3. Verwijzing van de huisarts naar de tweede lijn Eerste auteur, jaartal
Mate Type onderzoek van bewijs
Patiëntenpopulatie
Inclusiecriteria (indicatie, gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria) nvt
Interventie (aantal patiënten)
Controle (aantal patiënten)
Studie Uitkomstmaten duur / followup
Resultaten
Opmerk
nvt
nvt
nvt
associatiematen
Belangrijke symptomen: Snurken EDS Stemmingstoornissen Gewichtstoename 0,45% lijdt aan OSAS
Belang v Vragenlij (Berlin Question
Huisartsen hebben onvoldoende tools om OSAS te herkennen. 32,3% van de deelnemers ‘high OSA risk’
Mede be om vrage samen te
Sens. 97,4,93,9% Spec. 85,6,85,7% VW+ 93,6,91,5% VW- 93,9,85,7%
Metingen in ZH en
69% inderdaad OSA gevraagd werd naar snurken, ademstops en slaperigheid overdag Er werden 10x zoveel patiënten ontdekt
Ernstige van OSA herkend
Chung, 2002 1
Systematische review
Prevalentie-studies Dwarsdoorsnedestudies
Knuistingh 3 Neven, 1998
Dwarsdoorsnede onderzoek Prevalentieonderzoek Diagnostisch onderzoek
Screeningsonderzoek 2466 personen ♂ > 35 jaar in omschreven ♀ > 50 jaar populatie open bevolking Huisartsen in Israël divers
nvt
nvt
nvt
prevalentiecijfer
30 huisartsen
10 nvt slaapdeskundigen
Mate van herkenning van OSAS
Netzer, 2003 3
Dwarsdoorsnede onderzoek
Primary care setting USA, Duitsland, Spanje
8000 personen, respons 78%
nvt
nvt
nvt
Westbrook, 2005
2
Verwezen patiënten en gezonden resp. niet OSAS-patiënten
290: 210 verdacht 36 gewoon 53 gezond nvt
nvt
3
Verwezen patiënten en gezonden resp niet OSASpatiënten Patiënten verdacht op OSA, 68 patiënten
290 (idem)
Kramer, 1999
Valideringsonderzoek Apnea Risk Evaluation System (ARES) Versus PSG Retrospectief observationeel onderzoek
High risk cijfer (‘prevalentie’0 Symptomen van OSAS Sensitiviteit, Specificiteit Voorspellende waarden
nvt
nvt
1.OSA na PSG? 2. vraag van HA naar klachten wijzend op OSA
Ball, 1997
3
Huisartsen (‘local physicians’ in USA) nvt
Training huisartsen door OSAspecialisten nvt
nvt
2 jaar
Percentage verwijzingen
nvt
nvt
Divers o.a. screeningstesten, screeningstesten, algoritmen te algoritmen gebruiken in slaapcentra
Reuveni, 2004
3
Hartenbaum, 4 2006
Interventieonderzoek
Systematische (?) review
Door huisarts verwezen patiënten verdacht op OSA naar slaapcentrum PSG Huisartsen (‘local physicians’ in USA) Literatuur divers
Inhaaleff
authority Screenin en algori andere p gevalidee
Netzer, 2001 4
Systematische(?) review
Literatuur, 79 artikelen
nvt
nvt
nvt
nvt
Bruikbaarheid oxymetrie
Young, 1993 3
Dwarsdoorsnede onderzoek
Ambtenaren, screeningspopulatie
602, 30-60 jaar
PSG, nvt vragenlijsten
nvt
Prevalentie OSA Risicopatiënten voor OSA
Sparks, 2002
4
Systematische(?) review
Literatuur
nvt
nvt
nvt
nvt
Beleid in de eerstelijn bij snurkers
Laitinen, 2003
4
Systematische(?) review
Literatuur
nvt
nvt
nvt
nvt
o.a. risicofactoren voor OSAS
Verse, 2000
2
Valideringsonderzoek patiënten verdacht POLY-MESAM voor OSA
53
Polysomnografie
nvt
Olson, 2005
4
Systematische(?) review
Literatuur
patiënten verdacht voor OSA nvt
nvt
nvt
nvt
AHI>10: sensitiviteit en specificiteit Bruikbaarheid van oxymetrie
Stradling, 1993
3
Dwarsdoorsnede onderzoek
Open populatie
1001 mannen, 35-65 jaar
nvt
nvt
nvt
Prevalentie OSA
Oxymetrie bruikbaar Kosteneffectief Betrouwbaar Sens/spec onduidelijk AHI>5: 9%♀, 24%♂ OSAS: 2%♀, 4%♂ Risicopat: mannen, obesitas en snurkers Patiënten met ODI≥20 en ESS≥10, hebben meeste kans op OSA overgewicht, snurken, ademstops en slaperigheid overdag Sensitiviteit 92% Specificiteit 96.3% Goed bij uitgesproken gevallen; praktische bruikbaarheid beperkt Gebruik van oxymetrie
Alle onde in slaapc Niet in huisartsp getoetst selectieb
Authority
Finse ric voor OSA
POLY-M een bruik alternatie Authority
Oxymetr screenin
5.1. Wat is het effect van positietherapie op OSAS? Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Berger, 1997
C
Patiëntcontrole onderzoek
Itasaka, 2000
B
Vergelijkend onderzoek
Maurer, 2003
C
Oksenberg, 2006
Patiënten populatie steekproef grootte 13
Inclusie-criteria
Diagnostische test
Uitkomstmaten
Resultaten
6 hypertensie / 7 Polysomno-grafie normale tensie OSAS
Bloeddrukdaling Er is aanwijzing dat een 6,4 (bovendruk) 2,9 derde van de mensen ((onderdruk) met hoge bloeddruk OSAS heeft.
257 3 groepen adv BMI 2 groepen adv AHI
OSAS, (1) BMI < BMI test 24.0 kg/m2 , (2) Polysomno-grafie BMI 24.0-26.4 kg/m2, (3) BMI >26.4
Toenemende BMI kan het effect van positietherapie doen afnemen
Pre-post onderzoek
12
Het vest is een veilige en simpele behandeling met een hoge efficiëntie
C
Vragenlijst onderzoek
78
Aangetoonde positieafhankelijke OSAS en BMI >26,7 Positieafhankelijke OSAS
Mador, 2005
C
Retrospectief status onderzoek
568 2 slaapcentra
Positieafhankelijke OSAS
Polysomno-grafie
Richard, 2006
C
Retrospectief status onderzoek
120
OSAS
Polysomno-grafie
AHI reductie >50% bij good-respons en <50% bij poorrespons. Percentage van 90,9% bij groep 1 74% bij groep 2, 57% bij groep 3 Dragen van een AHI daling van 39,3 speciaal vest met naar 7,6 een bobbel op de rug Polysomno-grafie Gebruik van AHI daling van 46 tennisbal op de naar 17 rug Slechts 19 pat. (38%) vragenlijst gebruikten de tennisbal nog
In dit onderzoek blijkt dat het slapen met een tennisbal op de rug, bij sommige OSASpatiënten, oncomfortabel is AHI 5-15 49% Bij OSAS met een milde positieafh. Osas AHI AHI 15-30 19,4% pos. (5–15) komt positieafhankelijke OSAS meer afh. Osas AHI >30 6,5% voor pos.afh. Osas Meer dan 50% had De meerderheid van de positie afhankelijke overige patiënten (30%) OSAS (gedefinieerd had eveneens een AHI hoger was in als AHI> 2x zo hoog die rugligging, maar niet met in rug- als zijligging) de factor twee verschil
Opmerkingen
In de toekomst zou positietherapie een nieuwe behandeling kunnen zijn voor veel patiënten met hypertensie
Positietherapie zou voor sommige oudere positieafhankelijke OSASpatiënten een vorm van therapie kunnen zijn
5.2. Wat is het effect van gewichtsreductie op OSAS bij een BMI < 40 kg/m²? Eerste auteur, jaartal Suratt, 1992
Mate Type van onderzoek bewijs Beschrijvend C onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Kajaste, 2004
C
Gerandomiseerd 31 patiënten met OSAS, onderzoek mannen gem. leeftijd 49 jaar, gem. BMI 43.8 2 groepen: 17 met CPAP en laagcalorie dieet; 14 nonCPAP en laagcalorie dieet
Lojander, 1998
C
Beschrijvend onderzoek
8 patiënten met OSAS en obesitas, 5 mannen en 3 vrouwen laag-calorie dieet 1760 kj (420)
24 patiënten met OSAS en obesitas Langdurig klinisch interventie studie (1 jaar). Eerste 6 weken laagcalorie dieet (500 kcal), daarna normaal eten met een laag caloriegehalte. 12 groepsbijeenkomsten voor gedragsinterventies
Inclusiecriteria
Diagnostische Controle test (referentietest)
Uitkomstmaten Resultaten
PSG, PSG saturatiemeting Controle gewicht voor BMI en na dieet
PSG, gewicht
Recent PSG gediagnosticeerde OSAS BMI 30-40
Studie van 2 jaar Follow-up na 36 maanden
Dagelijkse vermoeidheidheidscore, BMI, O2 saturatie na 6 weken dieet en na 1 jaar.
