interview
De ontwerpende constructeur
Roel de Jong 50
3 2009
Roel de Jong
1
1 Roel de jong voor het Centrum voor Levenswetenschappen in aanbouw foto: Anne Froma Fotografie
In het noorden van het land, vlak onder de stad Groningen, staat het geheel vernieuwde kantoor van Ingenieursbureau Wassenaar. Het bureau is marktleider in de regio maar heeft ook landelijk behoorlijk aanzien. De redactie van Cement ging op bezoek bij de man achter het bedrijf: ir. Roel de Jong.
“Het leefklimaat in Groningen is uitstekend,” zegt Roel de Jong. Zijn lichte accent verraadt echter zijn werkelijke afkomst. Want hij is geboren en getogen in Eindhoven. Na zijn middelbare school in de lichtstad moedigt zijn vader – een HTS’er – hem aan ook naar de HTS te gaan. ‘“Ben je helemaal belazerd,’ reageerde mijn natuurkunde leraar toen ik hem dat vertelde.” Mede dankzij deze inspirerende leerkracht wordt het toch de TH Delft (nu TU). “Eindhoven viel af, omdat constructieve bouwkunde toen in mijn ogen nog onvoldoende ontwikkeld was. Het was de tijd van de Deltawerken en mijn interesse ging toch vooral uit naar het echte Weg- en waterbouwkunde.” In Delft specialiseert De Jong zich uiteindelijk in de eindigeelementenmethode en studeert af op een stalen buizenknooppunt in een groot offshore platform. Hij is een van de laatste afstudeerders van professor van Douwen, destijds een monument in het vak. Hoewel De Jong zijn studie met veel succes afrondt, wordt het hem duidelijk dat dit niet is wat hij wil blijven doen “Het was me té specialistisch: je maanden opsluiten met een enkel probleem en dan wachten tot het deurtje open gaat.” Zijn ambitie ligt meer in het praktische. Een van de drie werkgevers waar hij solliciteert is Ingenieursbureau Wassenaar, het is dan medio jaren ’80. “Ze waren op zoek naar een specialist in de eindige-elementenmethode. In ruil gaven ze een degelijke opleiding. Dat aanbod sprak me erg aan.”
CV Naam ir. Roel de Jong Leeftijd 49 Opleiding TH Delft
reau Werkgevers Ingenieursbu Wassenaar
e foto: Anne Froma Fotografi
interview
Groningen
laten.” Alle projecten beginnen bij hem, of zijn compagnon Geert van Oost. Bij de grotere projecten wordt een projectleider betrokken en bij de wat kleinere een projectingenieur. “Tijdens de DO-fase trek ik me meestal terug. Dat eerste traject is het meest interessant. Dan worden de essentiële beslissingen genomen. Dan kun je slimme en inventieve oplossingen zoeken. Maar de lijnen bij ons zijn erg kort, dus ik blijf de projecten ook daarna in de gaten houden.”
