bij grote sprongen altijd navraag doen bij het betreffende onderliggende fonds. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen de beurskoers. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vast rentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
45
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Participaties in hypotheken Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is berekend door middel van de “discounted cash flow”-methode (hierna: DCF-model). Bij de actuele waardeberekening is uitgegaan van een aantal parameters c.q. veronderstellingen met betrekking tot de disconteringsvoet en de verwachte kasstroom. De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type onderpand, soort financiering en risicocategorie. De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente en aflossing op basis van het gewogen gemiddelde moment van ontvangst inclusief het vervroegd aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het DCF-model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd. Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Deposito’s Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor deposito´s is het verschil tussen actuele waarde en nominale waarde in het algemeen gering. LDI Pools LDI Pools worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Dit is de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen actuele waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en overlopende passiva verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Beleggingen voor risico deelnemers Het pensioenfonds voert het beheer over de AOV tegoeden met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 46 van de CAO voor de sociale werkvoorziening. Dit zijn de beleggingen voor risico van de deelnemers. Voor de waarderingsgrondslagen inzake de waardering van beleggingen voor risico deelnemers wordt verwezen naar de beleggingen voor risico pensioenfonds.
2. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien er sprake is van oninbaarheid. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
3. Overige activa Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
4. Stichtingskapitaal en reserves Het streven is om reserves aan te houden die minimaal gelijk zijn aan het vereist eigen vermogen op basis van het Financieel Toetsingskader. Het vereist eigen vermogen wordt hierbij bepaald op basis van de standaardmethode zoals aangegeven door DNB. Algemene reserve Deze reserve is dat deel van het vermogen dat resteert nadat via de resultaatbestemming de vereiste reserves, waaronder de weerstandsreserve, op het gewenste niveau zijn gebracht. Er is geen sprake van een maximering
46
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
van de algemene reserve. In geval van reservetekort of dekkingstekort ontstaat er een negatieve algemene reserve. In voorgaande jaren werd een negatieve algemene reserve in de jaarrekening gepresenteerd als “cumulatief verliessaldo”. Met ingang van dit boekjaar wordt het saldo gepresenteerd als “algemene reserve”, ongeacht of er sprake is van een overschot of een tekort. Weerstandsreserve De weerstandsreserve vormt het weerstandsvermogen van het fonds tegen ongunstige ontwikkeling op lange termijn. Als maximum voor de weerstandsreserve wordt het vereist eigen vermogen zoals gedefinieerd in de Pensioenwet gehanteerd. Zodra het maximum van de weerstandsreserve is bereikt, gaat het meerdere vermogen naar de algemene reserve. Premie egalisatiereserve Binnen de huidige methodiek wordt vooralsnog een premie van 16% van de salarissom betaald, ook als de kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur van de laatste drie jaren minder dan 16% bedraagt. Het meerdere wordt in een aparte reserve bijgehouden en kan in de toekomst aangewend worden indien de kostendekkende premie meer dan 16% zou bedragen. Per balansdatum is daarom de premie egalisatiereserve opgenomen op de balans. Aangezien de conform de ABTN vastgestelde kostendekkende premie 3 304.577 bedraagt en de werkelijk vastgestelde premie 3 307.258 bedraagt, is de premie egalisatiereserve toegenomen met 3 2.681 en bedraagt deze per balansdatum 3 108.180 (bedragen x 3 1.000).
5. Technische voorzieningen Technische voorziening De technische voorziening is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per balans datum op grond van het pensioenreglement, rechten zijn verkregen, inclusief de indexatie van de pensioenaanspraken per 1 januari volgend op de balansdatum. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: a. V oor de rekenrente wordt jaarlijks een wisselend percentage gehanteerd. De jaarlijks wisselende rente komt overeen met de rentetermijnstructuur (RTS) ultimo boekjaar zoals deze door De Nederlandsche Bank (DNB) is gepubliceerd. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet besloten de RTS ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad. b. Voor zowel mannen als vrouwen zijn de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafel 2010-2060, zonder leeftijd terugstellingen maar met een ervaringssterfte. c. Voor wezen zijn geen sterftekansen in aanmerking genomen. d. De samenlevingsfrequentie voor mannen bedraagt 0,14 op 25-jarige leeftijd, vervolgens regelmatig oplopend tot 0,70 op 45-jarige leeftijd en is voor de leeftijden van 45 tot en met 64 jaar 0,70. Bij het niet uitruilbaar nabestaandenpensioen wordt de samenlevingsfrequentie bij ingang van het ouderdomspensioen op 65 jaar op 0,70 gesteld. Bij het uitruilbare nabestaandenpensioen wordt de samenlevingsfrequentie bij ingang van het ouderdomspensioen op 65 jaar op 1 gesteld. Boven de leeftijd van 65 jaar neemt de samenlevings frequentie af volgens de sterftetafel van de vrouwelijke verzekerden. e. De samenlevingsfrequentie voor vrouwen bedraagt 0,25 op 25-jarige leeftijd, vervolgens regelmatig oplopend tot 0,50 op 30-jarige leeftijd en is voor de leeftijden van 30 tot en met 64 jaar 0,50. Bij het niet uitruilbaar nabestaandenpensioen wordt de samenlevingsfrequentie bij ingang van het ouderdomspensioen op 65 jaar op 0,50 gesteld. Bij het uitruilbare nabestaandenpensioen wordt de samenlevingsfrequentie bij ingang van het ouderdomspensioen op 65 jaar op 1 gesteld. Boven de leeftijd van 65 jaar neemt de samenlevings frequentie af volgens de sterftetafel van de mannelijke verzekerden. f. De man is drie jaar ouder dan de vrouw gesteld. g. De pensioenen worden continu betaalbaar verondersteld. h. Voor de toekomstige kosten is de netto voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met een opslag van 4%.
47
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
De voorziening voor de aanvullingsregeling wordt gevormd volgens het rentedekkingsstelsel, dat wil zeggen bij ingang van de aanvulling, dan wel op het tijdstip waarop aanspraak op deze aanvulling kan worden gedaan. Daarbij worden, voor zover van toepassing, dezelfde grondslagen gehanteerd als hierboven onder a tot en met h zijn weergegeven. Voorziening uitlooprisico PVD Het fonds hanteert een voorziening uitlooprisico PVD, waaraan jaarlijks de in de premie begrepen opslag voor premievrijstelling wordt toegevoegd en waaruit jaarlijks de premieopslag voor premievrijstelling van twee boekjaren daarvoor vrijvalt ter financiering van de lasten van ingang arbeidsongeschiktheid voor deelnemers met een eerste ziektedag twee boekjaren voorafgaand aan het boekjaar. Voorziening spaarfondsgemoedsbezwaarden Het bestuur kan individuele vrijstelling van deelneming aan de verplichte pensioenregelingen aan een werknemer verlenen, indien deze gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren. Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van de verplichting tot afdracht van de reguliere bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden op een individuele spaarrekening gestort, waaraan jaarlijks interest wordt toegevoegd. De gespaarde bijdragen van de gemoedsbezwaarde worden na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan betrokkene gedurende 15 jaren uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde voordat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt het saldo in gelijke termijnen gedurende 15 jaar aan de partner uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde na ingang van de uitkering, worden de uitkeringen gedurende de resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner.
