Groep XXL
Resultaten Onderwijsblad-enquête Eén jaar Rutte II over ontwikkeling klassengrootte AOb/ITS 3 oktober 2013
Groep XXL Resultaten Onderwijsblad-enquête Eén jaar Rutte II over ontwikkeling klassengrootte AOb/ITS 3 oktober 2013
Verantwoording Bij de start van het schooljaar heeft de het Onderwijsblad van de AOb een enquête uitgezet onder leden en niet-leden van de AOb over het onderwijsbeleid van het kabinet Rutte II en de klassengrootte. De uitvoering was in handen van het ITS van de Universiteit Nijmegen. De enquête is afgenomen in de eerste twee weken van september. In totaal zijn bijna 8.000 mensen aan de enquête begonnen en vulden iets meer dan 5.800 alle vragen in. Onder de deelnemers waren ruim 300 niet leden. Hun antwoorden weken niet significant af van de leden. Het ging om 8% gepensioneerden, 2% studenten, 6% anders en 84% werkenden in het onderwijs. Daarvan had 12% een ondersteunende functie, 82% geeft les en 6% zit in het management. Van de werkenden komt 33% uit het basisonderwijs,11% speciaal onderwijs, 38% uit voortgezet onderwijs, 13% uit het mbo en 6% uit het hbo. De vragen over klassengrootte zijn uitsluitend voorgelegd aan leerkrachten uit basis-, speciaal- en voortgezet onderwijs die een eigen klas of klassen hebben. Dat waren er respectievelijk 1.194, 311 en 1.460. Het oordeel van de deelnemers over het kabinetsbeleid is al eerder gepubliceerd. U kunt dat hier terugvinden: http://www.aob.nl/doc/Onderwijsbeleidonvoldoendehob.pdf
2
Megaklas normaal op grote scholen De afgelopen jaren hebben schoolbesturen duizenden arbeidsplaatsen geschrapt. Deels vanwege dalende leerlingenaantallen, deels door bezuinigingen van de overheid of een rammelende eigen bedrijfsvoering. Hierdoor zijn de klassen de afgelopen jaren groter geworden. Dat werd zichtbaar uit de cijfers van het ministerie zelf: het aantal banen daalt harder dan de ontwikkeling van het leerlingenaantal. Het gevolg is meer doen met minder mensen. Oftewel, vollere klassen. In basis- en voortgezet onderwijs gebeurt dat dit schooljaar opnieuw, zeer licht in het basisonderwijs en duidelijk in het voortgezet onderwijs. in het speciaal onderwijs zien we een daling. Kijken we iets beter naar de cijfers dan zien we dat vooral op basisscholen met meer dan 200 leerlingen de groepen bomvol zijn . De oversized klas met meer dan 30 kinderen is normaal gewordenen. Op grote en middelgrote scholen telt tenminste één op de zes méér dan 30 leerlingen. De telling van leerlingen en personeel op de peildatum 1 oktober door het ministerie van onderwijs moet nog plaatsvinden. Het Onderwijsblad van de Algemene Onderwijsbond heeft begin september bij de start van het schooljaar een enquête gehouden onder ruim 3.000 leraren in basis-, speciaal- en voortgezet onderwijs die een eigen klas of klassen hebben. Vorig jaar hield het Onderwijsblad een vergelijkbare enquête, waardoor een vergelijking gemaakt kan worden die een trend beschrijft. Uit die twee enquêtes komt de volgende ontwikkeling: De groepsgrootte in het basisonderwijs is zeer licht gestegen. In schooljaar 2012/2013 rapporteerden de deelnemers een groepsgrootte van 25,6 voor 2013/2014 is dat 25,7. De groepen in het speciaal onderwijs worden ietsje kleiner. Lag dat vorig schooljaar op 12,9 nu gaat dat naar 12,7. In het voortgezet onderwijs worden de klassen opnieuw groter: daar stijgen ze van 26 naar 26,3. Opmerkelijk omdat het leerlingenaantal niet daalt maar stijgt, een verschijnsel dat zich vorig jaar ook al voordeed. Die ontwikkeling klopt met wat deelnemers melden over de personeelsaantallen: er wordt nog steeds bezuinigd op personeel. Vaak gebeurt dat door krimp, meestal