Inventarisatie Risicotaxatie bij LVB Versie 1.0 December 2013
1
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Inleiding ................................................................................................................................................... 4 1.
Definitie ........................................................................................................................................... 5
2.
Risicotaxatie .................................................................................................................................... 6 2.1 Doel Risicotaxatie .......................................................................................................................... 6 2.2 Voorwaarden Risicotaxatie ........................................................................................................... 6 2.3 Base rates ...................................................................................................................................... 6 2.4 Vormen Risicotaxatie..................................................................................................................... 7
3.
Risicotaxatie instrumenten voor cliënten met een licht verstandelijke beperking ........................ 8 3.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 8 3.2 Algemeen geweld en huiselijk geweld .......................................................................................... 8 3.3 Seksueel geweld .......................................................................................................................... 34
4.
Overzichtstabel aanbevelingen instrumenten .............................................................................. 47
5.
Conclusies en aanbevelingen risicotaxatie instrumenten voor forensische cliënten ................... 48 5.2 Algemeen geweld ........................................................................................................................ 48 5.3 Seksueel geweld .......................................................................................................................... 49 5.4 Aanbevelingen voor onderzoek................................................................................................... 49
6.
Bijlage ............................................................................................................................................ 50 6.1 Literatuurlijst ............................................................................................................................... 51 6.2 Ledenlijst ..................................................................................................................................... 59
2
Voorwoord Ongeveer een derde van de forensisch psychiatrisch cliënten (veroordeelden en verdachten) heeft een totaal IQ-score lager dan 90 (Van Emmerik, 2001). Tot voor kort was er ondanks dit gegeven binnen de forensische psychiatrie weinig aandacht voor zwakbegaafden en cliënten met een licht verstandelijke beperking (LVB). Een effectieve behandeling van psychiatrische problematiek van deze doelgroep vereist de juiste diagnostiek en risicotaxatie. Met dit uitgangspunt werd in mei 2007 op initiatief van de Van der Hoeven kliniek in samenwerking met behandelcentrum Hoeve Boschoord en het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) een Invitational Conference gehouden. Deze conferentie had als doel te komen tot afspraken over testgebruik voor niveaubepaling en classificatie van intelligentie in het forensische zorgveld. Na deze conferentie initieerde Hoeve Boschoord een landelijke Task Force met een coördinerende rol voor het EFP met als doel het in kaart brengen van de state of the art ten aanzien van diagnostiek en risicotaxatie bij zwakbegaafde en LVB cliënten. De werkgroepen Diagnostiek en Risicotaxatie bij licht verstandelijk beperkte en zwakbegaafde forensische cliënten zijn het voortvloeisel van dit initiatief en maken beide onderdeel uit van de Task Force. Zij hebben tot doel een inventarisatie te maken van de in Nederland beschikbare diagnostische en risicotaxatie instrumenten voor deze doelgroep en een aanzet te geven tot nader onderzoek. De werkgroepen zijn gericht op de vraag of de gangbare diagnostische en risicotaxatie instrumenten bruikbaar zijn voor deze doelgroep, welke andere instrumenten mogelijk meer geschikt zijn en daarmee samenhangend op welke gebieden nader onderzoek en ontwikkeling noodzakelijk is. Ook is het een aanzet om testresultaten te bundelen en zo meer gegevens te verzamelen over kenmerken en behandelresultaat bij de doelgroep. Bijzonder is het dat de werkgroepen deels bestaan uit personen werkzaam binnen het forensische veld en deels uit personen werkzaam binnen de zorg voor mensen met een (licht) verstandelijke beperking. Beide groepen professionals hebben te maken met mensen met forse gedragsproblemen maar hebben doorgaans weinig kennis van de expertise van de ander. In het forensische zorgveld is veel kennis en ervaring aanwezig over risicotaxatie en forensische diagnostiek. Binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is veel kennis en ervaring met de doelgroep. Door de samenwerking binnen deze werkgroepen is voor de doelgroep een unieke en ook noodzakelijke brug tussen twee werelden geslagen. Het is daarmee een eerste initiatief om deze verschillende werkterreinen te laten profiteren van de kennis en kunde van de ander. Er is een start gemaakt met een vruchtbare wederzijdse kruisbestuiving. Dat is een heugelijk feit en innovatief te noemen. Deze publicatie is nadrukkelijk een werkdocument en kan als een basispunt gezien worden waar vanuit verschillende ambities kunnen ontstaan. De Task Force staat open voor iedere suggestie tot actualisering van deze inventarisatie. Wij nodigen u dan ook van harte uit om bij te dragen tot een vervolg op deze publicatie.
3
Inleiding Risicotaxatie bij zwakbegaafde en licht verstandelijk beperkte cliënten is gecompliceerd door een samenspel van de verstandelijke beperking met onder andere ontwikkelingsstoornissen, psychische stoornissen en gebrekkige persoonlijke en sociale vaardigheden. Een goede risicotaxatie is echter wel noodzakelijk om risicomanagement in te kunnen zetten op de voor de individuele cliënt relevante factoren. De in Nederland gangbare instrumenten zijn vaak niet wetenschappelijk onderzocht bij de LVBdoelgroep en er is weinig literatuur, zeker voor de Nederlandse situatie. De gangbare instrumenten zijn dus niet zonder meer toepasbaar. De Task Force wil daarom een bijdrage leveren aan de bundeling van kennis van en ervaring met risicotaxatie. Verschillende risicotaxatie instrumenten worden beschreven en er wordt besloten met een aantal conclusies en aanbevelingen. De Task Force onderscheidt forensische en niet-forensische cliënten. Bij beide groepen staan de gedragsproblemen centraal. Bij forensische cliënten is de aandacht echter ook gericht op het delictgedrag en het (verminderen van het) delictrisico.
4
1. Definitie De Task Force sluit aan bij de in Nederland gangbare praktijk om de term ”licht verstandelijk beperkt” (LVB) breed te gebruiken. De term LVB heeft betrekking op personen met een IQ tussen 50 en 70 of een IQ tussen 70 en 85 in combinatie met een verminderd sociaal aanpassingsvermogen. Onder deze brede definitie valt dus ook een deel van de groep personen die in de DSM-IV-TR als “zwakbegaafden” (IQ tussen 70 en 85) worden gecategoriseerd. Waar er in dit document over LVB wordt gesproken valt daaronder dus ook de categorie zwakbegaafde personen, tenzij anders vermeld. Indien in de literatuur de verwijzing ‘licht verstandelijk gehandicapt’ voorkomt, kan men er vanuit gaan dat deze naar capaciteiten verwijst die vallen in het gebied van de LVB. Wanneer er over cliënten wordt gesproken, kunnen hieronder ook patiënten worden verstaan.
5
2. Risicotaxatie 2.1 Doel Risicotaxatie Met risicotaxatie wordt beoogd een beeld te krijgen van het risico: welke vorm van grensoverschrijdend gedrag wordt verwacht, met welke ernst, op welke termijn en wie zijn potentiële slachtoffers.
2.2 Voorwaarden Risicotaxatie Voorwaarden voor het doen van een risicotaxatie (zie onder andere De Vogel, 2005): Bij voorkeur vindt het uitvoeren van een risicotaxatie plaats volgens het consensusmodel. Hierbij vult zowel een directe begeleider als iemand meer op afstand de taxatie in, waarna zij in consensus een eindoordeel geven. De inschatting van het risico geldt voor een bepaalde periode. Deze periode verschilt per instrument en staat vermeld in de handleiding. De inschatting van het risico is altijd geldig voor een bepaalde situatie, bijvoorbeeld een intramurale behandeling of een ambulante begeleiding. Verandering van die situatie vereist een nieuwe taxatie. Naast de informatie die de cliënt verstrekt is, om de factoren in te schatten die tot recidive kunnen leiden, informatie van derden onmisbaar. Het is van belang dat de beoordelaar goed op de hoogte is van de behoefte van de cliënt aan begeleiding en de begeleiding die de cliënt feitelijk krijgt. Specifiek voor de doelgroep licht verstandelijk beperkten moet de beoordelaar zich rekenschap geven van de invloed van intelligentie op het persoonlijk functioneren van de cliënt. Aangezien voor het betrouwbaar oproepen van herinneringen voor LVB geen evidentie is, wordt aanbevolen zich voornamelijk te baseren op informatie van derden (Finlay & Lyons, 2001 in Lindsay & Taylor, 2008). Er zijn veel ontwikkelingen op het gebied van risicotaxatie en van belang is dat iedere beoordelaar dezelfde uitgangspunten hanteert. Zo is onder meer kennis noodzakelijk over de base rate van verschillende typen gedrag: dit is kennis omtrent het voorkomen van bepaalde typen van (agressief) gedrag.
2.3 Base rates Met betrekking tot de incidentie van verstandelijke beperking binnen de daderpopulatie, stellen Blansjaar e.a. (2008) dat van 3021 onderzochten Pro Justitia 4% verstandelijk gehandicapt, 13% zwakbegaafd en 26% benedengemiddeld intelligent bleek te zijn. Onderzoek van Van Emmerik (2001) toont dat circa 20% van de ter beschikking gestelden een IQ lager dan 85 heeft: een percentage dat dicht ligt bij het percentage in de reguliere Nederlandse bevolking. Bij onderzoek naar de prevalentie van zwakbegaafdheid en licht verstandelijk beperkten in de tbs door Van den Berg en Brand (2008) bleek sprake van een oververtegenwoordiging van deze doelgroep binnen de groep plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het blijkt dat zowel plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag naar kinderen als naar volwassenen gemiddeld een lagere intelligentie hebben dan andere patiënten (Van den Berg & Brand, 2008). 6
Wat betreft de base rates voor recidive toont de (beperkte) internationale literatuur hieromtrent uiteenlopende cijfers, gaande van 11 tot 72% (Alexander, Crouch, Halstead, & Piachaud, 2006; Barron, Hassiotis, & Banes, 2004; Gibbons & Robertson, 1983; Klimecki, Jenkinson, & Wilson, 1994; Lindsay et al., 2004b; Linhorst, McCutchen, & Bennett, 2003; Lund, 1990; Quinsey, Book, & Skilling, 2004; Rice, Harris, Lang, & Chaplin, 2008). Er zijn hypotheses die enerzijds de lage, en anderzijds de hoge recidivecijfers trachten te verklaren. Zo zouden de lage cijfers te wijten kunnen zijn aan het feit dat hulpverleners agressief gedrag bedekken met de mantel der liefde (Johnston, 2002; Lambrick, 2003). Daar waar aangifte of melding wordt gedaan, is vervolging eerder een uitzondering (Murphy, Powell, Guzman, & Hayes, 2007). De hoge cijfers zouden dan weer verklaard kunnen worden vanuit het gegeven dat personen met een verstandelijke beperking vaak niet over voldoende vaardigheden beschikken om uit handen van de politie te blijven. Ook hun kwetsbaarheid binnen het strafrechtssysteem (vatbaarheid voor suggestiviteit) kan hierin een rol spelen (Jones, 2007). Methodologische verschillen tussen de studies maken een vergelijking echter onmogelijk (Simpson & Hogg, 2001; Lindsay & Taylor, 2008). Een verstandelijke beperking kan gerelateerd zijn aan een groter risico van terugval (Cockram, 2005). Cockram (2005) vond een significant hogere frequentie van recidive in vergelijking tot nietverstandelijk beperkte plegers.
2.4 Vormen Risicotaxatie 2.4.1 Ongestructureerd klinisch oordeel Bij het ongestructureerd klinisch oordeel gebruikt de beoordelaar zijn kennis en ervaring voor het maken van een inschatting van het risico. Deze vorm van taxatie is vatbaar voor vertekening doordat de beoordelaar geen wetenschappelijke onderbouwing van zijn oordeel gebruikt. 2.4.2 Actuariële risicotaxatie Als reactie op het ongestructureerd klinisch oordeel is de actuariële (boekhoudkundige) taxatie ontwikkeld. Hierbij worden risicovariabelen zoals opgetekend in het dossier gemeten en volgens een vaste methode beoordeeld. Voor deze vorm van taxeren is er geen speciale opleiding noodzakelijk. Het klinische oordeel wordt gemist en deze vorm van taxeren geeft geen beeld van veranderingen bij een cliënt. Het geeft daarentegen eerder een ‘basisrisico’ weer. 2.4.3 Gestructureerd professioneel oordeel De momenteel meest gebruikte vorm van risicotaxatie is het gestructureerd professioneel oordeel. Dit is een combinatie van bovengenoemde vormen: de ervaren clinicus loopt een lijst met variabelen langs waarvan op basis van onderzoek is aangetoond dat deze van belang zijn voor het inschatten van het risico van recidive, waarna de clinicus de variabelen weegt om tot zijn inschatting van het risico te komen. Bij het gestructureerd professioneel oordeel wordt zowel gebruik gemaakt van statische factoren als van dynamische factoren. Statische factoren zijn onveranderbaar, bijvoorbeeld de leeftijd waarop een cliënt voor het eerst geweld gebruikt of het gebruik van verslavende middelen in het verleden. Dynamische factoren zijn veranderbare factoren, en daarmee aanknopingspunten voor behandeling en risicomanagement. Dit is een voordeel van het gestructureerd professioneel oordeel boven de andere vormen van risicotaxatie. Voorbeelden van dynamische factoren zijn: de mate van impulsiviteit, het reageren op behandeling en de aanwezigheid van een steunend netwerk.
7
3. Risicotaxatie instrumenten voor cliënten met een licht verstandelijke beperking 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden verschillende risicotaxatie instrumenten besproken die gebruikt worden bij de doelgroep LVB. Per instrument worden belangrijke gegevens in tabelvorm weergegeven waardoor zij vergelijkbaar zijn. Zo kan gekozen worden welk instrument het meest geschikt is voor de te onderzoeken cliënt.