Korte beschrijving van de pensioenregeling Het pensioenfonds kent een regeling ouderdomspensioen met een pensioenleeftijd van 65 jaar voor WSW-werknemers en WIW-werknemers. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,05% voor de WSW-werknemers en 1,75% voor de WIW-werknemers van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris minus de franchise. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Voor deelname aan de regeling is er geen toetredingsleeftijd. Inkoopregeling/B-regeling Met de Inkoopregeling kan onder voorwaarden extra ouderdomspensioen opgebouwd worden over de jaren dat de deelnemer gewerkt heeft binnen de sociale werkvoorziening. Deze regeling geldt als de deelnemer op 31 december 2000 en op 1 januari 2001 meedeed aan de pensioenregeling en tot pensioendatum in de sociale werkvoorziening blijft werken. Er is niet automatisch recht op het extra ouderdomspensioen over eerdere dienstjaren. Ieder jaar beslist het bestuur of het extra ouderdomspensioen wordt toegekend. TOP-regeling/C–regeling Toeslag ouderdomspensioen geldt voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en op 31 december 2000 en op 1 januari 2001 meededen aan de pensioenregeling en tot pensioendatum in de sociale werkvoor ziening werkzaam blijven. De Toeslag ouderdomspensioen betekent: Als de deelnemer vóór zijn 65e stopt met werken, ontvangt hij 80% van zijn salaris tot hij 65 jaar wordt. De leeftijd waarop met pensioen gegaan kan worden met een pensioenuitkering van 80% van het salaris, hangt af van het jaar waarin de deelnemer geboren is. Overgangsmaatregel voor deelnemers uit geboortejaren vóór 1950: De deelnemers die op 31 december 2000 en 1 januari 2001 actief waren en op 1 januari 2006 nog actief en toen 56 jaar of ouder waren, hebben voorwaardelijk recht op de TOP-aanvullingsregeling. Deze vult op diverse uittredingsrichtleeftijden het tijdelijk ouderdomspensioen aan tot 80% van het salaris, onder inbouw van de oorspronkelijk te bereiken rechten.
7. Langlopende schulden Tegoeden AOV langlopend deel Dit betreft de tegoeden van de deelnemers in de Aanvullende Oudedags Voorziening (AOV) en een buffer voor tegenvallende beleggingsresultaten. De AOV is een regeling die extra bedragen uitkeert bij het bereiken van de pensioenleeftijd. De regeling is in 1990 is opgeheven, maar bestaat nog wel voor die bestaande groep deelnemers.
48
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Tot en met boekjaar 2010 is het tegoed belegd door het fonds. In 2011 hebben de deelnemers een keuze kunnen maken om het tegoed om te zetten in een spaarproduct per juli 2011 of om te blijven beleggen. In de jaarrekening is met ingang van 2011 het langlopend tegoed gesplitst in (bedragen x 3 1.000,-): • Tegoeden AOV langlopend deel beleggers ad 3 159.466; • Tegoeden AOV langlopend deel spaarders ad 3 97.538. Het geraamde kortlopende deel van het tegoed ad 3 20 mln. is opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva. Jaarlijks wordt rendement toegekend aan de tegoeden. Het rendement over het spaardeel bedraagt 2,6%, het rendement over het belegde tegoed bedraagt 1,5%. Voorgaand jaar werd een rendement van 7,7% toegekend.
8. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
9. Premiebijdragen Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
10. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
11. Beleggingsresultaten risico deelnemers Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, interest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten. Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
49
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging uit hoofde van overdrachten van rechten Onder dit hoofd zijn de actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten opgenomen. Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Om op een afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de voorziening bepaald op basis van AG-prognosetafels 2010-2060. In huidig boekjaar hebben geen wijzigingen met betrekking tot de tafels plaatsgevonden, dit heeft derhalve niet geleid tot wijzigingen in de voorziening. Voorgaand jaar was de verhoging van de voorziening 3 168.325 als gevolg van de eerste toepassing van de AG-prognosetafels 2010-2060. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de actuariële kanssystemen.
13. Pensioenuitkeringen Hieronder zijn opgenomen de door het fonds in het boekjaar verstrekte uitkeringen.
14. Pensioenuitvoeringskosten Deze kosten hebben betrekking op de administratiekosten van de pensioenuitvoerder en overige kosten.
15. Wijziging overige technische voorziening Deze zijn berekend op basis van de voor de balansposten gehanteerde grondslagen.
16. Saldo overdrachten van rechten Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. Overige baten en overige lasten Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
50
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risicoinformatie aan. Met betrekking tot de kwantitatieve informatie 2011 is uitgegaan van het doorkijkprincipe, de informatie sluit hierdoor mogelijk niet aan op de jaarrekening. Het doorkijkprincipe geeft echter een beter inzicht in de risico’s van het fonds. Indien de vergelijkende cijfers op basis van doorkijkprincipe zijn aangeleverd door de vermogensbeheerders zijn de vergelijkende cijfers aangepast.
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de werkgevers en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagen op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt: (bedragen x 5 1.000,- ) Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden) Tekort
31 december 2011
31 december 2010
(a) 5.210.772
(a) 4.352.988
208.118
152.216
551.209
511.381
118.588
-
82.296
-
84.247
53.161
163.282
133.590
(489.092)
(231.322)
(b) 718.648
(b) 619.026
(a+b) 5.929.420
(a+b) 4.972.014
(961.600)
(605.499)
4.967.820
4.366.515
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie.
51
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • Beleggingsbeleid • Premiebeleid • Herverzekeringsbeleid • Toeslagverleningsbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings-)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van derivaten.
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in het beleggingsplan. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-markt posities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, dat wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Voor de diversificatie inzake het soort belegging (zakelijke waarde, vastrentend en dergelijke) verwijzen wij naar de jaarrekening. Tevens verwijzen wij naar de diverse overige tabellen in deze risicoparagraaf waarin wordt aangeven hoe de beleggingsportefeuille is gediversificeerd naar sector en regio. De segmentatie van onroerende zaken naar sectoren is als volgt: 31 december 2011
(bedragen x 5 1.000,- ) Participaties in Winkels Participaties in Kantoren Participaties in Woningen Participaties in vastgoedmaatschappijen Overige
52
31 december 2010
99.785
23%
71.283
22%
58.200
14%
66.255
21%
75.539
18%
74.978
24%
94.105
22%
83.311
26%
98.918
23%
21.044
7%
426.547
100%
316.871
100%
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
De tabel op pagina 52 is opgesteld op basis van het doorkijkprincipe. Onder het doorkijkprincipe wordt verstaan: Een uitsplitsing van de beleggingsrisico´s voor zover het een betekenisvolle verscherping van het beeld geeft. Beleggingsfondsen worden zoveel mogelijk uitgesplitst naar de betreffende beleggingscategorie. In de jaarrekening vindt verantwoording plaats op hoofdcategorie. Hierdoor sluit het totaal van de vastgoedbeleggingen in bovenstaande tabel niet aan op de jaarrekening.
