Invloed van bewust en onbewust denken op de kwaliteit van beslissingen
Abstract In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre een beslissing beter werd gemaakt naarmate een beslissing meteen genomen werd, na enkele minuten van bewust denken of na enkele minuten van onbewust denken. Er werden twee experimenten uitgevoerd (N=61, N=76) waarin de proefpersonen een complexe beslissingstaak werd voorgelegd. In de ‘meteen beslis conditie’ moesten de proefpersonen meteen na de presentatie van de alternatieven beslissen. In de ‘bewust denken conditie’ moest eerst een paar minuten worden nagedacht over de beslissing. In de ‘onbewust denken conditie’ werd de proefpersoon een paar minuten afgeleid voordat de beslissing genomen werd. In beide experimenten waren de beslissingen die meteen waren genomen de beste. De resultaten van de twee experimenten lijken additioneel inzicht te geven in de rol van de attitude (ten opzichte van de alternatieven) in het beslissingsproces.
Onderwerp: Naam: Studentennummer: Instituut: Programmagroep: Begeleider: Datum:
Werkstuk Sander Nelissen 9916229 Universiteit van Amsterdam Sociale Psychologie Prof. Dr. A. Dijksterhuis Juli 2006
1
Inleiding Algemene inleiding Elke dag maken we beslissingen. Sommige beslissingen zijn lang geleden gemaakt en zijn nu automatisch. Andere beslissingen betreffen een nieuwe situatie en doen ons diep nadenken. Er zijn ook beslissingen die nooit gemaakt worden. Antwoorden op vragen die misschien wel het thema zijn van een heel leven. De antwoorden op de vragen en de beslissingen die men neemt zijn voor een groot deel afhankelijk van de tijd en omgeving waarin men leeft. Filosofie en religie geven richting aan denkbeelden en ideeën, die een bron van inspiratie zijn bij het maken van beslissingen. Een persoonlijk voorbeeld betreft een situatie waarin ik in Ghana met een taxi meereed. De chauffeur hield er, net als zijn medeweggebruikers, een roekeloze rijstijl op na. Uit verwondering vroeg ik of hij zich wel eens zorgen maakte over ongelukken. De chauffeur antwoordde dat een ongeluk de wil van god is. Een antwoord dat mij, als westerse heiden, onmiddellijk geruststelde. Niet alleen de inhoud van de beslissingen verandert door de tijd, maar ook de manier waarop beslissingen genomen worden. Zo is de populariteit van orakels en tarot kaarten afgenomen. Het is de ratio, de analyse, het bewuste denken wat de leidraad is in ons leven. De laatste jaren wordt het imago van intuïtie en gevoel beter. Toch worden deze manieren van beslissen nog steeds geassocieerd met vrouwelijkheid en de rationaliteit met mannelijkheid. Maar de intuïtie wint terrein, mede dankzij cognitief psychologisch onderzoek. De eerste onderzoeken waarin vastgesteld werd dat de ratio of het bewustzijn een beperkte capaciteit heeft werden in de jaren vijftig gedaan. Veel meer onderzoeken volgden in de laatste decennia wat steeds meer inzicht gegeven heeft in de werking van automatische processen, in het intuïtief en rationeel beslissen. Het onderzoek dat in dit werkstuk wordt besproken haakt in op deze cognitieve psychologische traditie. In een gecontroleerde probleemsituatie wordt bekeken hoe de kwaliteit van de beslissing beïnvloed wordt als de mate van onbewust denken en bewust denken gevarieerd wordt. Eerst zullen voorgaand onderzoek en theorieën op dit gebied besproken worden, op grond waarvan een experiment ontwikkeld en uitgevoerd is. De analyse van de resultaten van dit experiment heeft tot een tweede experiment geleid. Vervolgens wordt afgesloten met een algemene discussie.
2
De grenzen van het bewustzijn Als mensen een complexe beslissing moeten maken steken ze soms veel tijd in het overdenken van alle voor- en tegenargumenten. Het bewust nadenken over een probleem is een tijd lang een overschatte strategie geweest voor het maken van beslissingen. De overtuiging bestaat dat alleen door te redeneren een mogelijkheid gecreëerd kan worden om een juiste keuze te maken. Naast het voordeel dat je je overweging kunt overbrengen naar anderen, kun je ook je beredenering aanscherpen. Deze voordelen maken het mogelijk het beslissingsproces te beïnvloeden. De redenering kan worden aangepast als blijkt dat de uitkomst niet de juiste is. Benjamin Franklin had een aardig trucje om de redenering te ondersteunen. Hij had namelijk al in de gaten dat je bij grote problemen niet alles kunt overzien. Bij een belangrijke beslissing nam hij enkele dagen de tijd om de voor en nadelen die hem te binnen schoten te noteren. Op deze manier kwam hij tot een weloverwogen beslissing. Deze methode kwam in de jaren 70 weer in zwang. Door sommigen werd zelfs voorspeld dat er naast een normale boekhouding ook een boekhouding van voor- en nadelen van beslissingen zou ontstaan (Myers, 2002). Helaas voor de fanatieke denkers onder ons heeft recent onderzoek aangetoond dat het overdenken van alle aspecten van een probleem niet altijd leidt tot de beste beslissing (Wilson et al., 1991). Wilson heeft in verschillende onderzoeken aangetoond dat voorkeuren en beslissingen verstoord kunnen worden door reflectie over de redenen van de gevoelens. Hij toonde aan dat naarmate de oorzaken achter een bepaalde attitude minder voor de hand liggen, de kans groter is dat door reflectie deze intuïtieve attitude vertekend wordt. Als mensen bewust gaan denken over de achterliggende redenen, dan zal de focus liggen op redenen die het meest saillant, plausibel, makkelijk te verbaliseren en/of een sterke rechtvaardiging van de attitude zijn. Met andere woorden, aan de verschillende aspecten worden gewichten toegekend die niet in overeenstemming zijn met de onderliggende attitude. Als op basis van een dergelijke redenering een beslissing genomen wordt, komt dat niet overeen met de onderliggende intuïtieve attitude (Levine et al., 1996; Wilson et al., 1991,1995). Behalve dat de beredeneerde attitude een vertekend beeld geeft, is deze attitude in een aantal gevallen ook nog eens minder doeltreffend. In een onderzoek van Wilson (1991) werden proefpersonen gevraagd om uit vijf potjes jam de lekkerste te kiezen. In één conditie moesten de proefpersonen eerst een vragenlijst invullen waarin gevraagd werd naar de redenen achter de voorkeur, in de andere conditie kozen de proefpersonen gewoon een potje uit. De beoordelingen van de proefpersonen in de twee condities verschilden significant van 3
