jaargang 15
Januari - februari 2008
1
3
(inhoud) Colofon forum, tweemaandelijks tijdschrift
uitgegeven door het departement Dramatische Kunst, Muziek & Dans Hogeschool Antwerpen issn 0779-7397
Eindredactie Barbara Voets
Redactie Pascale De Groote, Ann Lommelen, Wilma Schneider, Karla Verlie, Kevin Voets
Tekstredactie Roger Quadflieg, Wilma Schneider
Medewerkers Rina Barbier, Inneke Daghelet, Jan Dewilde, Hubert Meeus, Johan Sanctorum, Annouk Van Moorsel, Jan Zobel
Redactie-adres Desguinlei 25, 2018 Antwerpen Tel.: 03-244 18 00 Fax: 03-238 90 17 E-mail:
[email protected] website: www.conservatorium.be
Vormgeving Barbara Voets stramien: Wim Maes, dep. Ontwerpwetenschappen, Hogeschool Antwerpen
Drukwerk Albatros Printing
Copyright: overname van artikels en illustraties is slechts toegelaten mits uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
2
35 jaar Hoger Instituut voor Dans
3
Onderzoek aan het HID
10
Muziek als humane waarde
14
Artistieke Ontmoetingen
18
Column
20
Info
26 33
Nieuws uit de boekentoren
Cultivaria
43
Data
45
Coda
48
Platfor[u]m 35 jaar Hoger Instituut voor Dans Van Pedagogische Leergang voor Klassiek Ballet en Bewegingsleer naar Hogeschool Antwerpen, Departement dramatische kunst, muziek en dans. Na al de groeipijnen van de afgelopen 35 jaar staat er nu een volwaardige opleiding, die wonderwel aan haar missie beantwoordt.
De Pedagogische Leergang voor Klassieke Dans en Bewegingsleer werd in 1973 door het Ministerie voor Nederlandse Cultuur opgericht. Het initiatief kwam van Jeanne Brabants, die ook de grote kracht was geweest bij de stichting van de Balletschool van de Koninklijke Vlaamse Opera, later het Stedelijk Instituut voor Ballet, nu de Koninklijke Balletschool Antwerpen en het Koninklijke Ballet van Vlaanderen. De basisbedoeling van de Pedagogische Leergang was: het
3
vormen van danspedagogen voor de talrijke dansen balletafdelingen verbonden aan de muziekconservatoria en -academies. Er was dringend nood aan degelijk opgeleide en gediplomeerde leerkrachten om de ‘wildgroei’ en het amateurisme op dat gebied in te dijken. De Pedagogische Leergang werd opgericht, maar veel centen waren er niet. Gelukkig kon gebruik gemaakt worden van de infrastructuur van de Antwerpse Balletschool. Er werd gestart in de kleine balletzaal en een minuscuul klaslokaal, gelegen boven de dienstingang van de Stadsfeestzaal aan het Hopland. De duur van de opleiding was toen twee jaar, er werden slechts 12 lesuren per week gegeven. Ondanks deze beperking werden de studenten wat betreft de praktijkvakken toch onderricht in klassieke dans, hedendaagse dans, jazzdans en bewegingsleer. Ze kregen pedagogie, psychologie, methodiek, taalvaardigheid, anatomie en muziek als doelgerichte beroepsopleiding en cultuurgeschiedenis als algemeen vak. De studenten - die in deze beginperiode vaak al in de praktijk stonden - liepen stage in de Balletschool en de Stedelijke Leergangen voor Ballet in Antwerpen, beter bekend als de ‘Avondschool’.
bleven de ruimten beperkt in tijd en afmeting: de praktijkvakken moesten gegeven worden van 8 tot 10 uur ’s ochtends, vóór de dansers van het KBvV hun opwachting maakten in de dansstudio’s, en het lokaaltje voor de theorievakken was eigenlijk de doorgang naar de brandladder! Er werden nu wekelijks 15 uren onderricht verstrekt. De vraag werd gesteld aan het ministerie om te mogen uitbreiden tot 26 uur les per week, en leiding, docenten en begeleiders gingen in die richting alvast aan de slag, weliswaar tot in 1986 zonder bijkomende vergoeding.
Ik geloof niet dat er enig Vlaams instituut zoveel verhuizen, naam- en structuurwijzigingen heeft gekend als het huidig Hoger Instituut voor Dans. Na de eerste jaren aan het Hopland werd de Leergang van 1977 tot 1980 gehuisvest in de Lange Klarenstraat - nog bij de Balletschool - en van 1980 tot 1983 in de Keizerstraat te Antwerpen, ditmaal bij het Koninklijk Ballet van Vlaanderen. Ook daar
Tijdens het academiejaar 1981-82 ging de opleiding met de wel zeer eigenaardige naam ‘Rijkspedagogische’ Leergangen voor Dans door het leven, om het jaar erna omgedoopt te worden in Rijksleergangen voor Danspedagogiek. Het was ook in 1981 dat Aimé de Lignière het roer van Jeanne Brabants overnam en directeur werd. De duurtijd van de cursus beslaat nog steeds twee jaar.
4
In 1983-84 vinden we de Leergangen terug in de Solvijnstraat - waar leiding en lerarenkorps zelf een volledige verdieping inrichtten - en een jaar nadien aan de Isabellalei. Ook hier waren de docenten en studenten timmerman en schilder! Om de praktijklessen van de studenten Danspedagogiek te ondersteunen, werd in april 1985 de vzw Het Danshuis opgericht. De jonge kinderen, vanaf vijf, kregen er les van de aankomende dansleraars. De financies die hiermee verworven werden, gingen volledig naar de inrichting van de toenmalige lokalen, en de latere huisvesting in Lier. Een belangrijke datum is 27 april 1986. Toen werd het dansgezelschap ‘Dansproject’ opgericht, later ‘Compagnie Aimé de Lignière’ genoemd. De relatie met de Leergangen was dat, naast de professionele dansers van het gezelschap, bepaalde studenten de kans geboden werd om aan te sluiten bij het gezelschap of in een bepaalde productie mee te dansen. Dit stond echter los van het normale lessenrooster, maar de uitverkoren studenten offerden graag weekends en vakanties op voor repetities, voorstellingen en tournees. Aimé de Lignière creëerde meer dan 100 choreografieën voor de Compagnie die soms in samenwerking met het Hoger Instituut voor Dans en/of Het Danshuis gebracht werden. Meer dan 200 werken werden door andere choreografen aangebracht voor het Hoger Instituut voor Dans, zoals door Sonja Bakker, Marie De Corte, Catherine Massin, Lieve Mertens, Mona Smits, Ian Steyn-du Toit, Annouk Van Moorsel, Marc Vanrunxt, Chantal Yzermans, .... De Compagnie Aimé de Lignière moest in 1995 door gebrek aan financiën ontbonden worden.
In 1988 komt de eerste grondige reorganisatie van de Leergangen. De herstructurering van het secundair Muziekonderwijs met beperkt leerplan wordt bekrachtigd samen met de uitbouw van de Leergangen tot een vierjarige opleiding met als doel professionele dansers te vormen. Er kan geopteerd worden voor de klassieke of hedendaagse dansrichting. Deze herstructurering sluit aan bij de erkenning van het beroep danser en de noodzaak aan een gestructureerde opleiding op het niveau van het Hoger Onderwijs daarvoor. Sindsdien is het instituut de enige dansopleiding in Vlaanderen binnen het Hoger Onderwijs. Na het voltooien van deze studie kunnen de professionele dansers in een extra jaar studie het pedagogisch getuigschrift verwerven. Er is weer een andere naam: Hogere Rijksleergangen voor Dans en Danspedagogie. Op 1 april 1991 had de fusie plaats van drie Antwerpse instituten voor Hoger Kunstonderwijs: het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie, het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst en het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen maakten nu deel uit van Scholengroep Antwerpen IV. Voor de opleiding Dans is dit een mooie rugge-
5
steun die zich ook op artistiek vlak uit. Er worden met groot succes gezamenlijke projecten gerealiseerd, zoals ‘Midzomer’ in het Middelheimpark en gezamenlijke afstudeerprojecten met dansers, musici en acteurs.
De uitbreiding van het leerplan vereist een grotere huisvesting en op 1 september 1992 wordt intrek genomen in de gebouwen aan het Kluizeplein 8 te Lier. Het betekende een nieuwe start voor het Hoger Instituut voor Dans, dat van dan af kan beschikken over voldoende ruimte om de nodige infrastructuur uit te bouwen. Die infrastructuur werd door Aimé de Lignière met de hulp van zijn naaste medewerkers gerealiseerd. Letterlijk ‘met eigen handen’ werden gewone klaslokalen omgetoverd tot zes dansstudio’s met zwevende vloeren -het concept hiervoor werd uitgetekend door
6
Pascale De Groote-, spiegels en lesbarren, en een kleine, maar volwaardige theaterzaal, het Vedetorium. Het Hoger Instituut biedt op dat ogenblik een erkende driejarige opleiding met de opties klassiek ballet, moderne dans en theaterdans (musical) en aansluitend een deeltijdse tweejarige lerarenopleiding. Na onderhandelingen werd bekomen dat ook niet-gediplomeerde professionele dansers, die minstens vijf jaar nuttige beroepservaring hadden, deze lerarenopleiding kunnen volgen. Tot hiertoe steeds een opwaartse positieve evolutie, maar aan het einde van het academiejaar 1993-94 werd door de overheid een eigenaardige beslissing genomen: de aangekondigde vierjarige opleiding voor dansers -zoals vele instituten in het buitenland hadden- kwam er niet. Bovendien werd geen rekening meer gehouden met de opleiding van danspedagogen. Met het HOBU-decreet van 13 juli 1994 verdwijnen de verschillende opties die in 1991 door het Holt-decreet bekrachtigd waren. De lerarenopleiding wordt aanvankelijk niet opgenomen in de nieuwe structuur, wat voor heel wat verrassingen bij studenten en leerkrachten van het HID en in het Vlaamse danslandschap zorgt. Studenten kunnen niet afstuderen in de door hen gekozen en al ingeslagen richting, personeel moet afvloeien, leerplannen moeten samensmelten. Er volgt een moeilijk jaar met zoeken naar oplossingen en sluiten van compromissen, waarbij de lerarenopleiding toch niet afgeschaft wordt. Sereen en gedreven door een positieve creativiteit konden het toenmalig departementshoofd, Michaël Scheck en de leiding van het instituut ook deze tegenslag weer omleiden. Onder het motto ‘meer met min-
der’ krijgt het Hoger Instituut voor Dans een nieuw elan en profileert het zich ook meer en meer in het buitenland. Binnen- en buitenlandse gastprofessoren en -choreografen, binnen- en buitenlandse symposia, seminaries, masterclasses en workshops volgen elkaar op. Buitenlandse studenten melden zich aan. In 1997 wordt Aimé de Lignière voorzitter van de danssectie van E.L.I.A (European League of Institutes of Arts). E.L.I.A werd in 1990 in Amsterdam opgericht en groepeert Europese universiteiten en hogescholen die hogere kunstopleidingen organiseren. In datzelfde jaar wordt hij directeur Projecten en Promotie van de World Dance Alliance, sectie Europa. Het hoeft geen betoog dat deze buitenlandse werking, die vele contacten met zich meebrengt, ten goede komt aan de opleiding in het HID. 1998-99 was een feestjaar: het HID bestond 25 jaar. In januari 1999 was er in de nieuwe ontvangsthal van het HID een bijzonder geslaagde reünie van ex-studenten, ex-docenten en personeel, waarbij ook de toenmalige studenten en docenten niet ontbraken. Een kort ‘officieel’ gedeelte met sprekers Jeanne Brabants, Michaël Scheck, Herman Mariën en Aimé de Lignière volgde, alsook een kort optreden in het Vedetorium. Diezelfde dag werd het jubileumboek ‘Dansen is een werkwoord - 25 jaar HID’ voorgesteld. Op 6 juni 1999 was er een ‘galavoorstelling’ door de volledige toenmalige studentengeneratie in deSingel in Antwerpen. ‘Gala’, niet omdat het in avondkledij of pompeus was, wel om aan te duiden dat er iets speciaals te vieren was. In 1999 kwam binnen het Europees parle-
ment het Verdrag van Bologna tot stand. Men besloot dat alle Hogere Beroepsopleidingen geëgaliseerd zouden moeten worden. Dit Verdrag heeft voor- en tegenstanders. Sleutelwoorden binnen het Bolognaverdrag zijn mobiliteit, flexibiliteit, transparantie en internationalisering. Aan het HID bood het de mogelijkheid om haar artistiekpedagogisch concept te verfijnen en uit te breiden tijdens internationale projecten en uitwisselingsprogramma’s. Na 20 jaar artistieke leiding en pedagogisch coördinatorschap vertrekt Aimé de Lignière in juni 2001 uit het Hoger Instituut voor Dans. Een eigen, maar toch moeilijke beslissing, ingegeven en doorgevoerd door de drang om weer terug artistiek aan de slag te gaan als leraar en choreograaf.
