Inventarisatie computerbeeldschermen voor slechtzienden
Eindrapport
Houten, 3 juni 2004
Ellen M. Finsveen Inge M. Redeker Marloes I. van Rooij
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE ...................................................................................................... 1 1. 1.1. 1.2. 1.3.
INLEIDING......................................................................................................... 3 Aanleiding .......................................................................................................... 3 Onderzoeksvragen .............................................................................................. 4 Leeswijzer .......................................................................................................... 5
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6.
ONDERZOEKSOPZET......................................................................................... 6 Inleiding ............................................................................................................. 6 Inventarisatie bestaande documenten................................................................... 6 Inventarisatie ervaringen intermediairs ................................................................. 7 Inventarisatie ervaringen gebruikers ..................................................................... 7 Inventarisatie ervaringen leveranciers................................................................... 8 Deskundigenpanel .............................................................................................. 8
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
ERVARINGEN ICT-ADVISEURS EN VIDEOLOGEN ............................................. 9 Inleiding ............................................................................................................. 9 Grotere beeldschermen ....................................................................................... 9 TFT-beeldschermen........................................................................................... 11 Trinitron-beeldschermen ................................................................................... 12 Andere beeldschermen/hulpmiddelen................................................................ 12 Regeling Hulpmiddelen..................................................................................... 14 Toekomstige ontwikkelingen ............................................................................. 15
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
INVENTARISATIE VAN GEBRUIKERSERVARINGEN ......................................... 17 Inleiding ........................................................................................................... 17 Resultaten gesprekken contactpersonen ............................................................. 17 Resultaten gesprekken ervaringsdeskundigen ..................................................... 19 Conclusie.......................................................................................................... 22
5. 5.1. 5.2. 5.3.
ERVARINGEN VAN LEVERANCIERS ................................................................. 23 Inleiding ........................................................................................................... 23 Meerwaarde van bijzondere beeldschermen ...................................................... 23 Regeling Hulpmiddelen..................................................................................... 24
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
DESKUNDIGENPANEL..................................................................................... 25 Aard van de groepen slechtzienden ................................................................... 25 Criteria, tests en gebruikersonderzoek................................................................ 26 Omvang van de potentiële gebruikersgroep ....................................................... 26 Discussie .......................................................................................................... 27
7. 7.1.
SAMENVATTING, CONCLUSIE EN DISCUSSIE................................................ 29 Standaardbeeldscherm ...................................................................................... 29 1
7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 7.6.
Beeldschermen en de alternatieven.................................................................... 29 Kenmerken, kosten en meerwaarde van computerbeeldschermen....................... 30 Combinatie of losstaand alternatief? ................................................................... 32 Consequenties voor de Regeling Hulpmiddelen ................................................. 33 Tot slot ............................................................................................................. 34
8.
LITERATUUR.................................................................................................... 36
BIJLAGE 1:
KENMERKEN VAN BLINDEN EN SLECHTZIENDEN IN NEDERLAND ..... 38
BIJLAGE 2:
COMPUTERBEELDSCHERMEN .............................................................. 44
BIJLAGE 3:
RESPONDENTEN GEBRUIKERSONDERZOEK ........................................ 48
BIJLAGE 4:
RESPONDENTEN REGIONALE INSTELLINGEN EN LEVERANCIERS ....... 49
2
1.
INLEIDING
1.1.
Aanleiding
Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) rapporteert jaarlijks in het voorjaar over knelpunten rond de verstrekking van hulpmiddelen. Dit geschiedt op basis van de Signaleringslijst Hulpmiddelen. Op deze lijst staan signalen die het CVZ bereiken en die mogelijk duiden op knelpunten of lacunes in de wet- en regelgeving, waardoor de noodzakelijke zorg en de toegankelijkheid van de zorg onvoldoende gewaarborgd kunnen zijn. Daarbij kan het gaan om verzoeken van fabrikanten om een nieuw hulpmiddel in de Regeling Hulpmiddelen op te nemen. Ook kunnen signalen vanuit belangenbehartigende organisaties het CVZ bereiken. Verder worden signalen op de lijst geplaatst vanuit de Commissie Verstrekkingengeschillen of de uitvoeringspraktijk. In het Signaleringsrapport Hulpmiddelen 2003 is de meest recente signaleringslijst vermeld. Als één van de signalen is genoemd dat inventariserend onderzoek zou moeten plaatsvinden naar grotere dan standaard computerbeeldschermen. Het CVZ heeft Ipso Facto opdracht gegeven dit onderzoek uit te voeren. De Federatie Slechtzienden- en Blindenbelang (Federatie SB-belang), een koepelorganisatie voor mensen met een visuele beperking, treedt op als intermediair en adviseur bij het onderzoek. De Federatie SBbelang is een samenwerkingsverband van zes belangenorganisaties van slechtzienden, blinden en naaste betrokkenen en vertegenwoordigt de belangen van zo’n 625.000 slechtzienden en blinden in Nederland. De Federatie SB-belang heeft reeds vanaf 2002 signalen afgegeven aan het CVZ om onderzoek te doen naar het huidige verstrekkingenbeleid van zorgverzekeraars op het terrein van extra grote of anderszins specifieke computerbeeldschermen. De Federatie SB-belang zal, als spreekbuis van de gebruikers, na het verschijnen van dit eindrapport dan ook een separate reactie aan het CVZ geven op dit rapport. In het Signaleringsrapport Hulpmiddelen 2003 wordt met name gesproken over onderzoek naar grotere computerbeeldschermen. Binnen het onderzoek is ervoor gekozen een iets breder perspectief te hanteren en te kijken naar aanpassingen aan computerbeeldschermen in brede zin, waarbij naast extra grote monitoren ook gekeken wordt naar andere computerschermen (Trinitron-schermen, TFT-schermen). Oorspronkelijk was de bedoeling ook voorzetschermen te behandelen. Dit is uiteindelijk niet gedaan, omdat al snel bleek dat deze producten geen volwaardig alternatief zijn voor een computerbeeldscherm.
3
1.2.
Onderzoeksvragen
De onderzoeksvragen zijn als volgt geformuleerd: • •
• •
•
•
Wat wordt anno 2004 beschouwd als een standaard monitor en wat zijn daarvan de (gemiddelde) kosten? Welke (specifieke) monitoren worden nu of kunnen in de toekomst worden gebruikt door slechtzienden ter compensatie van een visuele beperking en welke alternatieven zijn er voor het uitlezen van het beeldscherm door slechtzienden? Wat zijn de kenmerken en kosten van de computerbeeldschermen en de alternatieven? Wat zijn de gebruikstoepassingen en wat is de eventuele meerwaarde van de computerbeeldschermen en de alternatieven voor (verschillende categorieën) slechtzienden? Wanneer en voor welke groepen kan worden volstaan met alleen een specifieke monitor en wanneer is een combinatie met vergrotings- en/ of spraaksoftware noodzakelijk? Wat is de (geschatte) omvang, gespecificeerd naar categorieën, van de kosten welke gepaard gaan met het eventueel vergoeden van specifieke monitoren in het kader van de Regeling Hulpmiddelen?
Op basis van dit onderzoek kan bezien worden of bepaalde computerbeeldschermen een dermate grote meerwaarde hebben voor bepaalde categorieën slechtzienden dat opname in de Regeling Hulpmiddelen aangewezen is. Op dit moment bestaat op grond van de Regeling Hulpmiddelen aanspraak op in- en uitvoerapparatuur aangepast aan een lichamelijke handicap. Discussie is of een groot beeldscherm (uitvoerapparatuur) onder deze aanspraak valt omdat dit niet specifiek is aangepast aan een handicap (vergelijk brailleleesregel). Uit de praktijk is bekend dat zorgverzekeraars anno 2004 wisselend omgaan met de vergoeding van specifieke computerbeeldschermen. Sinds 1 januari 1996 is de Regeling Hulpmiddelen van kracht, waarmee zorgverzekeraars de mogelijkheid wordt gegeven om een groot aantal zeer uiteenlopende hulpmiddelen te verstrekken. In de Regeling staat geformuleerd op welke (categorieën) hulpmiddelen een cliënt aanspraak kan maken, op basis van aanspraken, indicatiestellingen en gebruiksnormen. In artikel 2, lid 1, worden dertig categorieën hulpmiddelen benoemd, welke in verschillende artikelen worden toegelicht. Artikel 26 gaat nader in op de aanspraak die men kan maken op hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en signalering. In de Regeling worden bepaalde hulpmiddelen expliciet benoemd, terwijl andere hulpmiddelen in bredere context worden vermeld. Sommige hulpmiddelen worden in bruikleen verstrekt, andere in eigendom en in bepaalde gevallen zal een eigen bijdrage van de gebruiker gevraagd worden. De zorgverzekeraars zijn vrij de Regeling nader in te vullen.
4
Binnen de Regeling Hulpmiddelen is het mogelijk specifieke hulpmiddelen te verstrekken op basis van individuele zorgvragen van de gebruiker. In de Regeling is verder vermeld: ‘de aanspraak op hulpmiddelen omvat de aanschaffing van een te allen tijde adequaat functionerend hulpmiddel’ (uit: Regeling Hulpmiddelen 1996, zoals deze geldt per 1 januari 2004). Dit betekent dat ook installatie van het hulpmiddel en eventuele training in het gebruik van het hulpmiddel onder de Regeling vallen. In de praktijk blijkt dat in de vergoeding van hulpmiddelen, vooral voor hulpmiddelen die niet expliciet genoemd worden in de Regeling, nogal wat verschillen bestaan. Extra grote en speciale computerbeeldschermen voor mensen met een visuele beperking zijn hiervan een voorbeeld. In de ‘Keuzewijzer Computerhulpmiddelen bij problemen met het zien’ wordt vermeld dat extra grote of specifieke computerbeeldschermen in principe in aanmerking kunnen komen voor vergoeding, maar dat de zorgverzekeraars hierin een wisselend beleid voeren. Dit gegeven is bij CVZ bekend en dient niet nader onderzocht te worden in dit onderzoek. In ander onderzoek (iRv, 2001) zijn de belangrijkste knelpunten binnen de Regeling Hulpmiddelen op het terrein van communicatie en informatie onderzocht. Als meest belangrijke knelpunten worden genoemd: onvoldoende flexibiliteit van het wettelijk kader, onvoldoende helderheid over het toetsingskader voor verstrekkingen, lange duur van procedures, onvoldoende deskundigheid bij professionals, onvoldoende beschikbaarheid van informatie voor professionals en gebruikers, onvoldoende keuzevrijheid voor de cliënt, het ontbreken van een onafhankelijke adviesfunctie, onvoldoende nazorg en onvoldoende afstemming van de Regeling Hulpmiddelen met andere regelingen. Hieruit blijkt dat met name de starheid in de Regeling Hulpmiddelen (gelimiteerde lijst) een probleem is en dat daarnaast veel onduidelijkheid bestaat over de vraag wie, op basis van welke indicatie(s) en onder welke condities in aanmerking komt voor vergoeding van hulpmiddelen. Een onafhankelijke adviesprocedure lijkt hierbij van groot belang. Ook deze context van de Regeling Hulpmiddelen is bij veel betrokkenen bekend, in het onderhavige onderzoek wordt niet specifiek naar knelpunten gezocht.
1.3.
Leeswijzer
In het hierop volgende hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet met de verschillende onderzoeksdelen en de integratie daarvan weergegeven. Hoofdstuk drie beschrijft de bevindingen van het onderzoek onder ICT-adviseurs en videologen. Hoofdstuk vier geeft de resultaten weer van de inventarisatie onder ervaringsdeskundigen en hoofdstuk vijf gaat in op de ervaringen van leveranciers. In hoofdstuk zes worden de resultaten van het deskundigenpanel beknopt weergegeven. Tot slot worden in hoofdstuk zeven alle onderzoeksvragen beantwoord. Achtergrondinformatie over de aantallen blinden en slechtzienden, de vormen van slechtziendheid, de typen beeldschermen en prijzen van beeldschermen is weergegeven in de bijlagen. In dit rapport worden de termen computerbeeldscherm en monitor naast elkaar gebruikt, hiermee wordt hetzelfde bedoeld. Met een groot of groter beeldscherm kan zowel een groter TFT-scherm als een groter CRT-scherm bedoeld worden. 5
2.
ONDERZOEKSOPZET
2.1.
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze het onderzoek is uitgevoerd. Het onderzoek kent een brede algemene inventarisatie, onderzoek bij vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en hun contactgroepen, onderzoek onder individuele slechtziende computergebruikers, onderzoek bij instellingen voor blinden en slechtzienden en onderzoek bij leveranciers van speciale computerapparatuur voor blinden en slechtzienden.
2.2.
Inventarisatie bestaande documenten
Het onderzoek is van start gegaan met een brede inventarisatie. Hiervoor is allereerst via de Federatie SB-belang nagegaan welke literatuur voorhanden is over slechtziendheid in Nederland, de verschillende aandoeningen die hierbij onderscheiden kunnen worden, de kenmerken van deze aandoeningen en het voorkomen van deze aandoeningen. Belangrijk bleek het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut ‘Slechtzienden en blinden in Nederland’ (1998). In Nederland zijn ongeveer 625.000 blinden en slechtzienden. Op basis van onderzoek kan geschat worden dat 145.000 personen dermate slechtziend zijn, dat zij baat zouden kunnen hebben bij een aangepast computerbeeldscherm. In de bijlagen wordt hier nader op in gegaan. Daarnaast is gezocht naar aanvullend materiaal, waarbij de reeds bestaande rapportages van CVZ het uitgangspunt vormden. In 2003 is door de Afdeling A&O van CVZ onderzoek gedaan naar onder meer de verstrekking van extra grote computerbeeldschermen binnen de Regeling Hulpmiddelen in het kader van het project ‘Onderzoek computers voor gehandicapten’. Tevens is via instellingen betrokken bij ‘Keuzewijzer Computerhulpmiddelen bij problemen met het zien’ gezocht naar meer materiaal. Voorts is gekeken naar de NWO stuurgroep InZicht die tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek aangaande de situatie van mensen met een visuele handicap te stimuleren. Veel literatuur is gevonden in het Infovisie Magazine, een gezamenlijke uitgave van Visio en de Belgische collega-instelling VLICHT. In het archief van het tijdschrift is gezocht naar artikelen over computeraanpassingen voor blinden en slechtzienden. Verder heeft een algemene Internet-search plaats gevonden. Tot slot is gekeken naar gegevens over de uitvoering van de Wet REA op het terrein van extra grote computerbeeldschermen voor op de arbeids- of onderwijsplaats. Er bleken echter weinig gegevens voorhanden die herleidbaar zijn naar type gebruiker (aantallen visueel gehandicapten) en naar type aanpassing (speciale computerbeeldschermen).
6
2.3.
Inventarisatie ervaringen intermediairs
Aanvragen voor aanpassingen aan computers zullen veelal vergezeld gaan van een advies van een regionale instelling voor blinden en slechtzienden en/ of van een offerte van de leverancier. De ICT-adviseurs die verbonden zijn aan de regionale instellingen vormden een belangrijke informatiebron in het onderzoek. Bij Bartiméus, Visio en Sensis wordt veelal een automatiseringsonderzoek gedaan om per persoon te kijken wat de individuele behoefte en meerwaarde van bepaalde computeraanpassingen is. Bij alle regionale instellingen zijn mondelinge en telefonische interviews gehouden met ICT-adviseurs en enkele videologen. Naast de regionale instellingen zijn nog enige andere instellingen benaderd die nauw betrokken zijn bij ICT voor visueel gehandicapten, dit zijn Sonneheerdt, een instelling voor opleiding en arbeid voor blinden en slechtzienden en Visio Loo Erf, een specifiek onderdeel van Visio voor beroepsvoorbereidende revalidatie van blinden en slechtzienden. Visio en Sensis participeren samen in het Technisch Onderzoekscentrum Visueel Gehandicapten (TOVG), waar veel kennis over ICT en visueel gehandicapten is samengebracht. Het TOVG geeft desgewenst advies over computeraanpassingen en andere hulpmiddelen voor visueel gehandicapten, doet onderzoek naar de voor- en nadelen van ICT-hulpmiddelen voor visueel gehandicapten en geeft voorlichting en training aan adviseurs van hulpmiddelen. De regionale instellingen beschikken over computerruimtes waar diverse computeraanpassingen opgesteld staan, onder meer extra grote beeldschermen en speciale typen beeldschermen. Het TOVG heeft de beschikking over een grote bus waarin deze computeropstellingen geplaatst zijn. Een lijst van geïnterviewden is opgenomen in bijlage 3.
2.4.