elkaar. Daarbij bleek dat de mening van de proefpersonen die geen vragenlijst hadden ingevuld meer in overeenstemming was met de mening van jamexperts dan de proefpersonen die wel een vragenlijst hadden ingevuld (Wilson et al., 1991). In een ander onderzoek van Wilson (1990) werd aan proefpersonen gevraagd uit een verzameling posters de mooiste poster te kiezen. Deze poster mocht de proefpersoon houden. Aan sommige proefpersonen werd gevraagd om hun voorkeur te onderbouwen. Andere proefpersonen kozen de poster uit die ze het mooiste vonden, zonder dit te hoeven verantwoorden. Niet alleen bleken de proefpersonen te verschillen in de keuze, maar als de proefpersonen een aantal weken later gevraagd werd hoe tevreden ze waren met hun keuze waren de proefpersonen die hun keuze hadden beredeneerd minder tevreden. Dit suggereert dat niet alleen dat de attitude ten opzichte van een optie verandert door er over na te denken. Het geeft ook aan dat deze attitude een tijdelijk karakter kan hebben, die het maken van de meest optimale keuze in de weg staat. Uit de net beschreven onderzoeken blijkt dat het bewuste denken beperkt is. Het kan niet alle belangrijke informatie op een evenwichtige manier verwerken In een reeks van experimenten in de jaren vijftig werd aangetoond dat de capaciteit van onze bewuste aandacht inderdaad beperkt is. Zo blijkt het bewustzijn ruimte voor 7 chunks of eenheden te hebben (Dijksterhuis, 2004: Miller, 1956). Uit andere onderzoeken blijkt dat het bewustzijn zo een 40-60 bits per seconde kan verwerken, terwijl via de zintuigen zo’n 11.000.000 bits aan informatie binnenkomt (Nørretranders, 1998). Dit betekent dat het procesvermogen van het onbewuste vele malen groter is dan dat van het bewustzijn. Als een beslissing gemaakt moet worden waarin de hoeveelheid informatie vele malen de capaciteit van het bewustzijn overstijgt en dit gedaan wordt volgens een nauwgezet afwegende rationele manier zal de beslissing uiteindelijk niet de juiste zijn. Kortom het bewustzijn heeft niet de capaciteit om al de informatie te verwerken en te integreren, daarvoor is het onbewuste nodig.
Kracht van het onbewuste In verschillende onderzoeken is aangetoond dat het menselijke brein ingewikkelde problemen kan oplossen zonder dat het bewust is van de oplossing. In een onderzoek van Lewicki (Lewicki et al. 1992; 1987) was de opdracht om een puzzel op te lossen. Er moest een voorspelling gemaakt worden van de plaats waar een stip zich zou vertonen op een computerscherm. De formule waar de plek van de stip van afhankelijk was, was gebaseerd op een vier-weg interactie. Ondanks dat de proefpersoon na een aantal trials de puzzel kon oplossen, wist hij niet hoe hij de puzzel oploste. Zelfs met onbeperkte tijd en geld in het 4
vooruitzicht, wist geen enkele proefpersoon het probleem op te lossen. De proefpersonen wisten zelfs niet van het bestaan van een patroon af. Interessant was dat kinderen van 4-5 jaar deze raadsels ook konden oplossen. Een leeftijd waarop nog geen kennis genomen is van enige wiskundige theorie (Lewicki et al. 1992; Czyzewka, Hill & Lewicki, 1991). Een onderzoek als deze toont experimenteel aan dat we onbewust in staat zijn erg complexe problemen op te lossen. Dit is ook niet verwonderlijk, ons dagelijks leven is van een hoge complexiteit, als het bewustzijn niet voldoende capaciteit heeft om het te verwerken dan zal het in het onbewuste moeten gebeuren. Zo blijkt uit onderzoek dat de cognitieve processen die ten grondslag liggen aan het stellen van doelen, het ondernemen van actie om deze doelen te halen, het evalueren van emotie, gedrag en gebeurtenissen in een hoge mate onbewust plaatsvindt (Bargh & Ferguson, 2000; Bargh & Chartrand, 1999; Bargh, Chen, & Burrows, 1996; Dijksterhuis & van Knippenberg, 1998). Een onderzoek dat de kracht van het onbewuste verwerken nog eens onderstreept is een onderzoek van Dijksterhuis (2004). In een vijftal experimenten werd aangetoond dat bewust overwegen niet leidde tot een betere beslissing. Interessanter nog is de bevinding dat een tijdelijke afleiding wel leidde tot een betere beslissing. De proefpersoon werd gevraagd om een keuze te maken uit een viertal appartementen, waarvan één de beste was, twee neutraal en één de slechtste. Van elk appartement werden twaalf kenmerken gepresenteerd (vb. Appartement 1 heeft een kleine tuin). Vervolgens waren er drie condities, een conditie waarin meteen beslist moest worden (meteen beslis conditie), een conditie waarin een paar minuten nagedacht moest worden (bewust denken conditie) en een conditie waarin de proefpersoon een paar minuten afgeleid werd (onbewust denken conditie). Vervolgens bleek dat de proefpersonen waarvan de aandacht een paar minuten werd afgeleid en kans kreeg om “onbewust te denken”, zoals Dijksterhuis dat noemde, de beste keuze maakten. In de daarop volgende experimenten werd op een elegante manier aangetoond dat een paar minuten van onbewust denken leidden tot een meer gepolariseerde, meer heldere en beter geïntegreerde representatie van het stimulusmateriaal. Geïnspireerd op de net beschreven onderzoeksliteratuur en in het bijzonder het onderzoek van Dijksterhuis (2004) zijn twee experimenten uitgevoerd. In beide experimenten werd een complexe beslissingssituatie gecreëerd. In beide experimenten werd de bewuste en onbewuste verwerking gevarieerd om te onderzoeken hoe het de kwaliteit van de beslissing beïnvloedt.