Na 1 jaar verlaging van 33% van hun gewicht (110 >99 kg). De O2 saturatie verbeterde significant (P< 0.005). Er was geen correlatie tussen het gewichtsverlies en O2 saturatie
Opmer
Gewichtsverlies voor en na dieet: 153 +/37 en 132 +/- 29 kg (P < 0.05) BMI kg/m², 54 +/- 13 naar 46 +/10 (P < 0.05) AHI 90 +/- 32 naar 62 +/- 49 Gem. gewichtsverlies na 6 maanden voor de hele groep was 19.1/10.2 kg (14%) van het origineel gewicht, 18.3/13.2 kg (13%) na 12 maanden en 12.6/14.7 kg (9%) na 24 mnd. CPAP gebruik in de eerste 6 mnd. resulteert niet in groter gewichtsverlies dan zonder CPAP.
Conclu een laa dieet m gewich kan res een vo van OS Voldoe gewich geasso vooruit OSAS worden gewich progra een co gedrag therape wijze.
Een laag calorie programma met begeleiding van een verpleegkundige is veilig en effectief (poliklinisch). Gewichtsvermindering bij matig OSAS zal gestimuleerd moeten worden
De kos patiënt helft va kosten voor 1 zieken
Sampol, 1998
C
Beschrijvend onderzoek
216 patiëntenovergewicht Gewicht reductieprogramma inclusief laag caloriedieet 1000 kca
PSG
Follow-up PSG voor en na dieet
Herrendorf, C 1995
Beschrijvend onderzoek
5 patiënten met OSAS en obesitas Gewichtsreductieprogramma (Optifast) Gemiddelde BMI 53.6 +/- 24.8 kg
PSG
Follow-up PSG
24 patiënten verbeterde door het programma de AHI voor 44.3 +/- 27.8 na 3 +/- 3.1.(post-cure). Er is geen correlatie gevonden tussen de verandering van AHI en BMI, bij diagnose en follow-up r=0.29, p=0.156. Het volhouden van het gewicht was hoger bij patiënten die de periodieke afspraken continueerde. Gemiddelde gewichtsreductie was 32.7 +/- 15.8 kg na 6 maanden. De gemiddelde AI van 34.5 +/- 23.1 voor de gewichtsreductie zakte naar 7.8 +/- 6.1 na therapie. De gemiddeld AHI zakte van 45.7 +/- 26.0 naar 14.0 +/- 11.4.
Gewich bij OSA lang pr Period up is e verster het gew handha een vro waarne het her OSAS
Het be therape effect o slaapg parame te zien patiënt normaa bereikt ook be vonden
5.3 Wat is het effect van bariatric chirurgie op OSAS bij BMI > 40 kg/m² ? Eerste auteur, jaartal Haines, 2007
Mate Type van onderzoek bewijs C prospectief
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria exclusiecriteria
Follow-up, studieduur
349
ESS >6 AHI 0-5 geen OSAS AHI 6-20 (mild) AHI 21-40 (matig) AHI >40 (ernstig)
PSG 6-12 ESS, PSG, BMI, mnd na chi-square, linear chirurg. regressie model ingreep of gewichtsreductie van 75 pond
Er is OSAS geconstateerd in 45% van de bariatric patiënten. Preoperatieve BMI heeft een correlatie met OSAS. Chirurgische ingreep met gewichtsreductie bij obese gerelateerde OSAS geeft een significante verbetering van de slaapkwaliteit.
Serafini , 2001
C
66 patiënten die in aanmerking komen voor bariatric chirurgie Gem. leeftijd 43 jaar Gem. BMI 52
ESS en BMI ESS >6 AHI 6-20 (mild) AHI 21-40 (matig) AHI >40 (ernstig)
5 maanden
ESS is een noodzakelijke tool om de slaap overdag te inventariseren, maar geeft geen uitkomst over OSAS. Het testen van slaapapneu is een methode om kandidaten te screenen voor bariatric chirurgie.
prospectief
patiënten
Controle (referentietest)
Resultaten
349 patiënten kregen een PSG. 289 pat. had OSAS. Ernstig (33%), matig (18%), mild (32%) en 17% had geen OSAS. Gemiddeld 11 mnd. na chirurg. ingreep was de gem. BMI 38 (p<.01) vs 56 pre-operatief. De gem. AHI zakte naar 15 (p<.01) vs 51 pre-operatief bij 101 patiënten bij een post-operatieve PSG. Zuurstofsat., slaapefficientie, REMperiode en de behoefte aan CPAP was gedaald (p
6. Gem. questionnaire, ESS was 13. 13 patiënten linear en multiple had een milde OSAS, 7 regressie model patiënten matige OSAS, 6 ernstige OSAS en 1 patiënt had geen OSAS. Analyse; Linear regressie gaf aan dat er geen correlatie was tussen de ESS-score en de aanwezigheid van OSAS (p=0.05) Multiple regressie gaf aan dat er geen correlatie was tussen BMI, snurken en AHI-score.
opmerkingen
Rasheid, 2003
C
prospectief
100 patiënten met OSAS
PSG voor chirurgische ingreep
Guardiano, B 2003
Retrospectief, 34 OSAS patiënten Inclusie: OSAS, 28 maanden cohort studie pre-operatieve fase split-night PSG voor Gastric bypass met CPAP, medisch stabiel. Exclusie: niet compliant voor CPAP, beneden 18 jaar, deelname ander research project.
