Interview Interview met Hans Peters door Bert Allemeersch en Willy Colin*
Hans Peters maakte van 1990 tot 2003 deel uit van de redactie van dit tijdschrift, waarvan de laatste zeven jaar als eindredacteur. Reden voor een terugblik. We spraken af in Breda, halverwege Vlaanderen en zijn woonplaats voor een gesprek over vroeger en nu, zijn belangstellingsvelden en hoe hij terugkijkt op die boeiende periode als pedagoog/psycholoog en eindredacteur. De twee Vlamingen waarmee hij in de redactie samenwerkte zijn de enig overgebleven redactieleden die ook nu nog deel uitmaken van de redactie. Het werd dus een blij weerzien na zijn plotselinge afscheid. Het werk als redacteur en later eindredacteur heeft hij met veel plezier gedaan, hierbij voortreffelijk ondersteund door de toenmalige secretaresse Wilma Pot. Dat plezier zat voor hem zowel in de betrokkenheid op het vakinhoudelijke vlak – als (eind)redacteur krijg je alle potentiële publicaties onder ogen – als op het organisatorische vlak: het voorzitten van de redactievergaderingen, de contacten met de beide besturen, het meewerken aan het onderbrengen van het tijdschrift bij de Tijdstroom. Vooral dit laatste heeft hij als een mijlpaal ervaren in het (voort)bestaan van het tijdschrift. Helaas noopte een ernstig vertrouwensprobleem met het toenmalige VCgP-bestuur hem zijn functie op te geven. De Nederlandse Vereniging kende toen een periode van instabiliteit die mede zijn vertrek als eindredacteur inleidde. Het was een tijd waarin nogal wat moest worden geïmproviseerd, maar waarin de redactie overeind bleef. Je bent niet alleen cliëntgericht therapeut, maar ook gedragstherapeut. Hoe ben je tot die keuze gekomen en hoe heb je die twee paradigma’s kunnen verzoenen? Daarvoor moet ik eerst teruggrijpen op de vraag waarom ik psychologie wilde gaan studeren, terwijl mijn hele middelbare schoolopleiding in het teken stond van een beroep in de handel. Ten eerste was het zo dat ik, tegen het einde van de handelsopleiding die ik volgde, nog helemaal niet wilde gaan werken, maar door wilde studeren. *
Bert Allemeersch en Willy Colin maken deel uit van de redactie van dit tijdschrift.
Bert Allemeersch en Willy Colin Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
256
Ten tweede werd ik in die jaren geraakt door het feit dat mensen zo vaak precies het tegenovergestelde zeiden van wat ze bedoelden. Dit boeide mij zeer. Hierdoor en door mijn belangstelling voor de menswetenschappen ben ik in Nijmegen psychologie gaan studeren, waarbij ik later ben overgestapt naar orthopedagogiek. In mijn eerste jaar als psychologiestudent kreeg ik colleges over Rogers, waarschijnlijk het laatste jaar dat deze gegeven werden; in ieder geval gebeurde dat na het vertrek van hoogleraar Rutten niet meer. Ik voelde mij zeer wel thuis in de basisopvattingen van de rogeriaanse therapie en ik had van meet af aan het voornemen tot psychotherapeut opgeleid te willen worden. De opkomst van de experimentele psychologie en mijn totale gebrek aan wiskundig inzicht – ik ben een echte Alpha-man – noodzaakten mij twee jaar later naar orthopedagogiek over te stappen, waar ik nooit spijt van heb gehad (na de invoering van de wet BIG werd ik in 1998 geregistreerd als Gezondheidszorgpsycholoog). Het was de tijd dat gedragstherapie begon op te komen en tegen het eind van mijn studie – ik werkte toen een jaar in de verstandelijk gehandicaptenzorg – schreef ik in1968 mijn scriptie Gedragstherapie bij autistische kinderen. Een kritische evaluatie van enkele relevante studies. Maar dit is nog niet het volledige antwoord op jullie vraag waarom deze twee referentiekaders mijn voorkeur genoten in de behandeling van verstandelijk gehandicapten, en trouwens in al het psychotherapeutische handelen. Toen ik zo’n drie jaar in de verstandelijk gehandicaptenzorg werkzaam was, betrapte ik mij erop dat ik geen bevredigend antwoord kon geven op steeds terugkerende vragen met betrekking tot ingewikkelde problemen die de groepsleiding met haar cliënten had en besloot ik een opleiding in een van de psychotherapeutische richtingen te volgen. In die tijd (begin jaren zeventig) was gedragstherapie zodanig in opkomst dat mijn toenmalige directeur graag iemand wilde hebben die deze opleiding zou volgen en was hij ook bereid hier faciliteiten voor te verlenen. Met de inbreng vanuit dit