5
Experiment 1 In dit experiment werd aan proefpersonen een taak voorgelegd waarin een keuze gemaakt moest worden. In navolging van Dijksterhuis (2004) werd, naast een conditie waarin meteen gekozen moest worden (meteen beslis conditie) en een conditie waarin eerst moest worden nagedacht (bewuste nadenken conditie), ook een conditie gecreëerd waarin de proefpersonen enkele minuten afgeleid werden (onbewust denken conditie). Door de afleiding kunnen de onbewuste processen zonder storing van bewuste processen plaatsvinden. In de beslistaak werd de proefpersoon gevraagd zich in te leven in een verhaal waarin hij/zij neerstortte met een vliegtuig. Na het ongeluk moest de proefpersoon overleven. Na het verhaal kreeg de proefpersoon de inhoud van drie overlevingspakketten te zien die ieder bestond uit acht losse objecten. De proefpersoon koos vervolgens het pakket uit waarvan werd verondersteld het meest bij te dragen aan de overleving . Deze beslissingstaak is relatief complex. Het bewuste denken heeft maar een beperkte capaciteit. Als een complexe beslissingstaak bewust verwerkt wordt is er grote kans dat er daarom een onevenwichtige verwerking plaatsvindt (Wilson et al., 1991). Daarom werd verwacht dat eerst nadenken zou leiden tot een slechtere keuze dan als meteen werd beslist. Verder werd in navolging van het onderzoek van Dijksterhuis (2004) verwacht dat in vergelijking tot denken en meteen beslissen, een paar minuten onbewust denken tot een betere beslissing zou leidden. Een paar minuten van alleen onbewust denken leidt namelijk tot betere verwerking van de relevante informatie. Aangezien dan de onbewuste verwerkingprocessen, die een veel grotere informatieverwerkingscapaciteit hebben dan de bewuste processen, benut kunnen worden (Dijksterhuis, 2004). In een tweede meting gaven de proefpersonen, door middel van een score, aan hoe bruikbaar ze elk afzonderlijk pakket vonden. Verwacht werd dat de proefpersonen in de ‘onbewust denken conditie’ een beter onderscheid zouden maken tussen de kwaliteit van de drie pakketten.
6
Methode Participanten en design Eenenzestig studenten (25 mannen en 36 vrouwen) van de Universiteit van Amsterdam werden random toegewezen aan één van de drie condities: de ‘meteen beslis conditie’ (N=19), de ‘bewust denk conditie’(N=21) en de ‘onbewuste denk conditie’ (N=21). De proefpersonen ontvingen voor deelname één proefpersoonpunt of 7 euro.
Materiaal en procedure Het experiment was de eerste in een serie van zeven ongerelateerde experimenten. De beslistaak was gemaakt met Authorware 7. De titel van het experiment luidde: “Kun jij overleven?”. De experimenten werden afgenomen in een ruimte met zes PC’s gescheiden door schotten. Allereerst werd gevraagd naar nationaliteit, taal, leeftijd en sekse. Na een kleine inleiding op het experiment werd de proefpersoon gevraagd zich in te leven in de rol van een vliegtuigpassagier die met een ongeregistreerd vliegtuig neerstort in Noorwegen. Na geconstateerd te hebben dat hij/zij de enige overlevende is, ziet hij/zij drie pakketten met ieder acht objecten. De opdracht was om het pakket uit te kiezen dat de overlevingskansen het meest zou vergroten (zie bijlage 2 voor het volledige verhaal en instructies). Na het verhaal werden één voor één de 24 objecten getoond, die in de pakketten zaten. De objecten werden gerepresenteerd door middel van een kleurenfoto met daaronder de naam van het object en ernaast de letter van het pakket. De objecten waren geselecteerd uit een pool van 44 objecten (zie hieronder: ijking van de objecten). Bij de selectie van de objecten is getracht om drie pakketten te creëren waarin een gelijke variatie bestaat van objecten met betrekking tot de kwalitatieve eigenschappen. Als voorbeeld: een sjaal heeft de kwalitatieve eigenschap dat het lichaamswarmte vasthoudt, een blik bruine bonen heeft de kwalitatieve eigenschap dat het genuttigd kan worden als voedsel. De drie pakketten verschilden in de mate waarin de objecten een bepaalde kwaliteit bezaten. Als voorbeeld: een sjaal zorgt voor behoud van lichaamswarmte, maar een jas nog meer. Pakket A had een totale score van 561, pakket B van 427 en pakket C van 507. Geprobeerd is om het verschil tussen de pakketten zo gelijk mogelijk te houden. In totaal deden 21 verschillende objecten mee, waarvan 3 objecten twee keer voorkwamen. Zowel het kleine verschil in het verschil tussen de scores van de pakketten, als de drie dubbele deelnames waren het gevolg van de selectie-eisen.
7
Nadat de 24 objecten random één voor één gedurende 3 seconden gepresenteerd waren, werd de proefpersoon random ingedeeld in één van de drie condities. In de ‘meteen beslis conditie’ werd de proefpersoon direct na de presentatie van de objecten gevraagd een pakket te kiezen. In de ‘bewust denken conditie’ moest de proefpersoon eerst 180 seconden goed nadenken voordat een keuze gemaakt kon worden. Onder het nadenken was het scherm wit. In de ‘onbewust denken conditie’ werd voordat gekozen moest worden, de proefpersoon 180 seconden afgeleid door een n-back taak (Jonides et al., 1997). In de n-back taak werden één voor één getallen getoond. Als het getal overeenkwam met het getal twee presentaties daarvoor dan moest er op de spatiebalk gedrukt worden. Om deze taak uit te kunnen voeren was volledige aandacht vereist. Dit had het gevolg dat niet nagedacht kon worden over de pakketten. De keuze werd gemaakt door de letter van het pakket in te toetsen. Nadat de keuze gemaakt was, werd gevraagd om met behulp van een tienpuntsschaal (0-100) een score te geven aan elk afzonderlijk pakket, waarbij nul betekende dat het pakket helemaal niet van nut was voor de overleving en honderd helemaal wel.
IJking van de objecten Voor de overlevingstaak werd een lijst van 44 objecten opgesteld die voor zouden kunnen komen bij het neerstorten van een vliegtuig. Verder moesten de objecten ook van enig nut kunnen zijn bij overleving. Hiervoor is onder andere inspiratie opgedaan uit het ‘SAS survival guide’ (Wiseman, 1993). Om vast te stellen hoe bruikbaar de objecten zijn bij overleven, was gebruik gemaakt van experts. De experts waren 20 Korps Mariniers gelegerd te Doorn. Zij hebben een gedegen opleiding gehad waardoor ze inzicht hebben in hoe te overleven. Ook trainen ze elk jaar in hetzelfde gebied als het gebied waarin de proefpersonen moesten overleven. Aan de experts was een vragenlijst voorgelegd, waarin eerst het scenario werd beschreven en vervolgens gevraagd werd om een score te geven aan alle 44 objecten. Het beschreven scenario en de objecten waren exact hetzelfde als de proefpersonen later in de experimenten ook zouden krijgen. Eerst was in een discussie met vijf Mariniers vastgesteld dat het scenario duidelijk was en klopte. Vervolgens was aan twintig andere Korps Mariniers gevraagd om de vragenlijst in te vullen. Aan de objecten kon een score gegeven worden tussen de 0 en 100. Nul punten betekende dat het object niet bijdraagt aan de overleving en honderd punten betekende dat het object perfect te gebruiken is om te overleven. Bij verwerking van de data is gecorrigeerd op additieve bias en uitbijters. Vervolgens is met een 8
Kendall-toets vastgesteld dat de experts een hoge mate van beoordelaarovereenstemming hadden, W(20, 43) = .69, p < .00 . Tot slot is per object een gemiddelde score berekend, die in het verdere onderzoek de overlevingswaarde van de objecten representeerde.