3.2 Algemeen geweld en huiselijk geweld In deze paragraaf worden instrumenten besproken waarmee een inschatting gemaakt wordt van het risico van (recidive met) geweld/huiselijk geweld. In de handleiding van de betreffende instrumenten wordt beschreven wat precies gemeten wordt. Een gangbare definitie van geweld is: “het toebrengen van letsel aan een of meerdere personen, dan wel poging daartoe of het dreigen ermee” (handleiding HCR-20). Beschikbare instrumenten VRAG (Violence Risk Appraisal Guide). HCR-20 (Historical. Clinical and Risk manamagent-20). HKT-30 (Historisch/Klinisch/Toekomst-30). SOAS-R (Staff Observation Aggression Scale- Revised). SDAS (Social Dysfunction and Aggression Scale). SDRS (Short Dynamic Risk Scale). DROS (Dynamic Risk Outcome Scale). DRAMS (Dynamic Risk Assesment and Management System). HoNOS-secure (Health Of the Nation Outcome Scale). LSI-R (Level of Service Inventory-Revised). RISC (Recidive Inschattingsschalen). START (Short-Term Assessment of Risk and Treatability. SORM (Structured Outcome assessment and community Risk Monitoring). SAPROF (Structured Assessment of PROtective Factors for violence risk). SAVE (Samen Veilig) en SAVE-Screen (Samen Veilig-Screen). SARA (Spousal Assault Risk Assessment Guide). B-Safer (Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk). ODARA (Ontario Domestic Assault Risk Assessment).
8
VRAG (Violence Risk Appraisal Guide) Naam instrument
VRAG (Violence Risk Appraisal Guide)
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Quinsey, Harris, Rice, & Cormier (1998, 2006)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Jeandarme, Pouls, & Peters (2012)
Doel
Inschatten gewelddadige (seksuele) recidive
Doelgroep Methode
Forensisch; algemeen geweld; klinisch. Niet specifiek ontwikkeld voor LVB. Actuarieel
Beschrijving
Het instrument bestaat uit 12 statische items.
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)
PCL-R: interview = 2 uur + dossierinzage = 4 uur + scoring PCL-R/VRAG = 1 uur: 7 uur. CATS: 5 à 6 uur. Afname door (indien afname PCL-R) persoon die gecertificeerd is voor de afname van PCL, bij voorkeur ook VRAG-training. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Naast het goede voorspellend vermogen binnen forensische populaties lijken ook de eerste resultaten bij plegers met een verstandelijke beperking veelbelovend. De VRAG behaalde in het onderzoek van Gray et al. (2007) een AUC-waarde van .73 voor gewelddadige recidive en .74 voor algemene recidive. Deze resultaten dienen met enige voorzichtigheid behandeld te worden vanwege het geringe recidivepercentage binnen de onderzoekspopulatie. Onderzoek van Verbrugge et al. (2011) toont positieve resultaten (AUC = .79). Ook met betrekking tot gewelddadige (seksuele) intramurale incidenten lijkt de VRAG veelbelovend (Lindsay et al.,2008; Quinsey et al., 2004). Ontwikkeld in Canada voor het voorspellen van gewelddadige recidive op lange termijn. Veelvuldig onderzocht bij diverse daderpopulaties in de VS, Canada en Engeland, en behaalt nagenoeg uitsluitend goede resultaten (AUC-waarde .60 -.86; o.a. Harris, Rice, & Cormier, 2002; Pham, Ducro, Marghem, & Réveillère, 2005; Snowden, Gray, Taylor, & MacCulloch, 2007)1 Beoordeling/ervaring Ontwikkeld voor forensisch; ook bruikbaar voor niet-forensisch. De VRAG lijkt op basis van beperkt onderzoek bruikbaar voor LVB. Lopend onderzoek in België wordt afgewacht. De Task Force beveelt het gebruik van dit instrument aan. Nader onderzoek is raadzaam voor forensische patiënten vanwege de nadruk op delicten. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)
1
Voor een compleet overzicht van de validatiestudies wordt verwezen naar http://www.mhcp.on.ca.
9
HCR-20 (Historial, Clinical and Risk management-20) Naam instrument HCR-20 (Historial, Clinical and Risk management-20) Oorspronkelijke auteur /vindplaats Webster, Eaves, Douglas, & Wintrup (1995); versie 2: Webster, Douglas, Eaves, & Hart (1997) Beschikbaarheid Nederlandse vertaling Philipse, de Ruiter, Hildebrand, & Bouman (2000) Doel Inschatten van risico voor toekomstig gewelddadig gedrag bij personen met een gewelddadige voorgeschiedenis en een psychische stoornis. Doelgroep Forensisch; algemeen geweld. Methode
Gestructureerd professioneel oordeel
Beschrijving
De HCR-20 bestaat uit 20 items (tien historische items, vijf klinische en vijf over omgaan met risico’s), te scoren op een driepuntsschaal op grond van alle beschikbare gegevens. Daarna volgt een klinische beschouwing van de scores op de individuele items en beoordeelt men het risico als ‘laag’, ‘matig’ of ‘hoog’.
Qua opzet is de HCR-20 vergelijkbaar met de SVR-20 en net als deze vereist de lijst een PCL-R score. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Bij voorkeur in consensus invullen door iemand die dagelijks werkt met patiënt en iemand meer op afstand. Duur: ½ uur tot uur. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Een internationaal veel gebruikt instrument. Onderzoek van Lindsay et al. (2008) wijst uit dat getrainde scoorders deze in Nederland veelgebruikte lijst betrouwbaar kunnen gebruiken bij de doelgroep. Het instrument voorspelt geen incidenten in een behandelcentrum voor licht verstandelijk beperkten met forensische problemen (Lindsay & Beail, 2004) maar het onderzoek van Lindsay et al. (2008) toont dat de HCR-20 totaalscore bruikbaar is voor het voorspellen van incidenten op de korte termijn (retrospectief, follow-up 1 jaar N=212). Gray et al. (2007) onderzochten 118 dossiers van verstandelijk beperkte cliënten (ook vrouwen) gemiddeld vijf jaar na ontslag uit vier ‘medium secure’ instellingen en vergeleken deze met 996 niet verstandelijk beperkte daders. De totaalscore en de H-score van de HCR-20 waren goede voorspellers (AUC.80) bij verstandelijk beperkte daders zowel voor gewelddadige als algemene recidive, beter dan voor niet-verstandelijk beperkte daders. Ook De Vogel et al. (2004) onderzocht de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en predictieve validiteit van de HCR-20 en PCL-R. De HCR-20 voorspelde gewelddadige delicten significant beter dan een ongestructureerd klinisch oordeel. De HCR-20 voorspelt ook gewelddadig gedrag bij intramurale TBS-patiënten (De Vogel et al, 2004). In een steekproef onder 69 forensisch psychiatrische patiënten (64 mannen, 5 vrouwen) uit FPK van de GGZ Eindhoven, FPC Oldenkotte en FPC Pompestichting onderzochten Philipse, Van Erven 10
en Peters (2002) de predictieve validiteit van de HCR-20. De bevindingen laten enige predictieve validiteit van de HCR-20 zien voor gewelddadige delicten, zowel voor de HCR-20-totaalscore als voor de score op de historische items (de H-schaal) en het gestructureerde klinische oordeel. De dynamische schalen (de C-schaal en de R-schaal) hadden in deze studie geen enkele voorspellende waarde. In 2005 is multicenteronderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid en predictieve validiteit van de HCR-20, HKT-30 en de PCL-R bij een groep uitgestroomde TBS-ers. Het onderzoek toonde enige voorspellende waarde van de HCR-20 voor zowel gewelddadige als algemene recidive (Hildebrand et al, 2005). Op grond van dit onderzoek bleken er geen significant verschillen tussen de HKT-30 en de HCR-20 maar de eerste bevat meer behandelrelevante items en er is geen training voor nodig. In een onderzoek onder 42 vrouwelijke forensisch psychiatrische patiënten blijkt de HCR-20 minder goed gewelddadige recidive te voorspellen dan voor 42 vergelijkbare mannelijke patiënten (De Vogel & De Ruiter, 2005). Alleen de uiteindelijke risicobeoordeling met de HCR-20 voorspelde gewelddadige recidive significant, maar dat gold niet voor de HCR-20-totaalscore. Voor de mannelijk patiënten wees de HCR-20 wel op enige predictieve validiteit. Zowel voor vrouwelijke als mannelijke patiënten was de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid redelijk. Ook in het onderzoek van Augustinus (2006) bleek de HCR-20 predictief voor gewelddadige recidive, hoewel niet voor algemene recidive. Beoordeling/ervaring Conclusie De HCR-20 is goed bruikbaar voor de doelgroep. Aanbeveling De Task Force beveelt het gebruik van het instrument aan. De Task Force beveelt nader onderzoek aan naar de toepassing bij LVB. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)
11
HKT-30 (Historisch/Klinisch/Toekomst–30) Naam instrument Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
HKT-30 (Historisch/Klinisch/Toekomst–30)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Werkgroep Pilotstudy Risicotaxatie Forensische Psychiatrie (2002) N.v.t.
Doel
Inschatten recidiverisico algemeen geweld.
Doelgroep
Met name geschikt voor de forensische klinische populatie i.v.m. noodzaak PCL-R. Gestructureerd professioneel oordeel
Methode Beschrijving
De HKT-30 kent 30 items ( 11 historische en statische indicatoren; 13 klinische en dynamische indicatoren en 6 toekomstige situatieve indicatoren). Een Nederlandse werkgroep koos de items op basis van hun belang zoals dat blijkt uit onderzoek, literatuur en ervaring. De items worden gescoord als 0, 1, 2, 3 of 4. De totaalscore kan 120 zijn. Een niet-crimineel persoon scoort maximaal rond de 10. De betekenis van een bepaalde score kan alleen door empirische validering worden vastgesteld. Totaal- of subscoreverschillen van bijvoorbeeld 10 punten kunnen afhankelijk van de hoogte een verschillende betekenis hebben. Een verschil tussen 90 en 100 kan een andere betekenis hebben dan dat tussen 20 en 30. De ‘middelste score’ tussen 0 en 120 is 60, maar of het gemiddelde van bijvoorbeeld TBS-patiënten 60 is, is de vraag.
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Een onderzoek naar de voorspellende waarde van de HKT-30 bij 123 personen over wie Pro Justitia in de jaren 1993-1995 heeft gerapporteerd gaf enige predictieve validiteit van de somscore van de HKT-30 aan voor ernstige recidive (levensdelicten, zedendelicten, brandstichting, diefstal met geweld, zware mishandeling) van een vergelijkbare orde van grootte als het klinische oordeel van de rapporteur (Canton, 2004a). Een tweede onderzoek liet een redelijke interbeoordelaarsbetrouwbaarheid zien (Canton, 2004b). Het onderzoek van Hildebrand et al (2005) liet enige predictieve validiteit voor gewelddadige recidive zien van zowel de HKT-30-subschalen als de HKT-30-totaalscore. Schönberger et al (2008) deden onderzoek naar de betrouwbaarheid en predictieve validiteit van de HKT-30, PCL-R en SVR-20. De steekproef bestond uit 88 ex-TBS-ers uit negen fpc’s. Het betrof een retrospectieve scoring van patiëntendossiers. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de HKT-30 bleek voldoende. De voorspellende waarde voor zowel gewelddadige als algemene recidive was matig. 12
Beoordeling/ervaring Conclusie De HKT-30 lijkt bruikbaar voor LVB. Aanbeveling De Task Force beveelt het gebruik van de HKT-30 aan voor het inschatten van het risico van gewelddadige recidive van LVB-ers. De Task Force beveelt nader onderzoek aan naar de toepassing ervan voor LVB, conform Van den Berg en De Vogel (2011). Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Ontwikkeld in Nederland. Beperkt onderzocht bij verstandelijk beperkten. Het voordeel van de lijst is dat er meer dynamische factoren in zijn opgenomen dan in de HCR-20. De dynamische items van de HKT-30 worden op dit moment meegenomen in een therapieevaluatie studie bij SGLVG cliënten binnen De Borg. De dynamische items lijken het bij de eerste resultaten goed te doen.
13
SOAS-R (Staff Observation Aggression Scale–Revised) Naam instrument SOAS-R (Staff Observation Aggression Scale– Revised). Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Nijman, Muris, Merckelbach, Palmstierna, Wistedt, Vos, Rixtel, & Allertz (1999). Beschikbaarheid Nederlandse vertaling De SOAS-R is een Nederlandse versie van de SOAS. Doel Agressieregistratie-instrument; brengt de aard, ernst en frequentie van incidenten in kaart. Meet verbaal, fysiek en destructief agressief gedrag bij patiënten in een intramurale setting. Doelgroep Forensisch; niet-forensisch; klinisch; ambulant; algemeen geweld. Er is een speciale versie voor de verstandelijk gehandicaptenzorg. Methode Actuarieel. Beschrijving
De SOAS-R is een Nederlandse versie van de SOAS, waaraan enkele items over agressie tegen zichzelf zijn toegevoegd. Zo is aan de rubriek Doelwit van de agressie ‘patiënt zelf’ toegevoegd en aan de rubriek Maatregelen om de agressie te stoppen ‘separatie (deur op slot)’, ‘fixatie’ en ‘andere maatregelen’. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) De SOAS-R dient na elk incident te worden ingevuld door behandelaar, staf, begeleiding. De afnametijd is 10 minuten. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Review 2005 (Nijman et al.): evaluatie 15 jaar gebruik van de SOAS-R. Een conclusie: een goede tot redelijk goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en validiteit. De SOAS-R werd onderzocht bij een groot aantal patiënten op gesloten opnameafdelingen van psychiatrische ziekenhuizen in België en Nederland. De schaal bleek betrouwbaar en valide, maar nader onderzoek naar de validiteit zou geboden zijn (Tenneij & Koot, 2008). Beoordeling/ervaring De SOAS-R is ook gebruikt bij LVB (Tenneij & Koot, 2008). In vier instellingen (150 bedden) gespecialiseerd in de behandeling van patiënten met een licht verstandelijke beperking c.q. ernstig uitdagend gedrag (soort SGLVG) werden agressieve incidenten geregistreerd gedurende 20 weken. Kairos gebruikt de lijst specifiek voor de doelgroep. In overleg met Nijman is de lijst aangepast aan de ambulante praktijk. De ervaringen tot nu toe zijn positief. Conclusie: de lijst lijkt voldoende betrouwbaar en valide wanneer de behandelaar/staf/begeleiding de lijst invult; de ervaringen ermee zijn positief. De Task Force beveelt het gebruik van de lijst aan. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)
14
SDAS (Social Dysfunction and Aggression Scale) Naam instrument SDAS: Social Dysfunction and Aggression Scale. Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Wistedt (1990); Engel (1998); Steinert (2000).