Twee maanden later, in september 2001, wordt Pascale De Groote, coördinator van het HID en eerst aangeduid als opvolger van Aimé de Lignière, het nieuwe departementshoofd Dramatische Kunst,
7
Muziek en Dans van de Hogeschool Antwerpen, in opvolging van Herman Mariën. Op hetzelfde ogenblik vertrokken directeur en coördinator uit het HID. Het werd Marie De Corte, gastleraar en -choreografe aan het instituut, die vanaf september 2001 deze taken, gecombineerd, zou verder zetten. De programmatie was voorbereid, de gastchoreografen en docenten aangeduid, maar veel tijd voor inwerken was er niet. Marie De Corte had een zeer duidelijk visie op het runnen van het HID, met nadruk op het creatieve en het artistieke. Mooie voorbeelden van haar visie en choreografie waren de dansstukken
‘Skin-Friction’ uit 1998, een internationaal project met elf studenten uit verschillende Europese landen in het kader van een E.L.IA Dance Sectionproductie, opgevoerd in Helsinki en ook ‘Beneath the Surface’ uit 2002, opgevoerd in het kader van een voorstellingenreeks van Jeugd en Muziek en tijdens het Fontys Dansfestival. Maar de overlast aan administratieve taken was haar te zwaar, con-
8
tacten werden stroever en voor het academiejaar 2005-2006 keek men uit naar een nieuwe leiding voor het HID. Jan Zobel werd gekozen als artistiek directeur maar kon zich niet onmiddellijk vrijmaken. Daarom nam Katie Verstockt, die deel uitmaakte van de artistieke raad van het HID, ad interim de functie van artistiek directeur waar van 1 september tot 1 december 2005. Jan Zobel genoot in Duitsland een klassieke opleiding bij John Cranko en bij John Neumeier. Hij vervolledigde zijn studie aan de Balletakademie in Keulen en aan de Rotterdamse Dansacademie en behaalde zijn Master aan de Universiteit van Leeds. Op het ogenblik van zijn indiensttreding had hij ruim 15 jaar dans- en choreografie-ervaring. Hij doceerde aan verscheidene dansacademies en -gezelschappen en in het Hoger Instituut voor Dans was hij al enkele jaren een weerkerende gast. Na 35 jaar heeft het instituut een enorme weg afgelegd, waarin structuurwijzigingen zeer prominent aanwezig zijn. Een tweede constante is het tekort aan financiële middelen. Jan Zobel verklaarde hierover in een in interview uit 2005: ‘We zullen hoe dan ook creatief moeten zijn. Maar armoede maakt vindingrijk, heeft men me verteld. De grootste opportuniteit ligt volgens mij in de verhuizing naar deSingel. Ik denk aan projecten in samenwerking met het conservatorium, met de opleiding drama en -waarom niet- met de beeldende kunsten. In de tussentijd denk ik aan het uitnodigen van toptalenten voor één dag, aan workshops, masterclasses, lezingen, etc. We moe-
ten wel altijd de vraag naar de relevantie ervan blijven stellen. Maar ook nu al zijn er volgens mij allianties mogelijk of is er een synergie mogelijk met instellingen binnen en buiten de Hogeschool en de Associatie met de Universiteit Antwerpen. De verhuizing naar deSingel zal onze studenten echter de absolute surplus bezorgen zodat ze zich kunnen ontwikkelen in de aura van een echt kunstencentrum.’ Op 25 oktober 2007 vond de ‘eerste steenlegging’ plaats van de nieuwe Kunstcampus aan deSingel in Antwerpen. Men verwacht dat tegen 2010 het Hoger Instituut voor Dans er zijn intrek kan nemen. Naast de talloze creaties en optredens in de periode van het bestaan van de Compagnie Aimé de Lignière, dansten de studenten van het Hoger Instituut voor Dans in talrijke bijzondere creaties. Jammer genoeg is er door gebrek aan tijd, middelen en mankracht weinig neerslag van te vinden in de archieven en documentatie van het HID- zowel op papier als wat beeldmateriaal betreft. Bovendien behaalden verschillende studenten van het HID prijzen tijdens choreografische wedstrijden, ingericht door Jeugd & Dans vzw. Er is de jaarlijkse deelname aan ‘Lente Van de Kunst’, ‘Aids Memorial Day’, ‘Midzomernacht Middelheim’, ‘Symbiophonies Gembloux’, er zijn de vele voorstellingen in het kader van de opening van het academiejaar, Jeugd en Muziek voorstellingen, Student Art en Free Podium. Er zijn de co-projecten van het HID, het Koninklijk Conservatorium en andere departementen van de Hogeschool Antwerpen, zoals bijvoorbeeld het multimediaproject ‘All in One’ met compositie,
dans en video. Daarnaast treden studenten van het HID regelmatig op tijdens projecten, voorstellingen en activiteiten, georganiseerd door allerlei verenigingen, theatergezelschappen, dans-, video- en filmfestivals, enz.
Rina Barbier
Bronnen: - DANSEN is een werkwoord - 25 jaar Hoger Instituut voor Dans Hogeschool Antwerpen, departement dramatische kunst, muziek & dans, Hoger Instituut voor Dans. Verschillende auteurs Redactie: Rina Barbier en Pascale De Groote ISBN 90-9012723-2 - Danstijdschrift Jeugd & Dans Verschillende artikels en interviews van en met o.a. Aimé de Lignière, Pascale De Groote, Marie De Corte, Jan Zobel, Camiel Van Reeth (†), Rina Barbier uit de periode 1994-2007 - Gesprek met Jan Zobel, Antwerpen, 22 november 2007. SLO = Specifieke Lerarenopleiding Dans BAD = Bachelor Dans
Op 30 april ‘08 opent het HID alle registers met een feestelijke jubileumvoorstelling ‘TUTTI’ met gastoptredens van o.a. de leerlingen van de Koninklijke Balletschool Antwerpen en de Kunsthumaniora’s van Gent, Brussel en Antwerpen.
9
Onderzoek aan het HID Hoewel het Hoger Instituut voor Dans op papier een professionele bachelor inricht, gaat er in de praktijk toch heel wat aandacht naar onderzoek. jaren
Zo worden er al een aantal PWO-projecten ingericht, wat staat voor Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek.
|
De hedendaagse danser en zijn specifieke fysieke noden. Op zoek naar de meest geschikte ‘cocktail’ van technieken die voldoet aan de eisen van hedendaagse dans?
In het kader van het onderzoek dat de titel draagt ‘De hedendaagse danser en zijn specifieke noden’ zijn reeds verschillende deelonderzoeken gestart. Om een profiel van de hedendaagse danser te kunnen opstellen werden er eerst twee groepen choreografen geïnterviewd door de studenten:
10
choreografen die structureel gesubsidieerd worden en choreografen die niet op deze subsidies kunnen rekenen. De resultaten van deze interviews werden gebundeld in de vorm van een eindwerk. Het tweede luik van dit onderzoek ging dit academiejaar van start: de groep choreografen die wordt geïnterviewd is verder uitgebreid en er werden ook ‘sleutelfiguren’ aan toegevoegd. Dit zijn deskundigen die professioneel met dans bezig zijn doch geen choreograaf zijn. Het literatuuronderzoek zal geïntensifieerd worden. Verder wordt een vergelijkende studie gemaakt van analoge opleidingen aan het HID in binnen- en buitenland. Dit gebeurt in eerste instantie via structurele contacten binnen Erasmusovereenkomsten en door de vertegenwoordiging van het HID door Jan Zobel in ELIA en InterArtes. Bovendien heeft dit zich gemanifesteerd in een werkbezoek aan de Escola Superior de Dança te Lissabon. Dit heeft zeer boeiende informatie opgeleverd, die ertoe heeft geleid dat gedetailleerde inzage in programma’s en organisatie mogelijk was. Dankzij intense persoonlijke debatten over (toekomst)visie en praktijkervaring in de ontwikkeling van het curriculum en het opleidingsbeleid, werd onze kijk op de organisatie van de eigen opleiding verruimd. Op deze wijze zullen er ook een aantal andere scholen bezocht worden. De bekomen gegevens zullen dan worden verwerkt in een rapport dat mede kan bijdragen tot een optimalisering van de vormgeving zowel inhoudelijk als structureel, van
de hogere dansopleiding in België . Later dit academiejaar zullen de studenten starten met een analyse van de klassieke danstechniek als ondersteunend opleidingsonderdeel. In hoeverre komt de klassieke dans als ondersteunend opleidingsonderdeel tegemoet aan de fysieke eisen van de hedendaagse dans? Zijn er nog andere technieken die als ondersteunend opleidingsonderdeel tegemoet komen aan de fysieke eisen van de hedendaagse dans?
|
Primaire en secundaire preventie van klachten bij dansers
Het doel van dit onderzoek is ten eerste na te gaan of het mogelijk is om het aantal klachten bij dansers te reduceren door middel van een primair en secundair preventieprogramma. Ten tweede zal er worden onderzocht of bepaalde variabelen, gemeten bij ‘baseline assessment’, geassocieerd zijn met een toegenomen risico op het ontwikkelen van lage rugklachten. Omdat dansers vaak dezelfde houding aannemen en frequent dezelfde bewegingen
11
en assistenten kinesitherapie. Na 3 en 6 maanden worden er tussentijdse tests uitgevoerd om de evolutie van de training te meten. Studenten die een professionele dansopleiding volgen wachten vaak met het zoeken van medische hulp tot hun klachten ernstig zijn. Zij voelen soms enorme druk om voortijdig de training weer te hervatten, waardoor zij de kans lopen om chronische klachten of nieuwe klachten te ontwikkelen (door compensaties worden andere structuren belast). Het tweede luik van deze studie begeleidt de geblesseerde student, zodat de kans op herval en het chronisch worden van de klacht vermeden wordt (secundaire preventie). Het laatste deel van het onderzoek gaat na of er bepaalde variabelen kunnen geassocieerd worden met de significant toegenomen aantal lagerugklachten bij dansers. uitvoeren, lopen zij een verhoogd risico op het oplopen van fysieke klachten. Andere oorzaken hiervoor zijn een slechte motorische controle en een zwakke fysieke conditie. Het eerste luik van de studie bestaat erin de dansers uitgebreid te screenen op motorische controle van de lumbopelvische regio (lage rug en bekken) en op de fysieke conditie bij aanvang van het academiejaar. Dit gebeurt tijdens 3 testmomenten en door middel van een vragenlijst. De bedoeling is om met de bekomen gegevens de student bij de training efficiënter te begeleiden door de parameters waarop hij slecht scoort meer gericht te trainen (primaire preventie). De trainingen worden georganiseerd en gesuperviseerd door laatstejaarsstudenten dans
12
Annouk Van Moorsel Promotor PWO-onderzoek
13
Muziek als humane waarde Colloquium op 1 maart Op zaterdag 1 maart 2008 organiseert Koninklijk Conservatorium van de Hogeschool Antwerpen een colloquium met aansluitend een concert met drie orkesten. Kevin Voets kadert de thematiek van het het
colloquium en stelt het programma voor van deze bijzondere muzikale dag.
Op het einde van vorig academiejaar stak er op het internetforum van Klara een bescheiden zomerstorm op rond het thema ‘de kritische situatie van muziek en andere artistieke vakken in het dagonderwijs’. Mevrouw Beatrijs Van Hulle trok aan de alarmbel over de zorgwekkende evolutie waarbij er in het regulier dagonderwijs steeds minder aandacht uitgaat naar artistieke vakken, in het bijzonder naar muzikale opvoeding. Er volgden meer dan vijftig reacties, zowel van geïnteresseerde melomanen als van professionelen uit het werkveld, het webdebat werd al meer dan 2.500 keer gelezen en biedt nog steeds interessante lectuur via www.klara.be. Het debat bewijst in elk geval dat de thematiek brandend actueel is. Heel beknopt laat de situatie zich als volgt samenvatten: Vlaanderen biedt een geheel aan scholingsmogelijkheden wat betreft muziek, die andere landen alleen maar kunnen benijden. De structuren van het Kunst Secundair Onderwijs (KSO), Deeltijds Kunstonderwijs (DKO) en Hoger Kunstonderwijs (HKO) verzekeren diepgaand en kwalitatief muziekonderwijs ten bate van verschillende competentieniveau’s en uiteenlopende ambities, van liefhebbend musicus over pedagogen tot professionele musici en solisten. Tegelijkertijd ontwikkelt zich echter in het reguliere ASO, TSO en BSO de tendens om steeds minder aandacht te schenken aan de opdracht culturele bagage mee te geven, laat staan muziekonderwijs aan te bieden.
