Jaargang 21 Nummer 4
De Poldervlieg Vliegvis vereniging
Redactie en Bestuur Eenentwintigste jaargang, nummer 4, jaar 2011 Huisorgaan van de Poldervlieg Vliegvisvereniging in St.Pancras en omgeving Homepage: http://www.poldervlieg.com Redactie: Bart de Steenhuijsen Piters Ruard Janssen Frits van Merkenstein Dirk Barendregt Martin Kuller Jelke Boersma
Fotografie: R Janssen Website www.Muddler.nl W Gravemaker e.a
Technische realisatie: Martin Kuller
Redactie-adres: Bart de Steenhuijsen Piters
[email protected]
Bestuur van de Poldervlieg: Willem Gravemaker (voorzitter) Din van Nieuwenhuizen (secretaris) Ferry Hoogakker (penningmeester)
072-5641696 06-54261327 06-55795250
Secretariaat: Din van Nieuwenhuizen Zuidje 15 1636 XB Schermerhorn
[email protected]
De redactie en het bestuur zijn niet verantwoordelijk voor de inhoud van dit blad. De redactie behoudt zich het recht voor artikelen en bijdragen in te korten.
2
Inhoud 1.
Een dag Botshol of: de zin van niets vangen in de praktijk
2.
Vissen op de VNV Flevonice forellenput
3.
Wintervissen
4.
Buitenevenement: over snoek, baars en riet
5.
Van Bass tot Baars
6.
De Biologie van de Baars
7.
De tip van ……. Hans Kluken
8.
Dagboek van een Poldernimf, deel I
9.
Boekbespreking: Wondervliegen 2 door Leon Janssen
3
Een dag Botshol of: de zin van niets vangen in de praktijk Op zich was het een prachtige visdag zo half oktober op een zondag. Ik was al jaren niet meer in Botshol geweest maar het was nog steeds hetzelfde prachtige water. De aanbeveling van John Hagens om het eens vanuit botenverhuurbedrijf Verweij te proberen in plaats van bij boer Jansen was volkomen terecht. Maar toen we terugkwamen zei de boer, zelfs nog zonder te kijken naar mogelijke sporen van visslijm of schubben op onze kleding: ‘het was niets zeker, te helder weer’. Hij had helemaal gelijk en zelfs die ene mooie voorn - de enige vis - van Hans in het laatste half uur deed daar niets aan toe of af. En ik had het kunnen weten. Het is natuurlijk wel leuk om zo`n stukje te schrijven over niets vangen en daar allerlei pragmatischeof psychologische voordelen aan op te hangen. Maar je daagt ook wel uit. Op de heenweg naar Botshol vertelde Hans Kluken mij dat de Poldernimf #3 de donderdag ervoor verspreid was en als zo`n stukje dan beschikbaar komt, weet je nooit wie er onder de lezers zit. Ergens ver boven ons wordt dan opeens St. Petrus wakker, die duttend in zijn stoel met de pen zit te brasemen. Hij besluit de handschoen op te nemen, zo van: ‘Merkenstein, jij vond niets vangen ook zin hebben, ga dat dan maar eens waarmaken met die zogenaamde positieve instelling van je’. Ik heb het geweten, niet alleen die zondag en de maandag daarop, maar ook de daaropvolgende zondag en maandag: totaal blank!!! En dan moet je je eigen mooie tekst gaan waarmaken. Om dat idee van een blank te neutraliseren, benoem je eerst maar de factoren die je enigszins vrijpleiten van onkunde, zoals ‘mijn maat ving ook niets’, of: ‘bladstil en ondiep glashelder water’, of: ‘volslagen onbekend water’ of: ‘mijn maat ving wel maar allemaal van die kleine voorntjes en ik wilde een knappe baars vangen’ etc. Maar het blijven toch blanks die ik volgens mijn eigen theorie zou moeten benutten. Dat heb ik gedaan … natuurlijk!! Ik experimenteerde met een bij Handy aangeschafte drijvende streamer voor vliegenhengel #6-7,
4
maar die eigenlijk bedoeld is voor de ultra lichte spinhengel. Zo kwam ik uit op een eenvoudigere bindwijze waarmee ik de streamer geschikt maakte voor #4 en misschien zelfs #3 hengels. Mooi voor in de zomer op het Alkmaardermeer, maar ik zie ook wel toepassing als een soort ‘boobie’ op een zinklijn.
Ik heb meestal meerdere vliegenhengels bij mij en vooral de minder gebruikte hengels (omdat ik vaak twijfel aan de juiste # aanduiding) heb ik in die ‘blank’ periode met diverse klasseringen WF en DT lijnen eens aan de tand gevoeld. Je komt dan veel te weten over juiste klasseringen maar mogelijk ook andere (nieuwe) toepassingen voor een hengel. Met de klassering van vliegenhengels is het overigens net als met Sinterklaas, in de eerste jaren van je carrière als vliegvisser mag je geloven dat wat op de hengel staat juist is. Maar na een aantal jaren geloof je dat niet meer en houd je je hooguit nog in voor de nieuwe leden om niet te veel onzekerheden in te brengen. Er is nog tijd zat om te leren dat des te meer je weet, des te beter je beseft dat je nog veel meer niet weet. ‘Also sprach…….’
