Jaarprogramma 2015
Tineke Lupi
Uitgave Platform31 Den Haag, december 2014 Postbus 30833, 2500 GV Den Haag www.platform31.nl
Voorwoord Platform31 staat als onafhankelijke kennis- en netwerkorganisatie voor stad en regio midden in de maatschappij en is zich bewust van de huidige economische ontwikkelingen en veranderingen van taken en verantwoordelijkheden in het publieke en private domein. In deze turbulente tijd is er behoefte aan nieuwe verbindingen, nieuwe samenwerkingsvormen en nieuwe manieren van werken. Een kennisorganisatie als Platform31 kan, in samenwerking met zijn netwerk van professionals in stad, regio, bij corporaties, ontwikkelaars e.d., juist nu helpen de noodzakelijke omslag te maken. Onze stakeholders en financiers verwachten dat ook van ons. Zij gaan er terecht van uit dat wij onze toegevoegde waarde blijven tonen en benutten. Wat is dan onze meerwaarde? We zijn innovatief in thema’s en methoden. We houden ons behalve met de dagelijkse en actuele vraagstukken in stad en regio ook bezig met de structuurvraagstukken op de lange termijn. We gebruiken onze kennis en methoden om concrete aanpakken te schetsen voor de actoren in stad en regio. We ontsluiten en duiden langjarig onderzoek aan universiteiten en hogescholen van begin tot eind. We zoeken in coproductie met steden, regio’s en corporaties naar nieuwe oplossingen. En we besteden steeds aandacht aan de vertaling van het internationaal en Europees perspectief naar Nederland. In 2014 hebben wij onze organisatie verder aangepast voor de ambitieuze taken waarvoor wij staan. We zijn meer lean & mean geworden en kiezen thema’s op de drie schaalniveaus (regio, stad en buurt) waarop wij onze meerwaarde maximaal kunnen laten zien. We blijven werken van buiten naar binnen. De opgaven van onze partners staan centraal. Veel van deze opgaven raken meerdere gebieden en worden door ons dan ook integraal, vanuit meerdere invalshoeken en programmaoverstijgend aangepakt. Platform31 helpt samen met zijn partners de economische en sociale kracht van steden en regio’s te versterken. Uniek aan Platform31 is dat de onderzoeken, experimenten en leerprocessen altijd plaats vinden op een fysieke plek (regio, stad, buurt) met een eigen geschiedenis, specifieke stakeholders en actoren, en een eigen ontwikkelpad. Onze grote projecten ‘Agenda Stad’, ‘Europese Stedelijke Agenda’, ‘Smart Urban Regions in the Future’, ‘Het Jaar van de Ruimte’ en de afronding van het innovatieprogramma ‘Energiesprong’ sluiten daar met een langetermijnperspectief en een internationale oriëntatie bij aan. We betrekken daarbij nieuwe actoren (maatschappelijke initiatiefnemers, civil society, maatschappelijke organisaties, woningcorporaties, ondernemers e.d.) en kijken niet alleen naar de uitdagingen van vandaag en morgen, maar ook naar die van overmorgen.
Hamit Karakus, Algemeen directeur
Inhoudsopgave 1 Trends en ontwikkelingen
5
2 Positionering Platform31
7
2.1 Kennis- en netwerkorganisatie
7
2.2 Activiteiten
7
2.3 Samen met steden en Rijk
7
2.4 Samen met partners
8
2.5 In verbinding met Europese ontwikkelingen
9
3 De thema’s in 2015
11
3.1 Regio
11
3.2 Stad
15
3.3 Buurt
20
3.4 Programmaoverstijgende sleutelprojecten
25
4 Organisatie
29
4.1 Personeel
29
4.2 Doorontwikkeling methode Energiesprong
29
4.3 Communicatie en media
30
4.4 Begroting 2015
33
1 Trends en ontwikkelingen Platform31 heeft zijn activiteiten en medewerkers in drie programma’s georganiseerd: ‘Ruimte en economie’, ‘Sociaal’ en ‘Wonen’. Er zijn tal van dwarsverbanden en medewerkers werken vaak in projecten die onder verschillende programma’s vallen. Alvorens in te gaan op de positionering van Platform31 (hoofdstuk 2) en onze thema’s voor 2015 (hoofdstuk 3) schetsen we enkele belangrijke trends en ontwikkelingen. Ruimtelijk-economische trends en ontwikkelingen Het is verre van zeker of de economische crisis voorbij is. Zeker is wel dat de crisis blijvende economische effecten heeft, die bovendien door structurele trends worden versterkt. Onze economie is gekrompen, mede door bezuinigingen en lastenverzwaringen (waarvan overigens nog 30% moet worden doorgevoerd in de komende drie jaar). De werkgelegenheid is in bepaalde sectoren (financiële dienstverlening, overheid, bouw, detailhandel) sterk teruggelopen en de onhoudbare groei van de werkgelegenheid in de zorg is gestopt. Mede door de vergrijzing, de krimpende beroepsbevolking en het eindigen van het kopen van groei op krediet zal de economische groei in de komende tijd naar verwachting beperkt blijven tot 1, misschien 1,5%. Deskundigen zijn niet voor niets bezorgd over de mogelijkheid van een baanloze groei. Vooral ook door de mate en snelheid waarin door automatisering en slimme software de komende twee à drie decennia (middenklasse) banen verloren gaan. Het is hoogst onzeker of, in welke mate en in welk tempo daar nieuwe banen voor terug komen. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) gaan wij toe naar een zandlopereconomie met hoogopgeleide en laagopgeleide banen, en een belangrijke reductie van het aantal middenklasse banen.
5
De toenemende schaarste aan ruimte, brandstoffen en natuurlijke hulpbronnen, de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit bedreigen een duurzame ontwikkeling. De wenselijke transformatie naar een meer duurzame samenleving en verstedelijking wordt niet bevorderd door de lage economische groei. De energie, inzet en creativiteit van de ‘energieke samenleving’ dienen beter te worden benut om de transformatie toch kans van slagen te geven. Sociale trends en ontwikkelingen De tweedeling in de samenleving neemt toe. Enerzijds zijn er de mensen die ‘mee kunnen’ in de kenniseconomie en beschikken over de vele kwalificaties die op de huidige arbeidsmarkt worden gevraagd. Anderzijds zijn er mensen die niet kunnen of willen voldoen aan deze hoge eisen. Een tweedeling is er ook tussen werknemers met een vast arbeidscontract voor onbepaalde tijd en mensen met een tijdelijk arbeidscontract en weinig zekerheden, die lange tijd in opeenvolgende flexbanen van vaak lage kwaliteit verblijven en niet of nauwelijks verder worden geschoold. Nergens in Europa is de groei van de ‘flexibele schil’ zo groot als in Nederland. De trend naar een meer flexibele arbeidsmarkt zet naar verwachting door; de nieuwe wet Werk en Zekerheid zal hier niet veel aan veranderen. Deze tweedelingen leiden tot sociale, economische, culturele en ruimtelijke segregatie en uitsortering, en tot conflicterende waardeoriëntaties van mensen. Deze waardeoriëntaties slaan neer in opvattingen over zaken als politiek, rechtstaat, solidariteit, internationalisering en europeanisering. Recent schetsen de WRR en het Sociaal en Cultureel Planbureau, gebaseerd op vele deelstudies, deze tweedeling in de beschrijving van ‘universalisten’ en ‘particularisten’. Dit zijn twee tegengestelde groepen op de uiteinden van een continuüm, waarbij iets meer dan de helft van de Nederlanders een tussenpositie inneemt. De krimpende beroepsbevolking en benodigde veerkracht en aanpassingsvermogen van onze regionale lerende economieën maken het noodzakelijk dat de arbeidsparticipatie en -productiviteit van
Jaarprogramma 2015
de laagopgeleiden worden verhoogd en dat werknemers met te weinig vaardigheden extra vaardigheden kunnen verwerven. Permanente educatie, nieuwe vormen van leren en kwalitatief goed onderwijs spelen daarbij een essentiële rol. Een belangrijke ontwikkeling waarvan de effecten nog met grote onzekerheid zijn omgeven, zijn de drie decentralisaties in het sociale domein. Hiermee krijgen gemeenten aanzienlijke nieuwe taken, doelgroepen en geldstromen naar zich toegeschoven. De invoering, organisatie en uitvoering van het nieuwe sociale beleid is een majeure opgave. Vooral omdat de maatwerkoplossingen, de conclusies van keukentafelgesprekken en de beleidsvrijheid voor frontlijnwerkers en frontlijnteams zich lastig verhouden met de beginselen van gelijkheid, rechtszekerheid en transparantie van de rechtstaat. Er zijn dan ook grote maatschappelijke veranderingen en innovaties nodig om de transformatie van het sociale domein te kunnen realiseren. Trends en ontwikkelingen in wonen De groei van het aantal huishoudens is al jaren groter dan die van de bevolking. Huishoudens worden kleiner, mede door individualisering, vergrijzing en het toenemend aantal echtscheidingen. Ze vertonen ook een steeds grotere variatie aan activiteiten, levensloop, samenstelling, leeftijdsopbouw en inkomen. In sommige landsdelen, regio’s, dorpen of steden is er geen behoefte aan nieuwe woningen, in andere wel. De bestaande woningvoorraad zal echter overal een grote transformatie moeten ondergaan. Deze dreigt te traag te verlopen omdat de woningbouw is stilgevallen en de woningmarkt nauwelijks mobiliteit toelaat. Daarbij moeten de traditionele partijen pas op de plaats maken omdat de tijd van ruime, goedkope en makkelijke financiering voorbij is. Zij nemen hun verliezen en saneren hun portefeuilles. De bestaande actoren moeten leren om de stad, de wijk en de buurt op organische wijze te 6
transformeren, binnen heldere stedenbouwkundige kaders. Nieuwe partijen kunnen in dit leerproces een belangrijke stimulerende rol spelen. Vanwege de veranderingen in de bevolkings- en huishoudenssamenstelling, de onzekerheden over de toekomstige woonbehoeften van de steeds gevarieerdere groep woonconsumenten, de gebrekkige kennis over de sociaal-culturele trends die de woonbehoeften beïnvloeden en de wijzigingen van de institutionele arrangementen op de koop- en huurmarkt, is het wenselijk dat de gemeente zich in de uitvoering van haar beleid flexibel en adaptief opstelt, zonder te vervallen in willekeur en een rijgsnoer van toevallige initiatieven. Dit stelt hoge eisen aan de vaardigheden, de vakkennis, het historisch besef over het stedelijke DNA, de integrale beoordeling en de wijsheid van de ambtenaren werkzaam in het fysieke domein.
2 Positionering Platform31 Steden en regio’s in Nederland moeten sterker en levendiger worden, met een toekomstbestendige verdeling van de schaarse ruimte. Zo worden ze een motor voor de economie en kunnen bewoners maximaal participeren. Overheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven zorgen er samen voor dat steden en regio’s zich optimaal kunnen ontwikkelen. Samenwerken met elkaar en het beschikken over actuele praktijkkennis zijn daarvoor noodzakelijk. Platform31 verbindt partijen, ontwikkelt nieuwe kennis en maakt deze praktisch toepasbaar. Daarmee stimuleren we de ontwikkeling van steden en regio’s waar mensen prettig kunnen wonen, leven en werken.
2.1 Kennis- en netwerkorganisatie Platform31 is dé kennis- en netwerkorganisatie voor stedelijke en regionale ontwikkeling die informeert, inspireert en verbindt. Dat doen we door het:
-
verbinden van wetenschap en praktijk in onderzoek en experimenten; verbinden van partijen en organisaties; zien en duiden van trends, ook vanuit Europees perspectief; leggen van verbindingen tussen de beleidsterreinen ruimte, wonen, economie en sociaal; bieden van een platform voor discussie; ontwikkelen van een onafhankelijke, op feiten en ervaring gebaseerde visie op ontwikkelingen.
2.2 Activiteiten
-
Onderzoek. Het organiseren of zelf uitvoeren van (wetenschappelijk) onderzoek, het ontsluiten en vertalen van wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk, het analyseren van praktijkervaringen ten behoeve van leerprocessen.
-
Experiment. Partners ontwikkelen gedurende een langere periode in de praktijk nieuwe aanpakken en methodieken die antwoord moeten geven op een maatschappelijk vraagstuk. Na de ontwikkelfase volgt een evaluatie.