14
Einde september werd de problematiek opengetrokken met de voorstelling van het rapport van Anne Bamford, professor aan de Wimbledon School of Arts, dat wilde aantonen dat het muziekonderwijs in Vlaanderen sterk en professioneel is uitgebouwd, maar dat de toegang ertoe te beperkt en zelfs elitair verloopt; dat er van overheidswege veel middelen worden
uitgetrokken voor cultuureducatie, maar dat de bestedingskeuzes ernstig te wensen overlaten en dat er van samenwerking tussen de verschillende actoren nauwelijks sprake is. De discussie werd op de spits gedreven door onder meer Karl van den Broeck in Knack met zijn editoriaal ‘Vlaanderen haat Cultuur’ (3 oktober 2007, nog steeds te raadplegen via www.knack.be/archief, waarin vooral de overheid streng met de vinger werd gewezen). Er is echter meer aan de hand dan een gebrekkig beleid. Lagere en middelbare scholen hebben in grote mate zelf de keuze of en hoe zij
cultuuronderwijs inrichten. Waarom doen ze dit niet en waarom werden dit schooljaar opnieuw in een twintigtal scholen de vakken muzikale en/of plastische opvoeding en esthetica afgebouwd? Op 3 juli reeds vond er een ‘crisisberaad’ plaats in het Heilig Hartinstituut te Heverlee, op aanzet van de vereniging Muzes (www.muzes.be), de vertegenwoordiging van muziekleerkrachten in het secundair onderwijs. Hier werd terecht gesteld dat het redelijk eenvoudig is een discussie los te weken tussen betrokkenen (leraars, uitvoerende musici, melomanen…), waar dan ook concrete actiepunten aan gekoppeld kunnen worden, maar ook dat deze partijen bij voorbaat reeds overtuigd zijn van de algemene en bijzondere waarde van muziek. Er zijn echter partijen die dit niet zo zien: met name oudercomités van scholen verzetten zich vaak tegen cultuur- en muziekonderwijs op ‘hun’ school, omdat ze de toegevoegde waarde ervan niet of te weinig beseffen (onder het motto ‘wiskunde en wetenschappen zijn toch veel belangrijker’). Betreffende de ‘elitaire toegang tot het DKO’ (aldus het rapport-Bamford) bleek bovendien dat het vooral kinderen van musicerende of melomane ouders zijn die de weg vinden naar de muziekacademie. Dit werd ook gesteld op de recente discussiedag ‘Aansluiting binnen het kunstonderwijs’, georganiseerd door de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) op 22 november laatstleden. Op de discussiedag vond opnieuw voorbeeldig constructief overleg plaats tussen vertegenwoordigers van KSO, DKO en HKO; ook het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) was vertegenwoordigd, maar de prominente
15
afwezigen waren opnieuw vertegenwoordigers uit het reguliere lager en middelbaar onderwijs… Na het ‘crisisberaad’ in juli werd terecht geanalyseerd dat het ontbreekt aan ‘de fundamentele legitimatie van dit noodzakelijk aspect in het onderwijs’, of kortom: musici (van welk allooi ook) zijn er bij voorbaat van overtuigd dat muziek belangrijk is in hun leven en hebben dan ook geen nood aan sluitend bewijsmateriaal om dit gegeven gestaafd te weten, terwijl nietmusici geneigd zijn het tegendeel te menen, geen (wetenschappelijke) bewijzen kennen (de musici -door de band genomen- immers ook niet) en als ouder dan ook niet inzien dat het belangrijk is dit aspect op te nemen in de educatie van hun kinderen. Nochtans zijn die wetenschappelijke bewijzen er wel en is de gevraagde ‘fundamentele legitimatie’ al jaren onderbouwd. Vooral in het buitenland, maar ook in Vlaanderen, werd er veel research verricht naar de enorme toegevoegde waarde die muziekonderwijs biedt wat betreft de fysieke en mentale ontwikkeling van de menselijke hersenen. Blijkbaar is dit onderzoek te weinig gekend en zeker te weinig gecommuniceerd. Er is dus dringend nood aan een betere communicatie rond de onmiskenbare toegevoegde waarde van muziek. In dit opzicht wil het conservatorium van Antwerpen een bijdrage leveren aan de discussie: op zaterdag 1 maart 2008 organiseert het in de Zwarte Zaal een colloquium met als thema ‘Muziek
16
als Humane Waarde’. In de voormiddag worden drie sprekers verwacht, drie wetenschappers die internationaal gelden als topspecialisten inzake deze materie. De Zwitserse psychologe Maria Spychiger (Universität Freiburg) is gespecialiseerd in leerpsychologie, in het bijzonder in muzikaal leren en levenslooponderzoek. Zij publiceerde talloze artikels en boeken over de belangrijke waarde en rol van muziek in leerprocessen, en houdt op 1 maart een lezing getiteld ‘Positive Influences and Benefits of Integrated Music Education on the Cognitive Development and Social Conduct of Children and Youngsters’. Michael Stocks is directeur curricula van de Britse ‘Voices Foundation’, die baanbrekend werk verricht inzake muzieklerarentraining en advisering over eigentijds en interactief muziekonderwijs in het regulier onderwijs in het Verenigd Koninkrijk (www.voices. org.uk.). Hij heeft het op 1 maart over ‘Practical Challenges of the Implementation of Music Education as a Full-fledged Subject of the General Education Curriculum’. Eric Baeck, als dokter
gespecialiseerd in neuropsychiatrie, presenteert tenslotte een lezing vanuit een neurologische invalshoek: ‘Effecten van muziekbeoefening op de werking en de structuur van de hersenen’. In de namiddag vindt er een open debat plaats met alle deelnemers aan het colloquium en wordt er een permanent forum opgericht, dat blijvende aandacht aan de thematiek wil verzekeren.
- Carl Maria von Weber (1786-1826), ‘Andante und Rondo Ungarese in c opus 35’ Solist: Sander Geerts, altviool Als klap op de vuurpijl zullen de drie orkesten zich tezamen storten op een nieuw orkestwerk van Steven Prengels. Praktisch:
Het colloquium wordt georganiseerd door het Koninklijk Conservatorium van de Hogeschool Antwerpen, in samenwerking met het Lemmensinstituut en het Muziekcentrum Vlaanderen. Het Muziekcentrum zal meewerken aan de bekendmaking van het colloquium en zal nadien de belangrijkste bijdragen en conclusies bundelen in een publicatie. Het colloquium vormt de slotactiviteit van de ‘Leerstoel Minister van Staat Andries Kinsbergen’. Diezelfde dag bruist het conservatorium trouwens van muzikale activiteit: terwijl in de Zwarte Zaal de wetenschap spreekt, repeteren in de Blauwe Zaal niet minder dan drie Antwerpse jeugdorkesten. Om 18u presenteren zij zichzelf op een feestelijk slotconcert: het Juniorenorkest van Jeugd & Muziek Antwerpen staat onder leiding van Roald Rogiers, alumnus van het conservatorium van Antwerpen, en ook het Jeugd & Muziekorkest van Antwerpen onder leiding van Ivo Venkov is van de partij. Het Symfonieorkest Conservatorium Antwerpen wordt gedirigeerd door Koen Kessels en bereidt twee werken voor: - Franz Liszt (1811-1886), ‘Totentanz’ Solist: Stephanie Proot, piano
Colloquium ‘Muziek als Humane Waarde’ Za. 1 maart 2008, 10u-17u Koninklijk Conservatorium Antwerpen, Zwarte Zaal - Toegang (inclusief infomap, broodjeslunch, koffie en receptie): 20 euro - Studenten: 5 euro - Personeelsleden Hogeschool Antwerpen:10 euro Inschrijven is verplicht via: www.ha.be/kinsbergen/ activiteiten.htm Slotconcert Za. 1 maart 2008, 18u Internationale Kunstcampus deSingel, Blauwe Zaal - Toegang: 5 euro - Gratis voor Vrienden Conservatorium Antwerpen en deelnemers colloquium Reservatie: 03/248 28 28 Kevin Voets
17
Artistieke ontmoetingen met Kamiel Cooremans in de Nottebohmzaal
Naar goeie jaarlijkse traditie organiseren de Vrienden Conservatorium Antwerpen, samen met het Bestendig Dotatiefonds van de Stadsbibliotheek Antwerpen en Museum Plantin & Moretus en de Middelheimpromotors, twee ‘artistieke ontmoetingen’. Hierbij geeft kunsthistoricus en ere-directeur van het Antwerps conservatorium Kamiel Cooremans op een enthousiaste manier duiding bij een concertprogramma, gebracht door jong talent uit het conservatorium. Niet alleen de muzikale structuur wordt blootgelegd, ook de historische context van de componist en zijn werk wordt in het betoog betrokken. Ook dit seizoen vinden de gespreksconcerten plaats in de tot de verbeelding sprekende Nottebohmzaal van de Antwerpse Stadsbibliotheek (Hendrik Conscienceplein). De collectie incunabels en oude drukken die in de Nottebohmzaal te bezichtigen zijn, vormen een mooi kader voor de artistieke ontmoetingen. Donderdag 14 februari 2008, 20u Kamiel Cooremans ontmoet Kris Hellemans (altviool) en Barbara Baltussen (piano) Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975), Sonate voor altviool en piano in C (opus 147) Rebecca Clarke (1886-1979), Lullaby (1913) voor altviool en piano Rebecca Clarke, Morpheus (1917) voor altviool en piano Igor Stravinski (1882-1971), Elegie (1944) voor altviool solo
18
Toen de Russische grootmeester in 1975 aan zijn laatste compositie begon -de sonate opgedragen aan Fjodor Droezjinin, altist van het Beethoven Kwartet- lag hij reeds ernstig ziek in het hospitaal. Dit is te merken aan de kwaliteit van het manuscript, dat er zeer slordig uitziet, helemaal niet zoals bij Sjostakovitsj de gewoonte was; hij kon immers zijn rechterhand al niet meer gebruiken. Hij overleed drie dagen na de voltooiing van zijn opus 147 aan een hartinfarct. Het thema van het duo is een monoloog, waarin een persoon op het einde van zijn leven terugblikt op zijn belevenissen.
harmonisch een evenwaardige rol speelt. Violist Pieter Jansen en pianist Tom Hermans bereiden vier van de zes sonates voor (de eerste en laatste twee). Donderdag 14 februari en 13 maart 2008, 20u Nottebohmzaal, Stadsbibliotheek Conscienceplein 4, 2000 Antwerpen Tickets: 5 euro - geen reservatie
Kevin Voets
Het duo Hellemans-Baltussen confronteert dit laatste meesterwerk van Sjostakovitsj met composities van de minder bekende tijdgenote Rebecca Clarke en met de onaards mooie Elegie van Stravinski. Donderdag 13 maart 2008, 20u Kamiel Cooremans ontmoet Pieter Jansen (viool) en Tom Hermans (piano) Johann Sebastian Bach (1685-1750), Sonates voor viool en piano (BWV 1014, 1015, 1018, 1019) Tussen 1717-1723 werkte Bach als kapelmeester aan het hof te Köthen, waar hij onder meer zijn zes sonates voor klavecimbel en viool componeerde. Relatief nieuw aan dit zestal was dat het geen ‘vioolsonates’ waren zoals in de vroege Barok gangbaar was: geen sonates voor vioolsolo en becijferde basso continuo, maar met een volledig uitgewerkte toetsenpartij, die zowel melodisch als
19
]column[ Is er cultuur voorbij het Wow-effect? Kritische achtergrondreflecties rond het Bamford-rapport in Vlaanderen Sanctorum is cultuurfilosoof en componist. Hij diept voor Forum telkens een thema uit rond kunst, cultuur en samenleving. Zijn verzamelde teksten kan u nalezen op www.visionair-belgie.be. Daar kan u ook reageren op dit artikel.
20
In september van 2007 publiceerde Anne Bamford, professor aan de Wimbledon School of Arts, haar studie ‘Kwaliteit en consistentie - Arts and Cultural Education in Flanders’, in opdracht van minister Frank Vandenbroucke. Het is een poging om de kwaliteit van cultuureducatie in ons onderwijs na te gaan. Mevr. Bamford is zeer kritisch, vooral voor het Deeltijds Kunst Onderwijs. Het aanbod is volgens haar te versnipperd, er zit geen duidelijke,‘doorlopende lijn’ in, de netwerking is zwak en het DKO zou zich ook teveel richten tot de blanke autochtone middenklasse. Zonder twijfel heeft ze op verschillende vlakken wel een punt. Maar de kritische doorlichting van Mevr. Bamford verdient ook zelf een paar kritische kanttekeningen, vooral omtrent haar opvattingen over de rol van cultuur in onze samenleving. Onderstaande tekst is de samenvatting van een aantal lezingen die ik in november/december hierrond gaf. Het is geen detailkritiek, maar eerder het speuren naar achtergronden, naar datgene wat tussen de regels van het rapport vragen oproept. Het is meteen ook een discussietekst, die wil uitnodigen tot reageren, o.m. via de website die onderaan dit artikel wordt vermeld.
|
Cultuurglobalisme en vermarkting
Wat vooreerst opvalt, is de globalistische en marktgerichte definitie van cultuur die Mevr. Bamford erop nahoudt. Ze gaat niet voor de diepteervaring,welvoorbreedteentoegankelijkheid:cultuur is een consumptie-artikel. Het is een uitgesproken UNESCO-visie, die het cultureel patrimonium (het ‘wereld-erfgoed’) ziet als een verzameling hot spots die voor iedereen onmid-dellijk beschikbaar moeten zijn. De Gilles van Binche, het operagebouw van Sydney, de scheepslift van Strépy bij La Louvière, de binnenstad van Firenze, de partituur van Beethovens 9de symfonie…: het zijn etappes in een toeristische gids, geen echte momenten van revelatie, ze zijn het collectief bezit geworden van elke hond met een fototoestel. In een sneltempo wordt de planeet één groot themapark, een kakelbont circus van attracties en hot spots, maar verder dan de façades geraak je nooit. Alle ervaringen worden snel en vluchtig, het moet rap gaan; we hossen van Firenze naar Sydney, en dan naar Manneken Pis, en dat alles opgeluisterd met een streepje Beethoven dat uit onze I-pod komt. Zo leidt de universele toegankelijkheid van het wereld-erfgoed op een bizarre manier tot banalisering en ‘Gleichschaltung’: alles is binnen handbereik, maar niets beklijft; alles en iedereen is verschillend, maar niets of niemand uniek. We vinden onszelf ‘cosmopolitisch’, -wereldburgers-, nooit was de planeet zo klein, maar het aantal plekken dat echte verwondering teweeg brengt, daalt zienderogen. In de plaats van de ontdekking
en de verwondering, komen de overrompeling, de sensatie en de kick. Deze geboorte van de mondiale pretpark-cultuur kan niet los gezien worden van de economische globalisering, het ontstaan van een wereldmarkt waarin alles en iedereen te koop is aan de prijs van de dag. Cultuur is in die markt gewoon één product en niet langer een stoorzender, een bron van onrust, een spelbederver, of iets dat afstand neemt van het geheel. Daarom nemen cultuurhuizen nu een communicatiemanager of, godbetert, een marketeer in dienst: het product wordt een ‘merk’, met een verpakking, een doelgroep en een huisstijl. Kwaliteit wordt op een vreemde manier gelijkgesteld aan het vermogen tot zelfpromotie: vele hedendaagse kunstenaars hebben aan het woord creativiteit een nieuwe invulling gegeven en zijn ondernemers geworden. In een laatste fase wordt de vermarkte ‘cultuurindustrie’ gewoonweg door het economisch systeem ingepalmd, om te bewijzen hoe goed dat systeem wel functioneert. In dit postmoderne perspectief moet cultuur, met de vrolijke onernst die haar eigen is, mensen de illusie geven dat ze hun identiteit vrijblijvend kunnen opbouwen via het zappen, shoppen en sprokkelen van gadgets: het is allemaal een kwestie van smaak, zoals minister Anciaux heel goed heeft ingezien. Het aanbod is zo duizelingwekkend en biedt ons zoveel keuze dat we er zelfs niet aan denken om de stekker uit te trekken. Het kiezen en shoppen wordt een tic, voor sommigen zelfs een verslaving. De homo zapiens is een feit.
