Interview met Jetty Vegter over Kaleidoscoop en de kleine groepsinstructie. Door Alex Huijbregts, LIO in groep 3 van ‘De Vlier – Samenloop’ in Breda.
Vraag 1:
Stel u zelf even voor en wat doet u zoal in het dagelijks leven?
Mijn naam is Jetty Vegter en sinds 1 juni 2009 heb ik een eigen bedrijf ‘Vegters Plaza’. Hiervoor heb ik gewerkt bij het Nederlands Jeugdinstituut in Utrecht. Acht jaar ben ik bezig geweest met de ontwikkeling en de implementatie van een doorgaande lijn Kaleidoscoop in groep 3 tot en met 8. Inmiddels hebben acht scholen een certificaat ontvangen, waaronder ‘De Vlier-Samenloop’. De andere scholen komen uit Amsterdam, Dordrecht, Arnhem. In Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Apeldoorn en Lelystad kun je ook scholen vinden, die bezig zijn om in de bovenbouw elementen van actief leren in te voeren. Deze scholen zijn getraind door landelijke trainers Kaleidoscoop. Momenteel geef ik nog steeds trainingen, waarbij wisselende werkvormen en adaptief onderwijs belangrijke thema’s zijn. Tijdens de begeleiding van schoolteams bespreken we het klassenmanagement om samen te komen tot een beredeneerd aanbod, zoals de inspectie dat aangeeft, gericht op de kerndoelen. Vraag 2:
Kun u de belangrijkste kenmerken van Kaleidoscoop samenvatten?
Kaleidoscoop onderscheidt zich van andere concepten door de cyclus ‘plan – do – review’ oftewel vooruitkijken – werken - terugkijken. Bovendien is het concept ‘actief leren’ specifiek gedefinieerd. In de bovenbouw betekent ‘actief leren’, dat leerlingen de mogelijkheid krijgen om regelmatig met materialen bezig te zijn om abstracte concepten te concretiseren. Het initiatief van het kind is belangrijk en wordt gestimuleerd. Hoe frequenter een leerling kan ‘elaboreren’ (het actief zijn van de hersenen) des te beter is het. In de onderbouw noemen we het sleutelervaringen en leren kinderen door ‘trial and error’ (gewoon iets uitproberen). In de bovenbouw wil je graag dat kinderen ‘strategisch’ gaan leren oftewel studievaardigheden ontwikkelen en dus ‘slim’ gaan leren. Tijdens de planning en het vooruitkijken maakt het kind een plan en heeft een inhoudelijke keuze. Dit plan wordt uitgewerkt en naderhand kijkt het kind en de groep terug op het product en het proces. Tijdens de instructie in de kleine groep en in de leeromgeving met uitdagende hoeken wordt zo vaak mogelijk gewerkt met materialen en software om het leerproces te ondersteunen. Bovendien maken we gebruik van veel coöperatieve werkvormen, want bepaalde plannen mogen samen uitgewerkt worden. Soms vindt er een klassikale instructie plaats, als er bijvoorbeeld een nieuw onderwerp ter sprake komt, maar ook dan worden er bij de verwerking diverse werkvormen ingezet met twee-, drie of viertallen. De leerkracht bedenkt bij elke doelstelling welke werkvorm het meest geschikt is.
Onderwijswerkplaats
voor
schoolontwikkeling
Vraag 3: Wat zijn de voordelen van een kleine groepsinstructie? Er zijn verschillende voordelen te bedenken, maar dan praat ik wel vanuit de praktijk. Johnson & Johnson, Kagan en Slavin hebben bijvoorbeeld wetenschappelijke studies verricht, maar in een vergelijkend onderzoek komt altijd ook het klassenmanagement als mede bepalende factor naar boven. Om die reden besteden wij zoveel aandacht aan de leeromgeving. Hierover meer bij vraag 5. Voordelen zijn: a. Kinderen krijgen meer beurten. Er is meer interactie mogelijk. b. De andere kinderen verstaan het beter, waardoor de leerkracht de kinderen langer uit laat praten en dit is goed voor de taalontwikkeling. c. Concentratie van de kinderen is beter te observeren door de leerkracht. Een kind, dat met de gedachten afdwaalt, wordt eerder gezien en gestimuleerd. d. Kinderen blijken zelf makkelijker vragen te durven stellen. De leerkracht besteedt meer aandacht aan de vraag en het antwoord. Kinderen leren goede vraagtechnieken. e. Kinderen kunnen materialen beter bekijken. Bij ‘actief leren’ heb je voor elk kind materiaal, zodat iedereen iets kan uitproberen. Kinderen leren dan van elkaar. f. De leerkracht kan de instructie beter op het niveau van de groep afstemmen, maar hierin schuilt ook een gevaar. Zie vraag 5. g. De instructie duurt korter. De kinderen weten, dat ze na 15, 20 of 30 minuten