Lankford, 2005
Retrospectief
C
15 patiënten met OSAS voordat operatie geïndiceerd was
Inclusie: effect Autotitratie van CPAP moet thuis zijn aangetoond en min. 3 maanden postoperatief
PSG, pre en post Pre-operatief RDI: 13 pat. ESS en RDI geen OSAS, 29 pat. mild T-Test en 58 matig tot ernstige OSAS. Na follow-up van 6 mnd. BMI van 38 post en 54 pre en ESS 6 post en 12 pre (p<0.001). 11 pat. post-operatief (3-21 mnd) na gewichtsreductie BMI 40 vs 62 (p<0.001). ESS 3 vs 14, zuurstofsat. 86%vs 77%, slaapefficiëntie 85 vs 65 allemaal ( p<0.001) en RDI 56 vs 23 (p=0.041) PSG voor en na 8 deelnemers kwamen na Gastric bypass, 28 maanden terug voor een zuurstofsat,, evaluatie. 7 deelnemers depressieschaal hadden een lager BMI na chirurgie, gemiddeld verlaagd met 31% (p=0.001). De gemiddelde AHI daling was 75% (p=0.01). 5 van de 8 deelnemers konden stoppen met CPAP. De gem. zuurstofsat. steeg van 95 naar 97% (p=0.04) PSG, BMI, AHI Daling van gewicht 19.4 – 44.5 kg. 4 pat. hadden hun ideale streefgewicht en zij hadden een drukreductie van 22%. De pat. die niet op hun ideale gewicht zaten, hadden een drukreductie van 18%.
Gewichtsreductie na chirurgie resulteert in een verbetering van de OSAS. De hoogte van de apneuindex is niet gerelateerd aan de voorspelling van preoperatieve BMI en ESS. Belangrijk is om bij patiënten met OSAS een PSG te doen.
Gewichtsreductie na chirurgie is een significante verbetering voor OSAS-index. Het volgen van deze patiënten is belangrijk om te beoordelen of CPAP nog noodzakelijk is.
Autotitratie is nodig om de druk te volgen bij deze patiënten.
O’Keeffe, 2004
C
Crosssectional Cohort studie
170 patiënten die BMI 35-39.9 aangemeld zijn voor BMI 40-49.9 BMI 50-59.9 bariatric surgery BMI >60
nvt
PSG
OSAS was bij 26 van de 170 pat. (15.3%) gediagnosticeerd voor chirurgie. Slaapstudies van 7 pat. (4.1%) gaven geen aanwijsbare OSAS. Bij 137 pat. (80.6%) was de data evalueerbaar en had 105 pat. (76.6%) OSAS. Er was geen correlatie tussen OSAS en BMI. De prevalentie van OSAS in deze studie was 77% (131/170).
Geconcludeerd kan worden dat deze data het belang aangeven om een PSG-sreening te doen voor bariatric chirurgie.
6.1.
Wanneer is een mandibulair repositie-apparaat geindiceerd?
Tabel 6.1.1. MRA vergeleken met een passief werkend MRA als behandeling bij OSAS Eerste auteur, jaartal
Mate Type onderzoek van bewijs
Patiëntenpopulatie
Inclusiecriteria (indicatie, gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria) AHI >5, gem. lft. 46,5-55,6 jr, 84,0% man, 246 patiënten Exclusiecriteria variëren per RCT
Interventie Controle Studie Uitkomstmaten (aantal (aantal duur / patiënten) patiënten) followup
Resultaten
Lim 2006
A1
Cochrane systematische review met metaanalyse van 16 RCT’s, in 6 trials wordt het MRA met een passief werkend MRA vergeleken
Totaal 745 patiënten met OSAS en lft. >16 jr
Actief MRA, 206 patiënten
Passief MRA, 206 patiënten
2 wkn3 mnd
Apneu-hypopneu index (AHI), arousal index (AI), Epworth Sleepiness Scale (ESS), bijwerkingen, gestaakte therapie
Totaal 493 patiënten met OSAS en lft. >21 jr
AHI >5, gem. lft. 44,0-57,6 jr, 80,8% man, 146 patiënten Exclusiecriteria variëren per RCT
Actief MRA, 134 patiënten
Passief MRA, 134 patiënten
2-6 wkn
Apneu-hypopneu index (AHI), Epworth Sleepiness Scale (ESS), bijwerkingen
Patiënten met OSAS
OSAS en AHI >10, gem. lft. 55 jr, 83% man, 24 patiënten Exclusiecriteria: lft. >75 jr, BMI >40, te weinig gebitselementen, TMD, risicovolle beroepen,
Actief MRA, 12 patiënten
Passief MRA, 12 patiënten
3 mnd
Functional Outcomes of Sleep Questionnaire (FOSQ)
AHI: gem. verschil -10,78 (95% BI 15,53 tot -6,03) AI: gem. verschil 10,66 (95% BI 16,03 tot -5,29) ESS: geen significant verschil Significante bijwerkingen MRA: gevoelige kaken, gevoelige tanden, overmatige speekselvloed Gestaakte therapie: geen significant verschil Effect size AHI: 0,96 (95% BI 1,49 tot -0,42) Effect size ESS: geen significant verschil Significante bijwerkingen MRA: afname sagittale en verticale overbeet FOSQ: significant beter bij MRA (gem. verschil 17,00 [95% BI 2,66 tot 31,34])
Hoekema 2004
A1
Systematische review met metaanalyse van 16 RCT’s, in 4 ervan wordt het MRA met een passief werkend MRA vergeleken
Blanco 2005
A2
Parallel RCT
Opmerkingen
Gotsopoulos A2 2002
Cross-over RCT
Patiënten met OSAS
cardiovasculaire, neurologische of psychiatrische aandoeningen OSAS en AHI >10, lft >20 jr , mand protrusie >3 mm, gem. lft. 48 jr, 81% man, 73 patiënten Exclusiecriteria: centraal slaapapneu, psychiatrische en tandheelkundige aandoeningen, gebruik psychofarmaca, verhoogde kokhalsreflex
Actief MRA, 73 patiënten
Passief MRA, 73 patiënten
4 wkn
Diastolische en systolische bloeddruk (mmHg), bijwerkingen, voorkeur patiënt
mmHg: gemiddeld bij MRA significant lager voor 24-uur diastolische bloeddruk (gem. verschil 1,60; 95% BI 2,58 tot -0,62) en systolische (gem. verschil -3,00 [95% BI -4,96 tot 1,04]) en diastolische bloeddruk overdag (-3,10 [95% BI -4,67 tot 1,53]) Significante bijwerkingen MRA: gevoelige kaken, gevoelige tanden, overmatige speekselvloed Voorkeur patiënt: resp. 99% en 49% wil behandeling met MRA en passief MRA voortzetten
Tabel 6.1.2. MRA vergeleken met UPPP als behandeling bij OSAS Eerste Mate Type onderzoek Patiënten- Inclusiecriteria auteur, van populatie (indicatie, jaartal bewijs gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria) Lim Cochrane Totaal 745 AHI: 5-25, gem. lft. A2 2006 systematische patiënten 49,3-51,0 jr, 100% review met meta- met OSAS man, 95 patiënten analyse van 16 Exclusiecriteria: <20 lft. en lft. >16 RCT’s, in 1 ervan >65 jr, psychische, wordt MRA met cardiovasculaire, UPPP vergeleken neurologische, respiratoire aandoeningen, medicijngebruik, onvoldoende gebitselementen, ernstige malocclusies
Hoekema A2 2004
Systematische review met metaanalyse van 16 RCT’s, in 1 ervan wordt MRA met
Totaal 493 patiënten met OSAS en lft. >21 jr
AI >5, gem. lft. 44,057,6 jr, 49,3-51,0 jr, 100% man, 95 patiënten Exclusiecriteria: <20