5
Ik wil graag bij het baarsvissen met een streamer wat dieper kunnen vissen, tot 2 - 2 ½ meter. Vooral voor de lichtere lijnklassen # 3 en 4 zijn zinkende lijnen niet gemakkelijk te krijgen. Ze werpen en vissen ook niet echt lekker. Met zinkende leaders heb ik geen beste ervaringen, zeker niet op lichtere hengels. Ik heb toch uitgevonden hoe het beter werkt door (a) uitsluitend braided, geen kunststof zinkende leaders te gebruiken, zoals van Roman Moser, Airflo (tot zelfs Super Extra fast) en (b) op de lichtere hengels met WF en DT Intermediate in de klasse vanaf #2 tot 4 te experimenteren met andere lijnklassen dan de hengel aangeeft. Daarbij schuw ik het niet om de vliegenlijn 1 tot 2 meter in te korten. Dat gaat prima, zelfs op een # 3+ hengel werpt een WF3 I met de zwaarste zinkleader nog heel gemakkelijk. Op een andere hengel met een #4+ klassering werpt een ingekorte WF 4 I en de DT 3 I goed. Dan gaan zelfs rolworpen met de zwaarste leaders nog heel aardig. Niet ver weliswaar maar goed genoeg om in de grachten te kunnen vissen. In mijn visterritorium is dat de enige plek waar ik veel gebruik maak van rolworpen. Voor het lichte streamervissen met # 3-4 hooguit 5 hengels zijn zinkleaders een uitkomst. Grote streamers en hengels # 8-9 zijn echt niet noodzakelijk voor de kleinere snoeken, snoekbaarzen en baarzen in ons polderwater, de singels en niet te vergeten in de grachten. Dat het testen van streamers en drijvende visimitaties op de ‘blank’ dagen ook zijn vervolg kreeg bij de warme kachel spreekt voor zich. Daar kwamen weer ‘bedachte verbeteringen’ van die op de volgende ‘blank’ dagen uitgetest werden met conclusies tot gevolg zoals ‘afgekeurd’, ‘kan beter’ en ‘eureka!’. Aan alle goede dingen komt echter een eind en tijdens mijn vakantie in Gaasterland begin november stopte deze mooie leerperiode en begon ik buiten mijn schuld om weer te vangen. Ik zei het al in mijn eerdere stuk: ‘licht bestaat bij de gratie van het donker’. Inmiddels zijn al weer de nodige snoeken en baarzen in mijn net beland en dat went uiteindelijk ook.
Frits van Merkenstein
6
P.s: op de dag dat ik dit artikel nog even doorloop, het is een heel mistige maandag eind november, heb ik ook even gevist om mijn combinatie met zinkleaders nog eens te testen, ook op zinksnelheid in relatie tot het type vlieg. Nu was ik alleen maar gegaan om te experimenteren en mist (= warm water versus koude lucht ) is heel ongunstig, maar ik ving weer helemaal niets. Het zal me toch niet weer gebeuren…….. En o ja, om nog op de dag in Botshol terug te komen, vissen daar is toch echt een aanrader. Uit eigen ervaring weet ik dat Botshol taai kan zijn, maar een goede visstand heeft. Geen overpopulatie, maar dat past wel bij het karakter van deze veenplas. Die dag zagen we ook een ringslang op 10 meter afstand van de boot zwemmen!!! De positieve recensie van John Hagens over de vangst zal wel kloppen, al is iets van magisch realisme ons vliegvissers niet vreemd. ‘Bijna de werkelijkheid, maar net iets anders’. Let op de postcode van botenverhuurder Verweij, want die moet 1391 HP Abcoude zijn en niet 3645 CJ Vinkeveen. Bovendien is er in het wegennet het een en ander veranderd, zodat oudere Tom Tom modellen je de verkeerde kant opsturen.
7
Vissen op de VNV Flevonice forellenput Zondag 16 oktober, het is weer tijd voor een buitenevenement met enthousiaste clubleden. Het belooft een mooie dag te worden, de temperatuur schurkt tegen het vorstpunt, maar de lucht is blauw en er staat een flauw windje uit zuidelijke richting. Marcel staat zoals afgesproken om 07.00 uur voor de deur en na Nico opgepikt te hebben, rijden we naar de tweede forellenput van de Flevopolder. Na enige omzwervingen op deze steeds groener wordende drooggelegde Zuiderzeebodem rijden wij het schaats- en viscomplex op. Daar treffen wij meerdere leden en uiteindelijk staan en zitten we met zijn achten te vissen. De sfeer is goed, mogelijk omdat het vissen op een ijsbaan in ons Alkmaarse poldervliegbloed zit. Zowel Marcel als ik hebben een belly boat mee en terwijl wij op de plas drijven, zwermen de ander poldervliegers uit naar de meest belovende hoekjes. Het blijkt, zoals Ruard een week geleden had ervaren, een taaie plas. Er wordt weinig gevangen, maar de vissen die tijdelijk uit hun element gehaald worden en twee exemplaren die
8
de weg naar mijn rookton vinden, zijn van groot formaat. Nico doet het goed qua aanbeten en drilplezier, alleen weet hij maar één vis helemaal boven water te krijgen. Cor weet één forel te landen en lost een tweede. Martin laat drie forellen ontsnappen en weet er twee op de kant te krijgen. Hyekall vangt er een stuk of vijf, maar heeft ook wat ‘lossers’ te incasseren. Jacob weet ook een mooie vis te vangen, maar Harry houdt het bij het laten zien van mooie werpen striptechnieken. Ikzelf heb het geluk aan mijn waadbroek hangen en pak bij de eerste worp een mooie hard vechtende regenboog, later vang ik een nog grotere vis en mag een forel drillen totdat hij met zijn hoofd boven het netje de haak weet los te schudden. Ik peddel de hele dag rond in de vijver, heb een dieptemeter bij me en kan de structuur van de plas goed in kaart brengen. Zoals de omgeving en vorm van de put vrij saai zijn, is het onder water niet veel spannender. De waterdiepte loopt binnen enkele meters uit de kant snel naar zo’n twee meter en dat varieert hier en daar met een kleine halve meter. Dus geen diepere putten, spannende richels of veelbelovende bulten onder water. Op de dieptemeter verschijnen geen solitaire vissen of opwindende scholen waar je een natte vissersdroom van krijgt. Af en toe geeft de fishfinder een enkele vis weer. Drie maal toverde hij een erg grote vis op het scherm die ik inschatte als één van de uitgezette graskarpers. Nu wil ik niet alleen kritiek uiten, want de accommodatie en service zijn goed. Je kunt er een lekker hapje eten en een potje gerstenat of andere verwennerijen nuttigen. Ga er niet heen om veel te vangen, maar het is wel water waar je in niet te grote drukte een heerlijk dagje kan vissen op mooie regenbogen voor het luttele bedrag van 10 Euro. Koos
9
Wintervissen ’s Winters ga ik vissen omdat ik er even uit wil en omdat er zulke mooie vissen te vangen zijn. Ook in de herfst of de lente kan je wel eens mooie voorns vangen, maar in de winter zijn ze groter en vang je er makkelijker één van tegen de 30 cm. Vooral de blankvoorn blijft heel lang actief. Niet uitbundig maar het is ook niet zo dat ze alleen maar op de bodem liggen. Ze verzamelen zich in grote scholen en ik heb de indruk dat de grootste vissen ook nog bij elkaar kruipen. Als er ijs ligt zit er niets anders op dan te gaan schaatsen. Uiteraard ben je als je ’s winters gaat vissen afhankelijk van het weer. Als het stormt en sneeuwt, is het niet lekker om buiten te zijn, maar er zijn ook veel dagen met veel plezieriger weer.