weer iets anders gaan doen en zijn beter bereid zich in te zetten. Bij lange, saaie klassikale lessen is de uitdaging groot om ‘iets leuks’ als afleiding te bedenken. (Ik zie in de praktijk echt taallessen van 50 minuten of langer, dan kun je ook drie kleine groepen draaien van een kwartier!) h. Het pedagogisch klimaat is vaak rustiger, omdat de leerkracht zelf ook fluistert en zich kan concentreren op de inhoud in plaats van politieagent te spelen. Vraag 4: Zijn er ook nadelen aan de kleine groepsinstructie? Een nadeel is, dat de leeromgeving goed op orde moet zijn. Een leerkracht moet bereid zijn om een doordacht ontwerp in het lokaal uit te voeren. Dit kost tijd en energie. Wij vinden, dat het erg veel oplevert. Door elk jaar iets uit te werken, als collega’s veel samen te doen en te werken aan persoonlijke competenties ontstaat er een professionele schoolontwikkeling. a. Als de leeromgeving namelijk niet in orde is, dan zoeken de leerlingen - die zelfstandig werken en klaar zijn - zelf naar vertier, waardoor de leerkracht alsnog politieagent gaat spelen. De efficiëntie en het effect zijn dan verdwenen. b. Leerkrachten zijn vaak geneigd om niveaugroepen te maken door eerst de sterke leerlingen te helpen met een korte instructie en vervolgens een verlengde instructie te geven aan de zwakke leerlingen. Hierbij is het gevaar dat zwakke kinderen gaan onderpresteren, doordat de leerkracht veel meer helpt en zij - als het ware - een aangeleerde hulpeloosheid ontwikkelen. De sterke leerlingen zijn snel klaar en mogen gaan kiezen of iets voor zichzelf gaan doen. Zodoende doen zij veel meer ervaringen op, leren zelf problemen op te lossen, want de juf of meester mag niet worden gestoord. Zo worden de slimme kinderen steeds slimmer en de zwakke kinderen raken meer achter op. Ik pleit voor heterogene groepen: slim en zwak door elkaar!
Onderwijswerkplaats
voor
schoolontwikkeling
c. Het lijkt meer werk. In het begin is dat ook zo. Het kost in meer voorbereiding, want klassikaal werken met een methode kun je bijna zonder planning uitvoeren. In de handleiding staan de antwoorden. Maar als je goed kijkt, wat een kind daadwerkelijk doet, dan zijn ze heel vaak met begrijpend lezen bezig. Met ‘actief leren’ kun je behalve op cognitief terrein ook andere zintuigen laat meehelpen bij het leerproces.
Vraag 5:
Wat is een goede organisatie voor een kleine groepsinstructie en zijn er bepaalde voorwaarden?
Zoals ik al genoemd heb, is de leeromgeving van groot belang. Verder is een goede planning aan het begin van de dag een tweede belangrijke techniek om groepen te leren zelfstandig te werken. Bij Kaleidoscoop kijk je vooruit op het dagschema, maar ook bespreek je inhoudelijk per groep of per kind wat het doel van de les of de werkvorm is. Sommige scholen hebben in de bovenbouw een vaste kring met banken gemaakt. Jij hebt zelf een vaste kring met kleine krukjes in groep 3. De klas zit in een paar tellen in de kring. Op het grote kleed in het midden kun je een bouw-, techniekhoek of iets dergelijks laten uitvoeren. Door schriftelijk te plannen in een planschrift of met een planformulier en door hier samen mee terug te kijken, ontwikkel je bij kinderen een verantwoordelijkheidsgevoel voor hun eigen leerproces (‘Ownership’). De stap naar een portfolio is zo gemaakt. De kinderen hebben immers geleerd om te reflecteren. Samenvattend kan ik zeggen: De belangrijkste voorwaarde is, dat de kinderen goed moeten weten wat er van hen verwacht wordt. Vraag 6:
Een instructie dient actief te zijn bij Kaleidoscoop, maar kunt u nu eens enkele concrete voorbeelden noemen hoe zo’n instructie actief te maken is?
Ik zal voor elke groep een voorbeeld bedenken. Als leerkracht bouw je in de loop der jaren een repertoire van ideeën op. Groep 3:
Doel: Getallen onder de 20 aftrekken over het tiental heen, bijvoorbeeld 17 – 8 = 9. - Gebruik een keer duplo- blokjes - Gebruik een keer pepernoten - Gebruik een keer wasknijpers met getallen erop - Gebruik een keer gekleurde papierstroken en viltstiften - Speelgoedautootjes, kerstballen, paaseieren, paperclips, etc., etc. - Tellen leer je door te tellen, te classificeren en te ordenen (sleutelervaringen) - Maak een mindmap met verzamelingen. Varieer en herhaal.