21
Uiteraard spelen de massamedia in dit alles een sleutelrol. Zij hebben de facto het pedagogisch project compleet overgenomen: scholen zijn hooguit nog diplomafabrieken of bezigheidsateliers. De media bepalen wat we zien, horen, voelen: ze determineren ons bewustzijn. Ze filteren de iconen, orchestreren de diversiteit en organiseren de zapcultuur. Wat dan weer de verkoop van nieuwe, nóg betere en nóg plattere TV-toestellen bevordert: het globale plaatje klopt altijd.
|
De ‘wow’-factor: kunst, creativiteit en gelukshormonen
In 2006 publiceerde de Australische professor Anne Bamford haar UNESCO-studie ‘The Wow Factor: Global research compendium on the impact of the arts in education’. Hierin benadrukt ze het belang van ‘creativiteit’ als middel om positieve attitudes te ontwikkelen en een collectief gevoel van voldoening (‘Wow!) op te wekken. Professor Bamford gebruikt graag het woord ‘creativiteit’. Begrijpelijk, het is een woord met een enorme positieve connotatie, maar het is jammer genoeg, zoals meer van die woorden, een containerbegrip: het betekent namelijk alles en niets. Men kan creatief zijn in het schrijven van symfonieën, het nabouwen van de Eiffeltoren met lucifers, het bakken van appelcake, het ontduiken van belastingen of het bouwen van concentratiekampen. Creativiteit is m.a.w. maar de neerslag van een hersenactiviteit, die op zich wel bewijst dat we niet dood zijn, maar waaraan toch parallelle processen rond zingeving
22
en bewustwording dienen te worden gekoppeld. Vragen zoals ‘Waar zijn we mee bezig?’. Het probleem voor Anne Bamford is dan dat deze inhoudelijke peiling de leut soms tamelijk verstoort: mensen die nadenken of het zelfs onderling oneens geraken, lachen zelden uitbundig terwijl ‘creativiteit’, zo leren ons vandaag 1001 boekjes uit de welzijnssfeer, nu net dient om het gelukshormoon vrij te maken, de zgn. endorfines. Het zijn antidepressieve stoffen die een euforisch gevoel opleveren (naar ’t schijnt hebben chocolade eten of sporten hetzelfde effect). Alles draait rond (zelf-)beloning; honden krijgen een koekje, wij produceren onze endorfines, zo simpel is dat. Nu is de term ‘Wow’-factor geen vondst van Anne Bamford. Hij is nl. al sinds de jaren ’90 een tamelijk verbreide term in de wondere wereld van marketing, H.R.-management en bedrijfspsychologie. Hij verwijst naar positieve groepsattitudes en de rol die artistieke expressie daarin kan spelen. Het goed gevoel dus: in elke professioneel georganiseerde team-building-sessie van een bedrijf komen op een bepaald moment de trommels, bellen en tamtams boven, om de werknemers deelachtig te maken aan de leut van het samenspel, zodat ze harder werken, minder zeuren en meer zeep verkopen. Bamford neemt dit idee over, als principe van globale netwerking (‘think global, act local’). De planetaire gelukstraining zou in haar visie (en die van UNESCO) dan moeten georganiseerd worden rond nationale ‘icons’, lokaal erfgoed dat
via het onderwijs algemene ingang moet vinden, en waaraan heel de blije bevolking zich kan optrekken, zodat er een opwaartse spiraal van lichte euforie (Wow!) ontstaat, allemaal plaatselijke hogedrukgebieden die samen het permanent mooi weer op deze planeet uitmaken. Hoeft het gezegd dat deze ‘goed-nieuwsshow’, zoals een Nederlandse criticus het noemde, voorbijgaat aan iets essentieels, namelijk het dissident karakter van cultuur of subcultuur en het verbrekend karakter van kunst? Cultuurbeleving is niet braaf, gewillig of gezellig, of wow, hoe graag Frank Vandenbroucke en Bert Anciaux dat ook zouden willen. Ze is vooral problematisch, hoekig, soms lelijk, asociaal, bevreemdend,- een hobbelige zoektocht naar identiteit, en liefst niet via geprefabriceerde ‘icons’.
achtergrond. Ze wil vooral dingen doen ‘klikken’ en netwerken doen functioneren; ze is geobsedeerd door maakbaarheid en vertrekt van een centraal sturingsmodel, dat ons Vlamingen alleszins niet ligt. Autonomie is voor haar een onbekend gegeven als het verder reikt dan de ‘kleurige noot’. Ze houdt van diversiteit, zolang de lokale momenten maar kunnen teruggekoppeld worden naar het globale netwerk, dat ergens vanuit één centraal punt beheerd wordt.
Heeft creativiteit te maken met samenhorigheid? Allicht wel. Maar dat is slechts een deel van het verhaal. Is kunst een sociaal fenomeen? Ongetwijfeld, maar net niét daar waar ze spraakmakend, controversieel, grensverleggend werkt, en ons wakker schudt.
|
‘De ontbonden fietser’: close-reading van een niet-kunstwerk
Conclusie: het rapport van prof. Anne Bamford omtrent kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen wijst ons wel op een aantal organisatorische knelpunten, maar roept grote vragen op inzake de politiek-maatschappelijke en filosofische
Al te sterk heb ik bovendien de indruk dat Professor Bamford ‘creativiteit’ in de postmoderne Angelsaxische stijl opvat als het vermogen om zich in de hoogtechnologische, competitieve samenleving te integreren. Dat zegt ze ook uitdrukkelijk in een interview: kinderen moeten opgevoed worden tot enthousiaste werknemers. Ze wil, in het kader van het gelijke-kansen-principe, iedereen laten participeren aan een spel, waarvan de spelregels echter zelf niet in vraag kunnen
23
gesteld worden, want dat wekt onrust en doet de machine haperen. Uiteindelijk heb ik de sterkste kritiek op de visie van Anne Bamford gevonden op een plek waar men die niet zou verwachten. Op het kaft van haar studie ‘Kwaliteit en Consistentie’ prijkt een foto van ‘de ontbonden fietser’, gemaakt door pupillen van ‘De Horizon’, een Aalsterse basisschool voor buitengewoon onderwijs. Het is een sculptuur, bestaande uit een totempaal, gesigneerd met allerlei graffiti, waarin fietsonderdelen zijn verwerkt. Het geheel heeft een antropomorfe gestalte: zonder twijfel is deze totem tevens een ‘golem’, een bezielde pop, zoals kinderpsycholoog Peter Adriaenssens hem omschrijft: ‘…een helper die leeft. Bij daglicht is hij een beeld, bij nacht leest hij wat men hem toevertrouwde, en gaat hij op bezoek in de gedachtenwereld van de afzender.’ De totem is dus eigenlijk géén ‘kunstwerk’, geen product voor de cultuurmarkt en evenmin een resultaat van bezigheidsterapie voor mindervaliden. De ‘ontbonden fietser’ is een zelf-gecreëerde bewaarengel (‘demon’) waarmee de makers een absolute vertrouwensrelatie hebben en die ook hun zelfrespect uitmaakt. Deze figuur dient dus niét om door ons en iedereen gelezen te worden. Hij is gewijd aan de introspectie, de magie van een interne keuken die maar af en toe met bevoorrechte buitenstaanders wordt gedeeld. De moraal van dit verhaal is essentieel voor wie met cultuurpedagogie begaan is: sterke momenten staan op zichzelf, ze worden alleen maar zwakker door betutteling, pampering, poging tot integratie,
24
educatieve richtlijnen, UNESCO-studies. Sterke momenten -waartoe ik ‘De ontbonden fietser’ reken- zijn onvoorspelbaar en creëren hun eigen duur. Het proces is daarin belangrijker dan het resultaat, dat maar een echo is van dat proces. Ze hangen af van individuen en hun interactie, niet van structuren. Ze spelen zich in een gesloten kring af, het zijn echte eilanden van kwaliteit, ‘isolated islands’, zoals Professor Bamford ze nogal smalend betitelt. Tot slot nog een klein citaat uit een recent interview met Anne Bamford, verschenen in het speciaalnr. van Courant, een uitgave van het Vlaams Theater Instituut. Op de vraag welke grote uitdagingen zij ziet voor het onderwijs van de toekomst, antwoordt zij o.m. dit: ‘Op het internet besteedt een kind negen seconden aan één screen. Dat betekent dat in de klas ook de leraar eigenlijk maar negen seconden heeft om hun aandacht vast te houden.’ Dat vind ik een opmerkelijke redenering: de negenseconden-regel van het surfen aanhouden als limiet voor de aandacht die een leerkracht mag genereren. Het is zonder meer een zwaktebod, misschien zelfs een capitulatie van cultuur tegenover economie. Het zijn dan inderdaad maatschappijen zoals Google en Microsoft die bepalen hoe lang iemand zich op een tekst, een beeld, een stuk muziek kan en mag concentreren. Negen seconden, dat zijn niet eens de openingsmaten van Beethoven’s vijfde. Zelfs een reklamespot duurt langer. Terwijl ik een kind van acht al met open mond een uur heb zien kijken en luisteren naar een opera-dvd. Hier klopt dus iets niet. Misschien zijn we wel juist
op zoek naar traagheid en zogenaamde inefficiëntie, in de processen die met cultuur te maken hebben. Misschien hebben kinderen wel juist behoefte aan iets dat die negen-seconden-dictatuur overstijgt. Misschien is de verveling die jongeren overvalt, wel meer een walggevoel tegenover de maatschappij van het snelle en het vluchtige dan een verlangen naar de snelle kick. De vraag is tenslotte vooral: welk soort wereld willen wij onze nakomelingen, leerlingen, pupillen, nalaten. Een vraag zonder pasklare antwoorden,
maar ze dient wel gesteld, altijd opnieuw. En ik denk dat de pur sang-leerkrachten, diep in hun binnenste, misschien zonder het te beseffen, die vraag steeds weer stellen, als ze het klaslokaal binnenkomen. Cultuureducatie, als oefening in traagheid, die haast uitsluitend vraagtekens oplevert. Het opnieuw leren luisteren naar bijnastilte. In een wereld vol uitroeptekens is dat, denk ik, een verademing. Johan Sanctorum www.visionair-belgie.be
25
[i]nfo |
Marc Vanrunxt - BACKSTAGE
Marc Vanrunxt is al meer dan twintig jaar actief als danser en choreograaf. Zijn dansopleiding bij An Slootmaekers stond voornamelijk in het teken van de Centraal-Europese dans, maar hij werd minstens even sterk beïnvloed door de contestatie van de punk. Hij debuteerde als choreograaf in 1981. Zijn werk is hoogst individueel, zelfs raadselachtig, zwevend tussen mystiek en materialisme. Hij neemt daardoor een unieke plek in het dansveld in, die telkens weer ontdekt kan worden. Vanrunxt poogt choreografie telkens opnieuw te definiëren als een compositie van lichamelijkheid in beweging. Hij streeft naar het uitpuren van die compositie, naar een dans die uit de wereld en in het beeld wil stappen, maar blijft zich altijd scherp bewust van de materie die de dans omgeeft en stuurt. Ernst, beheersing en compositie kruisen knipogen, chaos en citaten. www.kunst-werk.be Marc Vanrunxt is sinds 1995 verbonden aan het HID en creëerde verschillende voorstellingen met de studenten. Elk jaar werkt Marc gedurende zes tot acht weken met de studenten hedendaagse dans aan een voorstelling. Hij voert deze opdracht uit met dezelfde ambities en criteria als in zijn eigen praktijk. Het streven naar fysieke en mentale helderheid, precisie, kracht en schoonheid is zijn motto.
