Nummer archiefinventaris:
2.09.31.02
Inventaris van het archief van de Commissie Universitaire Notariële Opleiding, (1933) 1956-1959
Auteur: J.J. Buskes, J.W. van Doorn Nationaal Archief, Den Haag 1981 Copyright: cc0 This finding aid is written in Dutch.
2.09.31.02
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
3
I N H O U D S O P G A V E Beschrijving van het archief......................................................................................5
Aanwijzingen voor de gebruiker................................................................................................6 Openbaarheidsbeperkingen....................................................................................................... 6 Beperkingen aan het gebruik...................................................................................................... 6 Aanvraaginstructie...................................................................................................................... 6 Citeerinstructie............................................................................................................................ 6 Archiefvorming...........................................................................................................................7 Geschiedenis van de archiefvormer............................................................................................ 7 Geschiedenis van het archiefbeheer.......................................................................................... 11 De verwerving van het archief............................................................................................... 11 De verwerving van het archief............................................................................................... 11 Inhoud en structuur van het archief.........................................................................................12 Selectie en vernietiging............................................................................................................. 12 Verantwoording van de bewerking........................................................................................... 12 Verwant materiaal.....................................................................................................................13 Publicaties.................................................................................................................................. 13 Geraadpleegde literatuur...................................................................................................... 13
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen................................................15 A. Stukken van algemene aard....................................................................................................... 15 B. Stukken van bijzondere aard..................................................................................................... 16 I. Organisatie..............................................................................................................................................16 a. Instelling, samenstelling en "opheffing" van de Commissie...........................................................16 II. Totstandkoming van het rapport.........................................................................................................16 III. Reacties naar aanleiding van het uitgebrachte rapport......................................................................18
C. Documentatie............................................................................................................................. 19
2.09.31.02
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
Beschrijving van het archief
BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF Naam archiefblok: Commissie Universitaire Notariële Opleiding Periode: 1933-1959 merendeel 1956-1959 Archiefbloknummer: J25536 Omvang: 0,10 meter; 48 inventarisnummers. Taal van het archiefmateriaal: Het merendeel der stukken is in het Nederlands. Soort archiefmateriaal: Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften. Archiefbewaarplaats: Nationaal Archief, Den Haag Archiefvormers: Commissie Universitaire Notariële Opleiding Samenvatting van de inhoud van het archief: Het archief van de Commissie Universitaire Notariële Opleiding (1956-1957) bevat stukken inzake het vooroverleg tussen de ministeries van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en Justitie, de installatierede van minister Cals, documentatie, concepten en uittreksels, en ingekomen brieven van onder meer de universiteiten en de Broederschap van kandidaat-notarissen met reacties op het eindrapport van de commissie.
5
6
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
2.09.31.02
Aanwijzingen voor de gebruiker
Aanwijzingen voor de gebruiker Openbaarheidsbeperkingen
OPENBAARHEIDSBEPERKINGEN Volledig openbaar Beperkingen aan het gebruik
BEPERKINGEN AAN HET GEBRUIK Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht. Aanvraaginstructie
AANVRAAGINSTRUCTIE Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen: 1. U maakt een profiel aan op www.gahetna.nl, en logt vervolgens in; 2. Via de archiefinventaris (alleen de beschrijvingen met rode nummers) selecteert u het gewenste archiefstuk door op de knop 'Reserveren' te klikken; 3. In het volgende scherm geeft u aan op welke dag u het archiefstuk wilt inzien; 4. Indien u zich bevindt in de studiezaal en een tafelnummer heeft ontvangen kunt u dit nummer vermelden. Als u geen tafelnummer heeft kunt u tafelnummer 777 laten staan; 5. Vervolgens bevestigt u uw reservering door deze te versturen. Citeerinstructie
CITEERINSTRUCTIE Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling. VOLLEDIG: Nationaal Archief, Den Haag, Commissie Universitaire Notariële Opleiding, 1956-1957, nummer toegang 2.09.31.02, inventarisnummer ... VERKORT: NL-HaNA, Cie. Universitaire Notariële Opleiding, 2.09.31.02, inv.nr. ...