-
Leerkring. Een groep professionals uit verschillende disciplines verbindt zich aan een thema en maakt samen – gedurende enige tijd – nieuwe kennis.
-
Expertmeeting. Een klein gezelschap, uitgenodigd op expertise en positie, verdiept gezamenlijk een onderwerp.
-
Stadslab. Partners komen in één dag met oplossingen op locatie voor een vraagstuk van een partner.
-
Masterclass. Een training in company of via open inschrijving op een onderwerp of vaardigheid.
2.3 Samen met steden, corporaties en Rijk De steden van het G32-Stedennetwerk, de G4, de corporaties en het Rijk zijn de primaire partners van Platform31. Juist de verbinding tussen partijen en thema’s geeft Platform31 een bijzondere positie en
Jaarprogramma 2015
7
geeft steden de mogelijkheid om samen met Platform31 kennis te ontwikkelen, te delen en te leren van elkaars praktijk. Platform31 heeft hiermee een unieke positie die toegevoegde waarde heeft voor alle partners. Vanuit deze positie stimuleert Platform31 dat de verschillende (groepen) partners elkaars kracht en expertise zo goed mogelijk benutten. De praktijk leert dat dit tussen partijen, bijvoorbeeld Rijk en steden of steden en corporaties, niet altijd vanzelfsprekend is. Platform31 brengt partijen bij elkaar in ‘neutrale oefenruimtes’, door het opzetten van experimenten, organiseren van debat, stellen van kritische vragen, agenderen van dilemma’s, etc.
Enkele voorbeelden van de samenwerking tussen en met onze partners: Leergemeenschappen 8
In deze oefenruimtes kunnen vertegenwoordigers van steden, Rijk, corporaties en andere partners leren van elkaars praktijk, zich verdiepen in concrete casussen en zich laten voeden door deskundigen. De open dialoog en uitwisseling resulteert in concrete aanpakken die direct bruikbaar zijn in de eigen praktijk. Kennis dossie rs De bestuurders van de steden van het G32-Stedennetwerk hebben thema’s bepaald voor kennisontwikkeling en netwerkversterking, zoals Woningmarkt, Vitale Binnensteden, Sluitend aanbod van wonen, zorg en welzijn en Duurzaamheid. Om de kennis daarover te duiden en ontsluiten, ontwikkelt Platform31 kennisdossiers. Deze komen voor iedereen beschikbaar via de website van Platform31. Actueel, toegankelijk en inspirerend. Samenwerken op maat Bij thema’s waarmee verschillende kennisinstellingen bezig zijn, zoekt Platform31 naar slimme vormen van samenwerking om ieders specifieke kracht te benutten en eventuele dubbeling te voorkomen. Zo werkt Platform31 op het thema Wonen en Zorg nauw samen met Aedes-Actiz, op het thema Burgerschap met Movisie en op vraagstukken van de woningmarkt met Aedes en Corpovenista.
2.4 Samen met partners Waarom partners? Kennis delen is kennis vermenigvuldigen. Daarom heeft Platform31 een omvangrijk partnernetwerk. De partners zijn onze oren en ogen en helpen ons om de vraagstukken van morgen te formuleren en daarop antwoorden te vinden. Zij zijn de drijvende kracht achter de kennis die Platform31 maakt en deelt. De partners dragen bij aan onze activiteiten en profiteren op hun beurt van de kennis en het netwerk.
Platform31 heeft ongeveer 150 partners met een eigen werkveld, specialisatie of werkgebied. We verwachten van hen dat ze kennis beschikbaar stellen, een relevant netwerk hebben en een belang hebben in de stedelijke en regionale ontwikkeling. Het netwerk bestaat uit ministeries, steden, woningcorporaties, maatschappelijke instellingen, projectontwikkelaars, bouwers en beleggers, kennisinstellingen, onderwijsinstellingen op hbo- en academisch niveau, planbureaus en advies- en onderzoeksbureaus. Op www.platform31.nl/partners staat een overzicht van onze partners. Activiteiten speciaal voor partners De partners ontvangen kennisproducten, nemen deel aan netwerkactiviteiten en zijn zichtbaar op ons platform. Ze krijgen online analyses, digitale nieuwsbrieven en hebben de keuze uit twee tijdschriften. Op de Dag van Stad en Regio, de YURPS-competentiedag en tijdens debatlezingen ontmoeten ze elkaar, frissen ze hun vakkennis op of werken ze aan hun competenties. Partners hebben hun eigen profielpagina op de website en schrijven opiniërende blogs over actuele onderwerpen. YURPS Yurps zijn de Young Urban and Regional Professionals: jonge profs, werkzaam bij partners van Platform31. Onze partnerambities voor 2015
Platform31 verbindt partijen en organisaties om ontwikkelingen te stimuleren.
Platform31 laat zijn netwerk groeien door meerdere partijen aan zich te verbinden en uit te breiden met partijen met aanvullende expertise.
Platform31 sluit allianties met koepel-, branche- en belangenverenigingen, zodat we gezamenlijk
9
optrekken om kennis en doelgroepen met elkaar te verbinden.
Platform31 heeft een visie op maatschappelijke ontwikkelingen en deelt deze als eerste met partners.
2.5 In verbinding met Europese ontwikkelingen Platform31 is op diverse manieren actief in Europa en verbonden met Europese ontwikkelingen.
Platform31 is één van de weinige instituten in Europa die onderzoek, beleid en praktijk met elkaar verbinden, niet alleen nationaal maar ook internationaal. In Europa heeft Platform31 een strategische positie in het programma Joint Programming Urban Europe, een samenwerking tussen EU-lidstaten die stedelijk onderzoek financieren vanuit hun nationale onderzoeksgelden.
Platform31 ondersteunt het secretariaat van het EUKN, een netwerk van EU-lidstaten. Dit is een strategische kennispartner van EU-landen die lid zijn van het netwerk. Daarnaast werkt EUKN nauw samen met landen die voorzitter zijn van de Raad van de EU, en met diverse Europese instellingen. Door de nauwe relatie tussen Platform31 en EUKN hebben partners van Platform31 toegang tot strategische agenda’s van Europese directeuren-generaal, ministers en de Europese Commissie. Hierdoor kunnen verbindingen worden gemaakt tussen de Europese stedelijke agenda en de nationale Agenda Stad. De nauwe samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties speelt daarbij een belangrijke rol.
EUKN verzorgt onderzoek voor de inhoudelijke programma’s van EU-Voorzitterschapslanden. In 2015 zijn dat Letland en Luxemburg. Voorbereidingen voor het Nederlands Voorzitterschap in 2016 zijn in volle gang.
Jaarprogramma 2015
Als EUKN National Focal Point vervult Platform31 een brugfunctie tussen Europa en decentrale overheden. Steden en andere lagere overheden zijn hierdoor aangesloten op Europese stedelijke agenda’s en ontwikkelingen, en kunnen profiteren van de kennis die vanuit EUKN wordt verspreid. Inhoudelijke verbinding van de G4 en de G32 met Europa staat hierin centraal.
Platform31 is voor Nederland het National Dissemination Point voor het Europese stedelijk uitwisselingsprogramma URBACT, waaraan ook Nederlandse steden deelnemen. Platform31 is intermediair tussen het URBACT-secretariaat in Parijs en de Nederlandse partners.
EUKN is tevens strategisch partner van UN HABITAT, de VN-organisatie die zich toelegt op stedelijke ontwikkeling.
10
3 De thema’s in 2015 Rode draad in de thema’s, projecten en activiteiten van Platform31 is dat zij altijd worden behandeld vanuit een ruimtelijke invalshoek. Vraagstukken doen zich voor op een concrete plek in een concreet gebied, altijd met een eigen geschiedenis, unieke actoren en randvoorwaarden en een specifieke identiteit en cultuur die de toekomstige ontwikkelmogelijkheden in belangrijke mate bepalen. De spanning tussen netwerken en plekken wordt steeds interessanter. Mensen zoeken het verderop, maar halen het dichterbij. Dit spanningsveld en het dansen tussen de schalen is ook zichtbaar tussen de regio (par. 3.1), de stad (par. 3.2) en de buurt (par. 3.3). Een aantal thema’s en onderwerpen spelen zich op alle schaalniveaus af en zijn programmaoverstijgend (par. 3.4).
3.1 Regio Meer werk maken van agglomeratievoordelen Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) constateert dat de Nederlandse regio’s, in vergelijking met hun belangrijkste Europese concurrenten, de economische voordelen en concurrentiekracht missen die verbonden zijn aan bevolkingsomvang en -dichtheid. Potentiële agglomeratievoordelen worden te weinig benut en daarmee ook de kansen op meer groei en welvaart. Steden en regio’s worden sterker als ze een duidelijke focus kiezen en meer uitgaan van hun eigen specifieke sterktes (smart specialisation), en daarbij complementaire verbindingen en netwerken aangaan met andere regio’s. Dat kan het gebrek aan massa, dichtheid en urbanisatievoordelen in ons land compenseren. Een andere mogelijkheid is om een regio, en de steden en kleinere gemeenten daarin, meer functioneel te laten
11
samenwerken en om één optimaal, complementair niveau aan voorzieningen te realiseren. De marsroute bestaat dan uit het tot stand brengen van één arbeidsmarkt, één gediversifieerde en gevarieerde onderwijsmarkt, één verkeers- en vervoerssysteem, één woningmarkt, en een mix van complementaire specialisatie en diversificatie. Steeds duidelijker wordt dat we de complexe relaties tussen woon- en werkmilieus, voorzieningen, arbeidsmarkt, onderwijs, de bereikbaarheid van banen en de regionale economie beter moeten leren begrijpen. Voor de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur is ‘complementariteit’ het nieuwe sleutelwoord voor de steden. Complementaire gediversifieerde stedelijke regio’s zijn veel beter in staat om radicale technologische ontwikkelingen te absorberen. Door meer institutionele, functionele en culturele samenhang en samenwerking in of tussen regio’s kan de complementaire diversificatie worden versterkt. Het kiezen ven de juiste focus en specialisatie, aansluitend op het DNA en de sterke en zwakke punten van de eigen stad en regio, is verre van eenvoudig. Overal zoeken steden en regio’s naar hoe zij de agglomeratienadelen kunnen verkleinen en agglomeratievoordelen kunnen vergroten. Decentralisatie ruimtelijk beleid beter benutten Met de ‘gebundelde deconcentratie’ naar de groeikernen, het beleid van de compacte stad en de Vinexwijken heeft het Rijk de afgelopen decennia geprobeerd de ruimtelijke ontwikkeling in de gewenste banen te leiden. Inmiddels zijn er – buiten de ontwikkeling van mainports, brainports en greenports – geen nationale doelen van ruimtelijke ordening meer. Provincies en gemeenten kunnen nu inzetten op een eigen ruimtelijk beleid met eigen ruimtelijke doelstellingen, of op een verdergaande liberalisatie. Door eigen(zinnige) keuzes te maken, kunnen ze de concurrentiekracht van steden en regio’s versterken, de verbindingen tussen en binnen regio’s verbeteren, de keuze voor vervoersmodaliteiten beïnvloeden en de verstedelijking afstemmen op de mobiliteit en multimodale knooppunten. Om regio’s hierbij te ondersteunen, zijn analyses, pilots, experimenten en intensieve leerprocessen nodig.