Nog voor hij afstudeert verhuist De Jong naar Groningen en gaat aan de slag als constructeur. “Ik rekende toen veel, maar had door mijn achtergrond toch ook een vrijbuitersrol. De eindige-elementenmethode was voor velen onbekend terrein. Ook voor Bouw- en woningtoezicht. Met hen heb ik erg veel moeten discussiëren. De strokenmethode was voor hen nog dé manier om vloeren te berekenen. Snel wordt hij projectleider. Een van de eerste projecten waarvoor hij verantwoordelijk wordt, is het Groninger Museum (foto 2). Een jaar of 10 geleden krijgt hij de kans het bureau over te nemen van de naamgever Otto Wassenaar, overigens niet de oprichter van het bureau. De oorsprong ligt bij Grabowsky & Poort. Nadat de gasbel in Slochteren is ontdekt en de GasUnie is opgericht, besluit de directie van Grabowsky & Poort een vestiging te openen in Groningen. De eerste werknemers kwamen mee uit Den Haag. Na een jaar of zes verlaat Otto Wassenaar de landelijke directie en komt ook naar Groningen. Hij verkiest een kleinschalig bureau boven alle managementtaken die horen bij een groot landelijk ingenieursbureau. Hij neemt de vestiging over en verandert de naam. Begin ’99 neemt Roel de Jong, samen met twee compagnons,
Centrum voor Levenswetenschappen Bureau Wassenaar is vooral actief in de utiliteitsbouw. “Ik hou ervan om met complexe projecten bezig te zijn. Veel meer dan met woningbouw. In de woningbouw krijg je de kans niet om over verschillende oplossingen na te denken. Het is daar vooral gewoon ‘wegmeppen.’” Zo’n 75 % van de projecten doet het bureau in de regio. Maar ook daarbuiten zijn ze actief. “Dat gebeurt vooral als we een goede relatie hebben met de architect. Zo werken we veel samen met architectenbureaus als Atelier Pro uit Den Haag en DeZwarteHond met vestigingen in Rotterdam en Groningen.” “Toch hebben constructeurs uit onze omgeving een handicap. Het is vanzelfsprekender dat een bureau uit het westen hier een project doet dan andersom.” Ingenieursbureau Wassenaar ondervindt dus ook concurrentie van grote landelijke bureaus. Zeker bij Europese aanbesteding zoals bij het Centrum voor Levenswetenschappen van de Universiteit Groningen (fig. 3). ”Wel is het
Je leert in Delft een hoop maar niet hoe je ondernemer moet zijn heb bureau over, waarbij De Jong de dagelijkse leiding krijgt. “De stap naar de overname van het bureau, is ook een stap naar het ondernemersschap. Je leert in Delft een hoop, maar niet hoe je ondernemer moet zijn.”
2
Het bureau bestaat al lange tijd in de huidige grootte, zo’n 25 man. “De ideale omvang. Groot genoeg om interessante projecten te kunnen doen en niet té groot, waardoor je je maar alleen op managementtaken zou moeten richten. Nu besteed ik nog altijd zo’n 50 à 60% van de tijd aan projecten. En dat vind ik toch het leukste. Ik blijf teveel een techneut om dat los te
52
Roel de Jong
2 Groninger museum is een van de eerste projecten waar De Jong verantwoordelijk voor is 3 Opvallende constructie voor het Centrum voor Levenswetenschappen bron: Cees van Giessen
4 Nieuw Zaailand Leeuwarden doet Wassenaar samen met Stoel Partners uit Zwolle
3
voor regionale projecten een pre dat wij in deze buurt actief zijn. Maar uiteindelijk geeft de kwaliteit voor een groot deel de doorslag. Globaal kun je stellen dat bij een selectie de prijs voor de ene helft en de kwaliteit voor de andere helft telt.” Het genoemde Centrum voor Levenswetenschappen is een van de opvallendste projecten van het moment. Van de 35.000 m2 is 23.000 m2 gerealiseerd met een kanaalplaatvloer van VBI waarin veel installaties zijn geïntegreerd, zoals betonkernactivering en de sprinklerinstallatie. “Wij hebben deze oplossing aangedragen en met VBI hebben we al in het ontwerpstadium uitvoerig overlegd. In de werkvoorbereiding bleek niet alles zo
4
Combinaties
Het is vanzelfsprekender dat een bureau uit het westen hier een project doet dan andersom rooskleurig te zijn als van te voren wordt voorgesteld en werden niet alle beloftes waargemaakt. Ook de installateur was niet helemaal gelukkig met de keuze want hij moest erg ver van te voren zijn leidingen aangeven.” Achteraf bezien is de gekozen staalconstructie ook niet de meest gelukkige. Onder meer omdat in de in het gebouw ondergebrachte faculteiten Biologie en Scheikunde veel elektronenmicroscopen staan, gelden er erg strenge eisen aan trillingen. ”We hebben de constructie behoorlijk moeten overdimensioneren. Waar we aan de ene kant proberen de constructie met staal zo licht mogelijk te maken moeten we aan de andere kant vloeren creëren van 600 kg/m2. Maar de keuze voor het architectonische ontwerp was al gemaakt en daar hoorde een staalskelet bij.”