2.09.31.02
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
7
Archiefvorming
Archiefvorming Geschiedenis van de archiefvormer
GESCHIEDENIS VAN DE ARCHIEFVORMER Voordat de notariële opleiding bij de wet van 30 oktober 1958 (Stb. 494) universitair werd geregeld kunnen we de opleiding en examenregeling onderverdelen in 4 perioden. 1524-1810 – Van 1524 tot 1810 werden de exameneisen beheerst door de plakkaten van Karel V. 1810-1842 – Op 16 maart 1803 werd ter regeling van de notariële wetgeving in Frankrijk de Ventôse-wet aangenomen, welke bij keizerlijk decreet van 8 november 1810 ook voor ons land in werking trad. Een regeling voor het examen bevatte deze wet nagenoeg niet, de waarborgen voor geschiktheid werden praktisch geheel gezocht in de stageperiode. Wel was het gebruikelijk dat er een soort van examen werd afgelegd voor de Kamers der Notarissen. 1842-1878 – In 1838 werd het nieuwe Burgerlijk Wetboek ingevoerd en al spoedig gevoelde men de behoefte de Ventôse-wet te vervangen door eën eigen nationale wetgeving op dit punt. Bij Koninklijke boodschap van 15 februari 1842 werd een ontwerp van wet ingediend, welk ontwerp 9 juli 1842 het staatsblad bereikte en bekend staat als de Wet op het NotarisAmbt. Deze wet heeft, ondanks dat er nogal wat kritiek is geweest op de onbevredigende regeling welke zij ten aanzien van verscheidene vraagstukken gaf, gefunctioneerd tot 1878. 1878-1958 – Op 15 mei 1878 trad de wet, bekend geworden als de wet van 6 mei 1878 (Stb. 29) in werking. De belangrijkste wijziging met betrekking tot de oude wet was dat er nu, in plaats van meerdere commissies, één staatscommissie voor het notariele examen werd ingesteld, de Notariële Examencommissie. De Notariële Examencommissie bestond uit: – –
De Voorzitter: Een Raadsheer uit de Hoge Raad. Zes leden: – 1 Raadsheer uit de Hoge Raad. – 1 Raadsheer uit een Gerechtshof – 1 Advocaat. – 1 Ontvanger der Registratie. – 2 Notarissen. Verder werden 5 plaatsvervangende leden benoemd, te weten: – 1 Raadsheer uit een Gerechtshof. – 1 Kantonrechter. – 1 Advocaat. – 1 Inspecteur der Registratie. – 1 Notaris. Secretaris was een Commies bij het Departement van Justitie. Betreffende de opleiding voor het notariaat bleef echter alles zoals het was, hoewel er zowel binnen als buiten het notariaat een duidelijke behoefte bestond de opleiding universitair te regelen.