Jaarprogramma 2015
Beter lerende regio’s Een stedelijke regio moet beschikken over goed opgeleide werknemers die zich voortdurend bij- en omscholen als de omstandigheden zich wijzigen. Met goed opgeleide mensen krijg je ook bedrijvigheid. Om zo’n goed lerende economie te realiseren, zal de verhouding tussen bedrijven en het onderwijs moeten veranderen. Het gat tussen aanbod en vraag leidt ertoe dat bedrijven buiten de eigen regio op zoek gaan naar gekwalificeerd personeel, een beroep doen op EU-arbeidsmigranten of zelfs eigen opleidingscentra ontwikkelen. Een goede timing is essentieel om opleidingen op het juiste moment de juist opgeleide mensen te laten afleveren voor de arbeidsmarkt. Juist hierin kan een gemeentelijke overheid een rol vervullen, als aanjager van het juiste gesprek of als ‘probleemeigenaar’ van een goede werking van de regionale arbeidsmarkt. Ook de verhouding met andere regio’s moet daarbij worden meegenomen. Een slimme afstemming van onderwijs en arbeidsmarkt kan bijdragen aan de smart specialisation van steden en regio’s, ook op bovenregionaal niveau. Bij de EU groeit het besef dat de grote metropolitane regio’s (bijvoorbeeld de combinatie Randstad-Eindhoven of Groot-Barcelona) nadrukkelijk opkomen als plekken waar relevante economische ontwikkeling plaatsvindt. Dan moet het onderwijsaanbod echter wel scherp aansluiten op de marktvraag. Onderwijs, voortdurende bij- en omscholing, permanente educatie, meer blended learning, het stimuleren van mengvormen van basisvorming en beroepsoriëntatie en nieuwe onderwijsvormen zijn de instrumenten waarmee werknemers vaardigheden leren om zich te kunnen aanpassen aan nieuwe (nog onbekende) vragen en behoeften vanuit de markt. Dat dit moeilijk is, blijkt wel uit de hardnekkige kwantitatieve en kwalitatieve mismatches op de arbeidsmarkt, en de dreigende tweedelingen. We kunnen het ons bij een krimpende beroepsbevolking, een lage economische groei en productiviteitsontwikkeling, en een stagnerende toename van de arbeidsparticipatie niet langer 12
permitteren om de talenten op de regionale arbeidsmarkt onvoldoende te benutten. De gevolgen voor individuen en gebieden zijn daarvoor te groot. De (jeugd)werkloosheid en het aantal bijstandsgerechtigden en niet-actieven op de arbeidsmarkt concentreren zich in de kwetsbare wijken en de periferie. Jongeren trekken weg naar de (regionale) stad, waardoor het aandeel ouderen en kwetsbaren in de periferie vanzelf toeneemt. De mismatches op de arbeidsmarkt leiden zo tot ruimtelijke uitsortering, en tasten de draagkracht, het aanpassingsvermogen en de dynamiek in bepaalde wijken, steden en regio’s aan. Op weg naar de nieuwe Omgevingswet De nieuwe Omgevingswet treedt naar verwachting in 2018 in werking. Deze wet vraagt van alle partijen in het ruimtelijk domein een fundamenteel andere houding en werkwijze dan tot nu toe gangbaar was. Meest cruciaal is de grotere ruimte voor afweging en flexibiliteit. Veranderingen in rechtszekerheid zullen gevolgen hebben voor verdienpotentieel en waardeontwikkeling; en het onderlinge vertrouwen moet een nieuwe basis vinden. Niet zozeer de wet zelf is van belang, maar hoe deze wordt benut. Het gaat hier met name om de vraag hoe de ‘keten’ kan worden omgedraaid, met het initiatief bij private partijen en de overheid in een andere rol. Hoeveel ruimte gunnen de stedelijke partijen zichzelf en nemen ze? Hierin ligt met name bij overheden nog een stevige opgave. Een opgave in zowel het ontwikkelen van een nationale en regionale Omgevingsvisie en van de juiste competenties (overheden als initiatievenmakelaar?) als in het bieden van rugdekking, bestuurlijk en politiek. Intussen werken actoren samen met Platform31 nu al aan het verruimen van de mogelijkheden binnen het bestaande, via onder meer programma’s als ‘ontslakken’, en aan het rijp maken van de geesten voor een meer op flexibiliteit georiënteerde manier van werken. Flexibele bestemmingsplannen zijn al lang mogelijk, maar krijgen moeilijk voet aan de grond door de drang om risico’s te mijden. Dit zorgt zowel op het platteland als in de steden voor vastgoedproblemen. Door de schaalvergroting in het boerenbedrijf komt in hoog tempo vastgoed leeg te staan. Ook in steden neemt de leegstand van
private en publieke gebouwen toe. Creatieve oplossingen en innovatief gebruik kunnen nieuw perspectief bieden voor kansloos en verloren vastgoed, maar de interpretatie van de regelgeving staat dit nog te veel in de weg. Uiteindelijk verwachten we van deze majeure operatie meer dynamiek en aanpassingsvermogen in de ruimtelijke ontwikkeling, lagere toetredingsdrempels voor nieuwe partijen en een snellere en betere transformatie en herbestemming van leegstaande kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen. Waarbij de vraag speelt of – en hoe – de steden nog kunnen sturen op kwaliteit en productie. Bij een toegenomen flexibiliteit moeten steden daarvoor nieuwe methoden vinden. De ruimtelijke kwaliteit in Nederlandse steden is, dankzij een sterke stedenbouwkundige traditie, in het algemeen hoog en wordt internationaal geroemd. De ontwikkelende actoren hadden baat bij de overheid als opdrachtgever of spelbepaler. De vraag is nu waaraan de steden het gezag ontlenen om te blijven sturen op kwaliteit, Bovendien: wat is dan ‘kwaliteit’? Die vraag wordt nijpend nu door reorganisaties in veel gemeenten de kennis over de stad afneemt of verdwijnt. In- en uitvoering van de Participatiewet Met de invoering van de Participatiewet neemt de groep bijstandsgerechtigden zowel in omvang als in diversiteit toe. Gemeenten staan voor de taak om met minder financiële middelen de groeiende en sterk gevarieerde groep bijstandscliënten naar regulier werk toe te leiden. Doen ze dit onvoldoende effectief, dan zijn de financiële consequenties groot. Bestuurders en beleidsmakers vragen zich dan ook af hoe zij kunnen bijdragen aan het behouden en creëren van werkgelegenheid. In navolging van het kabinet worden ook op regionaal niveau banenplannen ontwikkeld. Leiden die echter tot nieuwe banen? Vraag is ook of de organisatie van de Werkpleinen en arbeidsmarktregio’s voldoende aansluit op de feitelijke woon-, werk- en onderwijsrelaties in de daily urban systems. 13
Invoering van de herziening van de Woningwet In 2015 treedt naar verwachting de herziening van de Woningwet uit 1901 in werking. Basis is dat woningcorporaties als toegelaten instellingen weer terug gaan naar de kerntaak: het bouwen en beheren van woningen voor huishoudens die zich zelfstandig niet op de woningmarkt redden. Aanvullend is er een beperkte mogelijkheid om te investeren in leefbaarheid en het bouwen van commercieel vastgoed in gebieden waar de markt dat niet oppakt. Ook krijgen huurders en gemeenten meer zeggenschap. Hoe krijgt de versmalde taakopvatting van corporaties in de praktijk vorm? Hebben zij nog een rol bij de drie decentralisatie in het sociale domein? Zijn gemeenten en huurdersorganisaties voldoende toegerust op hun nieuwe taak en hoe geven zij hier invulling aan? Vraag is ook hoe deze wet gaat uitpakken op regionaal, lokaal maar ook buurtniveau. Onze sleutelprojecten Jaar van de Ruimte Na de voorbereidingen in 2014 (toekomstverkenning, vijf perspectieven, Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam) is in 2015 het ‘Jaar van de Ruimte’ begonnen. Het Jaar van de Ruimte organiseert het maatschappelijke, politieke en professionele debat over de ruimtelijke toekomst van Nederland. De missie is gebruikers van de ruimte beter te betrekken bij de ruimtelijke ontwikkeling van ons land, om zo eigentijdse grondslagen te vinden voor het ruimtelijk handelen van overheden en private investeerders. Bij het Jaar van de Ruimte zijn meer dan veertig partijen betrokken, zoals PBL, Pakhuis de Zwijger, Ruimtevolk en Vereniging Deltametropool. Belangrijke partners zijn de ministeries van Infrastructuur en Milieu (IenM), Binnenlandse Zaken (BZK) en Economische Zaken (EZ). Ook de provincies en waterschappen zijn partner, net als Rijkswaterstaat en Bouwend Nederland. Daarnaast zijn er nog vele andere kleine en grote initiatieven die zoeken naar antwoorden op vragen als: wie maakt Nederland? Wat zijn de opgaven voor de toekomst? Wat is de toekomst van de ruimtelijke ordening en wie neemt
Jaarprogramma 2015
daar verantwoordelijkheid voor? Wat zijn de lessen van de Vinex-periode? Waarom worden er nog steeds bedrijventerreinen aangelegd? Wanneer wordt de lucht definitief uit de programmering van woningen, kantoren en winkels gehaald? Is bouwen in de Delta nog verantwoord? De discussie trappen we af op 15 januari 2015 in de Beurs van Berlage. Gedurende het hele jaar vindt er een scala aan activiteiten plaats, van een wedstrijd voor scholieren aardrijkskunde tot internationale congressen. Op 15 december 2015 presenteren we tijdens de slotbijeenkomst het resultaat van een jaar dialoog over de ruimtelijke toekomst van ons land. De maatschappelijke opgaven in regionale samenwerking aangepakt Enerzijds worden de steden en regio’s geconfronteerd met processen van centralisatie en opschaling door het uitdijen van de daily urban systems, beleggen van de beleidsuitvoering op een hoger schaalniveau (Omgevingsdiensten, Veiligheidsregio’s, Arbeidsmarktregio’s, Nationale Politie) en rijkswetgeving gericht op standaardisatie, uniforme kwaliteit of het realiseren van een landsdekkend aanbod van voorzieningen. Anderzijds worden op andere beleidsterreinen taken gedecentraliseerd naar de steden en gemeenten, om de gemeente meer te benutten als eerste overheid, meer maatwerk mogelijk te maken en de dienstverlening beter en efficiënter te maken. Voor een groot aantal steden, waaronder de G4, onderzoekt Platform31 in 2015 of de steden in de centralisatie- of decentralisatiebeweging, met de noodzaak om met omringende gemeenten samen te werken en met de beschikbare institutionele arrangementen wel voldoende slagkracht hebben om de maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. Samen met de gemeentesecretarissen van de deelnemende steden onderzoeken we de gevolgen van de centralisatie- en decentralisatiebeweging, de doelmatigheid, effectiviteit, snelheid en flexibiliteit van de noodzakelijke regionale samenwerking en de eventuele alternatieven hiervoor. 14
Circulaire economie Groene innovaties dragen bij aan een duurzame economische ontwikkeling. In het Nederlands kabinetsbeleid is de circulaire economie – een economisch en industrieel systeem dat uitgaat van de mogelijkheid producten en grondstoffen opnieuw te gebruiken (cradle to cradle) – expliciet benoemd als prioritair thema. Vraag is welke rol steden spelen bij de transitie naar een circulaire economie. Het thema sluit nauw aan bij de nationale Agenda Stad en de Europese stedelijke agenda. In samenwerking met de ministeries van BZK, EZ en IenM organiseert EUKN voor de Nederlandse partners in het voorjaar van 2015 een Policy Lab over de circulaire economie. Nu al Eenvoudig Beter Het praktijkprogramma ‘Nu al Eenvoudig Beter’ verzamelt voorbeelden die laten zien waar en hoe de slimmere toepassing van wetten en regels, kortere procedures en een andere basishouding van professionals en bestuurders leiden tot een hogere snelheid én kwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is belangrijk omdat Nederland niet ‘op pauze’ kan tot de komst van de Omgevingswet in 2018. In het praktijkprogramma komt nadrukkelijk aan de orde wat nu al mogelijk is binnen de huidige regelgeving. We trekken in het programma samen op met het ministerie van IenM en de G32. Samen met de bureaus Berenschot, Arcadis, RHDHV en Twijnstra Gudde vormt Platform31 het consortium Eenvoudig Beter Campus dat in aanloop naar de Omgevingswet werkt aan bewustwording. Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt Nationaal, regionaal én lokaal is er een mismatch tussen vraag naar en aanbod van arbeid, zowel kwalitatief (op veel plekken wordt bijvoorbeeld een aanbodtekort in de zorg en techniek voorzien en worden initiatieven genomen om werken en leren op deze gebieden te stimuleren) als kwantitatief (de beroepsbevolking krimpt, wat vraagt om het verhogen van de arbeidsparticipatie en –productiviteit). Het opheffen van de mismatch is complex en vraagt om samenwerking met andere rolverdelingen tussen overheden, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen. Omdat één universele oplossing niet bestaat, moet
dat steeds op lokaal niveau en met lokale proefprojecten en experimenten vorm krijgen. Platform31 verzorgt in 2015 verschillende conferenties rond dit thema. Ruimte voor ondernemerschap Ruimte voor ondernemerschap is van groot belang voor economische groei, dynamiek, aanpassingsvermogen en werkgelegenheid, maar ook om de benodigde transformaties en vernieuwingen in het fysieke en sociale domein te realiseren. Is er voldoende ruimte voor ondernemerschap? Hoe kunnen stad en regio dit stimuleren? Welke kansen ontstaan door het verlagen van toetredingsdrempels, het bestemmen van een deel van de inkoop voor kleine bedrijven, excellent gastheerschap, goed accountmanagement, vergaande deregulering en lage lasten en retributies? Overige projecten en diensten voor stakeholders en partners
Omgevingswet.