Inventarisatie ervaringen gebruikers
De inventarisatie van de ervaringen van gebruikers heeft op drie verschillende manieren plaatsgevonden. Tijdens de ZieZo-Beurs, de beurs voor aangepast zien, in januari 2004, zijn korte interviews met slechtziende gebruikers van computers gehouden. Samen met beleidsmedewerkers van de Federatie SB-belang is een overzicht gemaakt van de belangrijkste aandoeningen. Daarnaast heeft een inventarisatie plaatsgevonden bij diverse contactpersonen van werkgroepen, contactgroepen en diagnosegroepen die aangesloten zijn bij de Federatie SB-belang en haar lidorganisaties. Het betrof met name contactgroepen van de Nederlandse Vereniging van Blinden en Slechtzienden (NVBS) en de Federatie Ouders van Visueel Gehandicapten (FOVIG). In de bijlagen zijn kort de belangrijkste kenmerken van de oogaandoeningen beschreven, die behoren bij de contactgroepen die geselecteerd zijn voor het gebruikersonderzoek. Er zijn negen contactpersonen via e-mail benaderd en met acht respondenten heeft een telefonisch interview plaatsgevonden. In de interviews werd gevraagd naar de kenmerken en het voorkomen van de desbetreffende aandoening, de spreiding van computergebruik onder de achterban, de specifieke problemen met het gebruiken van 7
computerbeeldschermen, de meerwaarde van de verschillende typen computerbeeldschermen, mogelijke nadelen van de verschillende typen computerbeeldschermen en de ervaringen met vergoeding van computerbeeldschermen. Daarnaast is nog een beperkt aantal (zeven) gesprekken gehouden met individuele slechtzienden die gebruik maken van computeraanpassingen. Deze personen zijn telefonisch geïnterviewd waarbij uitsluitend is ingegaan op hun eigen specifieke ervaringen met computeraanpassingen. Een lijst van geïnterviewden is opgenomen in bijlage 4.
2.5.
Inventarisatie ervaringen leveranciers
In Nederland is een aantal gespecialiseerde leveranciers van hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden gevestigd. Op de ZieZo-Beurs zijn de eerste contacten gelegd met de leveranciers. Het aantal leveranciers dat gespecialiseerd is op het terrein van computeraanpassingen voor blinden en slechtzienden is beperkt; de belangrijkste zijn Tieman, ALVA, en Reinecker Reha-Technik. Naast de gesprekken ten tijde van de ZieZoBeurs, zijn aanvullende interviews gehouden. Interviews zijn gehouden bij Tieman en bij Reinecker, de andere leveranciers gaven aan weinig betrokken te zijn bij levering van beeldschermen voor computers. Naast de ervaringen van leveranciers met voor- en nadelen van typen beeldschermen voor specifieke groepen slechtzienden, gingen de interviews in op de prijzen van beeldschermen en de aantallen speciale beeldschermen in Nederland. Met name de aantallen bleken moeilijk te achterhalen. Voor prijzen van beeldschermen is ook navraag gedaan bij de reguliere detailhandel voor computerbenodigdheden. Ook is op Internet gekeken naar prijzen van beeldschermen.
2.6.
Deskundigenpanel
Tot slot is een deskundigenpanel georganiseerd. Hiertoe is besloten in overleg met opdrachtgever CVZ. Het onderzoek gaf op een aantal vragen nog geen bevredigend antwoord, met name omtrent de aard en de omvang van het aantal potentiële gebruikers. Via een deskundigenpanel is getracht een nauwkeuriger inschatting te maken van de groep potentiële gebruikers. De deelnemers aan het panel zijn vermeld in bijlage 3.
8
3.
ERVARINGEN ICT-ADVISEURS EN VIDEOLOGEN
3.1.
Inleiding
In deze paragraaf wordt ingegaan op de ervaringen van de ICT-adviseurs van de regionale instellingen. Representanten van Visio, Sensis, Bartiméus, Het Loo Erf, TOVG en Sonneheerdt hebben vragen beantwoord over computerbeeldschermen en andere hulpmiddelen voor slechtzienden. Voorafgaand aan deze interviews heeft een aantal korte telefonische consultaties van diverse deskundigen plaats gevonden. Deze respondenten gaven met name adviezen over bestaande kennisbronnen op dit terrein en over de belangrijkste te interviewen personen bij de regionale instellingen.
3.2.
Grotere beeldschermen
Een groter beeldscherm is een van de mogelijke opties bij computergebruik door slechtzienden. Vergroting is immers een belangrijke oplossing bij beperkt gezichtsvermogen. Door de ICT-adviseurs wordt gesteld dat veel betrokkenen, zowel de slechtziende zelf, als de omgeving, professionals en zorgverleners, geneigd zijn om voor het probleem slechtziendheid de oplossing in eerste instantie te zoeken in een groter beeldscherm. Een argument voor het gebruik van grote beeldschermen is dat de letters op het scherm groter worden. De ICT-adviseurs beschouwen unaniem de 17 inch CRT-monitor als de huidige standaard. Zij definiëren de standaard dan als de monitor die op dit moment het meeste in de Nederlandse huishoudens wordt gebruikt. Een extra grote monitor, bijvoorbeeld een 21 inch scherm biedt 1,2 keer vergroting ten opzichte van een 17 inch scherm (21/17=1,2). Dit houdt in dat de letters 1,2 keer hoger en 1,2 keer breder worden. De meeste slechtzienden hebben, volgens de ICT-adviseurs, echter een hogere vergrotingsfactor nodig. Zij zijn daarom sowieso aangewezen op het gebruik van vergrotingssoftware. Uit de interviews blijkt dat er twee groepen te onderscheiden zijn binnen de ICTadviseurs. Eén groep ICT-adviseurs is van mening dat grotere beeldschermen bijna nooit nodig zijn voor slechtzienden. Hun redenering hierbij is dat zodra slechtzienden vergrotingssoftware nodig hebben, het overzicht toch al verloren is. Soms kan met het gebruik van een groter scherm een vergrotingsfactor gewonnen worden, maar deze adviseurs stellen dat het verschil tussen bijvoorbeeld 7 keer vergroting en 6 keer vergroting weinig uitmaakt; de slechtziende is in beide situaties het visuele overzicht kwijt. Deze groep stelt verder dat het voor slechtzienden van groot belang is om met toetsencombinaties te werken in plaats van met de computermuis, omdat het gebruik van de muis door het gebrek aan overzicht zeer moeilijk is. In een situatie waar de slechtziende werkt met vergrotingssoftware dient, volgens deze respondenten, vooral gekeken te worden naar ergonomische overwegingen bij de keuze voor beeldschermgrootte. Uitgangspunt hierbij is dat de gebruiker het hele scherm moet 9
kunnen zien zonder het hoofd te bewegen. Bij een extra groot beeldscherm zijn de meeste slechtzienden genoodzaakt hun ogen dichterbij het scherm te brengen. Zij bewegen daardoor het hoofd en dit kan aanleiding zijn tot nek- en rugklachten. Deze adviseurs laten gebruikers wel kijken naar de verschillende schermen als onderdeel van een ICT-advies. Zij geven aan dat veel gebruikers bij het gebruik van vergrotingssoftware dan zelf kunnen ervaren hoe relatief klein de meeropbrengst op het scherm is, veelal slechts één of enkele letters meer. Deze groep ICT-adviseurs concludeert daarom dat een beeldscherm groter dan standaard (17 inch) in de meeste gevallen niet gewenst is. De andere groep ICT-adviseurs is positiever over de meerwaarde van grotere beeldschermen. Deze groep is van mening dat grotere beeldschermen wel een duidelijke meerwaarde kunnen hebben voor bepaalde groepen slechtzienden, zij het voor een beperkte groep personen. Volgens deze groep kunnen bijvoorbeeld personen met MD baat hebben bij een 19 inch beeldschermen omdat bij deze aandoening sprake is van extern kijken. Ook wordt aangegeven dat mensen met (redelijk) stabiele aandoeningen, die reeds geholpen zijn met een geringe vergroting (een lettergrootte van ongeveer 6 mm) baat hebben bij grotere beeldschermen. Gezegd wordt dat dit vaak mensen met een gezichtsscherpte tussen de 20% en 30% zijn. Daarnaast worden slechtziende kinderen door een respondent genoemd als een groep die baat heeft bij het gebruik van grotere beeldschermen. In educatieve software komen namelijk veel bewegende beelden voor, die niet gevolgd kunnen worden als men slechts naar een deel van het beeld zit te kijken, wat het geval is bij het gebruik van vergrotingssoftware. Het extra grote scherm maakt het mogelijk voor het kind om de bewegende onderdelen op het gehele computerbeeldscherm te zien. Voor andere taken kan de vergrotingssoftware weer worden ingeschakeld. Ook voor situaties waar twee personen naar dezelfde monitor kijken, bijvoorbeeld voor een slechtziende ouder die zijn of haar kind wil begeleiden bij computergebruik, kan een grote monitor duidelijke meerwaarde hebben.
Heeft een groter beeldscherm meerwaarde voor bepaalde groepen slechtzienden? Tijdens de gesprekken met de regionale instellingen hebben alle respondenten benadrukt dat het niet mogelijk is om algemene uitspraken te doen over groepen slechtzienden. Personen met op papier dezelfde aandoening en gezichtsscherpte hebben niet altijd dezelfde mogelijkheden noch dezelfde onmogelijkheden. Ook de behoeften bij computergebruik kunnen sterk verschillen. Alle geïnterviewde ICT-adviseurs geven aan dat de keuze van een monitor sterk afhankelijk is van wat men met de computer doet. De meeste slechtzienden hebben geen extra groot beeldscherm nodig om met programma’s als Word of Excel te werken. Dan kan zeer veel worden bereikt met de standaard aanwezige instellingsmogelijkheden binnen het besturingssysteem en binnen de programmatuur zelf. Voor internetgebruik kan een extra groot beeldscherm wel een voordeel opleveren. Ook wordt vaak opgemerkt dat een groter beeldscherm een duidelijke meerwaarde zou kunnen hebben voor de kleine groep slechtzienden die reeds geholpen is met een vergroting van 1,2 keer. Opvallend is dat de meeste ICT-adviseurs aangeven dat slechts in zeer beperkte mate sprake is van een noodzakelijke meerwaarde van een extra groot beeldscherm. Zij 10
adviseren dus ook in beperkte mate tot verstrekking van een extra groot beeldscherm. Men geeft aan dat een schatting van het aantal moeilijk te maken is, maar duidelijk is dat het om relatief kleine percentages gaat. Bij de overwegingen of een groter computerbeeldscherm een duidelijke meerwaarde kan hebben wijst één van de respondenten, een videoloog, op het verschil tussen prettig en noodzakelijk. Veel mensen zullen een groter beeldscherm prettig vinden en er baat bij hebben, maar dat is iets anders dan dat het strikt noodzakelijk is om te kunnen werken met de computer. De videologen geven aan dat er tests mogelijk zijn om te onderzoeken hoeveel meerwaarde een groter beeldscherm voor iemand kan hebben. Navigatiesnelheid, leessnelheid en uithoudingsvermogen zouden centrale onderwerpen kunnen zijn in deze tests.
3.3.
TFT-beeldschermen
De belangrijkste technische kenmerken van TFT-schermen zijn in bijlage 2 beschreven. In deze paragraaf worden kort de meningen van de ICT-adviseurs over TFT-schermen weergegeven. De belangrijkste eigenschap van het TFT-scherm in deze context is dat een TFT-scherm niet trilt. Menig slechtziende ondervindt veel hinder van de trillingen in het beeld die vaak zichtbaar zijn op een normale CRT-monitor. Voor deze personen heeft een TFTscherm, volgens alle ICT-deskundigen, een grote meerwaarde. Andere voordelen voor slechtzienden zijn, volgens de ICT-adviseurs, het hoge contrast, de strakke en duidelijke letter en de wat minder felle letters op een donkere achtergrond. Dit vormt voor veel slechtzienden duidelijke meerwaarde, in het bijzonder voor personen die lichtgevoelig zijn. Een ander voordeel is dat een TFT-monitor dankzij de afmetingen heel hanteerbaar is. Met een monitorarm kan een TFT-monitor optimaal geplaatst worden voor de ogen van de gebruiker. De ICT-adviseurs geven aan dat TFT-beeldschermen ook enkele nadelen kennen voor slechtzienden. Zo is de monitor voor één resolutie gemaakt, en leidt verandering van resolutie tot kwaliteitsverlies in het beeld. Indien vergrotingssoftware gebruikt wordt, is dit geen probleem omdat veranderingen van resolutie dan niet noodzakelijk zijn. Een ander nadeel van TFT-schermen is dat deze computerbeeldschermen niet vanuit elke kijkhoek een optimaal beeld bieden. Als men, als gevolg van de oogaandoening, vanuit een bepaalde hoek naar het beeldscherm moet kijken, kan men hinder ondervinden van de kijkhoekbeperkingen van een TFT-beeldscherm. Wel wordt opgemerkt dat dit vaak met een computerarm op te lossen is en dat er veel kwaliteitsverbeteringen plaatsvinden op dit terrein. Heeft een TFT-beeldscherm meerwaarde voor bepaalde groepen slechtzienden? Deze vraag beantwoorden de ICT-adviseurs unaniem met ‘ja’. Uit de gesprekken met de ICT-adviseurs en videologen blijkt dat een TFT-scherm naar hun idee voor duidelijk meer 11
slechtzienden een meerwaarde kan hebben dan een extra groot beeldscherm. Mensen die hinder ondervinden van licht en flikkeringen zijn meestal gebaat bij een TFT-scherm. Een videoloog geeft aan dat sommige personen die op een CRT-scherm wel vergroting nodig hebben, op een TFT-scherm minder of geen vergroting nodig zouden hebben, dankzij verminderde vermoeidheid van de ogen. ICT-adviseurs menen dat personen met nystagmus, achromatopsie en diverse irisafwijkingen (bijv aniridie en albinisme) baat kunnen hebben bij een TFT-beeldscherm. Wel blijft een individuele test noodzakelijk om advies te geven. Volgens alle ICT-adviseurs is het niet mogelijk om exact aan te geven welke slechtzienden een duidelijke meerwaarde ondervinden bij een bepaalde monitor. Bij het TOVG is op kleine schaal onderzoek gedaan naar de relatie tussen kenmerken van slechtziendheid en kenmerken van beeldschermen. De beeldschermen zijn hierbij ‘ingebouwd’ getoond aan gebruikers, zodat de gebruikers zich niet laten leiden door het uiterlijk van een monitor, maar zich met name richten op de beeldeigenschappen. Een grootschaliger onderzoek op dit terrein is volgens TOVG wel gewenst, maar nog niet verricht omdat geen externe financiering is verkregen. Zowel de ICT-adviseurs als de videologen geven aan dat er een objectieve test bestaat om te bepalen in hoeverre iemand last heeft van flikkeringen, de flikkerfusietest. Deze test kan worden gebruikt om aan te geven of een TFT-scherm (of een CRT-scherm met 100 Hz of meer) voor iemand noodzakelijk is.
3.4.
Trinitron-beeldschermen
Een Trinitron-beeldscherm is een speciaal type CRT-beeldscherm, in bijlage 2 zijn de technische eigenschappen nader toegelicht. Door een speciale technologie toe te passen worden deze computerbeeldschermen door de ICT-adviseurs omschreven als zacht, rustig, scherp, stil en helder. Heeft een Trinitron-beeldscherm meerwaarde voor bepaalde groepen slechtzienden? Volgens de ICT-adviseurs kunnen personen die gevoelig zijn voor strooilicht, personen met nystagmus, personen met verlaagd contrast-zien en personen met centrale gezichtsvelduitval (bijvoorbeeld MD) baat hebben bij een Trinitron-beeldscherm vanwege het goede contrast en het rustige beeld. Trinitron wordt genoemd als een alternatief voor mensen die last hebben van trillingen en hinder ondervinden van de kijkhoekbeperkingen van een TFT-scherm. Ook personen die veel met bewegende beelden werken kunnen baat hebben bij een Trinitron-monitor.
3.5.