referentiekader had ik in een aantal gevallen, zeker waar het de directe behandeling van cliënten betrof, succes. Maar in mijn opvatting kwam een (groot) deel van de problematiek met cliënten ook voort uit de relatie groepsleiding-cliënt en daar bood de gedragstherapie te weinig handvatten voor. Dus besloot ik eind jaren zeventig mijn primaire voorkeur te volgen en begon ik aan de opleiding tot client-centered therapeut waar de therapeutische relatie veel meer centraal staat. In mijn optiek is bijna elk probleemgedrag óók een relationeel probleem. Dit dient in beginsel de eerste insteek van behandelen te zijn, waarin zonodig een gedragsmodificerende c.q. gedragstherapeutische behandeling in te bouwen is. Met betrekking tot de relationele benadering heb ik tekstanalyses met groepsleiding, zoals ik die in veel publicaties beschreven heb, tot speerpunt van mijn cliëntgericht-psychotherapeutisch handelen gemaakt, naast individuele gesprekstherapie met verstandelijk gehandicapte cliënten. In mijn optiek miste de gedragstherapie te veel de luisterende en reflecterende houding, terwijl in de cliëntgerichte psychotherapie te veel het handelende aspect ontbrak. De meer directieve interventies binnen de cliëntgerichte psychotherapie in Nederland, conform De Haas c.s., waren toen net in opkomst. Volgens mij zijn gedragstherapie
Je bent in Vlaanderen vooral bekend door de publicatie van je boek ‘Kun je mij begrijpen? Omgaan met verstandelijke gehandicapten in psychotherapie’, een toegankelijk en vernieuwend boek. Van mijn boeken vind ik, ondanks dat mijn derde boek (1992) in het Duits vertaald is, dit laatste toch het beste, omdat het in mijn ogen het meest evenwichtige is. Van mijn Engelstalige artikelen vind ik The development of intersubjectivity in relation to psychotherapy and its importance for Pre-Therapy het meest belangrijk, omdat ik hier een ontwikkelingspsychologische onderbouw geef van Pre-Therapie die ook door Prouty geaccepteerd is. Overigens is dit artikel gebaseerd op een eerdere Nederlandstalige versie in ons tijdschrift (Peters, 2003). Voor mij is het verblijven in Vlaanderen een soort warm bad: ik merk dat mijn werk en mijn opvattingen daar zeer gewaardeerd worden.
257 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
Je hebt heel wat gepubliceerd: meer dan vijftig titels waaronder vier boeken. Welke zijn je belangrijkste publicaties en waarom? Wat waren je inspiratiebronnen? Ik zie mijzelf als een echte praktijkman met een grote wetenschappelijke belangstelling. Daar ik zelf geen onderzoek pleeg, dien ik me op literatuur te richten van diegenen die dit wel doen en zo nodig gegevens hieruit in mijn publicaties te verwerken. Het kennisnemen van literatuur uit het eigen vakgebied zou, mijns inziens, bij werkers in het veld best wat meer aandacht mogen hebben. Publiceren is voor mij een must. Ten eerste als reflectie op mijn eigen handelen, ten tweede als uitwisseling van ervaringen en een vorm van scholing voor anderen en, ten derde, als een wijze van verantwoording afleggen over hoe ik bezig ben. Hierin is mijn praktisch werken altijd een inspiratiebron geweest. De vraag wat ik mijn belangrijkste publicaties vind is heel moeilijk te beantwoorden, omdat er, vanaf mijn eerste publicatie in 1972, een gestage lijn van ontwikkeling en rijpheid in zit. Belangrijk vind ik qua visie zeker mijn artikel uit 1973, Gedragsmodificatie als hulp voor ouders, waarin ik in feite een pleidooi hield voor het geleidelijk omvormen van onze observatiekliniek tot polikliniek en pleitte voor de mogelijkheid van korte verblijfsopname voor kinderen met ernstige gedragsproblemen. Ofschoon de observatieafdeling na enkele jaren werd opgeheven omdat die taak door de universiteiten werd overgenomen, is de (poli)kliniek voor gedragsbehandeling nooit van de grond gekomen. Verder vind ik mijn boek Client Centered therapie en Gedragstherapie: Een aanzet tot integratie uit 1984 van belang, omdat het letterlijk een aanzet is geweest om dit thema in diverse latere publicaties meer praktijkgericht en genuanceerder uit te werken, ook in ons tijdschrift. Mijn opvatting is dat geen enkele therapie een panacee voor alle problemen is. Wel vind ik dat bij het werken vanuit verschillende referentiekaders een scholing vanuit de betreffende referentiekaders noodzakelijk is om freewheelen te voorkomen.