Stedelijke vernieuwing op uitnodiging.
Kennisplatform Demografische Transitie.
Flexibilisering van de woningmarkt.
Sluitende ketens van leren, werken en ondernemen.
SURF in de praktijk.
Een aantal van deze projecten wordt in de deelplannen voor de betrokken stakeholders (G4, G32, corporaties, ministeries, partners) verder uitgewerkt en van een budget voorzien.
3.2 Stad Smart cities en sociale innovaties
15
De afgelopen decennia heeft de informatietechnologie een grote en ingrijpende ontwikkeling doorgemaakt. Het voortdurend opeenstapelen, verwerken en duiden van informatie, zowel op het schaalniveau van steden als van het individu, gaat in exponentieel tempo door. De wijze waarop diensten en voorzieningen inspelen op en gebruikmaken van de technologie bepaalt of zij een toekomst hebben. Tegelijkertijd ontwikkelen burgers die toegang hebben tot deze technologie daardoor een voorsprong op degenen die deze toegang op welke manier dan ook niet hebben. Vraag is ook of een eenzijdige focus op de technologische aspecten verstandig is. Het kan wel eens veel interessanter en veelbelovender zijn om de nadruk te leggen op sociale innovatie. Veel technologische uitvindingen vinden geen brede ingang omdat er geen draagvlak voor is, ze onvoldoende aansluiten bij het gedrag van mensen of omdat tradities, gewoontes, regels en instituties het benutten van de (technologische) mogelijkheden in de weg zitten. In de slimme stad ondersteunt slimme technologie de bijdrage die iedere burger kan leveren aan het vormgeven aan de stad. Dat kan op velerlei gebied, variërend van (mantel)zorg, collaborative consumption (lenen, delen, ruilen e.d.), beheer van de publieke ruimte, het overnemen van maatschappelijk vastgoed tot wonen. Op deze manier is de slimme stad geen doel, maar een middel om te komen tot sociale innovaties. Segregatie Er is een tendens naar ruimtelijke, economische en sociale segregatie en ‘soort zoekt soort’. Welke reactie is gepast? In bepaalde gebieden géén sociale woningbouw meer bevorderen of vasthouden aan de breed gevoelde overtuiging dat ook mensen met een smalle beurs op goede locaties moeten kunnen wonen? Er zijn ook duidelijke en verschillende ruimtelijke patronen waarneembaar in gebieden waar de vraag naar woningen of bepaalde woningtypes het aanbod overtreft en krimpregio’s waar het aanbod de vraag overtreft. Deels kunnen mensen - mede in het licht van de betaalbaarheid - niet wonen waar ze
Jaarprogramma 2015
kunnen werken, deels zijn mensen in hun krimpregio gevangen omdat zij hun huis niet betaalbaar kunnen verlaten. De financieel-economische crisis en de maatregelen in de huur- en koopmarkt vergroten de scheidslijnen tussen de haves en have-nots. Wie een goede woning heeft op een goede plaats blijft zitten. Wie dat niet heeft, moet op zoek naar alternatieven die nauwelijks voorhanden zijn. Met de flexibilisering van de economie is het juist wenselijk dat ook de woningmarkt een hoge mate van flexibiliteit en mobiliteit mogelijk maakt, zodat mensen makkelijk van woonlocatie en/of woningtype kunnen veranderen. Dit aanpassingsvermogen is nog lang niet bereikt. Herdefiniëring van rollen, taken en verantwoordelijkheden van het bestuur Het transformatieproces in de domeinen fysiek, sociaal en arbeidsmarkt vraagt om ruimte, experimenten en het mogen mislukken. Daarbij zullen de uitkomsten niet altijd overeenkomen met de vooraf geformuleerde doelstellingen en toekomstbeelden van het bestuur. Tegelijkertijd dient het transformatieproces met voldoende tempo en doelmatigheid plaats te vinden en blijven checks and balances belangrijk. De gemeentelijke overheid moet drie rollen goed weten te spelen: haar klassieke rol (kaders stellen, spelregels vaststellen, tegengaan van ongeoorloofde uitsluiting, voorkomen van eigenrichting, bewaken van een gelijk speelveld, ruimte scheppen voor nieuwe toetreders), de rol van new public manager (decentralisatie, deregulering, privatisering) en die van new public governor (netwerksturing, burgers als gelijkwaardige partners, burgers niet als uitvoerders van overheidsbeleid). Voor de rol van burgers geldt dat zelforganisatie gepaard gaat met uitsluiting, ongelijkheid en inperking van de solidariteit. De burger kan wel dingen van de overheid overnemen, maar zal dat op een andere manier doen dan waarop de overheid dat tot nu toe heeft gedaan. Die ruimte moet er zijn. Maar de burger is niet gebonden aan bestuursrecht, gelijkheid en rechtvaardigheid; zodat het borgen van publieke belangen een overheidstaak blijft. Als burgers zaken onderling regelen zonder dat dit 16
consequenties heeft voor anderen, is het een privaat probleem en daar heeft de overheid niets mee te maken. Het wordt pas een publiek probleem als er wel sprake is van negatieve consequenties voor anderen, zoals uitsluiting, discriminatie, ontbreken van solidariteit en externe effecten. De overheid kan niet worden gemist bij het oplossen van de ongelijkheid tussen rijk en arm, gezond en ziek, haves en have-nots, insluiting en uitsluiting en insiders en outsiders. De (nieuwe) rol van de overheid vergt een grote cultuuromslag, nieuwe organisatievormen en het herdefiniëren van spelregels (met ruimte voor frontlijnwerkers, wijkteams en zelfbeheer van burgers) en de resultaatverantwoordelijkheid van de overheid. Hoe om te gaan met claims, gerechtelijke procedures, risico’s, incidenten en calamiteiten die voortvloeien uit de publieke dienstverlening die op afstand is gezet of nog maar deels een verantwoordelijkheid is van de overheid? Hoe te voorkomen dat maatschappelijke initiatieven met regelmaat een financieel beroep doen op de overheid? Dit zal de komende jaren een intensief leerproces vergen. Nieuwe vormen van sturing en meer ruimte voor andere actoren De stad is een permanent veranderend resultaat van zelforganisatie. Om gebruik te maken van deze dynamiek blijft lichte sturing onontbeerlijk. Rolverschuivingen, goede improvisatie en het benutten van nieuwe mogelijkheden vragen om structuur en voorbereiding. Is het nodig dat instituties sterker schakelen naar het niveau van buurt/dorp/wijk, naar een lokaal gewortelde organisatie op maat op velerlei domeinen (wonen, zorg, welzijn, beheer, lokale economie, sociaal ondernemerschap, energie-, woon- en zorgcoöperatie)? Kunnen zij hun verdienmodel daaraan aanpassen zonder verlies aan efficiency, schaalvoordelen en effectiviteit? Bijvoorbeeld door per buurt/dorp/wijk de (financiële) middelen vast te stellen, waarna de bewoners en ondernemers zelf de verdeling regelen (in geld en arbeid)? Niet onbelangrijk is hoe de politiek hierop inspeelt. Als de maat van buurt/dorp/wijk bepalend wordt, zal het klassieke model van politieke vertegenwoordiging en verantwoording wellicht ook moeten veranderen.
Ondernemen in een slimme (binnen)stad De binnenstad is het ruimtelijke en economische hart van de stad en de stad vormt - met haar voorzieningen, scholen, winkels en werkgelegenheid – het ruimtelijk-economische hart van de regio. De binnenstad herbergt van oudsher een aantal cruciale functies en is de laatste jaren, op grond van economische en technologische ontwikkelingen, volop in beweging. Levendigheid voor bewoners, bedrijven en bezoekers wordt steeds belangrijker om een aantrekkelijke en vitale (binnen)stad te zijn en blijven. Voor veel steden is het wonen in de binnenstad een groeiend marktsegment, niet alleen voor eenpersoonshuishoudens (jongeren, alleenstaanden in allerlei leeftijdscategorieën, ouderen) maar ook voor ‘bakfietsgezinnen’. In de verbinding tussen wonen en werken (woonwerkmogelijkheden, functiemenging, transformatie van leegstand vastgoed) wordt de binnenstad gevarieerder en kan het ondernemen een impuls krijgen. Technologie verandert de manier waarop we de stad inrichten, gebruiken en beleven ingrijpend. De smart city (zie eerder) manifesteert zich het sterkst in binnensteden, waar de druk op de ruimte het grootst is. De explosieve stijging van sociale media en andere vormen van digitale informatieuitwisseling verandert de betekenis van de publieke ruimte in binnensteden. Ook als werklocatie verschuift de rol van de binnenstad, onder andere door de toegenomen mobiliteit van de (kennis)werker en het groeiende aanbod aan alternatieve werklocaties. De binnenstad als winkelgebied staat onder druk door de hogere mobiliteit van consumenten, verminderde bestedingsbereidheid en gestage opkomst van webwinkelen. De binnenstad kan opnieuw een centrum van de maakindustrie worden door de opkomst van digitale productietechnieken. Daarnaast is het belang van de binnenstad als generator voor data gestegen (via de vele manieren van digitale surveillance). Een vitale binnenstad is dan ook een bron en uiting van vernieuwing, dynamiek, nieuwe verbindingen en nieuwe en veranderende economische activiteiten.
17
In een sterk veranderende omgeving (met verminderde publieke investeringen, nieuwe spelers, terugtredende actoren, veranderende verhoudingen tussen wonen, werken en recreëren en nieuwe woonfuncties en -vormen) is het de vraag wie op tijd kan investeren en welke randvoorwaarden daar voor nodig zijn. Is de eerder aangehaalde specialisatie en profilering op enigerlei wijze te sturen? Welke investeringen van ondernemers, andere partijen en overheden zijn nodig om kansen optimaal te benutten? En als de maatschappelijke baten groter zijn dan de private, en investeringen dreigen uit te blijven, wat moet en kan de rol van de overheid dan zijn? Betaalbaarheid Er dienen zich nieuwe en wellicht meer effectieve manieren aan om betaalbaarheid en bereikbaarheid te garanderen. Het wonen bereikbaar houden voor alle inkomensgroepen is van oudsher de kurk onder het Nederlandse woonbeleid. De belangrijkste determinant was tot dusver de huur of hypotheek. Steeds duidelijker wordt dat niet zozeer de betaalbaarheid van de woning, maar die van het wonen als geheel onder de loep moet worden genomen. Dat kan inhouden dat energielasten, lokale belastingen en zelfs zorg tot woonlasten worden gerekend. Hoe kan het verduurzamen van de woningvoorraad bijdragen aan een duurzame betaalbaarheid van het wonen? Transformatie van de bestaande woningvoorraad In de kwaliteit en het verbeteren en transformeren van de sociale woningvoorraad spelen de corporaties een belangrijke rol. Dit kan met de toenemende focus op hun kerntaak weer meer aandacht krijgen. Tegelijkertijd hebben de corporaties minder financiële middelen en kunnen ze minder aandacht besteden aan leefbaarheid, toch een belangrijk onderdeel van de woonkwaliteit. In het nieuwe samenspel tussen gemeenten en corporaties en de nieuwe prestatieafspraken moet een nieuwe balans worden gevonden en een nieuwe praktijk worden ontwikkeld. Volgend jaar kan al zichtbaar worden welke tendensen en ontwikkelingen worden gestimuleerd door de herziening van de Woningwet.