Andere beeldschermen/hulpmiddelen
In de gesprekken met de medewerkers van de regionale instellingen kwamen naast grote beeldschermen, Trinitron-schermen en TFT-schermen enkele belangrijke aanvullingen ter sprake. In deze paragraaf worden enkele relevante opmerkingen over kleine monitoren, computerarmen, vergrotingssoftware en standaardinstellingen van Windows weergegeven. 12
Kleinere monitoren en monitorarm Sommige slechtzienden kunnen volgens de ICT-adviseurs juist gebaat zijn bij een kleine monitor. Dit zijn vooral mensen met een beperkt gezichtsveld. In verband met kleine beeldschermen kwam bij één instelling de monitorarm ter sprake. De respondenten zagen veel in een combinatie van een 15 of 17 inch TFT-scherm en een monitorarm, die het mogelijk maakt om het scherm zo te positioneren dat de gebruiker zijn of haar visus het beste kan gebruiken. Het scherm kan op de beste afstand en in de beste hoek worden geplaatst zonder dat men voorover geleund of schuin hoeft te zitten. Volgens deze respondenten zou de monitorarm opgenomen moeten worden in de Regeling Hulpmiddelen. Op dit moment is hun ervaring dat een monitorarm veelal niet vergoed wordt via de Regeling Hulpmiddelen. Vergrotingssoftware ICT adviseurs geven aan dat een extra groot beeldscherm voor sommige slechtzienden een tijdelijke oplossing kan bieden. Veel mensen moeten uiteindelijk gebruikmaken van vergrotingssoftware, die het beeld op het computerbeeldscherm tussen 2 en 16 keer vergroot. Met vergrotingssoftware wordt de afbeelding die op het scherm moet worden weergegeven groter. Daardoor past het gehele beeld niet meer op het scherm. Het aandeel van het oorspronkelijke beeld dat op het scherm kan worden weergegeven is gelijk aan de vergrotingsfactor in kwadraat. Bij drie keer vergroting is 1/9 van het beeld zichtbaar op de monitor, bij 6 keer vergroting 1/36. Dit heeft grote consequenties voor het overzicht. Belangrijk voor dit onderzoek is de vraag of een extra groot beeldscherm een meerwaarde heeft voor een persoon die vergrotingssoftware gebruikt. ICT-adviseurs geven aan dat een slechtziende soms een lagere vergrotingsfactor kan gebruiken indien daarnaast tevens een groter beeldscherm wordt gebruikt. Hierdoor blijft een iets groter deel van het oorspronkelijke beeld zichtbaar, en heeft men dus iets meer overzicht, waardoor minder gescrold hoeft te worden. Andere respondenten stellen echter dat men op het moment dat men op vergrotingssoftware aangewezen is het visuele overzicht sowieso kwijt is, en dat men moet leren werken op een nieuwe manier. Het gebruik van de computermuis in combinatie met vergrotingssoftware is dermate moeilijk dat het beter is om met toetsencombinaties en een ergonomisch verantwoord beeldscherm te werken, dan met een extra groot beeldscherm. Hierbij komt dat een aantal aandoeningen een progressief karakter hebben; een groter beeldscherm kan dan volgens de adviseurs slechts korte tijd soelaas bieden. Bij achteruitgang van het gezichtsvermogen zal men toch aangewezen raken op het gebruik van vergrotingssoftware. Instructie In dit verband wordt door bijna alle respondenten opgemerkt dat de gebruikers onvoldoende worden opgeleid in het gebruik van vergrotingssoftware. Veel personen leren onvoldoende omgaan met vergrotingssoftware en daarnaast bleek de vergrotingssoftware in een aantal gevallen technische mankementen te bevatten. ICT13
adviseurs menen dat veel gebruikers hierdoor slechte ervaringen hebben met vergrotingssoftware. Alle ICT-adviseurs merken op dat er te weinig instructie wordt gegeven. Mensen krijgen soms dure hulpmiddelen zonder voldoende te worden opgeleid. Dit maakt dat men een hulpmiddel niet optimaal kan gebruiken. Voorgesteld wordt om de vergoeding voor instructie te verruimen. De respondenten benadrukken dat het thuis oplossen van technische problemen een groot probleem is voor slechtzienden. Een goede helpdesk, het liefst aan huis, is zeer belangrijk. In het kader van het project Visueel Gehandicapten Massaal Digitaal is een help-desk eveneens een streven. Op dit moment bestaat deze voorziening nog niet. Standaardinstellingen In Windows is het mogelijk om de standaard weergave van informatie op het beeldscherm te vergroten of van kleur veranderen, bijvoorbeeld witte letters op een zwarte achtergrond. Dit biedt mogelijkheden, maar levert ook beperkingen op. Niet alle dialoogvensters in bijvoorbeeld Word worden vergroot. Internetpagina’s kunnen vaak niet op de gewenste manier weergegeven worden. Daarom blijft vergrotingssoftware, volgens de ICT-adviseurs, altijd nodig voor een meerderheid van slechtziende computergebruikers.
3.6.
Regeling Hulpmiddelen
Voor slechtzienden zijn beeldschermen een bijzonder belangrijk deel van een computer. Hun handicap is visueel, een beeldscherm geeft visuele informatie weer. Bepaalde eigenschappen van een monitor kunnen, ook bij volledig zienden, vermoeidheid en hoofdpijn veroorzaken. Dit probleem speelt nog sterker voor iemand die zich steeds moet inspannen om te zien. De ICT-adviseurs geven aan dat er altijd groepen zullen zijn voor wie de monitor die als standaard wordt gezien niet de beste keuze zal zijn. Derhalve zullen er altijd personen zijn voor wie een bijzonder beeldscherm een grote meerwaarde heeft. Daarom vinden zij unaniem dat het mogelijk moet zijn om in bepaalde gevallen een andere monitor dan de standaard monitor te adviseren. De ICT-adviseurs vinden het problematisch dat men nu niet op een vergoeding kan rekenen in gevallen waar een bijzonder beeldscherm een duidelijke meerwaarde heeft. Volgens deze respondenten is het van belang dat verstrekking van specifieke computerbeeldschermen in de Regeling Hulpmiddelen wordt opgenomen. Naar hun idee dient bij duidelijke argumentatie, eventueel onderbouwd met testresultaten, vergoeding via de Regeling Hulpmiddelen mogelijk te zijn. De ICT-adviseurs geven aan dat de regionale instellingen hulpmiddelen alleen adviseren als het echt nodig is. Zij zouden er voorstander van zijn als de verzekeraars dit advies als onafhankelijk advies accepteren. De ICT-adviseurs zijn geen voorstander van het expliciet vermelden van de typen bijzondere beeldschermen in de Regeling Hulpmiddelen. Wel dienen beargumenteerde adviezen gehonoreerd te worden. 14
Bij een eventuele verduidelijking wat betreft computerbeeldschermen voor slechtzienden in de Regeling Hulpmiddelen, geven de ICT-adviseurs de voorkeur aan een algemene, functionele formulering boven een lijst van gelimiteerde hulpmiddelen die vergoed worden. Dit voorkomt situaties waarin een geschikt en goedkoop hulpmiddel niet kan worden geadviseerd vanwege vergoedingstechnische aangelegenheden. Vanwege de snelle veranderingen in het aanbod van hulpmiddelen heeft een algemene formulering gebaseerd op de functies van het hulpmiddel de voorkeur. Bij een functionele omschrijving van de aanspraak zou er, volgens respondenten, een minder aanzuigende werking optreden dan bij het toevoegen van ‘specifieke beeldschermen’ in de Regeling Hulpmiddelen. De ICT-adviseurs geven aan dat zij toch altijd zoeken naar de goedkoopste adequate hulpmiddelen, ook in de situatie van een functionele omschrijving. Een belangrijke vraag in relatie tot de Regeling Hulpmiddelen is, zoals eerder gesteld, het verschil tussen prettig en noodzakelijk. Niet alles wat prettig is, is immers noodzakelijk. Wel moet rekening worden gehouden met het feit dat veel mensen geen betaald werk hebben, en daarom relatief veel tijd achter de computer doorbrengen. Vrijwilligers worden meerdere keren genoemd als een kwetsbare groep. Mensen die arbeidsongeschikt raken door hun slechtziendheid kunnen en willen vaak een essentiële bijdrage leveren aan het maatschappelijk leven. Het wordt opgemerkt dat het belangrijk is om actieve participatie in het maatschappelijk leven, zeker bij personen met een beperking, te ondersteunen. Deze mensen zitten lang achter de computer maar werken niet en vallen dus niet onder de wet REA. In één interview werd opgemerkt dat duidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor de oplossing van compatibiliteitsproblemen belangrijk is. Gebruikers die problemen met compatibiliteit hebben moeten niet heen en weer gestuurd worden tussen de hardware leverancier (vaak een reguliere computerzaak omdat de gebruiker de computer zelf heeft aangeschaft) en de leverancier van speciale software (die vergoed is via de Regeling Hulpmiddelen). Samengevat vinden de medewerkers van de regionale instellingen dat het mogelijk moet zijn om specifieke computerbeeldscherm te adviseren indien aangetoond of goed beargumenteerd is dat een bepaald hulpmiddel/ aanpassing duidelijke meerwaarde voor een persoon heeft, of noodzakelijk is. Opname in de Regeling Hulpmiddelen is volgens hen gewenst.
3.7.
Toekomstige ontwikkelingen
Met het toenemend aantal ouderen wordt ook een toename in ouderdomsgerelateerde slechtziendheid verwacht. Het is moeilijk te voorspellen in hoeverre deze groep aanspraak zal maken op de Regeling Hulpmiddelen. Mettertijd zal het aantal slechtziende ouderen dat gewend is om met computers te werken, groeien. Deze ouderen hebben vaak al een computer thuis. Moeilijk in te schatten is in hoeverre zij bij slechtziendheid met de computer zullen blijven werken en in hoeverre ze daarvoor een groter of speciaal beeldscherm nodig zullen hebben. 15
De ICT adviseurs voorspellen dat het TFT-scherm in de loop van de komende jaren de standaard zal gaan worden. Zeer waarschijnlijk zal de prijsontwikkeling voor TFTschermen gunstig zijn voor de consument. Waarschijnlijk is ook dat grote CRT-monitoren op korte termijn goedkoper worden. Op iets langere termijn maken de adviseurs zich zorgen over de verkrijgbaarheid en prijs van CRT-monitoren. Op het moment dat kwalitatief goede TFT-schermen als de standaard gaan gelden, kan het wel eens heel moeilijk worden om kwalitatief goede en betaalbare CRT-scherm te verkrijgen. Eén respondent relativeert dit met de opmerking dat CRT-schermen in gebruik zullen blijven voor bijvoorbeeld beveiliging en daardoor niet zullen verdwijnen. In één interview werd geschat dat ongeveer 10% van de slechtzienden beter met een Trinitron dan met een TFTscherm kan werken. Plasmaschermen en elektronisch papier worden genoemd als belangrijke verwachte ontwikkelingen van computermonitoren. Een plasmascherm is een groot plat scherm, bestaande uit vele mini tl-buisjes. Elektronisch papier kan worden omschreven als een ‘oprolbare monitor’. Het geeft geen licht af, wat positief zou zijn voor slechtzienden (uit een gewone monitor komt veel licht). Het elektronisch papier gebruikt alleen energie (van de batterij) wanneer het beeld verandert, en staat stil wanneer een gedeelte gelezen wordt. Dit product is nog volop in ontwikkeling. De zwart-wit versie wordt beschreven als erg helder met hoog contrast. Aan een goede kleurweergave wordt gewerkt.
16
4.
INVENTARISATIE VAN GEBRUIKERSERVARINGEN
4.1.
Inleiding
Een belangrijk onderdeel in het onderzoek is de inventarisatie van gebruikerservaringen. Met behulp van dit onderzoeksdeel is gepoogd een antwoord te vinden op de vragen welke monitoren momenteel gebruikt worden, hoe de monitoren worden gebruikt en wat de meerwaarde van speciale monitoren is ten opzichte van standaardmonitoren. Ook is aandacht besteed aan de persoonlijke ervaringen van gebruikers met vergoedingen van de hulpmiddelen. In vijftien telefonische interviews met respondenten met verschillende oogaandoeningen1 is gevraagd naar bovenstaande onderwerpen. Deze oogaandoeningen worden in bijlage 1 nader beschreven. Acht van de vijftien telefonische gesprekken zijn gevoerd met contactpersonen van verenigingen of contactgroepen. De overige zeven telefonische gesprekken zijn gevoerd met individuele ervaringsdeskundigen. Ter voorbereiding op deze interviews zijn tijdens de ZieZo-beurs enkele korte interviews afgenomen met blinden en slechtzienden. Ter oriëntatie is gevraagd naar de gebruikte computerhulpmiddelen en de voordelen ervan. Van de twintig slechtziende respondenten hebben er acht een extra groot beeldscherm thuis; vijf personen hebben een 19 inch beeldscherm en drie personen een 21 inch beeldscherm. De voordelen ervan benoemen zij allen met woorden als ‘meer overzicht’ of ‘groter beeld’. De acht respondenten hebben op verschillende manieren hun beeldscherm bekostigd; zo hebben twee het scherm zelf aangeschaft, drie hebben het via de verzekeraar vergoed gekregen, één persoon heeft het met behulp van een fonds geregeld en twee personen wisten niet precies hoe de vergoeding geregeld is. Onderstaand worden de resultaten van de gesprekken met contactpersonen weergegeven, daarop volgt een weergave van de gebruikerservaringen en tot slot volgt een conclusie.
4.2.
Resultaten gesprekken contactpersonen
In totaal is met acht contactpersonen van verschillende verenigingen gesproken. Hen is niet alleen gevraagd naar persoonlijke ervaringen, maar vooral naar de ervaringen van andere slechtzienden met dezelfde aandoening. Op die manier wordt een beeld geschetst van het gebruik van speciale beeldschermen, de eventuele meerwaarde en de ervaring met vergoedingen, onderscheiden naar de meest voorkomende aandoeningen. Computergebruik Voor alle aandoeningen geldt dat het merendeel (70% tot 100%) van de mensen met een bepaalde visuele beperking gebruik maakt van de computer voor alledaagse zaken zoals tekstverwerking, Internet en e-mail. Alleen de contactpersoon van de contactgroep PXE 1
Achromatopsie, albinisme, aniridie, macula degeneratie, PXE, retinitis pigmentosa, uveïtus
17
geeft aan dat het computergebruik bemoeilijkt wordt wanneer het centrale zicht begint af te nemen. Veel personen ondervinden volgens de contactpersoon op dat moment te veel problemen met het werken met de computer en stappen over op andere alternatieven. De contactpersoon van de MD-patiëntenvereniging geeft aan dat het om veel oudere mensen gaat (vanaf zestig jaar), die veelal minder gebruik maken van computers dan de jongere leeftijdscategorieën. Bij de aandoening van albinisme is het omgekeerde het geval; ongeveer 30% van de mensen met albinisme is nog onder de elf jaar, waarbij het gebruik van een computer vaak nog minimaal is. Voor de Belangengroep Slechtziende en Blinde Studenten (BS&BS) geldt dat alle leden zeer actief gebruik maken van een computer en dat veel van hen met twee computers werken; één in de thuissituatie en één aangepaste computer op de hogeschool/ universiteit. Meerwaarde en vergoeding In het onderzoek is bewust onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën oogaandoeningen. Het blijkt dat dit een terecht onderscheid is geweest; de behoefte aan hulpmiddelen verschilt per contactgroep. Echter, ook binnen de groepen zelf bestaan beduidende verschillen. De respondenten geven aan dat niet altijd generaliserende uitspraken kunnen worden gedaan, omdat de gezichtsscherpte en andere kijkproblemen (zoals de grootte van uitval in het centrale zicht bij mensen met MD of de grootte van de koker bij mensen met RP) in vele variaties voorkomen. Desondanks is geprobeerd een weergave te geven van de belangrijkste behoeften die bestaan. Voor de grote meerderheid van mensen met achromatopsie, met aniridie en met albinisme heeft een groter beeldscherm, volgens de contactpersonen, een duidelijke meerwaarde, voornamelijk vanwege het betere overzicht (de hoeveelheid informatie die kan worden weergegeven op het scherm). Men doelt hierbij met name op 21 inch beeldschermen. Volgens de respondent van Contactgroep Achromatopsie betekent dit overzicht dat andere vergrotingssoftware niet meer nodig is; de mogelijkheden van de instellingen van Windows bieden dan voldoende vergrotingsmogelijkheden voor de meeste personen met achromatopsie die gemiddeld een gezichtscherpte van 10% hebben. Voor de anderen geldt dat een extra groot scherm bij gebruik van vergrotingssoftware meer in beeld brengt dan een standaard scherm. Volgens de respondent van Contactgroep Albinisme biedt een extra groot TFT-scherm de meeste voordelen, omdat deze beeldschermen een scherper contrast en minder trillingen geven. Ook wordt opgemerkt dat de warmte-uitstraling van een scherm belangrijk is; veel slechtzienden zitten dicht op hun scherm en warmte-uitstraling kan dan hinderlijk zijn. Dit geldt ook voor mensen met uveïtus, PXE, RP of MD. Verder zijn bij deze categorieën de onderlinge verschillen dusdanig groot, dat de noodzaak van een extra groot beeldscherm afhangt van de gezichtsscherpte en kijkhoek van ieder individu apart. Voor RP geldt, volgens de contactpersoon: hoe kleiner de koker waardoor men kijkt, des te minder behoefte men heeft aan een groot beeldscherm. Over het algemeen wordt daarbij het TFT-scherm geprefereerd, aangezien deze een scherper contrast en meer helderheid biedt dan een CRT-scherm. Voor personen met PXE geldt, volgens de contactpersoon, een andere vuistregel: voor mensen met een gezichtsscherpte van 20% 18
tot 30% helpt een groter scherm het overzicht te bewaren en is geen vergrotingssoftware nodig. Voor mensen met minder zicht is vergrotingssoftware nodig, en vaak levert die vergroting in combinatie met een groter beeldscherm zoveel vergroting op, dat in het uitvergrote figuur alweer ‘gaten’ vallen. Het grotere beeldscherm verhindert dan juist het overzicht. Het TFT-scherm biedt nog een aantal voordelen op het CRT-scherm: door de trillingsvrijheid en de hoge resolutie is het beeld scherper en rustiger. Bovendien neemt de monitor minder ruimte in en is deze goed in stand verstelbaar. Voor personen die aan MD lijden, geldt een soortgelijke vuistregel. Ziet een persoon meer dan 20%, dan biedt een 21 inch scherm, volgens de contactpersoon, een duidelijke meerwaarde. Ook is met een dergelijk groot scherm minder vergroting nodig, wat de leesbaarheid ten goede komt. Indien het grote scherm dus zorgt dat men minder vergroting nodig heeft, bestaat er een duidelijke meerwaarde op andere hulpmiddelen of kleinere beeldschermen. Echter, hoe minder iemand ziet, des te minder een 21 inch scherm meerwaarde heeft. 19 inch is dan vaak het meest ideale, hoewel ook een 17 inch nog wel werkbaar is. Het TFT-scherm biedt hier, volgens de respondent, minder voordelen dan de CRT-monitor, omdat bij de eerste de kwaliteit van het beeld sterk afhangt van de kijkhoek. Afhankelijk van de gezichtsscherpte zit iemand met MD dicht op het scherm, en dit geeft bij een TFT-scherm vaak vervagingen in het beeld. Alle respondenten vinden dat een groter beeldscherm grotendeels of volledig moet worden vergoed. Vier van hen geven aan dat het immers gaat om een hulpmiddel dat, als gevolg van de oogaandoening, noodzakelijk is voor het goed werken met een computer, hetgeen weer noodzakelijk is voor communicatie. De meningen variëren van vergoeding van de meerprijs van een speciaal scherm tot volledige vergoeding van het beeldscherm en aanverwante hulpmiddelen die de kwaliteit ervan vergroten (één respondent vindt, in het kader van rechtsgelijkheid, dat de computer in zijn geheel moet worden vergoed, aangezien dit ook het geval is voor lichamelijk gehandicapten).