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
van der Werf (1997). Lijst is gratis te downloaden via : www.signalsymposia.com Meet de mate van agressiviteit van patiënten.
Doel Doelgroep Methode
Forensisch; niet-forensisch; klinisch; ambulant; algemeen geweld. Actuarieel.
Beschrijving
Het instrument bestaat uit 11 vragen, waarbij schalen van 0-4 lopen. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) 10 minuten en in te vullen door behandelaar/ staf/ begeleiding. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) De SDAS is ontwikkeld in 1990 als schaal voor gebruik binnen klinische afdelingen met middellange tot lange gemiddelde verblijfsduur en voor alle psychiatrische patiënten. Het is een gedrags-observatieschaal waarmee niet zozeer afzonderlijke agressie-incidenten, maar de mate van agressiviteit over een beoordelingsperiode van een week in kaart worden gebracht. Er zijn 11 items, waarvan twee items naar binnen gerichte agressie meten en negen items naar buiten gerichte agressie meten. Het is een betrouwbare en intern consistente schaal (Engel, 1998). In een onderzoek van Steinert, Wolfle en Gebhardt (2000) kwam een gemiddelde interbeoordelaarsbetrouwbaarheid naar voren. Beoordeling/ervaring Conclusie: de Task Force acht het instrument bruikbaar voor LVB. Aanbeveling: de Task Force beveelt het gebruik aan voor LVB. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Deze lijst is niet speciaal ontwikkeld voor de doelgroep maar wel toegepast.
15
SDRS (Short Dynamic Risk Scale) Naam instrument
SDRS (Short Dynamic Risk Scale)
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Quinsey (2004)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Voorlopig vertaalde versie (Trajectum Hoeve Boschoord); researchversie. Meten van het toenemen van gevaar; een incidenten voorspeller. Forensisch; niet-forensisch; algemeen geweld; klinisch. Speciaal ontwikkeld voor LVB Actuarieel.
Doel Doelgroep
Methode Beschrijving
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)
Verkorte samenvoeging van twee instrumenten (Problem Identification Checklist en de Proximal Risk Factor Scale). Het instrument bestaat uit 8 vragen, waarbij schalen van 0-4 lopen. Dit instrument wordt aan het eind van elke maand ingevuld en pretendeert bij oplopende scores het plaatsvinden van een incident te voorspellen. Het gaat dan om de score op eerdere maanden, de voorafgaande maand, en de maand van het incident zelf. Het gaat om de lineaire trend en het absolute verschil van de eerdere maand en indexmaand.
De afnametijd is ongeveer 5 minuten. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Quinsey heeft nog maar een klein aantal cliënten met incidenten getest. In een groot nationaal onderzoek in Groot-Brittannië lijken de eerste resultaten te wijzen op een zeer goede predictieve betrouwbaarheid bij slechts één enkele afname van de schaal (Lindsay et al., 2008) bij 145 licht verstandelijk beperkte volwassenen. Een voorlopig resultaat: de SDRS leverde met slechts één meting een predictieve validiteit (AUC) op na een jaar van .72, net zo hoog als de HCR-20 en de VRAG. Beoordeling/ervaring Conclusie Ontwikkeld voor klinisch’; ook ambulant te gebruiken. De ervaringen van Kairos stemmen hoopvol. Er is beperkt onderzoek naar gedaan, niet in Nederland. Aanbeveling De Task Force beveelt het gebruik van dit instrument aan en benadrukt het belang van het uitwisselen van ervaringen tussen instellingen. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Er zijn geen items voor begeleidbaarheid. Er is een voorlopig vertaalde versie (Trajectum Hoeve Boschoord) in gebruik. Deze lijst wordt momenteel bij onderzoek te Kairos geprobeerd.
16
DROS (Dynamic Risk Outcome Scales) Naam instrument
DROS (Dynamic Risk Outcome Scales)
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Drieschner & Hesper (2007)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
N.v.t.
Doel
Therapie-evaluatie.
Doelgroep
Forensisch; niet-forensisch; algemeen geweld; ambulant; ontwikkeld in Nederland voor forensisch LVB Gestructureerd professioneel oordeel.
Methode Beschrijving
Het instrument bevat voornamelijk dynamische risicofactoren en kan daardoor gebruikt worden bij het inschatten van het risico van recidive bij LVB (Drieschner & Hesper 2007). Het instrument bestaat uit 15 variabelen, die worden gemeten op een 2, 3 of 4 puntsschaal. 1. Probleembesef/ inzicht (3 items) 2. Attitude t.o. huidige behandeling of begeleiding (2 items) 3. Ideeën, verwachtingen over situatie na behandeling (2 items) 4. Medewerking aan de behandeling/ begeleiding (4 items) 5. Criminogene attitude (4 items) 6. Copingvaardigheden (3 items) 7. Vijandigheid (3 items) 8. Seksgerelateerde cognities/grensoverschrijdend gedrag (3 items) 9. Impulsiviteit (2 items) 10. In stand houden v. stabiliserende prosociale structuren (2 items) 11. Zelfredzaamheid (6 items) 12. Sociale vaardigheden en gedrag (3 items) 13. Verslaving, middelengebruik en gokken (3 items) 14. Psychotische symptomen (3 items) 15. Sociaal netwerk (1 item)
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Beoordeling/ervaring Conclusie De eerste bevindingen van Trajectum Hoeve Boschoord en Kairos zijn positief. Aanbeveling De Task Force beveelt het gebruik van de lijst aan. 17
Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Meten van behandeleffect. De lijst wordt onderzocht binnen de BORG-instellingen en Kairos. In de lijst worden dynamische risicofactoren beoordeeld en daarmee is de DROS ook geschikt als risicotaxatie-instrument. In de lijst worden, behalve de invloed van de beschikbaarheid van een netwerk, geen omgevingsinvloeden op het risico gescoord (bijvoorbeeld invloed van team, ruimte e.d.), zoals bij de ARMIDILO. Er worden geen historische items gescoord.
18
DRAMS (Dynamic Risk Assessment and Management System) Naam instrument DRAMS (Dynamic Risk Assessment and Management System) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Lindsay, Murphy, Smith, Murphy, Edwards, & Chittock, et al. (2004) Beschikbaarheid Nederlandse vertaling Nee Doel Doelgroep
Specifiek ontwikkeld voor LVB; klinisch.
Methode Beschrijving
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)
Zelfrapportagelijst, oorspronkelijk opgezet voor therapie-evaluatie. Tien domeinen; inventarisatie gedrag en gevoelens cliënt; de antwoordcategorieën zijn gevisualiseerd. In te vullen in overleg tussen cliënt en staflid.
Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Het instrument werd ontwikkeld door Lindsay et al. (2004) bij 5 residentiële LVB en zwakbegaafden, waarbij de DRAMS werd afgenomen op 3 momenten: 7 dagen voor of na een incident, 1 dag voor het incident en op de dag van het incident. Het onderzoek toont een significant verschil tussen de totaalscore 7 dagen voor het incident, en de score op de dag van of 1 dag voor het incident. Ook de betrouwbaarheid lijkt goed, hoewel enige voorzichtigheid geboden is gezien het lage aantal proefpersonen. Steptoe en collega’s (2008) gebruikten dezelfde methode (n=23) en toonden aan dat de DRAMS een betrouwbaar instrument was (o.a. AUC = .73). Beoordeling/ervaring Leden van de Task Force ervaren dat de vragen, hoewel bedoeld voor LVB, soms moeilijk zijn geformuleerd. Er zijn onvoldoende geobjectiveerde vragen. De Task Force beveelt het gebruik van de lijst niet aan. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)
19
HoNOS-secure (Health Of the Nation Outcome Scales) Naam instrument HoNOS-secure (Health Of the Nation Outcome Scale) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Sugarman, P., & Walker, L. (2007) Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Nee
Doel
Risicogedrag inventariseren.
Doelgroep
Forensisch; klinisch; ambulant
Methode
Ongestructureerd klinisch oordeel.
Beschrijving
Er moeten zeven risico’s worden ingevuld, zonder risicobepalende factoren te scoren. Het gaat om een directe inschatting van schade aan derden en aan zichzelf, behoefte aan beveiligd wonen, personeel en begeleiding bij verlof, risico voor cliënt om slachtoffer te worden en behoefte aan risicomanagement.
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) De betrouwbaarheid is goed (Dickens, Sugarman, & Walker, 2007) maar niet apart onderzocht voor LVB. Beoordeling/ervaring Conclusie In de uitleg stellen de auteurs dat de invulling moet berusten op recente klinische diagnostiek en risicotaxatie. Ze stellen dan ook dat de HoNOS-secure geen risicotaxatieschaal is. Dit strookt met ervaringen binnen de Task Force: in de HoNOS-secure wordt uitsluitend het eindresultaat van de risicotaxatie ingevuld. Dit is uitsluitend een ongestructureerd klinisch oordeel, waarvan het voorspellend vermogen gering is. De lijst is mogelijk nuttig om het eindoordeel van de risicotaxatie (gebaseerd op andere instrumenten) gestructureerd samen te vatten/vorm te geven en te kijken of dit oordeel in de loop van de tijd verandert. Aanbeveling De Task Force beveelt het gebruik van de lijst niet aan. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) De algemene HoNOS (Wing, Beevor, Curtis, Park, Hadden, & Burns, 1998) is bedoeld als evaluatieschaal voor psychiatrische patiënten, die evaluatiematen geeft voor de behandeling. De HoNOS-secure is de versie voor het inventariseren van risicogedrag (Sugarman & Walker, 2007). Er is ook een versie voor verstandelijk beperkten, de HoNOS-LD (Roy, Matthews, Clifford, Fowler, & Martin, 2002). Deze versie is door de Psychiatrische Polikliniek Gehandicapten (PPG) van GGZ Zuidwest-Drenthe in 2007 in het Nederlands vertaald.
20
LSI-R (Level of Service Inventory-Revised) Naam instrument
LSI-R (Level of Service Inventory-Revised)
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Andrews & Bonta (1995)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Nee.
Doel
Voorspellen van recidive.
Doelgroep
Forensisch; ambulant.
Methode
Gestructureerd professioneel oordeel.
Beschrijving
De LSI-R bevat de volgende schalen: Criminal History (10 items) Education/Employment (10 items) Financial (2 items) Family/Marital (4 items) Accommodation (3 items) Leisure/Recreation (2 items) Companions (5 items) Alcohol/Drug Problems (9 items) Emotional/Personal (5 items) Attitudes/Orientation (4 items) De antwoorden op de items worden opgeteld en dit bepaalt de eindscore.
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Beoordeling/ervaring De ervaring van de Task Force is dat de lijst ingevuld kan worden na een tijdrovend interview en er is sprake van complex taalgebruik; niet geschikt voor LVB. De Task Force beveelt het gebruik van de lijst niet aan en acht de DROS een alternatief. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) De LSI-R is een vertaling van een lijst die vooral in het buitenland goede resultaten laat zien en historische, klinische en vooral ook toekomstvariabelen goed in kaart brengt. Veelbelovend, vooral voor cliënten die in de maatschappij verblijven. De LSR-I is opgenomen in de Waagschaal. De opvolger is de LS-CMI.
21
RISC (Recidive Inschattingsschalen) Naam instrument Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
RISC (Recidive Inschattingsschalen)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Adviesbureau Van Montfoort & Reclassering Nederland, 2004 N.v.t.
Doel
Recidive inschatten
Doelgroep
Forensisch; algemeen geweld; ambulant.
Methode
Actuarieel
Beschrijving
De reclassering gebruikt de RISc. De RISc is opgebouwd uit drie onderdelen, ook wordt wel van niveaus gesproken: 1 basisdiagnostiek, 2 verdiepingsdiagnostiek en 3 indicatiestelling voor een interventie. Er worden 12 criminogene factoren onderzocht waaronder denkpatronen. Om een risicotaxatie uit te voeren hoort kennis genomen te worden van het dossier, is er minstens een gesprek met de (ex-)delinquent en wordt aan hem/haar zelfrapportage gevraagd. Dan volgt scoring en profiel waarna collegiaal overleg kan plaatsvinden, gevolgd door eventuele verdiepingsdiagnostiek, alles tezamen resulterend in een samenvattend beeld. Daarna kan wederom collegiaal overleg plaatsvinden, en eventueel een indicatie gesteld worden Het goede en al redelijk ver ontwikkelde aan de RISc is dat het instrument geen verzameling items is, maar een combinatie van schalen, waarbij elke schaal bestaat uit een aantal items. De per item resulterende score (0, 1 of 2) worden opgeteld tot een ruwe score per schaal die wordt omgezet in een standaardscore. De lijst is veelbelovend door de directe link met te nemen maatregelen.