Interventie Controle Studie Uitkomstmaten (aantal (aantal duur / patiënten) patiënten) followup
Resultaten
MRA, 49 patiënten
UPPP, 46 patiënten
1 jaar4 jaar
Apneu-hypopneu index (AHI), slaperigheid overdag, kwaliteit van leven (Minor Symptoms Evaluation-Profile, MSE-P), voorkeur patiënt, bijwerkingen
Actief MRA, 49 patiënten
UPPP, 46 patiënten
1 jaar
Apneu-hypopneu index (AHI), slaperigheid overdag, kwaliteit van leven
AHI na 6 mnd: geen significant verschil AHI na 1 jr: gem. verschil 4,50 (95% BI 8,52 tot -0,48) AHI na 4 jr: gem. verschil 7,00 (95% BI 11,05 tot -2,95) Na 6 mnd met MRA significant meer slaperigheid overdag (p <0,05), na 1 jr geen verschil MSE-P 1 jr: significant meer tevreden na UPPP, geen significant verschil in vitaliteit en slaapkwaliteit Voorkeur: significant meer patiënten zien af van behandeling met MRA Bijwerkingen: variërend per behandeling Effect size AHI 1 jr: -0,47 (95% BI -0,91 tot 0,02) Na 6 mnd met
Opmerkingen
UPPP vergeleken
lft. >65 jr, AI >25, nasale obstructies, psychische, cardiovasculaire, neurologische, respiratoire aandoeningen, medicijngebruik, onvoldoende gebitselementen, ernstige malocclusies
MRA significant meer slaperigheid overdag (p <0,05), na 1 jaar geen verschil Meer tevredenheid na 1 jaar over kwaliteit van leven na UPPP
Tabel 6.1.3 MRA vergeleken met CPAP als behandeling bij OSAS Eerste Mate Type onderzoek Patiënten- Inclusiecriteria auteur, van populatie (indicatie, jaartal bewijs gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria) Lim Cochrane Totaal 745 AHI >5, gem. lft. 44A1 2006 56,5 jr, 86,4% man, systematische review patiënten met meta-analyse met OSAS 443 patiënten van 16 RCT’s, in 9 en lft. >16 Exclusiecriteria variëren per RCT ervan wordt MRA met CPAP vergeleken
Hoekema A1 2004
Systematische review met metaanalyse van 16 RCT’s, in 6 ervan wordt MRA met controle vergeleken
Totaal 493 patiënten met OSAS en lft. >21 jr
AHI >5, gem. lft. 44,0-56,5 jr, 83% man, 164 patiënten Exclusiecriteria variëren per RCT
Interventie Controle Studie Uitkomstmaten (aantal (aantal duur / patiënten) patiënten) followup MRA, 346 patiënten
CPAP, 347 patiënten
10 wk8 mnd
MRA, 164 patiënten
CPAP, 164 patiënten
2 wk4mnd
Apneu-hypopneu (AHI), arousal index (AI), Epworth Sleepiness Scale (ESS), Sleep Apnoea Quality of Life Index (SAQLI), Functional Outcomes of Sleep Questionnaire (FOSQ), Medical Outcomes Study of 36-Item Short-Form Health Survey (SF36), diastolische en systolische bloeddruk (mmHg), cognitieve prestaties, medewerking patiënt, bijwerkingen, voorkeur patiënt
Resultaten
AHI: gem. verschil 13,00 (95% BI 7,63 tot 18,36) AI: gem. verschil 5,19 (95% BI 2,13 tot 8,25) ESS: geen significant verschil SAQLI: geen significant verschil FOSQ: geen significant verschil mmHg: geen significant verschil per etmaal, ’s nachts met MRA lagere diastolische bloeddruk Cognitieve prestaties: geen significant verschil Medewerking: variërende resultaten Bijwerkingen: variërend per behandeling Voorkeur: MRA, mits behandeling succesvol is Apneu-hypopneu Effect size AHI: 0,83 index (AHI), (95% BI 0,59 tot Epworth 1,06) Effect size ESS: Sleepiness Scale (ESS), bijwerkingen 0,32 (95% BI -0,24 tot 0,89) In het algemeen geen verschil in ernst van bijwerkingen tussen
Opmerkingen
Hoekema A2 2007
Parallel RCT
Lam 2006
Parallel RCT met 3 Totaal 101 verschillende patiënten behandelmodaliteiten met OSAS (waaronder MRA en CPAP)
A2
Totaal 228 AHI >5, gem. lft. 49 MRA, 51 jr, 89% man, 103 patiënten patiënten met OSAS patiënten Exclusiecriteria: eerdere therapie, morfologische luchtwegafwijkingen, endocriene disfunctie, ernstige hart- of longaandoening, periodic limb movement disorder, mentale retardatie AHI >5-40, ESS >9, gem. lft. 45 jr, 76 en 79% man, 68 patiënten Exclusiecriteria: risicovolle overmatige slaperigheid, onstabiele ziekten, andere slaapstoornissen, operaties aan bovenste luchtweg
MRA, 34 patiënten
CPAP, 52 patiënten
8 wk
CPAP, 34 patiënten
10 wk
Apneu-hypopneu index (AHI), Epworth Sleepiness Scale (ESS), Functional Outcomes of Sleep Questionnaire (FOSQ), Medical Outcomes Study of 36-Item Short-Form Health Survey (SF36), Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS), patiënttevredenheid Apneu-hypopneu index (AHI), arousal index (AI), Epworth Sleepiness Scale (ESS), Sleep Apnoea Quality of Life Index (SAQLI), 36-Item Short-Form Health Survey (SF36), diastolische en systolische bloeddruk (mmHg), bijwerkingen
MRA en CPAP. Patiënten geven in de regel voorkeur aan MRA boven CPAP AHI: gem. significant lager bij CPAP gebruik (p <0,006) ESS, FOSQ, SF-36, HADS, patiënttevredenheid: geen significant verschil
AHI: gem. significant lager bij CPAP gebruik (p <0,05) AI: geen significant verschil ESS: gem significant lager bij CPAP gebruik (p <0,05) SAQLI: geen significant verschil SF-36: significant beter bij CPAP voor item “lichamelijke pijn” Bijwerkingen: variërend per behandeling
7.1. Wanneer is neuspassage verbeterende operatieve en niet-operatieve therapie geïndiceerd? 7.1.1. Nasale dilatatoren Auteur Mate van bewijs Dilatator
Aantal patiënten AHI zonder
AHI met p-waarde
Höijer et al. 42
C
Intern
10
18 (AI)
6.4 (AI)
0.008
Metes et al.43
C
intern
10
46
44
n.s.
Kerr et al.1
C
intern + ND 10
64.9
63.2
n.s.
Hoffstein et al.41
C
intern
15
35.4
33.9
n.s.
Schönhofer et al.44
C
intern
21
37.4
36.1
n.s.
Schönhofer et al.45
C
extern
30
38.1
40
n.s.
Bahammam et al.45
C
extern
12
7.4 (UARS)
8.9
n.s.
Todorova A et al.9
C
extern
30
Snurken + OSAS
Djupesland PG et al.45 C
extern
18
9.3
12.2
< 0.05
Gosepath et al.46
extern
26
31.7
26.3
0.031
C
7.1.2. Chirurgische behandeling Auteur Mate van bewijs N Follow-upduur AI pre AI post AHI pre AHI post p-waarde Rubin et al.21
C
9
1-6
Dayal & Phillipson22
C
6
4-44
Caldarelli et al.23
C
23
no data
44.2
41.5
n.s.
Aubert-Tulkens et al.24
C
2
2-3
47.5
48.5
-
Sériès et al.25
C
20
2-3
Sériès et al.26
C
14
2-3
Utley et al.27
C
4
no data
37.8
26.7
< 0.05 46.8
39.8 17.8
28.2
36.8
16
n.s.
n.s. n.s.
11.9
27
-
Verse et al.28
C
2
3-4
Friedman et al.29
C
22
Verse et al.32
C
26
9.2
47.3
14
57.7
-
> 1.5
31.6
39.5
n.s.
3-50
31.6
28.9
n.s.