Jaarprogramma 2015
De woonkwaliteit wordt tevens bepaald door de variatie in woonvormen, woningtypes en categorieën (sociale huur, vrije huur, koop). Nieuwe woonwerkvormen en meer gemengde milieus kunnen bijdragen aan het bereiken van een hogere woondichtheid en daarmee het beter benutten van agglomeratievoordelen. De monofunctionele woon- en werklocaties zijn op hun retour. Een positieve ontwikkeling is dat beleggers en ontwikkelaar-beleggers zich steeds meer oriënteren op de middeldure huurmarkt. Een mogelijke nieuwe ontwikkeling is ook om woonkwaliteit te herdefiniëren op een veel lager kostenniveau (kleinere woningen, studio’s, IKEA-woningen, etc.). De nieuwe wettelijke mogelijkheden maken flexibel bestemmen en bouwen en tijdelijke huurcontracten mogelijk. De ontwikkeling van tijdelijke woonvormen is al lang de fase van de containerwoning voorbij, maar wat kunnen deze bieden als oplossing voor tijdelijke herbestemming en tijdelijke ruimtevragers (zoals MOE-landers, asielzoekers en jongeren)? Wat zijn de effecten hiervan op doorstroming? Omdat de bestaande ontwikkelende partijen (ontwikkelaars, corporaties, gemeenten) verliezen moeten nemen en portefeuilles saneren, en hun traditionele mogelijkheden om te bouwen en te transformeren aanzienlijk zijn afgenomen, wordt er veel verwacht van (collectief) particulier opdrachtgeverschap en zelfbouw. Juist om het particulier initiatief maximaal mogelijk te maken, zijn minder regels, functiemenging, flexibele bestemmingsplannen en de nieuwe Omgevingswet van belang. De toegankelijkheid en flexibiliteit van de woningvoorraad lijkt nog niet gelijk op te gaan met de vraag die gaat ontstaan door, onder meer, de veranderingen in het sociale domein. Het zou bijvoorbeeld interessant kunnen zijn als mantelzorgers naast de zorgbehoevende kunnen wonen. De huidige praktijk, zeker aan de onderkant van de woningmarkt, biedt daar weinig ruimte voor. Toch melden zich schoorvoetend nieuwe spelers op de markt. Mensen verzamelen zich in coöperatief verband en zoeken daarin verschillende modellen. Moeten deze initiatieven worden ondersteund en zo ja, hoe? Moet het 18
toestaan van nieuwe arrangementen, bijvoorbeeld vormen van groepswonen, niet worden vereenvoudigd? Hoe kan de woningmarkt bijdragen aan het welslagen van de transities in het sociale domein? Zijn er risico’s voor ruimtelijke uitsortering van bevolkingsgroepen, per stad of regio? Onze sleutelprojecten Lerend netwerk smart cities Het Lerend Netwerk Smart CitiesNL verbindt vragers en makers uit bedrijfsleven, overheden en de onderzoekswereld. Er is behoefte aan een plek waar zij samenkomen om te werken aan waardevolle toepassingen voor onze steden. In het netwerk komt de kennis van onderzoekers terecht bij de toepassingen en wordt deze gedeeld. Tot de deelnemers behoren netwerken als SURF, Verdus, G32, G4 en de Europese activiteiten van Platform31. Vanuit EUKN wordt met de nationale partners, waaronder Nederland, een visie op slimme steden ontwikkeld, waarbij de focus komt te liggen op maatschappelijke en beleidsmatige aspecten. Deze visie vormt de basis voor een Europese projectaanvraag. Verder organiseert EUKN in 2015 één of meerdere Policy Labs over het onderwerp smart cities. Retailagenda en winkelgebieden in de toekomst Platform31 is betrokken bij de retailagenda van het ministerie van EZ. Het ministerie en vertegenwoordigers van de detailhandel werken toe naar een gezonde, vernieuwende en kansrijke detailhandel in 2020, onder meer door het versterken van de verdienkracht van de sector en bevorderen van de samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid. Platform31 werkt mee met een kortdurende pilot regelluwe winkelgebieden, het koppelen van jonge ondernemers, makelaars en leegstandbeheerders, inhoudelijke ondersteuning van de retailagenda en een publicatie met lessen voor de retailpraktijk. Dit is een vervolg op de publicatie ‘Winkelgebieden van de toekomst’ uit 2014 van Platform31, de G32 en Detailhandel Nederland. Vanuit EUKN worden één of meerdere internationale
bijeenkomsten aangeboden over de binnenstedelijke gevolgen van de interneteconomie (Policy Lab of conferentie). Experimentenprogramma’s Wijk Investeren en Wijk- en dorpseconomie In het experimentenprogramma ‘Wijk Investeren’ richt de aandacht zich op het investeringsvermogen van bewoners en die van andere partijen, zoals bedrijven, kerken, lokale fondsen en andere vermogensfondsen. In het experimentenprogramma ‘Wijk- en dorpseconomie’ is de aandacht juist gericht op het stimuleren van kleinschalige bedrijvigheid en opwaarderen van informele vormen van economie in woonwijken. Wooncoöperaties Het bouwen van je eigen huis is de afgelopen jaren een gevestigde optie geworden, ook steeds meer in collectief verband. De volgende stap is het helemaal overnemen van het beheer en de exploitatie van een gebouw. Dit kan in een wooncoöperatie. In veel landen is kopen of huren in coöperatief verband volstrekt normaal. In een tijd dat woningcorporaties onder druk staan, de toegang tot hypotheken lastiger is geworden en de particuliere sector klein blijft, zoeken veel partijen naar een alternatief. Dit zijn zowel burgers die als huurder of koper meer keuzes willen, als instituties die behoeften signaleren en daar graag op aansluiten. Platform31 constateert dat het model vooral aantrekkingskracht heeft vanwege het collectieve aspect. Dit kan vorm krijgen via gezamenlijk eigendom, waarbij de coöperatie optreedt als een kleine, besloten verhuurorganisatie. In Duitsland komt dit veel voor, maar in Nederland zijn er nog veel obstakels in financiering en investering. In december 2014 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het voorstel van minister Blok om een specifieke vorm van de wooncoöperatie toe te voegen aan de herziening van de Woningwet. Dit moet huurders van woningcorporaties de mogelijkheid geven om hun woning tegen een aantrekkelijke regeling over te nemen als deze wordt ondergebracht in een
19
coöperatie. In 2015 zal Platform31 ontwikkelingen rond de wooncoöperatie aanjagen zodat het een verrijking en aanvulling kan worden op het Nederlandse woonstelsel. Dit doen we door het begeleiden van een aantal pilots van initiatiefnemers (burgers, maar ook corporaties en steden), het maken van een handreiking voor initiatiefnemers en het ontwikkelen van nieuwe arrangementen. Gemeenten en corporaties naar een nieuw samenspel Onder de nieuwe Woningwet verandert de verhouding tussen gemeenten en corporaties. Platform31 gaat met een aantal aspecten daarvan aan de slag. Gemeenten willen meer inzicht en invloed op de financiën van corporaties. Welke investeringsruimte is er in deze krappe tijden? Wat staat vast door bestaande regels en wat is onderwerp van gesprek? Wanneer kan een corporatie investeren in niet– DAEB? Hoe weeg ik dat goed af als gemeente? Kan ik strakker sturen en hoe speel ik het spel? Ook het maken van prestatieafspraken krijgt in 2015 aandacht bij Platform31. Het Rijk heeft behoefte aan duidelijke, afrekenbare afspraken. Gemeenten en corporaties zien de wereld steeds sneller veranderen en willen afspraken die passen in deze tijd. Betaalbaarheid Na twee jaar huurstijgingen van opgeteld 9% en meerdere jaren van koopkrachtdaling vanwege de crisis hebben sommige huurders en woningbezitters betalingsproblemen. Om de verhuurderheffing te kunnen betalen, verhogen veel corporaties de huren, waarbij met name de nieuwe huurders de dupe worden. De huurtoeslag is in twee jaar exponentieel gestegen. Terwijl de houdbaarheid van deze vorm van steun afbrokkelt, neemt de afhankelijkheid ervan voor kwetsbare groepen toe. Hoe blijft wonen voor iedereen betaalbaar? Hoe kan het huurbeleid zo worden ingericht dat corporaties kunnen sturen op zowel betaalbaarheid als het beperken van de huurtoeslag? Wat kunnen huurders zelf doen bij groot onderhoud, klein onderhoud of als bijdrage aan de servicekosten om de huren laag te houden? Door welke manier van woningtoewijzing kunnen mensen met lage inkomens daadwerkelijk een lage huur
Jaarprogramma 2015
krijgen? Hoe kan het verlagen van de energielasten hieraan bijdragen? Welke verdere efficiënties bij woningcorporaties zijn te behalen? In 2015 gaat Platform31 op zoek naar onorthodoxe maatregelen en aanpakken, die vervolgens worden uitgetest in de praktijk. Met de projecten ‘Sturen op inkomen’ en ‘Oefenruimte huursombenadering’ worden concrete suggesties aangereikt voor beleidsaanpassingen. Betaalbaar wonen is ook een Europees thema dat is opgenomen in de Europese stedelijke agenda. Dit wordt naar verwachting in 2016 opgepakt door de aanstaande Voorzitterschappen van Nederland en Slowakije. EUKN zal hiervoor Europees vergelijkend onderzoek uitvoeren. Overige projecten en diensten voor stakeholders en partners
Woningmarkt, stedelijke vernieuwing op uitnodiging, duurzaamheid.
Community of practice particuliere huurmarkt.
Experiment Klushuur.
Experiment flexibele bestemmingsplannen.
Vergezichten in de volkshuisvesting.
Vitale (binnen)steden.
Experiment Aangename Aanloopstraten.
Ondernemerschap.
SURF in de praktijk.
Een aantal van deze projecten wordt in de deelplannen voor de betrokken stakeholders (G4, G32, corporaties, ministeries, partners) verder uitgewerkt en van een budget voorzien.
3.3 Buurt 20
Kennisvragen ophalen en aanpakken op wijk-, dorps- en buurtniveau Er zijn vijf redenen voor Platform31 om op de wijk, het dorp of de buurt te focussen en dat als studieobject te nemen, namelijk vanwege de:
symbolische betekenis: abstracte vraagstukken krijgen plotseling betekenis als ze met een anekdote uit de wijk (lees wijk/dorp/buurt) kunnen worden geïllustreerd. Vraagstukken worden daarmee voelbaar en krijgen een emotionele lading;
economische betekenis: de transactiekosten zijn op wijkniveau sterk gereduceerd, omdat alles dichtbij is en er gebruik kan worden gemaakt van informele verbanden. Op wijk-, buurt- en dorpsniveau zijn vormen van ondernemerschap zichtbaar die anders niet goed gekend en geduid worden;
politieke betekenis: de formele politiek heeft een grote afstand geschapen, terwijl mensen wel graag controle willen uitoefenen op en zich actief willen inzetten voor wat er in hun wijk, buurt of dorp gebeurt. De spanning tussen leef- en systeemwereld en tussen participatieve vormen van democratie en de formele, representatieve vorm van democratie is de komende jaren een relevant thema;
sociale betekenis: in de wijk vind je letterlijk de samenleving, aangezien alles in de nabijheid is en leeft;
verbindingen die in de wijk zichtbaar zijn. De wijk is de plek waar, gestuurd of spontaan, vaak een laboratoriumsituatie ontstaat. Alles (sociale, economische en politieke bewegingen) komt hier voorbij en werkt op elkaar in, zodat het niet los van elkaar kan worden gezien. Dit creëert een belangrijke reality check voor alle vraagstukken en thema’s.