Gevoeligheid waardering beleggingen op basis van waarderingsmodellen en waarderingstechnieken De waardering van een deel van de beleggingen is gebaseerd op basis van waarderingsmodellen en waarderingstechnieken. Dit betreft in belangrijke mate participaties in hypotheken en vastgoedbeleggingen. Deze waarderingswijze maakt dit type beleggingen gevoelig voor waardemutaties als gevolg van bijvoorbeeld renteaanpassingen of wijzigingen in andere parameters die gebruikt worden bij de waardering. Voor wat betreft de participaties in hypotheken alsmede de vastgoedbeleggingen wordt belegd via meerdere kleinere beleggingsfondsen waarin de stichting een belang heeft. Vanwege het ontbreken van de daarvoor benodigde informatie, is in deze paragraaf geen gevoeligheidsanalyse opgenomen.
Valutarisico Valutarisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van de waarde van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Het deel dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 41% (2010: 40%) van de beleggingsportefeuille. Hiervan is 100,7% (2010: 99,3%) afgedekt middels valutaderivaten. De netto-risico-positie bedraagt -0,7% (2010: 0,7%). De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Valutapositie 31 december 2011 (bedragen x 5 1.000,- ) EUR GBP JPY USD Overige
Voor afdekking
Valutaderivaten discretionair
Valutaderivaten in beleggingspools
Nettopositie (na)
2.960.211
803.680
1.242.145
5.006.036
248.835
(115.590)
(131.474)
1.771
15.601
-
(15.735)
(134)
1.249.786
(583.659)
(1.008.196)
(342.069)
525.136
(130.514)
(86.740)
307.882
4.999.569
(26.083)
-
4.973.486
Valutapositie 31 december 2010 (bedragen x 5 1.000,- ) EUR GBP JPY USD Overige
Voor afdekking
Valutaderivaten discretionair
Valutaderivaten in beleggingspools
Nettopositie (na)
2.625.218
(523.018)
(1.209.803)
4.358.039
218.885
95.339
128.371
(4.825)
107.664
-
107.881
(217)
973.244
388.361
845.444
(260.561)
450.746
44.832
128.107
277.807
4.375.757
5.514
-
4.370.243
53
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
(bedragen x 5 1.000,- ) Duration van de vastrentende waarden (excl. derivaten) Duration van de vastrentende waarden (incl. derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
31 december 2011 Balanswaarde Duration
31 december 2010 Balanswaarde Duration
2.259.764
4,90
2.127.509
2,80
2.784.079
21,60
2.127.509
21,70
5.210.772
17,3
4.352.988
18,4
Op balansdatum is de duration van de vastrentende waarden (excl. derivaten) aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Renterisico (matchportefeuille, alleen voor pensioenfonds) Het nominale renterisico wordt voor circa 75% afgedekt, er wordt dus niet gestuurd op een vast matchpercentage. Het matchpercentage wordt opgebouwd door een combinatie van LDI pools, vastrentende waarden en de derivaten overlay portefeuille. Met de derivaten overlay kan invulling worden gegeven aan het strategische risicomanagement van het fonds. Een verandering van het gewenste matchpercentage of het matchinginstrument kan leiden tot een aanpassing van het mandaat. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: (bedragen x 5 1.000,- ) Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd 1 – 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
2011
2010
326.901
582.736
656.204
894.298
1.800.974
650.475
2.784.079
2.127.509
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten, waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds
54
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Met betrekking tot premiedebiteuren is er een risico dat de werkgevers de premiebijdragen niet kunnen betalen. Het fonds voert incassobeleid uit om de premiebijdragen zo snel mogelijk te innen. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven: (bedragen x 5 1.000,- ) Overheidsinstellingen Beleggingsinstellingen (niet nader gespecificeerd) Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Nutsbedrijven Vastgoed Andere instellingen
2011
2010
838.439
838.331
92.966
24.810
1.467.116
1.628.697
1.721.374
1.144.493
119.066
89.141
426.547
316.871
307.978
327.900
4.973.486
4.370.243
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
(bedragen x 5 1.000,- ) Mature markets BRIC-landen Emerging markets Portugal Ierland Italië Griekenland Spanje Overige
Overheidsinstellingen
Overige Instellingen
2011
2010
586.381
3.498.802
4.085.183
3.749.415
28.409
180.548
208.957
NB
136.793
280.781
417.574
371.549
-
10.039
10.039
4.133
29.385
33.518
57.883
59.540
117.423
-
962
962
24.841
65.020
89.861
NB NB NB NB NB
-
9.969
9.969
249.279
838.440
4.135.046
4.973.486
4.370.243
*NB = niet beschikbaar
55
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven. 2011 OverheidsFinanciële Overige instellingen instellingen instellingen Totaal (bedragen x 5 1.000,- ) AAA AA A BBB
304.978
132.067
310.479
747.524
27%
20.147
139.269
46.460
205.876
7%
98.714
174.619
119.316
392.649
14%
71.974
47.676
176.006
295.656
11%
73.108
46.713
226.156
345.977
12%
3.660
295.803
496.934
796.397
29%
572.581
836.147
1.375.351
2.784.079
100%
*Betreft nagenoeg geheel hypotheken, derivaten en leningen op schuldbekentenis.
(bedragen x 5 1.000,- ) AAA AA A BBB
Overheidsinstellingen 604.406
2010 Financiële instellingen
Overige instellingen
268.071
Totaal 872.477
159
37%
85.310
131.560
217.029
9%
9.352
230.232
239.584
10%
37.658
144.763
182.421
8%
64.475
162.248
226.723
10%
36.259
340.739
226.591
603.589
26%
837.460
1.277.613
226.750
2.341.823
100%
*Betreft nagenoeg geheel hypotheken, derivaten en leningen op schuldbekentenis.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
56
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-prognosetafel 20102060 met toepassing van een fondsspecifieke ervaringssterfte is rekening gehouden met het feit dat de levensverwachting sterker is toegenomen dan was voorzien in de vorige prognosetafel. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.
Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toezegging voor toekomstige toeslagverlening voorwaardelijk is. Nominale dekkingsgraad Lager dan 105 % Tussen 105% en 125% Tussen 125% en 130% Hoger dan 130%
Toeslagverlening Geen Gedeeltelijk op basis van de prijsindex Gedeeltelijk op basis van de prijsindex plus het verschil tussen loon- en prijsindex Volledig op basis van de loonindex
Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Om dit te bepalen worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur gesommeerd. De vermogensbeheerders rapporteren hierover periodiek aan het bestuur. Bij het opstellen van het beleggingsbeleid wordt voldoende spreiding aangebracht. Daarnaast wordt het concentratierisico beperkt door beleggingsrestricties aan beheerders op te leggen. Dit betreft per 31 december de volgende posten: 2011 2010 (bedragen x 5 1.000,- ) Government of France Federal Republic of Germany Kingdom of the Netherlands
181.608
191.691
190.052
201.510
175.782
210.823
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sector concentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
57
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Het operationele risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten, als gevolg van niet-afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Dit risico wordt gemitigeerd door het afsluiten van een Service Level Agreement (SLA) met de uitvoerder en beoordeling van onder andere het SAS70 Type2-rapport of daarmee vergelijkbare rapporten. Tenslotte worden indien het bestuur het nodig acht deskundigen ingeschakeld.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofd regel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zoveel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: • Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. • Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. • Interest rate swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van interest rate swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen beïnvloeden. • Swaption: hiermee kan tijdelijk het risico van een verdere rentedaling worden afgedekt. Het fonds betaalt hiervoor een premie. Bij het afsluiten van een swaption kunnen mismatchrisico´s worden afgedekt en worden nieuwe risico´s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeits-, tegenpartijen juridisch risico).
