‘
To fly is the opposite of traveling: you cross a gap in space, you vanish into the void, you accept not being in any place for a duration that is itself a kind of void in time; then you reappear, in a place and in a moment with no relation to the where and the when in which you vanished.’
Italo Calvino, If on a Winters Night a traveller, Vintage books, London, 1998, p.210
Binnen onze hedendaagse vormen van reizen denken we afstanden te overbruggen, maar zonderen we ons in feite af van de daadwerkelijk bereisde ruimte. Een ruimte die nou juist vanwege haar rijkdom aan geuren, geluiden, wisselingen van terrein en de veranderlijke weersomstandigheden onze reiservaring verrijkt. Zelfs de minder aangename gevoelens zoals de zoveelste regenbui of tegenwind zijn hierbij van belang. Want, zoals Hannah Arendt stelt, zouden we zonder enige notie van ons eigen lichaam, waarbij ook pijn en andere fysieke ongemakken behoren, de wereld om ons heen niet eens opmerken. 1. Halverwege mei vertrok ik voor een bezoek aan een goede vriend richting Oslo. Het doel was het traject Maastricht-Oslo-Kopenhagen-Maastricht per fiets af te leggen. Ik werd direct geconfronteerd met fysieke onmogelijkheden: een te krap tijdsschema en het regelmatig overbruggen van de Noordzee hebben geleidt tot een reis per fiets, trein en de boot. Drie manieren van transport die mij door Nederland, Duitsland, Denemarken, Noorwegen en Zweden hebben gebracht en kennis hebben laten maken met een eigenzinnig deel van Europa. Na een stevige treinreis en de eerste kilometers op Deens grondgebied valt op dat deze noordelijke regio van Europa veel windmolens, zonnepanelen en lijnzaadvelden kent. Begint hier een nieuw Europa, een landelijk Europa waar traditie en duurzaamheid de kwaliteit van de woon- en werkomgeving bepalen? Zijn het wel de stedelijke ontwikkelingen, de witte vlekken op de nachtfoto van Europa, de zo vaak aangehaalde agglomeraties van steden door Jo Coenen (‘Bandstad’) en Wiel Arets (‘Zuid-stad’) die de toekomst van Europa gaan bepalen? Bieden de overgebleven ruimtes, het zwart op de nachtfoto, het landelijk Europa niet de potentie voor regio’s die een duurzame, krimpende toekomst tegemoet willen of zelfs moeten gaan? Dergelijke vragen komen voort uit de indrukken die ik tijden mijn reis heb opgedaan, evenals de literatuur die me onderweg begeleidde. Mijn fietsroute, ‘the North Sea Cycling route’ geleidt me over dijken, het strand, door duinen en bossen langs al die prachtige witte kerken aan de kust van Jutland. Omdat de route me weg houdt van de doorgaande wegen voor het gemotoriseerd verkeer bevind ik mij telkens in het hart van het Deense achterland. Naast de traditionele witte kerken passeer ik boerderijen en vakantiewoningen; woon- en werkruimtes die zich bevinden onder grote zadeldaken opgetrokken uit lokale bouwmaterialen. Het zijn hier de condities van de natuur en aarde in het algemeen die de condities bepalen waaronder het menselijke bestaan haar thuis kan vinden. 2
De westenwind, een van de meest bepalende condities aan de Deense kust, brengt oriëntatie en typologie maar voornamelijk komt de behoefte aan menselijk comfort tot uiting. De grote daken die opgaan in het duinlandschap bieden bescherming tegen de harde westenwind. Daar waar ze plaatselijk onderbroken worden door een gemetselde stapeling van natuursteen bevindt zich de haard of de kachel; het centrale punt voor comfort en warmte binnen het menselijk habitat. Een warmtebron die ook tegenwoordig haar energie haalt uit de directe omgeving: hout verbouwd binnen ‘klitplantages’, de sinds 1800 aangeplante bossen langs de Deense kust ter voorkoming van erosie door de westenwind.
De traditionele bebouwing en de manier van bewoning kunnen in de termen van Hannah Arendt gezien worden als het product van werk (work) en niet het product van arbeid (labor). Ze garanderen permanentie en duurzaamheid zonder welke een wereld volgens haar helemaal niet mogelijk zou zijn. 3. Het hoogtepunt van mijn reis door de Scandinavische landen rondom de Noordzee was mijn verblijf van enkele dagen in ‘Hyte 919’, een berghut 20 km ten noorden van Lillehammer. Voorbij aan de boomgrens, op het einde van de onverharde weg, is door de transformatie van twee oude boerenstallen ‘Hyte 919’ ontstaan. Een ruimte die gedifferentieerd wordt door haar constructie: een stapeling van geschaafde boomstammen die rusten op een betonnen fundering. Ter bescherming tegen het harde Noorse bergklimaat is de buitenzijde van de constructie bekleed met zwart geschilderde panelen en vegetatie op het dakvlak. Doordat de gebruikte materialen door mensenhanden bewerkt zijn, bevinden zich hier en daar openingen tussen constructie en bekleding welke vakkundig met kranten opgevuld zijn.