Zorg in de buurt
De vergrijzing, extramuralisering in de zorg én decentralisaties in het sociale domein brengen bijzondere opgaven met zich mee. Meer mensen die tot nu toe verzorgd en beschut konden wonen, moeten worden opgevangen in de wijk. Een deel van de zorg moet effectief en efficiënt over de woongebieden worden verspreid. De verhouding tussen de benodigde hoeveelheid zorgvastgoed en de zorgvraag moet opnieuw worden bepaald. Bestaande zorggebouwen en -gebieden zullen hun functie verliezen en leeg komen te staan. De problematiek van maatschappelijk en zorgvastgoed zal daardoor de komende jaren alleen maar hoger op de agenda komen. Ook de sociale infrastructuur is nog onvoldoende ingericht op de nieuwe situatie. In het sociale domein moet een adequate eerste lijn (sociale wijkteams) gaan functioneren met goede professionals die hun vak verstaan. Deze eerstelijns zorg moet met generalisten en/of specialisten methodisch up-to-date zijn op een groot aantal zorgdomeinen. De sociale wijkteams zijn ook de ogen en oren in de wijk en dat vergt specifieke vaardigheden. De teams moeten de observaties en signalen omzetten in doelmatige en effectieve acties van henzelf en/of professionals elders in de zorg- en ondersteuningsketen. Ook moeten ze in staat zijn hun ervaringen zodanig te verzamelen en presenteren dat er zowel op interventie- als op beleidsgebied een leereffect ontstaat. Het is verder cruciaal een ondersteuningsstructuur voor vrijwilligers (mantelzorgers, maatschappelijk initiatief) in te richten omdat (a) mensen langer zelfstandig moeten blijven wonen, (b) allerlei vormen van dagbesteding voor kwetsbare bewoners gaan wegvallen, (c) verzorgingshuizen sluiten, en (d) de sociale werkvoorziening wordt afgebouwd. Mensen worden meer afhankelijk van de eigen netwerken (de ‘nuldelijnse’ zorg van familie, buurt, verenigingen, etc.). Vrijwilligers dienen waar nodig de juiste vormen van methodische en instrumentele scholing te krijgen om ook moeilijke doelgroepen als zorgmijders en sociaal geïsoleerden te bereiken. Daarnaast zijn isolement en overbelasting risico’s die wel onderkend maar nog niet geadresseerd worden.
21
Er moet al met al een geheel nieuwe sociale infrastructuur komen, waar ook voorzieningen als respijtzorghuizen, logeerhuizen (waar mensen zonder netwerk die uit het ziekenhuis zijn ontslagen even op adem kunnen komen) en allerlei laagdrempelige ontmoetingscentra en activiteitencentra deel van uit maken. Deze ontmoetingscentra en activiteitencentra worden door vrijwilligers en sociale ondernemers beheerd. Ook kunnen mensen met een uitkering hier werk verzetten. Of deze nuldelijnszorg steeds belangrijker kan worden met een krimpende beroepsbevolking is een open vraag. De transformatie in het sociale domein leidt op vastgoedgebied tot veel vragen. Wat gebeurt er met het zorgvastgoed, op welke manier kan die een bijdrage leveren aan de transformatie? Hoe kunnen bestaande woningen worden aangepast aan de nieuwe eisen? Hoe kunnen mensen langer thuis blijven wonen? Wat kunnen zij daar zelf voor doen en kunnen zij dit financieren? Welke (lage) inkomensgroepen hebben hier ondersteuning bij nodig en wat kunnen partijen hiervoor bieden (bijvoorbeeld in krimpregio’s)? Terwijl overheden de scheiding wonen en zorg op landelijk en stedelijk niveau vormgeven, staan corporaties en gemeenten voor de taak om beide zaken op wijk- en woningniveau weer te verbinden. Wat kunnen corporaties met hun beperkter takenpakket nog doen op het gebied van zorgvastgoed? Als woningen moeten worden aangepast, hoe kan dat dan op een flexibele en duurzame manier en wie betaalt dat? Sommige corporaties kampen met leegstaand vastgoed en moeten op zoek naar een andere invulling. Tegelijkertijd is er vraag naar een nieuw soort zorgvastgoed dat meer aansluit bij de huidige behoeften en regels. Het maatschappelijk vraagstuk heeft ook een economische kant. De vraag naar ondersteuning in zorg en welzijn zal veranderen en de budgetten nemen af. Aanbieders zullen moeten veranderen. Kan er een arrangement worden ontwikkeld waarin de totale woonlasten van wonen en zorg (huis, aanpassing, energie, zorg) betaalbaar blijven?
Jaarprogramma 2015
Nieuwe vormen van sociaal ondernemerschap Hoogstwaarschijnlijk ontstaan in de zorg en het welzijn nieuwe formele en informele werkwijzen die anders zijn dan de huidige. Met de krimpende financiële middelen en bezuinigingen moeten zorg en ondersteuning aanzienlijk effectiever en doelmatiger worden. Hiervoor zijn nieuwe vormen van dienstverlening, nieuwe types voorzieningen en innovaties nodig. Nieuwe (sociale) ondernemingen en nieuwe toetreders moeten – tegen de gevestigde belangen in – maximaal toegang tot de markt krijgen om de vernieuwingen, innovaties en Neue Kombinationen een kans te geven. Krijgen deze innovaties voldoende kans zich te ontwikkelen als er in de zorgverlening een grote druk is om zekerheid te garanderen en als de banen bij traditionele zorgaanbieders op het spel staan? En in welke mate maken de aanbestedingsregels nieuwe toetreders mogelijk? De overheid heeft hierin een belangrijke taak, ook door het aanpassen van de belemmerende regelgeving. De vraag is welke vormen van ondernemerschap gaan ontstaan – en moeten worden gestimuleerd – om professioneel diensten aan te bieden op maat van het huishouden. Het is noodzakelijk dat gemeenten een op deze ontwikkelingen toegesneden visie en beleid formuleren en onder meer prestatieafspraken maken met lokale partners. Bij het formuleren daarvan is cijfermatige onderbouwing wenselijk, zo niet noodzakelijk. Een complicatie hierbij is dat – omdat het gaat over nieuwe vragen, zeker waar het de extramuralisering betreft – niet altijd duidelijk is waar een geconstateerde vraag precies op is gericht en welk aanbod daar dan bij past. Nieuwe actoren en investeerders in de stedelijke vernieuwing nodig De stedelijke vernieuwing c.q. wijkenaanpak heeft laten zien dat een balans van publieke en private investeringen nodig is om duurzame ingrepen te doen. De belangrijkste opgave is nu om de lessen van de afgelopen jaren te vertalen naar een over meerdere partijen verspreid en minder kapitaalintensief 22
investeringspatroon. Na vijftien jaar stopt het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing. Tegelijkertijd hebben de investerende partijen door veranderende rollen (meer focus op de kerntaak van corporaties), nieuwe taken (drie decentralisaties, wijkteams e.d.), bezuinigingen en verliezen op grondposities en (leegstaand) vastgoed minder mogelijkheden om te investeren in wijken en buurten. Intussen is de vernieuwings- en transformatieopgave niet kleiner geworden. Het investerend vermogen zal daarom meer moeten komen van private initiatieven. Die opgave wordt, in verschillende bewoordingen, herkend in de steden, die zichzelf dichter op de wijken organiseren (wijkwethouders, straatkubussen, etc.) en het werken aan wijken dichter op bewoners, ondernemers en eigenaren (via overdracht van beheer en – beperkt – budgetten). Dat vereist een andere houding en professionele invulling van de ambtenaar, de professionals in maatschappelijke organisaties en de ondernemers. Het sturen op maatschappelijke doelen en betrekken van de juiste partijen daarin (catch and steer) komt meer centraal te staan. In de wijken moet meer ruimte komen voor ondernemerschap en wijken moeten bedrijviger worden. De overheid probeert de zelforganisatie in wijk en buurt te vergroten (doe-democratie, participatiesamenleving) en meer ruimte te bieden aan eigen initiatieven (wijk- en buurtbudgetten, in beheer laten nemen van wijkvoorzieningen, energie-, zorg- en wooncoöperaties). Onderdeel hiervan is dat er meer mogelijkheden worden geboden voor zelfbouw en (collectief) particulier opdrachtgeverschap. Dit is ook wenselijk omdat traditionele ontwikkelende partijen en corporaties minder financiële mogelijkheden hebben dan voorheen om de woningvoorraad in wijk en buurt te vernieuwen, verbeteren en transformeren. Een andere ontwikkeling is dat meerdere partijen hun verschillende geldstromen (beheer, handhaving, zorg, energie, afval, transport) proberen te bundelen om de vernieuwing in wijk en buurt niet te laten stilvallen. Het versterken van de Eigen Kracht De sociaal-maatschappelijke component zal de komende jaren steeds nadrukkelijker het vraagstuk bepalen. Wat kunnen de bewoners en ondernemers in buurten en wijken dragen, en wat niet meer? De
diversiteit van bewoners en ondernemers maakt dat buurten en wijken verschillen in hun vermogen om opkomende problemen het hoofd te bieden. Dat zijn problemen die voortkomen uit de kwetsbaarheid van bewoners, vaak ‘achter de voordeur’, maar ook uit de concentratie van kwetsbare tot zelfs criminele bewoners buiten de voordeur. De decentralisaties in het sociale domein, extramuralisering, bezuinigingen van het Rijk en economische stagnatie hebben op deze wijken en vooral hun inwoners een onevenredig grote invloed, door de stapeling van gevolgen. Dat kan deels worden opgevangen door vormen van zelforganisatie, die in sommige wijken, buurten of dorpen gemakkelijker tot stand komt dan in andere. Maar deels ook niet. De rol van publieke en private ondernemers moet meer nadruk krijgen. In het algemeen wordt er nu nog onvoldoende ingespeeld op bestaande publieke en private ondernemers die zorgen voor werk, dynamiek en initiatief. Integratie, participatie en radicalisering vernieuwend op de agenda Het integratiebeleid staat al enige tijd ter discussie. In juni 2013 ging de Eerste Kamer akkoord met de intrekking van de Wet Overleg Minderheden. Daarmee kwam een einde aan zestien jaar wettelijk geregeld overleg van landelijke minderhedenorganisaties met de rijksoverheid over het integratiebeleid. Het Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling Forum (opgericht in 1995) houdt februari 2015 op te bestaan. Toch heeft het integratiebeleid – en specifiek het beleid gericht op de integratie van niet-westerse allochtonen – nog niets aan actualiteit ingeboet. Ondanks veel gunstige ontwikkelingen bij allochtone groepen op de gebieden arbeid, onderwijs en huisvesting (zoals het gestegen onderwijsniveau en de opkomst van een allochtone middenklasse) zien we ook dat het integratieproces bij grote groepen (jonge) mensen stagneert en zelfs verslechtert. Dit gebeurt, zoals overal in Europa, tegen de achtergrond van een economische crisis en een verhardend politiek klimaat tegenover migrantengroepen. Deze polarisering verdiept de kloof tussen groepen en leidt tot discriminatie,
23
gevoelens van machteloosheid, terugtrekgedrag en radicalisering. Grote, middelgrote en kleine steden en het verstedelijkte platteland van Nederland worden dagelijks met dit stagnerende integratievraagstuk geconfronteerd. Bijna altijd is dat op plaatsen waar Platform31 op enigerlei wijze met zijn partners (BZK, G4, G32, corporatiewereld) actief is. Veel van onze programma’s en samenwerkingsprojecten rond sociaal, economisch en veiligheidsbeleid raken dan ook aan het integratievraagstuk. Met nieuwe aanpakken wil Platform31 een bijdrage leveren aan het vernieuwend blijven agenderen van integratie, participatie en radicalisering. Ten eerste door uit te gaan van de dagelijkse werkelijkheid en het perspectief van moeders met een Turkse en Marokkaanse achtergrond. Welke frustratie, machteloosheid, woede en pijn voelen zij als gevolg van de stagnerende integratie vanuit hun eigen perspectief en dat van hun gezin en kinderen? Wat is hun perspectief op integratie, migratie, diversiteit, segregatie, democratie, religie en radicalisering? Deze benadering is nieuw omdat tot dusver vooral wetenschappers, opiniemakers en media het beeld bepalen. Vooral de media hebben daarbij een voorkeur voor uitvergroting en dramatisering. Ze interesseren zich niet voor het gewone (dat is niet interessant), maar voor het buitengewone, het uitzonderlijke. Een hoofddoekje is al snel ‘fundamentalistisch’ en een incident ‘rellen in een wijk’. De moeders kunnen niet alleen vertellen over hun eigen ervaringen bij het zich ‘invechten’ in de Nederlandse samenleving, maar kunnen ook aangeven hoe het hun mannen, kinderen en andere familieleden is vergaan en vergaat. Ook kunnen we van hen horen welke oplossingen en mogelijkheden zij zien om zichzelf en hun familieleden nieuw perspectief te geven in Nederland, op participatie, (her- of bij)scholing, een baan, kortom op een zinvol bestaan met toekomst. Dit zinvolle perspectief ontberen velen van hen momenteel. Een tweede nieuwe aanpak is het mede met behulp van de jaarlijkse Veiligheidsmonitor van Platform31, het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ), het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Jaarprogramma 2015