Roel de Jong
Bij het maken van plannen voor het fraaie gebouw, naar een ontwerp van Rudy Uytenhaak, haalt De Jong ook Rob Nijsse van ABT erbij. Hij is al in een vroeg stadium bij het project betrokken. “Steeds vaker schrijven we ons niet alleen in maar in een combinatie. Die trend is ontstaan sinds Europese aanbestedingen verplicht zijn voor overheidsprojecten. We doen dat niet zozeer vanwege de capaciteit – met 25 man kunnen wij best grote projecten aan. Belangrijker is dat je samen met een andere partij de kansen op succes vergroot. Je kunt van elkaars sterke punten gebruikmaken. Bijvoorbeeld als een van de twee kennis van de regio heeft, zoals bij het project Nieuw Zaailand in Leeuwarden (fig. 4). Het is een omvangrijk project. Behalve een parkeergarage, een uitbreiding van het winkelcentrum Zaailand, nieuwe woningen en winkels en een vernieuwde parkeergarage wordt hier ook het Fries Museum gevestigd. De realisatie van dit museum is een van de voorwaarden die architect Abe Bonnema stelde bij zijn nalatenschap aan de stad Leeuwarden.” Bij dit project schrijft Wassenaar zich samen in met Stoel Partners uit Zwolle, die ook een bouwkundige afdeling in huis heeft. Dat komt goed van pas, omdat de parkeergarage ook bouwkundig moet worden uitgewerkt. “Samen wonnen we het toch van de grote landelijke bureaus. Op het onderdeel referenties scoorden we het maximale aantal punten.”
3 2 009
53
interview
5
Constructieve flexibiliteit Volgens De Jong heeft de constructeur een belangrijke adviserende functie als het gaat om de keuze van bouwsystemen. Hoewel hij van oorspong vooral een staalconstructeur is, en hij daardoor ook vaak in staal denkt, maakt hij altijd een zorgvuldige afweging. Bijvoorbeeld over de vloertypes. “Aannemers zijn bijvoorbeeld dol op kanaalplaatvloeren. Vanwege de bouwsnelheid en de flexibiliteit die te danken is aan de grote overspanningen. Maar feitelijk zijn kanaalplaten erg rigide. Wijzigingen achteraf in installaties zijn bijvoorbeeld nauwelijks mogelijk. Een trapgat wijzigen al helemaal niet. Door de grote overspanningen is de bouwkundige flexibiliteit inderdaad groot, maar de constructieve flexibiliteit is dat niet.” Vooral bij ziekenhuizen is die constructieve flexibiliteit belangrijk. De praktijk leert dat 6 à 7% van de binnenwanden jaarlijks moet worden vervangen, mede gezien de snelheid waarin de medische technologie zich ontwikkelt. Het installatieconcept gaat eens in de 15 jaar overhoop. Dat terwijl het skelet van het gebouw toch 40 jaar mee moet. Alle reden om flexibiliteit in de constructie in te bouwen. Om die reden is de indeling van bijvoorbeeld het Martiniziekenhuis uiteindelijk gewijzigd (foto 5). Aanvankelijk is een overspanning van gevel tot gevel van 16,6 m voorzien in kanaalplaten. “Dat hebben we omgezet in twee overspanningen met breedplaten en balkbodems. De architect bleek daar prima mee uit de voeten te kunnen. Voordeel was niet alleen de flexibiliteit maar ook dat de vloer een stuk dunner kon, wat weer resulteerde in een lager gebouw.” Al tijdens de inrichting bleek deze flexibiliteit goed van pas te komen. Na vier jaar – de tijd die nodig was vanaf het eerste ontwerp tot aan de uiteindelijke inrichting – bleek er al andere en zwaardere apparatuur in te komen en op andere plaatsen dan eerst was bedacht.