10
Zomaar een wintermiddag Het is maandag en mooi weer. Frits en ik hebben allebei vrij. Om 13.00 uur zitten we in de auto en gaan naar het noorden. Daar is een hele lange sloot en ik had uit goed ingelichte bronnen (die ik overigens niet mag noemen) vernomen dat er vis zat. We kiezen ervoor om in het dorp te gaan vissen, omdat de vis vaak in de winter de luwte van het dorp of van een paar boerderijen opzoekt. Ik heb mijn splitcane #4 meegenomen. Aan de punt komt een lichtjesnimf en op de dropper een spider, ook met wat fosforescerend materiaal. Ik ben gek op dat soort vliegen, vooral in de winter. De vis ligt diep en meestal is het water nog wat troebel. Wel veel helderder dan in de zomer maar toch zal het daar beneden nog aardig donker zijn. De eerste paar worpen leveren niets op maar gooiend naar het de overkant, bijna tegen een bootje aan dat daar ligt, komen toch de eerste beten: blankvoorn. Later zitten er ook een paar ruisvoorns bij. Dat kan je meteen al zien aan de aanbeet, want de ruisvoorn pakt meestal snel na het inwerpen, doordat ze veel hoger in het water zwemmen dan de blankvoorns. Frits probeert met een streamertje baars te vangen, maar toen ik een paar baarsjes aan de nimf had gevangen, schakelt hij toch maar over op twee nimfjes en begint ook hij voorn te vangen. Het was een mooie middag. Lekker fris en kleding ’s Winters is het zo lekker fris buiten, de lucht prikkelt in je neus als je het huis uitstapt, een waterig zonnetje schijnt over de polder, in de straten van de stad of op de vijvers van het park. Lekker fris wordt echter koud als je er niet goed op gekleed bent. Het merk Helly Hansen heeft al jaren mijn voorkeur en deze kleding gaat lang mee. Ik denk dat ik mijn HH-broek al meer dan 25 jaar gebruik. Maar mijn voeten zijn al jaren het grote probleem. Ik heb van die Duits aandoende laarzen gehad maar die zijn af en stuk. Ze waren wel warm. Nu trek ik mijn moonboots aan als het terrein een beetje droog is, maar in de polder gaat dat niet goed, want daar is het te nat. Voor mijn handen gebruik ik al jaren handschoentjes zonder vingers. Als het helemaal te erg wordt helpen die plastic operatiehandschoenen ook wel goed: geen water op je vingers en geen of in ieder geval minder last van de wind. Martin de Ligt vindt dit heel anders: ‘Wel wil ik even kwijt dat ik niet ga vissen als het die dag te koud/guur is, niet met handschoenen aan vis, nooit koude
11
voeten heb, ook een HH poolpak en sokken aantrek (al meer dan 35 jaar dezelfde), maar wel mijn muts over mijn oren trek en niet vis met fosforescerende of fluorescerende nimfen…’ Zonnetje Ik heb het niet zo op vissen als de zon schijnt, behalve in de winter. Dan kan dat extra beetje licht en warmte net de motor zijn voor wat extra activiteit van de vis. Bovendien voelt het voor mezelf ook wel goed. Meestal is er dan ook minder wind en dat is in de winter ook wel gunstig. Waar vis je in de winter? Je moet gaan vissen waar de vis zit. Soms is dat zoeken en soms weet je waar ze zitten of heb je van een ander gehoord waar ze zitten. Toch verplaatsen ze zich ook wel in het systeem waar ze zich bevinden: de ene zondag vang je ze in de oude gracht en de andere zondag in de nieuwe gracht. In de polder zou ik de luwte van boerderijen of een dorpje opzoeken, want dat doet de vis ook. Een jaar of tien geleden dachten we nog dat de vis in de winter de diepe plekken van het grote water opzocht. Dat is wel zo in bv een grote plas als het Geestmerambacht, maar in een watersysteem zoals het kanaal en het Alkmaardermeer trekt de vis ook de stad in. Martin: ‘….. het wintervissen op voorn (is) niet beperkt tot de singel en grachten van Alkmaar of in de polder (kleine voorn) maar je kunt ook heel goed vissen in de IJsselmeerhavens met kans op een mooie winde en tegenwoordig zelfs ook op een roofblei. Je kunt ook naar een forelvijver gaan in de wintermaanden.’ Techniek en vliegen Je techniek hangt heel erg af van de plek waar je vist en vooral van de diepte van het water. Op ondieper water volstaat een leader van ongeveer hengellengte, maar is het water dieper, zo’n 2 tot 3 meter, dan moet je leader ook langer zijn. Je vist dan toch al gauw met een leader van 4 meter en alleen 12/100 of 14/00 nylon aan je lijn. Ook de nimfen zijn dan wat zwaarder (met goudkopjes van 2 keer 3 mm). Daardoor dreigt de punt van je lijn te zinken en dan kan je weer niet zien of je beet hebt, want soms zijn de beten niet meer dan even een trilling in je vliegenlijn. Dat zijn dan niet de kleinste voorns. Dus vis ik onder die omstandigheden met een beetverklikker. Ik vind het
12
ondingen maar ik wil ook wel zien of ik beet heb. Je zit goed als je een beetverklikker hebt die nog net door de ogen van je hengel kan en blijft drijven op het gewicht van je vliegen. Ik vis vaak met een nimfje waarin een fosforescerende kraal verwerkt zit. Ik denk dat het op twee meter diepte helemaal donker is dus ik breng graag een beetje licht in de duisternis. Overigens vang ik niet meer dan de vissers die een zwarte vlieg of een vlieg met een fluorescerend staartje hebben. Ik vis met twee vliegen omdat ik dan meer gewicht heb om ze wat sneller naar de bodem te krijgen. Wat vangen? In de winter vang je het meeste blankvoorns maar een enkele baars kan ook niet van je nimfen afblijven. Soms stuit je op een plek met ruisvoorns en dan is het bingo. Ik heb in de winter een keer een Giebel van 30 cm gevangen. Ook een snoekje behoort tot de mogelijkheden en kijk niet raar op als er achter je voorn die je aan het drillen bent plotseling een enorme plons en kolk verschijnt. De winter is voor mij een hele mooie tijd om uit vissen te gaan, maar ik snap wel waarom Bart zijn prijs voor een 30+ voorn niet in de winter uit wil reiken. Ruard
13
Buitenevenement: over snoek, baars en riet De zon scheen prachtig deze ochtend en de lucht was helder blauw. ‘Het is een prachtige dag om te vissen’, zo sprak ik tegen Frits die mij glimlachend tegemoet stapte met zijn hengels onder zijn arm. Zuinig keek hij naar de lucht en oordeelde dat het een mooie dag was om te vissen, maar niet om te vangen. De snoek laat zich op mooie dagen vaak onbetuigd. Ik mompelde iets over gruizig weer en dat het dan wel zou lukken. Maar Frits memoreerde over zijn stuk in de Poldernimf #3 met de titel ‘de zin van het niets vangen’, want dat schijnt ook ergens goed voor te zijn. In deze logica vang je de ene dag niets en de andere dag dubbel zo veel.
