ISPO NEDERLAND 23 september 2006. Algemene inleiding. Michael Brouwers, revalidatiearts. De Hoogstraat Utrecht.
Opzet. • • • • • •
Inleiding. Epidemiologie. Fasen van behandeling. Weegfactoren behandeling. Algemene chirurgische aspecten. Revalidatiegeneeskundige aspecten.
Inleiding. • Amputatie zeer ingrijpend. • Amputatie arm / hand grote functionele gevolgen: a. Motorisch, b. Perceptie, c. Communicatie (nonverbaal, gebaren, liefkozing). • Persoonlijk functioneren veranderd.
Inleiding 2. • Belangrijk beperkingen van de prothese goed te bespreken, vele verfijnde mogelijkheden arm en hand zijn onvervangbaar. • Voldoende verkrijgen / benutten bedieningsmogelijkheden aandachtspunt. • Armamputatie geen sensibele feedback. Visuele controle is noodzakelijk. Beperking bij inschakelen. • Veel ervaring in gebruik moet worden opgedaan.
Inleiding 3. • Incidentie / prevalentie dusdanig dat behandeling / advies in gespecialiseerde centra noodzakelijk is. • Soms satelietmodel: advies centraal, revalidatie in eigen omgeving. • Clusteren ervaring blijft belangrijk.
Inleiding 4. • Revalidatie gecompliceerd proces door sterk uiteenlopende functies. • Eisen cosmetiek, draagcomfort, bedieningsgemak. • INDIVIDUEEL MAATWERK.
Inleiding 5. • • • • •
Indeling: A. Reductiedefecten. B. Traumatologische. C. Oncologisch. D. Vasculair.
Epidemiologie verworven defecten. (1). • • • • • • • •
1. Interthoracoscap. 4 2. Schouderexarticulatie 5. 3. Bovenarmamputatie 18. 4. Elleboogexarticulatie 2. 5. Onderarmamputatie 14. 6. Polsexarticulatie 2. 7. Exarticulatie handwortel 5. 8. Amputatie hand 10.
Epidemiologie verworven defecten (2). • 9. Excisie straal 96. • 10. Amputatie / exarticulatie duim 34. • 11. Exarticulatie vingers. 186. • 12. Amputatie vinger 300.
Reductiedefecten terminologie. • • • • • •
Longitudinaal defecten. Dwarse defecten. Per niveau, van prox. naar distaal. Compleet / partieel afwezig. Vingers / tenen vanaf radiaal / tibiaal. Straal metacarpaal / metatarsaal.
Fasen van behandeling. • • • • • • • •
1. Preoperatief advies. 2. Amputatie, chirurgische reconstructie 3. Acute postoperatieve zorg. 4. Eerste trainingsfase. 5. Prothese voorlichting, keuze, maken. 6. Functionele training. 7. Reintegratie thuis, werk. 8. Functionele follow up.
Preoperatief beoordeling. • -
Keuze amputatieniveau uitgaande Functionele mogelijkheden patient. Conditie weefsels. Eisen prothese / (on-)mogelijkheden chirurg. - Mogelijkheid goede weke delen bedekking.
Chirurgische aspecten. • • • • • • • • •
Goede belastbaarheid (druk / trek). Oppervlakte egaal. Huid sensibel. Litteken niet op plaats druk. Geen weefselspanning. (circulatie). Voldoende sufficient weefsel (bedekking) Myodese / myoplastiek. Botranden afgevlakt. Bloedvat onderbonden, zenuw buiten drukpunten.
Specifieke aspecten. • • • • •
Vinger / duim zo mogelijk reimplantatie. Polsexart. evt. radial fore arm flap. Onderarm ruimte pols / hand- mechanisme. Stomplengte afh. type prothese. Elleboogexarticulatie goede bedekking condylen. • Bovenarmamputatie: ruimte elleboogmechanisme. • Secundaire correcties.
Gedetailleerd lichamelijk onderzoek. • • • • •
Spierstatus. Neurologische status. Mobiliteit gewrichten. Pijn. Co-morbiditeit.
Postoperatief. • • • • •
Wondgenezing. Oedeembestrijding. Pijncontrole. Begeleiding acceptatie / verwerking. Onderhoud fysieke mogelijkheden.
Training eerste fase. • Stompvorm optimaliseren. • Spierkracht, selectief aanspannen. • Herstel vertrouwen resterende mogelijkheden. • Voortgang inventarisatie revalidatieteam.
Prothesekeuze / voorlichting. • • • • • • • • •
Plaats amputatie / defect. Oorzaak / datum amputatie. Dominantie. Stomplengte. Stompconditie. Fantoompijn. Belastbaarheid nek schouder rug Leerbaarheid / instrueerbaarheid. Visus /conditie.
Prothesekeuze / voorlichting 2 • Verwerking. • Verwachting t.a.v. cosmetiek, draagcomfort, bedieningsgemak. • Omgeving. • Opleiding / werk voor amputatie.
Overwegingen prothesekeuze. • • • • •
Belastbaarheid stomp. Belasbaarheid CWK, TWK, schouders. Sturing spieren. Activiteiten: meerwaarde prothese. Participatie t.a.v. werk, hobby, vervoer en verwerking. • Comorbiditeit. • Motivatie. • Premorbide niveau van functioneren.
Prothesevoorstel. • Diagnose. • Motivatie keuze prothese. • M.n. bij myo-elctrische prothese belangrijk i.v.m. kostenaspect. • Verslag prothesevoorlichting toevoegen.
Vervaardiging prothese. • • • • • • •
Fantoompijn. Slechte weke delen bedekking. Contracturen. Heldere communicatie verwachtingen. Wissellende stompvorm. Vaardigheden instrumentmaker. Materiaalkennis mogelijkheden.
Functionele trainingsfase. • • • • •
Protheseverzorging. Aan / uittrekken prothese. Houding tijdens zitten, staan, lopen. Inpassen in lichaamsschema. Basisvaardigheden reiken, grijpen, loslaten.
Reintegratie thuis / werk / vrije tijd. • Inschakelen prothese in dagelijkse activiteiten: persoonlijke verzorging, fietsen, autorijden, huishouden, werk, hobby. • Intensief oefenen per deelactiviteit.
Meest voorkomende problemen. • • • • • • • •
Korte, moeilijke stomp. Positioneren. Gebrekkige weke delen bedekking. Comorbiditeit: plexus/perifere zenuw. Posttraumatische stressstoornis. Cultuur. Beleving. Circulatie.