4.3.
Resultaten gesprekken ervaringsdeskundigen
In de gesprekken met gebruikers is voornamelijk gevraagd naar de individuele ervaringen met betrekking tot computergebruik, aanpassingen en vergoedingen. De resultaten hiervan sluiten aan op wat al bleek uit de gesprekken met contactpersonen. Computergebruik Alle respondenten werken nog actief met een computer in de thuissituatie. Men gebruikt de computer voor de alledaagse zaken, zoals tekstverwerking, Internet en e-mail. Digitale krantabonnementen, bankieren via Internet, redactiewerk en correspondentie worden met behulp van de computer onderhouden. De problemen die men ervaart bij het kijken naar een computerbeeldscherm variëren uiteraard per persoon. Wel is het zo dat alle respondenten moeite hebben met het totaalbeeld; zij moeten alle zeven het beeld stukje voor stukje scannen, om zo een idee te krijgen van het totale overzicht. Verder speelt de lage gezichtsscherpte een rol; alle 19
respondenten hebben een gezichtsscherpte tussen 0,5% en 12%, waardoor men moeite heeft met het scherp krijgen van het beeld. Onvoldoende contrast en helderheid op het scherm zorgen dus voor problemen, maar ook de grootte van de letter is van belang. Om die reden gebruiken alle respondenten één of meerdere computeraanpassingen. Twee respondenten hebben een extra groot beeldscherm op het werk/ op school en thuis een standaardgrootte, vier respondenten gebruiken thuis een groter beeldscherm (twee hebben een 19 inch CRT-scherm, één respondent heeft een 19 inch TFT-scherm en een ander heeft thuis een 21 inch CRT-scherm en een 15 inch TFT-scherm). De grote meerderheid maakt daarnaast gebruik van vergrotingssoftware, een enkeling in combinatie met spraakondersteuning. Tot slot kan nog opgemerkt worden dat twee respondenten bekend zijn met het Trinitron-scherm. Eén van hen heeft positieve ervaringen met dit type, de ander is er positief over maar ziet er geen duidelijke meerwaarde in, behalve de uitgebreide instellingsmogelijkheden, terwijl veranderen van de instellingen op een TFTscherm snel tot verlies van beeldkwaliteit leidt. De vergoeding van computerhulpmiddelen op het werk en op school blijken geen problemen op te leveren voor de respondenten. De vergoeding voor aanschaf in de thuissituatie is voor bijna alle respondenten wél een probleem geweest. Eén extra groot CRT-scherm is vergoed na een lange procedure. Een contactpersoon merkte op dat de procedure van aanvraag tot vergoeding erg veel tijd in beslag neemt en op kan lopen tot een half jaar. Eén respondent heeft geen beroep gedaan op een vergoeding omdat hij uit eerdere ervaringen wist dat er een lange en slepende procedure aan vooraf zou gaan. Bij drie andere respondenten zijn de grotere schermen afgewezen voor vergoeding. De respondenten hebben hier allen toelichting op gegeven. Zo heeft één respondent betere ervaringen in het verleden; destijds kon hij, naar eigen zeggen, een aanvullend bedrag zelf bijbetalen aan de verzekeraar om zo het gewenste hulpmiddel te krijgen. Uit alle verschillende ervaringen blijkt al dat er geen sprake is van een eenduidig vergoedingssysteem en twee respondenten benoemen dit verschil nadrukkelijk. Een ander meent dat er onenigheid bestaat tussen verzekeraar, intermediair-adviseur en cliënt over de daadwerkelijke behoefte. Eén respondent gaat hier nog dieper op in; zij vindt dat er onvoldoende wordt geluisterd naar de beleving van de cliënt; de mening van de professionals (van de regionale centra) kan objectief gezien wel correct zijn, maar deze hoeft daarmee niet overeen te stemmen met de beleving en acceptatie van een individu. Voor- en nadelen Alle respondenten zijn van mening dat een groter beeldscherm voordelen biedt. Zes van hen noemen expliciet het voordeel van meer overzicht; doordat het schermoppervlak groter is, biedt het beeld meer informatie. Vier respondenten voegen daaraan toe dat er door dit betere overzicht minder, en voor een enkeling zelfs geen, vergroting nodig is. Dit alles heeft tot gevolg dat een groter beeldscherm beduidend rustiger en minder vermoeiend werkt voor een slechtziende, zo menen de respondenten. Eén respondent noemt nog de betere werkhouding; door het grotere oppervlak hoeft men niet zo dicht op het beeld te gaan zitten. Nadelen ondervinden de respondenten niet aan de grote beeldschermen. Op de vraag of men niet meer met de ogen (of het hoofd) moet gaan ‘scannen’ om het grote oppervlak te overzien, antwoorden de meeste respondenten 20
bevestigend, maar dit is voor geen van hen een nadeel. Wel wordt nog opgemerkt dat de grotere CRT-schermen erg veel ruimte innemen en dat de 21 inch CRT-monitor daardoor bijna onbruikbaar wordt in de thuissituatie. Hoewel hieruit al blijkt dat de respondenten veel voordelen ervaren van de grotere beeldschermen, moet hier nog een belangrijk onderscheid in worden gemaakt. De hiervoor genoemde voordelen betreffen immers alleen de grotere beeldschermen in het algemeen, maar ook de verschillen tussen de TFT-schermen en de CRT-schermen spelen hier nog een belangrijke rol in. De meeste respondenten vinden een extra groot TFTscherm beter dan een extra groot CRT-scherm. Het voornaamste voordeel (genoemd door vijf gebruikers en 1 contactpersoon) van de TFT-schermen is het scherpere contrast, karakters worden op een heldere en scherpe manier weergegeven in het beeld. Ook het feit dat het beeld van een TFT-scherm beduidend minder trilt dan dat van een CRT-scherm wordt door drie respondenten als belangrijk voordeel genoemd. Verder noemt een enkeling nog als voordeel dat het scherm geen bolling heeft, weinig ruimte inneemt en minder glans geeft dan de CRT-monitor. Dit alles maakt de TFT-monitor een stuk werkzamer, vindt men. Benadrukt wordt dat niet onderschat mag worden hoe belangrijk het, juist voor slechtzienden, is dat een scherm rustig en weinig vermoeiend werkt. Een enkeling noemt echter ook nog een nadeel van het TFT-scherm. Zo vinden twee respondenten dat de beeldkwaliteit afhangt van de kijkhoek en een derde respondent geeft aan dat de beeldkwaliteit kan verminderen bij sterkere vergroting. Meerwaarde en vergoeding De meningen over de meerwaarde van een groter scherm verschillen per respondent. Zes respondenten vinden dat een extra groot beeldscherm een absolute meerwaarde heeft voor hun specifieke geval. Eén van hen meent dat dit geldt voor álle slechtzienden die nog visueel ingesteld werken. Uit de gesprekken met de ervaringsdeskundigen blijkt dat men het zo lang mogelijk gebruiken van de monitor prefereert boven andere hulpmiddelen voor de computer. Veel van de respondenten hebben wel vergrotingssoftware, maar gebruiken dit alleen waar nodig (bijvoorbeeld voor kleine letters en voetnoten, of kleurenconversie). Eén respondent vindt dat er wel degelijk voordelen zitten aan een groter scherm, maar vraagt zich af in hoeverre gesproken kan worden van een meerwaarde; het overzicht dat een groter scherm biedt is een prettige ondersteuning, maar is daarmee geen absolute noodzaak. Ook merkt deze respondent op dat de ontwikkelingen in de CRT-schermen zo snel gaan, dat de verschillen in prijs van standaard en grotere CRT-schermen steeds kleiner worden. Ook verwacht de respondent dat een 19 inch scherm binnenkort als standaard zal worden beschouwd. Alle respondenten vinden (een vorm van) vergoeding noodzakelijk, en vinden dat dit gebaseerd moet worden op de mening van deskundigen uit intermediaire instellingen (volgens drie respondenten), op de directe behoefte van een individu (volgens drie anderen) of op van tevoren gestelde voorwaarden (volgens een enkeling). Eén respondent vindt dat vergoeding niet noodzakelijk is voor de schermen zelf2, maar wel voor andere 2
Opgemerkt dient te worden dat deze respondent alleen ervaring heeft met CRT-schermen, welke in prijs beduidend lager zijn dan TFT-schermen.
21
computerhulpmiddelen, bijvoorbeeld voor de ondersteunende software en de updates, zoals dat nu mogelijk is.
4.4.
Conclusie
De resultaten van de vijftien gesprekken verschillen in grote mate, maar juist daaruit blijkt een overeenkomst: de meningen over de noodzaak, meerwaarde en vergoeding van computeraanpassingen verschillen in alle categorieën zo sterk dat maatwerk de norm dient te zijn. De benodigde aanpassingen zijn afhankelijk van gezichtsscherpte, de persoonlijke beleving en acceptatie van de visuele beperking en gewenning van de respondenten en al deze factoren verschillen niet alleen per aandoening, maar ook per individu. Desondanks wordt hieronder nog kort samengevat welke opvallende signalen, overeenkomsten en verschillen te vinden zijn in de ervaringen van de gebruikers. Uit dit onderzoeksdeel blijkt dat mensen met een visuele beperking voor vergelijkbare doeleinden gebruik maken van een computer als volledig ziende mensen. Wel is het zo dat sommige slechtzienden, juist door hun visuele beperkingen, in grotere mate aangewezen zijn op het gebruik van een computer Andere slechtzienden, met name de oudere slechtzienden, blijken minder met de computer te werken dan hun goedziende leeftijdsgenoten. Respondenten geven aan dat computergebruik voor hen te complex kan zijn. Vanwege hun leeftijd zijn ouderen sowieso minder gewend aan computergebruik , maar hun bijkomende beperkingen zorgen ervoor dat zij afhaken en geen gebruik maken van de computer. Over het algemeen blijkt dat vrijwel alle respondenten een meerwaarde zien in een extra groot computerbeeldscherm; met name het betere overzicht en de (kleine) vergroting die een groter scherm biedt, worden als voordeel gezien. Het grotere TFT-scherm wordt veel genoemd in dit kader; het scherm is volgens veel respondenten helderder, met een scherper contrast en minder trillingen. Verdere meerwaarde van grote beeldschermen hangt af van het gezichtsveld en de gezichtsscherpte van het individu. Desondanks vinden alle respondenten dat de kosten (deels) dienen te worden vergoed. Een grotere monitor is volgens hen immers geen luxe, maar een noodzaak om op een goede, werkzame en zo min mogelijk vermoeiende manier te kunnen werken met de computer. Er moet in ieder geval tegemoet gekomen worden in de kosten, bijvoorbeeld door de meerprijs van de speciale monitor ten opzichte van de standaardmonitor te vergoeden. De respondenten weten uit ervaring dat er grote verschillen bestaan per regio en zorgverzekeraar in de toekenning van vergoedingen. Allen vinden dat hier meer eenduidigheid in moet komen. De meningen zijn verdeeld over hoe dit moet worden bereikt; een aantal vindt dat de Regeling Hulpmiddelen moet worden aangepast, anderen vinden dat de intermediaire instellingen meer zeggenschap moeten krijgen en alle respondenten noemen het belang van de individuele argumenten van cliënten.
22
5.
ERVARINGEN VAN LEVERANCIERS
5.1.
Inleiding
Naast de ervaringen van de medewerkers van de regionale instellingen, de contactgroepen en de individuele gebruikers, zijn ook de ervaringen van leveranciers van computeraanpassingen voor slechtzienden relevant voor dit onderzoek. Om deze ervaringen te inventariseren zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van Reinecker Reha-Technik en Tieman. Tevens is kort gesproken met medewerkers van Alva en Low Vision & Braille Center in Gouda, maar deze bleken weinig betrokken te zijn bij levering van beeldschermen voor computers. Informatie van de leveranciers over prijzen en eigenschappen van computerbeeldschermen is verwerkt in de paragraaf over computerbeeldschermen. In dit hoofdstuk worden de meningen over eventuele meerwaarde van bijzondere computerbeeldschermen en hun plaats in de regeling hulpmiddelen kort weergegeven. De respondenten zien het 17 inch beeldscherm als de huidige standaard. Eén respondent beschouwt het CRT-scherm als standaard, de andere respondent stelt dat het TFT-scherm als standaard moet worden beschouwd. Dit heeft te maken met de definitie die men hanteert voor ‘standaard’. De ene respondent kijkt naar voorkomen in de Nederlandse huiskamer en de andere respondent kijkt naar huidige nieuwaanschaf. Opgemerkt wordt dat bij huidige nieuwe aanschaf van een computer, bijna iedere consument kiest voor een TFT-beeldscherm.
5.2.
Meerwaarde van bijzondere beeldschermen
Extra grote beeldschermen Volgens de leveranciers kan een groter beeldscherm voor veel slechtzienden een duidelijke meerwaarde hebben. Het is de ervaring van de respondenten dat een groter scherm voor sommige slechtzienden tijdelijk soelaas kan bieden, maar dat mensen met een progressieve aandoening uiteindelijk toch aangewezen zullen zijn op het gebruik van vergrotingssoftware. Voor een zeer beperkt aantal mensen met een stabiele aandoening, zou een grotere monitor wel een oplossing kunnen zijn. Een extra groot beeldscherm kan, volgens de leveranciers, ook een deel van een oplossing zijn. Door gebruik van een groter scherm, kan vaak een lagere vergrotingsfactor gebruikt worden. Daardoor past een groter deel van het beeld op het scherm, wat meer overzicht geeft. Eén respondent stelt daarom dat mensen die meer dan drie keer vergroting nodig hebben vaak baat hebben bij een groter computerbeeldscherm. De respondenten geven aan een 19 inch TFT-scherm te bedoelen bij een ‘extra groot beeldscherm’, een grotere monitor wordt niet nodig geacht. TFT-schermen 23
Ook de leveranciers geven aan dat een TFT-scherm een duidelijke meerwaarde heeft voor mensen die gevoelig zijn voor trillingen. Omdat een TFT-scherm niet trilt, is het minder vermoeiend om mee te werken dan een CRT-scherm. Een TFT-scherm geeft goed contrast en een hoge helderheid. Opgemerkt wordt dat de resolutie en de verversingssnelheid vanwege de vergrotingssoftware bijzonder belangrijk zijn voor slechtzienden. Beeldschermloepen Het is mogelijk om een computer en een beeldschermloep op hetzelfde scherm aan te sluiten. Dit bespaart geld en ruimte omdat er maar één scherm nodig is waar voorheen twee schermen geboden waren. Bij een eventuele aanpassing van de Regeling Hulpmiddelen dient, volgens de leveranciers, hiermee rekening te worden gehouden. Een afstemming van de verschillende hulpmiddelen zou ervoor moeten zorgen dat een ‘overbodige’ monitor niet vergoed wordt.
5.3.