En aantal vissers stond te trappelen van ongeduld om samen naar de Berkmeer af te reizen toen ik aankwam bij RustWat in good old Sint Pancras. Voor vandaag zou deze kleine polder ons jachtgebied zijn. De stemming was niet onverdeeld positief over de vangkansen maar met goede moed vertrokken wij (Cor, Fred, Frits, Ruard, Marcel, Nico, Erik, Hans en ik) opgewekt naar de polder. Op handige wijze claimde Ruard een visstek bij het transformatorhuisje. Deze stek zei mij niets. Sterker, de hele Berkmeer zei mij niets. Maar aangekomen op de stek troffen wij Martin al op locatie, die zijn
14
spinhengel mee had genomen naar de waterkant. Ook hij stond bij het transformatorhuisje.
Onderweg zagen wij al dat het riet nog niet gemaaid was. De toegankelijkheid van het water liet daarmee nogal te wensen over. Zo was ook onze prachtige visstek, die overduidelijk bol stond van de vis, maar moeizaam toegankelijk. Snoeken is zoeken, maar deze dag was het vooral zoeken naar een open plek in het riet. Het maaibeleid van de waterbeheerder verschilt per watergang, zo lijkt het. Op de Zuidervaart zijn mooie open stukken gemaaid, maar er is ook riet blijven staan. Dit gefaseerde maaien werkt in de hand dat er een diverse oevervegetatie ontstaat. Milco en Jan waren al wat vroeger in de Berkmeer dan de ander vissers. En door de begroeide waterkant zijn zij snel doorgereden richting Langereis, Nieuwe Niedorp (in de haven werden ze weggestuurd), Roskamsluis, Broekerveiling en Broekerhaven. Per man werden door Jan en Milco zo’n 15-20 (kleine) baarzen gevangen. Je zou zeggen dat dit een topvangst is, maar door het gebruik van ultralichte spinhengels (bah!) telt dit natuurlijk niet. Als een doorgewinterde politieman had Jan door dat ontkennen de zaak vaak alleen maar erger maakte, dus gaf hij toe dat de vangsten gedaan waren met een ultralicht spinhengeltje. Martin had van het zelfde laken een pak. Zijn vangst van deze dag was een mooie baars, maar ook voor hem geldt dat dit gelukt is met een spinhengel. Niet helemaal volgens de regels, mannen.
15
De enige snoek die tijdens deze dag gevangen werd, vergreep zich aan een streamertje van Frits. Na een kort sprintje kon ik getuige zijn van een mooie snoek die op het droge lag.
Maar de ware vliegvisser was die dag misschien wel onze jongste lid, Erik. Door te variëren wist hij de meeste vissen te vangen. Weliswaar geen snoek, maar toch vis. Even een kort verslag van zijn verhaal: De donderdagavond voor deze visdag hadden we als onderwerp Ierse vliegen binden. Eric had die avond zijn allereerste vlieg gebonden met geleend vliegbind-gereedschap. Het resultaat was naar eigen zeggen ‘om terecht trots op te zijn’. Met die vlieg heeft hij geprobeerd om vis te vangen, maar dat is niet gelukt. Ja Erik, Ierse vliegen vangen geen Hollandse vis. Dat is ongeveer hetzelfde als met een glas karnemelk een Française in bed proberen te krijgen. Met de geleende streamer van Ruard lukte het al evenmin (ook Ruard weet wat hij weggeeft). Toen de resultaten uitbleven, is Eric overgestapt op nimfen die hij van Martin had gekregen tijdens het IJsbaanvissen. Zo ving hij op het eind van de middag twee ruisvoorns en een blankvoorn. Graag besluit ik dit verhaal met een citaat van Erik: ‘Gelukkig hoefde ik niet de onzin van het niet vangen
16
te ervaren. Als ik ga vissen, wil ik vangen anders laat ik met hetzelfde plezier mijn hengel thuis, geniet van de omgeving en dat loopt meteen wat gemakkelijker’. Jelke
17
Van Bass tot Baars In een van de oudere Poldernimfen heb ik al eens een vlieg van mij beschreven, de Calcasieu Pigboat, die ik later ook tegenkwam in een boek over het vissen op bass (de Engelse verzamelnaam voor zowel largemouth- als smallmouthbass). Deze van oorsprong Amerikaanse vis is erg populair in de Verenigde Staten en wordt op veel manieren bevist, ook met de vliegenhengel. Sterker, de oudste Amerikaanse boeken over (vlieg)vissen gaan over bass en niet over forel, terwijl de regenboogforel toch een inheemse vis is. Een van de meest populaire technieken, bugfishing, vindt zijn roots bij de Seminole indianen, een stam in het zuiden van de USA.