8
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
2.09.31.02
Toen ook de Examencommissie van ontevredenheid blijk gaf, werden op 30 december 1904 (Stb. 283) aan artikel 13 twee leden toegevoegd, inhoudende dat tot het afleggen van het examen alleen werden toegelaten diegenen die met succes voorbereidend hoger- of middelbaar onderwijs hadden genoten, dan wel een zogenaamd voorbereidend examen hadden afgelegd. Later, toen de Examencommissie van 1920 eenstemmig van oordeel was dat het voorbereidend examen niet in een bestaande behoefte voorzag, verdween het bij de wet van 21 april 1922 (Stb. 202) Dat de opleiding niet voldoende was bleek wel toen de Examencommissie van 1918 zelf klaagde over het geringe aantal geslaagden. Zoals ze zelf zei: "de eischen worden nimmer hooger gesteld dan in het belang van een goede vervulling van het ambt van notaris en candidaat-notaris noodig zijn." De commissie zelf kwam toen met een plan om zonder wijziging van de examenprogramma's de opleiding te verbeteren door speciaal voor de notariële studie een of twee lectoren aan een of meer "Rijkshoogeschoolen" aan te stellen, en tot een vast programma voor de opleiding te komen. Dit plan sloeg aan en op de staatsbegroting van 1921 verscheen een post groot 9.000,- om hiervan bij wijze van proef twee lectoren te Leiden aan te kunnen stellen. Hoewel de begroting door de beide Kamers werd aangenomen is dit plan wegens bezuinigingsredenen echter nooit doorgegaan. De ontevredenheid ten aanzien van de opleiding bleef echter bestaan en toen in 1930 een, inmiddels beroemd geworden, artikel van prof. mr. E.M. Meyers, hoogleraar te Leiden verscheen, besloten de Broederschap der Notarissen en die der Kandidaat-Notarissen tot het instellen van een commissie onder voorzitterschap van eerder genoemde Meyers. De opdracht die deze commissie meekreeg omvatte de volgende punten. a. Was een universitaire opleiding gewenst, en zo ja, zou deze dan aan één of meerdere bestaande hogescholen, of aan een speciaal daartoe op te richten hogeschool moeten plaatsvinden? b. Indien de opleiding universitair zou worden, zou dit dan dwingend universitair zijn, of zou het aanbeveling verdienen de toenmalige wijze van opieiden daarnaast te handhaven? c. Welke maatregelen zouden moeten worden getroffen om te komen tot een universitaire studie welke waarborgen zou bieden voor de nodige parate kennis en zou het mogelijk zijn het bestaande staatsexamen te vervangen door één of meerdere universitaire examens? d. Wat zouden de financiële consequenties zijn van de onder C. genoemde maatregelen en hoeveel medewerking mocht men verwachten van regering en/of universiteiten? In 1932 bracht de Commissie haar verslag uit. De beantwoording van bovengenoemde vier vraagstukken luidde hierin als volgt: a. Het was niet in te zien waarom een beroep als dat van notaris een minder wetenschappelijke opleiding zou verlangen dan dat van bijvoorbeeld advocaat of ingenieur. Ook vond zij een opleiding aan een bestaande hogeschool verre te verkiezen boven een opleiding aan bijvoorbeeld een afzonderlijke notariaat-school. b. Hoewel de Commissie stelde dat het haar ongewenst voorkwam dat er een onderscheid zou ontstaan tussen wel en niet universitair opgeleide notarissen en kandidaat-notarissen, indien de toenmalige opleiding naast de universitaire zou worden gehandhaafd, attendeerde zij tevens op de mogelijkheid tot zelfstudie daar de wet toelaat om universitaire examens af te leggen zonder aan de universiteit te zijn opgeleid. c. De Commissie vond het gewenst de notariële studie zo in te richten dat deze op die van rechten zou aansluiten, en verder vroeg ze zich af waarom het staatsexamen gehandhaafd zou moeten worden indien de gehele opleiding naar de universiteit zou worden gebracht. d. De Commissie stelde dat indien de opleiding aan de universiteit de enige mogelijkheid zou
2.09.31.02
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
9