26
Choreografieën voor het HID: 1995: Puzzle. 1997: Klassiek Effect. 1999: Demo. 2000: We want something new. 2002: Dramatic Rehearsal. 2003: Research: Infinity. 2004: Prototype. 2005: Ballet in wit. 2007: you must understand that we lived in an atmosphere of euphoria youth and enthusiasm that can hardly be imagined today. 2008: BACKSTAGE BACKSTAGE is een choreografische oefening voor een 16-tal dansers. Het werk is een tweeluik waarin contrastwerking centraal staat: licht en donker, zacht en hard, stil en luid, aanwezig en afwezig, ingehouden en explosief, individueel en collectief,… maar ook: Back & stage, duurzaamheid & hardcore, orde & chaos, afscheid & dank, Degas & Pollock, current ’93 & kindertotenlieder (KTL), abstract & jazz, 19’ & 17’,… BACKSTAGE 25 en 26 januari 2008, 20u Herman Teirlinck Instituut Maarschalk Gérardstraat 4, 2000 Antwerpen Reservatie: 03/489 39 48 of
[email protected]
|
Masterclasses Gezien het groot aantal masterclasses dat er zal plaats-
vinden tijdens de maanden januari en februari verwijzen we voor enkele biografieën naar vorige edities van
Forum en naar
de website van het conservatorium (www.conservatorium.be)
Alexei Barchevitch - viool Alexei Barchevitch werd in 1976 geboren in Sint-Petersburg. Na zijn studies aan het conservatorium van zijn geboortestad vervolmaakte hij zich aan de Hochschule für Musik ‘Franz Liszt’ in Weimar bij professor Jost Witter. Hij verfijnde zijn vioolspel in masterclasses van o.a. Ruggiero Ricci, Ida Händel, Norbert Breinin, Igor Ozim. Nadien trad hij, als solist, op met orkesten in Duitsland, Italië, Frankrijk, Spanje, Israël en Rusland. Hij behaalde de eerste prijs op de Pierre Lautier Competition in Parijs, was laureaat van de Louis Spohr Competition in Weimar en van de Andrea Postaccini Competition in Fermo (Italië). Als concertmeester werkte hij bij het Südthüringischen Staatstheater Meiningen en was freelance verbonden aan de London Philharmonic Orchestra. Sinds april 2005 is Barchevitch één van de twee vaste concertmees-
27
ters van deFilharmonie. zaterdag 26 en zondag 27 januari 2008 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u Doelgroep: studenten KVC
John Norris - zang woensdag 30 en donderdag 31 januari en vrijdag 1 februari 2008 van 14u tot 18u Doelgroep: studenten KVC zie Forum 4, maa-apr 2007 en www.conservatorium.be
Teodoro Anzellotti - accordeon Teodoro Anzellotti studeerde aan de muziekhogescholen van Karlsruhe en Trossingen bij Jürgen Habermann en Hugo Noth. Hij won verscheidene internationale accordeonwedstrijden. Als solist musiceerde hij op grote festivals en met tal van orkesten. Zijn naam is sinds de jaren negentig verbonden aan het verschijnen van de accordeon in het klassiek muziekleven. Hij was één van de eerste accordeonisten die zijn grote virtuositeit ten dienste stelde van de interpretatie van nieuwe muziek. Door nieuwe technieken heeft hij de klankkleuren van zijn instrument in ongehoorde mate uitgebreid. Sinds de wereldpremière in 1995 van Luciano Berios ‘Sequenza XIII’ voor accordeon in De Doelen te Rotterdam, speelde Teodoro Anzellotti dit werk met reuzensucces op tal van gerenommeerde festivals overal ter wereld. Hij creëerde meer dan 300 werken die speciaal voor hem geschreven werden door componisten zoals Luciano Berio, Heinz Holliger, Mauricio Kagel, Wolfgang Rihm, Salvatore Sciarrino,… Teodoro Anzellotti doceert aan de Hochschule der Künste in Bern en aan de Musikhochschule van Freiburg. maandag 28 januari 2008 van 13u tot 18u Doelgroep: studenten KVC Recital om 11u - Toegang gratis, geen reservatie
28
Philippe Boucly - fluit Philippe Boucly, zoon van een muzikale familie uit Mulhouse, kreeg zijn opleiding bij bekende fluitisten zoals Marcel Moyse, Roger Bourdin, James Galway en Michel Debost. Als student van Jean-Pierre Rampal behaalde hij in 1980 een Eerste Prijs aan het Conservatoire National Supérieur de Musique de Paris. Hij was laureaat van meerdere wedstrijden. In 1979 werd hij fluitsolo van het Orchestre National du Capitole de Toulouse en in 1984 van het Orchester der Deutschen Oper Berlin. Sinds 1988 is hij fluitsolo van het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks in München.Naast het orkest is Philippe Boucly actief als solist en als kamermusicus. Hij was vele jaren lid van het Linos-Ensemble. Van 1992 tot 1995 was hij docent aan de Hochschule für Musik und Darstellende Kunst in Frankfurt en sinds 1994 geeft hij fluitles aan het Münchner Ri-
chard Strauss Konservatorium. Zijn onderwijsactiviteiten worden aangevuld met talrijke masterclasses in binnen- en buitenland. vrijdag 1 februari 2008 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u en zaterdag 2 februari van 10u tot 13u Doelgroep: studenten KVC
Jacques Tys - hobo vrijdag 15 februari 2008 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u Doelgroep: studenten conservatoria zie Forum 3, jan-feb 2007 en www.conservatorium.be
Pascale Moragues - klarinet vrijdag 15 februari 2008 van 14u tot 20u Doelgroep: studenten conservatoria zie Forum 3, jan-feb 2007 en www.conservatorium.be
Rachèr Saxophone Quartet Sinds hun oprichting in 1969, treedt het Rachèr Saxophone Quartet regelmatig op in de grote concertzalen van Europa, Azië en de Verenigde Staten. Het ensemble zet de traditie voort die in 1930 in het leven werd geroepen door de pionier van de klassieke saxofoon en stichter van het ensemble, Sigurd Raschèr, die vele componisten ertoe aanzette om speciaal voor hem te componeren. Op een gelijkaardige manier heeft het kwartet meer dan 300 componisten geïnspireerd om mu-
ziek aan hen op te dragen. Talrijke componisten werden geboeid door de combinatie van de Rachèrs met orkest, wat geleid heeft tot meer dan 25 nieuwe werken voor deze samenstelling en tot uitnodigingen van ’s werelds meest toonaangevende orkesten. Het kwartet bestaat uit: Christine Rall, Elliot Riley, Bruce Weinberger en Kenneth Coon. zondag 17 februari 2008 van 10u tot 16u Doelgroep: Studenten conservatoria
Roeland Hendrikx - klarinet woensdag 20 en donderdag 21 februari 2008 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u Doelgroep: studenten conservatoria zie Forum 2, nov-dec 2007 en www.conservatorium.be
Pieter Nuytten - fagot Pieter Nuytten studeerde fagot en contrafagot aan het conservatorium van Antwerpen bij Francis Pollet en Danny D’haene, in Keulen bij Georg Klütsch en in Basel bij Sergio Azzolini.Hij deed orkestervaring op in zowat alle jeugdorkesten in België, het Nationaal Jeugdorkest van Nederland, het European Union Youth Orchestra, het Pacific Music Festival Orchestra (Japan) en het Gustav Mahler Jugendorchester. Hij speelde o.a. met Claudio Abbado, Bernard Haitink en Ivan Fischer. In 2002 en 2003 kreeg hij beurzen van de Gustav Mahler Academies van Ferrara en Bolzano voor vervolmaking in sololiteratuur, kamermuziek en orkestspel.
29
In 2003 ontving hij de Oranjebeurs van de Nederlandse gemeenschap in Vlaanderen. Pieter was op freelancebasis werkzaam bij verscheidene orkesten in binnenen buitenland. Hij was van 2005 tot 2007 als solofagottist verbonden aan het orkest van de Opera van Rouen (FR) en vervult diezelfde functie sinds dit seizoen bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest. vrijdag 22 februari 2008 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u Doelgroep: studenten conservatoria
Manuel Rocha Iturbide - compositie elektroakoestische muziek Manuel Rocha Iturbide studeerde compositie aan de ‘Escuela Nacional de Música’ van de ‘Universidad Nacional Autónoma de México’. Hij behaalde een MFA (Master of Fine Arts) voor ellctronische muziek en compositie aan het Mills College. Aan de Université Paris VIII behaalde hij in 1999 een PhD in computermuziek. Hij werkte als onderzoeker aan het IRCAM (Institut de Recherche et Coordination Acoustique/Musique) in 1994-95 en nadien als professor aan de Université Paris VIII (1995-96). Hij behaalde prijzen en eervolle vermeldingen op
30
verscheidene internationale wedstrijden, zoals Bourges, Russolo en de Schaeffer Prize. Hij is eveneens ‘sound artist’ en zijn werk was te zien in belangrijke galeries en musea, zoals Artist Space NY 1997, Sydney Biennale 1998, ARCO 1999. Momenteel woont hij in Mexico City, waar hij actief is als componist en ‘sound artist’. vrijdag 22 februari van 10u tot 13u en van 14u tot 17u zaterdag 23 februari 2008 van 10u tot 13u en van 14u30 tot 17u30 Doelgroep: studenten conservatoria
Irene Russo - piano De Italiaanse concertpianiste Irene Russo studeerde bij Lazar Berman aan de Internationale Piano Academie van Imola en bij Alicia de Larrocha in Barcelona. In 1999 behaalde ze de Eerste Prijs in de Internationale Pianowedstrijd ‘Emmanuel Durlet’ in Antwerpen, in 2000 won ze de Internationale Pianowedstrijd Clara Schumann in Düsseldorf en in 2002 de Speciale Prijs voor de beste interpretatie van hedendaags werk tijdens de ARD Internationale Pianowedstrijd in München. In 2003 kreeg ze in Buenos Aires, op persoonlijk initiatief van Martha Argerich, een speciale Mention of Honour voor haar zeer persoonlijk pianospel tijdens de finale van de Martha Argerich Competition. Irene Russo trad op als soliste in belangrijke concertzalen en festivals. Als gastsoliste speelde ze met deFilharmonie, het Münchener Kammerorchester, het Kiev Symphony Orchestra, de Düsseldorfer Symphoniker, de Houston Symphony, de Klassische Philharmonie, het Orchestra da Camera di Mantova e.a...
Ze maakte opnames voor Radio Klara, Radio 4 NL, RAI, ARD, Bayerischer Rundfunk WDR, ZDF, SWR, Radio Vaticana, Radio CBC Canada. Irene Russo doceert aan het conservatorium ‘A. Steffani’ in Castelfranco Veneto (Venetië). vrijdag 22 en zaterdag 23 februari 2008 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u Doelgroep: studenten conservatoria
Ervin Schiffer - altviool vrijdag 22 en zaterdag 23 februari van 10u tot 13u en van 14u tot 18u30 Doelgroep: studenten KVC zie Forum 4, maa-apr 2007 en www.conservatorium.be
Carol Yahr - zang zaterdag 8 en zondag 9 maart 2008 van 11u tot 13u en van 14u tot 18u Doelgroep: studenten KVC zie Forum 2, nov-dec 2006 en www.conservatorium. be
Isabelle Perrin - harp Isabelle Perrin gaf haar eerste recital op 17-jarige leeftijd. Zij studeerde 3 jaar aan de Juilliard School van New York en vervoegde dan het San Francisco Symphony Orchestra. Sinds 1990 deelt zij de plaats van eerste harp in het Orchestre National de France. Als internationale soliste gaf Isabelle Perrin concerten en masterclasses over gans de wereld. Zij nam een aantal cd’s op, waaronder een recital gewijd aan Bernard Andres, een cd met het Turner Trio (dat zij heeft opgericht) met daarop werk voor fluit, viool en harp van Arnold Bax, een cd met voor de eerste maal in de geschiedenis- werk van F.A. Boieldieu op een origineel instrument, enz. Isabelle Perrin geeft les aan de ‘Ecole Normale de Musique de Paris’ en is gastprofessor van ‘The Royal Academy of Music of London’. Zij werd door de Franse regering geridderd in de orde ‘Arts et Lettres’ wegens haar inzet voor de internationale muziekwereld. zaterdag 8 maart 2008 van 10u tot 13u en van 14u30 tot 17u30 Doelgroep: studenten conservatoria
Carlo Marchione - gitaar Carlo Marchione wordt door zowel publiek, pers als specialisten beschouwd als een van de beste gitaristen van de nieuwe generatie. Hij behaalde vele belangrijke prijzen op internationale competities en is regelmatig te gast op festivals in gans Europa, waar hij zowel als solist als
31
met orkest en kamermuziekensembles optreedt. Tijdens een tournee in Rusland in 1997, trad hij op in het prestigieuze ‘Main Auditorium’ van het Tchaikowsky Conservatoire Moscow en met de filharmonie van Sint-Petersburg. Carlo Marchione begon op 10-jarige leeftijd met gitaarlessen bij Cauzzo, nadien bij Galuzzi. In 1976 slaagde hij voor het ingangsexamen aan het Conservatorio Santa Cecilia in zijn geboortestad Rome, in de klas van Mario Gangi. Wegens zijn belangstelling voor oude muziek heeft hij ook cursus gevolgd bij Betho Davezac en Toyohiko Satoh. Carlo Marchione geeft les aan het conservatorium van Maastricht. vrijdag 7, zaterdag 8 en maandag 10 maart 2008 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u Doelgroep: studenten KVC Recital: zondag 9 maart 2008 om 11u in ’t Raamtheater op ’t Zuid, de Vrièrestraat 36, Antwerpen Toegang gratis, geen reservatie
David Friedman en Dave Samuels - jazz improvisation percussion/keyboards. Friedman en Samuels, beide Yamaha artiesten en jazz-virtuozen, behoren tot de absolute wereldtop. Deze masterclass is een aanrader voor zowel studenten jazz als klassiek. zaterdag 8 maart 2008 van 10u tot 13u en van 14u tot 17u. Doelgroep: studenten conservatorium
32
Workshop spelen - improviseren in duo Met ‘Boi Akih’, Monika Akihary (zang) en Niels Brouwer (gitaar). Woensdag 23 januari van 12u tot 16u in lokaal 226. Iedereen is welkom.