Ik gaf in dat artikel in de Poldernimf al aan dat ik bij die Amerikaanse boeken terecht was gekomen omdat in de Nederlandse maar ook de Engels, Duitse en Franse literatuur maar weinig tegenkwam wat bruikbaar was voor het vissen op mijn favoriete vis, de baars. Amerika kent natuurlijk zijn stromende rivieren en koude meren, maar een belangrijk deel van dit grote land heeft ook water en weersomstandigheden die redelijk vergelijkbaar zijn met Nederland.
18
Je moet dan kijken naar wat daar warmwaterfishing genoemd wordt. Veel auteurs beperken zich wat de roofvis betreft niet tot de bass, maar betrekken ook de panfish daarbij. Dat is een verzamelnaam voor een soort baarsachtigen, waaronder bluegill, crappies en yellow perch vallen. In eetgedrag, leefomgeving en grootte zijn deze vissen vergelijkbaar met onze baars. Hebben we daar wat aan? Ja!!! Natuurlijk moet je kritisch naar de verschillen blijven kijken wat de omstandigheden betreft, maar in een vergelijking van het gedrag en biotoop van onze baars met zijn Amerikaanse broeders zitten genoeg overeenkomsten om goede tips uit de Amerikaanse literatuur te kunnen halen. En Amerikaanse boeken over het vliegvissen op bass en panfish zijn er in overvloed. De materiaalaanbevelingen wat hengel en lijn betreft zijn minder interessant omdat ze geënt zijn op het vissen met relatief grote, luchtweer-standbiedende aassoorten en het vissen in soms zwaar begroeid water. Dat leidt dan tot aanbevelingen voor # 6 en #7 hengels. Die kan ik niet aanbevelen, want # 4 zelfs # 3 (en dan wel aangepaste bindpatronen) is genoeg wat mij betreft. De andere tips, zoals de leaderopbouw, type lijnen en werptechnieken zijn wel bruikbaar. Wat ik het leukst blijf vinden zijn de patronen. Met streamers voor de roofvis kunnen we hier in Nederland al aardig voor de dag komen wat inventiviteit betreft, maar de Amerikaanse patronen vallen helemaal onder de categorie stoned dan wel bad trips-horrorfilms. Veel kleur, van alles wordt geïmiteerd en er moet vooral veel beweging en/ of bewegende delen in zitten. Dat laatste is nog niet zo vreemd, want recente onderzoeken geven ook aan dat vooral baars valt voor `wriemelend kunstaas`. Bij dat alles ligt het accent zeer sterk op drijvend kunstaas, of wel bugs. Dat is een verzamelnaam is voor allerhande grote, drijvende vliegen op basis van hertenhaar of foam, waar bijvoorbeeld ook onze poppers ondervallen De meeste Amerikaanse schrijvers vinden dat eigenlijk wel de leukste manier. Zo wil W.G. Tapply alleen maar met bugs vissen. Op hem kom ik hieronder nog terug. Maar ook patronen voor het vissen onderwater als streamers, kreeft en bloedzuigerimitaties en XXXLnimfen komen in de literatuur ruimschoots aan de orde.
19
Het is echt de moeite waard om eens in de Amerikaanse vliegvisboeken rond te kijken, niet allen wat informatie betreft, maar ook voor hun beleving van het vliegvissen. Het gaat te ver voor dit artikel, maar als het gaat om beleving van de omgeving en het vissen zelf waren de Amerikaanse schrijvers al eerder dan hun Engelse collega`s het visjesvangen voorbij. Voor de geïnteresseerden, lees eens Haunted Waters (Flyfishing in North American Literature) van Marc Browning. Ik geef hieronder zonder verder commentaar een korte lijst van schrijvers en titels. De meesten zijn nog goed verkrijgbaar; met een aanduiding T (techniek) en /of P (patronen) achter de titel verwijs ik naar de aard van de inhoud. Een uitzondering maak ik voor Bass bug fishing van Wiliam G. Tapply. Hij is net als zijn vader H.G. Tapply een bekende schrijver in de USA over het vliegvissen op bass. Het boekje gaat voornamelijk over het vissen met drijvend kunstaas. Als dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld vanwege het seizoen, dan gaat de schrijver liever over op andere vormen van vissen of helemaal niet vissen dan ‘onderwater’ te gaan. Een soort ‘drai flai only’ op zijn Amerikaans. De auteur beschrijft ook hoe hij voor het eerst in de jaren 60 geconfronteerd wordt met de big game variant van bass fishing, mannen met supersnelle boten volgestouwd met hengels en kunstaas voor alle mogelijke situaties. Het wedstrijdvissen op bass neemt vervolgens in de USA een grote vlucht waarbij het prijzengeld tot gigantische hoogte uitstijgt. De auteur vist zelf het liefst samen met zijn vader vanuit een Canadese kano, een steen als anker en met een hertenharen bug de plantenbedden afpeuterend. Na de opkomst van de gemotoriseerde bootvisserij bass moet hij zijn uiterste best doen nog water voor zichzelf te vinden, en hij doet daar uitermate amusant verslag van. Overigens
20
worden in het boek ook een aantal patronen voor bugs & aanverwant drijvend kunstaas zeer goed beschreven.