Resultaten Na bestudering van de data werden twee proefpersonen uitgesloten van de analyse, vanwege antwoorden met een z-score groter dan 2.5 . De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was 21 jaar. In Tabel 1 staan de aantallen van de gekozen pakketten per conditie. Getoetst werd of meteen beslissen leidde tot een betere beslissing, in vergelijking tot een beslissing waar eerst over was nagedacht. Ook werd getoetst of onbewust denken leidde tot een betere beslissing dan een beslissing die meteen gemaakt was. Uit een chi-kwadraat toets bleek dat het verschil tussen de beslissingen in de ‘meteen beslis conditie’ en de ‘bewust denken conditie’ nietsignificant is, χ2 (2, N = 40) = 4.26, p = .12 . Uit een tweede chi-kwadraat toets bleek, tegengesteld aan de verwachtingen, dat in de ‘meteen beslis conditie’ significant betere beslissingen zijn genomen in vergelijking tot de ‘onbewust denken conditie’, χ2 (2, N = 40) = 7.57, p < .03. Tot slot bleek uit een derde chi-kwadraat toets dat de beslissingen in de ‘bewust denken conditie’ niet verschilden van de beslissingen in de ‘onbewust denken conditie’, χ2(2, N = 42) = 0.94, p = .63 . Tabel 1 Onderzoeksresultaten experiment 1: voorkeur voor pakket per conditie in aantallen en percentages Conditie Pakketscore
Meteen beslissen
Bewust denken
Onbewust denken
Totaal
427 (B)
1 / 5,3%
6 / 28,6%
7 / 33,3%
14 / 23,0%
507 (C)
4 / 21,1%
5 / 23,8%
7 / 33,3%
16 / 26,2%
561 (A)
14 / 73,7%
10 / 47,6%
7 / 33,3%
31 / 50,8%
Om te bekijken in hoeverre de proefpersonen onderscheid konden maken tussen het beste en het slechtste pakket werd een verschilscore berekend door de score die gegeven was aan pakket B af te trekken van de score die gegeven was aan pakket A. In Tabel 2 zijn de
9
gemiddelde verschilscores te zien per conditie. Een ANOVA toonde aan dat de verschilscores van de ‘meteen beslis conditie’, zowel niet-significant verschilde van de verschilscores in de ‘bewust denken conditie’, F(1,38)=1.4, p= .24 , als met de verschilscores in de ‘onbewust denken conditie’, F(1,38)=2.5, p = .12 . Nader onderzoek van de resultaten, met betrekking tot genderverschil, leverde geen resultaat op. Tabel 2 De gemiddelde verschilscores en de standaarddeviatie van de verschilscore per conditie. Conditie Meteen beslissen
Bewust denken
Onbewust denken
Totaal
M
23
13
10
16
SD
23
29
26
27
Conclusie Er was voorspeld dat meteen beslissen tot een betere keuze zou leiden dan een keuze die voorafgegaan werd door enkele minuten bewuste verwerking. De resultaten waren niet consistent met deze voorspelling. Er kan niet zonder meer worden vastgesteld dat enige minuten van introspectie heeft geleid tot een slechtere beslissing. Aangezien in eerder onderzoek herhaaldelijk is aangetoond dat in complexe beslissingssituaties nadenken over de beslissing inferieur is aan de intuïtieve beslissing, is een mogelijke oorzaak van dit resultaat dat de taak niet complex genoeg was. Verder was voorspeld dat meteen beslissen tot een slechtere keuze zou leiden dan een keuze die voorafgegaan is door enkele minuten van onbewust denken. Het was verrassend te constateren dat in de ‘onbewust denken conditie’ geen betere maar slechtere keuzes waren gemaakt dan in de ‘meteen beslis conditie’. De voorkeur in de ‘onbewuste denk conditie’ voor de verschillende pakketten was gelijk aan kans. Tot slot is bekeken in hoeverre de proefpersonen uit de verschillende condities verschilden in de mate waarin ze onderscheid konden maken tussen de bruikbaarheid van de verschillende pakketten door de attitudes ten opzichte van de afzonderlijke pakketten te vergelijken. Het onderscheidingsvermogen van de proefpersonen in de ‘onbewust denken 10
conditie’ leek minder groot te zijn dan het onderscheidingsvermogen van de proefpersonen in de ‘meteen beslis conditie’, maar het verschil was niet dusdanig dat van een significant resultaat kon worden gesproken.
Experiment 2 Inleiding De resultaten van het vorige experiment lijken te suggereren dat een beslissing, genomen na een paar minuten onbewust denken, minder goed is dan een beslissing die meteen genomen is. Dit resultaat is verrassend aangezien uit ander onderzoek (Dijksterhuis, 2004) blijkt dat onbewust denken juist leidt tot een betere beslissing. Het is daarom van belang om eens nader in te gaan op mogelijke verklaringen voor de resultaten van dit experiment. Het criterium was om het pakket te kiezen waar de objecten in zaten waar je het beste mee kon overleven. Maar wat maakt een object geschikt om mee te overleven? Uit zowel het plaatje als de naam blijkt niet in hoeverre het object bruikbaar is voor overleving. Dit kan enkel afgeleid worden uit de kennis die de proefpersoon zelf over de eigenschappen van het object bezit. De geactiveerde kennis in relatie tot het object, in kader van het doel, bepaalt in hoeverre een object ervaren wordt als bruikbaar. Om onderscheid te kunnen maken tussen de pakketten zal de bruikbaarheid van de afzonderlijke objecten in de pakketten gewogen moeten worden. Vervolgens moeten de gewichten van de afzonderlijke objecten geïntegreerd worden tot een gewicht voor elk pakket. In de experimenten van Dijksterhuis (2004) is al aangetoond dat het onbewuste in staat is verschillende positieve en negatieve kenmerken van bijvoorbeeld een appartement te integreren, zodat een beter onderscheid gemaakt kan worden tussen bijvoorbeeld appartementen. Een voorbeeld van een kenmerk is: “Appartement A heeft een kleine berging”. In deze zin ligt al besloten of dit kenmerk positief of negatief is. Tijdens experiment één echter, was geen gebruik gemaakt van positieve en negatieve kenmerken. De objecten werden gepresenteerd zonder dat daarbij vermeld was of het een goed of slecht object betrof. De proefpersoon moest dus zelf bepalen wat de waarde is. Aangezien uit het onderzoek van Dijksterhuis (2004) dus blijkt dat het onbewuste wel vaststaande gewichten kan integreren, is het waarschijnlijk dat in experiment één, de voorkeur voor de objecten veranderde als gevolg van verandering van de attitudes ten opzichte van de objecten.