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Uit onderzoek (Van der Knaap, Leenarts & Nijssen, 2007) bleken de psychometrische kwaliteiten goed te zijn. Beoordeling/ervaring De Task Force is geen onderzoek voor LVB bekend en beveelt nader onderzoek aan voor de doelgroep LVB; zeker gezien het gebruik ervan door de Reclassering. 22
Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) De RISc berust op gegevens van een vrij grote steekproef (465 RISc’s; 462 delinquenten,waarvan 253 intramuraal en 209 extramuraal (Adviesbureau Van Montfoort & Reclassering Nederland, 2004.
23
START (Short-Term Assessment of Risk and Treatability) Naam instrument START (Short-Term Assessment of Risk and Treatability) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Webster, Martin, Brink, Nicholls & Middleton (2004); Nicholls, Brink, Desmarais, Webster & Martin (2006) Beschikbaarheid Nederlandse vertaling ’t Lam, Lancel & Hildebrand (2009). Doel
Doelgroep Methode Beschrijving
Inschatten risico gewelddadig gedrag, zelfbeschadigend gedrag, suïcide, ongeoorloofde afwezigheid, middelenmisbruik, zelfverwaarlozing en victimisatie. Forensisch, algemeen geweld, klinisch, ambulant Gestructureerd professioneel oordeel De Short-Term Assessment of Risk and Treatability (START; Webster et al, 2004) is een lijst van 20 items voor herhaalde beoordelingen op zeven risicodomeinen (geweld naar anderen, suïcide, zelfbeschadiging, zelfverwaarlozing, ongeoorloofde afwezigheid, middelengebruik en slachtofferschap). Deze 20 items worden gelijktijdig op twee driepuntsschalen gescoord. De START brengt de risicogebieden en de mogelijke beschermende factoren in kaart om daarover met de patiënt in gesprek te gaan.
In 2006 geïntroduceerd in FPK Assen (Lam, Lancel, Hildebrand, 2009); vorm van een risicomanagementplan /overzicht; de lijst bevat slechts dynamische risicofactoren, de inschatting wordt gemaakt over heden en de onmiddellijke toekomst. Bij voorkeur complementair met historische items te scoren. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) De gemiddelde afnametijd in teamverband bedraagt 10 tot 15 minuten, de gemiddelde uitwerktijd 30 minuten en de terugkoppeling aan de patiënt 30 minuten. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) De psychometrische kwaliteiten zijn veelbelovend (Nicholls et al., 2006). Validatie heeft tot nu toe alleen in het buitenland plaatsgevonden (Webster et al, 2004). Beoordeling/ervaring Conclusie De ervaringen van de Van der Hoeven Kliniek stemmen hoopvol. Er is beperkt onderzoek naar gedaan. Aanbeveling De Task Force beveelt nader onderzoek aan naar geschiktheid van de lijst voor LVB. 24
Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Er loopt onderzoek naar de lijst bij de Van der Hoevenkliniek bij patiënten met een Rechterlijke Maatregel (RM). De START wordt in Nederland vooral voor onderzoeksdoeleinden gebruikt.
25
SORM (Structured Outcome assessment and community Risk Monitoring) Naam instrument SORM (Structured Outcome assessment and community Risk Monitoring) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Doelgroep
Grann, Haggård, Hiscoke, Sturidsson, Lövström, Siverson, Ståhle, & Woodhouse, 2000; Grann et al., 2005; Grann & Langström, 2007. Grann, Haggård, Hiscoke, Sturidsson, Lövström, Siverson, Ståhle, & Woodhouse, 2004. Dit instrument is speciaal ontwikkeld voor management van risicofactoren en behandeleffecten bij forensische patiënten die in de samenleving verblijven. Forensisch; ambulant.
Methode
Gestructureerd professioneel oordeel.
Beschrijving
De SORM is ontwikkeld voor gebruik bij gestructureerde effectevaluatie en risicomonitoring. De SORM bestaat uit dertig dynamische items; elk item wordt twee maal beoordeeld. Eerst op de aan- of afwezigheid van een specifieke individuele contextuele factor, ten tweede wordt voor elk item een ‘effectevaluatie’ gedaan voor de SORM/effectmeting en risicoeffect voor de SORM/risicomonitoring. De beoordelaar bekijkt dan de invloed van de aanof afwezigheid van de specifieke omstandigheid op het effect of op het risico op recidive.
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling Doel
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) FPC de Rooyse Wissel onderzocht tussen 2006 en 2009 de validering van de Nederlandse vertaling van de SORM. Uitkomsten? Beoordeling/ervaring Conclusie De Task Force is weinig bekend over de bruikbaarheid van dit instrument voor LVB. Aanbeveling De Task Force doet derhalve geen aanbevelingen. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) De lijst is met name geschikt voor ambulante zorg/ behandeling/ woonsituatie en beoogt het gedrag te evalueren bijvoorbeeld voor een verlofaanvraag, verlengingsadvies of behandelevaluatie. De beoordeling vindt plaats over de laatste maand. Als voorspeller van gewelddadige recidive blijkt hij ongeveer gelijk aan de HCR-20 en verkorte PCL-SV (Grann et al, 2005). Er is geen apart onderzoek ten aanzien van LVB bekend.
26
SAPROF (Structured Assessment of PROtective Factors for violence risk) Naam instrument SAPROF (Structured Assessment of PROtective Factors for violence risk) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
De Vogel, De Ruiter, Bouman & De Vries Robbé (2007). Ontwikkeld in Nederland.
Doel
In kaart brengen van protectieve factoren.
Doelgroep
Forensisch; algemeen; klinisch; ambulant.
Methode
Gestructureerd professioneel oordeel.
Beschrijving
De SAPROF is een instrument voor de gestructureerde inschatting van beschermende factoren voor gewelddadig gedrag, bedoeld als aanvulling op de risicotaxatie met de HCR-20 of vergelijkbare instrumenten. Dit zorgt voor meer balans in de risicotaxatie van toekomstig gewelddadig gedrag, waardoor een dynamische positievere benadering van risicopreventie mogelijk wordt.
Er zijn drie categorieën items: interne factoren (bv. intelligentie, empathie), motivationele factoren (bv. hebben van werk, vrije tijdsbesteding en levensdoelen) en externe factoren (bv. hulpverlening, netwerk en toezicht). De veranderbaarheid van de beschermende factoren in de SAPROF gedurende de behandeling indiceert de bruikbaarheid van de SAPROF als richtlijn voor de ontwikkeling van positieve behandeldoelstellingen en risicomanagement. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Bij voorkeur in consensus invullen door iemand die dagelijks werkt met patiënt en iemand op afstand. Duur: ½ uur. Het wordt sterk aangeraden een training in de SAPROF te volgen alvorens het instrument in de praktijk te gebruiken. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Resultaten uit retrospectief onderzoek bij de Van der Hoeven Kliniek laten een goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid zien en een goede predictieve validiteit voor gewelddadige recidive. Beoordeling/ervaring Conclusie De Task Force zijn geen gegevens bekend over de bruikbaarheid bij LVB en zwakbegaafde cliënten.
27
Aanbeveling De Task Force beveelt onderzoek aan naar de bruikbaarheid van dit instrument voor LVB. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Er heeft nog geen onderzoek plaatsgevonden specifiek voor de doelgroep LVB. Inmiddels zijn er een Engelse (2009) en Duitse (2010) vertaling van de SAPROF beschikbaar. Een Franse, Spaanse en Italiaanse vertaling zijn in voorbereiding. Inmiddels vertaald?
28
SAVE (Samen Veilig) en SAVE-Screen (Samen Veilig-Screen) Naam instrument SAVE (Samen Veilig) en SAVE-Screen (Samen Veilig-Screen) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats VGnFriesland & Trajectum Hoeve Boschoord (2007) Beschikbaarheid Nederlandse vertaling Ontworpen binnen de LVB zorg in Nederland. Doel
Doelgroep Methode Beschrijving
Inventarisatie van vroeger geweld, klinische en persoonskenmerken en risicomanagement factoren van LVB-ers in de zorg, om te komen tot een beschrijving van het risico. Niet forensisch; algemeen geweld; LVB; klinisch; ambulant. Dynamisch en statisch SAVE (SG)LVG Er is weinig ervaring mee opgedaan. Een experimentele lijst in interviewvorm om een klinische risico-inschatting te maken waarmee de intaker incidenten uit het verleden en risicomanagement technieken die in het verleden bleken te werken, kan inventariseren. Het is een inventarisatielijst op basis waarvan bij plaatsing in de zorg rekening kan worden gehouden met eventuele risico’s op basis van vroegere en recente incidenten. Ook kan op basis van deze verzamelde gegevens eventueel een risicotaxatielijist worden ingevuld. De lijst wordt nog onderzocht.
De SAVE-Screen is de screenende versie van de SAVE. De SAVE-screen kost minder tijd en lijkt een goede indicator om vast te stellen of het afnemen van de hele SAVE aan te raden is. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) SAVE Screen Het verdient aanbeveling deze af te nemen samen met de SDRS. De criteria zijn experimenteel. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Beoordeling/ervaring Conclusie Een instrument in ontwikkeling, voor instellingen waar traditioneel niets aan risicotaxatie werd gedaan en waar de gangbare instrumenten niet goed van toepassing lijken. Aanbeveling Volgen van onderzoek, geïnitieerd door enkele LVB instellingen. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Deze experimentele lijst is niet onderzocht. Bij het ontwikkelen van de lijst is rekening gehouden met het feit dat bestaande risicotaxatie 29
instrumenten weinig rekening houden met incidenten die niet vervolgd werden door Justitie en met cliënten die weinig onbegeleid met de wereld buiten de zorg in aanraking komen.
30
SARA (Spousal Assault Risk Assessment Guide) Naam instrument
SARA (Spousal Assault Risk Assessment Guide)
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Kropp, Hart, Webster, & Eaves (1995)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Doelgroep
Kropp, Hart, Webster, & Eaves, in: Hildebrand & de Ruiter (2001) Inschatten risico van recidive in huiselijk/relationeel geweld. Huiselijk/relationeel geweld.
Methode
Gestructureerd professioneel oordeel
Beschrijving
De opzet van de Sara is vergelijkbaar met die van de HCR-20. De SARA telt 20 items die elk gescoord kunnen worden met 0, 1 of 2. Er zijn twee schalen, elk met 10 items. De eerste is Risicofactoren voor algemeen geweld. De tweede Risicofactoren voor relationeel geweld. Half uur, in te vullen door hulpverleners.
Doel
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)
Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Voor de SARA werden er AUC-waarden gevonden variërend van .49 tot .65 (Grann & Wedin, 2002). Beoordeling/ervaring Conclusie De Task Force is geen specifiek onderzoek naar de SARA voor LVB bekend. Aanbeveling De Task Force beveelt onderzoek aan naar de bruikbaarheid van dit instrument voor LVB. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Mogelijk is deze lijst bruikbaar voor de LVB doelgroep.
31
B-SAFER (Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk) Naam instrument B-SAFER (Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Kropp, Hart & Belfrage (2005)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Er is een voorlopige Nederlandse vertaling (De Ruiter, 2007), ontwikkeld voor de reclassering.
Doel
Inschatten risico van huiselijk geweld.
Doelgroep
Forensisch;niet-forensisch; huiselijk/relationeel geweld; ambulant; klinisch. Gestructureerd professioneel oordeel.
Methode Beschrijving
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)
De B-SAFER bevat 10 risicofactoren die onderverdeeld zijn in twee secties. Sectie I bevat vijf risicofactoren die gerelateerd zijn aan het verleden van de dader wat betreft relationeel geweld (ernstig lichamelijk/seksueel geweld, gewelddadige dreigementen of gedachten, escalatie, schending van voorwaarden of toezicht, negatieve opvattingen over huiselijk geweld). Sectie II bevat vijf risicofactoren die gerelateerd zijn aan de daders geschiedenis van psychologisch en sociaal functioneren (andere ernstige delicten, relatieproblemen, problemen m.b.t. werk en/of financiën, middelenmisbruik, psychische stoornis). Deze risicofactoren worden gescoord voor het afgelopen jaar en voor het verleden (langer dan een jaar geleden). De items worden gescoord op driepuntsschaal (De Ruiter, 2011). De afnametijd is ongeveer een half uur.
een
Als er niet genoeg informatie beschikbaar is over een bepaalde factor, dan wordt die factor niet gescoord (Kropp et al., 2005). Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Uit onderzoek van De Ruiter (2011) naar de psychometrische kenmerken van de B-SAFER, bleek dat de B-SAFER een significante AUC-waarde van .70 heeft. Beoordeling/ervaring Conclusie De Task Force is geen onderzoek voor LVB bekend. Aanbeveling De Task Force beveelt nader onderzoek aan naar het gebruik van dit instrument voor LVB. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)
32
ODARA (Ontario Domestic Assault Risk Assessment) Naam instrument ODARA (Ontario Domestic Assault Risk Assessment) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Hilton, Harris, Rice, Lang, Cormier, & Lines (2004). Hilton, Harris, & Rice (2010) Nee
Doel
Inschatten van het risico op partnergeweld
Doelgroep
Plegers van partnergeweld
Methode
Actuarieel
Beschrijving
Ontwikkeld in samenwerking met politie. Bestaat uit 13 eenvoudig te scoren items op basis van een interview met het slachtoffer. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Door de eenvoudige scoring, kan een ieder het instrument gebruiken. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Replicatiestudies laten positieve resultaten zien (Hilton et al, 2004). Beoordeling/ervaring Conclusie De Task Force is geen onderzoek voor LVB bekend. Aanbeveling De Task Force beveelt nader onderzoek aan naar het gebruik van dit instrument voor LVB. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)
33
3.3 Seksueel geweld Deze paragraaf beschrijft instrumenten waarmee een inschatting gemaakt wordt van het risico van (recidive met) seksueel geweld. Per instrument staat in de handleiding wat het instrument meet. Een gangbare definitie van seksueel geweld is: “daadwerkelijk seksueel contact met een persoon die daarmee niet instemt of niet in staat is tot het geven van toestemming” (handleiding SVR-20). Beschikbare instrumenten PRASOR (Rapid Risk Assessment for Sex Offence Recidivism). STATIC-99 / STATIC -2000. SVR-20 (Sexual Violence Risk-20). STABLE-200 en ACUTE-2007. ARMIDILO (Assessment of Risk and Manageability for Individuals with Developmental and Intellectual Limitations who Offend). SSPI (Screening Scale for Pedophilic Interests). SORAG (Sex Offender Risk Appraisal Guide).