ook door bezuinigingen of door een rammelende bedrijfsvoering bij de schoolbesturen zelf. De daling van de groepsgrootte in het speciaal onderwijs klopt met de trend van de afgelopen jaren, waar al een daling te zien was van het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd die naar speciale scholen gaan. Bovendien streeft het onderwijsbeleid er naar meer kinderen met extra zorg opgevangen worden in gewone scholen, de operatie Passend Onderwijs. Blijkbaar loopt men daar al enigszins op vooruit. De gemiddelde groepsgrootte in het basisonderwijs werd lange tijd niet bijgehouden door inspectie of ministerie. Na de Onderwijsblad-enquête van vorig jaar is OCW gelukkig weer gestart met het peilen van de omvang van de klassen. De eerste steekproef van het ministerie kwam vorig jaar uit op een gemiddelde van 22,8 over alle basisscholen, drie leerlingen minder dan de Onderwijsbladenquête. De oorzaak van dat verschil voor het gemiddelde over alle klassen en scholen zit in de enorme spreiding van leerlingenaantallen per school. Kleine scholen kunnen kleine klassen maken, grote krijgen minder geld per leerling. In de AObenquête van vorig jaar was die eerste groep vermoedelijk ondervertegenwoordigd en de groep met 3
meer dan 200 leerlingen mogelijk oververtegenwoordigd. Reden om dit jaar de enquête uit te breiden met vragen over schoolgrootte, zodat er harde uitspraken gedaan kunnen worden hoe vaak klassen groter dan 28 per schooltype voorkomen . Uit de analyse daarvan wordt duidelijk dat bomvolle klassen vooral voorkomen op de wat grotere scholen. We hebben gekeken naar de omvang van klassen in het basisonderwijs per type school. Daarbij is een onderverdeling gemaakt naar heel kleine scholen, kleine scholen, gemiddelde tot middelgrote scholen en grote scholen. Van 1256 klassen waren gegevens beschikbaar, verdeeld over heel klein (112), klein (357), middelgroot (694) en groot (93). Leraren basisonderwijs geven aan dat voor hen de ideale klas 22 tot 23 leerlingen bedraagt. In discussies over passend onderwijs geldt 28 als een acceptabel maximum om ook extra zorg te kunnen geven aan kinderen die dat nodig hebben. Daarom is een indeling gemaakt naar klassen van 21 en minder, groter dan 28 en daartussen klassen van 22 tot 28 kinderen. Die laatste groep beslaat zo het aantal van ideaal tot acceptabel. Wat we dan zien is het volgende: Op middelgrote en grote scholen zijn klassen van meer dan 28 normaal. Tenminste vier van de tien klassen telt meer dan 28 kinderen. Op hele kleine scholen is het een uitzondering, op kleine scholen komt het in bijna een derde van de gevallen voor. Op kleine, middelgrote en grote scholen komen oversized klassen(XL en XXL) van meer dan 30 leerlingen veel voor. Bij kleine en middelgrote gaat het om één op de zes klassen. Bij scholen van meer dan 500 leerlingen is dat bijna één op de vijf. XXL-klassen van 33 kinderen en meer komen het meest voor bij de wat kleinere scholen, mogelijk als gevolg van combinatieklassen of toevallige samenstelling van jaargroepen. Maar ook bij de middelgrote van 200 tot 500 is het een regelmatig voorkomend verschijnsel. Klassengrootte en schoolomvang <100 ll klassen <21 ll klassen 22-28 ll klassen >28 ll waarvan: klassen L 29-30 ll klassen XL 31-32 ll klassen XXL >32 ll
54% 34% 12%
100-199 ll 200-499 ll >500 ll 24% 11% 5% 47% 49% 48% 29% 40% 46%
6% 3% 3%
12% 8% 10%
23% 10% 7%
27% 16% 3%
Conclusie: de bomvolle klas is doodnormaal geworden en ook oversized klassen van meer dan komen meer voor dan we willen. Passend onderwijs – meer leerlingen met extra zorgvragen opvangen op gewone scholen – wordt voor die leraren een enorme klus.