Regeling Hulpmiddelen
Extra grote monitoren worden vaak op het werk gebruikt om vermoeidheid te voorkomen. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat een bijzondere monitor voor de privé-situatie vergoed moet worden. Gesteld wordt dat het wel of niet vergoeden van een bijzonder beeldscherm afhankelijk moet zijn van het doel waarvoor de computer gebruikt wordt, en in hoeverre het bijzondere beeldscherm voor de betreffende persoon een noodzakelijk hulpmiddel is. Als de computer voor informatieve of communicatieve doeleinden gebruikt wordt en het beeldscherm een noodzakelijk hulpmiddel is, vinden de respondenten dat het in aanmerking dient te komen voor vergoeding via de Regeling Hulpmiddelen. De vraag of een bijzonder beeldscherm gemeengoed is, is volgens een respondent ook relevant in verband met de positie van bijzondere beeldschermen voor visueel gehandicapten in de Regeling Hulpmiddelen. Een computer voor visueel gehandicapten wordt niet vergoed. Bijna iedereen heeft een computer, en bij een computer hoort een beeldscherm. Op basis van gebruik, smaak en beschikbare middelen maakt men een keuze tussen de beeldschermen. Een andere situatie ontstaat echter als iemand een bijzonder beeldscherm nodig heeft vanwege een handicap. Een respondent stelt voor om de meerkosten van het bijzondere beeldscherm (ten opzichte van het standaardscherm) te vergoeden. De respondent denkt hierbij aan een persoonsgebonden budget (PGB) voor computeraanpassingen. De taak om vast te stellen wie welke aanpassingen nodig heeft, kan volgens de respondent het beste bij de regionale instellingen neer worden gelegd, aangezien zij geen commercieel belang hebben bij het verkopen van hulpmiddelen. Deze leverancier zou graag zien dat de onafhankelijke adviesfunctie van de regionale instellingen wordt uitgebouwd. Bij dit onafhankelijk advies zou met merk van het hulpmiddel geen rol moeten spelen, iets wat nu wel het geval is omdat er contracten bestaan tussen verzekeraars en bepaalde leveranciers.
24
6.
DESKUNDIGENPANEL
Tot slot van het onderzoek heeft een deskundigenpanel plaatsgevonden. Bij tussentijdse bespreking van de voortgang van het onderzoek bleek dat opdrachtgever CVZ graag een aantal punten in het onderzoek nader uitgezocht wilde hebben. Er bestond met name behoefte aan meer concrete uitspraken over de aard en de omvang van groepen slechtzienden voor wie een specifiek beeldscherm noodzakelijk is. Ook was inzicht gewenst in de wijze waarop bepaald kan worden of een persoon een specifiek beeldscherm nodig heeft. Om dit beter in beeld te krijgen is een deskundigenpanel georganiseerd waarbij twee videologen, en twee ICT-adviseurs van de regionale centra/TOVG aanwezig waren. Naast de onderzoekers waren ook twee beleidsmedewerkers van de Federatie SB-belang aanwezig.
6.1.
Aard van de groepen slechtzienden
De deskundigen waren vrij uitgesproken in het aangeven dat het echt niet mogelijk is om de noodzaak van het gebruik van een specifiek beeldscherm te koppelen met kenmerken van bepaalde aandoeningen of mate van slechtziendheid in termen van gezichtsscherpte. Het lijkt een eenvoudige vraag, maar hun uitgebreide klinische ervaring met slechtzienden maakt dat zij geen vuistregels kunnen opstellen. Bovendien is gesteld dat de deskundigen geen vuistregels willen formuleren omdat zij het uitgangspunt verkeerd vinden. Er kan niet gesteld worden welke groepen in principe baat hebben bij een specifiek beeldscherm. Dat impliceert aanbodsgericht denken, terwijl de deskundigen pleiten voor een vraaggericht perspectief. Het uitgangspunt dient te zijn dat de persoon in kwestie, vanwege zijn visuele beperkingen, niet of niet goed werken kan met een standaard beeldscherm. Vervolgens moet worden bepaald of er aanpassingen nodig zijn en welke dat zijn. Hierbij wordt dan steeds gezocht naar de goedkoopste adequate oplossing. Men begint met het optimaal instellen van de beeldschermopties en eventueel kan men uitkomen bij het gebruik van een specifiek beeldscherm. Volgens de deskundigen is een specifiek beeldscherm één van de opties om het werken met de computer mogelijk te maken. Op basis daarvan dient een specifiek beeldscherm, naar hun mening, dan ook vergoed te worden via de Regeling Hulpmiddelen. Daar is men het unaniem over eens. Men spreekt bij voorkeur over specifiek beeldscherm en doelt daarmee op allerlei beeldschermen die afwijken van de huidige standaard. Ook vanuit de Federatie SB-belang wordt nogmaals benadrukt hoe belangrijk een specifiek beeldscherm voor slechtzienden kan zijn. De Federatie SB-belang onderschrijft dan ook de conclusie van de deskundigen dat vergoeding van specifieke beeldschermen binnen de Regeling Hulpmiddelen mogelijk moet zijn. Volgens de deskundigen is er daarbij nauwelijks sprake van een inverdieneffect ofwel substitutie met vergrotingssoftware. Een specifiek beeldscherm is bijna altijd een extra verstrekking.
25
6.2.
Criteria, tests en gebruikersonderzoek
Het is, volgens de deskundigen, niet mogelijk om op basis van oogaandoeningen en gezichtsscherpte aan te geven welke personen baat hebben bij het gebruik van een specifiek beeldscherm. Wel is het volgens de deskundigen heel goed mogelijk om via een aantal tests te bepalen voor welke personen een specifiek beeldscherm noodzakelijk is. Op dit moment worden er bij de regionale centra reeds een aantal criteria gehanteerd die zouden kunnen wijzen op de noodzaak van een specifiek beeldscherm. Genoemd zijn leessvisus, vergrotingsreserve, oogbewegingen, para-centrale scotomen, flikkergevoeligheid, strooilichthinder, contrast, helderheid en ergonomische factoren. Voor alle oogheelkundige aspecten bestaan testmethoden. Op basis van de bovengenoemde aspecten kan de noodzaak van een specifiek beeldscherm aannemelijk worden gemaakt. Tot slot rest altijd een individuele beoordeling van de persoon zelf. Naast enige objectieve maten kan alleen de persoon zelf aangeven welk type beeldscherm een duidelijke meerwaarde geeft aan het kunnen werken met de computer. Via een goede gebruikerstest kan deze persoonlijke beoordeling geobjectiveerd worden. Een goede gebruikerstest richt zich met name op het optreden van vermoeidheidsklachten bij computerwerken. Zo’n gebruikerstest vereist een meermalig cliëntencontact en is derhalve om financiële redenen geen reële optie voor de Regeling Hulpmiddelen. Het testen zou duurder uitvallen dan de aanschaf van een specifiek beeldscherm. Voor de Regeling Hulpmiddelen is het nodig een test samen te stellen die binnen het tijdsbestek van ongeveer een uur af te nemen is. Bij TOVG is hier onlangs kleinschalig onderzoek naar gedaan (door Mw. H. van Harten). De resultaten zullen later dit jaar gepubliceerd worden. Op dit moment kan al gezegd worden dat de test bestaat uit een meting van de leessnelheid tijdens het uitvoeren van vooraf opgegeven taken met de computer. Het is van belang personen een taak te geven omdat anders het gevaar van simulatie (bewust langzamer of sneller lezen) op de loer ligt. Opvallende resultaten zijn dat de test niet bij iedereen, waarvan de onderzoeker het gebruik van een specifiek beeldscherm noodzakelijk acht, dit ook aantoont.
6.3.
Omvang van de potentiële gebruikersgroep
Een belangrijk resultaat van het deskundigenpanel is dat er een adequate schatting is gemaakt van het aantal potentiële gebruikers. Op basis van bestaande documenten ( zie bijlage 1) kon worden geschat dat maximaal 145.000 personen vanwege hun slechtziendheid baat zouden kunnen hebben bij het gebruik van een specifieke monitor. Op basis van schattingen in eerder onderzoek van CVZ, naar aanleiding van verkoopcijfers van computeraanpassingen, van gespecialiseerde leveranciers, leek een schatting van 6.000 potentiële gebruikers een beter uitgangspunt. De deskundigen geven zeer resoluut aan dat het aantal potentiële gebruikers beperkt is vanwege het grote aantal ouderen onder de slechtzienden. Deze groep maakt nauwelijks gebruik van de computer. De deskundigen achten 6.000 personen een adequate schatting van het aantal potentiële gebruikers van specifieke beeldschermen. 26
Ook bleken de deskundigen instaat het aantal potentiële verstrekkingen op jaarbasis in te schatten. In eerdere interviews werd steeds door individuele respondenten aangegeven dat voor slechts een paar personen per jaar een specifiek beeldscherm noodzakelijk zou zijn. In het deskundigenpanel werd dit bevestigd en er werd aangegeven dat het in totaal om enige tientallen personen op jaarbasis zou gaan. Geconcludeerd werd dat maximaal 100 personen op jaarbasis aanspraak zouden maken op vergoeding van een specifiek beeldscherm via de Regeling Hulpmiddelen, voor hen zou een specifiek beeldscherm als goedkoopste, adequate hulpmiddel noodzakelijk zijn volgens de deskundigen van de regionale centra.
6.4.
Discussie
Tot slot werd inhoudelijk gediscussieerd over het onderwerp van onderzoek. De onderzoekers krijgen als opdracht mee in het onderzoek te spreken van specifieke beeldschermen en niet alleen over extra grote of TFT-beeldschermen. Het gaat om specifieke beeldschermen die afwijken van de gangbare standaard. Derhalve kunnen ook extra kleine beeldschermen, eventueel inclusief beeldschermsteun/arm, bedoeld worden. Vervolgens gaat het niet alleen om het beeldscherm, soms zijn vanwege de visuele beperkingen, specifieke videokaarten noodzakelijk. Men vindt dat specifieke aanpassingen aan de computer voor vergoeding in aanmerking moeten komen. Hierbij dient in eerste instantie altijd gekeken te worden naar de taak die men met de computer wil uitvoeren en de manier waarop men gebruik van de computer wil maken. Op basis hiervan kan men in termen van de ICF aangeven in hoeverre het hulpmiddel noodzakelijk is voor een persoon. In de ICF terminologie wordt gesproken van het functioneren en functioneringsproblemen, hierbij worden functies en anatomische eigenschappen en activiteiten en participatie onderscheiden. Daarnaast zijn externe en persoonlijke factoren van belang voor de beschrijving van iemands beperkingen en de noodzaak voor een hulpmiddel. Bij het functioneren wordt de oogaandoening (visuele functies) en eventueel andere lichamelijke eigenschappen bedoeld. Onder activiteiten en participatie vallen domeinen als leren en toepassen van kennis, algemene taken en eisen, communicatie, mobiliteit, zelfverzorging, huishouden, tussenmenselijke interacties en relaties, belangrijke levensgebieden en maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven. Externe factoren zijn te vinden in de fysieke en sociale omgeving waarin mensen leven, het kan gaan om de woonomgeving (en bestaande ontoegankelijkheid van gebouwen) of om klasgenoten, collega’s of buurtbewoners. Persoonlijke factoren zijn overige kenmerken van de persoon, zoals leeftijd, opleiding, intelligentie of karakter. Op basis van de ICF terminologie is het mogelijk om iedere specifieke situatie in dezelfde termen te beschrijven. De ICF terminologie zou ook de standaard kunnen worden bij de beoordeling van de aanspraak binnen een functiegerichte omschrijving van een nieuwe Regeling Hulpmiddelen op hoofdlijnen. De Federatie SB-belang benadrukt dat persoonlijke omstandigheden en individuele situaties van groot belang kunnen zijn voor de noodzaak van een specifiek computerbeeldscherm. Vanuit de andere deelnemers wordt aangegeven dat bij gebruik 27
van de ICF-terminologie ook de persoonlijke omstandigheden goed naar voren kunnen worden gebracht.
28
7.
SAMENVATTING, CONCLUSIE EN DISCUSSIE.
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten van het onderzoek nogmaals beknopt gepresenteerd aan de hand van de beantwoording van de onderzoeksvragen.
7.1.
Standaardbeeldscherm
Wat wordt anno 2004 beschouwd als een standaard monitor en wat zijn daarvan de (gemiddelde) kosten? Volgens de ICT-adviseurs is een 17 inch CRT-monitor op dit moment de standaard voor het thuisgebruik van computers. Zij definiëren de standaard daarbij als meest voorkomende monitor binnen de Nederlandse huishoudens op dit moment. Gesignaleerd wordt dat in het zakelijke gebruik de standaard, meest voorkomen in kantoren op dit moment, eerder een 17 inch TFT-monitor is. Uit de gesprekken met de gebruikers is gebleken dat ook zij de 17 inch CRT-monitor als standaard beschouwen. Een leverancier merkt op dat bij de standaard niet gekeken dient te worden naar de huidige computer in de huiskamer, maar naar de kenmerken van computers die op dit moment nieuw worden gekocht; naar zijn idee schaft iedereen op dit moment bij nieuwkoop een TFT-beeldscherm aan, en is het TFT-computerbeeldscherm dus reeds de standaard. Opgemerkt dient te worden dat een 17 inch TFT-scherm een groter zichtbaar beeld heeft dan een 17 inch CRT-beeldscherm. Op dit moment vindt de meerderheid van ICT-adviseurs, gebruikers en leveranciers dat de CRT-beeldschermen nog steeds als de standaard aan te merken zijn. De kosten van een 17 inch CRT-beeldscherm liggen momenteel tussen € 125,-- en € 275,--. De standaard is aan verandering onderhevig. De overgang naar TFT-beeldscherm als standaard is reeds duidelijk zichtbaar. Binnen één of twee jaar zal TFT de standaard zijn en daarmee het goedkoopste alternatief. Het CRT-beeldscherm kan derhalve zeldzaam en daarom duur worden.
7.2.
Beeldschermen en de alternatieven
Welke (specifieke) monitoren worden nu of kunnen in de toekomst gebruikt worden door slechtzienden ter compensatie van een visuele beperking en welke alternatieven zijn er voor het uitlezen van het beeldscherm door slechtzienden? Naast de standaard monitor op dit moment (de 17-inch CRT-monitor) kunnen de volgende alternatieven onderscheiden worden; een 17-inch TFT-beeldscherm, een extra groot TFTof CRT-beeldscherm, een Trinitron-beeldscherm (een type CRT-beeldscherm) en een voorzet vergrootscherm. Het voorzetscherm wordt niet als volwaardig alternatief gezien 29
en wordt derhalve buiten beschouwing gelaten. Ook extra kleine beeldschermen (inclusief monitorarm) kunnen als alternatief voor de standaard worden aangemerkt. Plasmaschermen en elektronisch papier worden naar verwachting in de toekomst belangrijk. Deze beeldschermen kunnen gebruikt worden in combinatie met vergrotingssoftware en spraakondersteuning.
7.3.
Kenmerken, kosten en meerwaarde van computerbeeldschermen
Wat zijn de kenmerken en kosten van de computerbeeldschermen en de alternatieven? Wat zijn de gebruikstoepassingen en wat is de eventuele meerwaarde van de computerbeeldschermen en de alternatieven voor (verschillende categorieën) slechtzienden? De slechtziende computergebruikers gebruiken hun computer voor de alledaagse dingen zoals tekstverwerking, internet en e-mail. De meerwaarde van een scherm hangt af van de specifieke gebruiksdoeleinden. Zo heeft de ene persoon de computer voornamelijk voor privé-werkzaamheden, terwijl een ander er vele uren achter besteedt in verband met vrijwilligerswerkzaamheden. Hieronder staat kort weergegeven wat de belangrijkste kenmerken van de verschillende computerbeeldschermen zijn, de kosten en de meerwaarde. Per type beeldscherm kunnen de prijzen sterk variëren en per merk zijn er duidelijke verschillen in kwaliteit en dus ook in prijs. De kosten van een 17 inch CRT monitor variëren tussen € 125,-- en € 275,--. Volgens een leverancier komen de gemiddelde meerkosten voor een bijzonder beeldscherm uit op ongeveer € 500,--, ingeschat wordt dat met € 1000,-- meerkosten bijna alle mogelijke beeldschermopties afgedekt zijn.