34
RRASOR (Rapid Risk Assessment for Sex Offence Recidivism) Naam instrument RRASOR (Rapid Risk Assessment for Sex Offence Recidivism) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Hanson (1997) Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Nee
Doel
Meten van seksuele recidive.
Doelgroep
Forensisch; niet-forensisch; seksueel geweld.
Methode
Actuarieel.
Beschrijving
Uit de verzameling factoren die recidive voorspellen uit zijn meta-analyse (Hanson & Bussière, 1996) selecteerde hij met stapsgewijze regressie de volgende vier items die seksuele recidive het beste voorspellen: • eerdere seksuele delicten, • leeftijd pleger, • geslacht slachtoffer, • relatie tot het slachtoffer. Het instrument kent geen indeling in categorieën, maar gebruikt alleen de eindscore van 0 tot 6. Hieraan is een beoordeling van het risico over de komende 5 en 10 jaar gekoppeld.
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Bij normaal begaafde seksueel delinquenten heeft hij een redelijke voorspellende waarde, vergelijkbaar met de HCR-20/HKT-30. Doren (2004) stelt dat 22 studies de validiteit en betrouwbaarheid van het instrument ondersteunen, één onderzoek, toegepast op incestdaders, uitgezonderd. Uit onderzoek van Hanson & Morton-Bourgon (2009) bleek de gemiddelde AUC-waarde .66 over 34 studies (Hanson & Morton-Bourgon, 2009). De voorspellende waarde verschilt nogal per onderzoekspopulatie; deze is iets beter voor pedoseksuele plegers dan voor verkrachters (Hanson & Thornton, 2000; Sjöstedt & Långström, 2000; Barbaree et al, 2001; Langton et al, 2007). Tough (2001) concludeerde in zijn onderzoek bij 76 verstandelijk beperkte plegers van seksuele delicten dat de RRASOR (r = .31) het beter deed dan de Static-99. In het onderzoek van Wilcox et al. (2009; n = 27) bleek weer dat de RRASOR noch de Static-99 seksuele recidive significant voorspellen. Mogelijk speelt de kleine steekproef hier een rol. Ook in het onderzoek van Blacker en collega’s (2011) bij een kleine steekproef (n=10) bleek de RRASOR geen significante voorspeller van seksuele recidive. Beoordeling/ervaring Conclusie Onderzoek is schaars en laat vooralsnog geen eenduidige conclusies toe. Aanbeveling De Task Force beveelt het gebruik van dit instrument aan; tevens nader onderzoek voor LVB. 35
Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) De RRASOR is onderzocht bij de doelgroep LVB (Tough, 2001) en lijkt beter te voorspellen dan de latere uitgebreidere versie, STATIC-99. Deze zou het gevaar van de groep LVB onderschatten (Doren, 2001). De STATIC-99 vult de RRASOR aan met items die voornamelijk hoog correleren met antisociaal gedrag, dit gedrag komt met name bij cliënten met pedofiel gedrag mogelijk wat minder voor.
36
STATIC-99/STATIC-2002 Naam instrument Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Beschikbaarheid Nederlandse vertaling Doel Doelgroep Methode Beschrijving
STATIC-99/STATIC-2002 Static-99: Hanson & Thornton (1999, 2000) Static-2002: Hanson & Thornton (2003) Static-99: Van Beek, De Doncker, & De Ruiter (2001) Inschatten seksueel gewelddadige recidive Forensisch; niet-forensisch; seksueel geweld; ambulant. Actuarieel De Static-99 is een samenvoeging van de RRASOR (Rapid Risk Assessment for Sexual Offense Recidivism; Hanson, 1997) en de SAC-J Min (Structured Anchored Clinical JudgementMin; Grubin, 1998) (niet vertaald). De STATIC99 bestaat uit 10 items, waaronder de 4 items van de RRASOR, over eerdere seksuele, geweldsen overige delicten, slachtofferkenmerken, relationeel verleden en leeftijd. De totaalscore van de items ligt tussen de nul en de 12 en leidt tot een indeling in vier risicocategorieën van laag tot hoog.
De STATIC-2002 is een aangepaste versie van de Static-99. De 13 items van de STATIC-2002 zijn onderverdeeld in vijf clusters: leeftijd, persistentie van seksuele delicten, deviante seksuele interesses, relatie tot slachtoffers en algemeen crimineel gedrag. De itemscores worden per cluster opgeteld en leiden tot een bepaalde clusterscore. De clusterscores worden opgeteld tot een totaalscore, leidend tot een indeling in vier risicocategorieën. Deze scoringsprocedure vereist grote zorgvuldigheid, mede doordat de toegevoegde items lastig in de dossiers zijn terug te vinden. Over zaken als arrestaties voor zedendelicten in de jeugd en twee of meer slachtoffers onder de 12 van wie minstens een geen familie is, is vaak moeilijk uitsluitsel te geven. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Bij gebruik van de STATIC-99 wordt een korte training aanbevolen. Bij minder accuraat gebruik daalt de betrouwbaarheid en daarmee de validiteit van het instrument snel. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) Nederlands multicenteronderzoek van tbs gestelden (Schönberger et al, 2008) toonde dat de predictieve validiteit van de Static-99-totaalscore en van de risicocategorieën voor de totale groep voor seksuele recidive beperkt was (AUC-waarden van 0.56 en 0.57). Ook voor 37
gewelddadige niet-seksuele recidive was de predictieve validiteit van de totaalscore en van de risicocategorie voor de totale groep matig (AUC-waarden 0.62 en 0.59). Voor algemene gewelddadige recidive was de predictieve validiteit van de Static-99 totaalscore (AUC=0.67, p<0.01) en van de risicocategorie (AUC=0.63, p<0.05) matig tot redelijk. Mogelijk spelen steekproefverschillen hierbij een rol zoals ook andere studies stellen (Doren, 2004; Sreenivasan et al., 2007). In tegenstelling tot de RRASOR correleert de STATIC-99 hoog met de PCL-R van Hare (1991). De STATIC-99 laat over de vele onderzoeken heen, ook in Nederland, een vrij consistente voorspellende waarde zien (gemiddelde AUC-waarde .74 over 63 studies; Hanson & MortonBourgon, 2009; De Vogel et al, 2003; Ducro & Pham, 2006; Looman, 2006; Van Horn, Mulder & Scholing, 2006). Ook volgens het onderzoek van Lindsay et al. (2008) bij 212 daders met een verstandelijke beperking toonde dezelfde resultaten. Zo behaalde de Static-99 een AUC-waarde van .74 voor de voorspelling van seksuele incidenten. Echter volgens het onderzoek van zowel Though (2001; n=76) als Wilcox et al. (2009; n=27) bleek de Static-99 geen significante voorspeller voor seksuele recidive. Onderzoeken naar de STATIC-2002 tonen een redelijke voorspellende waarde: een gemiddelde AUC-waarde van .71 over acht onderzoeken (Hanson & Morton-Bourgon, 2009). Beoordeling/ervaring Conclusie, aanbeveling De Task Force beveelt het gebruik van dit instrument aan. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Beperkt onderzocht bij verstandelijk beperkten. De Static 99 is, als actuarieel instrument, het meest bruikbaar voor de ambulante praktijk, waaronder de reclassering. Het geeft geen aanwijzingen voor behandeling. Bij gebruik van STATIC-99 en RRASOR lijkt het dat de normen de individuele recidive overschatten. Hoe dit is bij de doelgroep LVB is niet bekend. De recentere STATIC-2002 is volgens het instructieboek onderzocht bij mensen met een verstandelijk beperking en zou toepasbaar zijn. Deze lijst bevat 14 items; de STATIC-99, 10. De STATIC-2002 wordt internationaal aanzienlijk minder gebruikt dan de STATIC-99. De coderingsregels van de STATIC-2002 zijn vrij toegankelijk (Hanson & Thornton, 2003), maar niet in een Nederlandse vertaling beschikbaar.
38
SVR-20 (Sexual Violence Risk-20) Naam instrument
SVR-20 (Sexual Violence Risk-20)
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Boer, Hart, Kropp & Webster (1997).
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Hildebrand, De Ruiter & Van Beek (2001)
Doel
Seksuele recidive meten.
Doelgroep
Forensisch; seksueel geweld; klinisch; ambulant. Gestructureerd professioneel oordeel.
Methode Beschrijving
De 20 items van de SVR-20 zijn deels gekozen op grond van onderzoek, deels op grond van inzichten van deskundigen. De items zijn onderverdeeld in de volgende drie domeinen. • Psychosociale aanpassing (11) • Seksuele delicten (7) • Toekomstplannen (2) Vier items zijn dynamisch van aard. De mate waarin plegers hun delicten ontkennen, minimaliseren of goedpraten, hun houding tegenover de behandeling en hun eigen toekomst zijn de factoren in de SVR-20 die te veranderen zijn. Alle items worden gescoord op een driepuntsschaal: aanwezig, waarschijnlijk of enigszins aanwezig, en afwezig. Een aantal items houdt een klinisch oordeel of een klinische inschatting in. Men kan de lijst met factoren per geval aanvullen met eventuele extra risico- en beschermende factoren. Het eindoordeel is geen optelsom, maar een klinisch oordeel op grond van de besproken risicofactoren. De pleger komt op grond van het eindoordeel terecht in de risicocategorieën laag, matig of hoog. Qua opzet is SVR-20 vergelijkbaar met de HCR-20 en net als deze vereist de lijst een PCL-R-score.
Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) De onderzoeksresultaten over de validiteit van de SVR-20 zijn schaars en lopen sterk uiteen. De laatste meta-analyse (Hanson & Morton-Bourgon, 2009) splitst de resultaten uit naar onderzoeken die gebruikmaken van het gestructureerde klinische eindoordeel van de SVR-20 en degene die de scores gewoon optellen (actuariële puntentelling). Deze laatste procedure levert met de items van de SVR-20 een matige gemiddelde AUC waarde op: .60 over 10 studies. Er is weinig onderzoek gedaan naar de validiteit van het gestructureerde klinische oordeel op grond van de items van de SVR-20, het zogenaamde eindoordeel. Slechts drie internationale 39
onderzoeken halen de recente meta-analyse van Hanson & Morton-Bourgon (2009), te weinig voor een gefundeerd oordeel. In twee van deze studies (waarvan één uit Nederland) doet het eindoordeel het goed, in de derde doet dit eindoordeel het slecht. In twee andere Nederlandse studies, niet opgenomen in de meta-analyse, presteert het eindoordeel van de SVR-20 ook matig (Koster, Van Lankveld & Spreen, 2006; Schönberger et al, 2008). Beoordeling/ervaring Conclusie Het is de Task Force niet bekend of de lijst bruikbaar is voor LVB. Aanbeveling Er is verschillend onderzoek gedaan bij diverse doelgroepen maar niet onder LVB. De Task Force beveelt geen nader onderzoek aan: andere instrumenten lijken meer belovend. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) Het gebruik van dit instrument is sinds 2004 verplicht bij de beoordeling van verlofaanvragen bij TBS-patiënten.
40
STABLE-2007 en ACUTE-2007 Naam instrument
STABLE-2007 en ACUTE-2007
Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
Hanson, Harris, Scott & Helmus (2007)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Er wordt gewerkt aan een Nederlandse vertaling bij de Van der Hoevenkliniek. Stand van zaken? In kaart brengen van het risico van seksuele recidive. Forensisch, Seksueel geweld, klinisch en ambulant Gestructureerd professioneel oordeel
Doel Doelgroep Methode Beschrijving
Hanson en Harris (2000b) ontwikkelden de STABLE voor seksueel agressief gedrag. De STABLE is het verder ontwikkelde stabiele dynamische gedeelte van de SONAR. Het instrument heeft 17 stabiele dynamische items in vijf domeinen te weten: • intimiteitsproblemen, • sociale invloeden, • algemene zelfregulering, • seksuele zelfregulering, • de mate van samenwerking met toezicht. De items van de STABLE zijn minder gemakkelijk te scoren dan de statische actuariële instrumenten, omdat dynamische factoren vaak een inschatting van een psychologische toestand inhouden. Wel kent de STABLE een handleiding met zo strikt mogelijke scoringsregels en een semigestructureerd interview, zowel voor klinische als ambulante patiënten. Dit maakt het instrument ook geschikt voor gebruik in een minder specialistische setting. De ACUTE bevat een aantal dynamische factoren die het acute risico in kaart brengen, zoals de aanwezigheid van potentiële slachtoffers in de nabije omgeving.