worden, deze dan aan alle Rijksuniversiteiten ter hand genomen zou moeten worden. Ten aanzien van de financiële zijde van het plan merkte zij op dat de kosten welke veroorzaakt zouden worden door het aanstellen van lectoren, zouden kunnen worden bestreden uit de meerdere college- en examengelden. Na uitbrenging van het rapport veranderde er echter nog steeds niets en in 1937 was het dan de universiteit te Leiden die, het wachten op een wettelijke regeling moe, een belangrijk initiatief nam: ze richtte de Stichting tot bevordering der universitaire opleiding van kandidaat-notarissen en belastingambtenaren op. Het was de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam die in 1938 mr. A. Pitlo tot lector en in 1945 tot hoogleraar in het notariaat aanstelde. De Vrije Universiteit, met de benoeming van Versteeg tot lector in 1941, en de universiteiten in Leiden en Utrecht, met de benoeming van respectievelijk Melis en Bruyn in 1947 tot lector, volgden dit voorbeeld. Van een wettelijke regeling was echter nog steeds geen sprake en deze zou mede door de reorganisatie van het hoger onderwijs nog enige tijd op zich laten wachten. Pas op 13 december 1956 werd, bij beschikking van de ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en Justitie een commissie ingesteld met de opdracht voorstellen te doen, in de vorm van ontwerpen met toelichtingen, met betrekking tot de instelling van een universitaire notariële studie. Op 18 december 1956 werd deze commissie, onder voorzitterschap van prof. mr. A. Pitlo, door minister Cals geïnstalleerd (zie Bijlage). Zes weken later, op 1 februari 1957, was de Commissie klaar. De belangrijkste reden dat de Commissie haar taak in zulk een korte tijd kon verrichten was dat de leden hiervan zich vóór de instelling reeds bereid hadden verklaard de nodige regelingen te ontwerpen op grondslag van een in onderling overleg door de ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en Justitie vastgesteld aantal uitgangspunten. De opdracht was hiermee zeer nauw omlijnd, de Commissie behoefde slechts de noodzakelijke uitwerking van deze uitgangspunten te geven. Waar de meningen van de leden onderling afweken werd van hen een zeer soepele houding verwacht, of zoals prof. mr. Pitlo in het eindrapport opmerkte: "De Commissie heeft zich met de ministeriële uitgangspunten kunnen verenigen, al wil zij niet verhelen dat enkele van haar leden persoonlijk een andere oplossing voorstonden." Op 5 augustus 1957 werd het wetsontwerp ingediend. Bij behandeling van het ontwerp rees vanuit de Kamer verzet tegen het toekennen van de mr-titel aan het doctoraal examen notariële studierichting. Hier stelde de minister echter tegenover dat het verlenen van de mr-titel een wezenlijk onderdeel van het ontwerp was, en gaf hij te kennen dat, indien een amendement, dat tot strekking had die titel te doen vervallen, zou worden aangenomen, de Regering zou overwegen het wetsontwerp terug te nemen. Hierna werd dit amendement ingetrokken en het wetsontwerp zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bij de wet van 30 oktober 1958, Stb. 494, werd de notariële studie universitair gemaakt. DE MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN
10
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
2.09.31.02
EN DE MINISTER VAN JUSTITIE BESLUITEN: I. Een commissie in te stellen met de opdracht voorstellen te doen, in de vorm van ontwerpen met toelichtingen, met betrekking tot de instelling van een universitaire notariële studie; II. In deze commissie te benoemen: a. tot lid en voorzitter: Prof.Mr. A. Pitlo, hoogleraar aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam; b. tot lid en plaatsvervangend voorzitter: Prof.Mr. L.J. Hijmans van den Bergh, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht; c. tot leden: Prof.Mr.J.H. Beekhuis, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen; Dr. J.R.H. Buining, notaris te 's-Gravenhage; J.H. Birkhoff, kandidaat-notaris, algemeen secretaris van de Broederschap der Candidaatnotarissen; E.J. Libourel, kandidaat-notaris, algemeen secretaris van de Broederschap der Notarissen; Mr. A.G. Lubbers, kandidaat-notaris; Prof.Mr. A. van