Naast de traditionele bouwmethode bepaalden niet het gebrek aan stromend water, centrale verwarming of elektriciteit maar de natuurlijke condities het verblijf. Hout voor het stoken van kachel en haard, beschutting tegen wind, neerslag en de helderheid van het bijna continu daglicht. Omstandigheden van natuur en aarde die bepalen waaronder wij ons dat weekend thuis voelden. De warmte van de haard en het heldere licht dat een sfeer creëert van urenlange concentratie om te lezen, te schetsen of een intensieve dialoog. Het tweede architectonisch project dat een grote indruk op mij achter heeft gelaten bevond zich net als de berghut niet op mijn directe route. Voor het bezichtigen van de Sankt Petri kerk in Klippan heb ik mijn weg langs de kust naar het binnenland verplaatst. Een omweg die een bijdrage heeft geleverd bij het bezichtigen van dit merkwaardig architectonisch meesterwerk. Tijdens mijn route door Denemarken, Noorwegen en Zweden zijn de kerken continu onderwerp geweest van mijn observaties. Vanwege de traditionele bouwmethodes, hun toegankelijkheid, de constructieve helderheid en het gebruik van lokale bouwmaterialen zijn het ideale onderwerpen om te bestuderen. Hoewel de St. Petri kerk ontworpen en gebouwd onder leiding van Sigurd Lewerentz al deze kwaliteiten bezit, manifesteert het zich als volledig autonoom gebouw, zonder enige referentie naar religieuze gebouwen uit de omgeving.
Volgens een bijgeleverde folder bevat het gebouw vele referenties en religieuze metaforen. Zo zou het continu gedruppel van het doopfond ons moeten herinneren aan God’s nooit aflatende genade en staat de lastig te vinden entree symbool voor het koninkrijk van God. Door mijn gebrek aan theologische kennis laat deze gebedsruimte een totaal andere indruk op mij achter. Het voortdurende gedruppel van het water en de minimale toelating van daglicht creëren een atmosfeer van contemplatie en berusting. De grootste indruk wordt echter achtergelaten door de manier waarop de bouwmethode, het toepassen van hele bakstenen, de ruimte organiseert. Volgens de folder is er niet één gesneden baksteen in het gehele gebouw. De wanden en de vloer worden gedifferentieerd door de stapeling van de stenen, maar ook het plafond, het altaar en het meubilair. Dit zorgt voor enkele lastige aansluitingen tussen de metselverbanden, welke Lewerentz juist tot onderwerp heeft getransformeerd. Zo staan de achterste stoelpoten, het is een Zweedse traditie om de kerk vrij indeelbaar te houden vandaar los meubilair, telkens op een verdikte voeg. Zoals ik eerder al vermeldde behoren deze twee uitgelichte projecten tot de hoogtepunten van mijn reis. Hoewel ze representatief zijn vanwege het gebruik van lokale materialen en traditionele bouwmethodes, staan ze in hard contrast met de vele hedendaagse vakantiehuizen waarmee projectontwikkelaars de Deense duinen, Noorse bergen en Zweedse kust vol bouwen. De uit houtskeletbouw opgetrokken woningen refereren visueel sterk naar de traditionele bebouwing maar zijn een duidelijk product van arbeid (labor). In tegenstelling tot het omvatten van de menselijke behoefte als comfort, warmte en beschutting door een intelligent gebruik van lokale natuurlijke materialen, zijn het producten voor een consumerende maatschappij. Daar waar in het traditionele huis de waarde zit in de toepassing en de bewerking van de materialen, vormen de materialen hier een decor. Ze refereren naar traditie en cultuur zonder deze te voorzien van inhoud of bij te dragen aan haar ontwikkeling. Ze stelt zelfs haar eigen bijdrage ter discussie in een vorm die voor mij de overeenkomsten binnen de Scandinavische talen heeft verduidelijkt; til salg (dk), til salgs (no), till salu (se). De overeenkomsten en het onderling begrip binnen de Deense, Noorse en Zweedse cultuur beperkt zich niet alleen tot de taal, maar is ook terug te vinden binnen hun bouwcultuur. Veel gevoel voor traditie, lokale materialen en, met name in Denemarken, een kwalitatief hoog niveau van bouwen kenmerken de bouwcultuur van deze drie Scandinavische landen rondom de Noordzee. Deze bouwcultuur bepaalt het karakter en de kwaliteit van de woon- en werkomgeving. Een landelijke omgeving waar lokale natuurlijke materialen onderdeel zijn van zowel de bouw als de wooncultuur. Natuurlijk moet hierbij opgemerkt worden dat de landen dunbevolkt zijn, maar daar staan de extremere weersomstandigheden tegenover. Tijdens en na mijn reis zijn ideeën en vragen ontstaan waar ik nu geen eenduidige antwoorden op kan en wil geven. Ik wil deze echter onderwerp maken van een verdere verdieping in bouwculturen en woonculturen waar traditie en lokale materialen van invloed zijn op de kwaliteit van de leefomgeving.
1. Hannah Arendt, The Human Condition, The University of Chicago Press, Chicago, 1998, p.114-115 2. ibid, p.134-135 3. ibid, H III Labor, p. 79-135
Deze tekst is geschreven als reflectie op mijn reis per fiets door Scandinavie en is gepubliceerd op de website van LABforYOU; Architectuurlab te Sittard, Juni 2011 auteur: MLPPROOSTEN|ARCHITECTURE|Theory|Practice Ir. M.L.P.Proosten e:
[email protected] w: www.mlpproosten.net t: +31643795330