11
Dit is wellicht niet vreemd wanneer beseft wordt dat elk object een veelheid van mogelijke toepassingen kent binnen het kader van overleven. Daarom is het mogelijk dat in de paar minuten van onbewust denken een proces plaatsvindt waarin ‘op zoek gegaan’ wordt naar verschillende toepassingen van de objecten. Het gevolg is dat daardoor concepten met een zwakkere associatie, die in eerste instantie geen rol speelde bij de weging van het object, door activatie wel de weging beïnvloeden. De nieuwe geactiveerde concepten zijn in verhouding tot de eerdere geactiveerde concepten van een mindere kwaliteit, waardoor er een slechtere keuze wordt gemaakt. Het feit dat in experiment één de meteen beslissers een betere keuze maakten dan de bewuste denkers ondersteunt dit. Een andere verklaring is dat door de veranderende attitudes de integratieprocessen zoals clustering en polarisatie (Dijksterhuis, 2004) niet of niet optimaal kunnen plaatsvinden. Beide verklaringen zijn afhankelijk van de aanname dat de attitude ten opzichte van de afzonderlijke objecten verandert als er onbewuste verwerking (onbewust denken) plaatsvindt. Daarom werd in het volgende experiment onderzocht of de voorkeur voor de afzonderlijke objecten veranderd is door enkele minuten van onbewuste verwerking. Opgemerkt moet worden dat er dus geen directe meting van de attitudes plaatsvond. De overlevingstaak uit het eerste experiment werd nogmaals gebruikt. Maar nu moest de proefpersoon geen pakket uitkiezen, maar losse objecten. De manipulatie is hetzelfde als in het eerste experiment. In de ‘meteen beslis conditie’ moest de proefpersoon meteen na de presentatie van de alternatieven beslissen. In de ‘bewuste denken conditie’ moest de proefpersoon een paar minuten nadenken voor besloten kon worden en in de ‘onbewust denken conditie’ werd de proefpersoon een paar minuten afgeleid. Op het beslissingsmoment kregen de proefpersonen alle objecten tegelijkertijd te zien en koos de proefpersoon acht objecten uit, die volgens hem/haar het meest bruikbaar was in het rampscenario. De overlevingswaarde van de objecten waren eerder (zie: materiaal en procedure van exp.1) door experts uitgedrukt in een score. De scores van de acht objecten werden opgeteld. Deze score gaf aan hoe goed een proefpersoon had gekozen. Verwacht werd, analoog aan experiment één, dat de scores in de ‘bewust denk conditie’ lager zouden zijn dan in de’ meteen beslis conditie’. Verder werd verwacht, op basis van de analyse van de resultaten uit experiment één, dat de proefpersonen in de 'onbewuste denk conditie' een lagere score zouden halen dan de proefpersonen in de 'meteen beslis conditie'.
12
Methode
Participanten en design Zesenzeventig studenten (23 mannen en 53 vrouwen) van de Universiteit van Amsterdam werden random toegewezen aan één van de drie condities: een ‘meteen beslis conditie’ (N=22), een ‘bewust denken conditie’(N=30) en een ‘onbewust denken conditie’ (N=24). De proefpersonen ontvingen voor hun deelname één proefpersoonpunt of 7 euro. Proefpersonen die hadden meegedaan aan experiment één werden uitgesloten van deelname.
Materiaal en procedure Het experiment was de eerste in een serie van vier ongerelateerde experimenten. De experimenten werden afgenomen in een ruimte met zes PC’s, gescheiden door schotten. Allereerst werd gevraagd naar nationaliteit, taal, leeftijd en sekse. De beslistaak was vrijwel identiek aan de taak in experiment één. Met als enige verschil dat de proefpersonen acht losse objecten moest kiezen in plaats van een pakket. Er werden 32 objecten geselecteerd uit de pool van 44 objecten, die geijkt waren door de experts (zie: ijking van de objecten in exp. 1). Bij de selectie is getracht zoveel mogelijk variatie te creëren in de verscheidenheid van de objecten met betrekking tot de kwalitatieve eigenschappen en de mate waarin het object de kwaliteit bezit. De objecten werden, net als in experiment één, getoond door middel van een kleurenfoto met daaronder de naam van het object. Nadat de proefpersoon het scenario en de instructie gelezen had werden alle objecten random één voor één 3 seconden gepresenteerd. Vervolgens werd de proefpersoon random ingedeeld in één van de drie condities. In de ‘meteen beslis conditie’ moest de proefpersoon direct na de presentatie van de 32 objecten, acht objecten uitkiezen. In de ‘bewust denken conditie’ moest de proefpersoon eerst 180 seconden goed nadenken over zijn keuze. In de ‘onbewust denken conditie’ moest de proefpersoon voordat de keuze gemaakt kon worden eerst 180 seconden de n-back taak doen (zie voor een beschrijving: materiaal en procedure van exp. 1). Op het moment van beslissen werden alle 32 objecten random tegelijk getoond (zie bijlage 2, voor screenshot). Door de plaatjes aan te klikken kon de proefpersoon kiezen. Om te bepalen hoe goed een proefpersoon gekozen had werden de scores van de objecten opgeteld. De scores van de objecten waren eerder door experts vastgesteld (zie, materiaal en procedure van exp. 1).