58
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Onderstaande tabel geeft inzicht in de valuta derivatenposities
Valutaderivaten per 31 december 2011 Type contract (bedragen x 5 1.000,- ) FFX forward
Instrument
Expiratiedatum Contractomvang
Actuele waarde Activa
Actuele waarde Passiva
803.680
742
-26.825
Expiratiedatum Contractomvang
Netto waarde
31-1-2012
Valuta
Rentederivaten Type contract (bedragen x 5 1.000,- ) Interest rate swaps Interest rate swaps Interest rate swaps Interest rate swaps Interest rate swaps Interest rate swaps
Instrument
0 – 5 jaar 6 – 10 jaar 10 – 20 jaar 20 – 30 jaar 30 – 40 jaar 40 – 50 jaar
rente rente rente rente rente rente
551
65
141.656
26.182
592.352
101.282
292.377
59.634
175.354
33.905
65.811
10.446
1.268.101
231.514
Expiratiedatum Contractomvang
Actuele waarde Activa
Actuele waarde Passiva
528.532
534.046
528.532
Expiratiedatum Contractomvang
Netto waarde
Valutaderivaten per 31 december 2010 Type contract (bedragen x 5 1.000,- ) FFX forward
Instrument
Valuta
31-1-2011
Rentederivaten Type contract (bedragen x 5 1.000,- ) Interest rate swaps Interest rate swaps Swaptions Swaptions
Instrument
rente rente rente rente
1 – 5 jaar
> 5 jaar 1 – 5 jaar > 5 jaar
42
42
112.233
90.575
34.172
40.177
17.498
20.386
163.945
151.180
59
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Toelichting op de balans per 31 december 2011 Activa 1. Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds Verloopstaat 2011 (bedragen x 5 1.000,- )
Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Mutatie in lopende rente
Vastgoedbeleggingen
Aandelen Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
156.694 107.029
4.370.243
316.871 1.662.140 2.127.509 65.703 748.806 2.459.429 - (448.349)
(2.394.376)
(1.000) (153.852) 375.432 -
-
(3.023)
381.575 1.808.745 2.564.972
Bij: derivaten met negatieve waarde Beleggingen voor risico pensioenfonds per 31 december 2011
Verloopstaat 2010 (bedragen x 5 1.000,- )
Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Bij: derivaten met negatieve waarde Beleggingen voor risico pensioenfonds per 31 december 2010
1.860
-
3.275.799
(157.173)
(93.284)
(3.093.181)
204.050
(982)
423.648
-
-
(3.023)
205.431 12.763
4.973.486 26.825
26.825 381.575 1.808.745 2.564.972
Vastgoedbeleggingen
232.256 12.763
5.000.311
Aandelen Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
297.116 1.438.378 1.759.144 27.235 394.803 1.926.266 - (340.162)
(1.872.921)
78.667 93.949 3.667.254 228.478 26.788 2.603.570 (145.790)
(25.914)
(2.384.787)
(7.480) 169.121 315.020
(4.661) 12.206 484.206
316.871 1.662.140 2.127.509
156.694 107.029 4.370.243 -
316.871 1.662.140 2.127.509
-
156.694 107.029 4.370.243
Binnen de beleggingenpools worden aandelen uitgeleend. Voor de participaties van het PWRI bedraagt de waarde van de uitgeleende aandelen ultimo 2011 3 6,4 miljoen (2010: nihil). Hiervoor is onderpand ontvangen in de vorm van AAA Staatsobligaties. De waarde van het onderpand voor de participaties van het PWRI ultimo 2011 bedraagt 3 7,0 miljoen (2010: nihil). Binnen de fondsen wordt gebruikgemaakt van derivaten, er is sprake van collateral management. Voor de participaties van het PWRI in deze beleggingsfondsen bedraagt ultimo 2011 het ontvangen collateral 3 524,0 miljoen (2010: 3 317,6 miljoen) en het betaalde collateral 3 2,1 miljoen (2010: 3 0,4 miljoen).
60
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
(bedragen x 5 1.000,- ) Vastgoedbeleggingen Participaties vastgoedbeleggingsfondsen Kortlopende vorderingen inzake vastgoedbeleggingen Liquide middelen inzake vastgoedbeleggingen Totaal vastgoedbeleggingen Aandelen Participaties aandelenfondsen
2011
2010
343.515
307.887
8.765
6.210
29.295
2.774
381.575
316.871
1.808.745
1.662.140
339.179
592.641
1.223.769
675.770
6.958
9.967
1.569.906
1.278.378
261.135
220.237
244
4.635
Vastrentende waarden Obligaties Officieel genoteerde obligaties Participaties in obligatiefondsen Lopende interest obligaties Totaal obligaties Participaties in hypotheken Participaties in hypotheekfondsen Kortlopende vorderingen inzake participaties in hypotheken Liquide middelen inzake participaties in hypotheken Totaal participaties in hypotheken
1
1.719
261.380
226.591
Leningen op schuldbekentenis
133
144
Deposito's
17.074
1.979
716.479
620.417
2.564.972
2.127.509
LDI Pools Totaal LDI Pools Totaal vastrentende waarden
Afdekken van het renterisico vindt grotendeels plaats met behulp van LDI pools, welke zijn belegd in swaps, obligaties en cash. De LDI pools zijn in het verslagjaar gestegen vanwege de dalende rente.