Documentatiecentrum en het Centraal Bureau voor de Statistiek nieuwe kwantitatieve en kwalitatieve analyses te verrichten. Onze sleutelprojecten Nieuwe sociale infrastructuur Platform31 wil bijdragen aan de zoektocht naar een nieuwe sociale infrastructuur, met nieuwe arrangementen, een nieuwe rolverdeling (drie decentralisaties, frontlijnsturing) én meer samenhang. We zoeken naar een andere verhouding tussen formele structuren en de informele wereld van burgerkracht en eigen initiatief. Hoe kan de infrastructuur zo worden ingericht dat mensen niet definitief aan de kant staan? En hoe moeten we omgaan met de groeiende sociale verschillen in Nederland? Platform31 zoekt samen met zijn partners naar strategieën en aanpakken waarbij overheden, corporaties, maatschappelijke partijen, ondernemers en burgers kunnen samenwerken. Gezond in, naar een gezonde wijk ‘Gezond in …’ helpt gemeenten bij het versterken van de lokale aanpak van gezondheidsachterstanden. De komende vier jaar krijgen 91 gemeenten advies op maat en ondersteuning op dit gebied. Het programma richt zich in eerste instantie op de wijken met de grootste achterstanden in deze gemeenten. Gemeenten bepalen hun eigen plan van aanpak en maken bij de ontwikkeling en uitvoering daarvan gebruik van het stimuleringsprogramma. Experimentenprogramma ‘Langer Thuis’ Platform31 heeft verschillende programma’s om de zorg in de buurt te ondersteunen. Zo is het experimentenprogramma ‘Langer Thuis’ gericht op het zelfstandig wonen van ouderen. Platform31 voert dit programma uit met Movisie en Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg. ‘Langer thuis’ werkt aan de verbetering van bestaande woonarrangementen en het nieuwe samenspel tussen gemeenten, 24
burgerinitiatieven en ‘sociale’ en maatschappelijke ondernemers om een veelzijdig aanbod van welzijns- en zorgdiensten en wonen mogelijk te maken. In het tweede jaar van het programma staan kennisontwikkeling (via onder andere de Woonzorgwijzer) en overdracht in diverse leerkringen centraal. Ook zijn er verschillende projecten die zich richten op onderzoek naar en kennisuitwisseling over sociale wijkteams. De twee deelprogramma’s ‘Het nieuwe samenspel’ en ‘Voorbij het verzorgingstehuis’ sluiten goed aan bij de kennisvragen van Rijk, steden en corporaties. Praktijkboek Stedelijke Vernieuwing Na vijftien jaar Stedelijke Vernieuwing liggen de wijken en buurten in Nederlandse steden er gemiddeld genomen stukken beter bij. Zeker fysiek, waar corporaties en steden jarenlang hebben geïnvesteerd in de woningvoorraad en openbare ruimte. De afgelopen jaren is de aandacht steeds meer verschoven naar sociaaleconomische investeringen, gericht op het versterken van de kansen van bewoners, het tegengaan van schooluitval, het beter laten functioneren van de wijkeconomie en meer veiligheid voor bewoners en ondernemers. Het versterken van wijken en buurten vergt een lange adem, zeker met de crisis van de afgelopen jaren. Voeg daarbij actuele ontwikkelingen als langer thuis wonen, achterblijvende arbeidsparticipatie en zorg om radicalisering, en het is duidelijk dat we moeten blijven investeren in het versterken van de leefbaarheid en veerkracht van wijken en hun bewoners. Maar wie zijn ‘we’ in dit geval? De geldstroom van de stedelijke vernieuwing en wijkenaanpak is op, Rijk en gemeenten bezuinigen en corporaties hebben flink moeten interen op hun investeringskracht en taakgebied. In deze nieuwe omstandigheden geven bewoners, ondernemers, gemeenten, scholen, zorginstellingen, corporaties en andere partijen op een vernieuwende wijze vorm aan het vernieuwen van steden. Platform31 werkt in 2015 aan een praktijkboek Stedelijke Vernieuwing dat de actuele innovatieve werkwijzen verzamelt en ontsluit voor de
stedelijke praktijk. Het boek wil tegelijk een overzicht bieden van de rijke opbrengst, lessen en inspiratie van vijftien jaar Stedelijke Vernieuwing. Experimentenprogramma ‘Ruim op die regels’ Om de veerkracht van wijk/dorp/buurt te ondersteunen heeft Platform31 verschillende experimentenprogramma’s ingericht. Als eerste is dat ‘Ruim op die regels’. Dit programma is gericht op het wegnemen van fiscale, juridische, financiële en andere knelpunten voor maatschappelijke en bewonersinitiatieven. Via onder andere leerkringen en experimenten worden lokale ambtenaren ondersteund in de kunst van het faciliteren en stimuleren van maatschappelijk initiatief. Daarnaast zijn er de experimentenprogramma’s ‘Wijk Investeren’ en ‘Wijk- en dorpseconomie’. Overige projecten en diensten voor stakeholders en partners
Sluitend aanbod wonen, zorg en welzijn.
Woonzorgwijzer.
Experiment arbeidstoeleiding jongeren met een afstand tot lokaal ondernemerschap.
Leerkring Wonen Zorg voor corporaties.
Doorontwikkeling en uitdragen kennis sociale wijkteams en integrale aanpak.
Wat werkt in de wijk? Effecten van wijkinterventies.
Training Actief Burgerschap: Leer mij het zelf te doen.
Leerkring gemeenten Gebiedsgerichte aanpak wonen, welzijn en zorg.
Sociale innovaties van de stedelijke civil society als motor van stedelijke vernieuwing (inventarisatie in tien landen met conclusies voor de Europese onderzoeksagenda van JPI Urban Europe en de Europese beleidsagenda).
Simulatiesessies risico’s in de jeugdzorg en Wmo.
Leerkring jeugd en veiligheid.
25
Een aantal van deze projecten wordt in de deelplannen voor de betrokken stakeholders (G4, G32, corporaties, ministeries, partners) verder uitgewerkt en van een budget voorzien.
3.4 Programmaoverstijgende sleutelprojecten Agenda Stad, ‘Europese Stedelijke agenda’ en SEiSMiC De stad is weer helemaal terug op de agenda. Het bruist in de steden, zoals blijkt uit de opkomst van onder andere de vele stadslabs, burgertoppen, internationale competities en stedelijke innovaties. De stad als concentratie van productiviteit en (sociale) innovatie biedt grote kansen. Tegelijkertijd blijft de stad een plek van grote uitdagingen, zoals de integratie van migranten, arbeidsparticipatie van laag opgeleiden, bestrijding van milieuvervuiling en het verwezenlijken van een energietransitie. We staan samen voor de grote uitdaging om in de urban age die voor ons ligt de steden dynamisch, innovatief en prettig leefbaar te maken en houden. De Agenda Stad boort de energie in en rond de steden aan door onder andere het formuleren van opgaven, delen van innovaties en versnellen van doorbraken. De Agenda Stad moet daarnaast de Nederlandse steden tot showcase maken voor Europa en de rest van de wereld. Dit doen we samen met een netwerk van stadmakers. Gedurende drie jaar (2014-2016) wordt bovendien in tien landen (waaronder Nederland) de energie en ideeënrijkdom van de maatschappelijke onderstroom, maatschappelijke initiatieven en civil society aangeboord om de Europese stedelijke onderzoeks- en beleidsagenda te voeden met wenselijke en mogelijke sociale innovaties. Platform31 is, samen met het Austrian Institute of Technology, de leidende partner in dit Europese Zevende Kaderprogramma project SEiSMiC (Societal Engagement in Science, Mutual Learning in Cities).
Jaarprogramma 2015
Via EUKN is Platform31 nauw betrokken bij de uitwerking van de Europese stedelijke agenda. Deze bestaat uit een onderzoek naar de resultaten van de diverse Voorzitterschappen van de EU, een voorstel voor nieuwe partnerschappen in Europa, waarbij stedelijke netwerken en burgerorganisaties nadrukkelijk een rol spelen, en een inhoudelijke actieagenda. Onderwerpen op deze actieagenda zijn: jeugdwerkloosheid, armoede, arbeidsmigratie, betaalbaar wonen, sociale cohesie in aandachtswijken, energiebesparing, stedelijke innovatie en versterking van de concurrentiepositie van stedelijke regio’s. De agenda moet tevens leiden tot betere regelgeving, efficiëntere toegang voor stedelijke actoren tot Europese fondsen en betere kennisinstrumenten. Smart Urban Regions in the Future In 2015 start het onderzoeksprogramma naar stedelijke vraagstukken van ministeries, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en Platform31 ‘Smart Urban Regions in the Future’ (SURF). De kennisontwikkelings- en disseminatie-activiteiten in dit programma beogen de ontwikkeling van stedelijke regio’s in Nederland in een internationale context in het – nationale en stedelijk/regionale – beleid te agenderen. Het programma wil in Nederland aansluiten bij de Europese trends en stedelijke regio’s tot excellentie brengen. De centrale vraag in SURF is: waar en hoe organiseren we onze Nederlandse economie, onze welvaart, ons welzijn en onze kwaliteit van leven in de mondiale e
economie van de 21 eeuw tegen de achtergrond van grote geopolitieke en economische verschuivingen tussen metropolitane gebieden, landen en continenten? Belangrijke subvragen zijn: hoe kunnen we in concurrentie en complementariteit van de regio’s tot excellentie komen? ‘Wat bepaalt de concurrentiekracht van regio’s in een internationale context? Hoe kunnen onze Nederlandse stedelijke regio’s – vanuit de kwaliteiten die ze hebben - in internationaal opzicht excelleren en wat is het onderscheidende daarvan?. In SURF staan de maatschappelijke opgaven centraal op (de raakvlakken 26
tussen) de terreinen ruimte, wonen, bereikbaarheid, economie en bestuur. Deze kennis wordt – evenals de onderzoeken binnen het programma Kennis voor Krachtige Steden – door de onderzoekers samen met beleidsmakers en andere maatschappelijke partners ontwikkeld. Het is aannemelijk dat de diverse Nederlandse steden en regio’s hier een belangrijke rol in gaan spelen. Voor Platform31 is een verbinding met wetenschappelijk (en in toenemende mate hbo) onderzoek – qua inhoud, financiers en universitair netwerk – essentieel. Het is een bron waarmee wij onze partners kunnen bedienen en die ons onderscheidt van andere partijen. Platform31 is in het toekomstige onderzoeksprogramma SURF dé valorisatiepartner, zowel aan de voorkant (bouw van het programma: vraagarticulatie), in het midden (uitvoering onderzoek in coproductie) als aan het eind (verspreiding, opwerking en toepassing resultaten). In SURF wordt creatief onderzoek gestimuleerd naar de regiospecifieke toepassing van technologie op stedelijke (infra)structuren en naar governancevraagstukken met hun invloed op de vitaliteit en veerkracht van stedelijke regio's. Inhoudelijke ondersteuning Europese Voorzitterschappen Een voorbeeld van de verbinding met wetenschappelijk onderzoek is de ondersteuning vanuit EUKN van de stedelijke agenda van de landen die Voorzitter zijn van de EU. In 2015 staan in Europa de kleinere regionale centra centraal. Voor Letland verricht EUKN onderzoek naar hun concurrentiepositie. Welke kansen en bedreigingen zijn er voor deze centra? Hoe kunnen zij hun concurrentiepositie versterken buiten de grote metropoolregio’s? Hoe kunnen daarbij stedelijke netwerken worden ingezet? En hoe kunnen Europese fondsen helpen? Deze vragen worden tijdens de ministersconferentie op basis van EUKN-onderzoek geagendeerd. De Europese concurrentiepositie neemt een belangrijke plaats in op de Europese stedelijke agenda die tijdens het Nederlands Voorzitterschap wordt gepresenteerd. Energiesprong
Platform31 voert tot eind 2015 in opdracht van het ministerie van BZK het innovatie- en aanjaagprogramma Energiesprong uit. Doel van het programma is om op grote schaal vraag en aanbod te laten ontstaan voor woningen, kantoren, winkels en gebouwen van zorginstellingen zonder energienota. Daarvoor jagen we de markt aan en benutten we kansen in de markt om een transitie te maken. Vertrekpunt is dat met name het proces en de werkwijze in de bouw moeten veranderen, met een andere uitvraag, beter aanbod, meer financiële mogelijkheden, aangepaste wet- en regelgeving én een andere manier van kijken. Energiesprong heeft de beweging en richting ingezet om via een enkele renovatie naar ‘nul op de meter’ te gaan. Hierbij wordt het gebruik- en gebouwgebonden energiedeel gecombineerd. Op dit moment is Energiesprong de woordvoerder, aanjager en facilitator van deze zelf geïnitieerde beweging die alle betrokkenen een alternatief handelingsperspectief biedt naast bekende strategieën als stapsgewijze verduurzaming van woningen, vormen van decentrale energieopwekking, centrale duurzame energieopwekking, warmtenetten en zelfs routes via nucleair en schaliegas. Door de beweging een stem te geven maakt Energiesprong het afwegingskader rijker en de onderzoeken naar verduurzamingswegen beter. Partijen die investeren of meedoen met de beweging van ‘Nul op de meter' krijgen door collectief te communiceren, gezamenlijke schaal te creëren, te agenderen en te propageren meer invloed dan ze individueel ooit zouden kunnen hebben. Hiermee bieden ze een tegengeluid tegen de vaak oudere en geïnstitutionaliseerde bewegingen vanuit de energiebedrijven. Energiesprong stimuleert partijen om deel te nemen aan deze verduurzamingsroute. Van een enkele ‘gelovige’ in 2010 is er in drie jaar tijd een groep koplopers ontstaan met bouwbedrijven, corporaties, particulieren, kantoorgebruikers en eigenaren, zorgleveranciers, financiers, makelaars en taxateurs, overheden en sinds kort ook de netwerkbedrijven. Zij passen de ‘Nul op de meter’-route toe binnen hun bedrijfsprocessen. Daarnaast is er een grote groep volgers die de beweging scherp in de gaten houdt.