Oven, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden; Mr. J. Nittel, administrateur bij het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen; Prof.Mr. Ch.J.J.M. Petit, hoogleraar aan de R.K. Universiteit te Nijmegen; Mr. J.M. Polak, tijdelijk hoofdambtenaar bij het Ministerie van Justitie en kandidaat-notaris; Prof.Mr. H. Schuttevaer, buitengewoon hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht; Mr. Th.A. Versteeg, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en lector aan de Vrije Universiteit te Amsterdam; III. Aan deze commissie toe te voegen als secretaris: Mr. J.W. Kersten, referendaris IIe klasse bij het Ministerie van Justitie; IV. De ambtelijke leden van de commissie de bevoegdheid te verlenen zich te doen vervangen of bijstaan. Voor uittreksel,
2.09.31.02
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
de Chef Post- en Archiefzaken van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, w.g. (C.A.J. Brans) Geschiedenis van het archiefbeheer
GESCHIEDENIS VAN HET ARCHIEFBEHEER De verwerving van het archief
DE VERWERVING VAN HET ARCHIEF Overbrenging van een overheidsarchief De verwerving van het archief
DE VERWERVING VAN HET ARCHIEF Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
11
12
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
2.09.31.02
Inhoud en structuur van het archief
Inhoud en structuur van het archief Selectie en vernietiging
SELECTIE EN VERNIETIGING Uit het archief heeft geen vernietiging van enige betekenis plaats gevonden. Slechts enkele dubbelen en van geen betekenis zijnde korte aanbiedingsbriefjes zijn eruit verwijderd. Verantwoording van de bewerking
VERANTWOORDING VAN DE BEWERKING Het archief van de commissie omvat één doos en verkeert in materieel opzicht in goede staat. Van een oorspronkelijke orde in het archief is tijdens de inventarisatie weinig gebleken. Alhoewel gesteld kan worden dat de commissie bij het uitbrengen van haar rapport in principe haar werkzaamheid zal hebben beëindigd (getuige de bedankbrieven van minister Cals in inv.nr. 10), blijkt dat ook na die periode de commissie nog actief bleef. Met name is dit het geval bij de behandeling van het op het rapport gebaseerde wetsontwerp in de Tweede Kamer. De hieruit voortvloeiende stukken zijn om deze reden ook in de inventaris opgenomen. Van een officiële opheffing van de commissie is niets gebleken. De abusievelijk in het archief terecht gekomen stukken van de Notariële Examencommissie zijn in het archief van die commissie teruggebracht.
2.09.31.02
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
13
Verwant materiaal
Verwant materiaal Publicaties
PUBLICATIES Geraadpleegde literatuur
GERAADPLEEGDE LITERATUUR "VERSLAG DER COMMISSIE IN ZAKE DE NOTARIELE OPLEIDING". De zogenaamde "Commissie Meyers", November 1932. "GEDENKBOEK NOTARIELE EXAMENCOMMISSIE". Aangeboden aan de Staatscommissie voor het afnemen van het notarieel examen ter gelegenheid van de beëindiging harer werkzaamheden, door de Broederschap der Notarissen in Nederland en de Broederschap der Candidaat-Notarissen. Samengesteld onder leiding van de Stichting tot Bevordering der Notariële Wetenschap, 21 oktober 1961. "DE GESCHIEDENIS VAN HET NOTARIAAT EN VAN DE BROEDERSCHAP DER NOTARISSEN IN NEDERLAND OVER DE JAREN 1943-1967". Geschreven ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan der Broederschap op 1 januari 1968, door mr. H.W. Schraagen, notaris te Amsterdam. (Blz. 20 t/m 40).
2.09.31.02
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
15
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen
BESCHRIJVING VAN DE SERIES EN ARCHIEFBESTANDDELEN A. Stukken van algemene aard
A. STUKKEN VAN ALGEMENE AARD 1
Notulen van de vergaderingen van de Commissie Universitaire Notariële Studie, met bijlagen, 18 december 1956-15 juni 1957 1 omslag Hierin bevinden zich ook de installatierede door minister Cals (O.K.W.) en de antwoordrede door de voorzitter van de Commissie (als bijlagen bij de notulen van de eerste vergadering).