61
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Derivaten Derivaatcontracten kunnen zowel een positieve als een negatieve waarde hebben. Hieronder zijn de contracten uitgesplitst naar contracten met een positieve en negatieve waarde. De derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar zijn opgenomen onder de overige schulden. Rentederivaten Positieve waarde Negatieve waarde Saldo Valutaderivaten Positieve waarde Negatieve waarde Saldo Totaal derivaten
231.514
151.180
-
-
231.514
151.180
742
5.514
(26.825)
-
(26.083)
5.514
205.431
156.694
Voor de discrectionaire interest rate swaps en swaptions wordt op dagbasis onderpand gestort of ontvangen. Dit onderpand bestaat uit staatsobligaties uit de G7 landen plus Nederland en exclusief Italië. De waarde van de onderpand portefeuille ultimo verslagjaar bedroeg 3 250 miljoen (vorig jaar 3 161 miljoen). Overige Beleggingen -
78.187
11.663
19.493
1.942
9.349
(842)
-
1.100
9.349
12.763
107.029
4.973.486
4.370.243
26.825
-
5.000.311
4.370.243
Commodities GTAA Overige Liquide middelen inzake beleggingen Kortlopende schulden inzake overige beleggingen Totaal overige Totaal overige beleggingen Totaal beleggingen risico pensioenfonds Derivaten met negatieve waarde Beleggingen risico pensioenfonds overeenkomstig activazijde balans
62
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
(bedragen x 5 1.000,- ) 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Obligaties Participaties in hypotheken Leningen op schuldbekentenis Deposito's LDI Pools Derivaten GTAA Overige beleggingen Totaal 31 december 2010 Vastgoedbeleggingen Aandelen Obligaties Participaties in hypotheken Leningen op schuldbekentenis Deposito's LDI Pools Derivaten Commodities GTAA Overige beleggingen Totaal
Directe markt noteringen
Afgeleide markt noteringen
Waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
-
-
381.575
381.575
-
1.808.745
-
1.808.745
264.644
1.305.262
-
1.569.906
-
-
261.380
261.380
-
133
-
133
17.074
-
-
17.074
-
716.479
-
716.479
205.431
205.431
-
11.663
- -
11.663
1.100
-
-
1.100
282.818
3.842.282
848.386
4.973.486
-
-
316.871
316.871
-
1.662.140
-
1.662.140
958.992
319.386
-
1.278.378
-
68.217
158.374
226.591
-
144
-
144
1.979
-
-
1.979
-
620.417
-
620.417
-
156.694
-
156.694
-
78.187
-
78.187
-
19.493
-
19.493
9.349
-
-
9.349
970.320
2.924.678
475.245
4.370.243
63
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Beleggingen voor risico deelnemers Verloopstaat 2011
(bedragen x 5 1.000,- ) Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering Mutatie in lopende rente
Beleggingen voor risico deelnemers per 31 december 2011
Verloopstaat 2010 (bedragen x 5 1.000,- ) Stand per 1 januari Aankopen / verstrekkingen Verkopen / aflossingen Herwaardering
Beleggingen voor risico deelnemers per 31 december 2010
64
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
71.672
238.783
70
(890)
309.635
-
151.592
-
294
151.886
(52.466)
(119.257)
-
-
(171.723)
(1.770)
5.526
(70)
-
3.686
-
855
-
-
855
17.436
277.500
(0)
(596)
294.340
17.436
277.500
(0)
(596)
294.340
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
49.715
260.583
(550)
(1.344)
308.404
37.200
239.994
1.749
454
279.397
(20.073)
(277.898)
(186)
-
(298.157)
4.830
16.104
(943)
-
19.991
71.672
238.783
70
(890)
309.635
71.672
238.783
70
(890)
309.635
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
2011
2010
17.436
71.672
Obligaties Participaties in obligatiefondsen
174.795
238.550
Deposito's
102.705
233
Totaal vastrentende waarden
277.500
238.783
(bedragen x 5 1.000,- ) Zakelijke waarden Aandelen Participaties aandelenfondsen
Vastrentende waarden
Derivaten Derivaatcontracten kunnen zowel een positieve als een negatieve waarde hebben. Hieronder zijn de contracten uitgesplitst naar contracten met een positieve en negatieve waarde. De derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar zijn opgenomen onder de overige schulden. Valutaderivaten Positieve waarde Negatieve waarde Saldo Totaal derivaten
-
77
-
(7)
-
70
-
70
(596)
(890)
294.340
309.635
294.340
309.635
Overige Beleggingen Overige Kortlopende vorderingen inzake overige beleggingen
Totaal beleggingen risico deelnemers Beleggingen risico deelnemers overeenkomstig activazijde balans
65
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
(bedragen x 5 1.000,- )
2011
2010
2. Vorderingen en overlopende activa Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Nader vast te stellen volgend boekjaar
Overige vorderingen Pensioenen Uitkeringen Waardeoverdrachten
Diverse vorderingen Te verrekenen inzake AOV regeling Syntrus Achmea Pensioenbeheer inzake administratievergoeding
Totaal overige vorderingen
492
369
64
280
556
649
98
174
309
331
407
505
596
890
-
56
596
946
1.003
1.451
839
3.149
30
14
869
3.163
3. Overige activa Liquide middelen Rekening courant Staalbankiers ABN AMRO betaalrekening Bestuursbureau Totaal liquide middelen
66
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Passiva 4. Stichtingskapitaal en reserves Solvabiliteit en dekkingsgraad (bedragen x 5 1.000,- ) Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Dekkingsgraad
2011
2010
(242.952)
-4,7%
13.527
0,3%
224.063
4,3%
187.178
4,3%
13,8%
619.026
718.648
14,2%
95,3%
100,3%
De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden) / Technische voorzieningen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruikgemaakt van het standaardmodel. Ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het herstelplan In 2011 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
(bedragen x 5 1.000,- ) Dekkingsgraad per 1 januari 2011 Premie Uitkeringen Toeslagverlening Verandering van de rentetermijnstructuur Rendement op beleggingen Overige oorzaken en kruiseffecten Dekkingsgraad per 31 december 2011
Werkelijk 2011
Herstelplan 2011
100,3%
97,6%
1,1%
1,4%
0,1%
(0,1)%
0,0%
0,0%
(13,6)%
0,0%
7,7%
2,4%
(0,3)%
(0,1)%
95,3%
101,2%
Verklaring voor de afwijking tussen werkelijke dekkingsgraad en het herstelplan De dekkingsgraad bedroeg op 31 december 2011 95,3% en liep daarmee achter op het herstelplan, dat uitgaat van 101,2% op die datum. De rentetermijnstructuur is in 2011 verder gedaald, terwijl in het herstelplan geen wijziging van de RTS is verondersteld. Dit is deels gecompenseerd door hoger beleggingsrendement als gevolg van gedeeltelijke afdekking van het renterisico. Het herstel loopt achter op het herstelplan. Het bestuur heeft de volgende maatregelen genomen. Het bestuur heeft in 2012 (net als in 2011) geen toeslag verleend, tevens heeft het bestuur besloten de premies te verhogen.