4
Groepsgrootte in discussie Kleinere klassen staat al decennia met stip bovenaan bij de prioriteiten van leraren. In de enquête van dit jaar noemt 52 procent van de ondervraagden dat als nummer één bij het gewenste onderwijsbeleid. Het hangt nauw samen met prioriteit nummer drie: een lagere werkdruk. In 1996 besloot de Tweede Kamer unaniem om extra geld uit te trekken voor kleinere klassen in de onderbouw van het basisonderwijs. Vanaf 1998 werd er inderdaad een miljard gulden voor uitgetrokken. Tot 2006 hield de inspectie de ontwikkeling van de klassengrootte daarom bij: die daalde – zoals gewenst – van 24,3 naar 22,4. Inmiddels stijgt de groepsgrootte al weer een aantal jaren en is volgens de steekproef van het ministerie op 1 oktober 2012 aanbeland op 22,8. Het lijkt er op dat de stijging nog wel doorzet, want ook al is de steekproef niet gewogen voor de scholensoort om een overall-gemiddelde te bepalen, de trend in de Onderwijsblad-enquête geeft aan dat er weer een zeer lichte stijging is te zien. Over het effect van kleinere klassen op leerprestaties en de kosten van zulke kleine klassen, woedt al jaren een stevig debat. Kleine klassen zijn duur, het effect zou beperkt zijn. Recent onderzoek over Zweden laat echter zien dat de investeringen in kleine klassen zich ruimschoots terugverdienen. Het Onderwijsblad scheef daar in 2011 (http://www.aob.nl/default.aspx?id=272&article=9074) al over. Het complete onderzoekspaper vindt u hier: http://ftp.iza.org/dp5879.pdf Het onderzoek was mogelijk omdat Zweden – net zoals Nederland vroeger - strikte grenzen kent voor de klassengrootte. Maximaal 25 voor de onderbouw en 30 voor de bovenbouw van de basisschool. Zijn er meer kinderen, dan wordt de klas gesplitst. Op basis van de schoolprestaties kwamen de onderzoekers tot de conclusie: klassenverkleining loont. In Nederland laait de discussie op nu dit jaar passend onderwijs moet worden ingevoerd. De bedoeling is dat samenwerkingsverbanden van basis- en speciaal onderwijs de beste plek zoeken voor leerlingen die extra zorg nodig hebben. Op die manier zouden leerlingen met leer- en/of gedragsproblemen vaker op een gewone school kunnen blijven, al dan niet met ondersteuning door experts. In die discussie gaat het er om wat een leerkracht aankan.
De grens van 28 leerlingen dook daarom ook op in het algemeen overleg van de Tweede Kamer over passend onderwijs van 4 september dit jaar. Staatssecretaris Dekker zegt daar dat het aantal grote klassen volgens de steekproef uit 2012 naar klassengrootte nogal meevalt. “In de vorige telling bleek namelijk maar 1% van de klassen groter dan 28. 1% groter dan 28! 99% van de klassen was kleiner dan 28. Ook bij dit onderwerp moeten we dus uitkijken met het oproepen van beelden. Laten we discussiëren op basis van feiten en dat betekent in dit geval dat we mijns inziens moeten wachten op de telling die in het najaar naar buiten komt. Laten we de discussie over de groepsgrootte dan opnieuw oppakken.” (http://www.tweedekamer.nl/ao_repo/ocw/20130904_Financien%20primair%20onderwijs.pdf) Die 1% leidde tot verwondering: zo weinig grote klassen? NRC Handelsblad ontdekte dat staatssecretaris Dekker zich vergiste. Hij haalde twee cijfers door elkaar. Er is 1% van de scholen waar
5
alle klassen groter zijn dan 28 leerlingen, maar het percentage klassen in de steekproef van het ministerie dat groter is dan 28 bedraagt 13%. (NRC Handelsblad 9 september 2013) Dat gemiddelde van 13 procent zegt eigenlijk nog steeds maar heel weinig als we kijken naar de enorme spreiding van typen scholen. Op kleine scholen komen zulke grote klassen nauwelijks voor, zoals blijkt uit de Onderwijsblad-enquête, terwijl de kleine scholen in een gewogen steekproef wel zwaar meetellen. Kijken we naar typen scholen van groot naar klein, dan zijn klassen met meer dan 28 leerlingen eerder regel dan uitzondering op middelgrote en grote scholen. Ook oversized klassen met meer dan 30 of 32 leerlingen zijn een normaal verschijnsel.