27
Energiesprong faciliteert de transitie die nodig is om ‘nul op de meter’ te kunnen renoveren. Regelgeving, financieringsafwegingen, instrumenten, het simultaan laten ontstaan van vraag en aanbod en het geven van bekendheid zijn een aantal transitieaspecten waarop Energiesprong regie voert. Dit biedt partijen die bezig zijn met delen van de opgave het perspectief dat een aantal randvoorwaarden waarop zij van nature geen invloed hebben ook wordt geregeld. Het is een hele stap en grote investering om in de beweging mee te gaan. Zonder de faciliterende rol van Energiesprong is de kans dat de transitie naar ‘nul op de meter’ slaagt een stuk kleiner.
Jaarprogramma 2015
28
4 Organisatie 4.1 Personeel Na een bewogen jaar is Platform31 er in geslaagd de organisatie zodanig vorm te geven en ontwikkelen dat de oude fusiepartijen volledig zijn geïntegreerd. De primaire processen worden nu optimaal ondersteund en de programmastructuur Sociaal, Wonen en Ruimte en economie zorgt voor een herkenbaar profiel voor onze stakeholders. Hierdoor kunnen we vraaggericht blijven werken. De komende jaren zetten we ook stevig in op verbinding tussen de programma’s en een integrale benadering van vraagstukken. Dat doen we met een vaste kern van circa 65 hoogopgeleide medewerkers, met sinds september 2014 een nieuwe directeur aan het roer. De thema’s die we in hoofdstuk 3 benoemen hebben we ondergebracht in programmateams, zie het organogram hieronder. Organogram
29
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid van 2015 kent vier belangrijke pijlers.
Platform31 wil een wendbare en flexibele organisatie zijn die goed kan meebewegen met de maatschappelijke ontwikkelingen. De eerste stap is beter zicht te krijgen op de capaciteit en de vraag van uren. Dat maakt een strategische personeelsplanning mogelijk met aandacht voor behoud en ontwikkeling van kennis.
De ingevoerde systematiek van resultaatgericht werken wordt verder doorgevoerd. Ook de professionele, projectmatige werkwijze moet in 2015 vruchten afwerpen.
De HR-infrastructuur wordt geoptimaliseerd door digitalisering van administratieve zaken en het neerleggen van meer verantwoordelijkheid bij leidinggevende en medewerker.
Het verzuimpercentage is gemiddeld. Om dat zo te houden, gaan we in 2015 gericht werken aan het welzijn van de medewerkers met aandacht voor hun persoonlijke ontwikkeling.
4.2 Doorontwikkeling methode Energiesprong De afgelopen drie jaar is door Energiespong een methodiek ontwikkeld om van pionieren en experimenteren via een deal te komen tot marktconforme producten en manieren van werken. In deze methode wordt een balans gezocht tussen enerzijds richting geven (met diepgaande eigen kennis) en
Jaarprogramma 2015
anderzijds richting laten bepalen door de (ervaringen van de) relevante partijen in het speelveld. De methode wordt ingezet in alle onderdelen van het bouwproces, van bouwpraktijk, bedrijfsvoering, financiering en waardering van vastgoed tot processen van vraag en aanbod. Het doel is bijsturen in de praktijk, niet het opzetten van pilot projecten, kennisoverdracht of wetenschappelijk onderzoek. De praktijk bepaalt aan welke kennis en kunde behoefte bestaat; deze worden op maat, toegesneden op de context, aangeboden. Vanuit een overzicht van de hele opgave worden in Energiesprong verschillende deelproblemen opgelost door de partijen die daar het beste toe in staat zijn. Hierdoor ontstaat een elkaar versterkend netwerk van partijen die ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en doelstellingen in afhankelijkheid van elkaar stukjes van de complete opgave oplossen. De lotsverbondenheid wordt in de deal vastgelegd. Hierin worden tevens de verantwoordelijkheden verdeeld op basis van een gemeenschappelijk doel. Vervolgens houdt Energiesprong de regie zodat alle deelopgaven synchroon tot een oplossing komen. Het leerproces van Platform31 met de Energiespong wordt ook op andere terreinen gebruikt om actoren in beweging te krijgen. In 2015 wordt de methode overgedragen naar een grotere groep medewerkers van Platform31. Wij voeren al enige tijd een verkenning uit om de methodiek ook toe te passen voor de transitie in de zorg, de zogenaamde ‘Zorgsprong’.
4.3 Communicatie en media Vaste kanalen Platform31 deelt kennis op bijeenkomsten, in trainingen en via onze vaste kanalen in onder meer 30
publicaties, blogs, nieuwsberichten en artikelen. Onze vaste kanalen zijn:
de website platform31.nl met circa 28.000 unieke bezoekers en 70.000 pageviews per maand;
de tweewekelijkse nieuwsbrief met 36.000 abonnees;
de Ikcro-nieuwsflits met 14.000 abonnees. Deze ontwikkelen we in 2015 door tot de Platform31nieuwsflits die twee keer per week zal verschijnen;
dagelijkse updates op Twitter met 5.000 volgers;
dagelijkse updates in de LinkedIn-groep met 1.700 connecties en een actieve discussiegroep met
de vaktijdschriften S+RO en Tijdschrift voor de Volkshuisvesting met samen circa 2500 abonnees;
e-mail uitnodigingen voor activiteiten.
500 leden;
Veel projecten en programma´s van Platform31 hebben eigen communicatiekanalen zoals websites, nieuwsbrieven en accounts op Twitter. Denk aan Energiesprong, Verdus, EUKN, Jaar van de Ruimte en Agenda Stad. De mediatrechter De manier waarop mensen kennis tot zich nemen, maakt het noodzakelijk meerdere middelen in samenhang in te zetten om doelgroep en doel te bereiken. Platform31 gebruikt daarvoor de ‘mediatrechter’ (zie afbeelding).
Prompts: prikkelen om verder te lezen, en leiden naar uitleg en verdieping. Bijvoorbeeld tweets, LinkedIn, banners, etc.
Nieuws: laat zien wat er speelt, informeren. Bijvoorbeeld nieuwsflits, nieuwsstroom.
Uitleg. Bijvoorbeeld blogs, persberichten, mattermaps, factsheets, nieuwsberichten, opiniestukken in de pers.
Verdieping. Bijvoorbeeld artikelen in tijdschriften, bijeenkomsten, publicaties.
31
Evaluatie van huidige middelen
De tweewekelijkse nieuwsbrief van Platform31 heeft een groot bereik en heeft een hogere openratio dan vergelijkbare nieuwsbrieven.
De Ikcro-nieuwsflits (twee keer per week) heeft een goed bereik en een hoge waardering. Vorm en inhoud sluiten echter niet aan op de huisstijl van Platform31.
De bezoekcijfers van de website zijn vergelijkbaar met die van de oude organisaties. De ordening en vindbaarheid van de inhoud kan beter.
Het naast elkaar bestaan van de corporate website en de Kennisbank (van het voormalige KEI) geeft verwarring.
De naamsbekendheid van Platform31 bij stakeholders kan ruim twee jaar na de fusie beter, zo blijkt uit contact met derden.
De zichtbaarheid van Platform31 in de landelijke en vakpers is lager dan die van de oude organisaties opgeteld.
Platform31 kiest vaak voor ‘traditionele’, verdiepende communicatiemiddelen als publicaties en websites. Het huidige medialandschap vraagt echter een brede en gevarieerde inzet van middelen met een sterkere oriëntatie op dialoog.
De medewerkers van Platform31 zijn specialisten op hun vakgebied. Hun persoonlijke profilering op onderwerpen in bijvoorbeeld de sociale media is echter soms nog laag.
Doelstellingen communicatiebeleid
Platform31 is herkenbaar, vernieuwend, zichtbaar, spraakmakend en verbindend.
Jaarprogramma 2015
De medewerkers van Platform31 zijn zichtbaar in opiniestukken, blogs, op sociale media en in de pers.
Platform31 investeert in perscontacten en het ‘maken’ van nieuws.
Platform31 geeft ruimte aan partners en stakeholders: op het podium, in de nieuwsbrief en op de website.
Platform31 initieert en geeft ruimte aan debat.
We stimuleren het gebruik van eigentijdse communicatiemiddelen zoals prezi’s, sociale media, mattermaps en filmpjes.
Verbetering en vernieuwing middelen
We verbeteren de navigatie, ordening en vindbaarheid van de inhoud op de website. We bundelen deze vaker thematisch in dossiers.
Onderdelen van de Kennisbank brengen we onder op de website.
De Ikcro-nieuwsflits gaat qua inhoud en vormgeving beter aansluiten op de onderwerpen en huisstijl van Platform31 en gaat heten Nieuwsflits Stad en Regio.
Tijdschrift van de volkshuisvesting en S+RO werken toe naar een rendabel model met behoud van de kwaliteit en identiteit.
32
4.4 Begroting 2015
BATEN/OMZET
Begroting 2015
(bedragen x € 1.000)
Onderhanden werk uit voorgaande jaren
€
1.550
Subsidies
€
14.187
Instellingsubsidie ministerie BZK
€
1.700
Subsidie bureau Veligheidsmonitor (min. VenJ)
€
352
Subsidieprogramma Kennis voor Krachtige.Steden
€
485
Subsidieprogramma Energiesprong
€
11.070
EUKN
€
270
Europees project BOOST
€
50
Europees project SeiSMiC
€
260
Bijdrage derden
€
1.179
Bijdrage G4 (voorheen Stedenconvenant)
€
220
Bijdrage G32 (voorheen Stedenconvenant)
€
575
Partnerbijdrage Woningcorporaties
€
202
Partnerbijdrage overige organisaties
€
182
Baten uit levering
€
2.888
Cursusgelden
€
260
Deelnemersgelden
€
128
Contributies/abonnementen tijdschriften
€
180
Uitgeverij advertentie inkomsten
€
40
EO Wijers
€
70
Acquisitie opdrachten (vanaf 2015 incl. exper.opd.)
€
2.070
Externe detachering/dienstverlening
€
140
Onderhandenwerk naar volgend jaar
€
1.300-
TOTAAL PROGRAMMAOPBRENGSTEN
33
18.504
Jaarprogramma 2015
34
35
Uitgave Platform31
Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden Platform31 en de betrokkenen geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde gegevens. Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt mits de bron wordt vermeld. Den Haag, december 2014
Jaarprogramma 2015
Postbus 30833, 2500 GV Den Haag
www.platform31.nl
twitter: @platform31