Onderwijswerkplaats
voor
schoolontwikkeling
Groep 4:
Doel: Verkleinwoorden schrijven, (eventueel waarbij de g verandert in een k, bijv. koning – koninkje, ketting – kettinkje, etc.) - Maak met de kinderen een memory- spel met deze woorden - Zoek in het prentenboek “Een koning van niks” (Lemniscaat, van Lieshout &van Os) naar het woord ‘koning’. Hoe vaak komt dit woord voor? Wie kan het verhaal lezen door telkens het woord ‘koninkje’ voor ‘koning’ te gebruiken? Doel: herkenning van de ng-klank. - Maak samen een affiche of een gedicht. Kleur de verandering. - Zoek in tijdschriften naar afbeeldingen en misschien vinden de kinderen in de tekst verkleinwoorden.
Groep 5:
Doel: Plaatsnamen opzoeken in een atlas. Het oefenen van het alfabet. - Maak in de kleine groep tweetallen. Geef elk groepje 5 lucifers of knopen. - Geef opdracht: Zoek op de plaats “Leeuwarden”. - Het laatste tweetal moet een lucifer / knoop in de pot doen. - Geef de tweede opdracht: Zoek op de rivier de “ Schelde”. - Het laatste tweetal levert weer een lucifer / knoop in, maar de eersten mogen een lucifer / knoop pakken. Welke groep heeft de meeste punten na tien opdrachten?
Groep 6:
Doel: Een verhaal schrijven met een inleiding, een middenstuk en een slot. - Maak drietallen, die samen een verhaal gaan maken. - Zoek een thema, dat past bij de andere vakken, bijv. ‘Ruimtevaart’. - Bespreek kort wat de bedoeling is : 2 minuten - Laat de groepen eerste een mindmap maken: 5 minuten. Leerkracht begeleidt en stimuleert met inhoudelijke vragen. - Bespreek enkele voorbeelden kort: 3 minuten - Elk kind gaat alleen schrijven: 10 minuten - De groepen lezen de resultaten van de anderen: 3 minuten - De groepen mogen aanpassingen maken: 2 minuten - Per groep leest één persoon het hele verhaal: 5 minuten Na een half uur komt de volgende groep. Bij het terugkijken worden bijzondere verhalen klassikaal voorgelezen. Deze procedure vier weken herhalen. De verhalen zullen steeds uitgebreider worden.
Onderwijswerkplaats
voor
schoolontwikkeling
Groep 7:
Doel: Breuken gelijknamig maken - Denk weer aan duplo-stenen, lego of dominostenen (eigenlijk breuken). - Maak in de maak-een-boek-hoek een rekenboekje over breuken, gebruik eventueel er een breukendoosje bij. - Ontbijtkoek of eierkoeken zijn goed te verdelen. Deze ervaring is telkens terug te halen: “Weet je nog toen we vier koeken met ons zessen gingen verdelen?” - Schuddebuikjes (Broodbeleg)of smarties zijn te gebruiken om te sorteren. - Met gekleurde papierstroken 1/2, 1/3, 1/4, 1/5, etc. maken en daar onder vergelijkbare breuken: 2/4, 3/6, 4/8, 2/6, 2/8, etc.
Groep 8:
Doel: Een tekst uit het hoofd leren, bijvoorbeeld uit de methode. - Vertel de groep, dat we bij het terugkijken “Petje op, petje af” gaan spelen met een quiz over het bepaalde hoofdstuk, bijvoorbeeld “De rechten van het kind” . - De groep mag in twee of drietallen vragen voor deze quiz gaan bedenken en opschrijven. - Tijdens de kleine groep observeert de leerkracht de aanpak van de kinderen. Hij of zij noteert handige werkstrategieën. - Aan het eind van de kleine groep worden deze strategieën kort besproken. De vragen worden ingeleverd en gebruikt bij de quiz. Spaar dus oude petten, hoeden en/of sjaals. De kinderen vinden dit tof.
Vraag 7:
Wat is volgens u een goede effectieve instructie in de kleine groep?
Elke instructie, waarbij zoveel mogelijk kinderen geconcentreerd bezig zijn met het gewenste onderwerp, is een effectieve instructie. Er wordt ‘ iets nieuws’ geleerd of er wordt iets herhaald en geautomatiseerd. Als kinderen na afloop zeggen, dat ze het leuk vonden, dan kan je dag toch niet meer stuk? Succes met afstuderen! Jetty Vegter
Verder Lezen? Kijk op www.kaleidoscoop.org of lees het boek “Actief leren” Hohmann, M., D.P. Weikart, Actief leren. Handboek voor begeleiders en leerkrachten van jonge kinderen. Amsterdam, Meulenhoff Educatief. Nieuwe uitgave 2008.
Onderwijswerkplaats
voor
schoolontwikkeling