De instrumenten worden vaak samen gebruikt en zijn ontwikkeld om als aanvulling te dienen bij de STATIC-99/2002. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) STABLE ongeveer een uur, ACUTE ongeveer een kwartier. STABLE gebruikers moeten uitgebreid getraind worden door gecertificeerde trainers. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) De validiteit voor de STABLE-schaal voor seksuele recidive blijkt redelijk (Hanson et al, 2007b). Uit 41
onderzoek komt naar voren dat de combinatie van de STABLE en de STATIC-99 een aanzienlijke verbetering van de validiteit oplevert (Matthes, Rettenberger & Eher, 2010). Beoordeling/ervaring Conclusie De Task Force ervaart beide instrumenten als veelbelovend. Aanbeveling De Task Force beveelt nader onderzoek aan naar de bruikbaarheid van dit instrument voor LVB. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) De STABLE wordt in Canada gebruikt voor licht verstandelijk beperkte daders. Er zijn geen specifieke onderzoeken voor de doelgroep LVB/zwakbegaafd voor wat betreft het gebruik van de ACUTE. De gereviseerde lijst (2007) is beschikbaar en wordt onderzocht in de Van der Hoevenkliniek, vooralsnog niet specifiek voor LVB.
42
ARMIDILO (Assessment of Risk and Manageability for Individuals with Developmental and Intellectual Limitations who Offend) Naam instrument ARMIDILO (Assessment of Risk and Manageability for Individuals with Developmental and Intellectual Limitations who Offend) Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Boer, Tough & Haaven (2004) Beschikbaarheid Nederlandse vertaling
Nee.
Doel
Inschatten risico van seksueel geweld.
Doelgroep
Forensisch; klinisch, specifiek ontwikkeld voor verstandelijk beperkten. Gestructureerd professioneel oordeel
Methode Beschrijving
De ARMIDILO is deels gebaseerd op twee lijsten van Hanson en Harris (2000b): de STABLE en de SONAR (Sex Offender Needs Assessment Rating). De ARMIDILO bevat klinische items voor zowel de omgeving als de cliënt, meer langer durende risicofactoren (bijvoorbeeld impulsiviteit) en onmiddellijk om aandacht vragende risicofactoren (bijvoorbeeld wegvallen van steunfiguur voor cliënt). Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) Dit instrument kan worden gebruikt als aanvulling op een actuarieel instrument als de VRAG (Violent Risk Appraisal Guide) of RRASOR. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) De Armidilo-Stable bleek in het onderzoek van Blacker en collega’s (2011) een significante voorspeller van seksuele recidive bij een kleine populatie van plegers met een verstandelijke beperking (n=10; AUC=.86). Beoordeling/ervaring In de praktijk blijkt het instrument moeilijk in te vullen en is er gevaar voor sociaal wenselijk antwoorden. Conclusie Onderzoek naar de Armidilo is schaars en heeft betrekking op een kleine onderzoeksgroep. Aanbeveling De Task Force beveelt het gebruik van dit instrument niet aan. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)
43
SSPI (Screening Scale for Pedophilic Interests) Naam instrument Belangrijkste literatuurbron/vindplaats
SSPI (Screening Scale for Pedophilic Interests) Seto & Lalumiere (2001)
Beschikbaarheid Nederlandse vertaling Doel Doelgroep Methode Beschrijving Afname (Afnametijd, door wie af te nemen)
Forensisch; niet-forensisch; seksueel geweld (pedoseksuelen). Actuarieel. De SSPI bestaat uit vier vragen, die makkelijk te scoren zijn (ja/nee antwoorden). 2 minuten.
Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) In een studie van Nunes et al. (2002) bleek dat van de phallometrische aanwijzingen alleen de Pedofilie Index de voorspellende waarde van de STATIC-99 verhoogde. Bij een score van 1 op deze lijst vallen 20-23% van de bewezen pedoseksuelen eronder, bij een score van 5 (maximaal) 70-72 %. (N=772/ controlegroep N= 206). De recidive werd ook onderzocht van N=130 mannen. Na gemiddeld 5 jaar (0~261 maanden) was de AUC voor gewelddadige recidive.62 en voor seksuele (gemotiveerde) recidive .69. Dit is vergelijkbaar met de RRASOR. Alle cliënten die daarbij nog een hoge PCL-R score hadden waren binnen 20 jaar gerecidiveerd, hier voegde phallometrie niets meer aan toe. Beoordeling/ervaring Conclusie Aanbeveling De Task Force beveelt het gebruik van dit instrument aan; tevens nader onderzoek. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast) De auteur meent dat de lijst in de toekomst moet worden onderzocht als risicotaxatie instrument aangezien de vier items ook volgens Hanson en Bussiere (1998) voorspellend zijn voor seksuele recidive met kinderen, in combinatie met enkele andere items waarvan een laag IQ er een is, naast vroeg begin en beide seksen slachtoffers.
44
SORAG (Sex Offender Risk Appraisal Guide) Naam instrument Belangrijkste literatuurbron/vindplaats Beschikbaarheid Nederlandse vertaling Doel Doelgroep
Methode
SORAG (Sex Offender Risk Appraisal Guide) Quinsey, V. L., Harris, G. T., Rice, M. E., & Cormier, C. A. (1998, 2006) Jeandarme, Pouls, & Peters (2012) Inschatten gewelddadige (seksuele) recidive bij zedendelinquenten. Forensisch; gewelddadige (inclusief seksuele ‘hands-on’) recidive; klinisch; niet specifiek ontwikkeld voor LVB. Actuarieel
Beschrijving
Variant van de VRAG voor zedendelinquenten;. 14 statische items. Van de VRAG is één item aangepast – het geslacht van de slachtoffers – en één item verwijderd. Daarnaast zijn er drie items toegevoegd over eerdere seksuele en geweldsdelicten, en afwijkende seksuele interesses. Een aantal items is eenvoudig te scoren (leeftijd, burgerlijke staat, criminele voorgeschiedenis); een aantal ingewikkelder (persoonlijkheidsstoornis, ontwikkelingsproblemen, psychopathie) door de weging en leidt tot een indeling in negen risicocategorieën. Vooral de bepaling van psychopathie met de PCL-R (of eventueel de PCL:SV) kost veel extra tijd en inspanning. De PCL-R-score is te vervangen door de eenvoudiger in te vullen CATS. Afname (Afnametijd, door wie af te nemen) PCL-R: interview = 2 uur + dossierinzage = 4 uur + scoring PCL-R/SORAG = 1 uur: 7 uur. CATS: 5 à 6 uur. Afname door (indien afname PCL-R) persoon die gecertificeerd is voor de afname van PCL, bij voorkeur ook SORAG-training. Psychometrische kenmerken (COTAN, betrouwbaarheid, validiteit) De SORAG behaalt matige tot hoge effect sizes (zie o.a. Bartosh, Garby, Lewis, & Gray, 2003; Ducro & Pham, 2006; Rettenberger, Matthes, Boer, & Eher, 2009).1 Uit internationaal onderzoek komt de voorspellende waarde van de SORAG naar voren als redelijk: een gemiddelde AUCwaarde van .60 over 12 studies (Hanson & Morton-Bourgon, 2009). Er zijn aanwijzingen dat de SORAG een betere voorspeller is voor pedoseksuele delicten dan voor verkrachting (Harris et al, 2003). Beoordeling/ervaring Conclusie De Task Force zijn geen studies bekend bij plegers met een verstandelijke beperking, met uitzondering van een lopend onderzoek binnen België waar de VRAG en de SORAG worden afgenomen.
45
Aanbeveling De positieve resultaten in internationaal onderzoek lijken te pleiten voor het gebruik ervan. De Task Force beveelt nader onderzoek aan naar het gebruik van dit instrument voor LVB. Andere informatie (bijv. niet ontwikkeld voor doelgroep, maar wel toegepast)
46
4. Overzichtstabel aanbevelingen instrumenten Delictsoorten Algemeen Geweld / huiselijk geweld
Seksueel geweld
Voorkeurslijsten
Ambulant
Klinisch
SDRS
X
X
SDRS
DROS
X
X
DROS
HKT-30
X
X
HKT-30
HCR-20
X
X
HCR-20
STATIC-99 2002 / RRASOR
en X
X
X
X
Nog te ontwikkelen/onderzoek wenselijk/hoopvol
SAPROF VRAG RISC START B-SAFER ODARA SOAS-R SDAS SAVE/SAVE Screen SARA STATIC-99 en 2002 / RRASOR SSPI
SSPI STABLE/ACUTE 2007 SORAG
47
5. Conclusies en aanbevelingen risicotaxatie instrumenten voor forensische cliënten Risicotaxatie bij zwakbegaafde en licht verstandelijk beperkte cliënten is gecompliceerd door een samenspel van de verstandelijke beperking met onder andere ontwikkelingsstoornissen, psychische stoornissen en gebrekkige persoonlijke en sociale vaardigheden. Een goede risicotaxatie is echter noodzakelijk om risicomanagement in te kunnen zetten op de voor de individuele cliënt relevante factoren. Aangezien de incidentie van verstandelijke beperking aanzienlijk is, en de verstandelijke beperking gerelateerd kan worden aan een groter risico op terugval (Cockram, 2005), behoeft deze groep specifieke aandacht. De Task Force beschrijft een groot aantal risicotaxatie instrumenten en onderzoeken naar deze instrumenten, gericht op de vraag of de instrumenten bruikbaar zijn voor de doelgroep licht verstandelijk beperkten. Van de vele beschikbare instrumenten zijn er namelijk maar weinig onderzocht bij de doelgroep. Dit geldt zowel voor het inschatten van algemeen, huiselijk en seksueel geweld. Hieronder volgen de conclusies en noemt de Task Force enkele aanbevelenswaardige instrumenten. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat bepaalde instrumenten slechts geschikt zijn voor ofwel ambulante ofwel klinische settings.
5.2 Algemeen geweld Wanneer gekeken wordt naar de voorspelling van het risico op recidive van algemeen geweld, blijken de SDRS en de DROS2 veelbelovend. De DROS is echter nog niet onderzocht op recidive op langere termijn (na ontslag) en bevat uitsluitend dynamische variabelen en voor de SDRS is slechts één wetenschappelijk onderzoek in het buitenland gedaan en wordt voor het eerst in Nederland onderzocht. Op dit moment lijken de HCR-20 en de HKT-30, waarmee in forensische instellingen wordt gewerkt, beide geschikt om toe te passen op de doelgroep. Het onderzoek naar de predictieve waarde van de totaalscore en de H-score van HCR-20 lijken gunstig, maar de resultaten zijn nog niet eenduidig. Op dit moment is er onvoldoende onderzoek gedaan naar de HKT-30 om deze boven de HCR-20 aan te bevelen voor de doelgroep. Hierover komt wellicht in de nabije toekomst meer duidelijkheid. Voor beide lijsten is vooralsnog een PCL-R of PCL-SV score noodzakelijk. De tijdsinvestering vermindert de bruikbaarheid van de beide lijsten in de LVB sector en bij policontacten. De Task Force beveelt aan om voor de doelgroep gebruik te maken van de VRAG. Naast het goede voorspellend vermogen binnen forensische populaties lijken ook de eerste resultaten bij plegers met een verstandelijke beperking veelbelovend. Het is bij de VRAG mogelijk een CATS te gebruiken of een PCL-SV. Daarnaast adviseert de Task Force gebruik van de PCL-SV boven de PCL-R omdat een aantal moeilijk te scoren items van de PCL-R hier zijn weggevallen (o.a. relatie, geen noodzaak van veroordelingen). De PCL-SV is ontwikkeld om een kortere versie te hebben voor onderzoek. Risicotaxatie met de DROS in combinatie met Historische items van de HCR- 20 of HKT-30 is een optie voor de doelgroep. Dan worden dynamische en statische factoren gemeten.
2
Voor de ambulante setting.
48
5.3 Seksueel geweld Als het gaat om inschatting van het risico op recidive bij seksueel geweld, lijken de STATIC-99 en 20023, RRASOR en de SSPI het meest veelbelovend. Deze actuariële lijsten zijn, behalve de SSPI, onderzocht voor de doelgroep. Hoewel nog onvoldoende onderzocht lijkt het aan te bevelen om bij pedoseksuele delicten (vooral jongens) voor deze doelgroep een RRASOR en de SSPI extra voor pedofielen te gebruiken, tenzij duidelijk is dat de cliënt een uitgesproken antisociale levensstijl heeft. In dat geval en bij verkrachtingsdelicten verdient de STATIC-99 de voorkeur. De resultaten van de SVR-20 zijn wisselend en mogelijk sterk afhankelijk van de steekproef. Bovendien is de lijst nooit onderzocht op de doelgroep voor zover bekend bij de Task Force.
5.4 Aanbevelingen voor onderzoek Er zijn weinig risicotaxatie instrumenten gericht op deze specifieke doelgroep. Onderzoek naar de doelgroep is veelal verricht met kleine onderzoeksgroepen en/of niet duidelijk afgebakende groepen. Meer onderzoek naar de bruikbaarheid en betrouwbaarheid en validiteit van de instrumenten voor deze groep is dus vereist. Samenwerking tussen de verschillende instellingen wordt daarbij aanbevolen om een onderzoeksgroep van voldoende omvang te kunnen maken. Tot die tijd is voorzichtigheid bij het gebruik van de bestaande lijsten noodzakelijk. In forensische instellingen wordt gewerkt met de HCR-20 of de HKT-30. Nader onderzoek naar de bruikbaarheid van deze instrumenten voor de doelgroep is noodzakelijk. De Task Force volgt het lopende onderzoek binnen De Borg-instellingen naar het gebruik van de HKT-30 bij deze doelgroep.
3
Voor de ambulante setting.