6
Tabellen Wat is voor u de ideale klassengrootte?
Wat is de feitelijke klassengrootte?
Nadere analyse basisonderwijs Groepsgrootte basisonderwijs naar schoolgrootte
gemiddelde groepsgrootte
<100 ll 100-199 ll 200-499 ll >500 ll 19,99 25,39 26,61 27,67
Klassengrootte en schoolomvang <100 ll klassen <21 ll klassen 22-28 ll klassen >28 ll waarvan: klassen 29-30 ll Klassen 31-32 ll klassen >32 ll
100-199 ll 200-499 ll >500 ll 54% 24% 11% 5% 34% 47% 49% 48% 12% 29% 40% 46% 6% 3% 3%
12% 8% 10%
7
23% 10% 7%
27% 16% 3%
Klassengrootte-verdeling naar schoolomvang Scholen <100 (N=112 klassen) 12
10
8
6
4
2
0 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 40
Scholen 100-199 (N=357 klassen) 40 35 30 25 20 15 10 5 0 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 40
8
Scholen 200-499 (N=694 klassen) 120 100 80 60 40 20 0 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 40
Scholen 500+ (N=93 klassen) 16 14 12 10 8 6 4 2 0 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 40
9
Is de personeelsomvang stabiel, gegroeid of gekrompen?
10
Wat is de oorzaak van de daling van het personeelsbestand? Maximaal drie oorzaken kunnen worden genoemd.
11
Zijn de klassen groter geworden?
12
Bijlagen: artikelen Onderwijsblad 15 – 5 oktober over groepsgrootte Commentaar
Groep XXL „Twee jaar geleden stond ik voor een groep 3 met 36 leerlingen, en dacht: dit gebeurt me geen tweede keer, dit zal het bestuur niet nog een keer laten gebeuren. Helaas.‟ In dit Onderwijsblad vertellen drie leerkrachten over hun ervaringen met zulke monsterklassen. Niet toevallig dat we erover schrijven, want megaklassen zijn geen toeval meer, maar heel gewoon geworden. Treurig, vooral als je bedenkt dat we het aan het begin van deze eeuw nog hadden over klassenverkleining. Er werd een miljard gulden voor vrijgemaakt. Nu worstelen heel veel leerkrachten in alle sectoren na jaren van sluipende bezuinigingen dagelijks met bomvolle klassen. De blijmoedigste in de reportage in dit blad verzucht: „In de grootte zit hem de zwaarte niet, maar in het aantal zorgleerlingen.‟ Daar ging het begin september over in de Tweede Kamer: kan de basisschool passend onderwijs aan? In discussies over deze vernieuwingsoperatie duikt regelmatig de grens van 28 kinderen op als acceptabel maximum om voldoende aandacht aan zorgleerlingen te kunnen geven. Geen probleem, vond staatssecretaris Sander Dekker. Want slechts 1 procent van de klassen is groter dan 28, zei hij. Een uitzondering dus. „Laten we discussiëren op basis van feiten‟, aldus de staatssecretaris. Hij vergiste zich volledig. Feit is namelijk dat 13 procent van alle klassen groter is dan 28 leerlingen. Het Onderwijsblad keek bij de start van het schooljaar in een enquête eens goed waar XXL-klassen voorkomen. Op grote scholen, zo blijkt, en veel vaker dan we willen. Daar past geen passend onderwijs meer bij, leert de ervaring van de geïnterviewden in de reportage. Het moet echt anders. „Nu ik een groep van 23 heb, kom ik eindelijk echt weer aan mijn leerlingen toe. Kinderen die extra instructie nodig hebben, kan ik die ook daadwerkelijk geven.‟ Bericht