Interview
en cliëntgerichte psychotherapie zeer goed als complementair aan elkaar te bezien en ik heb in mijn publicaties veelvuldig gepleit voor een integratief handelen door de therapeut.
Bert Allemeersch en Willy Colin
Hoe kijk je terug op je periode als eindredacteur? Het werk als redacteur en eindredacteur heb ik als zeer boeiend en ook als zeer intensief ervaren, waar ik veel plezier aan beleefd heb. Naast de contacten met besturen, uitgever en auteurs – met name voor het lospeuteren van kopij – verzorgde ik de laatste zeven jaar ook de eindredactie en voelde ik me verantwoordelijk voor het opvragen van recensie-exemplaren en het mede-recenseren van boeken. De vergaderingen zat ik met plezier voor en ik heb veel steun ondervonden van mijn collegaredacteuren, waarvoor ik hen zeer dankbaar ben. De tijd na het plotselinge stoppen met het redactionele werk heb ik wel als een vorm van afkicken ervaren.
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
258
Hoe zie je de toekomst van ons tijdschrift tussen andere? Blijft het bestaansrecht genieten, of moeten we denken aan een fusie van tijdschriften? Eigenlijk heb ik geen zicht meer op hoe het in de toekomst met het Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie zal aflopen. Ik vind het knap dat de uitgever het nog steeds wil uitgeven, want ik meen dat het al lang onder het minimumaantal exemplaren gedaald is dat de uitgever bij start van het tijdschrift als bodem stelde. Ik zou het extreem jammer vinden als het moet stoppen, want ik heb het gevoel toch wel aan de wieg van dit tijdschrift te hebben gestaan, waarvan mijn dochter zelfs het omslagontwerp heeft gemaakt dat nu nog in essentie wordt gebruikt. Zolang de uitgever het wil uitgeven, ben ik voor zelfstandigheid. De enige Nederlandstalige optie lijkt me een opgaan in het Tijdschrift voor Psychotherapie, maar ik vrees dat je dan je zelfstandigheid over te plaatsen artikelen kwijt bent. Het lijkt me dus een weinig realistisch alternatief. De primaire taak van het tijdschrift zie ik toch liggen in artikelen op ons vakgebied. Maar het heeft ook een informatieve functie. In dat verband zou ik graag weer meer boekbesprekingen zien. Je bent actief lid van de Vlaamse vereniging. Wat zijn jouw bevindingen omtrent gelijkenissen tussen Vlaanderen en Nederland wat betreft het praktiseren van onze therapierichting? Dit vind ik heel moeilijk te beantwoorden. Enerzijds was mijn professioneel leven heel sterk gericht op een specifieke doelgroep, waarin ik mij als een soort pionier bewoog en ik persoonlijk slechts incidenteel in het gangbare veld van de cliëntgerichte psychotherapie werkte. Anderzijds ligt mijn werkterrein en mijn lidmaatschap van de Nederlandse vereniging al meer dan tien jaar achter me. Ik wik mijn woorden, maar ik ervaar weinig tot geen creatieve, vernieuwende inbreng vanuit Nederland. Ik heb het niet gescreend, maar ik denk dat bijdragen voor het tijdschrift vanuit België, zeker procentueel, hoger liggen als je het afzet tegen het aantal leden van beide verenigingen. Als je de bijdragen aan research, aan opleiding, aan publicaties, zeker ook internationaal, tussen Nederland en Vlaanderen vergelijkt, dan is Vlaanderen toch een soort Mekka. Als ik opnieuw een opleiding tot psychotherapeut zou moeten volgen, dan zou mijn opleidingsplaats Leuven zijn.