7.2. Wanneer is uvulopalatopharyngoplastiek geïndiceerd? Bewijstabel korte en lange termijn resultaten van UPPP Eerste Mate Type Patiëntenpopulatie auteur, van onderzoek (steekproefgrootte) jaartal bewijs Larsson et al C patiëntenserie 50 1994 Lu et 1995
Korte termijn in maanden 4 maanden
Lange termijn in jaren 3.8 jaar
Korte termijn succes % 60%
Lange termijn succes 50%
al C
patiëntenserie
13
12 maanden 7.3 jaar
69%
31 %
PerelloC Scherder et al 1995 Janson et al C 1997
patiëntenserie
57
5-10 maanden
5-10 jaar
?
74%
Patiëntenserie 25
6 maanden
4-8 jaar
64
48
Hultcrantz et C al 1999
patiëntenserie
17
3 maanden
5-7 jaar
82
69
Boot et al al C 2000
patiëntenserie
58
6 maanden
3 jaar
41
31
Bewijstabel Uvulopalatale flap, bij type I patiënten Eerste Mate Type Patiëntenpopulatie auteur, van onderzoek (steekproefgrootte) jaartal bewijs Hormann C patiëntenserie 30 et al 2001 Li et al C patiëntenserie 85 2003
Criteria succes
AHI <20 reductie AHI >50% AHI <20 reductie AHI >50% AI reductie> 50% en AHI < 10 AHI <20 reductie AHI >50% AHI <20 reductie AHI >50% Reductie O2 desaturatie index >50%
Inclusiecriteria Diagnostische Uitkomstmaten Resultaten test Matig ernstig PSG OSAS AHI 19 Ernstig OSAS PSG AHI 44
AHI 8
AHI 47 % succes
AHI 12
AHI 80 % succes
Bewijstabel UPPP en RFTB, bij type II patiënten Eerste Mate Type Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria Controle Uitkomstmaten auteur, van onderzoek (steekproefgrootte) (referentietest) jaartal bewijs Nelson C patiëntenserie 10 Matig Geen AHI 19 2001 ernstig/ernstig OSAS AHI 30 Friedman C patiëntenserie 143 Ernstig OSAS Geen AHI 28 et al AHI 44 2003
voor
Resultaten AHI 50 % succes AHI 41 % succes
Bewijstabel UPPP na Friedman score en slaap endoscopie Eerste auteur, Mate van Type Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria Diagnostische test jaartal bewijs onderzoek (steekproefgrootte) Friedman et al C patiëntenserie 136 OSAS PSG en Friedman 2002 score Hessel en De C patiëntenserie 88 OSAS PSG en Vries 2003 slaapendoscopie
Uitkomstmaten AHI
Resultaten
Stadium I 80%, stadium II 37%, stadium II 8% AHI en subjectieve 69-81% succes afhankelijk verbetering van gebruikte definitie
7.3. Wanneer is hypofaryngeale chirurgie geïndiceerd? Bewijstabel Genioglossus advancement als enige ingreep Eerste Mate Type Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria auteur, van onderzoek (steekproefgrootte) jaartal bewijs Riley et 4 Patiëntenserie 39 OSAS al 1994 Johnson 4 patiëntenserie 9 OSAS en Chinn 1994 Lee et patiëntenserie 35 OSAS 4 al 1999 Miller et 4 patiëntenserie 24 OSAS al 2004 Bewijstabel hyoïdsuspensie Eerste Mate Type auteur, van onderzoek jaartal bewijs Vilaseca et 4 patiëntenserie al 2002 Neruntatrat 4 patiëntenserie 2003 Den patiëntenserie 4 Herder et al 2005
Diagnostische Controle Uitkomstmaten Resultaten test (referentietest) PSG
Geen
AHI
PSG
Geen
AHI
PSG
Geen
AHI
PSG
Geen
AHI
AHI 39% succes AHI 78% succes AHI 69 % succes AHI 67% succes
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria Diagnostische Controle Uitkomstmaten Resultaten (steekproefgrootte) test (referentietest) 9
Ernstig OSAS
PSG
Geen
PSG, EDS
23
Ernstig OSAS
PSG
Geen
PSG, EDS
31
Ernstig OSAS
PSG
Geen
PSG, EDS
AHI 56% succes AHI 78% succes AHI 52%, 71 % succes indien geen eerdere UPPP, 35% als wel eerdere UPPP verricht
genioglossal advancement of mortised genioplasty en gelijktijdige palatinale ingreep Eerste Mate Type Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria Diagnostische Controle Uitkomstmaten Resultaten auteur, van onderzoek (steekproefgrootte) test (referentietest) jaartal bewijs Riley et 4 patiëntenserie 233 Matig ernstig PSG Geen AHI AHI 57 % al 1994 OSAS succes
Riley et al 1994 Ramirez en Loube 1996 Utley et al 1997 Bettega et al 2000 Hsu en Brett 2001 Vilaseca 2002 Yin et al 2007
4
patiëntenserie 24
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI, EDS
4
patiëntenserie 12
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI
4
patiëntenserie 14
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI, EDS
4
patiëntenserie 21
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI 57 % succes AHI 24 % succes
4
patiëntenserie 13
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI, EDS
AHI 77 % succes
4
patiëntenserie 11
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI, EDS
4
patiëntenserie 18
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI, EDS
AHI 18 % succes AHI 67% succes patiënten op hogere leeftijd en hogere BMI waren minder succesvol
Bewijstabel midline glossectomie Eerste auteur, Mate van Type jaartal bewijs onderzoek Fujita et al 1991 patiëntenserie 4 Woodson en FUjita 1992 Mickelson en Rosenthal 1997 Andsberg en Jessen 2000 Li et al 2004
AHI 71 % succes AHI 42 % succes
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria Diagnostische (steekproefgrootte) test 12 Ernstig OSAS PSG
Controle (referentietest) Geen
Uitkomstmaten Resultaten AST, LSAT
4
patiëntenserie
22
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AST, LSAT
4
patiëntenserie
12
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AST, LSAT
4
patiëntenserie
22
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AST, LSAT
4
patiëntenserie
6
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AST, LSAT
Bewijstabel RFTB Eerste auteur, Mate van jaartal bewijs Powell et al 4 1999
Type onderzoek patiëntenserie
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria Diagnostische (steekproefgrootte) test 18 Ernstig OSAS PSG
Controle (referentietest) Geen
AHI 42 % succes AHI 77 % succes AHI 25 % succes AHI 32 % succes AHI 83 % succes
Uitkomstmaten
Resultaten
AHI,LSAT,EDS, QOL
AHI 39% succes
Stuck et al 2000
4
patiëntenserie
45
Matig ernstig
PSG
Geen
AHI,,EDS,
Woodson et al 2001 Stuck et al 2002
4
patiëntenserie
20
Ernstig
PSG
Geen
4
Patiëntenserie
33
Matig ernstig
PSG
Geen
AHI,LSAT,EDS, QOL AHI,,EDS, QOL
Friedman et al 2003 Fischer et al 2003 Kao et al 2003
4
patiëntenserie
143
Ernstig
PSG
Geen
AHI,LSAT,EDS,
4
patiëntenserie
33
Matig ernstig
PSG
Geen
AHI,LSAT,EDS,
4
patiëntenserie
83
Matig ernstig
PSG
Geen
AHI,LSAT,
Riley et al 2003
4
patiëntenserie
NR
Matig ernstig
PSG
Geen
AHI,LSAT,EDS,
Woodson et al 2003 Stuck et al 2004
4
patiëntenserie
NR
Matig ernstig
PSG
Geen
4
patiëntenserie
33
Matig ernstig
PSG
Geen
AHI,LSAT,EDS, QOL AHI,EDS, QOL
Verse et al 2004 4
patiëntenserie
33
Matig ernstig
PSG
Geen
AHI,LSAT,
Den Herder et al 4 2006
patiëntenserie
Licht
PSG
geen
AHI,LSAT,
Uitkomstmaten
Resultaten
AHI
AHI 29% succes AHI 29% succes AHI 50% succes AHI 20% succes AHI 57% succes AHI 40% succes
Bewijstabel tongstabilisatie (Repose systeem) Eerste auteur, Mate van Type jaartal bewijs onderzoek deRowe et al patiëntenserie 4 2000 Woodson 2001 patiëntenserie 4
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria Diagnostische (steekproefgrootte) test 14 Ernstig OSAS PSG
Controle (referentietest) Geen
14
Ernstig OSAS
PSG
Geen
Terris et al 2002
4
patiëntenserie
12
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI, LSAT, EDS, QOL AHI
Miller et al 2002
4
patiëntenserie
14
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI, LSAT
Thomas et al 2003 Sorrenti 2003
4
patiëntenserie
7
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI, EDS
4
patiëntenserie
15
Ernstig OSAS
PSG
Geen
AHI, EDS
AHI 45% succes AHI 20% succes AHI 33% succes AHI 40% succes AHI 33% succes AHI 83% succes AHI NR AHI 3NR AHI 33% succes AHI 33% succes AHI 39% succes
7.4
Wanneer is multilevelchirurgie geindiceerd?