49
6. Bijlage
50
6.1 Literatuurlijst Adviesbureau Van Montfoort, & Reclassering Nederland. (2004). RISc versie 1.0. Recidive Inschattings Schalen. Handleiding. Harderwijk: Flevodruk. Alexander, R. T., Crouch, K., Halstead, S., & Piachaud, J. (2006). Long-term outcome from a medium secure service for people with intellectual disability. Journal of Intellectual Disability Research, 50(4), 305-315. Augustinus, F. (2006). Intelligentie, recidive en risicotaxatie. Een onderzoek naar de relatie tussen intelligentie en recidive & intelligentie en de voorspellende waarde van de HCR-20, HKT-30 en PCL-R in een steekproef (ex)ter beschikking gestelden. Amsterdam: Expertisecentrum Forensische Psychiatrie, Vrije Universiteit Amsterdam. Andrews, D.A., & Bonta, J.L. (1995). The Level of Service Inventory-Revised. Toronto: Multi-Health Systems. Barbaree, H.E., Seto, M.C., Langton, C.M. & Peacock, E.J. (2001). Evaluating the pre-dictive accuracy of six risk assessment instruments for adult sex offenders. Criminal Justice and Behavior, 28, 490521. Barron, P., Hassiotis, A., & Banes, J. (2004). Offenders with intellectual disability: A prospective comparative study. Journal of Intellectual Disability, 48(1), 69-76. Bartosh, D.L., Garby, T., Lewis, D., & Gray, S. (2003). Differences in the predictive validity of actuarial risk assessments in relation to sex offender type. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 47(4), 422-438. Beek, van, D.J., Doncker, D. de, & Ruiter, C. de (2001). Static-99: Inschatting van het risico van seksueel gewelddadige recidive bij volwassen seksuele delinquenten. Utrecht: Forum Educatief. Berg, J.W. van den, Brand, E. (2008). De prevalentie van zwakbegaafden en licht verstandelijk gehandicapten binnen de groep plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de TBS. Tijdschrift voor Seksuologie, 32, 67-72. Berg, J. W. van den, Vogel, V. de (2011). Risicotaxatie bij forensisch psychiatrische patiënten met een lichte verstandelijke handicap: hoe bruikbaar zijn risicotaxatie instrumenten? Tijdschrift voor Psychiatrie, 53(2), 83-93. Blacker, J., Beech, A. R., Wilcox, D. T., & Boer, D. P. (2011). The assessment of dynamic risk recidivism in a sample of special needs sexual offenders. Psychology, Crime& Law, 17(1), 75-92.
and
Blansjaar, B.A., Beukers, M.M. & Kordelaar, W.F., van (red) (2008). Stoornis en delict. Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in strafzaken. Utrecht: de Tijdstroom. Boer, D.P., Hart, S.D., Kropp, P.R., & Webster, C.D. (1997). Manual for the Sexual Violence Risk–20: Professional guidelines for assessing risk of sexual violence. Vancouver: British Columbia Institute on Family Violence and Mental Health, Law, & Policy Institute, Simon Fraser University. Boer, D.P., Tough, S., & Haaven, I. (2004). Assessments of risk manageability of intellectually disabled sex offenders, Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities. 51
Canton, W. J., Veer, T. S. van der, Panhuis, P. J. A. van, Verheul, R. & Brink, W. van den (2004a). De betrouwbaarheid van risicotaxatie in de pro Justitia rapportage, een onderzoek met behulp van de HKT-30. Tijdschrift voor Psychiatrie, 46, 537-542. Canton, W. J., Veer, T. S. van der, Panhuis, P. J. A. van, Verheul, R. & Brink, W. van den (2004b). De voorspellende waarde van risicotaxatie bij de rapportage pro Justitia, onderzoek naar de HKT-30 en de klinische inschatting. Tijdschrift voor Psychiatrie, 46, 525-535. Cockram, J. (2005) Careers of offenders with an intellectual disability: The probabilities of rearrest. Journal of intellectual disability and research, 49, 525-536. Dickens, G., Sugarman, P., & Walker, L. (2007). HoNOS–secure: a reliable outcome measure for users of secure and forensic mental health services. Journal of Forensic Psychiatry and Psychology, 18, 507– 14. Doren, D.M. (2004). Stability of the interpretative risk percentages for the RRASOR and Static-99. Sexual abuse: a Journal of Research and Treatment, 16, 25-36. Drieschner, K.H., & Hesper, B.L. (2007). Dynamic Risk Outcome Scales. Boschoord: Trajectum Hoeve Boschoord. Ducro, C., & Pham, T. (2006). Evaluation on the SORAG and the Static-99 on Belgian sexoffenders committed to a forensic facility. Sexual Abuse: A journal of Research and Treatment, 18(1), 15-26. Emmerik, J.L. van (2001). De terbeschikkingstelling in maat en getal. Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie, DJI Finlay, W.M.L., & Lyons, E. (2001). Methodological issues in interviewing and using self-report questionnaires with people with mental retardation. Psychological Assessment, 13(3), 319-335. Gibbons, T.C., & Robertson, G. (1983). A survey of the criminal careers of restriction order patients. British Journal of Psychiatry, 143, 370-375. Grann, M., Haggård, U., Hiscoke, U.L., Sturidsson, K., Lövström, L., Siverson, E., Ståhle, B., Woodhouse, A. (2000). The SORM manual. Stockholm: Karolinska Institute.
&
Grann, M., & Langström, N. (2007). Actuarial assessment of violence risk: to weigh or not to weigh? Criminal, Justice and Behavior,34, 22-36. Grann, M., Sturidsson, K., Haggård-Grann, U., Hiscoke, U.L., Alm, P-O., Dernevik, M., Gumpert, C., Hallqvist, J., Hallquist, T., Kullgren, G., Lövström, L., Lotterberg, M., Nordström, K., Ståhle, B., & Woodhouse, A. (2005). Methodological development: Structured outcome assessment and community risk monitoring (SORM), International Journal of Law and Psychiatry, 28 (4), 442-456. Grann, M., & Wedin, M. (2002). Risk factors for recidivism among spousal assault and spousal homicide offenders. Psychology, Crime & Law, 8, 5-23. Gray, N.S., Fitzgerald, S., Taylor, J., MacCulloch, M.J., & Snowden, R.J. (2007). Predicting future reconviction in offenders with intellectual disabilities: The predictive efficacy ofVRAG, PCL-SV, and the HCR-20. Psychological Assessment, 19(4), 474-479.
52
Grubin, D. (1998). Sex offending against children: Understanding the risk. Police Research Series, Paper 99. Electronically available from the Research and Statistics Directorate, from www.homeoffice.gov.uk/rds/prgpdfs/fprs99.pdf. Hanson, R.K. (1997). The development of a brief actuarial scale for sexual offense recidivism. User Report No. 1997-04. Ottawa: Department of the Solicitor General of Canada. Hanson, R.K. & Bussière, M.T. (1996). Predictors of sexual offender recidivism: A meta-analysis (User Report 96-04). Ottawa, Ontario: Department of the Solicitor General of Canada. Hanson, R.K. & Bussiere, M. (1998). Predicting relapse: A meta-analysis of sexual offender recidivism studies. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 66 (2), 348-362. Hanson, R.K., & Harris, A.J.R. (2000a). ACUTE-2000. Department of the Solicitor General, Ottawa, ON, Canada. Hanson, R.K., & Harris, A.J.R. (2000b) STABLE-2000. Department of the Solicitor General, Ottawa, ON, Canada. Hanson, R.K., Harris, A.J.R., Scott, T., & Helmus, L. (2007). Assessing the risk of sexual offenders on community supervision: The dynamic supervision project. Ottawa: Public Safety. Hanson, R.K. & Morton-Bourgon, K.E. (2009) The accuracy of recidivism risk as-sessments for sexual offenders: a meta-analysis of 118 prediction studies. Psychological Assessment; 21,1-21. Hanson, R.K., & Thornton, D. (1999). Static-99: Improving actuarial risk assessments for sex offenders. User Report 99-02. Ottawa: Department of the Solicitor General ofCanada. Hanson, R.K. & Thornton D. (2000). Improving risk assessments for sex offenders: A comparison of three actuarial scales. Law and Human Behavior, 24, 119-136. Hanson, R.K., & Thornton, D. (2003). Notes on the development of Static-2002. Ottawa: Department of the Solicitor General of Canada. Hare, R.D. (1991). Manual for the Hare Psychopathy Checklist–Revised. Toronto: Multi Health Systems. Harris, G.T. et al (2003). A multisite comparison of actuarial risk instruments for sex offenders. Psychological Assessment, 15, 413-425. Harris, G.T., Rice, M.E., & Cormier, C.A. (2002). Prospective replication of the violence risk appraisal guide in predicting violent recidivism among forensic patients. Law and Human Behavior, 26(4), 377394. Harris, G.T., Rice, M.E., & Quinsey, V.L. (1993). Violent recidivism of mentally disordered offenders: The development of a statistical prediction instrument. Criminal Justice and Behavior, 20, 315-335. Hildebrand, M., Hesper, B. L., Spreen, M. & Nijman, H. L. (2005). De waarde van gestructureerde risicotaxatie en van de diagnose psychopathie; een onderzoek naar betrouwbaarheid en predictieve validiteit van de HCR-20, HKT-30 en PCL-R. Utrecht: EFP. 53
Hildebrand, M., Ruiter, C. de & Beek, D.J. van (2001). SVR-20. Richtlijnen voor het beoordelen van het risico op toekomstig seksueel gewelddadig gedrag. Utrecht: Dr. Henri van der Hoeven Stichting, Forum Educatief. Hildebrand, M., & de Ruiter, C. (2001). SARA (versie 2): Beoordelen van het risico van huiselijk geweld. Utrecht: Dr. Henri van der Hoeven Stichting. Hildebrand, M., de Ruiter, C., & van Beek, D. (2001). SVR-20: Richtlijnen voor het beoordelen van het risico van seksuele gewelddadig gedrag. Utrecht: Dr. Henri van der Hoeven Stichting. Hildebrand, M., Spreen, M., Schönberger, H.J.M., Augustunis, F. & Hesper, B.L. (2006). Onttrekkingen tijdens verlof, ontvluchtingen en recidives tijdens de tbs-behandeling in de jaren 2000-2005. Utrecht: Expertisecentrum Forensische Psychiatrie. Hilterman, E.L.B., & Bouman, Y.H.A. (2004). SORM. Nijmegen/Venray: Prof. Mr. W.P.J.Pompestichting & FPI de Rooyse Wissel. Hilton, N.Z., Harris, G.T., & Rice, M.E. (2010). Risk assessment for domestically violent men: Tools for criminal justice, offender intervention, and victim services. Washington, DC: American Psychological Association. Hilton, N.Z., Harris, G.T., Rice, M.E., Lang, C., Cormier, C.A., & Lines, K.J. (2004). A brief actuarial assessment for the prediction of wife assault recidivism: The Ontario Domestic Assault Risk Assessment. Psychological Assessment, 16, 267-275. Jeandarme, I., Pouls, C., & Peters, M. J. V. (2012). Violence Risk Appraisal Guide. Richtlijnen om het risico op (seksueel) gewelddadig gedrag te beoordelen. Rekem: Leën. Johnston, S.J. (2002). Risk assessment in offenders with intellectual disability: The evidence base. Journal of Intellectual Disability Research, 46(Suppl. 1), 47-56. Jones, J. (2007). Persons with intellectual disabilities in the criminal justice system. Review of issues. Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 51(6), 723-733. Klimecki, M.R., Jenkinson, J., & Wilson, L. (1994). A study of recidivism among offenders with an intellectual disability. Australia and New Zealand Journal of Developmental Disabilities, 19, 209-219. Knaap, L. M. van der, Leenarts, L. E. W., & Nijssen, L. T. J. (2007). Psychometrische kwaliteiten van de Recidive Inschattingsschalen (RISc). Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, interne consistentie en congruente validiteit. Den Haag: WODC. Koster, K., Lankveld, J. van, & Spreen, M. (2006). Voorspelling van recidive bij zeden-delinquenten met behulp van retrospectief gebruik van de PCL-R en SVR-20. Tijdschrift voor Seksuologie, 30, 204214. Kropp, P.R.,& Hart, S.D. (2000). The Spousal Assault Risk Assessment (SARA) Guide: Reliability and validity in adult male offenders. Law and Human Behavior, 24, 101-118. Kropp, P.R., Hart, S.D., & Belfrage, H. (2005). Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk (BSAFER): User Manual. Vancouver: ProActive ReSolutions Inc.
54
Kropp, P.R., Hart; S.D., Webster, C.D., & Eaves, D. (1995). Manual for the Spousal Assault Risk Assessment Guide (2nd ed.). Vancouver: British Columbia Institute on Family Violence. Lam, K. ’t, Lancel, M., & Hildebrand, M. (2009). Handleiding bij de Short-Term Assessment of Risk and Treatability (START): Richtlijnen bij het beoordelen van korte termijn risico’s en behandelmogelijkheden. Assen: GGZ Drenthe. Lambrick, F. (2003). Issues surrounding the risk assessment of sexual offenders with an intellectual disability. Psychiatry, Psychology and Law, 10(2), 353-358. Langton, C.M., et al (2007). Actuarial assessment of risk for reoffense among adult sex offenders: Evaluating the predictive accuracy of the Static-2002 and five other instruments. Criminal Justice and Behavior, 34, 37-59. Lindsay, W.R., Hogue, T.E., Taylor, J.L., Steptoe, L., Mooney, P., O’Brien, G., Johnston, S., & Smith, A.H.W. (2008). Risk assessment in offenders with intellectual disability: A comparison across three levels of security. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 52(1), 90111. Lindsay, W.R., Murphy, L., Smith, G., Murphy, D., Edwards, Z., Chittock, C., Grieve, A., & Young, S.J. (2004a). The Dynamic Risk Assessment and Management System: An assessment of immediate risk for violence for individuals with offending and challenging behaviour. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 17(4), 267-274. Lindsay, W.R., Smith, A.H.W., Law, J., Quinn, K., Anderson, A., Smith, A., & Allan, R. (2004b). Sexual and nonsexual offenders with intellectual and learning disabilities: A comparison of characteristics, referral paterns, and outcome. Journal of Interpersonal Violence, 19(8), 875-890. Lindsay, W.R., & Taylor, J.L. (2005). A selective review of research on offenders with developmental disabilities: Assessment and treatment. Clinical Psychology and Psychotherapy, 12, 201-214. Lindsay, W.R., & Taylor, J.L. (2008). Assessment and treatment of offenders with intellectual and developmental disabilities. In K. Soothill, P. Rogers & M. Doland (Eds.). Handbook on forensic mental health (pp. 328-350). Uffculme, UK: Willan Publishing Linhorst, D.M., McCutchen, T.A., & Bennett, L. (2003). Recidivism among offenders with developmental disabilities participating in a case management program. Research in Developmental Disabilities, 24, 210-230. Lund, J. (1990). Mentally retarded criminal offenders in Denmark. British Journal of Psychiatry, 156, 726-731. Matthes, A., Rettenberger, M. & Eher, R. (2010). Predictive and incremental validity of the STABLE2000 and the STABLE-2007 in an Austrian sample of child sexual abusers. Forensische Psychiatrie und Psychotherapie, 17, 66 Murphy, G., Powell, S, Guzman, A.M, & Hayes, S.J. (2007) Cognitive behavioural treatment for men with intellectual disabilities and sexually abusive behaviour. A pilot study. Journal of Intellectual disability research, 5, 902-912.