2
Brief van mr. A.G. Lubbers aan mr. Kersten, secretaris van de Commissie, met opmerkingen naar aanleiding van de notulen van de vergadering van 18 december 1956, 6 januari 1957 1 stuk
16
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
2.09.31.02
B. Stukken van bijzondere aard
I. Organisatie
a. Instelling, samenstelling en "opheffing" van de Commissie
B. STUKKEN VAN BIJZONDERE AARD I. ORGANISATIE A. INSTELLING, SAMENSTELLING EN "OPHEFFING" VAN DE COMMISSIE
3
Stukken betreffende het vooroverleg tussen het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en het ministerie van Justitie omtrent wijziging van de notariële opleiding, november 1956 1 omslag
4
Brief van mr. J.M. Polak aan dr. A.J. Piekaar (O.K.W.) houdende mededeling van de aanwijzing van mr.J.W. Kersten tot secretaris van de Commissie. Afschrift 10 december 1956. 1 stuk
5
Brieven van het ministerie van O.K.W. aan de universiteiten te Leiden, Amsterdam, Nijmegen, Utrecht en Groningen, houdende kennisgeving van het installeren van de Commissie. Afschriften 11 december 1956. 1 omslag
6
Brief van minister Cals (O.K.W.) aan de leden van de Commissie, onder toezending van een afschrift van de instellingsbeschikking. Afschrift 13 december 1956. 1 stuk
7
Instellingsbeschikking van de Commissie. Afschrift 13 december 1956.
1 stuk
Bijlage; lijst van adressen van Commissieleden
1
Tekst van de rede uitgesproken door minister Cals (O.K.W.) bij de installatie van de Commissie en van de antwoordrede door de voorzitter van de Commissie, 18 december 1956. Bevindt zich als bijlage in inventarisnr. 1.
8
Persbulletins nrs. 189 en 191 van het ministerie van O.K.W., betreffende het installeren van de Commissie, 14 en 18 december 1956 2 stukken
9
Brief van mr. Nittel aan mr. Kersten, onder toezending van de brief van mr. Versteeg d.d. 14 december 1956, waarin deze zijn benoeming als commissielid aanvaardt, 19 december 1956 2 stukken
10
Brief van minister Cals (O.K.W.) aan zijn ambtgenoot van Justitie, onder toezending van afschriften van brieven, door hem gezonden aan de voorzitter, vice-voorzitter en leden van de Commissie, waarin hij hen dank zegt voor het door hen verrichte werk, 9 februari 1957 4 stukken
II. Totstandkoming van het rapport
II. TOTSTANDKOMING VAN HET RAPPORT 11
Minuut van een uitgaande brief van mr. Kersten aan de leden van de Commissie,
2.09.31.02
17
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
onder aanbieding van twee gewijzigde concept-rapporten van de Commissie, alsmede twee concept memories van toelichting hierop, 25 januari 1957 5 stukken 12
Ingekomen brief van jhr. mr. S.M.S. de Ranitz, notaris te Winsum, waarin deze vraagt of de Commissie wil bevorderen dat ook studenten met het diploma Middelbare Landbouwschool tot de universitaire notariële opleiding worden toegelaten. Afschrift 12 januari 1957. 1 stuk
13
Uitgaande brief van de minister van Justitie aan jhr. mr. S.M.S. de Ranitz, notaris te Winsum, in antwoord op diens brief van 22 januari 1957 betreffende toelating tot de universitaire notariële opleiding, 12 april 1957. Doorslag 1 stuk
14
Ingekomen brief van E.A.A. Luyten, kandidaatnotaris te Sittard, waarin hij de Commissie verzoekt met betrekking tot de overgangsregeling rekening te willen houden met de financiële consequenties voor de huidige studenten, 28 januari 1957 1 stuk
15
Minuut van een uitgaande brief van mr. Kersten aan prof. mr. A. Pitlo, onder toezending van afschriften van brieven, door hem gezonden aan de ministers van O.K.W. en Justitie, waarin hen het rapport van de Commissie wordt aangeboden, Met bijlagen 7 februari 1957. 1 omslag
16
Uitgaande brief van de Commissie aan de minister van Justitie, houdende aanbieding van het eindrapport met concept-memorie van toelichting, en het verzoek om toestemming tot publikatie van bedoeld rapport. Afschrift 6 februari 1957. 3 stukken
17
Exemplaar van het rapport van de Commissie, bestemd voor publikatie door de persmedia, februari 1957 1 stuk
18
Uittreksels uit het rapport van de Commissie, februari 1957
19
Minuut van de uitgaande brief van de minister van O.K.W. aan de MinisterPresident, betreffende de aanbieding van het rapport. Afschrift 14 februari 1957.