Duurzaam bouwen Het gaat dus om ‘life cycle costs’. Het bureau denkt daar veel over na. Zo is het vaak beter een gebouw te hergebruiken dan nieuwbouw te realiseren, zeker in het kader van Duurzaam Bouwen. “Voordat je een nieuw gebouw neerzet moet je nadenken over hoe er in de toekomst mee kan worden omge-
54
3 2 009
gaan. En ik vind dat je rekening moet houden met de uitputting van natuurlijke bronnen. Vaak zijn extra investeringen die hiervoor nodig zijn echter moeilijk voor elkaar te krijgen. We hebben veel geleerd bij het Cultureel Centrum in Assen. Samen met BAM, De Zwarte Hond en Greiner en Van Goor hebben we het ontwerp verzorgd. In een soort Design&Buildcontract. Op basis van een uitgebreid PvE zijn in een paar maanden tijd door drie consortia voorontwerpen gemaakt. Het ontwerpproces was dankzij de samenwerking met een aannemer echt anders. Normaal zouden we veel meer alternatieven bekijken, maar door de snelle en praktische input van BAM konden we veel sneller keuzes maken. De voorkeuren van BAM speelden daarbij zeker ook een rol.” “Ons ontwerp, volledig in beton, heeft uiteindelijk gewonnen. Het project met een parkeergarage, een ondergronds theater, vijf ondergrondse bioscoopzalen, een kleine theaterzaal, een bibliotheek, kantoorfuncties en commerciële ruimtes moet al in mei starten. Dat is eigenlijk gekkenwerk.”
3D-modelleren Nog verder ging het bij het DBFMO-project van de IBG-Groep en de Belastingdienst Groningen. Daar werd ook het onderhoud mee aangeboden. “Samen met BAM hebben wij een ontwerp gemaakt (zie artikel Cement 2008/6, red.). Dat is het uiteindelijk niet geworden, maar van het rekening houden met exploitatie en onderhoud hebben wij enorm veel opgestoken.” Via een omweg is Wassenaar toch bij het project betrokken geraakt. Hoofdconstructeur is Arup, Wassenaar treedt op als deelconstructeur voor alle vloeren, kolommen en prefab wanden. Het bureau maakt een herontwerp van de stabiliteitswanden. Die wordt nu in prefab uitgevoerd. De volledige constructie is in 3D met behulp van Revit Structure uitgewerkt (fig. 6). “Wij maken een tekening waar alles op staat. Onderaannemers en leveranciers moeten hun gegevens aanleveren die wij in het systeem integreren. Dankzij Revit Structure heeft nu elk element een intelligentie. Vroeger was een kolom een lijntje. Nu is het een kolom in bijvoorbeeld 600 x 600 mm in B65. Het modelleert razendsnel en in een vroeg stadium kun je problemen tackelen.
Roel de Jong
5 Omwille van de flexibiliteit is de draagstructuur van het Martiniziekenhuis flink gewijzigd foto: Jacomien Boonstra Fotografie
6 De volledige constructie van het kantoor voor de IBG Groep en de Belastingdienst Groningen is in 3D met behulp van Revit Structure uitgewerkt
Het is veel duidelijker hoe de constructie in elkaar zit, ook voor de architect en opdrachtgever. Het is ook veel efficiënter. Op de traditionele manier gebeuren er veel dingen dubbel, ieder maakt zijn eigen tekeningen. Dat geldt ook binnen de constructiebureaus zelf. De constructeur moet alles modelleren en de tekenaar moet alles weer opnieuw opbouwen. Dat is nu niet meer nodig.”
maar de vraag is wie die opleiding moet geven. HTS’ers die bij ons binnenkomen beginnen met de opleiding Allround constructeur, een prima opleiding.” De Jong ziet ook een belangrijke taak voor de bureaus zelf als het gaat om opleiding. “In de studie krijgen ze wat fundamentals mee. Maar het 2e gedeelte van de opleiding start vanaf het moment dat ze hier beginnen. En eigenlijk stopt die niet. Long life learning noemen ze dat.”