55
Nicholls, T.L., Brink. J, Desmarais, S.L., Webster, C.D., & Martin, M-L. (2006). The Short Term Assessment of Risk and Treatability (START): A prospective validation study in a forensic psychiatric sample. Assessment, 13, 313-327. Nijman, H.L.I., Muris, P., Merckelbach, H.L.G.J., Palmstierna, T., Wistedt, B., Vos, A.M., Rixtel, A. van & Allertz, W.W.F. (1999). The Staff Observation Aggression Scale-Revised (SOAS-R). Aggressive Behavior, 25, 197-209. Nijman, H.L.I., Palmstierna, T., Almvik, R., & Stolker, J.J. (2005). Fifteen years of research with the Staff Observation Aggression Scale: A review. Acta Psychiatrica Scandinavica, 111, 12- 21. Nunes, K.L., Firestone, P., Bradford, J.M., Greenberg, D.M., Broom, I. (2002). A comparison of modified versions of the Static-99 and the Sex Offender Risk Appraisal Guide (SORAG). Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 14, 253-269. Pham, T.H., Ducro, C., Marghem, B., & Réveillère, C. (2005). Évaluation du risqué de récidive au sein d’une population de délinquants incarcérés ou internés en Belgique francophone. Annales Médico Psychologiques, 163, 842-845. Philipse, M., Ruiter, C. de, Hildebrand, M. & Bouman, Y. H. A. (2000). HCR-20. Beoordelen van het risico van gewelddadig gedrag. Versie 2. Nijmegen/Utrecht: Prof. mr. W.P.J. Pompestichting / Dr. Henri van der Hoeven Stichting. Quinsey, V.L. (2004). Risk Assessment and management in community settings. In Lindsay, W.R., Taylor, J.L. & Sturmey, P. (Eds.) (2004). Offenders with developmental disabilities. Chichester: Wiley. Quinsey, V.L., Book, A., & Skilling, T.A. (2004). A follow-up of deinstitutionalised developmentally handicapped men with histories of antisocial behaviour. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilites, 17, 243-254. Quinsey, V.L., Harris, G.T., Rice, M.E., & Cormier, C.A. (1998, 2006). Violent offenders: appraising and managing risk. Washington: American Psychological Association. Rettenberger, M., Matthes, A., Boer, D.P., & Eher, R. (2009). Prospective actuarial risk assessment. A comparison of five risk assessment instruments in different sexual offender subtypes. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology. Rice, M.E., Harris, G.T., Lang, C., & Chaplin, T.C. (2008). Sexual preferences and recidivism of sex offenders with mental retardation. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 20(4), 409425. Roy, A., Matthews, H., Clifford, P., Fowler, V., & Martin, D.M. (2002). Health of the Nation Outcome Scales for People with Learning Disabilities (HoNOS-LD). British Journal of Psychiatry, 180, p. 61-66. Ruiter, de, C. (2007). B-SAFER: Risicotaxatierichtlijn bij relationeel geweld. Maastricht: Universiteit Maastricht. Ruiter, de, C. (2011). Risicotaxatie bij relationeel geweldplegers in de praktijk: de B-SAFER. GZPsychologie, 7, p. 24-33.
56
Schönberger, H.J.M., Hildebrand, M., Spreen, M. & Bloem, O. (2008). De waarde van gestructureerde risicotaxatie en van de diagnose psychopathie bij seksuele delinquenten. Een onderzoek naar de betrouwbaarheid en predictieve validiteit van de SVR-20, Static-99, HKT-30 en PCL-R. Utrecht: Expertisecentrum Forensische Psychiatrie. Seto, M.C., & Lalumiere, M.L. (2001). A brief screening scale to identify pedophilic interests among child molesters. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 13(1), 15-25. Sjöstedt, G. & Långström, N. (2000). Actuarial assessment of risk for criminal recidivism among sex offenders released from Swedish prisons 1993-1997. Poster presented at the 19th Annual Conference of the Association for the Treatment of Sexual Abusers. San Diego, California. Sreenivasan, S., Garrick, T., Norris, R., Cusworth-Walker, S., Weinberger, L.E., Essres, G., Turner, S., & Fain, T. (2007). Predicting Likelihood of Future Sexual Recidivism: Pilot Study Findings from a California Sex Offender Risk Project and Cross-validation of the Static 99. Journal of the American Academy of Psychiatry and the Law, 35(4), 454-468. Steinert, T., Wolfle, M., & Gebhardt, R.P. (2000). Measurement of violence during in-patient treatment and association with psychopathology. Acta Psychiatrica Scandinavia, 102, p.107-112. Steptoe, L.R., Lindsay, W.R., Murphy, L., & Young, S.J. (2008). Construct validity, reliability and predictive validity of the Dynamic Risk Assessment and Management System (DRAMS) in offenders with intellectual disability. Legal and Criminological Psychology, 13, 309-321. Snowden, R.J., Gray, N.S., Taylor, J., & MacCulloch, M.J. (2007). Actuarial prediction of violent recidivism in mentally disordered offenders. Psychological Medicine, 37, 1539-1549. Sugarman, P., & Walker, L. (2007). HoNOS–secure, Version 2b. Royal College of Psychiatrists, 2007 (http://www.rcpsych.ac.uk/researchandtrainingunit/honos/secure.aspx). Taylor, J.L. (2008, june). Risk and recidivism in offenders with intellectual disabilities. Symposium conducted at the annual conference BPS Division of Clinical Psychology, Edinburgh, Scotland, United Kingdom. Tenneij, N.H., & Koot, H.M. (2008) Incidence, types and characteristics of aggressive behaviour in treatment facilities for adults with mild intellectual disability and severe challenging behaviour. Journal of Intellectual disability research, vol 52,2,114-124. Tough, S. (2001). Validation of two standard risk assessments (RRASOR, 1997; STATIC-99, 1999) on a sample of adult males who are developmentally disabled with significant cognitive deficitis. Geconsulteerd op 3 oktober 2011, via http://www.collectionscanada.gc.ca/obj/s4/f2/dsk3/ftp04/MQ58817.pdf Verbrugge, H.M., Goodman-Delahunty, J., & Frize, M.C.J. (2011). Risk assessment in intellectually disabled offenders: Validation of the suggested ID supplement to the HCR-20. International Journal of Forensic Mental Health, 10(2), 83-91. VGnFriesland & Hoeve Boschoord (2007). Samen Veilig: Een inleiding in risicotaxatie voor de verstandelijk gehandicaptenzorg. Versie 1. Onuitgegeven. 57
Vogel, V. de (2005). Structured risk assessment of (sexual) violence in forensic clinical practice. The HCR- 20 and SVR-20 in Dutch forensic psychiatric patients. Amsterdam: Dutch University Press. Vogel, V. de & Ruiter, C. de (2005). The HCR-20 in personality disordered female offenders: A comparison with a matched sample of males. Clinical Psychology and Psychotherapy, 12, 226-240. Vogel, V. de, Ruiter, C. de, Bouman, Y., & Vries Robbé, M. de (2007). Handleiding bij de SAPROF. Structured Assessment of PROtective Factors for Violence Risk. Versie 1.Utrecht: Forum Educatief. Vogel, V. de, Ruiter, C. de, Hildebrand, M., Bos, B. & Ven, P. van de (2004). Type of discharge and risk of recidivism measured by the HCR-20. A retrospective study in a Dutch sample of treated forensic psychiatric patients. International journal of forensic mental health, 3, 149-165. Webster, C.D., Eaves, D., Douglas, K.S., & Wintrup, A. (1995). The HCR-20 scheme. The assessment of dangerousness and risk. Vancouver: Simon Fraser University and British Columbia Forensic Psychiatric Services Commission. Webster, C.D., Douglas, K.S., Eaves, D., & Hart, S.D. (1997). HCR-20: Assessing the Risk for (Version 2). Vancouver: Mental Health, Law, and Policy Institute, Simon Fraser University.
Violence
Webster, C.D., Martin, M.L., Brink, J., Nicholls, T.L., & Middleton, C. (2004). Manual for the ShortTerm Assessment of Risk and Treatability (START), Version 1.0 (Consultation Ed.). Hamilton: St. Joseph’s Healthcare Hamilton and Port Coquitlam and British Columbia Forensic Psychiatric Services Commission. Wilcox, D., Beech, A., Markall, H.F., & Blacker, J. (2009). Actuarial risk assessment and recidivism in a sample of UK intellectually disabled sexual offenders. Journal of Sexual Aggression, 15(1), 97-106. Wing, J.K., Beevor, A.S., Curtis, R.H., Park, S.B., Hadden, S., & Burns, A. (1998). Health of the Nation Outcome Scales (HoNOS). Research and development. British Journal of Psychiatry 1998, 172, 11– 8. Wistedt, B., Rasmussen, A., Pedersen, L., Malm, U., Träskman-Bendz, L., Wakelin, J., & Bech, P. (1990). The development of an observer-scale for measuring social dysfunction and aggression. Pharmacopsychiatry, 23(6), p.249-252. Werkgroep Pilotstudy Risicotaxatie Forensische Psychiatrie (2002). Risicotaxatie in de forensische psychiatrie: Bevindingen van een landelijke pilotstudy. Den Haag: Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen(DJI), Sectordirectie TBS, maart-april. Werkgroep Risicotaxatie Forensische Psychiatrie (2003). Handleiding HKT-30, versie 2002. De Haag: Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
58
6.2 Ledenlijst In de loop der jaren hebben veel instellingen en personen een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit werkdocument. Hieronder ziet u een overzicht van de deelnemers. Mogen wij onverhoopt een naam niet hebben opgenomen in deze lijst, dan kunt u dat aangeven bij Renske de Zwart via
[email protected]
Risicotaxatie L. den Besten (stichting Philadelphia) J. de Bruijn (Prisma) P. Geerligs (van der Hoevenkliniek) H. Gooskens (Amarant) Z. Holtkamp (Aveleijn SDT) I. Jeandarme (OPZC Rekem) J. Kampkes (GGzE) T. Krijn (Veldzicht) B. Lutjenhuis (Hoeve Boschoord) N. Penxten (Limes, fracarita België) C. Pouls (OPZC Rekem) N. Prevoo (Kairos) I. Stark (MEE Zuidoost Brabant) M. Vaags (Aveleijn SDT) J. Vons (GGzE)
Diagnostiek A. Bartels (Leo Kannerhuis) M. Engels (Trajectum) B. ten Hag (de Waag) T. van den Hazel (Hanzeborg) F. Jonker (Altrecht) J. Kampkes (GGzE) J. Kemperman (Pompekliniek) H. Kruikemeier (Esdégé-Reigersdaal) S. Kuijken (GGzE) M. Kuil (Hoeve Boschoord) M. de Laet (van der Hoevenkliniek) B. Lijten (GGZ-NHN) B. Lutjenhuis (Hoeve Boschoord) I. Masselink (Veldzicht) M. van der Meer (NIFP) X. Moonen (LVGnet) M. Mulder (Trajectum) A. Ponsioen (LVGnet) G. Ratering (Altrecht) M. Spaans (NIFP) I. Stark (MEE Zuidoost Brabant) C. van Tienen (Rooyse Wissel) B. van Toorn (NIFP)
Voorzitter De Task Force is in 2007 gestart onder voorzitterschap van Bernadette Lutjenhuis. Vanaf oktober 2009 nam Petra van der Veer (EFP) het voorzitterschap over. Het EFP heeft vanaf het begin van de TaskForce de projectcoördinatie gedaan. Leescommissie Een leescommissie heeft het onderdeel Diagnostiek becommentarieerd. Deze commissie werd gevormd door: R. Didden (Hanzeborg/ Radboud Universiteit Nijmegen) X. Moonen (LVG-net) A. Ponsioen (LVG-net) T. van den Hazel (Hanzeborg)
59
Vervolg Een deel van de werkgroep blijft bestaan met als inzet het regelmatig actualiseren van dit basisdocument. Om de inbreng van deskundigen uit het veld te blijven garanderen zal het EFP expertmeetings en lezingen organiseren in de toekomst. Bent u geïnteresseerd om een bijdrage te leveren of een andere vorm van betrokkenheid dan nodigt het EFP u van harte uit om u te melden. Dit kan bij het EFP bij Petra van der Veer
[email protected] of Renske de Zwart,
[email protected]
60