67
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
2011
2010
(710.998)
(673.815)
(358.782)
(37.183)
(1.069.780)
(710.998)
619.026
579.893
(bedragen x 5 1.000,- ) Algemene reserve Stand per 1 januari Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december Weerstandsreserve Stand per 1 januari Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december
99.622
39.133
718.648
619.026
Premie-egalisatiereserve Stand per 1 januari
105.499
92.419
Mutaties Bestemming van het saldo van baten en lasten Stand per 31 december
2.681
13.080
108.180
105.499
68
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
5. Technische voorzieningen 2011
2010
4.333.463
3.655.732
214.378
188.733
56.058
47.006
(142.727)
(137.733)
2.925
2.065
692.778
382.883
(bedragen x 5 1.000,- ) Voorziening pensioenverplichting voor risico van het pensioenfonds Stand per 1 januari Mutaties Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijzigingen uit hoofde van waardeoverdrachten Wijzigingen uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Totaal mutaties Stand per 31 december
771
630
-
168.325
33.860
25.822
858.043
677.731
5.191.506
4.333.463
Hieronder een uitsplitsing van de opbouw van de technische voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer:
(bedragen x 5 1.000,- ) Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Totaal
Aantal
2011 Bedrag
Aantal
2010 Bedrag
102.526
3.565.995
104.101
2.970.085
39.416
1.223.335
37.478
1.045.604
76.263
402.176
70.311
317.774
218.205
5.191.506
211.890
4.333.463
Overige technische voorzieningen (bedragen x 5 1.000,- )
2011
2010
19.525
19.129
(259)
396
19.266
19.525
Voorziening uitlooprisico PVD Stand per 1 januari Mutaties Mutatie voorziening Stand per 31 december
69
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
6. Andere voorzieningen (bedragen x 5 1.000,- )
2011
2010
241
228
32 273
13 241
Spaarfonds gemoedsbezwaarden Stand per 1 januari Mutaties Vermeerdering voorziening Stand per 31 december
7. Langlopende schulden Tegoeden AOV langlopend deel beleggers Stand per 1 januari Mutaties af: spaarders Correctie rendement vorig boekjaar Nagekomen AOV-tegoeden Bijgeboekt rendement Raming uitgekeerd AOV-tegoed Correctie uitgekeerde AOV-tegoeden voorgaand boekjaar Langlopend deel beleggers per 31 december
263.072
272.468
(97.388)
-
(676)
(10.291)
6
10
2.564
20.243
(14.000)
(20.000)
5.888
642
(103.606)
(9.396)
159.466
263.072
26.560
15.871
Nog te verrekenen met AOV-beleggers Stand per 1 januari Onttrekking, toegekend deel van de buffer aan spaarders Ontrekking buffer, verschil tussen behaald en toegekend rendement Correctie rendement vorig boekjaar Langlopend deel per 31 december Tegoeden AOV langlopend deel spaarders Stand per 1 januari Mutaties bij: spaarders Correctie rendement vorig boekjaar Toekenning buffer Bijgeboekt rendement Raming uitgekeerd AOV-tegoed Correctie uitgekeerde AOV-tegoeden voorgaand boekjaar Langlopend deel spaarders per 31 december
(9.188)
-
(763)
398
722
10.291
17.331
26.560
- 97.388
-
(48) 9.188 2.471 (6.000) (5.461) 97.538
-
97.538
-
Nog te verrekenen met AOV beleggers betreft het saldo van de verschillen in voorgaande jaren tussen het veronderstelde rendement op beleggingen, waarop de aan de AOV-tegoeden toegekende interest is gebaseerd, en het werkelijke rendement. Totaal langlopende schulden
70
274.335
289.632
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
8. Overige schulden en overlopende passiva (bedragen x 5 1.000,- ) AOV tegoeden kortlopend deel Geschat kortlopende deel AOV-tegoeden Te verrekenen AOV-spaartegoeden
Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies
Pensioenen Belastingen en sociale lasten Uitkeringen Waardeoverdrachten
Derivaten Valutaderivaten risico pensioenfonds Rekening-courant derden Rekening-courant Vermogensbeheerder Kosten Administratiekosten Advies- en controle kosten Beleggingskosten Bestuursbureau Contributie DNB Pensioencommunicatie Transitiekosten APG Overige
2011
2010
20.000
20.000
4
2
20.004
20.002
27
490
27
490
3.391
3.451
25
43
39
(6)
3.455
3.488
26.825
-
-
748
1.267
580
274
164
2.049
2.192
47
159
-
435
266
241
338
-
99
254
4.340
4.025
54.651
28.753
Totaal overige schulden en overlopende passiva
71
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft met de vermogensbeheerder F&C Netherlands een beheerovereenkomst afgesloten voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van 12 maanden. Het fonds heeft met de vermogensbeheerder Syntrus Achmea Vastgoed een beheerovereenkomst voor onbepaalde tijd afgesloten met een opzegtermijn van 6 maanden. Het bestuur heeft een locatie gehuurd bij SPF Beheer. Er is een huurcontract getekend dat loopt tot 31 december 2012 waarna het contract van rechtswege eindigt. De totale huurkosten (inclusief servicekosten) bedragen circa 90 op jaarbasis. De uitbestedingsovereenkomst met Syntrus Achmea Pensioenbeheer liep tot en met 31 december 2011. Voor de periode na 31 december 2011 heeft het fonds een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Algemene Pensioen Groep N.V. (APG).
Inhaaltoeslag In verband met de financiële positie per 1 januari 2010 heeft het bestuur besloten de aanspraken en rechten niet te indexeren. Zodra de financiële positie dit toelaat kan het bestuur eventueel besluiten tot het toekennen van inhaaltoeslag. Deelnemers en gepensioneerden hebben geen recht op inhaaltoeslag.
Derivaten Voor de contract omvang van de derivaten wordt verwezen naar de toelichting behorende tot de jaarrekening 2011 paragraaf “specifieke financiële instrumenten (derivaten)”.
Toekenning B-regeling De uittreedleeftijd voor de B-regeling gaat per 1 juli 2012 van 62,5 naar 63 jaar. Over de toekenning van jaarklasse 1950 is nog geen besluit genomen. Het besluit hieromtrent wordt waarschijnlijk in november 2012 genomen.
72
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Toelichting op de staat van baten en lasten over het boekjaar 2011 Baten BATEN
(bedragen x 5 1.000,- ) De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt:
2011
2010
342.515
363.272
73
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
9. Premiebijdragen risico pensioenfonds
(bedragen x 5 1.000,- ) Periodieke premies - Verplichte verzekering - Voortgezette verzekering
Werkgeversgedeelte
Werknemersgedeelte
2011
2010
214.538
92.082
306.619
316.834
398
481
879
599
214.936
92.563
307.498
317.433
12
13
307.510
317.446
2011
2010
De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt
309.456
349.580
De feitelijke premie over het boekjaar bedraagt (inclusief premie voor risico deelnemers)
307.258
317.433
De gedempte premie over het boekjaar bedraagt
304.577
304.353
2011
2010
Kosten pensioenopbouw
260.975
205.346
Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen
6.986
6.944
41.495
46.750
-
90.540
309.456
349.580
2011
2010
Kosten pensioenopbouw
256.765
187.577
Opslag voor uitvoeringskosten Opslag voor instandhouden vereiste vermogen
6.986
6.944
40.826
40.579
-
69.253
304.577
304.353
Bijdragen spaarfonds voor gemoedsbezwaarden
Samenstelling premiebijdragen (bedragen x 5 1.000,- )
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: (bedragen x 5 1.000,- )
Actuarieel benodigde premie t.b.v. voorwaardelijke rechten (in acht nemend de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren)
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt: (bedragen x 5 1.000,- )
Actuarieel benodigde premie t.b.v. voorwaardelijke rechten (in acht nemend de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren)
74
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
10. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2011 Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
16.217 3.025 15.577 - - 198 35.017
(1.000) (153.852) 375.432 204.050 (982) - 423.648
(1.414) (3.249) (4.913) - - - (9.576)
13.803 (154.076) 386.096 204.050 (982) 198 449.089
(bedragen x 5 1.000,- )
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
13.356 12.129 19.994 - 160 200
(7.480) 169.121 315.020 (4.661) 12.206 -
(869) (2.422) (3.375) - - -
5.007 178.828 331.639 (4.661) 12.366 200
(bedragen x 5 1.000,- ) Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2010
45.839
484.206
(6.666)
523.379
75