Beroepsgroep Net als veel collega’s maakt ook De Jong zich zorgen over de positie van de beroepsgroep. “We hebben ons de kaas van het brood laten eten. Onze opdrachten zijn uitgekleed en we hebben er aan meegewerkt. Steeds meer van de opdracht is via de aannemer toegeschoven aan leveranciers en onderaannemers. Dit als reactie op het feit dat ons werk steeds goedkoper moest. Het werk raakt hierdoor erg versnipperd, met alle risico’s van dien. Het is van groot belang dat er iemand zorgt voor de samenhang, de zogenoemde coördinerend constructeur. Maar ook de rol als ontwerpende constructeur moet duidelijker worden. Waar de architect vooral creatief moet zijn, moet de ontwerpend constructeur slim en inventief zijn. Tegenwicht kunnen bieden aan de architect. Je moet als constructeur de verantwoordelijkheid nemen om voor het gehele gebouw te staan. Precies zoals Remko Wiltjer het eerder in dit blad heeft verwoord. Als er nog geen aannemer bij een project betrokken is, moeten wij die rol overnemen. Letten op de maakbaarheid van gebouwen. Een gebouw moet logisch in elkaar zitten. Het moet op een achterkant van een sigarendoosje uit te rekenen zijn. Je moet niet afhankelijk zijn van een computermodel. Het computermodel moet alleen een bevestiging zijn van wat je hebt uitgedacht. Dit probeer ik ook in ons bureau uit te dragen.” Een groot belang ligt ook bij de opleidingen. “Een post-doctorale opleiding Constructief Ontwerpen is best een goed idee,
6
Als er nog geen aannemer bij een project betrokken is moeten wij die rol overnemen Het besef van het belang van de coördinerende en ontwerpende taak van de constructeur begint langzamerhand ook bij opdrachtgevers te ontstaan, vooral bij ontwikkelende aannemers. “Met hen kun je goede afspraken maken, bijvoorbeeld dat je je werk wat uitgebreider doet. Dat je ook genoeg tijd hebt voor een coördinerende rol. Ze willen er best wat extra’s voor betalen. Zij zien ook in dat wat extra investeren zich ruimschoots terugverdient. Door wat verschillende varianten te bekijken en ramingen te maken in het VO-stadium, kun je veel beter optimaliseren. Maar bij woningcorporaties is het nog regelmatig alleen een prijsafweging.”
Keurmerk “We moeten zelf de verantwoordelijkheid nemen en niet opereren vanuit een underdogpositie. Niet klagen dat het honorarium te laag is, maar zelf het heft in handen nemen. Met een paar bureaus zijn we in gesprek om eens na te denken wat wij vinden wat je als hoofdconstructeur moet doen. Zo moet je niet uitgaan van controle van Bouw- en Woningtoezicht. En het is op zich prima om een kwaliteitssysteem te hebben, maar dat zegt nog niets over de inhoudelijke kwaliteit van het werk. Daar zou je ook iets voor moeten vastleggen. Als een soort keurmerk. Daarin kunnen afspraken worden gemaakt over controles en bewaking. En over toezicht op de bouw. Het is ook belangrijk terugkoppeling te krijgen van de bouw over wapeningstekeningen. Laat constructeurs het maar horen: ‘Kijk nou eens wat je verzonnen hebt.’” Roel de Jong denkt graag na over dit soort problemen. “Er is nog een boel te doen in constructief Nederland.” Jacques Linssen
Roel de Jong
3 2 009
55