Manjunath BC - percussie Workshop met deze Indische percussionist Maandag 21 januari 10u-13u voor drummers 14u-17u voor alle geïnteresseerden
Praktisch Voor de masterclasses met als doelgroep‚ Studenten conservatoria‘ kunnen studenten van andere conservatoria telefonisch of per e-mail inschrijven bij: Wilma Schneider, coördinator masterclasses: 03/244 18 02 of w.schneider.be Toegang gratis voor toehoorders, zonder voorafgaande reservatie. Voor de activiteiten die plaats vinden op zaterdagen en zondagen worden de deelnemers verzocht een lunchpakket mee te brengen. Op weekdagen kan een lunch gebruikt worden in de foyer van het conservatorium.
|
Docentenuitwisseling
Reeds dertig jaar vormt pianodocent Pascal Sigrist een duo met violist Carlo Chiarappa. Hun samenwerking bestrijkt een zeer uitgebreid repertoire met o.a. Berio en Stockhausen. Ze geven samen ook masterclasses. In het kader van een docentenuitwisseling met het Conservatorio della Svizzera Italiana, Lugano zal Carlo Chiarappa in ons conservatorium te gast zijn in de week van 25 februari 2008. Hij zal een dag van zijn opdracht aan de vioolwerken van Berio wijden. Samen met Pascal Sigrist zal hij de andere dagen hoofdzakelijk wijden aan kamermuziek voor strijkers en piano met de klemtoon op de 10 sonates van Beethoven. Zij zullen eveneens een recital verzorgen met werk van Beethoven en Bartók. Een parallelle opdracht is voor Pascal Sigrist in maart in Lugano gepland: masterclass piano (Skrjabin, Debussy, Ravel, Messiaen), kamermuziekdagen en recital. Recital: dinsdag 26 februari 2008, 17u Kleine Zaal, deSingel Toegang gratis, geen reservatie
|
Hobo- en Fagotdag
Op 17 februari 2008 worden in het conservatorium hoboïsten en fagottisten samengebracht. In de voormiddag zijn er repetities, in de namiddag keuzelessen. Luk Nielandt en Francis Pollet, docenten hobo en fagot, geven er een masterclass.
Er wordt afgesloten met een concert in de Blauwe Zaal. Iedereen die hobo en fagot speelt wordt verwacht op deze dag. Er worden groepen samengesteld volgens niveau zodat iedereen kan meedoen. Alle activiteiten zijn vrij toegankelijk voor toehoorders. Inschrijving hiervoor is niet nodig. Hobo- en fagotdag Zondag 17 februari 2008 vanaf 9u Deelnameprijs: 10 euro Inschrijven voor 14 januari via www.hobo-fagotdag. be Slotconcert om 17u - Toegang gratis, geen reservatie Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen Desguinlei 25 - 2018 Antwerpen Er worden geen maaltijden voorzien.
|
Nieuws uit de Boekentoren * Een greep uit de aanwinsten: Partituren
- Alain Boublil en Claude-Michel Schönberg, Miss Saigon (Wise Publications, 1990) - Frits Celis, Sinfonia concertante, op. 59 (CeBeDeM, 1997) - Roland Coryn, 5 concertpreluden voor hobo en harmonieorkest (CeBeDeM, 1992) - Claude Debussy, Danses pour harpe chromatique (MPH, 2007) - André Devaere, Nagelaten werk (MPH, 2007) - William Finn, Falsettos: a new musical (WB
33
Music, 1992) - Jerry Herman en Harvey Fierstein, La cage aux folles (Jerryco Music, 1983) - Winfried Michel, Libellum canonis: 22 ViolinDuette, op. 34 (Mieroprint, s.a.) - Herman Roelstraete, 3 Sonatinas voor orgel, op. 66 (De Monte, 1962) - Jacob ter Veldhuis, Insonnia (Donemus, 1992) - Iannis Xenakis, Psappha: pour percussion solo (Salabert, 1976) Boeken - Thierry Levaux, Dictionnaire des compositeurs de Belgique du moyen âge à nos jours (Art in Belgium, 2006) - Antoine Livio, Béjart (La cité, 1969) - J.E. Lunn en Ursula Vaughan Williams, Ralph Vaughan Williams: a pictorial biography (Oxford University Press, 1971) - Uta Hagen, Respect for acting (Macmillan, 1973) - Ronald Harwood, A night at the theatre (Methuen, 1982) - Friedrich W. Marpurg, Abhandlung von der Fuge (Laaber Reprint, 2007) - Misia Sert, Misia (Arbeiderspers, 1994) - Garry O’Connor, Ralph Richardson: an actor’s life (Atheneum, 1982) Cd’s - J.S. Bach, Violin concertos / Alina Ibragimova en het BBC Symphony Orchestra o.l.v. Nicholaes Kraemer) (BBC Music) - Christmas choral music / The Monteverdi Choir
34
& The English Baroque Soloists o.l.v. John Eliot Gardiner - Mozart: drie hoorspelen van Allard Schröder (Tros) - Norton recorded anthology of Western music, vol. 1 & 2 (Norton, 2006) - Jan van Vlijmen, Matthijs Vermeulen, Louis Andriessen / Schönberg Quartet (NM Classics) *Partituur in de kijker Valentin Bender, Souvenir de Malibran: fantaisie pour clarinette avec accompagnement d’orchestre (Brussel, Katto) De legendarische mezzo Maria Malibran (1808-1836) staat dezer dagen opnieuw in de belangstelling dankzij Cecilia Bartoli’s laatste cd Maria. Op die cd zingt Bartoli aria’s die voor ‘la Malibran’ werden geschreven of op haar repertoire stonden. Malibran), geboren als María-Felicité García, was de dochter van de componist, tenor en zangpedagoog Manuel García ,die ook haar (strenge) zangleraar was. Op haar zeventiende debuteerde ze in Londen als Rosina (Il barbiere) en dat was het begin van een korte, maar intense carrière die haar tot in New York voerde. Na de nietigverklaring van haar eerste huwelijk met Eugène Malibran huwde ze in maart 1836 met de Leuvense vioolvirtuoos Charles de Bériot (1802-1870) met wie ze al een zoon had: CharlesWilfried de Bériot (1833-1914) zou op zijn beurt een gevierd pianist, componist en pedagoog worden. (Aan het Conservatoire van Parijs was hij de leraar van Maurice Ravel die hem zijn Rhapsodie
espagnole zou opdragen). Lang voor er sprake was van het glamoureuze zangersechtpaar GheorghiuAlagna wisten la Malibran en de Bériot dat ze als musicerend koppel nog attractiever waren voor het publiek. Op hun internationale concertreizen trokken ze steevast volle zalen. Hun welstand is enigszins op te meten uit de luxueuze woning die ze in Elsene lieten optrekken en die nu fungeert als gemeentehuis. Maar het geluk bleef niet lang duren. In het jaar van hun huwelijk maakte la Malibran, zwanger van hun tweede kind, in Manchester een fatale val van haar paard. de Bériot bouwde voor haar een mausoleum op het kerkhof van Laken. Mede door haar vroege dood werd ze een legende die in de negentiende eeuw door dichters en componisten werd bezongen. Een van die componisten was de Belgische componist en dirigent Valentin Bender (1801-1873), die een fantasie voor klarinet (en orkest of piano) aan haar nagedachtenis wijdde. Na een uitgebreide inleiding volgen een thema en drie variaties, waarbij de virtuoze cadens in de laatste variatie wel een echo lijkt van Malibrans coloraturen. De bibliotheek bewaart de door de Brusselse uitgever Katto gepubliceerde versie met pianobegeleiding. * Boek in de kijker Deze keer haalde bibliotheekmedewerker Inneke Daghelet een merkwaardig boek uit de rekken, dat teken- en acteertalent combineert: Johannes Rienskz. Jelgerhuis, Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek, gegeven aan de kweekelingen van het fonds ter opleiding en
onderrigting van tooneel-kunstenaars aan den stadsschouwburg te Amsterdam, Amsterdam, Meyer Warnars, 1827. Johannes Jelgerhuis (1770-1836) werd geboren in het Friese Leeuwarden en genoot een opleiding als schilder. In 1806 vestigde hij zich te Amsterdam, waar hij waarschijnlijk via zijn leermeester en decorschilder Barbiers jr. in contact kwam met het toneelmilieu en acteur in de Stadsschouwburg werd. Jelgerhuis was diegene die in Nederland het initiatief nam tot het ontwikkelen van een algemene toneelopleiding. Hij vond het niveau van het Nederlands toneel bijzonder gebrekkig en ergerde zich aan het ontbreken van historische juistheid van de gebruikte kostuums. Toen in 1820 het ‘Genootschap voor Uiterlijke Welsprekendheid’ werd opgericht, mocht Jelgerhuis de toneelstudenten opleiden. Een jaar later nam het Schouwburgbestuur de leiding over en richtte een fonds op ‘ter opleiding en verdere onderrigting van Tooneelkunstenaars’. De 38 theoretische lessen die Jelgerhuis vanaf het najaar van 1824 vier winters lang voor dit fonds gaf, werden gebundeld en uitgegeven door Pieter Meyer Warnars onder de titel ‘Theoretische lessen over de Gesticulatie en Mimiek’. Dit nieuwe handboek voor toneelspelers bevatte, naast aanwijzingen voor de organisatie van het toneel, ook studies van oude klederdrachten, in de hoop dat de historische missers tot het verleden zouden behoren. De combinatie van Jelgerhuis’ acteer-, teken- en schildertalent en zijn kennis van de toneelgeschiedenis leverden een prachtig boek op. Zijn lessen illustreerde Jelgerhuis met
35
honderden tekeningen op het schoolbord, illustraties die hij voor het boek allemaal opnieuw tekende. Die platen (42 gravures en 51 litho’s) tonen honderden houdingen, gelaatsuitdrukkingen, gebaren en kostuums. Niet voor niets beweerde Jelgerhuis aan het slot van zijn boek dat ‘ijver de drijfveer van den kunstenaar is’. Want: ‘Vlijt doet vorderen.’ Voor de kennis van de manier van toneelspelen in de eerste helft van de negentiende eeuw is dit boek van uitzonderlijk belang. In haast alle standaardwerken over de geschiedenis van het Europese theater wordt ernaar gerefereerd. Ondanks de inzet van onder meer Jelgerhuis en de Leidse hoogleraar Siegenbeek om tot een systematische, door de overheid gesubsidieerde opleiding te komen, duurde het tot 1874 voordat de eerste Nederlandsche Toneelschool haar deuren opende.
ook een brede waaier aan onderwerpen. In het nummer van december 2007 worden drie zangers belicht (Werner Van Mechelen, Anne Sofie von Otter en Beniamino Gigli); er zijn artikels over August De Boeck en Ivo Michiels; een auteur heeft de euvele moed om een antwoord te zoeken op de vraag: ‘Is de klassieke muziek dood’ en Geert Van Istendael blikt terug op 2007. Het is die brede waaier aan onderwerpen én stemmen die Muziek & Woord al 33 jaar lang tot een bijzonder tijdschrift maakt. Helaas werd onlangs beslist om het tijdschrift na jaargang 2008 stop te zetten. *Website in de kijker www.hetboekspreekt.be
Inneke Daghelet
De virtuele tentoonstelling www. hetboektspreekt.be toont veertig werken uit twee bibliotheken van de Hogeschool Antwerpen. De website is namelijk het fraai resultaat van een inventarisatieproject van het documentair erf-goed in de bibliotheken van de departementen Dramatische Kunst, Muziek en Dans (Koninklijk Vlaams Conservatorium) en Audiovisuele en Beeldende Kunst & Ontwerpwetenschappen (campus Mutsaard/Academie).
Dit maandelijks tijdschrift fungeert als programmablad van Klara en Canvas, maar biedt
Twee jaar lang werd gespeurd tot in de donkerste hoeken van het bibliotheekmagazijn, oude kartonnen dozen werden opengemaakt en archieven uitgevlooid. Van onder het stof van jaren kwamen ongekende en ‘verborgen’ documenten aan het licht: kostbare
Dit boek maakte deel uit van de kostbare bibliotheek van de ‘Tooneelbibliotheek Antwerpen’ die in 1927 naar de conservatoriumbibliotheek werd getransfereerd. Meer informatie én enkele pagina’s uit het boek zijn te vinden op de hieronder aangekondigde website.