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
11. Beleggingsresultaten voor risico deelnemers
Beleggingsresultaten risico deelnemers 2011
(bedragen x 5 1.000,- ) Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overig
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
528
(1.770)
(42)
(1.284)
870
5.526
(665)
5.731
-
(70)
-
(70)
298
-
-
298
1.696
3.686
(707)
4.675
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
Beleggingsresultaten risico deelnemers 2010
(bedragen x 5 1.000,- ) Aandelen Vastrentende waarden Derivaten
76
2.136
4.830
(731)
6.235
-
16.104
-
16.104
-
(943)
-
(943)
2.136
19.991
(731)
21.396
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Lasten 12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen 2011
2010
Pensioenopbouw Pensioenopbouw
214.378
188.733
Rentetoevoeging Interesttoevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 1,303% (2010: 1,296%)
56.058
47.006
(142.727)
(137.733)
Onttrekkingen voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval excassokosten voorziening voor pensioenverplichtingen
2.925
2.065
Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichting wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur
692.778
382.883
3.814
3.368
(3.043)
(2.738)
771
630
-
168.325
(14.000)
(24.663)
21.378
16.696
(bedragen x 5 1.000,- )
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen
Wijzigingen uit hoofde van overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
Wijziging uit hoofde van verzwaring overlevingstafels Verzwaring overlevingstafels Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties Overige
493
(23.938)
25.989
57.727
33.860
25.822
858.043
677.731
116.880
112.905
19.928
18.673
437
432
2.432
2.585
2.288
1.542
141.965
136.137
13. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Overige uitkeringen: - Afkoop wegens gering bedrag
77
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
14. Pensioenuitvoeringskosten (bedragen x 5 1.000,- ) Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar Vorig boekjaar Andere kosten: Advieskosten Honoraria accountant Bestuurskosten Personeelskosten Bestuursbureau Huur pand SPF Pensioencommunicatie De Nederlandsche Bank Overige kosten
Bestuurdersbeloning De beloning aan bestuurders bedraagt
2011
2010
8.684
9.299
(108)
590
8.576
9.889
613
835
134
60
303
286
624
366
89
119
171
242
368
280
550
800
2.852
2.988
11.428
12.877
266
233
Personeel Ultimo 2011 zijn er 5 personen werkzaam voor het fonds (ultimo 2010: 6 personen). De pensioenregeling van deze medewerkers, in dienst bij het PWRI, is ondergebracht via een volledig verzekerde regeling bij Zwitserleven. Voor het PWRI bestaan geen andere verplichtingen dan het voldoen van de premie aan Zwitserleven. De in het boekjaar aan Zwitserleven afgedragen premie bedraagt 5 54.000. In onderstaande tabel is een nadere uitsplitsing opgenomen van de personeelskosten bestuursbureau: Lonen Pensioenlasten
226 54
Sociale lasten
188
Overige
156 624
Honoraria accountant De externe accountant is KPMG Accountants N.V. Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt: Onderzoek van de jaarrekening Controle bestanden prepensioenfonds Afrekening van de jaarrekening 2010 Andere controlediensten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten
56
60
-
-
34
-
44
-
-
-
-
-
134
60
Het onderzoek van de jaarrekening omvat zowel de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening als de verslagstaten in het kader van de Pensioenwet.
78
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
15. Wijzigingen overige technische voorzieningen (bedragen x 5 1.000,- ) Spaarfonds gemoedsbezwaarden Voorziening ziektekostenvergoeding
2011
2010
32
13
(259)
396
(227)
409
16. Saldo overdracht van rechten Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel
(4.185) 3.356 (829)
(3.062) 2.458 (604)
2.564
20.243
1.801
20.641
2.471
-
17. Overige lasten Rendement AOV-beleggingstegoeden Nog te verrekenen met beleggers AOV
Rendement AOV-spaartegoeden
Transitiekosten inzake de transitie van de pensioenadministratie naar de nieuwe uitvoerder
(763)
398
2.471
-
3.101
-
3.101
-
7.373
20.641
Utrecht, 22 juni 2012 Leden werkgevers de heer C.J. Bethlehem (voorzitter) (1) de heer H. Kelderman (1) de heer J.D. Voortman (plaatsvervangend voorzitter) (1) de heer C.J.M. de Wit (1) Leden werknemers de heer E.C. Grootendorst (3) mevrouw J. Meijer (secretaris) (2) de heer P.I.W. Oudenaarden (sinds juni 2012) (3) de heer X.J. den Uyl (sinds oktober 2011) (2) (1) Namens VNG: de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2) Namens ABVAKABO FNV (3) Namens CNV Publieke Zaak
79
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
8 Overige gegevens 8.1 Actuariële verklaring Opdracht
Door Stichting Pensioenfonds Werk- en (re-)Integratie te Amsterdam is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; • en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 t/m 133. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Werk- en (re-)Integratie is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Amstelveen, 22 juni 2012 E.W.J.M. Schokker AAG Verbonden aan Towers Watson
80
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
8.2 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Werk- en (Re)integratie
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Werk- en (Re)integratie te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Werk- en (Re)integratie per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaar-rekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 22 juni 2012 KPMG Accountants N.V. J.P. Faber RA
81
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
8.3 Gebeurtenissen na balansdatum Na de val van het Kabinet Rutte-Verhagen op 23 april 2012 zijn de wetsvoorstellen WWNV die begin 2012 naar de Tweede Kamer zijn gestuurd op losse schroeven komen te staan. Er is een nieuwe gelegenheidscoalitie gevormd die het plan heeft een eerdere (en stapsgewijze) verhoging van de pensioenleeftijd vanaf 2013 door te voeren.
8.4 Resultaatbestemming
Het saldo van baten en lasten is als volgt bestemd: Cumulatief verliessaldo Weerstandsreserve Premie egalisatiereserve
82
-358.782 99.622 2.681 -256.479
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
9 Verklarende woordenlijst Actuariële en bedrijfstechnische nota In de ABTN beschrijft een pensioenfonds de bedrijfsmatige- en financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop deze opzet is gebaseerd. Alle pensioenfondsen dienen te werken met een ABTN en DNB gebruikt dit document om toezicht te houden op een fonds. AOV De Aanvullende Oudedags Voorziening is een regeling die extra bedragen uitkeert bij het bereiken van de pensioenleeftijd. De regeling is in 1990 opgeheven, maar bestaat nog wel voor die bestaande groep deelnemers. De AOV-saldi werden belegd. In 2011 is aan deelnemers en gepensioneerden eenmalig de mogelijkheid geboden om hun saldo om te zetten in een spaarbedrag. Asset Liability Management (ALM) Asset Liability Management houdt zich bezig met het afstemmen van de kasstromen van de beleggingen met de verplichtingen van een pensioenfonds binnen een bepaalde periode. In een ALM-studie worden allerlei berekeningen gemaakt binnen verschillende economische scenario’s en die worden dan met elkaar vergeleken om die afstemming zo goed mogelijk te maken. Anw pensioen De Algemene Nabestaanden Wet pensioen geeft een maandelijkse uitkering aan de nabestaande(n) van een overleden deelnemer. Asset mix Samenstelling van de beleggingsportefeuille, bijvoorbeeld aandelen, obligaties en onroerend goed. Benchmark Om het resultaat van een beleggingsportefeuille te vergelijken wordt vaak een soortgelijke beleggingsportefeuille genomen. Die andere portefeuille wordt dan als vergelijkingsmaatstaf gehanteerd. CEM benchmark Een onafhankelijk instituut, CEM Benchmarking Inc. toetst de kosten voor de pensioenuitvoering. Via de CEM Benchmark wordt een pensioenfonds afgezet tegen zowel Nederlandse als buitenlandse fondsen. Ongeveer 80% van de Nederlandse en meer dan 65 grote fondsen in de wereld nemen deel aan deze Benchmark. Commodities
Beleggingscategorie gericht op grondstoffen zoals graan, metalen en olie.