13
Resultaten Na bestudering van de data werd besloten drie proefpersonen uit te sluiten van de analyse. Twee proefpersonen zijn uitgesloten omdat ze zeven objecten hadden geselecteerd in plaats van acht en één proefpersoon vanwege een z-score groter dan 2.5 . De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was 21 jaar. Verwacht werd dat de proefpersonen in de ‘meteen beslis conditie’ hoger zouden scoren dan de proefpersonen in de ‘onbewust denken conditie’. De tweede verwachting was dat de proefpersonen in de ‘meteen beslis conditie’ hoger zouden scoren dan de proefpersonen in de ‘bewust denken conditie’. Tabel 3 geeft de gemiddelde score per conditie weer. Tabel 3 Onderzoeksresultaten experiment 2: Het aantal proefpersonen, de gemiddelde score en de standaarddeviatie per conditie. Conditie Meteen beslissen
Bewust denken
Onbewust denken
Totaal
N
22
30
24
76
M
564
534
530
541
SD
34
44
55
47
Een 1-weg lineaire contrast ANOVA laat een significant effect zien van conditie, F(2,74) = 3.96, p < .02, ω=.27. Volgens verwachting blijken de proefpersonen in de ‘meteen beslis conditie’ significant hogere scores te hebben dan de proefpersonen in de ‘bewust denken conditie’, t(73)=2.38, p<.01, eenzijdig (ω=.27) Ook analoog aan de verwachting blijken de scores in de ‘meteen beslis conditie’ hoger te zijn dan de scores in de ‘onbewust denken conditie’ t(73)=2.57, p<.006, eenzijdig (ω=.29). Aangezien de gemiddelde tijd die gebruikt was per conditie leek te verschillen is een ANOVA uitgevoerd. Het effect van conditie bleek significant, F(2,73)=6.61, p< .002. Uit een posthoc analyse met Tuckey HSD bleek dat de proefpersonen in de ‘bewust denken conditie’ (M=102, SD=41), significant ( p<.001) langer hebben gedaan over hun keuze dan de proefpersonen in de ‘meteen beslis conditie’ (M=86, SD=34). Verder bleek uit een
14
regressievergelijking dat er een kleine niet-significante negatieve samenhang is tussen de tijd dat iemand erover doet en de behaalde score. Uit de onderzoeksresultaten (Tabel 4) leek de manipulatie een ander effect te hebben op mannen dan op vrouwen. Er werd een 2-weg, 2(man x vrouw) x 2 (meteen x onbewust) ANOVA uitgevoerd. Er bleek geen significant interactie-effect te zijn tussen conditie en sekse, F(3,42)=2.48, p=.123. Tabel 4 Onderzoeksresultaten experiment 2: Het aantal proefpersonen, de gemiddelde score en de standaarddeviatie per conditie en sekse. Conditie
N
M
SD
Meteen beslissen
Bewust denken
Onbewust denken
Totaal
♂
6
9
8
23
♀
16
21
16
53
♂
546
530
544
538
♀
571
535
522
542
♂
28
44
63
47
♀
35
45
51
48
Conclusie De voorspelling dat de proefpersonen in de ‘meteen beslis conditie’ betere keuzes zouden maken dan de proefpersonen die een paar minuten konden nadenken over de keuze bleek te kloppen. In de ‘meteen beslis conditie’ werden objecten gekozen die hoger scoorden ten aanzien van het overleven dan de objecten die in de ‘bewust denken conditie’ gekozen waren. Nadenken over welk object te kiezen heeft dus tot slechtere keuzes geleid. Uit een exploratieve analyse bleek ook dat de proefpersonen in de ‘bewust denken conditie’ significant langer de tijd namen dan de andere proefpersonen om de objecten te kiezen. Dit kan verklaard worden doordat het bewuste denken moeite heeft om veel en complexe informatie te integreren. Ook de voorspelling dat de proefpersonen die door afleiding een paar minuten onbewust dachten een slechtere beslissing zouden maken dan proefpersonen die meteen konden beslissen bleek te kloppen. Uit de resultaten blijkt inderdaad dat de proefpersonen in 15
de ‘meteen beslis conditie’ een hogere score hadden behaald dan de proefpersonen in de ‘onbewust denken conditie’. Er werd niet aangetoond dat er een interactie-effect was van sekse en conditie. Hierbij moet opgemerkt worden dat de statistische kracht door het lage aantal mannen klein was. Een punt van kritiek heeft betrekking op de beslistijd in experiment twee. De maximale beslistijd was 150 seconden waardoor een moment gecreëerd werd waarin nog bewust gedacht kon worden. In eerste instantie was de beslistijd korter waardoor de proefpersonen te veel of te weinig objecten hadden aangeklikt. Door het te verlengen konden de negatieve effecten van tijdsdruk worden uitgesloten. Verder bleek uit de analyse van de resultaten dat de meeste proefpersonen binnen 100 seconden beslisten. Alleen de bewuste denkers dachten significant langer na over hun keuze. Het nadeel van een dergelijke opzet is dat de beslissing in de ‘meteen beslis conditie’ en de ‘onbewuste denk conditie’ ook beïnvloed kon worden door bewuste overweging. Maar aangezien de gebruikte tijd tussen de ‘meteen beslis conditie’ en de ‘onbewuste denk conditie’ niet verschilde, lijkt een verstorend effect dat een vergelijking tussen de condities in de weg kan staan uitgesloten. Wel is het plausibel dat naarmate de bewuste verwerking bij het maken van de keuze toeneemt het effect van de manipulatie wordt afgezwakt. Met het gevolg dat de effectgrootte ook kleiner wordt. Daarom zou verondersteld kunnen worden dat de effectgrootte van de manipulatie in dit experiment één eigenlijk groter is.