*Tijdschrift in de kijker: Muziek & Woord
36
boeken, partituren, brochures, grammofoonplaten, prenten... Historische stukken die vandaag belangrijk kunnen zijn voor onderwijs en onderzoek. De titel van de tentoonstelling is ontleend aan de bundel “‘t Uitnemend kabinet, vol pavanen, almanden, sarbanden, couranten, balletten, intraden, airs, & c.”, die samengebonden met Jacob Van Eyck’s “Der fluyten lust-hof, vol psalmen, paduanen, allemanden, couranten, balletten, airs, & c.”, in de conservatoriumbibliotheek wordt bewaard. In deze webtentoonstelling wordt een precieuze selectie getoond en van commentaar voorzien. De werken worden in hun historische context geplaatst en docenten, studenten en onderzoekers laten hun licht schijnen over hun favoriete werk. Zo krijgen de historische werken ook een persoonlijk en actueel verhaal. Beter dan uitgebreide dossiers of lange pleidooien kunnen de boeken, partituren, documenten en objecten voor zichzelf spreken. Ze zijn de levendige getuigen van de rijkdom van onze historische collecties, die geleidelijk aan geïnventariseerd worden en toegankelijk gemaakt. Ze spreken van eeuwen kennis, kunst en creativiteit. Sommige werken spreken zelfs letterlijk: er komt muziek uit de tentoonstelling. De conservatoriumbibliotheek bewaart immers een unieke collectie 78 toeren-platen, waarvan een groot deel nooit is gespeeld. Op de tentoonstelling hoort u een staal. De foto’s werden gemaakt door bibliotheekmedewerkster Inneke Daghelet en Stefan Mortelmans bouwde de site. ‘Het boek spreekt’, hopelijk spreekt het ook u aan.
Op de lancering van de website, op 29 november in de wintertuin van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, wees professor Hubert Meeus op de bijzonder waardevolle historische toneelcollectie die in de conservatroriumbibliotheek wordt bewaard. Hieronder vindt u zijn tekst: ‘Dames en Heren, Mijn verhaal begint in de vorige eeuw. In 1979 werd ik aan de Universiteit Antwerpen, toen heette dat gedeelte nog UFSIA, aangeworven voor een onderzoeksproject over het toneel in de Nederlanden tussen 1600 en 1650. Mijn eerste opdracht was het opsporen van alle bewaarde toneelstukken uit die periode. U zult nu misschien denken rond 1980 waren die toch al lang allemaal bekend. En dat dacht ik ook. Ik begon dus ijverig allerlei literatuurgeschiedenissen door te lezen en moest tot mijn ontgoocheling ondervinden dat menige literatuur- en toneelgeschiedschrijver de kennis van zijn voorganger gewoon overnam. Als ik wat nieuws wilde vinden, zat er niets anders op dan zelf op zoek te gaan. Ik heb mijn schreden dan in de eerste plaats gericht naar de grote bekende bibliotheken: de Koninklijke Bibliotheek in Brussel en de universiteitsbibliotheek van Gent; die van Leuven was door de Duitsers tijdens de twee wereldoorlogen vakkundig ontmanteld en daarna nog eens communautair verdeeld zodat er helaas nog weinig van het oude fonds overbleef. Ook in de stadsbibliotheek van Antwerpen, die op dit terrein een rijke collectie heeft, en in een aantal grote
37
Nederlandse bibliotheken zoals de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, de Universiteitsbibliotheken in Amsterdam, Leiden, Utrecht en Nijmegen heb ik menig uur gesleten met het uitpluizen van steekkaartenbakjes, want de elektronische catalogus bestond nog niet. Net zoals kunstwerken geraken ook oude boeken uit de Nederlanden over de hele wereld verspreid. Ons budget liet niet toe om de hele wereld af te reizen, maar de Bibliothèque Nationale in Parijs en de British Library in Londen konden er gelukkig nog van af. Af en toe kwam ik wel eens in een kleinere bibliotheek terecht. Dat was meestal het gevolg van een verwijzing naar een toneeldruk
38
of -handschrift, soms zelfs maar in een voetnoot, dikwijls nog in een negentiende-eeuws werk. Zo een bezoek was altijd spannend. Zou het boek er nog steeds zijn? Soms was het ook een ontgoochelende ervaring want het boek dat in de negentiende of in het begin van de twintigste eeuw nog was ingezien door de auteur van de publicatie, was ondertussen verdwenen, als de hele bibliotheek al niet was verdwenen. U zult zeggen en de bibliotheek van het conservatorium dan? Ik moet hier bekennen dat ik in die tijd nog niet wist dat het conservatorium ook een bibliotheek had, laat staan dat ik een idee had van de verborgen schatten die er zaten. Mijn enige
excuus is dat niet alleen ik onwetend was.Ongeveer een jaar geleden heb ik voor de eerste keer een voet in de bibliotheek van het conservatorium gezet. Ik had het genoegen om een persoonlijke rondleiding te krijgen door Jan Dewilde. Hij was volop bezig met het ontsluiten en het catalogeren van o.a. de collecties van de toneelcriticus Lode Krinkels aangekocht in 1922 en van de bibliotheek van de Toneelcommissie verworven in 1927, die sindsdien een slapend bestaan hadden geleid. Hij toonde mij toen een voorlopige lijst van gecatalogeerde Nederlandse toneelstukken. Ik heb, zoals u al wel hebt begrepen, al een en ander gezien op dat vlak en toch was ik zeer onder de indruk van dit staal van de collectie.Zeer recent heb ik nog een nieuwe lijst gekregen van meer dan 700 Nederlandstalige toneelstukken van vóór 1900, waarvan meer dan 200 uit de achttiende eeuw, 67 uit de zeventiende eeuw en één uit de zestiende eeuw. Maar dat ene is dan ook niet van de minste, namelijk de zeldzame bundel van het prestigieuze landjuweel van Antwerpen uit 1561. Alles samen een collectie waardoor de bibliotheek van het conservatorium meteen tot de belangrijke bibliotheken voor toneelonderzoek van de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw gaat behoren.
Patriarch van Venetien. Jan kon er nergens informatie over vinden. Dat hij niets had gevonden, was niet te wijten aan het feit dat hij slecht zou gezocht hebben. Er was gewoonweg niets over te vinden. Maar voor ons was het het spreekwoordelijke puzzelstuk dat een beeld volledig maakte.
Maar het gaat niet alleen om kwantiteit. Nog groter was mijn verrassing toen ik een paar maanden geleden van Jan Dewilde een paar foto’s kreeg toegestuurd van een vrij onopvallend toneelstuk, gedrukt in 1640 met de titel De Ghenoechsaemheydt van God ende de onghenoechsaemheyt vandeWerelt, speelwijs verthoont in den H. Laurentius Iustinianus
Hij had dat stuk niet zelf in handen gehad, want hij verwees naar:
Om dat te begrijpen, moet ik u even mee terug nemen naar het begin van mijn verhaal. Bij mijn speurtocht naar zeventiende-eeuwse toneelstukken vond ik een artikel onder de titel Het Vlaemsch tooneel in de XVIIe eeuw dat Fernand Augustin Snellaert in 1845 publiceerde in de negende jaargang van het tijdschrift Het Belgisch Museum uitgegeven door Jan Frans Willems. In dat artikel poogde hij de geschiedenis van het zeventiendeeeuwse Nederlandstalige toneel in de Zuidelijke Nederlanden te schetsen en hij voegde er een lijst aan toe met ‘bewysstukken’, zoals hij ze zelf noemde. In die lijst ordende hij de toneelstukken per auteur en onder de naam Geraardt van den Brande, een Antwerpse rederijker, vermeldde hij een toneelstuk: Dorothea Maget en Martelaresse, speelwijs vertoont, enz. Antw., Jacob Mesens, 1641, in- 4o.
Een Naamlyst van eene uitmuntende fraaye verzameling van tooneelstukken, welke zullen verkogt worden te Rotterdam, op den 22 april 1772, door de boekverkoopers J. Burgvliet en R. Arrenberg, bl. 108.
39
Hij voegde daar een voor mij zeer interessante opmerking aan toe: ‘Men zegt dat deze verzameling in haer geheel uit der hand verkocht werd, en thans tot de koninklyke boekery te Parys behoort.’ Omdat ik nergens anders een vermelding van dit stuk had gevonden, ging ik meteen op zoek in de gedrukte catalogus van de Bibliothèque Nationale. Helaas was het stuk daar niet te vinden onder de naam van Geraardt van den Brande. Had Snellaert verkeerde informatie gekregen en was de collectie toch niet in zijn geheel naar Parijs verhuisd? Of was het boek daar zoek geraakt? Of had men het niet interessant genoeg gevonden om het in de catalogus op te nemen? Het bleef een van de vele vraagtekens, waarmee ik in mijn onderzoek werd geconfronteerd. Toen enkele jaren geleden mijn assistente Ingeborg de Cooman voor haar doctoraatsonderzoek naar Parijs moest, hadden we de catalogus van de Bibliothèque Nationale opnieuw uitgespit. Ondertussen was dat een elektronische catalogus, een OPAC, en was het ook mogelijk om op titelwoorden te zoeken. Nu kwam er wel een ‘Dorothea’ tevoorschijn. Toen we het stuk eindelijk in handen kregen, bleek het niet van Geraard van den Brande te zijn. Er stond helemaal geen auteur op. De samenstellers van de achttiende-eeuwse catalogus hadden waarschijnlijk verondersteld dat het een stuk van Van den Brande was, omdat het zoals zijn andere stukken ook bij de drukker en uitgever Jacob Mesens was verschenen. Dit spel was wel bijzonder interessant omdat het titelblad vermeldde dat het ‘speelwijs was verthoont door de
40
Jonckheyt van de parochie van Sint Joris.’ We wisten al dat in Antwerpen de rederijkers toneel speelden, en de leerlingen van de jezuïeten en van de augustijnen waren ook op dat vlak actief en af en toe kwam er ook een buitenlands reizend toneelgezelschap langs. Maar, dat er ook nog op het niveau van de parochie toneel werd gespeeld, was voor ons geheel nieuw. Nu ja het kon natuurlijk zijn dat dit een bijzondere gelegenheid was. Misschien was er in 1641 een nieuwe pastoor aangetreden of vierde men de verjaardag van de kerk. Daarnaast bleef er nog de vraag wie de auteur was. Daar konden we niet meteen een antwoord op geven tot mevrouw De Cooman opmerkte dat de liedjes uit het Dorothea-stuk ook in de liedbundel de Geestelycken Leeuwercker (1645) van de jezuïet Guilielmus Bolognino voorkwamen.1 Dat betekende nog niet dat hij ook de auteur van het stuk was, maar hij was in elk geval een kandidaat met betere referenties dan Geeraardt van den Brande. Tot er wat beter opdook, moesten we het daar dan maar mee doen. Dat beters kregen we toevallig enkele maanden geleden in handen doordat Jan Dewilde ons enkele foto’s van De Ghenoechsaemheyt van Godt ende de onghenoechsaemheyt vandeWerelt voorlegde. Het toneelstuk was namelijk gespeeld door diezelfde ‘Ionckheyt van de Parochie van S. Ioris’ in 1640. Ook in dit spel stonden liedjes uit de Geestelycken Leeuwercker en bovendien stond er ook een opdracht in, ondertekend met de initialen ‘GB’: Guilielmus Bologino dus. 1 Zie Ingeborg de Cooman, ‘Van podium naar liedboek. Guilielmus Bolognino en de toneelliederen in ‘Dorothea Maeget ende Marteleresse’ (1641)’, De Zeventiende Eeuw 19 (2003), 212-225.
Ons raadsel was opgelost, maar meer nog, het was duidelijk dat Dorothea niet zomaar een eenmalige opvoering van een toneelstuk was. Er bestond blijkbaar een traditie om jaarlijks een toneelstuk op te voeren en we beschikten nu ineens over de volledige tekst van twee toneelstukken. Dit is een enorme luxe. Want van de duizenden toneelstukken waarvan we weten dat ze door de leerlingen van de jezuïeten en de augustijnen in de Zuidelijke Nederlanden zijn opgevoerd, omdat we er programma’s van hebben, zijn er amper een paar tientallen volledige teksten bewaard. Hier hebben we er plots twee en we hadden zelfs niet in Parijs moeten gaan zoeken, want vlak bij huis in de bibliotheek van het conservatorium in Antwerpen zat de oplossing voor een vraag waarop men zelfs in de achttiende eeuw al niet meer kon antwoorden. Dames en Heren, Ik hoop dat ik u hiermee heb duidelijk gemaakt dat de bibliotheek van het conservatorium ook een bijzonder waardevolle toneelcollectie bezit. De bibliotheek van het conservatorium bevat een schat aan erfgoed. Erfgoed is echter niet iets om te bewaren. Voor deze stelling steun ik mij op de bijbel, meerbepaald op Mattheus 5: 15 ‘Ook steekt men geen licht aan om het onder de korenmaat te zetten; maar op de kandelaar, om het te laten schijnen voor allen die in huis zijn.’ Een webtentoonstelling is daarvoor zeer geschikt, want een collectie die zo lang onder de korenmaat is bewaard, wordt hiermee meteen aan de hele wereld bekend gemaakt. Erfgoed wordt pas echt ‘Erfgoed’ als we er ons van bewust zijn wat de
betekenis is van dat erfgoed. En daarom zou ik tot slot aan de titel van de tentoonstelling toch nog iets willen toevoegen: Het boek spreekt … maar alleen als je er vragen aan stelt. Hubert Meeus Universiteit Antwerpen’ * Tijdens het voorbije jaar mocht de bibliotheek opnieuw interessante schenkingen ontvangen. Veel dank aan Leo Brant, Toon Brouwers, Loes Bruyninckx, Jan Corbet, Kamiel Cooremans, Baldrick Deerenberg, Pascale De Groote, Yves Dekimpe, Elke Delbarre, Fons De Meulder, Martha De Rijcke, Dominique Dubois, Luc Leytens, Herman Mariën, Vic Nees, Franz Liszt Kamerkoor (Diemen), René Pandelaers, Michaël Scheck, Guido Totté, Sylvia Traey, Carl Van Eyndhoven, L. Van Kuyck, Jozef Van Maele, Wilfried Westerlinck en Olivier Willemot. Jan Dewilde bibliothecaris
41
42
[cultivaria] |
Studenten en docenten in de kijker
Zangdocente Bernadette Degelin, vertolkt de sopraanpartij in het Requiem van W.A. Mozart, uitgevoerd door het Orkest Koninklijk Conservatorium Brussel o.l.v. Louis Devos en Koor Helicon, dat werd voorbereid door Geert Hendrix, docent koordirectie aan ons conservatorium. De cd is verkrijgbaar in combinatie met het boek ‘De Mozartcode, onderzoek op het Requiem Mozart’ geschreven door Louis Devos. Bestellen kan via de Stichting Musica Polyphonica of via bernadette.