Dekkingsgraad Procentuele verhouding tussen het aanwezige vermogen en de pensioenverplichtingen. De Nederlandsche Bank (DNB) DNB verzorgt het onafhankelijk toezicht op pensioenfondsen. Derivaten Beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan de waarde van een ander goed zoals aandelen, rente of olie. De voornaamste soorten derivaten zijn opties, futures, swaps en forwards. Derivaten worden door pensioenfondsen gebruikt om risico's te verkleinen. Dispensatie Vrijstelling van de verplichte deelneming aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds. FIRM Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. Een methode van risicoanalyse zoals ontwikkeld door toezichthouder DNB.
83
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Franchise Vrijgesteld bedrag dat jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld (maar niet lager mag zijn dan een fiscaal minimum). Pensioenopbouw vindt plaats over het loon boven de franchise. Financieel Toetsingskader (FTK) Het financieel toetsingskader is onderdeel van de Pensioenwet en stelt onder andere voorschriften aan premiehoogte en de omvang van de aan te houden reserves. GTAA Global Tactical Asset Allocation. Een vorm van niet-traditioneel beleggen. Dit is een strategie waarmee een investeerder tracht te profiteren van korte termijn markt inefficiënties. Inkoopregeling/B-regeling Met de Inkoopregeling kan onder voorwaarden extra ouderdomspensioen worden opgebouwd over de jaren die gewerkt zijn binnen de sociale werkvoorziening (SW). Deze regeling geldt voor diegene die: op 31 december 2000 en op 1 januari 2001 al meedeed aan de pensioenregeling en tot de pensioendatum in de SW blijft werken. Er is geen automatisch recht op het extra ouderdomspensioen over eerdere dienstjaren. Ieder jaar beslist het bestuur of het extra ouderdomspensioen wordt toegekend. Dit noemen we ‘voorwaardelijk’. Integriteitsrisico Heeft betrekking op het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. IT-risico Heeft betrekking op het risico dat bedrijfsprocessen en informatie voorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Juridisch risico Heeft betrekking op risico’s die samenhangen met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Kredietrisico Heeft betrekking op het feit dat tegenpartijen hun overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) mogelijk niet kunnen nakomen. LDI Liability Driven Investments zijn vanuit de verplichtingen gedreven beleggingen. Het doel is dat de beleggingsopbrengsten aan die verplichtingen voldoen Marktrisico Heeft betrekking op het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een (handels-)portefeuille. Matchingrisico/Renterisico Heeft betrekking op het niet gematcht zijn van de activa (zoals de rente op obligaties en leningen op schuldbekentenis) met de passiva (verplichtingen) danwel de inkomsten en uitgaven binnen een bepaalde looptijd. Omgevingsrisico Heeft betrekking op gevolgen van buiten de instelling of groep, zoals komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie en ondernemingsklimaat. Operationeel risico Heeft betrekking op risico’s die samenhangen met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering.
84
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Partnerpensioen Levenslange uitkering aan een nabestaande partner, vanaf het overlijden van de deelnemer. Pensioengrondslag Het deel van het pensioengevend loon boven de franchise. Over de pensioengrondslag worden aanspraken opgebouwd. Pension Fund Governance (PFG) Ofwel goed pensioenfondsbestuur. PFG stelt aan pensioenfondsen eisen op het gebied van transparantie, verantwoording, intern toezicht en zeggenschap. Performance Direct resultaat in de vorm van rente en dividendopbrengsten; indirect resultaat door waardeverandering van de portefeuille. Performancetoets Het gemiddelde van door een bedrijfstakpensioenfonds behaalde beleggingsresultaten gemeten over een langere periode. De performancetoets wordt bepaald door de som van vijf opeenvolgende jaarlijkse z-scores, gedeeld door de wortel van het aantal jaren. Premie-egalisatiereserve Als de premie hoger is dan de kostendekkende premie wordt een reserve opgebouwd die in de toekomst kan worden gebruikt voor als de premie onder het niveau van de kostendekkende premie ligt. Rekenrente Fictief rendementspercentage dat het belegde vermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen. Rentedekking Financieringsvorm waarin de betaalde premies gelijk zijn aan de contante waarde van de aanspraak die in dat jaar begint. Reservetekort Situatie waarin de middelen ontoereikend zijn om naast de pensioen verplichtingen ook nog andere reserves te kunnen dekken zoals de reserve voor algemene risico’s en de vereiste reserve voor beleggingsrisico’s. Technische voorziening Heeft betrekking op het vermogen dat naar verwachting nodig is om alle lopende verplichtingen te kunnen dekken. Dit vermogen wordt berekend op basis van diverse veronderstellingen met betrekking tot de toekomst, bijvoorbeeld over rente, inflatie en levensverwachting. Service Level Agreement (SLA) In een service level agreement worden afspraken gemaakt over het niveau van de te leveren dienstverlening. Solvabiliteit Het vermogen dat op langere termijn aanwezig moet zijn om de verplichtingen te kunnen nakomen. Sterftegrondslagen Berekeningsmethode gebaseerd op een statistisch overzicht van de sterftekans per leeftijd van een bepaalde groep personen. SW Sociale Werkvoorziening, is de bedrijfstak waarvoor dit fonds de pensioenen verzorgt. Aansluiting bij dit fonds is verplicht voor alle werkgevers binnen de SW. Uitbestedingsrisico Betreft het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. Verzekeringstechnisch risico Heeft betrekking op het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product.
85
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
Vastrentende waarden Beleggingssoort waarvoor in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Volatiliteit Heeft betrekking op de mate van beweeglijkheid van de koers van financiële producten zoals aandelen en obligaties. VBDO Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling. Deze vereniging houdt zich bezig met verantwoord beleggingsbeleid van pensioenfondsen en rapporteert daarover. Voorziening De passiva van het pensioenfonds, gelijk aan de waarde van de pensioenpensioenverplichtingen (VPV) verplichtingen. Wet Werken naar Vermogen (WWNV) De wet vervangt mogelijk op termijn de Wet sociale Werkvoorziening, de Wet werk en bijstand en de Wet Wajong. De WWNV wil stimuleren dat zoveel mogelijk mensen gaan werken bij een reguliere werkgever. Op termijn zullen daarom minder WSW-plekken bestaan. Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van een opgebouwde pensioenaanspraak in het geval de deelnemer verandert van werkgever. WIW
Wet Inschakeling Werkzoekenden.
Z-score Mate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds afwijkt van het rendement van de door het bestuur vastgestelde normportefeuille. De performancetoets betreft de cumulatieve z-score over de laatste vijf jaar.
86
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
87
Jaarrekening 2011 Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
88
Pensioenfonds Werk en (re)Integratie Postbusnummer 3094 6401 DN Heerlen
www.pwri.nl
Jaarverslag 2011 van het Pensioenfonds Werk en (re)Integratie
873