16
Discussie De resultaten van dit onderzoek suggereren dat meteen beslissen tot een beter resultaat leidt dan een beslissing die vooraf gegaan is door enkele minuten denken. Deze bevinding onderbouwt de theoretische aanname dat het bewuste denken een beperking heeft bij het verwerken van informatie. Door de relatief kleine capaciteit is het bewustzijn niet goed in staat alle factoren van een complexe probleemsituatie en de verschillende aspecten van de stimuli te integreren. Daardoor worden sommige aspecten onderbelicht en andere overbelicht, terwijl een beslissing die meteen genomen is meer gebaseerd lijkt te zijn op een afweging waarin alle aspecten worden betrokken. Verder blijkt uit de resultaten dat meteen beslissen ook superieur is aan een beslissing die voorafgegaan is door enkele minuten pure onbewuste verwerking. Dit is zowel bij de keuze van losse objecten als bij de keuze van pakketten geconstateerd. Waarom in het tweede experiment na een paar minuten van onbewust denken slechtere keuzes gemaakt werden in vergelijking tot keuzes welke meteen gemaakt waren is niet direct te verklaren uit de resultaten van dit onderzoek. Wel is het plausibel dat door onbewust denken nieuwe kennis geactiveerd werd die niet in verhouding gebracht kon worden tot de kennis die in eerste instantie geactiveerd was. Dit heeft de attitude ten opzichte van de objecten veranderd, waardoor andere keuzes gemaakt zijn. Toch moet opgemerkt worden dat de attitudes van de objecten niet direct gemeten zijn. Uit de verandering van voorkeur wordt enkel afgeleid dat een verandering van attitude een verklaring kan zijn. Het is namelijk ook mogelijk dat er andere heuristieken gebruikt zijn in de ‘meteen beslis conditie’ dan in de ‘onbewust denken conditie’, maar deze tot toch nog toe onbekend zijn. Dat in het eerste experiment na een paar minuten van onbewust denken ook een slechtere beslissing gemaakt is, zou verklaard kunnen worden door een zelfde verandering van attitudes ten opzichte van de losse objecten. De attitudes ten opzichte van de pakketten zijn gebaseerd op de integratie van de gewichten van de losse objecten door processen als polarisatie en clustering (Dijksterhuis, 2004). Maar omdat de voorkeur voor de verschillende pakketten gelijk was aan kans, is het ook goed mogelijk dat de beslistaak te moeilijk was voor het onbewust denken. Een mogelijke reden kan zijn dat de attitudes ten opzichte van de objecten niet stabiel genoeg waren om de integratieprocessen, zoals polarisatie en clustering, goed te kunnen laten plaatsvinden. Dat in het onderzoek van Dijksterhuis (2004) wel betere beslissingen gemaakt werden na onbewust denken zou dan verklaard kunnen worden doordat
17
in de presentatie van de kenmerken al besloten lag of het positief was of negatief. Hierdoor is een attitude verandering ten opzichte van de kenmerken minimaal en kunnen de integratieprocessen goed plaatsvinden. Dit onderzoek geeft dus aanleiding om te veronderstellen dat de stabiliteit van attitudes een rol speelt bij het goed laten plaatsvinden van de integratieprocessen. Aangezien eerder onderzoek (Wilson, 1991: Wilson Kraft and Dunn, 1989) suggereert dat ervaring met de beslissituatie en de stimuli leidt tot een meer stabiele attitude, wordt daarom voorgesteld om een vervolgonderzoek te doen naar de mediërende rol van ervaring. Op die manier kan verder onderzocht worden of de stabiliteit van de attitude, zoals in deze discussie is voorgesteld, inderdaad een bepalende factor is voor het optimaal laten plaatsvinden van de integratieprocessen bij het maken van beslissingen in complexe beslissingssituaties.
18
Literatuurlijst Bargh, J. A. & Chartrand, T. L. (1999). The Unbearable Lightness of Being. American Psychologist, Vol. 54, No. 7. 462-479. Bargh, J. A., Chen, M. and Burrows, L. (1996). Automaticity of Social Behavior: Direct Effects of Trait Construct and Stereotype Activation on Action. Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 71. No. 2. 230-244. Bargh, J. A. & Ferguson, M. J. (2000). Beyond behaviorism: On the Automaticity of Higher Mental Processes. Psychological Bulletin, Vol.126, No. 6, 925-945. Dijksterhuis, A., & van Knippenberg, A. (1998). The Relation Between Perception and Behavior, or How to Win a Game of Trivial Pursuit, Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 74, No. 4, 865-877. Dijksterhuis, A. (2004). Think different: The merits of Unconscious thought in preference development and decision making. Journal of Personality and Social Psychology, 87, 586598. Jonides, J., Schumacher, E. H., Smith, E. E., Awh, E., Minoshima, S., & Koeppe, R. A. (1997). Verbal working memory load affects regional brain activation as measured by PET. Journal of Cognitive Neuroscience, 9, 462-475. Lewicki, P., Hill, T., & Czyzewska, M. (1992). Nonconscious Acquisition of Information. American Psychologist, 47, 796-801. Nørretranders, T. (1991). Het bewustzijn als bedrieger. Een mythe ontrafeld. Gyldendal. Myers (2002). Intuition. Yale University Press.
19
Wilson, T. D., Hodges, S. D. & LaFleur, S. J. (1995). Effects of Introspecting About Reasons: Inferring Attitudes From Accessible Thoughts. Journal of Personality and Social Psychology. Vol. 69, No.1, 16-28. Wilson, T. D. & Schooler, J. W. (1991). Thinking Too Much: Introspection Can Reduce the Quality of Preferences and Decisions. Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 60, No. 2, 181-192. Wiseman, J. (1993). SAS Survival Guide. HarperCollinsPublishers.
20
Bijlage 1. Vooronderzoek De vragenlijst welke afgenomen is bij de Korps Mariniers (experts): Inleiding Deze vragenlijst is ontwikkeld om te meten in hoeverre een object bijdraagt aan de kansen van overleving. Het vaststellen van deze overlevingswaarde is nodig als basis voor een psychologisch onderzoek naar beslissingsprocessen in een rampscenario. Deze vragenlijst is dus geen test. U fungeert op deze manier indirect als deskundige. De resultaten zijn volledig anoniem en worden alleen gebruikt binnen het kader van dit onderzoek.
Instructie In deze vragenlijst worden achtereenvolgens objecten gepresenteerd. U moet aangeven door middel van een score in welke mate u vindt dat het bijdraagt aan de overlevingskansen. Ga steeds uit van dat object op zichzelf staand. Dus zonder andere objecten erbij te betrekken. Uiteraard is de score afhankelijk van het scenario. Deze wordt in de volgende alinea beschreven. U geeft antwoord door middel van punten. Een object kan minimaal 0 maximaal 100 punten krijgen. Waarbij 0 punten betekent dat het helemaal niets toevoegt aan de overlevingskansen en 100 punten betekent dat het object perfect geschikt is om mee te overleven. Onder het plaatje is ruimte om de punten op te schrijven.
Het Scenario Al jaren heb je, je familie niet gezien maar nu zit je dan eindelijk in het vliegtuig op weg naar Noorwegen. Je zit rustig je krantje te lezen als de piloot omroept dat het vliegtuig door turbulentie wat zal schokken en dat we daardoor niet in paniek moeten raken. Het vliegtuig begint te schokken en maakt een lichte draai naar links. Door deze manoeuvre kun je vanuit je raampje naar het land onder je kijken. Gefascineerd door het landschap zie je tot je ontsteltenis dat er zwarte rook uit de motoren komt. De draai naar links wordt niet alleen een draai het begint een snelle afdaling te worden. Je maag draait om, je oren doen pijn. Als je wakker wordt heb je het stervenskoud. Langzaam openen je ogen. Het is donker. Je duwt een zware koffer van je af. Je ziet een ravage. Het grootste gedeelte van het vliegtuig is weggeslagen. Lichamen, koffers en stoelen liggen door elkaar. Als je langzaam beseft wat er gebeurt is neem je een brandende geur waar. Je kruipt naar buiten en ziet dat het vliegtuig op een kwart na verwoest is. Het deel waar jij in zat. Achter je zie je de vleugel branden. Het dringt tot je door dat je snel moet handelen omdat het vliegtuig steeds meer vlam vat. Je gaat naar binnen. Zoekt naar overlevenden. Niemand beweegt of geeft antwoord. Als je dit wilt overleven moet je snel handelen. Je staat stil en probeert de situatie te overzien. Je bent neergestort midden in Noorwegen op een plek welke waarschijnlijk ver van de bewoonde wereld is. Daarbij bedenk je je dat deze vlucht ongeregistreerd is. Met andere woorden niemand weet waar je bent. Hulp kan wel eens lang op zich laten wachten, als ze je al vinden! Het vriest behoorlijk. Om je heen zie je een sneeuwvlakte met in de verte bomen. Omdat je naar Noorwegen ging heb je je warmer aangekleed. Je hebt een broek, trui en een jas aan. Verder heb je niets bij je. Je bedenkt dat je zoveel mogelijk bruikbare spullen uit de brand moet meenemen. Je kijkt om je heen en zoekt. Pakt wat je pakken kan en vlucht het vliegtuig uit. Je kijkt om je heen en ziet dat het vliegtuig ontploft en volledig in vlammen opgaat.