Titel
Auteur/s
Bluegill…Flyfishing & Flies Bass on the fly Orvis Pocket Guide Flyfishing for bass Bug Making Flies for Bass & Panfish
Terry Wilson A.D.Livingston William.G.Tapply
Bass Bug Basics Hot Bass Flies
Techniek en/of patronen &Roxanne T P
C.Boyd Pfeiffer Dick Stewart Farrow Allen John. M.Likakis Deke Meyer
T T P & P P TP
Ongetwijfeld is er nog veel meer literatuur die de moeite waard is, maar ik heb ook nog niet alles gelezen wat er is. Ik ga mijn best doen. Frits van Merkenstein
21
De Biologie van de Baars Het zal eind vijftigerjaren geweest zijn en ik viste in de polders van het Eiland van Dordrecht. Daar deed ik een van de mooiste herinneringen op uit het vissen in mijn heel jonge jaren. Het beeld is nog steeds in mijn grijze massa aanwezig: een spoorsloot die via een grote duiker onder de spoordijk liep. Er waren veel bedden van waterplanten en ik denk nu dat het kranswier was. Toen wist ik dat helemaal niet. Tussen de corridors van waterplanten was een lichtgele bodem van het zand van de spoordijk zichtbaar. Geen polderklei. En dan boven het zand, bij mooi licht, een langzaam zwemmend schooltje baarzen. Prachtig gestreepte vissen in glashelder water. Een beeld dat ik ook steeds terugzag in goed onderhouden en beplante aquaria met Sumatranen, zoals die tropische baarzen heten. Later zag ik het nog een keer in het echt, vanaf O’Briensbridge in West-Ierland: scholen grote baars in een glasheldere Shannon voordat een mestlozing een einde maakte aan dit baarzenbestand. De Baars (Perca fluviatilis) is een lid van de Familie van de Baarzen (Percidae). Deze familie wordt ingedeeld bij de Baarsachtigen (Perciformes), de grootste Orde in het Vissenrijk. De baars heeft een hoog lijf dat voorzien is van 6-8 verticale, donkere strepen op een lichtbruin tot goudkleurige ondergrond. De vis heeft twee rugvinnen waarvan de voorste met stekels en aan de achterkant een donkere vlek. De grootste baars was 51cm lang, het hoogste gewicht bedroeg 4,75 kg en de hoogst gerapporteerde leeftijd van een baars is 22 jaar (gegevens uit het gehele verspreidingsgebied). Hij komt voor in een groot gebied, het noorden van Eurazië, en is ook uitgezet, zoals in Ierland. Wanneer dat is gebeurd, weet ik niet. De baars leeft in stilstaand en stromend meestal zoet water, maar brak water kan hij ook aan, zoals in de kustgebieden van de Oostzee. Het is een scholenvis als hij jong is en komt dan voor in ondiep, plantenrijk water. Tot een lengte van 10 cm voedt de baars zich met dierlijk plankton en insecten. Eenmaal langer wordt hij een visetende roofvis. Echt grote baarzen leven als solitairen in diep water. Als er niet genoeg aas of prooivis aanwezig is van het juiste
22
formaat blijft de vis klein, de zogenaamde zwarte baars die zich al voortplant bij een lengte van12,5 cm. Baars paait van april tot juni. Het vrouwtje zet haar eieren af in snoeren op waterplanten, stenen, taluds en soms zelfs op fuiken. Het mannetje spuit daar dan zijn homvocht overheen. In de grote meren is er paaitrek naar de oevers. Afhankelijk van de watertemperatuur komen na 8 tot 14 dagen de eitjes uit. De larfjes van 6-8 mm lengte zwemmen naar het wateroppervlak en vullen daar door luchthappen hun zwemblaasjes. Dan gaan ze vanuit de oeverzone naar open water en blijven daar tot ze 8 mm lang zijn. Dan zwemmen ze weer terug naar de oeverzone. Voor de wat grotere larfjes duurt dit proces niet lang. Ze eten in deze fase zoöplankton, vooral watervlooien, en gaan als ze groter zijn over op aasgarnalen, vlokreeften en insecten. Tenslotte gaan ze over op een visdieet, maar versmaden op latere leeftijd niet de kleinere hapjes. Baarzen worden gegeten door soortgenoten, snoekbaars en aalscholvers, en mogelijk ook otters. Ze worden ook gevangen door beroepsvissers en in de handel gebracht omdat het een smakelijke vis is. In het vorige nummer (3) van de Poldernimf kon je al lezen hoe je moet vliegvissen op baarzen. Het zal je toen niet hebben verbaasd dat natte vliegen zoals de Invicta, het goed doen op de baars
Dirk Barendregt
23
De tip van ……. Hans Kluken Tips zijn natuurlijk leuk om te krijgen, maar ook om te geven. Iedereen heeft zo zijn eigen maniertjes om nog even handiger te vissen. In deze rubriek zijn al die tips welkom. Sterker, we zijn er hartstikke nieuwsgierig naar! Of het nu gaat om nieuwe inzichten en technieken of huis tuin en keukentips om de kosten van een dure hobby te kunnen drukken, alles is welkom. Deze poldernimf staat in het teken van de baars, het zal je niet ontgaan zijn. En ook deze tip zou ‘baars’ als onderwerp hebben. Toen ik Hans vroeg naar een leuke tip voor ons, om nog beter baars te kunnen vangen dan we al doen, reageerde hij aarzelend; ‘Al mijn tips op het gebied van baarsvissen heb ik al in eerdere poldernimfen gegeven. Kijk maar eens in de jubileumuitgave van de poldernimf. Maar eh … ik weet nog wel iets wat ook leuk is.’ Hans is de laatste tijd bezig met het bouwen van quill vliegen. Dit zijn vliegen waarvan het lijfje gemaakt is van quill. Een quill is de stam van een gestripte veer. Bijvoorbeeld een pauwenoog of hanen hackle waar alle fibers/herls van af zijn gehaald. De herls van een pauwenoog kun je verwijderen met behulp van een vlakgom of met je nagels. Wees wel voorzichtig, want de quills zijn erg breekbaar. Dat is dan ook de reden dat Hans de quils koopt, met het voordeel dat je ze dan ik diverse kleuren kunt bestellen. Wanneer je een quill gebruikt, dan krijg je een heel mooi gesegmenteerd lijfje wat sprekend lijkt op dat van een insect. Het mooie van een quill van een pauwenoog is dat een zijkant van die quill zwart is. Deze kleuring benadrukt de segmentering wanneer je enigszins overlappend de quill op de haaksteel aanbrengt. Het binden met quills is niet echt nieuw, maar het is een techniek die
24
niet veel wordt toegepast. De ‘quilltechniek’ is goed te gebruiken bij de lijfjes van natte vliegen, nimfen, buzzers, emergers, spiders en droge vliegen. Hans heeft quillvliegen alleen nog maar in Nederland kunnen gebruiken, maar is benieuwd of er leden van onze club wel eens met quillvliegen in het buitenland gevist hebben. Op zijn volgende buitenland trip gaan zeker een aantal droge vliegen, spiders en nimfen gebouwd met quill mee.