CRT-beeldschermen Het CRT-scherm is het oude, bolle beeldscherm, ook bekend onder de naam beeldbuismonitor. Er wordt gewerkt met de standaard (17 inch), en de extra grote beeldschermen (19 of 21 inch). In het beeld van deze monitor kan bij een lage verversingsfrequentie een flikkering worden waargenomen, met name door slechtzienden die met het perifere zicht moeten kijken. De kosten van een 17 inch CRT monitor liggen tussen € 125,-- en € 275,--. Voor € 300,-- meerkosten kunnen de grotere CRT-monitoren gekocht worden. TFT-beeldscherm Een TFT-scherm (vaak flat-screen genoemd) is kleiner, lichter en energiezuiniger dan een CRT-scherm. Het belangrijkste verschil is dat het beeld bij het CRT-scherm steeds opnieuw wordt opgebouwd door knipperend licht, terwijl het beeld van een TFT-scherm stil staat behalve op de plekken waar echt verandering plaats vindt. Een TFT-scherm flikkert niet. Een kwalitatief hoogwaardig TFT-scherm is verkrijgbaar voor € 500,-- (15 inch), € 700,-- (17 inch), € 1.000,-- (19 inch) en tot € 2.000,-- (voor 21 inch). Volgens leveranciers heeft een TFT-beeldscherm groter dan 19 inch geen aanvullende meerwaarde 30
voor slechtzienden, een 19 inch TFT-scherm heeft een groter effectief benut schermoppervlak dan een 19 inch CRT-scherm. De ICT-adviseurs zijn van mening dat een TFT-beeldscherm voor bepaalde groepen slechtzienden een zeer duidelijke meerwaarde kan hebben. Zij noemen groepen die gevoelig zijn voor licht en die last hebben van de flikkeringen van een CRT-beeldscherm: bijvoorbeeld mensen met nystagmus, achromatopsie, aniridie en albinisme. Ook de gebruikers en de leveranciers geven aan dat een TFT-scherm voor veel slechtzienden een duidelijke meerwaarde heeft, met name vanwege de trillingsvrijheid. Trinitron-beeldscherm Trinitron-monitoren bieden in vergelijking met de standaard CRT-monitor een hoger contrast, een betere helderheid en een hogere verversingsfrequentie (minder trillingen). Ook is het scherm vlak, wat minder problemen met spiegelingen geeft. In vergelijking met een TFT-scherm zijn de grote kijkhoek, de snelheid bij bewegende beelden en de mogelijkheid om de resolutie te veranderen belangrijke voordelen. Een 17 inch Trinitronmonitor kost ongeveer € 350,--, een 21 inch Trinitron-beeldscherm kost tussen € 950,-- en € 1.450,--. De ICT-adviseurs geven aan dat er voor bepaalde groepen slechtzienden een zeer duidelijke meerwaarde kan zijn bij het gebruik van een Trinitron-beeldscherm, zeker ook in de toekomst als TFT-schermen de standaard worden. Ook twee ervaringsdeskundigen hebben positieve ervaringen met de Trinitron-monitor. De leveranciers benadrukken dat het goede contrast van een Trinitron-scherm een meerwaarde kan hebben voor bepaalde groepen slechtzienden. Extra grote beeldschermen Uit het voorgaande blijkt dat zowel de CRT- als de TFT-monitoren voorkomen in extra grote maten. Volgens de ICT-adviseurs heeft een grotere monitor in een beperkt aantal gevallen een meerwaarde voor slechtzienden. Een aantal ICT-adviseurs geeft aan dat er volgens hen weinig meerwaarde kan worden toegeschreven aan een groter beeldscherm. Het voordeel van meer tekens op een scherm is naar hun mening zeer beperkt en levert dus geen echte meerwaarde op, zeker niet bij het gebruik van vergrotingssoftware. Nadelen zijn er, volgens hen, met name op ergonomisch gebied. Een aantal andere ICTadviseurs geeft aan dat er wel een meerwaarde is voor een beperkt aantal slechtzienden. Naar hun idee kan een groter beeldscherm voordelen hebben bij het werken met educatieve software en voorts kan met een groter beeldscherm soms een vergrotingsfactor ‘gewonnen’ worden. Ook kan een bepaalde groep, met een stabiele aandoening en behoefte aan een beperkte vergroting, geholpen zijn met een extra groot beeldscherm. Voor hen kan de benodigde vergroting puur uit het grotere beeldscherm verkregen worden. Gebruikers prijzen de meerwaarde van extra grote beeldschermen in termen van meer duidelijkheid en meer overzicht. Het is opvallend dat in de onderzoeksgroep relatief veel personen aangeven baat te hebben bij een groter beeldscherm. De op zich staande betekenis van een groter beeldscherm wordt door bepaalde groepen onderschreven. Ook 31
de aanvullende meerwaarde naast het gebruik van vergrotingssoftware wordt benadrukt. Soms kan men met een vergroting minder af, wat volgens gebruikers betekenis heeft voor het overzicht. Soms wordt aangegeven dat men het grotere beeldscherm gebruikt waar mogelijk en de vergrotingssoftware in aanvulling hierop alleen gebruikt in die gevallen waar het echt nodig is. Ook de leveranciers zijn positief over de meerwaarde van extra grote beeldschermen. Zij menen dat voor elke persoon het werken met een groter beeldscherm prettiger is, hiervoor verwijzen zij ook naar ontwikkelingen in de zakelijke markt, waar de standaard steeds groter wordt. Verder benadrukken ook de leveranciers dat met het gebruik van een groter beeldscherm vaak een vergrotingsfactor ‘gewonnen’ kan worden. Alternatieven De ICT-adviseurs geven aan dat een combinatie van een klein TFT-scherm (15 of 17 inch) en een monitorarm, waarmee de monitor op de beste manier voor de ogen geplaatst kan worden, voor sommige slechtzienden een noodzakelijk alternatief kan zijn. Een monitorarm voor een TFT-scherm kost ongeveer € 100,--. Voorts wordt aangegeven dat slechtziende computergebruikers naast een groter beeldscherm vaak gebruik maken van vergrotingssoftware en/ of spraakondersteuning. Vergrotingssoftware zonder spraakondersteuning kost ongeveer € 600,--, met spraakondersteuning ongeveer € 775,--. Discussie Samenvattend kan worden gesteld dat de ICT-adviseurs, de videologen, de gebruikers en de leveranciers het met elkaar eens zijn over de duidelijke meerwaarde die een TFTscherm of een Trinitron-monitor kan hebben voor slechtzienden. Opvallend is echter dat de inschatting van de meerwaarde van een extra groot beeldscherm voor slechtzienden nogal verschilt. Gebruikers en leveranciers geven aan dat een groter beeldscherm, zowel losstaand als in combinatie met vergrotingssoftware een meerwaarde kan hebben voor slechtzienden. Vooral gebruikers benadrukken de meerwaarde in termen van overzicht en duidelijkheid. Bovendien hechten gebruikers sterk aan hun visuele vermogens, die zij optimaal willen blijven benutten. Een groep ICTadviseurs onderschrijft eveneens de meerwaarde van een extra groot beeldscherm. Al benadrukken zij dat slechts bij een beperkte groep gebruikers sprake is van een noodzakelijke meerwaarde. Andere ICT-adviseurs zien nauwelijks meerwaarde en zien eigenlijk meer nadelen dan voordelen aan het gebruik van een extra grote monitor. In het deskundigenpanel is echter duidelijk aangegeven dat men het er unaniem over eens is dat een specifiek beeldscherm noodzakelijk kan zijn voor bepaalde slechtzienden en daarom ook vergoed zou moeten kunnen worden via de Regeling Hulpmiddelen.
7.4.
Combinatie of losstaand alternatief?
Wanneer en voor welke groepen kan worden volstaan met alleen een specifieke monitor en wanneer is een combinatie met vergrotings- en/ of spraaksoftware noodzakelijk?
32
Volgens de ICT-adviseurs dient een specifiek beeldscherm in veruit de meeste gevallen gecombineerd te worden met vergrotingssoftware. Een aantal adviseurs geeft aan dat een extra groot beeldscherm bijna nooit een op zich staande toegevoegde waarde heeft voor slechtzienden. Andere ICT-adviseurs zijn positiever over de meerwaarde van een extra groot beeldscherm, zij geven aan dat in een beperkt aantal specifieke gevallen sprake kan zijn van meerwaarde van alleen een extra groot beeldscherm. Bovendien kan een vergrotingsfactor gewonnen worden bij het gebruik van een groter beeldscherm. Eén respondent, een videoloog, geeft aan dat een TFT-scherm of een Trinitron-scherm in beperkte gevallen ook een losstaand alternatief kan zijn, met name omdat deze schermen minder vermoeidheid veroorzaken bij de gebruiker. Voor de meeste gebruikers zal echter een combinatie met vergroting en/ of spraakondersteuning in de thuissituatie noodzakelijk blijven. Er is dus slechts heel beperkt sprake van een inverdieneffect of substitutie met vergrotingssoftware. Een keuze mogelijkheid tussen één van de twee lijkt niet aan de orde. Uit de gesprekken met de gebruikers blijkt dat de grote meerderheid naast een bijzonder beeldscherm inderdaad vergrotingssoftware gebruikt. Wel dient opgemerkt te worden dat men optimaal gebruik wil blijven maken van het (beperkte) zicht. Indien dit kan met behulp van een speciale monitor, dan wordt dit geprefereerd boven andere computerhulpmiddelen. Met andere woorden; veel ervaringsdeskundigen gebruiken de vergrotingssoftware alleen daar waar nodig. De ervaring van de leveranciers is dat een grotere monitor een oplossing kan zijn voor een zeer beperkt aantal mensen met een stabiele aandoening. Voor sommige slechtzienden kan een groter monitor tijdelijk hulp bieden, maar de meeste slechtziende computergebruikers hebben ook met een groter beeldscherm uiteindelijk vergrotingssoftware nodig. De leveranciers vinden wel dat grotere beeldschermen meerwaarde kunnen hebben in combinatie met vergrotingssoftware.
7.5.
Consequenties voor de Regeling Hulpmiddelen
Wat is de (geschatte) omvang, gespecificeerd naar categorieën, van de kosten welke gepaard gaan met het eventueel vergoeden van specifieke monitoren in het kader van de Regeling Hulpmiddelen? Op basis van de resultaten van dit onderzoek is het niet mogelijk een nauwkeurig antwoord te geven op deze onderzoeksvraag. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen directe relatie bestaat tussen categorieën slechtzienden en de kenmerken van computerbeeldschermen. Alle geïnterviewden geven aan dat het niet mogelijk is te spreken van categorieën slechtzienden in dit verband. In het deskundigenpanel is dit nog eens sterk benadrukt. Er bestaan zowel tussen als binnen de verschillende oogaandoeningen sterke verschillen in mogelijkheden en beperkingen bij het kijken naar een beeldscherm. Er zijn aandoeningen te noemen waarbij verwacht kan worden dat de meerwaarde van een bepaalde monitor bestaat, maar dan is altijd individueel onderzoek en advies nodig. 33
Op basis van bestaand materiaal kan worden gesteld dat maximaal 145.000 slechtzienden in Nederland dermate slechtziend zijn dat zij baat kunnen hebben bij een aangepast computerbeeldscherm. In eerder onderzoek is op basis van verkoopcijfers van leveranciers geschat dat 6.000 personen daadwerkelijk gebruik maken van computeraanpassingen in verband met hun visuele beperking. In het deskundigenpanel is duidelijk aangegeven dat van de bestaande schattingen, de schatting van 6.000 potentiële gebruikers adequaat lijkt. Verder geven de individuele ICT-adviseurs steeds aan dat een noodzakelijke meerwaarde van het gebruik van een specifiek beeldscherm in hun dagelijkse praktijk slechts van toepassing is op enkele personen per jaar. In het deskundigenpanel is gesteld dat het tezamen om tientallen per jaar zal gaan, met een maximum van 100 op jaarbasis. Vanuit een leverancier is aangegeven dat aanpassingen aan computerbeeldschermen gemiddeld € 500,-- en maximaal € 1.000,-- aan meerkosten met zich meebrengen. Uitgaande van vergoeding van meerkosten betekent dit maximaal € 100.000,-- meerkosten per jaar. Bij vergoeding van het gehele bedrag kan gesteld worden dat er sprake is van kosten in de ordegrootte van ongeveer € 125.000,-- op jaarbasis. Er is volgens het deskundigenpanel slechts heel beperkt sprake van substitutie met andere hulpmiddelen, zodat dit geschatte bedrag extra ten laste komt van de Regeling Hulpmiddelen. Het computergebruik onder personen met een visuele beperking zal de komende jaren sterk toenemen, de hieraan verbonden kosten voor hulpmiddelen kunnen dan ook sterk toenemen.
7.6.
Tot slot
Uit het onderzoek is gebleken dat bepaalde slechtzienden een noodzakelijke meerwaarde ondervinden van het gebruik van een specifieke monitor, afwijkend van de standaard. Opname in de Regeling Hulpmiddelen is volgens de respondenten aangewezen. Onafhankelijk advies kan per individu uitsluitsel geven over de noodzaak van een speciaal beeldscherm. Hiertoe zouden bestaande testmethoden en protocollen nader kunnen worden uitgewerkt. In het deskundigenpanel zijn als criteria genoemd: leessvisus, vergrotingsreserve, oogbewegingen, para-centrale scotomen, flikkergevoeligheid, strooilichthinder, contrast, helderheid en ergonomische factoren. Deze bepaling dienen altijd aangevuld te worden met een gebruikerstest. Onderzoek van TOVG/Mw. H. van Harten laat zien dat er mogelijkheden zijn voor een praktische 1-uurs gebruikerstest. Resultaten hiervan worden binnenkort gepubliceerd en TOVG zal werken aan de kennisverspreiding hieromtrent onder ICT-adviseurs. Ook de Federatie SB-belang heeft aangegeven een bijdrage te willen leveren aan de ontwikkeling en uitwerking van een testprotocol. De respondenten vinden het van groot belang dat vergoeding van specifieke beeldschermen één van de opties is en blijft bij de verstrekking van computeraanpassingen aan visueel gehandicapten binnen de Regeling Hulpmiddelen. Nu signaleert men een wisselend beleid bij zorgverzekeraars. De respondenten vinden dat met een goede argumentatie vergoeding van specifieke beeldschermen mogelijk moet 34
zijn. De geïnterviewden opperen hierbij de mogelijkheid van vergoeding van de meerkosten, een eigen bijdrage-regeling of een PGB voor computerhulpmiddelen. Tevens worden overige knelpunten genoemd; het niet vergoeden van andere computeraanpassingen (zoals monitorarmen of videokaarten) binnen de Regeling Hulpmiddelen, het veelal ontoereikend zijn van de trainingen voor het werken met vergrotingssoftware en het ontbreken adequate ondersteuning bijvoorbeeld in de vorm van een helpdesk-mogelijkheid. Tot slot wordt geadviseerd aanspraken in de Regeling Hulpmiddelen meer functioneel te omschrijven, zodat mogelijk is om per individu op maat gesneden oplossingen te zoeken.
35
8.
LITERATUUR
Bartiméus (2002) Bartiméus. Wat is slechtziendheid?. Zeist: Bartiméus Cursusinformatie. 2002. Den Brinker en Bruggeman (1996) B.P.L.M. den Brinker en H. Bruggeman. Visual requirements for reading: The importance of a large field of view in reading with a magnifier. In: Journal of Videology nr 1, 1996. Fovig ICT-Special (2001) Fovig ICT-Special ‘Leren werken met de computer en aanpassingen’. In: Fovig Nieuws, september 2001. Van Halteren en de Wit (2003) A.R. van Halteren en J.C. de Wit. Experimenten productgebonden budget hulpmiddelen. Diemen: College voor zorgverzekeringen. 2003. IRv (2001) IRv, Kenniscentrum voor Revalidatie en Handicap. Hulpmiddelen voor communicatie en informatievoorziening in de Regeling Hulpmiddelen: een analyse van knelpunten in de verstrekking en mogelijke oplossingen. Hoensbroek: iRv. 2001. Het Loo Erf (2001) Het Loo Erf. Brochure Zien Informatie. Apeldoorn: Zienteam Het Loo Erf. 2001. Website: www.looerf.nl. Melief en Gorter (1998) W.B.A.M. Melief en K.A. Gorter. Slechtzienden en Blinden in Nederland. Deelrapport I: Aantallen en kenmerken. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. 1998. Melief en Gorter (1998) W.B.A.M. Melief en K.A. Gorter. Slechtzienden en Blinden in Nederland. Deelrapport II: Gevolgen van de visuele beperking voor de leefsituatie, feitelijk gebruik van gespecialiseerde dienstverlening en aansluiting bij belangenorganisaties en motieven voor het (niet-)gebruik en (niet-)aansluiting. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. 1998. Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre (2002) Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre. ICF Nederlandse vertaling van de ‘International Classification of Functioning, Diability and Health’ compilatie. Bilthoven. RIVM. 2002. NVBS Amsterdam en Omstreken (2003) Nederlandse Vereniging van Blinden en Slechtzienden, afdeling Amsterdam en omstreken. Oogaandoeningen. Amsterdam: NVBS Amsterdam en Omstreken. 2003. Website: http://www.nvbs-amsterdam.nl. NWO- medische wetenschappen (2000) NWO-medische wetenschappen. Programma InZicht. Den Haag: NWO. 2000. Pape (2002) Gerhard Pape. ‘Monitoren en Windows: Verbetering van de leesbaarheid van beeldschermen door een optimale instelling van Windows, de applicaties en de monitor’. In: Infovisie magazine, September 2002, Jaargang 16, nr 3. 36
Parmentier en Kloosterman (2003) C.C. Parmentier en B.F. Kloosterman. Onderzoek computers voor gehandicapten. Amstelveen: College voor zorgverzekeringen, 2003. Van der Pijl et al. D. van der Pijl, T. Schippers, E. van Herk en T. Miltenburg. Keuzewijzer Computerhulpmiddelen bij problemen met het zien. Hoensbroek: iRv, Kenniscentrum voor Revalidatie en Handicap i.s.m. KBOH, Kwaliteits en Bruikbaarheidsonderzoek van Hulpmiddelen voor gehandicapten en ouderen, Federatie Slechtzienden- en Blindenbelang en Social Concepts. 2003. Van Rens (2002) G.H.M.B van Rens. Meten met twee maten. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar in de Oogheelkunde aan de Faculteit der Geneeskunde van de Vrije Universiteit te Amsterdam op 12 aprol 2002. Riemslag et al. (2002) F.C.C. Riemslag, Z. Cronogorcevic, H.E. Talsma en M.J. de Vries. Flicker fusion and translucent irides. In: Visual Impairment Research Nr 3, 2002. Visser (2002) E.C.M. Visser. Signaleringsrapport Hulpmiddelen 2002. Amstelveen: College voor zorgverzekeringen, 2002. Visser (2002) E.C.M. Visser. Signaleringsrapport Hulpmiddelen 2003. Amstelveen: College voor zorgverzekeringen, 2003. Visser (2002) E.C.M. Visser. Signaleringsrapport Hulpmiddelen ter compensatie van visuele beperkingen. Amstelveen: College voor zorgverzekeringen, 2002. Internetbronnen http://www.computerpech.nl//showarticle/4 (Artikel: Monitoren: LCD versus CRT.) http://www.dealerinfo.nl/2003/306/monitor.htm (Artikel: Monitoren steeds goedkoper: Displays op maat en smaak.) http://www.howstuffworks.com (How stuff works.) http://www.pcvergelijk.nl/showart.aspx?idx=20. (Artikel: Keuze LCD scherm: Hoe kies ik een flat panel monitor.) http://www.sb-belang.nl (Federatie Slechtzienden- en Blindenbelang.) http://www.softwareinzicht.nl (Software In Zicht. Doelgroepen en Tips.)