21
a.
f.
k.
.................
.................
.................
b.
g.
l.
.................
.................
.................
c. h.
m.
................. .................
.................
d.
i.
n.
.................
.................
.................
e.
j.
o.
.................
.................
.................
22
.................
u.
z.
.................
.................
q. .................
v. .................
aa. .................
r. .................
w. .................
ab. .................
s. .................
x. .................
t.
y.
.................
.................
ac. .................
ad. .................
23
ae.
.................
aj. .................
ao. .................
ak. af.
ap. .................
.................
.................
al. ag. .................
aq.
................. .................
am. ah. ................. .................
ar. .................
ai. .................
an. .................
24
Eventuele opmerkingen: ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... ......................................................................... .........................................................................
Bedankt voor het invullen!!
25
Bijlage 2. Het experiment Hieronder staat de tekst van experiment 2. Het enige verschil met de tekst van experiment 1 is dat daar vermeld staat dat ze pakketten moeten kiezen. Verder de screenshot van het veld waar gekozen moet worden alleen van toepassing op experiment 2. In experiment 1 kregen de proefpersonen de objecten niet te zien werd enkel verlangd de letter in te toetsen van het pakket van hun voorkeur. Veld 1: Overleven Overleving is de kunst van het in leven blijven. Je mentale houding is daarbij net zo belangrijk als je kennis en je fysieke uithoudingsvermogen. Je moet weten hoe je zoveel mogelijk van de natuur kunt gebruiken als maar mogelijk is. Je moet weten hoe je je weg kunt vinden naar de beschaafde wereld. Je moet weten hoe je eventuele redders kunt waarschuwen en zorgen hoe je in een goede lichamelijke conditie blijft. Hoe je je wonden moet verzorgen en hoe je de moed erin houd. Daarbij zijn alle bruikbare spullen van levensbelang. Het stelt je in staat om je overlevingskansen aanzienlijk te vergroten. Daarom is het erg belangrijk om de juiste spullen bij je te hebben in geval van nood en te weten wat er mee te doen kunnen doen. In dit experiment zul je moeten proberen te overleven! Succes!_
Veld 2: Op weg naar Noorwegen Al jaren heb je je familie niet gezien maar nu zit je dan eindelijk in het vliegtuig op weg naar Hammerfest (noorden van Noorwegen). Je zit rustig je krantje te lezen als je piloot omroept dat het vliegtuig door turbulentie wat zal schokken en dat we daardoor niet in paniek moeten raken. Het vliegtuig begint te schokken en maakt een lichte draai naar links. Door deze manoeuvre kun je vanuit je raampje naar het land onder je kijken. Gefascineerd door het landschap zie je tot je ontsteltenis dat er zwarte rook uit de motoren komt. De draai naar links wordt niet alleen een draai het begint een snelle afdaling te worden. Je maag draait om, je oren doen pijn. Als je wakker wordt heb je het stervenskoud. Langzaam openen je ogen. Het is donker. Je duwt een zware koffer van je af. Je ziet een ravage. Het grootste gedeelte van het vliegtuig is weggeslagen. Lichamen, koffers en stoelen liggen door elkaar. Als je langzaam beseft wat er gebeurt is neem je een brandende geur waar. Je kruipt naar buiten en ziet dat het vliegtuig op een kwart na verwoest is. Het deel waar jij in zat. Achter je zie je de vleugel branden. Het dringt tot je door dat je snel moet handelen omdat het vliegtuig steeds meer vlam vat. Je gaat naar binnen. Zoekt naar overlevenden. Niemand beweegt of geeft antwoord. Als je dit wilt overleven moet je snel handelen. Je staat stil en probeert de situatie te overzien. Je bent neergestort midden in Noorwegen op een plek welke waarschijnlijk ver van de bewoonde wereld is. Daarbij bedenk je je dat deze vlucht ongeregistreerd is. Met andere woorden niemand weet waar je bent. Hulp kan wel eens lang op zich laten wachten, als ze je al vinden! Het vriest behoorlijk. Om je heen zie je een sneeuwvlakte met in de verte bomen. Omdat je naar Noorwegen ging heb je je warmer aangekleed. Je hebt een broek, trui en een jas aan. Verder heb je niets bij je. Je bedenkt dat je zoveel mogelijk bruikbare spullen uit de brand moet meenemen. Je kijkt om je heen en zoekt. Pakt wat je pakken kan en vlucht het vliegtuig uit. Je kijkt om je heen en ziet dat het vliegtuig ontploft en volledig in vlammen opgaat. JIJ bent de hoofdpersoon in dit verhaal. Je krijgt straks de objecten te zien die in het vliegtuig liggen. Ergens gedurende dit onderzoek moet je de acht objecten uitkiezen welke jij in deze situatie zou kiezen om te zorgen dat je overleeft. Hoe beter je keuze is hoe hoger ook je uiteindelijke score! Lees het eventueel nog eens door.
26
Veld 3: Op het volgende scherm krijg je de objecten één voor één gepresenteerd. Je krijgt 2 sec per object. Druk op continue als je er klaar voor bent._
------ de presentatie van de objecten--------Veld 4: Op het volgende scherm kies je de ACHT objecten waarmee jij denkt te overleven. Door op het object te klikken selecteer je. Door nogmaals te klikken deselecteer je. Zorg ervoor dat de ACHT objecten, niet meer of minder, aangeklikt zijn op het moment dat de tijd op is! Succes!
Veld 5. Screenshot van het veld waarin gekozen moest worden:
27