2 stukken
1 stuk
20
Ingekomen brief van de perschef van het ministerie van O.K.W. aan mr. Kersten, betreffende de aanbieding van 100 exemplaren van het rapport der Commissie, alsmede een persbulletin terzake, 21 februari 1957 2 stukken
21
Overzichtje, door mr. Kersten samengesteld ten behoeve van. de Notariële Examencommissie, betreffende de verhouding tussen de woonplaats van de student, het voor hem meest nabij gelegen gymnasium en het percentage notariële studenten over het jaar 1957, 25 april 1958 1 stuk
18
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
2.09.31.02
III. Reacties naar aanleiding van het uitgebrachte rapport
III. REACTIES NAAR AANLEIDING VAN HET UITGEBRACHTE RAPPORT 22
Ingekomen brieven van de universiteiten van Leiden, Amsterdam, Utrecht en Groningen met opmerkingen ten aanzien van het wetsontwerp Universitaire Notariële Studie. Afschriften maart 1957. 1 omslag
23
Ingekomen brief van A.G.J.M. Krekelberg te Utrecht, onder toezending van een afschrift van het door hem - naar aanleiding van het rapport - bij de minister van O.K.W. ingediende rekest, met betrekking tot de betaling van collegegelden, 25 maart 1957 2 stukken
24
Uitgaande brief van de minister van Justitie aan zijn ambtgenoot van O.K.W., houdende opmerkingen betreffende het schrijven van de Senaat van de Vrije Universiteit van Amsterdam aan het College van Curatoren dier universiteit van 8 maart 1957, betreffende het verkrijgen van de meesterstitel. Afschrift 3 mei 1957. 1 stuk
25
Nota van mr. Kersten aan mr. Polak, naar aanleiding van een door de Vrije Universiteit te Amsterdam aangevoerd bezwaar met betrekking tot het verkrijgen van de meesterstitel. Doorslag z.d. 1 stuk
26
Nota betreffende toekenning van de meesterstitel. Anoniem z.d.
1 stuk
27
Aantekening naar aanleiding van een telefonisch onderhoud tussen mr. Kersten en mr. Polak, inzake een drukfout in het wetsvoorstel, 16 augustus 1957 1 stuk
28
Aantekeningen naar aanleiding van een telefonisch onderhoud tussen mr. Kersten en mr. Arriëns, betreffende opmerkingen over de ontwerp K.B. 's tot wijziging van het Academisch Statuut en de hoger-onderwijswet, 21 oktober 1957 1 stuk
29
Ingekomen brief van de Broederschap der Candidaat-Notarissen, onder toezending van de gebundelde reacties op het rapport van de leden van de Broederschap, 27 maart 1957 2 stukken Zie ook inv.nr. 30, Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie van 9 maart 1957, blz. 119
30
Krantenartikelen betreffende de Universitaire Notariële opleiding uit diverse dagbladen, alsmede enkele exemplaren van het Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie, maart 1957-juni 1958 1 omslag
31
Ingekomen brief van de Broederschap der Notarissen aan mr. Kersten, onder toezending van het afschrift van een brief van de beide Broederschappen aan de Tweede Kamer, inzake het wetsontwerp tot wijziging van de hoger-onderwijswet en de wet op het notarisambt, 20 december 1957 2 stukken
2.09.31.02
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
19
32
Uitgaande brief van mr. Kersten aan de heer D. van Leeuwen, te Hilversum, houdende algemene informatie met betrekking tot de verhouding oude/nieuwe regelingen voor de studie notariaat. Doorslag 25 maart 1958. 1 stuk
33