37
BIJLAGE 1: KENMERKEN VAN BLINDEN EN SLECHTZIENDEN IN NEDERLAND Het blijkt niet eenvoudig om het aantal blinden en slechtzienden in Nederland te bepalen. De aantallen zijn niet exact voorhanden en bovendien blijken definities van blindheid en slechtziendheid nogal eens te verschillen. Onderstaand volgt een korte bloemlezing van de belangrijkste definities. De WHO (World Health Organization) hanteert twee classificaties om blind- en slechtziendheid te definiëren, te weten de ICD-10 (International Classification of Diseases) en de ICIDH2 (International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps).
ICD-10 Gezichtsscherpte gezichtsveld
normaal ziend ≥ 1/3 ≥ 30°
slechtziend < 1/3 en ≥ 3/60 < 30° en ≥ 10°
blind < 3/60 < 10°
De ICD-10 spreekt over slechtziendheid als de gezichtsscherpte van het beste oog, ondanks optimale bril of lenscorrectie, slechter is dan 1/3, maar beter dan of gelijk is aan 3/60. Bij een gezichtsscherpte van minder dan 3/60 is sprake van blindheid. Een gezichtsscherpte van 1/3 betekent dat men pas op één meter afstand kan onderscheiden wat een normaal oog al op drie meter onderscheidt. Een tweede criterium voor slechtziendheid, naast gezichtsscherpte, is de omvang van het gezichtsveld. Een gezichtsveld kleiner dan 30°, dat gepaard gaat met oncorrigeerbaar functieverlies, leidt tot slechtziendheid. Van blindheid is sprake bij een gezichtsveld kleiner dan 10°. De ICIDH2 is een indeling voor visuele stoornissen.
ICIDH2 slechtziend zeer slechtziend Maatschappelijk blind blind totaal blind
visus < 6/18 (0,3) 6/60 (0,1) 3/60 (0,05) 1/60 (0,02) geen lichtperceptie
visus ≥ 6/60 (0,1) 3/60 (0,05) 1/60 (0,02) lichtperceptie
Hieruit blijkt dat definities niet goed op elkaar aansluiten. Toch kan op basis van het bovenstaande worden geconcludeerd dat vrij algemeen wordt aangenomen dat men slechtziend te noemen is bij een gezichtsscherpte kleiner dan 0,3 of een gezichtsveld kleiner dan 30° radius.
38
Bij de hulpverlening aan slechtzienden wordt er vaak op gewezen dat gezichtsscherpte en gezichtsveld niet de enige factoren zijn die van belang zijn bij het zien. Veelal worden meerdere visuele functies onderscheiden (cursusmateriaal Bartiméus) zoals: • • • • • • •
gezichtsscherpte veraf gezichtsscherpte dichtbij (nabijzien) oogstand en oogbewegingen gezichtsveld kleurenzien licht/ donkeraanpassing contrastzien
Bij de gezichtsscherpte is het van belang naast de visus voor veraf ook het nabijzien te onderscheiden. Dit is van invloed op de mogelijkheden om gewone zwartdruk te lezen. Voor beide onderdelen van de gezichtsscherpte bestaan verschillende tests en testmogelijkheden. De oogstand kan van invloed zijn op de mate van slechtziendheid. Veel voorkomende problemen zijn scheelzien en het optreden van nystagmus (heen en weer/ op en neer bewegen van de ogen). Bij het gezichtsveld kan bijvoorbeeld de helft van het gezichtsveld ontbreken (hemianopsie) of kan er sprake zijn van kokergezichtsveld (concentrische beperking van het perifere gezichtsveld). Tevens is van belang in welke mate het oog in staat is zich aan te passen van licht naar donker en omgekeerd. Er kan sprake zijn van lichtschuwheid of nachtblindheid. Bij contrastzien wordt gedoeld op de mogelijkheid om verschillen in helderheid tussen twee aanliggende oppervlakten te kunnen onderscheiden. Ook hiervoor bestaan testmethoden. Het aantal slechtzienden in Nederland Het aantal slechtzienden en blinden in Nederland is niet exact bekend. De Federatie SBbelang hanteert een cijfer van 625.000 personen in Nederland met een visuele beperking. De Federatie SB-belang gaat verder uit van 250.000 ernstig slechtzienden en blinden. Deze cijfers, die zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, worden in Nederland door alle instanties die zich bezighouden met mensen met een visuele beperking als standaard aanvaard. De cijfers zijn gebaseerd op een onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut waar op basis van het CBS/ NIMAWO beperkingen onderzoek (1990) en vergelijkbaar onderzoek in Groot-Brittanië een getal van 625.000 personen met ‘moeite met zien’ wordt benoemd. Op deze basiscijfers zijn nog enige nuanceringen mogelijk. Uit het voornoemde CBS/ NIMAWO onderzoek zijn ook gegevens bekend over het aantal personen in de bevolking met een bepaalde mate van visuele beperkingen: 0,1% kan geen licht en donker onderscheiden, 0,4% kan geen krantenkoppen lezen, 1,0% kan niet de gewone letters in de krant lezen, 1,2% kan niet iemands gezicht herkennen aan de andere kant van de kamer (maar kan wel de gewone letter in de krant lezen) en 4,7% kan al het voorafgaande, maar heeft wel moeite met zien. De percentages zijn cumulatief. Moeite met zien is echter niet hetzelfde als het ondervinden van visuele beperkingen. Het Verwey-Jonker Instituut concludeert in dit kader dat de prevalentie van visuele 39
beperkingen bij volwassenen tussen 1% en 2% van de Nederlandse bevolking ligt. Op basis van het huidige bevolkingsaantal zou dit uitkomen op 160.000 tot 320.000 mensen met visuele beperkingen. Het is moeilijk om aan te geven in hoeverre de categorieën als ‘kan niet de gewone letter in de krant lezen’ overeenkomen met mate van gezichtsscherpte. De NWO-werkgroep InZicht hanteert als schatting dat er ongeveer 200.000 mensen met een visuele beperking zijn, waarvan een meerderheid van 80% bestaat uit mensen ouder dan 60 jaar. Door de sterke toename van het aantal ouderen in Nederland, zal ook het aantal mensen met visuele beperkingen sterk toenemen. De Federatie SB-belang schat dat er als gevolg van de vergrijzing per jaar 10.000 slechtziende personen bij komen. De cijfers uit verschillende bronnen komen aardig overeen. Om in te schatten hoeveel personen in principe baat zouden kunnen hebben bij een aangepast computerbeeldscherm is wederom advies bij de Federatie SB-belang ingewonnen. Uitgaande van het gegeven uit het rapport van het Verwey-Jonker Instituut dat 1,0% van de Nederlandse bevolking de gewone letter in de krant niet kan lezen, verminderd met het aantal volledig blinden (0,1% uit hetzelfde onderzoek) lijkt het redelijk te schatten dat maximaal 145.000 personen in Nederland baat zouden kunnen hebben bij een aangepast computerbeeldscherm vanwege hun visuele beperkingen. Het is echter niet bekend hoeveel personen met een visuele beperking daadwerkelijk gebruik maken van een computer. Op basis van de inkomenspositie van visueel gehandicapten wordt geschat dat 50% van deze groep beschikt over een PC thuis, tegenover 74% gemiddeld in Nederland (CVZ, Onderzoek computers voor gehandicapten, 2003). Het gebruik van de PC onder ouderen is zeker geen gemeengoed. Gezien het groot aantal ouderen onder de personen met visuele beperkingen, zal het gebruik van de computer nog lager liggen dan al op grond van inkomensverschillen werd aangenomen. Daarentegen is de opmars van de computer niet meer te stoppen. In de toekomst zal het computergebruik naar verwachting alleen maar toenemen. In hetzelfde rapport worden respondenten aangehaald (patiëntenverenigingen en leveranciers) die op basis van het aantal verkochte producten hebben berekend dat 6.000 personen met een visuele beperking gebruik maken van aanpassingen aan de computer (een brailleleesregel, vergrotingssoftware en/ of spraakondersteuning) op de computer thuis. Deze groep is dus inclusief blinden die gebruik maken van een brailleleesregel. Vormen van slechtziendheid Slechtziendheid kan het gevolg zijn van een groot aantal verschillende aandoeningen aan verschillende delen van het oog (bijvoorbeeld netvlies, hoornvlies, lens, iris of oogzenuwen). Een deel van deze aandoeningen openbaart zich reeds bij de geboorte, andere aandoeningen openbaren zich op latere leeftijd. Verder zijn bepaalde aandoeningen stabiel, terwijl andere aandoeningen een onvoorspelbaar of progressief verloop kennen. In het nu volgende worden de belangrijkste aandoeningen kort beschreven. Hierbij is gebruik gemaakt van literatuur, gegevens van 40
patiëntenverenigingen en hun contactgroepen. Hoewel enkele algemene uitspraken worden gedaan, kunnen het verloop en de gevolgen van de oogaandoening per individu verschillen en dienen de beschrijvingen ook als zodanig te worden gelezen. Per aandoening is eveneens aangegeven wat volgens de geïnterviewde contactpersoon de belangrijkste problemen zijn bij het gebruik van een standaard computerbeeldscherm. Macula degeneratie (MD) betekent letterlijk achteruitgang van de macula; de gele vlek. De gele vlek is een klein deel van het netvlies waarmee detailwaarneming plaatsvindt. MD is een ingrijpende oogaandoening, waarbij de gezichtsscherpte afneemt. In de Westerse wereld is MD de belangrijkste oorzaak van slechtziendheid bij personen boven de 55 jaar. Geschat wordt dat ongeveer 100.000 mensen in Nederland tekenen van MD vertonen, waarvan bij meer dan 60.000 personen het centrale zien verloren is gegaan. Er bestaan echter ook juveniele vormen van MD, maar deze aandoeningen komen betrekkelijk weinig voor. Naar schatting betreft het niet meer dan 1000 personenin Nederland. Uit de interviews is naar voren gekomen dat de meeste personen met MD een gezichtsscherpte hebben tussen 5% en 20%. Kenmerkend is dat er als het ware een gat ontstaat in het midden van het gezichtsveld; dat waar men naar kijkt kan men niet zien. Personen met MD moeten leren kijken met het perifere gezichtsveld. De problemen die iemand met MD ervaart tijdens het kijken naar een standaard monitor hebben vooral betrekking op trillingen. Omdat mensen met MD met hun perifere zicht kijken, dat deel van het netvlies dat extra gevoelig is voor bewegingen, detecteren zij elke beweging, dus ook trillingen. Verder is men niet in staat scherp te zien (de macula is het enige deel van het netvlies dat volledig scherp kan zien). Daarom is vergroting van de tekst, een goede helderheid en minimale trilling van belang. Albinisme wordt gekenmerkt door het ontbreken van pigment als gevolg van een erfelijke stofwisselingsaandoening. Er kan sprake zijn van een volledige vorm, waarbij pigment ontbreekt in de ogen, de huid en het haar, en er bestaat een onvolledige vorm waarbij het tekort aan pigment zich beperkt tot de ogen. De ogen hebben een lichtblauw tot rood gekleurde iris. Bij albinisme is het zicht beperkt (10% tot 70%) en is er sprake van lichtschuwheid. Vrijwel altijd treedt bij deze aandoening ook nystagmus op. Albinisme komt voor bij één op 15.000 mensen, wat betekent dat in Nederland 1000 tot 1100 personen deze aandoening hebben. Uit het interview met de contactpersoon is naar voren gekomen dat het kijken naar een computerbeeldscherm de volgende problemen oplevert: men ervaart een trilling van het beeld, hetgeen vermoeiend werkt, en heeft moeite met de standaardcontrasten. Voor mensen met lichtschuwheid is het scherm vaak te fel. Het is daarom belangrijk om over ruime instelmogelijkheden te beschikken. Aniridie is een aandoening waarbij de iris, ofwel het regenboogvlies, aangetast of volledig weg is. Deze aandoening is erfelijk (gezichtsscherpte 10% tot 20%) of kan spontaan optreden (gezichtsscherpte 25% tot 60%). Daarnaast kunnen ook gezichtsveldbeperkingen, lichtschuwheid en nystagmus optreden. In Nederland zijn ongeveer negentig personen met aniridie bekend. De problemen die veelvoorkomend 41
zijn bij het kijken naar een computermonitor, betreffen lichtgevoeligheid en trilgevoeligheid. Omdat de iris het licht niet kan filteren, wat bij een gezond oog wel het geval is, zijn standaardinstellingen zoals zwart op wit te licht voor iemand met aniridie. De gevoeligheid voor trillingen van het beeld is vooral groot bij de groep die tevens aan nystagmus lijdt. Tapeto-retinale dystrofie (TRD) is een verzamelnaam voor aandoeningen waarbij zich een dystrofie (degeneratie) van het netvlies voordoet. Er is sprake van een erfelijke aandoening die trapsgewijs kan verlopen; de visus kan lange tijd stabiel zijn en dan ineens afnemen. Naar schatting 4.000 personen in Nederland hebben een vorm van TRD. De aandoening kan leiden tot blindheid, maar er kan ook een restvisus overblijven. Er zijn vormen waarbij eerst de staafjes in het netvlies aangetast raken, er zijn vormen waarbij als eerste de kegeltjes in het netvlies verloren gaan en er is een groep waarbij kegeltjes en staafjes tegelijkertijd aangetast raken. Retinitis pigmentosa (RP) is de meest voorkomende netvliesdystrofie, hierbij raken de staafjes het eerst aangetast. Naast het verlies van gezichtsscherpte behoren nachtblindheid en beperking van het gezichtveld (kokervisus) tot de kenmerken. De problemen die mensen met RP ervaren tijdens het kijken naar een beeldscherm, variëren, volgens de geïnterviewde contactpersoon, sterk. De gezichtsscherpte, kijkhoek en beperking van het gezichtsveld verschillen dusdanig per patiënt, dat er geen opvallende ‘standaard’ problemen blijken. Wel is voor alle mensen met RP een scherp contrast (hoe scherper de omlijning van een figuur, hoe beter te zien) cruciaal. Het is belangrijk dat het contrast en de helderheid optimaal zijn. Ook uveïtus is een verzamelnaam voor verschillende oogaandoeningen. Het gaat daarbij om alle ontstekingen voor, midden of achter in het oog. De ontstekingen kunnen behandeld worden met medicatie, maar glaucoom (verhoogde druk op de oogzenuw) kan hier een bijwerking van zijn. De gezichtsscherpte, het gezichtsveld, en de frequentie waarin de ontstekingen optreden verschillen per persoon. In Nederland vallen meer dan 5.000 mensen onder de diagnosegroep. Doordat de ontsteking op verschillende niveaus binnen het oog kan voorkomen, en de oogproblemen schommelen tijdens het verloop van de ontsteking, zijn geen algemene uitspraken te doen over deze groep. De problemen die iemand met uveïtus ervaart bij het kijken naar een computerbeeldscherm, variëren sterk per persoon en per ziektebeeld. Over het algemeen heeft men als gevolg van de inwendige oogontsteking moeite met het lezen van kleine letters, en ook het licht van een witte achtergrond kan te fel zijn. Een helder contrast is noodzakelijk. Voorts werken trillingen en flikkeringen van het beeld storend. Pseudo Xanthoma Elasticum (PXE) is een erfelijke aandoening die leidt tot aantasting van alle elastische weefsels in het lichaam, zoals de huid, de maag en het vatenstelsel. In 80% van de gevallen leidt deze aandoening ook tot aantasting (verkalking) van het netvlies en heeft daarmee slechtziendheid tot gevolg. Meestal leidt dit tot een gezichtscherpte van 10% tot 30%. In Nederland heeft naar schatting één op 25.000 personen PXE, bij ongeveer 500 personen is sprake van slechtziendheid. Omdat juist de gele vlek aangetast 42
raakt, zijn mensen met PXE sterk aangewezen op hun perifere zicht. De problemen die iemand met PXE ervaart bij het kijken naar een computerbeeldscherm hebben, volgens de geïnterviewde contactpersoon, met name betrekking op het totaalbeeld; vanwege de aandoening is het beeld nooit compleet en moet men het beeld stukje voor stukje scannen om een idee van het geheel te krijgen. Door de lage gezichtsscherpte is het beeld daarbij vaak onscherp. Achromatopsie is een erfelijke aandoening waarbij de kegeltjes in het netvlies niet functioneren of ontbreken. Dit betekent dat personen met achromatopsie geen kleuren zien (alleen grijstinten), een lage gezichtsscherpte kennen (ongeveer 10%) en zeer lichtschuw zijn. In de meeste gevallen gaat de aandoening gepaard met nystagmus. Ongeveer één op 35.000 personen heeft deze aandoening, wat betekent dat er in Nederland ongeveer 500 mensen met deze aandoening zijn. Omdat personen met achromatopsie erg lichtschuw zijn en een lage gezichtsscherpte hebben, levert dit problemen op wanneer men naar een computerbeeldscherm kijkt. Veel van de mensen gebruiken donkergekleurde contactlenzen, wat het licht van het computerbeeldscherm dempt. Indien men de lenzen niet draagt, kan met de instellingen van het scherm ook voldoende donkerte worden gecreëerd in het beeld. Ook is een goed contrast op het beeld noodzakelijk. Naast deze aandoeningen bestaan er uiteraard nog meer oogaandoeningen. Bekende andere aandoeningen zijn bijvoorbeeld cataract en glaucoom. Cataract is ook bekend onder de naam grijze staar. Bij deze aandoening is sprake van vertroebeling van de lens. Cataract treedt meestal geleidelijk op, zodat het ook enige tijd duren voor de persoon deze aandoening zelf bemerkt. Er ontstaat een wazig beeld, waardoor men met name problemen ondervindt bij het detail waarnemen zoals lezen en mensen herkennen. Cataract is met name een ouderdomsaandoening en is veelal goed operabel. Bij een grote groep leidt de aandoening dan ook niet tot blijvende, ernstige slechtziendheid. Glaucoom, ook bekend als groene staar, is een aandoening waarbij meestal sprake is van een verhoogde oogdruk. Hierdoor ontstaat druk op de oogzenuw en kunnen de oogzenuwvezels kapot gedrukt worden. Dit alles kan dan leiden tot uitval in het gezichtsveld. Glaucoom kan acuut optreden, het kan ontstaan bij de geboorte of het kan een geleidelijk verloop hebben. Er bestaan behandelingen in de vorm van een operatie of medicatie, maar niet alle glaucoompatiënten, met name de ouderen, zijn te genezen. Deze personen ondervinden dan ook blijvende slechtziendheid. Het is van belang nogmaals op te merken dat de aandoeningen onderling sterk wisselen van aard en karakter, maar dat ook binnen een bepaalde aandoening grote verschillen kunnen bestaan. In veel interviews met contactpersonen wordt dit sterk benadrukt.