De tips: 1.
2.
3.
4. 5. 6. 7.
Als je quillvliegen gaat maken met quills uit een pauwenoog, koop dan de quills, want als je zelf gaat strippen is de kans op breuk heel groot. Je hoeft ze niet te verven als je ze koopt want ze zijn te verkrijgen in de kleuren natural, olive, golden olive, orange, yellow, red, brown, crimson, en black. Ze heten Polish Quills en zijn te bestellen bij de importeur www.finestflyfishing.de. Deze importeur spreekt Nederlands, maar de quills zijn ook te bestellen bij Hans Voorwinden. Leg de quills, voordat je ze gaat binden, eerst even in lauw water dan verminder je de kans op breuk. Ze zijn te gebruiken tot maximaal haakgrote 12. Als je een getaperd lijfje wil maak deze dan eerst van binddraad of Gossamer silk en bind daarna de quill in. Bind de quill in bij de haakbocht en zorg dat het donkere gedeelte achter zit (pauwen quills zijn plat en hebben een donkere zijkant). Wikkel dan overlappend de quill naar het
25
8.
haakoog, want zo wordt het donkere gedeelte goed zichtbaar en krijg je een mooi gesegmenteerd lijfje. Quills kan je het best lakken nadat ze ingebonden zijn, want dit vergroot de duurzaamheid en geeft een mooie glans (hou hiermee rekening als je nog een vleugel of hackle wil inbinden).
In Flyfishing Flytying heeft Jeremy Lucas ook al het nodige geschreven over quill vliegen. Hij noemt het de ’Heilige Graal’ op het gebied van bindmateriaal maar dit gaat mij wel wat ver. Het blijft een feit dat het een hele mooie imitatie is van een insectenlijfje. Hans bedankt voor deze tip Jelke History/bekende patronen: Nymph; Olive Quill Droge vliegen: Black Gnat Blue Upright, creator R.S. Austin uit Devon Olive Quill, creator E.J.Malone, schrijver van boek over Ierse vliegen Houghton Ruby, creator William J. Lunn riverkeeper van de Test Dun Variant, creator Art Flick een bekende Amerikaanse vliegbinder en voorstander van quill lijfjes. Natte vliegen: Malloch's Favourite
26
Dagboek van een Poldernimf, deel I In september heb ik mij als lid van de Poldervlieg aangemeld en dus ben ik, voor zover ik het weet, het jongste clublid. Ben ik dan zo jong? In absolute leeftijd niet, hoewel ik in vergelijking met de echte senioren van de club een broekie ben. Maar op het gebied van het vliegvissen heb ik nog de luier om. Als jongste lid van de club ben ik heel hartelijk verwelkomd. Het was fantastisch hoe ik ben binnen gehaald en geholpen met mijn eerste stappen in de grote vliegviswereld. Toen ik me realiseerde hoe veel ik nog ga leren, bedacht ik dat het een leuk idee zou zijn als ik gedurende het eerste jaar dat leerproces zou beschrijven. Mijn idee werd enthousiast onthaald door de redactie van het clubblad. Ik zal dus in de volgende vier edities verslag doen van mijn ervaringen als jongste poldernimf. Laat ik beginnen bij het begin. Twee jaar geleden heb ik in een impuls een vlieghengelsetje gekocht: een aftma 4#5 hengel met drijvende lijn, een paar vliegen en wat tapstoelopende leaders. Vervolgens had ik geen idee wat ik ermee moest doen. Op de camping heb ik wat geprobeerd te casten, gelukkig wel zonder leader en vlieg, want uiteraard belandde de lijn regelmatig in mijn nek en vlak voor mijn voeten. Af en toe maakte ik een geluksworp waarbij de lijn ongeveer tien meter recht voor mij in het gras belandde. Na een jaar van uitproberen heb ik via Bert van Handy Fish een werp/casting les gevolgd onder leiding van Art Ritmeester. Eindelijk was ik een beetje in staat om mijn vlieglijn met een aardige worp op het water te laten landen zonder daarbij een haak in mijn nek te zetten. Het tweede jaar heb ik slechts enkele keren gevist en daarmee het pas geleerde werpen onvoldoende geoefend. De prille techniek zakte dus behoorlijk weg. Op een geven moment belde Bert me en vroeg of ik bij zijn club in Heiloo wilde komen. Maar die club komt op maandagavond bij elkaar en dan heb ik mijn Jiu jitsu sportavond. Bert suggereerde me om contact te zoeken met de Poldervlieg, die op donderdag bij elkaar komt. Ik heb vervolgens ongeveer een jaar nodig gehad om contact met de vereniging te krijgen. Ik kon geen website vinden met contact-gegevens.