Bedankt Hans. We weten inmiddels ook dat je nu meer tijd hebt voor de kleinkinderen. Reizen is voor jou en je partner een passie, al heeft Europa nog weinig hoofdsteden waar je niet geweest bent… Het ga je goed.
Interview
259 Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
Hoe kijk je terug naar je voorbije leven, en de tijd die er nog rest? Ik vind dat ik een schitterend vak heb beoefend, waarin het mij mogelijk is gemaakt een stuk pionierswerk op het gebied van de psychotherapie bij verstandelijk gehandicapten te ontwikkelen. Enigszins teleurstellend is dat het zo weinig voortzetting, los van mijn persoon, heeft opgeleverd. Deels heeft dit met mij te maken; enerzijds ben ik geen vechter, anderzijds schijn ik collega’s nogal eens de indruk te geven dat ik mij erger aan hun gebrek aan kennis en systematiek van behandelen. Daarnaast zijn de mogelijkheden voor behandelen de laatste twaalf à vijftien jaar ernstig ingeperkt. Na mijn pensionering in december 1999 heb ik zeker niet direct alle activiteiten stopgezet. Ik verzorgde gemiddeld elk jaar een publicatie, waaronder een boek in 2002, deed enkele consulten en leverde een bijdrage aan diverse cursussen. Geleidelijk aan zijn deze activiteiten tot bijna nul teruggebracht. Dit jaar verschijnt er nog een hoofdstuk van mij in het boek Person-centred Practice at the Difficult Edge. Ook lever ik een bijdrage onder de titel Empathie in het omgaan met mensen met een cognitiefemotionele achterstand in een nieuw boek over empathie en schrijf ik misschien nog een publicatie over het recht van verstandelijk gehandicapten op psychotherapie. Daarnaast heb ik de afgelopen twee jaar een studiedag voor de cursus Permanente Vorming Geestelijke Gezondheid bij mensen met een verstandelijke handicap en/ of autisme in Kortenberg verzorgd, waar ik de cliëntgerichte poot vertegenwoordig. Maar het doorgaan van deze cursus in de toekomst is afhankelijk van voldoende inschrijvingen. Om enige feeling met de praktijk te behouden maak ik als supervisor vrijwel alle supervisorbijeenkomsten van de Vlaamse Vereniging mee en bezoek ik diverse studiedagen van de vereniging. Wat me wel tegenviel is, dat wanneer je eenmaal uit het professioneel leven gestapt bent, je als het ware ook voor de praktische consultatie vrijwel afgeschreven bent.
Bert Allemeersch en Willy Colin
Literatuur
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 52 2014/3
260
Pearce, P., & Sommerbeck, L. (Eds.) (2014). Person-centred Practice at the Difficult Edge. Ross-on-Wye: PCCS-books. Peters, J.W.M. (1973). Gedragsmodificatie als hulp voor ouders. Tijdschrift voor Zwakzinnigheid en Zwakzinnigenzorg, 10(4), 173-188. Peters, H. (1984). Client Centered therapie en Gedragstherapie: Een aanzet tot integratie. Lisse: Swets & Zeitlinger. Peters, J. (1992). Psychotherapie bij geestelijk gehandicapten. Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger. In het Duits (2001): Psychotherapeutische Zugänge zu Menschen mit geistiger Behinderung. Stuttgart: Klett-Cotta. Peters, H. (2002). Kun je mij begrijpen. Omgaan met verstandelijke gehandicapten in psychotherapie. Leuven: Acco. Peters, H. (2003). Enkele gedachten over vroegkinderlijk imiteren en intersubjectiviteit in relatie tot aspecten van psychotherapie. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 41(2), 84-115. Peters, H. (2006). The development of intersubjectivity in relation to psychotherapy and its importance for Pre-Therapy. Person-Centered and Experiential Psychotherapies, 5, 191-207. Peters, H. (2008). The development of intersubjectivity in relation to psychotherapy and its importance for Pre-Therapy. In: G. Prouty (Ed.). Emerging developments in Pre-Therapy: a Pre-Therapy reader (pp. 87-104). Ross-on-Wye: PCCS-books.