Megaklas normaal op grote scholen Leraren op grote scholen lopen een flinke kans dat ze meer dan 28 leerlingen in hun klas hebben. Op scholen met meer dan 200 leerlingen zijn zeker vier op de tien klassen groter dan 28 kinderen. Vooral scholen met 200 tot 500 leerlingen hebben moeite om de klassen klein te houden. Een op de zes van de klassen telt zelfs meer dan 33 leerlingen. Dat blijkt uit een enquête van het Onderwijsblad bij de start van dit schooljaar. Volgens de ruim 1250 deelnemers is bij scholen met 200 tot 500 leerlingen 40 procent van de klassen groter dan 28, bij scholen met meer dan 500 loopt dat op tot 46 procent.
13
Het ministerie van Onderwijs stelde vorig jaar op basis van een steekproef dat 13 procent van de klassen groter is dan 28 leerlingen. In discussies rond passend onderwijs geldt 28 leerlingen als een acceptabel maximum om ook extra zorgleerlingen aan te kunnen. Gemiddeld klopt de steekproef van het ministerie, maar op kleine scholen komen megaklassen niet of nauwelijks voor. Die zitten dus vooral bij grote scholen. Reportage
Mammoetklas Als gevolg van de bezuinigingen op het onderwijs worden basisschoolklassen alleen maar groter. Hoe bolwerk je zo‟n monstergroep? En hoe ga je ermee om dat je leerlingen niet altijd kunt geven wat ze nodig hebben? Tekst Mandy Pijl Beeld Fred van Diem Kriskras door elkaar Manon de Groot (36) had twee keer achter elkaar een grote groep op basisschool het Spectrum in Maassluis. Eerst een groep 8 van 36 leerlingen, daarna een groep 7 van 37. “Het was mijn negende jaar voor de klas en ik had al drie keer een groep 8 gedraaid toen ik me opgaf voor 8 XL, zoals de kinderen en ik de groep gingen noemen. Twee botsende groepen 7 werden samengevoegd. Ik vond het een uitdaging daar één geheel van te smeden. Ik had ooit in beide groepen ingevallen en dacht dat het juist leuk kon worden. Een aantal meiden zat elkaar in de weg. In zo‟n grote groep zouden ze meer keuze in vriendinnen hebben. Ik hield de kinderen voor: als dit lukt, wordt de afscheidsavond een klapper. En dat werd het. Vanaf dag één zat alles kriskras door elkaar, ze konden niet anders dan mengen. Na vier weken was die hele vete opgelost. De musicalavond werd de mooiste avond van mijn loopbaan. Op het podium lieten ze zien: dit hebben we bereikt, dit is het geworden. Een schooljaar later had ik een groep 7 met 37 leerlingen. Het werd een compleet ander jaar. Een derde van de klas had extra zorg nodig, er waren veel gedragsproblemen. Ik bleef dat gedrag maar corrigeren. Hoewel de kinderen - laatst kwamen ze nog even langs - me omschrijven als een juf met humor, kon ik de helft niet zo grappig zijn als normaal. Aan het begin van het schooljaar hield ik de teugels strak en ik kon ze geen moment laten vieren. Ik ging enorm aan mezelf twijfelen. Ik had er toch ook 36 gehad, en toen had ik fluitend door de gangen gelopen. Ik ben niet per se tegen grote groepen. Een groep van veertig draaien? Geen probleem. Al heb ik wel geleerd goed te kijken naar de samenstelling. In de grootte zit hem de zwaarte niet, maar in het aantal zorgleerlingen.” Stuiteren Mariska Blok (30) is groepsleerkracht op basisschool de Dijk in Zaandam waar ze een groep 3 heeft met 34 leerlingen. “Twee jaar geleden stond ik voor een groep 3 met 36 leerlingen, en dacht: dit gebeurt me geen tweede keer, dit zal het bestuur niet nog een keer laten gebeuren. Helaas. Geld om het anders te kunnen doen, om kleinere klassen te maken, is er niet.