27
Uiteindelijk heb ik Bert weer benaderd en die gaf me het adres van voorzitter Willem. Toen ging alles wat sneller: ik bezocht de eerste clubavond, meldde me direct aan als lid en ging naar de eerste activiteit, het ijsbaanvissen. Wat mij bij deze introductie meteen opviel was de hartelijke en warme ontvangst binnen de vereniging. Willem nodigde mij meteen uit voor het ijsbaanvissen en bood daar zijn reserve waadpak aan om ook het vissen midden in het water te ervaren. Ik kreeg dus zomaar een waadpak in bruikleen van iemand die mij maar een keer had gezien. Tijdens het vissen op de ijsbaan was ik zeer druk aan het casten met wisselend werpsucces maar zonder ook maar een aanbeet te krijgen. Om mij heen werd aan de lopende band vis gevangen met als absolute topper Martin. Diezelfde Martin riep me of het lukte en ik schudde meewarig nee met mijn hoofd. ‘Al wat gevangen?’ Wederom gaf ik hetzelfde ontkennende antwoord. ‘Kom maar deze kant op’ riep hij me. ‘Wat heb je aan je leader?’ is de eerste vraag. Ik toon hem mijn nimf en hij ziet meteen dat de leader te kort is. ‘Durf je met een duo te werpen?’ is de volgende vraag en bindt twee van zijn nimfen aan de leader die hij meteen verlengt. Vervolgens kreeg ik van de
28
meester visles: ‘inwerpen en houd de lijn strak, nu met de rechterhand de lijn tussen je vingers strak houden en met de andere naar binnen strippen’. ‘Bij aanbeet de hengel omhoog halen en de lijn strak houden’. Dan gebeurt het. Ik schrik van de eerste aanbeet en haak de vis niet. ‘Nog een keer en nu goed strak houden’. Wederom krijg ik aanbeet en zowaar, ik heb beet. Zo vang ik de eerste vis met mijn vlieghengel. Hoewel het om een ondermaats voorntje gaat, giert de adrenaline door mijn lijf. Dit herhaalt zich onder leiding van Martin nog drie maal en daarmee vestig ik mijn persoonlijk record met vier vissen. Na afloop wordt er nagezeten met een andere hobby van mij: WHISKY en lekker eten. Kortom ik blijk bij een vereniging te zijn beland waar ik mij al vanaf de eerste avond thuis voel. Mijn eerste clubavonden bestonden tot nu toe voornamelijk uit kijken en luisteren. Maar ondertussen begonnen mijn handen te jeuken en wilde ik meedoen. Op 10 november (Ierse vliegen binden) vroeg ik aan Willem of ik niet mee kon binden. Snel bleek dat er in de kast nog een simpele vice en wat andere bindspullen lagen. Met wat geleende spullen van de beide clubleden naast mij (waarvoor mijn dank) heb ik vervolgens mijn eerste twee vliegen gebonden. De zondag daarop ben ik mee gegaan met het vissen in de Beekmeerpolder. Vooraf gaf Ruard per mail aan dat ik een fles whisky zou meebrengen op de volgende clubavond als ik een vis zou vangen met mijn eerst gebonden vlieg. De whisky houden jullie nog tegoed want met die vlieg heb ik niet gevangen. Er werd sowieso slecht gevangen die dag. Maar ik heb gevangen!!!!! Met mijn van Ruard geleende streamer had ik geen succes. Toen zag ik wat kleine vis zwemmen en stapte over op twee nimfen, zoals ik ook met succes had gedaan op de IJsbaan En deze keer had ik weer succes, want het resultaat waren twee ruisvoorns en een blankvoorn. Mijn dank gaat weer uit naar meester Martin.
Erik van Soest
29
Boekbespreking: Wondervliegen 2 door Leon Janssen Leon Janssen is een Belg die al enige tientallen jaren vliegvist. Aanvankelijk in de Ardennen, dicht bij huis, maar later viste hij op veel andere plaatsen in Europa. Naast het vliegvissen heeft hij ook veel gebonden. Voornamelijk droge vliegen en emergers waarmee hij trouwens ook het meeste werkt en dan op stromend water. Het aantal vliegen waarmee hij vist, heeft hij teruggebracht tot ongeveer 40. Hiermee is het hele jaar door en praktisch overal te vissen. De eisen die hij aan kunstvliegen stelt zijn natuurlijk niet uniek maar hij zet ze op een boeiende manier neer. Volgens Leon Janssen moet je op het volgende letten: Kleur: het forellenoog is gevoelig voor rood, groen en blauw maar ook voor een deel van het UV met een grotere dichtheid van de kleurgevoelige kegeltjes, de kleurgevoelige cellen in het netvlies. Kleur in vliegen kan dus belangrijk zijn! Ze hebben ook nog meer staafjes per oppervlak netvlies waardoor ze in de schemering, bij weinig licht, veel beter zien dan wij. Afmeting en verhoudingen van de vlieg zoals iedereen weet. Silhouet en vleugels. Suggestie van leven zoals door streepjes op patrijshackles e.d., of luchtbelletjes imiteren door dubbing te gebruiken. Lichtreflexie die ontstaat door de zes pootjes in de waterspiegel en bewegingen in het wateroppervlak zoals schietmotten die veroorzaken. Een stukje biologie uit de gedragswetenschappen: bovenstaande prikkels, waar een vis op reageert, worden sleutelprikkels genoemd. Ze veroorzaken voedingsgedrag als ze op de goede manier worden aangeboden en de vis gemotiveerd is. Denk aan een peuter die stukjes brood gevoerd krijgt. Ze maken bij de vis gedrag los en zijn de sleutel die nodig is om de vis aan de gang te krijgen. (Dirk B) Janssen noemt ze triggers. Het hangt van de leeftijd, ervaring,
30
voedselaanbod, stroomsnelheid, concurrenten en honger af hoe kritisch een vis is. Anders gezegd: of de sleutelprikkels werken hangt af van de motivatie van de dieren. Leren is natuurlijk ook van belang. Leon beschrijft eigenlijk het inzetten van de Juiste Vlieg op het Juiste Moment op de Juiste Plaats (een beetje Cruyffiaanse uitspraak). Hij beschrijft de seizoenen en de insecten e.d. die dan uitkomen op een bepaald watertype en geeft er een nabootsing bij. Hij biedt weinig bindinstructies en je moet behoorlijk goed kunnen binden. Verder wordt er uitvoerig ingegaan op gedrag en kleding van de visser met een uitgebreide beschrijving van het gezichtsvermogen van de forel. De vlagzalm wordt apart besproken in gedrag, vangtechniek en vliegen. Ook bevat het boek een uitgebreid, treurigmakend verhaal over de achteruitgang van de vlagzalmstand die over heel Europa heeft plaatsgevonden en niet alleen in de Eiffel ten gevolge van een ongeluk met de Geroldsteiner Sprudel zoals ik lang heb gedacht. Het is een prachtig boek met veel en mooie foto’s, een uitbreiding van Wondervliegen 1 dat in een hele kleine oplage is uitgegeven. Het is gedrukt op mooi papier, goed gebonden in harde kaft of bandzetter zoals een boekbinder dat noemt. Wat mij betreft is Wondervliegen 2 de moeite waard. Uitgegeven door Janssen zelf kost het 45 euro en dat is geen kattenpis.
Dirk Barendregt
31
32