Eerste auteur, jaartal Djupesland et al 12992 Riley et al 1993
Mate van Type bewijs onderzoek 4 patiëntenserie 4
patiëntenserie
Johnson en 4 Chinn 1994 Elasfour et al 4 1998 Lee et al 1999 4
patiëntenserie
Ramirez en Loube 1996 Utley et al 1997 Bettega et al 2000 Hsu en Brett 2001 Hendler et al 2001 Vilaseca 2002
4
patiëntenserie
4 4
patiëntenserie patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
4
patiëntenserie
Neruntarat 2003 Neruntarat 2003 Miller et al 2004 Datillo en Drooger 2004 Verse et al 2004 Hormann et al 2004 Richard et al 2006 Yin et al 2007
patiëntenserie patiëntenserie
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria Uitkomstmaten (steekproefgrootte) 19 Ernstig OSAS AHI 31 AHI 54 233 Ernstig OSAS AHI 9,5 AHI 48 9 Ernstig OSAS AHI 14 AHI 58 18 Ernstig OSAS AHI 29 AHI 65 33 Ernstig OSAS AHI 21 AHI 55 12 Ernstig OSAS AHI 23 AHI 49 14 Ernstig OSAS AHI, EDS 44 Ernstig OSAS AHI 42 AHI 45 13 Ernstig OSAS AHI 17 AHI 53 33 Ernstig OSAS AHI 29 AHI 60 20 Ernstig OSAS AHI 45 AHI 60 32 Ernstig OSAS AHI 15 AHI 44 46 Ernstig OSAS AHI 18 AHI 48 24 Ernstig OSAS AHI 16 AHI 53 37 Ernstig OSAS AHI 16 AHI 39 45 Ernstig OSAS AHI 21 AHI 38 66 Ernstig OSAS AHI 19 AHI 39 22 Ernstig OSAS AHI 29 AHI 49 18 Ernstig OSAS AHI 22 AHI 64
Resultaten
Opmerkingen/techniek
AHI 31% succes AHI 60 % succes
UPPP/ Glossectomie UPPP/GA/HS
AHI 77 % succes
UPPP/GA
AHI 44% succes AHI 66 % succes
UPPP, Glossectomie UPPP/GA
AHI 42 % succes
UPPP/GA/HS
AHI 57 % succes AHI 23 % succes
UPPP/GA/HS UPPP/GA/HS
AHI 77 % succes
UPPP/GA/HS
AHI 45% succes
UPPP/GA
AHI 35% succes
UPPP/GA/HS
AHI 78% succes
Uvulaflap/HS
AHI 65% succes
Uvulaflap/GA/HS
AHI 66% succes
UPPP/GA
AHI 70% succes
UPPP, GA, HS
AHI 51% succes
Uvulaflap/RFTB/ HS
AHI 57% succes
Uvulaflap/RFTB/ HS
AHI 45% succes
UPPP/RFTB, HS/ +/- GS
AHI 67% succes patiënten op UPPP/ “oude” HS hogere leeftijd en hogere BMI waren minder succesvol
Midline
Midline
7.5. Wanneer is een kaakosteotomie geindiceerd?
Tabel 7.5.1: Effecten bimaxillaire osteotomie bij OSAS patiënten. Eerste auteur, jaartal
Mate Type van onderzoek bewijs
Patiënten- Inclusiecriteria populatie (indicatie, gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria)
Waite 1989
C
Patiëntenserie Niet opgegeven
OSAS patiënten met AHI>20, craniofaciale afwijkingen, falen CPAP therapie i.v.m. compliance problematiek. 23 patiënten, 21 mannen/ 2 vrouwen, gem lft. 45 jr.
Riley 1990
C
Patiëntenserie Niet opgegeven
OSAS patiënten na falen UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid suspensie. 40 patiënten, 33 mannen/ 7 vrouwen, gem lft. 44 jr.
Riley 1993
B
Patiëntcontrole
Conradt 1997
C
Patiëntenserie 210 OSAS patiënten
OSAS patiënten die CPAP gebruikten. Patiënten waren kandidaat chirurgie indien onvoldoende compliance CPAP. Behandeld volgens e chirurgisch protocol; 1 fase UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid e suspensie (n=239), 2 e fase bij falen 1 fase en wens tot verdere therapie bimaxillaire osteotomie (n=24). Alle patiënten waren reeds middels CPAP behandeld. Deze data diende als controle. OSAS patiënten met craniofaciale afwijkingen (bijv. retrognathie) die
239 OSAS patiënten
Interventie (aantal patiënten)
Controle Studie (aantal duur / patiënten) follow-up
Uitkomstmaten
Resultaten
Bimaxillaire osteotomie: n=23 (bij 18 patiënten tevens aanvullende chirurgische procedures waaronder UPPP) Bimaxillaire osteotomie: n=40
geen
6 wkn.
Apneu-hypopneu index (AHI), succesratio (AHI<10 postoperatief)
n=23 AHI: preoperatief gem. 63, postoperatief gem. 15. Succes: 15 van de 23 patiënten (65%).
geen
6 mnd.
Apneu-hypopneu index (AHI), succesratio (AHI<20 en >50% reductie AHI postoperatief).
n=40 AHI: preoperatief 67±19, postoperatief 9±6 Succes: 39 van de 40 patiënten (97%).
Bimaxillaire osteotomie: n=24
CPAP: n=24
6 mnd.
Apneu-hypopneu index (AHI), succesratio (AHI<20 en >50% reductie AHI postoperatief).
n=24 AHI: preoperatief 75±27, CPAP 8±3, postoperatief 10±3. Succes: 24 van de 24 patiënten (100%) na bimaxillaire osteotomie.