43
BIJLAGE 2: COMPUTERBEELDSCHERMEN In deze bijlage worden de belangrijkste kenmerken van drie soorten computerbeeldschermen kort samengevat. Eerst wordt de gewone CRT-monitor beschreven. Dit is het oude, bolle beeldscherm, ook bekend onder de naam beeldbuismonitor. Daarna wordt kort ingegaan op een bijzonder soort CRT-monitor, de Trinitronmonitor. Als laatste komt de LCD-TFT-monitor aan bod. Dit zijn de dunne monitoren die vaak ‘flat screens’ worden genoemd. De algemene verschillen tussen de drie soorten monitoren worden geschetst. Het is belangrijk om te realiseren dat de variatie in kwaliteit tussen monitoren aanzienlijk is. Verschillende modellen hebben in verschillende mate oplossingen gevonden voor de zwaktes van een bepaald type scherm. CRT-beeldschermen CRT is de afkorting van Cathode Ray Tube (kathodestraalbuis). Het beeld op een monitor is opgebouwd uit kleine beeldpunten (pixels). Het beeld in een CRT-monitor wordt gemaakt door elektronen die tegen een fosforescerende laag op het scherm worden geschoten. Bij deze botsing ontstaat lichtenergie, de pixel licht even op en dooft daarna weer uit. De pixels zijn geordend in rijen en kolommen. Het elektronenkanon ‘tekent’ steeds het beeld door alle pixels één voor één op te lichten. Het begint linksboven, belicht alle pixels in de eerste rij, vliegt snel terug en schuin naar beneden naar het begin van de volgende (tweede) rij, licht de pixels van de tweede rij op, vliegt weer snel terug om op de derde rij te beginnen enzovoort. Als de laatste pixel rechts beneden in het scherm is opgelicht, begint het elektronenkanon weer links bovenin. Omdat het zo snel gaat, nemen onze hersens het waar als één beeld. Resolutie geeft aan hoeveel pixels een scherm heeft. Resolutie wordt uitgedrukt als het aantal pixels op een horizontale lijn keer het aantal pixels op een verticale lijn, bijvoorbeeld 800x600. Het minimale aantal benodigde pixels stijgt met de toename van de beelddiagonaal. Bij een CRT-monitor is vaak de mogelijkheid aanwezig om zelf te bepalen of men het beeld met de maximale resolutie wil weergeven of een lagere resolutie. Een scherm met een fysiek raster van 1280 bij 1024 pixels kan de maximumresolutie 1280 bij 1024 weergeven, maar meestal ook lagere resoluties. De afstand tussen twee pixels wordt dot-pitch genoemd. In het algemeen geldt dat een kleinere afstand beter is. Als er minder afstand tussen pixels zit, passen meer pixels op een scherm. Dit geeft een scherper beeld. Met een hogere resolutie worden de pixels kleiner, waardoor ook de letters dunner en kleiner worden. Voor een slechtziende is hogere resolutie daarom niet altijd een voordeel. Bij een CRT-monitor is de verversingsfrequentie (Refresh Rate) het aantal keer per seconde dat het beeld opnieuw wordt getekend. Als een CRT-monitor een verversingsfrequentie van 70 heeft, betekent dit dat alle pixels van boven naar beneden 70 keer per seconde worden opgelicht door het elektronenkanon. Een te lage verversingsfrequentie ervaart men als flikkering. De verversingsfrequentie wordt in Hertz aangegeven. Het centrum van ons gezichtsveld is minder gevoelig voor flikkering dan de periferie. Als de verversingsfrequentie van een CRT-scherm boven 100 Hz ligt, wordt dit scherm, ook als 44
het in de periferie van ons gezichtsveld staat, als flikkervrij ervaren. Bij een hogere resolutie is meer tijd nodig voor het verversen van het beeld. Dit is logisch, omdat er meer pixels moeten worden opgelicht. Men moet daarom vaak een afweging maken tussen een hoge resolutie en een hoge verversingsfrequentie. De responstijd is de tijd die nodig is om de schermpixels aan te passen, dat wil zeggen de tijd tussen elke verversing van het beeld. Een CRT-scherm heeft normaal een kortere responstijd dan een LCD-scherm. Dit is belangrijk bij snel bewegende beelden, bijvoorbeeld in spelletjes. De kijkhoek en de beelddiagonaal zijn andere belangrijke eigenschappen van een computerbeeldscherm. Een hoge kijkhoek betekent dat men ook vanaf de zijkant van het scherm een duidelijk beeld ziet. Bij CRT-monitoren is de kijkhoek zeer hoog. De beelddiagonaal wordt normaliter in inches aangeduid. Bij een CRT-monitor is die waarde gebaseerd op de beeldbuis van hoek tot hoek. Een deel daarvan wordt echter afgedekt door de omranding. Daarom heeft een CRT-monitor van 17 inch een effectief benut schermoppervlak van 15 tot 16 inch. Bij sommige CRT-monitoren wordt wel het effectief benutte schermoppervlak opgegeven, maar dit gebeurt in de meeste gevallen niet.
TFT-beeldschermen TFT (Thin Film Transistor) is een techniek die gebruikt wordt binnen de LCD-schermen. LCD betekent Liquid Cristal Display. Een LCD-beeldscherm is normaal slechts een paar centimeters dik. Op dit moment is het TFT-scherm het meest voorkomende type LCDscherm. Een TFT-monitor maakt een beeld door tussen twee glasplaten duizenden kristallen in een grid (raster) op hun plaats te houden en te activeren door elektrische impulsen. Als er niets verandert in het beeld, staan de kristallen stil. De instelling van elke pixel wordt alleen aangepast bij verandering. Alleen de pixels die veranderd moeten worden, veranderen. Het werken met TFT-monitoren wordt doorgaans als rustiger voor het oog ervaren dan met CRT-monitoren. Elke TFT-scherm heeft één aanbevolen resolutie, afgeleid van de grootte van het scherm. Het gebruik van andere resoluties is mogelijk, maar wordt afgeraden omdat het gebruik daarvan de kwaliteit van het beeld verslechtert. Verversing gebeurt in een TFT-scherm op een andere manier dan in een CRT-scherm. Bij een CRT-scherm wordt het hele beeld telkens opnieuw opgebouwd. In een TFT-scherm worden bij de verversing alleen de pixels veranderd die een verandering in het beeld weergeven. Er wordt als het ware gekeken of een aanpassing nodig is en indien dat nodig is, wordt de aanpassing uitgevoerd. Wat niet verandert, staat letterlijk stil. Bij een te lage verversingsfrequentie kunnen schok en sleepeffecten ontstaan. Schokeffecten doen zich voor bij bewegende beelden. Bewegende beelden op een monitor worden gevormd door een groot aantal momentopnames achter elkaar. Onze hersenen zetten dit om tot een draaiende film. Als er niet genoeg beelden per seconde zijn, zien wij beweging in stapjes en niet als een soepel geheel. 45
De aanpassing van schermpixels gaat sneller bij een CRT-scherm dan bij een TFT-scherm. Bij snellere bewegingen, zoals bij een computermuis, kan bij TFT-monitoren een schaduwbeeld zichtbaar zijn. Een te lange responstijd wordt zichtbaar door vegende en troebele beelden Een grote kijkhoek betekent dat we ook vanaf de zijkant van het scherm een duidelijk beeld zien. Bij TFT-monitoren is de kijkhoek kleiner, zowel horizontaal (van de zijkant) als verticaal (bij het kantelen). Dit is vaak van bijzonder belang voor slechtzienden die een beperkt gezichtsveld hebben. In tegenstelling tot bij een CRT-monitor, is bij een TFTmonitor de opgegeven schermafmeting gelijk aan het effectief benutte schermoppervlak. Het beeld van een (bijvoorbeeld) 17 inch TFT-monitor is dus groter dan een 17 inch CRTmonitor. Verder is een TFT-scherm kleiner, lichter en energiezuiniger dan een CRT-scherm. Kleiner en lichter kan van belang zijn als men de monitor in een bepaalde positie ten opzichte van het gezichtsveld moet plaatsen. Met behulp van een zogenaamde ‘monitorarm’ kan een TFT-scherm gemakkelijk in de beste positie worden geplaatst. Trinitron-beeldschermen Schermen die gebruik maken van de Trinitron technologie zijn ook CRT-schermen. Net als bij de gewone CRT-schermen worden pixels opgelicht door een bewegende straal van elektronen. In een gewone CRT-monitor zit een shadowmask (schaduwmasker) tussen het elektronenkanon en de beeldbuis. Dit is een dun metalen plaat met kleine gaatjes erin. De plaat dient om de elektronenbundels beter op de pixels te kunnen richten. Bij een Trinitron-monitor is deze shadowmask vervangen door een ‘aperture grill’, een dun raster met verticale strepen. Bij een Trinitron-monitor is de dot-pitch de afstand tussen twee van deze verticale strepen. Om de verticale strepen bijeen te houden zijn er twee horizontale ‘draden’ gespannen. Deze zijn soms zichtbaar als twee horizontale strepen in het beeld van de monitor. Een belangrijk voordeel van een aperture grill is dat het een groter deel van het licht van het elektronenkanon doorlaat, waardoor het beeld helderder wordt. Ook maakt deze techniek het mogelijk om de potentiële verticale resolutie van een scherm te verhogen. Trinitron-monitoren worden gekenmerkt door een hoog contrast, een hoge verversingsfrequentie (minder trillingen) en een vlak scherm dat minder problemen met spiegelingen geeft. Vergeleken met een TFT-scherm zijn drie voordelen van het CRTscherm terug te vinden in een Trinitron-beeldscherm, namelijk de hoge kijkhoek, de mogelijkheid om resolutie aan te passen en de korte responstijd. Helderheid, contrast en prijzen Helderheid kan worden uitgelegd als de hoeveelheid licht in wit. Helderheid in het beeld van een computerscherm komt overeen met de dimmer van een lamp. Het contrast is het verschil tussen zwart en wit. De mogelijke instellingen voor contrast en helderheid zijn in hoge mate afhankelijk van de kwaliteit van het scherm. Daarom is het moeilijk te zeggen 46
welk soort scherm het helderst is en welke het beste contrast geeft. Wel staat het vast dat Trinitron-monitoren een hogere helderheid hebben dan andere CRT-monitoren. Prijzen Op basis van navraag bij leveranciers en informatie van Internet is een inschatting verkregen van de kosten van verschillende computerbeeldschermen. Het verschil in prijs is aanzienlijk, zowel binnen als tussen de categorieën.
Prijzen van monitoren Grootte 15 inch 17 inch 18 en 19 inch 21 inch 22 inch 24 inch
CRT
TFT € 375 - 500 € 400 - 800 € 600 - 1225 € 1375 - 2275
€ 125 - 275 € 200 - 450 € 475 - 525 € 725 - 775
Trinitron € 350 € 625 € 950-1450 € 2475
De prijzen van Trinitron monitoren zijn advies-verkoopprijzen opgevraagd bij Sony en EIZO. De opgegeven prijsinterval van conventionele CRTs en TFTs geven prijzenweer die zijn gevonden bij diverse aanbieders met een internetsite (Februari 2004).
47
BIJLAGE 3: RESPONDENTEN GEBRUIKERSONDERZOEK Vertegenwoordigers van contactgroep / vereniging: 1. Mw. A. Dooren, contactgroep aniridie 2. Dhr. M. Doorn, hulpmiddelenexpert patiëntenvereniging Macula Degeneratie 3. Dhr. L. Benninga, Retina Nederland 4. Mw. M. van den Akker, contactgroep albinisme 5. Dhr. C. Toxopeus, Belangengroep Blinde en Slechtziende Studenten (BS&BS) 6. Mw. E. Visser en dhr. P. van Essen, contactgroep PXE 7. Mw. J. de Vos, contactgroep Uveïtus 8. Mw. I. Stekelenburg, vereniging Achroned, achromatopsie Individuele ervaringsdeskundigen: 1. Dhr. M. Gelten 2. Dhr P. Melenhorst 3. Dhr. P. Van der Velden 4. Dhr. R. Schattorie 5. Dhr. F.J. Schuster 6. Dhr. T. Arendse 7. Mw. T. Schippers
48
BIJLAGE 4: RESPONDENTEN LEVERANCIERS
REGIONALE
INSTELLINGEN
ICT-adviseurs: 1. Dhr. A. Heerkens, Bartiméus * 2. Mw. A. Veelders, Visio 3. Mw. A. Tange, Visio 4. Dhr D. van Dijk, Sensis 5. Dhr. A. Kremer, Visio TOVG 6. Mw. H. van Harten, Visio TOVG * 7. Dhr. H. Kremer, Het Loo Erf Videologen: 1. Dhr. dr. B. Melis-Dankers, Visio * 2. Dhr. dr. F. Riemslag, Visio * Leveranciers: 1. Dhr. J. Waalkens, Reinecher Reha-technik Nederland B.V. 2. Dhr. P. Zwager, Tieman Nederland Telefonisch geconsulteerde deskundigen: 1. Dhr. B. den Brinker, VU 2. Dhr. D. van der Pijl, iRv 3. Dhr. E. van Herk, KBOH 4. Dhr. A. Kooijman, RUG 5. Mw Y Vrijhof, Sonneheerdt 6. Mw. M. Ran, SB-lijn *= deelnemer aan het deskundigenpanel
49
EN