Nota van de heer O.W. van Ewijk aan de minister, houdende opmerkingen met betrekking tot het verzoek van de kamercommissie voor Justitie om inzage van de adviezen van de Onderwijsraad en de Faculteiten der Universiteiten. Afschrift 1 april 1958. 1 stuk
34
Uitgaande brief van mr. Kersten, als secretaris van de Notariële Examencommissie, aan de heer De Waard, houdende algemene informatie met betrekking tot de verhouding oude/nieuwe opleidingsmogelijkheden voor notarissen. Doorslag 14 juni 1958 1 stuk
35
Nota houdende opmerkingen met betrekking tot enkele artikelen van het besluit tot regeling van het t.o.v. de faculteit der rechtsgeleerdheid af te leggen notariëel staatsexamen en het besluit tot wijziging van het Academisch Statuut. Afschrift 1 september 1958. 1 stuk Anoniem
36
Nota van mr. Kersten in reactie op een memorandum, opgesteld door de heer De Bruyn, als discussiestuk voor een te houden faculteitsvergadering, met een verzoekbriefje van mr. Schuttevaer tot het maken van deze nota, september 1958 2 stukken
37
Geschreven aantekeningen naar aanleiding van enkele artikelen van het wetsvoorstel, november 1958
1 stuk
38
Communiqué van het Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie, betreffende de notariële studie en examenregeling nieuwe stijl, november 1958 1 stuk
39
Uitgaande brieven van mr. Kersten, als secretaris van de Notariële Examencommissie aan de heer Pedel van de Rijksuniversiteit te Groningen en mr. Th.E.H. Arriëns, betreffende regelingen voor de examinering. Afschriften 6 maart 1959. 3 stukken
C. Documentatie
C. DOCUMENTATIE 40
Artikel door prof. mr. J. Eggens in het Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie, getiteld: "De universitaire notariële opleiding in Indië", 10 november 1945 1 stuk
41
Tekst van de rede van notaris A. Bonga, getiteld: Bezwaren tegen het "Verslag der Commissie in zake de notariële opleiding", 28 oktober 1933 1 deeltje
42
Tekst van de rede van mr. Th.A. Versteeg, getiteld: "Moet ook in geval van faillissement van een der echtgenooten worden rekening gehouden met
20
Cie. Universitaire Notariële Opleiding
vergoedingsrechten?", 15 november 1946
2.09.31.02
1 deeltje
i
43
Ontwerp van de Hoger-onderwijswet met memorie van toelichting, Kamerstukken zitting 1951-1952, nr. 2597, alsmede het voorlopig verslag terzake, zitting 1953-1954, nr. 2597, 1952-1954. 1951-1954Gedrukt 1 omslag
44
Notulen van een vergadering van de Commissie voor Hoger-onderwijswetgeving. Afschrift 20 juni 1952. 1 stuk
45
Stukken betreffende het rapport van Sectie I (Rechtsgeleerdheid, Notariaat, Politieke- en Sociale wetenschappen) van de Staatscommissie voor Reorganisatie van het Hoger Onderwijs, inzake een universitaire notariële opleiding. Afschriften 1947-1953. 1 omslag
46
Brief van mr. Polak aan dr. Piekaar (O.K.W.), onder toezending van een stuk uit de voorlopige drukproef van het voorlopig verslag op de begroting van Justitie over de notariële opleiding. Afschrift 7 november 1956. 1 stuk Genoemde bijlage is niet aangetroffen
47
Nota getiteld "Notariaat", betreffende de mogelijkheid om de studie voor het notariaat geheel naar de universiteit over te brengen en de wens tot het verkrijgen van een oordeel van de minister in deze. Afschrift. november 1956. 1 stuk Anoniem
48
Nota houdende enkele beschouwingen met betrekking tot het universitair maken van de notarisopleiding, alsmede een toelichting hierop, november 1956. 2 stukken Anoniem