[email protected] Afgestudeerde kleinkunst Hannelore Bedert won samen met haar groep - Hans Dockx, Toon Dockx en Arne Leurentop, alle drie alumni van het conservatorium - de Nekkawedstrijd voor nieuw Nederlandstalig talent. Ze worden verwacht in april tijdens de Nekkanacht in het Sportpaleis. Later volgt nog een concertreeks in de culturele centra. Recent verscheen het eerste solo album ‘Silk Road’ van Chin Cheng Lin (student marimbaklas Ludwig Albert). Naast ‘Silk Road’ voor marimbaduo en mezzo, uitgevoerd samen met Katrine Druyts en Ludwig Albert, bevat de cd ook werken van Chin Cheng Lin zelf en een originele bewerking en uitvoering van Scott Joplin’s ‘Maple Leaf Rag’. Valerie Vervoort, afgestudeerd bij Guy De Mey, won de eerste prijs op de internationale ‘Concurso José Augusto Alegria’, in Evora, Portugal. Stef Verpraet, eerstejaars saxofoon bij Hans de Jong, werd een van
43
de laureaten van de Dexia Classics 2007.
19de eeuwse Franse koor- en orgelmuziek.
Serena Wuytack, afgestudeerd als Bachelor Dans en momenteel nog student aan de lerarenopleiding dans, schreef samen met haar zus Maya het boek ‘Persona non grata’ over het bewogen leven van hun vader Frans Wuytack. Info en bestellen op www.fabiowuytack.com
Na een carrière van meer dan 30 jaar aan het Hoger Instituut Dans ging Wini Jacobs eind juni ‘07 met pensioen. Als docente Klassieke Dans/ Repertoire was het geen evidente taak om een geschikte opvolger voor haar te vinden. Na een lange selectieperiode werden Ingeborg Van Dooren en Jeroen Hofmans weerhouden om vanaf dit academiejaar haar lessen over te nemen. Ingeborg Van Dooren danste na haar opleiding aan de Koninklijke Balletschool Antwerpen o.a. bij het Nederlands Danstheater, Ballet van Vlaanderen en in verschillende compagnies in New York. Na haar carrière bij het Alberta Ballet in Canada richtte ze haar interesse op kostuumontwerp, choreografie en lesgeven. Jeroen Hofmans kreeg zijn opleiding aan de Koninklijke Balletschool Antwerpen en ging in 1994 aan de slag bij het Koninklijk Ballet van Vlaanderen, waar hij promoveerde tot eerste solist. In die periode behaalde hij heel wat ereplaatsen op verschillende balletconcours, o.a. brons in 1995 op het ‘Eurovisie Dansconcours voor Jonge Dansers’ in Lausanne en in 1997 goud op het ‘Internationale Dansconcours van Houlgate’. Na een stage in New York werd hij in 1999 uitgenodigd door het New York City Ballet om daar als solist in het gezelschap te komen o.l.v. Peter Martins. Drie seizoenen lang reisde hij met dit gezelschap de wereld rond en haalde hij regelmatig de New Yorkse kranten met zijn opmerkelijke prestaties. Bij aanvang van het seizoen 2002-2003 keerde Jeroen terug naar het Koninklijk Ballet van Vlaanderen, waar hij nog geëngageerd bleef tot in 2006.
Oud-student Bram Van Camp sleepte de ‘Jeugd en Muziek Prijs Compositie 2007’ in de wacht. In september verscheen de drieëndertigste cd met Joris Verdin, docent orgel. Deze Ricercarproductie brengt partituren van Lefébure-Wely. Deze componist is vandaag zo goed als vergeten maar werd in de eerste helft van de 19de eeuw de Paganini van het orgel genoemd. De opname werd gerealiseerd op het gerestaureerde Cavaillé-Coll orgel in Bonsecours (Rouen), dat door Lefébure zelf werd ingespeeld in 1857. Op 19 en 20 october was Joris Verdin solist bij de inspeling van het Cavaillé-Collorgel uit 1864 in de zaal van de Abbaye de Royaumont, de grootste restauratie van het laatste decennium in Frankrijk en een gelegenheid die het orgel voor één keer een pagina in LeMonde opleverde. Midden november ‘07 verzorgde Joris de eerste opname van het gerestaureerde orgel uit 1890 te Dundalk (Ierland), gebouwd door de Engelse tegenhanger van Cavaillé-Coll: Henry Willis. Dit orgel is wellicht één van de zeldzame exemplaren die ongewijzigd de 20ste eeuw overleefd hebben. Voor 2008 is Joris Verdin aangezocht als ‘artiste en résidence’ in de Fondation Royaumont om met Bernard Tétu en les Solistes de Lyon een project te leiden rond
44
De directie van het conservatorium heeft samen met de Antwerpse economische, politieke, academische en culturele gemeenschap in 1999 de Stichting Conservatorium Antwerpen opgericht. Voorzitter van de Stichting is Gouverneur Camille Paulus. De Stichting stelt zich tot doel, door mecenaat, de uitbouw van het conservatorium te stimuleren en de uitstraling ervan in de Antwerpse regio te versterken. De Stichting stelt de nodige middelen ter beschikking voor masterclasses, studiebeurzen, instrumenten en het jaarlijks uitreiken van de titel ‘maestro honoris causa’.
Structurele partners van de Stichting Conservatorium Antwerpen zijn:
10 Advertising - Cegelec - Delta Lloyd Bank - Ernst & Young Fortis Private Banking - Leasinvest Real Estate Lions Club Antwerpen Ter Beke - Maintenance Partners Marsh - sd Worx - Sibelco - Soudal - vivium - Vooruitzicht
Inlichtingen: Ann Lommelen Tel.: 03/244.18.06
[email protected]
45
.../Data/... MA
14.01.08, 20u Blauwe Zaal, deSingel
DI
ZA DI
VR
15 t/m 19.01.08, 20u Herman Teirlinck Instituut Maarschalk Gérardstraat 4 19, 20, 26 en 27. 01.08, vanaf 9u Kleine Zaal, deSingel 22.01.08, 20u Blauwe Zaal, deSingel
25.01.08, 20u Blauwe Zaal, deSingel
Nationaal Jeugd Orkest Nederland o.l.v. Reinbert de Leeuw Wagner: Tristan und Isolde, Vorspiel und Liebestod Messiaen: Turangalîla-symfonie Ralph van Raat - piano Nathalie Forget - ondes martenot Inleiding door Renee Jonker om 19u15 Reservatie: 03/248 28 28 - Tickets: 15 / 12,50 euro
Ilse Mariën, soloprogramma opleiding drama, masterproef kleinkunst Toegang gratis, geen reservatie
Cantabile pianowedstrijd voor de jeugd Toegang gratis, geen reservatie
Nieuwjaarsconcert Hogeschool Antwerpen Klassiek en jazz door docenten en studenten van het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen en de Hochschule für Musik und Darstellende Kunst, Frankfurt Enkel op uitnodiging
ISCM-dag Vlaanderen met o.a. WHAM-ensemble o.l.v. Filip Rathé Das Utopias for 17 strings Voor het volledige programma www.iscm-vlaanderen.be Tickets: 03/248 28 28
VR
25 en za 26.01.08, 20u Herman Teirlinck Instituut Maarschalk Gérardstraat 4
46
BACKSTAGE Studenten B1 dans in een choreografie van Marc Vanrunxt Reservatie: 03/489 39 48 of
[email protected] Zie ook p. 26
ZA
26.01.08, Lok. 56 en 154 Conservatorium Antwerpen
VR
01 en za 02.02.08, 20u Herman Teirlinck Instituut Maarschalk Gérardstraat 4
DO
ZA
ZO
ZA
14.02.08, 20u Nottebohmzaal, Stadsbibliotheek Hendrik Conscienceplein 4 2000 Antwerpen
Voorronde Benelux Fluitconcours
Dansvoorstelling: ‘Werk Ontleend II’ Reservatie: 03/489 39 48 of
[email protected]
Artistieke ontmoeting Gespreksconcert met Kamiel Cooremans Kris Hellemans, altviool en Barbara Baltussen, piano Werk van Sjostakovitsj, Clarke en Stravinski Tickets: 5 euro, geen reservatie Zie p. 18
PACTT Festival
16.02.08, 18u CC Ter Dilft Bornem St.- Amandsesteenweg 14 2880 Bornem
Studenten Hoger Instituut voor Dans en Iris Bouche Reservatie: 03/890 69 30
17.02.08, vanaf 9u Conservatorium Antwerpen en Blauwe Zaal, deSingel
Zie p. 33
01.03.08 Conservatorium Antwerpen en Blauwe Zaal, deSingel
Hobo- en fagotdag
Colloquium ‘Muziek als Humane Waarde’ en slotconcert Slotconcert om 18u met Symfonieorkest Conservatorium Antwerpen o.l.v. Koen Kessels, Jeugd & Muziekorkest Antwerpen o.l.v. Ivo Venkov en Juniorenorkest o.l.v. Roald Rogiers ‘Drottningholmsmusiken’, J.H. Roman ‘Dark Adventure’, R. Ford ‘De Montagues en de Capulets’ uit ‘Romeo en Juliet’, S.Prokofiev Twee delen uit ‘De Schilderijententoonstelling’, M. Moussorgsky ‘Totentanz’ F. Liszt. Solist: Stephanie Proot, piano ‘Andante und Rondo Ungarese in c opus 35’, C.M. von Weber. Solist: Sander Geerts, altviool Een werk van Steven Prengels Zie p. 14
47
< coda > Of de Nederlandse opera- en concertzanger Johan Schmier (1852-1915) schmierde weet ik niet. Wél dat hij op deze aan Edward Keurvels opgedragen foto afgebeeld staat als Landgraaf Hermann in Tannhäuser. Nadat Schmier in Nederland enkele jaren als kerkzanger had gewerkt - in combinatie met een job als handelsreiziger in elixirs trok hij in 1881 naar Brussel om er aan het conservatorium te studeren bij Henri Warnots. Rond die tijd zou hij ook in de Muntschouwburg hebben gezongen. Hij keerde naar Nederland terug, maar na enkele slechte ervaringen met operadirecteur J.G. De Groot, trok hij in 1898 met verschillende collega’s naar Antwerpen. Daar werd hij met open armen ontvangen door Karel Van de Walle, de nieuwe directeur van het Nederlandsch Lyrisch Tooneel, die in hem een waardige vervanger van de bas Henri Fontaine zag. Maar het werd geen succes. Schmiers Wagnervertolkingen werden niet gesmaakt en bovendien had hij het ongeluk om in enkele geflopte producties te staan. Zo werd Lamia, een opera die de Deen August Enna speciaal voor het jonge Vlaamse operahuis had geschreven, meteen na de wereldcreatie afgevoerd. Ook stond hij in de wereldpremière van Druon Antigoon van de Vlaamse componist Ernest Britt. Volgens August Monet, de geschiedschrijver van de eerste jaren van het Antwerpse operahuis, was het ‘de schromelijkste blamage (…) die de Vlaamsche Opera op haar passief heeft’ en kon ‘het libretto even goed door een krankzinnige in een dwangbuis geschreven zijn.’ Schmier die het ongeluk had om de rol van ‘Reus’ te moeten vertolken, maakte zijn hilarische entree in het decor dat het Steen moest voorstellen ‘met dreigend draaienden zwarten kop en woest-rollende oogen (…), brullende: ‘Het riekt hier vanavond buitengewoon naar tabak’.’ Kortom: ‘Het is de zotste vertooning geworden, die we ooit hebben verduurd!’ Exit Schmier die opnieuw kerkzanger werd, deze keer in de kerk van Saint-Germain-des-Près in Parijs. Na een tijdje keerde hij naar Nederland terug waar hij opnieuw te maken kreeg met operagezelschappen die roemloos ten onder gingen. Schmier was niet de grootste zanger, maar hij had een groot komisch talent. Hij trad op als cabaretzanger en ontketende menig lachsalvo met zijn zelf gecomponeerde liedjes op teksten van Jacob Kats en Piet Paaltjens. Het is niet duidelijk of zijn spraakgebrek - hij had moeite met de ‘r’ en de ‘s’ – voor een extra komisch effect zorgde. Hij schitterde ook in De Schipbreuk, een komische cantate van Johan Wagenaar op tekst van De Schoolmeester. Op zijn zestigste liet hij zijn levensverzekeringen uitbetalen, hij trad in het huwelijk en ging van zijn vrouw en de rust genieten in zijn nieuwe villa ‘Levenslust’ in Heerenveen. Lang was het geluk hem niet gegund: hij stierf drie jaar later aan een bloedvergiftiging ten gevolge van het wegsnijden van eelt op zijn voet.
48