14
Ik houd van groep 3. De kinderen komen binnen met „niets‟ en met de kerst kunnen ze een heleboel. Tot hun eigen verbazing lezen ze ineens een boek. De aandacht die ze bij dat leerproces verdienen, kan ik ze niet geven. Mijn tijd verdelen, dat is het lastigste. Ik wil de stof gedifferentieerd aanbieden, op basis van wat ieder kind nodig heeft. Maar ik heb er de tijd niet voor. Loop ik na de instructie eerst een rondje door de groep, dan kost me dat al snel een half uur. In die tijd kunnen de leerlingen aan de instructietafel niets doen. En dan heb ik het nog niet over de tijd die ik kwijt ben aan het schrijven van 34 rapporten, het voeren van 34 oudergesprekken en die grote stapel nakijkwerk. Niet nakijken, vind ik in groep 3 geen optie. Ik vraag van de kinderen dat ze netjes werken, dus verlangen ze dat ook van mij. Vaak neem ik het mee naar huis. Dit is bovendien een drukke groep. Niet ieder kind zal er last van hebben, maar sommigen kunnen niet tegen al dat geluid. Hier wordt toch meer gepraat dan in een groep met 25 leerlingen. Sommigen komen naar me toe voor aandacht, anderen stuiteren door alle indrukken door de klas. Ik vind het vervelend dat de bezuinigingen zich zo aftekenen in mijn klas. Vaak ga ik blij naar huis, maar dat lukt niet als ik niet de hulp heb kunnen geven die Pezen Henny Schappin (58) had als leerkracht van basisschool de Bongerd in Nederweert vorig schooljaar een groep 8 van 38 leerlingen. “Met een groep van 38 leerlingen heb ik tenminste pas echt wat aan mijn bapo gehad. Ik was donderdagmiddag en vrijdag vrij en op donderdagmiddag deed ik dan de klassenadministratie. Het gebeurde vaak dat ik om vijf uur als laatste naar huis ging. Alleen op die manier was ik de vrijdag ook echt vrij. Op lesdagen nam ik bewust geen pauze. Het was van acht tot vijf pezen, zodat ik mijn avonden vrij had en op tijd naar bed kon om er de volgende dag weer tegenaan te gaan. En toch heb ik genoten van mijn groep van 38. Het was een heerlijke klas. Aan het begin van het jaar hield ik ze strak, tot ze gewend waren aan de groepsregels die ze zelf hadden opgesteld en het allemaal losser kon. Een schooljaar eerder was het veel minder soepel verlopen. Ik had een groep 8 van 34 kinderen en die groep was een stuk bewerkelijker, omdat er een aantal kinderen tussen zat met gedragsproblemen. Vanwege de groepsgrootte had ik weinig tijd om daadwerkelijk met storend gedrag aan de slag te gaan. Nu ik een groep van 23 heb, kom ik eindelijk echt weer aan mijn leerlingen toe. Kinderen die extra instructie nodig hebben, kan ik die ook daadwerkelijk geven. Van bijspijkeren kwam het met 38 man niet, terwijl dat wel beter was geweest voor kinderen die naar vmbo-kader of de beroepsgerichte leerweg gingen. Het ergste van alle ontwikkelingen in het onderwijs vind ik nog wel dat jonge leerkrachten net zo hard klagen als collega’s met veertig jaar ervaring. Ik ben bijna zestig, logisch dat ik moe ben. Van mijn jonge collega’s zou de energie moeten spatten. Willen we ze voor het onderwijs behouden, dan moet er iets veranderen.”
15