Bimaxillaire osteotomie: n=15
geen
6-12 wkn., 2 jaar
Apneu-hypopneu index (AHI)
n=15 AHI: preoperatief 51±17,6-12 wkn. postoperatief 5±6
Opmerkingen
Tussen 6-12 wkn. en 2 jaar post-operatief
Hochban 1997
B
Patiëntcontrole
Niet opgegeven
Prinsell 1999
B
Patiëntcontrole
Niet opgegeven
Bettega 2000
C
Patiëntenserie 53 OSAS patiënten
voorkeur aan bimaxillaire osteotomie boven CPAP gaven. Minimale followup na chirurgie 2 jaar. 15 patiënten, 14 mannen/ 1 vrouw, gem. lft 44 jr. OSAS patiënten met AHI>20, falen noninvasieve therapie voor OSAS, voorkeur patiënt voor chirurgische interventie. 38 patiënten, 36 mannen/ 2 vrouwen, lft 21-67 jr. 24 van deze patiënten waren reeds middels CPAP behandeld en dienden als controle. OSAS patiënten met AHI>15, falen noninvasieve of andere chirurgische therapie (bijv. UPPP) voor OSAS, patiënt medisch stabiel. Bimaillaire osteotomie geïndiceerd in geval van macroglossie. 50 patiënten, 44 mannen/ 6 vrouwen, gem lft.43 jr. Alle patiënten waren reeds middels CPAP behandeld. Deze gegevens dienden als controle.
Matig tot ernstig OSAS, falen non-invasieve therapie voor OSAS, voorkeur patiënt voor chirurgische interventie, medisch stabiel. e 2 groepen patiënten; 1 groep direct bimaxillaire osteotomie (7 patiënten, 6 mannen/ 1 vrouw,
(p<0,05), 2 jr. postoperatief 9±9 een beperkte (p<0.05). stijging in de AHI bij 12 van de 15 patiënten.
Bimaxillaire osteotomie: n=38 (bij 2 patiënten tevens aanvullende chirurgische procedures)
CPAP: n=24
2 mnd.
Apneu-hypopneu index (AHI), succesratio (AHI<10 postoperatief)
n=38 AHI: preoperatief 47, CPAP 2, postoperatief 4. Succes: 37 van de 38 patiënten (97%) na bimaxillaire osteotomie.
Bimaxillaire osteotomie + anterieure mandibulaire osteotomie: n=50
CPAP: n=50
7 wkn.
Apneu-hypopneu index (AHI), succesratio (AHI<15 en apneu index [AI]<5 postoperatief of >60% reductie in de AHI en AI), symptomatologie, bloeddruk.
Bimaxillaire osteotomie: e 1 groep; n=7 e 2 groep;n=13
geen
6mnd tot 1 jaar
Apneu-hypopneu index (AHI), succesratio (AHI<15 en >50% reductie postoperatief).
n=50 AHI: preoperatief 59±28, CPAP 5±7, postoperatief 5±6. Succes: 50 van de 50 patiënten (100%) na bimaxillaire osteotomie. Symptomatologie: postoperatief verdwijnen van overmatige slaperigheid (n=50),concentratiestoornissen, (n=28) geheugenverlies (n=34) bij alle patiënten met deze klachten. Preoperatieve klachten van depressie, gehumeurdheid en irritatie waren bij 36 van de 39 patiënten verdwenen.. Bloeddruk: preoperatief systolisch 139±16, postoperatief systolisch 124±14 (p<0,001)/ preoperatief diastolisch 90±5, postoperatief diastolisch 80±4 (p<0,001). n=20 AHI: preoperatief 53±29, postoperatief 11±9 (p<0,001) Succes: 15 van de 20 patiënten (75%)
e
Riley 2000
C
Patiëntenserie Niet opgegeven
Goh 2003
C
Patiëntenserie Pilot studie 11 patiënten
Datillo 2004
C
Patiëntenserie 57 OSAS patiënten
Smatt 2005
C
Patiëntenserie Niet opgegeven
gem. lft 44 jr), 2 groep bimaxillaire osteotomie na falen UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid suspensie (13 patiënten, 12 mannen/ 1 vrouw, gem. lft 45 jr). Geen significante verschillen tussen beide groepen. OSAS patiënten na falen Bimaxillaire UPPP en/of anterieure osteotomie: mandibulaire osteotomie n=40 met hyoid suspensie en na succesvolle bimaxillaire osteotomie. Resultaten bimaxillaire osteotomie lange termijn. 40 patiënten, 33 mannen/ 7 vrouwen, gem lft. 46 jr.
geen
6mnd. en lange termijn (51±32mnd. [range 12146 mnd.])
Apneu-hypopneu index (AHI), succesratio (AHI<20 en >50% reductie AHI postoperatief),
n=40 AHI: preoperatief 71±27, postoperatief 6 mnd. 9±5, lange termijn 8±5 (bij responders), lange termijn 43±29 (bij non-responders). Succes: 40 van de 40 patiënten na 6 mnd. (100%), 36 van de 40 patiënten op lange termijn (90%).
Pilot studie; inclusie- of exclusiecriteria niet opgegeven. 11 OSAS patiënten, 11 mannen, gem. lft 43 jr . (3 patiënten reeds UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid suspensie ondergaan) Matig tot ernstig OSAS, falen non-invasieve therapie voor OSAS, voorkeur patiënt voor chirurgische interventie. e Gefaseerd protocol; 1 fase UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid e suspensie, 2 fase indien e falen 1 fase bimaxillaire osteotomie (15 patiënten, 12 mannen/ 3 vrouwen, lft. 31-55 jr).
Gemodificeerde geen bimaxillaire osteotomie n=11
Gem. 7,7 mnd.
Apneu-hypopneu index (AHI), arousal-index.
n=11 AHI: preoperatief 71±16, postoperatief 11±7 Arousal-index: preoperatief 47±18, postoperatief 15±7
Bimaxillaire osteotomie: n=15
geen
Niet opgegeven
Apneu-hypopneu index (AHI), succesratio (AHI <15 of >50% reductie postoperatief), Epworth sleepiness scale (ESS)
n=15 AHI: preoperatief 69, postoperatief 11 Succes: 14 van de 15 patiënten (93%) ESS: preoperatief 18, postoperatief 5
OSAS patiënten met AHI>30 en craniofaciale afwijkingen, falen CPAP therapie i.v.m. compliance
Bimaxillaire osteotomie + genioplastiek + glossoplastiek +uvuloplastiek:
geen
Gem. 6 mnd.
Apneu-hypopneu index n=50 (AHI), succesratio (AHI <15) AHI: preoperatief 54±21, postoperatief 10±7. Succes: 15 van de 18 patiënten (83%).
Gemodificeerde bimaxillaire osteotomie: bimaxillaire osteotomie met premolarextractie en setback van ventrale segment.
problematiek. 18 patiënten, 15 mannen/ 3 vrouwen, gem lft. 47 jr.
n=18
Tabel 7.5.2 Neveneffecten bimaxillaire osteotomie bij OSAS patiënten. Eerste Mate Type auteur, van onderzoek jaartal bewijs
Patiënten- Inclusiecriteria populatie (indicatie, gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria)
Interventie (aantal patiënten)
Controle (aantal patiënten)
Studie duur / follow-up
Uitkomstmaten
Resultaten
Waite 1989
C
Patiëntenserie Niet opgegeven
OSAS patiënten met AHI>20, craniofaciale afwijkingen, falen CPAP therapie i.v.m. compliance problematiek. 23 patiënten, 21 mannen/ 2 vrouwen, gem lft. 45 jr.
Bimaxillaire osteotomie: n=23 (bij 18 patiënten tevens aanvullende chirurgische procedures waaronder UPPP)
geen
6 wkn.
Complicaties postoperatief.
n=23 Tijdelijke premature contacten tussen gebitselementen in onderen bovenkaak bij 44% patiënten.
Riley 1990
C
Patiëntenserie Niet opgegeven
OSAS patiënten na falen UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid suspensie. 40 patiënten, 33 mannen/ 7 vrouwen, gem lft. 44 jr.
Bimaxillaire osteotomie i.v.m.: n=40
geen
6 mnd.
Complicaties postoperatief.
Louis 1993
C
Patiëntenserie Niet opgegeven
20 middels een bimaxillaire osteotomie behandelde OSAS patiënten, 18 mannen/ 2 vrouwen, gem lft. 44 jr.
Bimaxillaire osteotomie i.v.m. OSAS: n=20
geen
Gem. 19 mnd. postoperatief (range 6-29 mnd.)
Mate van relapse van de ventraalwaartse verplaatsing van de maxilla volgend op een bimaxillaire osteotomie.
Miles 1995
C
Patiëntenserie 97 chirurgisch behandelde OSAS patiënten
Manlijke patiënten, behandeld middels bimaxillaire osteotomie met rigide postoperatieve fixatie
Bimaxillaire osteotomie i.v.m. OSAS: n=32
geen
1-4 jaar, tot >4jaar
Mate van relapse van de ventraalwaartse verplaatsing van de mandibula volgend op een bimaxillaire osteotomie.
n=40 Geen significante bloedingen of infecties. Tijdelijke anesthesie van het verzorgingsgebied van de n. mentalis. Bij 87% patiënten waren deze klachten na 6-12 maanden verdwenen. Gemiddelde duur van verblijf in ziekenhuis 3,2 dgn. N=20 Gem. ventraalwaartse verplaatsing maxilla 9±3 mm. Na follow-up postoperatieve relapse van 0.9±1.8 mm. Geen significante correlatie tussen de mate van ventraalwaartse verpaatsing maxilla en de mate van relapse. N=32 Positie mandibula relatief stabiel op middellange (1-4 jr.) en lange termijn (>4 jr).
Opmerkingen
Beperkt aantalpatiënten met >4 jaar follow-up (n=3).
maxillomandibulaire complex. 32 manlijke patiënten geincludeerd, gem lft. 47 jr. Nimkarn C 1995
Patiëntenserie Niet opgegeven
Bettega 2000
C
Patiëntenserie 53 OSAS patiënten
Li
C
Patiëntenserie 271 OSAS
OSAS patiënten behandeld middels bimaxillaire osteotomie, geen schisispatiënten, geen eerdere orthognatische chirurgie, rigide postoperatieve fixatie maxillomandibulaire complex 19 OSAS patiënten, 17 mannen/ 2 vrouwen, leeftijd niet gespecificeerd. Matig tot ernstig OSAS, falen noninvasieve therapie voor OSAS, voorkeur patiënt voor chirurgische interventie, medisch stabiel. 2 groepen e patiënten; 1 groep direct bimaxillaire osteotomie (7 patiënten, 6 mannen/ 1 vrouw, e gem. lft 44 jr), 2 groep bimaxillaire osteotomie na falen UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid suspensie (13 patiënten, 12 mannen/ 1 vrouw, gem. lft 45 jr). Geen significante verschillen tussen beide groepen. 271 chirurgisch
Bimaxillaire osteotomie i.v.m. OSAS: n=19
geen
Lange termijn Mate van relapse van de (>12 mnd. ventraalwaartse postoperatief) verplaatsing van de mandibula en maxilla volgend op een bimaxillaire osteotomie.
N=19 Ventraalwaartse verplaatsing mandibula en maxilla op lange termijn stabiel. Geen significante correlatie tussen de mate van ventraalwaartse verpaatsing maxilla of mandibula en de mate van relapse (met uitzondering van punt gonion t.p.v. d kaakhoek).
Bimaxillaire osteotomie: e 1 groep; n=7 e 2 groep; n=13
geen
6mnd tot 1 jaar
Complicaties postoperatief.
n=20 Gemiddelde duur van verblijf in ziekenhuis 7 dgn. Geen forse complicaties. Milde complicaties bij 3 patiënten: locale infectie, perforatie palatumslijmvlies tijdens osteotomie, maxillaire pseudoarthrose. Frequent voorkomen hypoesthesie verzorgingsgebied n. mentalis. e Patiënten in 2 groep met UPPP vaak tijdelijke velopharyngeale insufficiëntie van tijdelijke aard. Geen spraak of slikproblemen op lange termijn. Bimaxillaire osteotomie gaf minder pijnklachten dan UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid suspensie.
Bimaxillaire
geen
24-72 uur
Onderzoek bovenste
In wisselende mate
2000a
patiënten
behandelde OSAS patiënten waarvan 98 middels een bimaxillaire osteotomie werden geholpen. Geen verdere patiënt karakteristieken gegeven.
osteotomie i.v.m. OSAS: n=98
postoperatief
Li 2000b
C
Patiëntenserie Niet opgegeven
70 middels een bimaxillaire osteotomie behandelde OSAS patiënten, gem lft. 45 jr.
Bimaxillaire osteotomie i.v.m. OSAS: n=70
geen
<48 uur postoperatief
Riley 2000
C
Patiëntenserie Niet opgegeven
OSAS patiënten na falen UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid suspensie en na succesvolle bimaxillaire osteotomie. Resultaten bimaxillaire osteotomie lange termijn. 40 patiënten, 33 mannen/ 7 vrouwen, gem lft. 46 jr.
Bimaxillaire osteotomie: n=40
geen
6mnd. en lange termijn (51±32mnd. [range 12146 mnd.])
Gilon 2001
B
Patiëntcontrole
17 OSAS patiënten behandeld middels bimaxillaire osteotomie, 16 mannen/ 1 vrouw, gem lft. 50 jr. 33 controlepersonen niet bekend met OSAS behandeld middels bimaxillaire osteotomie (n=17) of mandibulaire osteotomie (n=16)
Bimaxillaire osteotomie i.v.m. OSAS: n=17
Kaakosteotomie Niet i.v.m. opgegeven dentoskeletale dysharmonie: n=33
Niet opgegeven
luchtweg d.m.v. nasopharyngolaryngoscopie 1-3 dgn. Na bimaxillaire osteotomie.
oedeem van de laterale pharynxwanden, bij 18 van de 98 patiënten tevens oedeem en echymose van de sinus piriformis en periepiglottis, bij 4 van deze 18 patiënten tevens hypopharyngeaal hematoom, bij geen van de 98 patiënten ademhalingsmoeilijkheden. Onderzoek bovenste Mild tot matig ernstige luchtweg d.m.v. mate van oedeem van de nasopharyngolaryngoscopie laterale pharynxwanden, <48 uur na bimaxillaire bij 14 van de 70 patiënten osteotomie. tevens oedeem en echymose van de sinus piriformis en periepiglottis, bij 4 van deze 14 patiënten tevens hypopharyngeaal hematoom. Complicaties postoperatief. n=40 Vroege complicaties: oppervlakkige wondinfectie (n=2), anesthesie verzorgingsgebied n. mentalis (n=36,90%). Late complicaties: noodzaak voor verwijdering osteosynthesemateriaal (n=1), temporomandibulaire dysfunctie (n=1), persisteren anesthesie verzorgingsgebied n. mentalis (n=5,13%). Pre-, peri- en postoperatieve complicaties (bimaxillaire) osteotomie bij OSAS patiënten in vergelijking met controlegroep.
Ventraalwaarste verplaatsing mandibula bij OSAS patiënten significant groter. Fractuur van mandibula bij osteotomie (bad split): OSAS groep 8x, controlegroep 2x. Duur ziekenhuisverblijf: OSAS groep gem. 8 dgn.., controlegroep gem. 5 dgn..
Li 2001a
C
Patiëntenserie 58 OSAS patiënten
Li 2001b
C
Patiëntenserie 65 OSAS patiënten
Goh 2003
C
Patiëntenserie Pilot studie 11 patiënten
voor dentoskeletale dysharmonie, 10 mannen/ 23 vrouwen, lft. 17-45 jr. 44 middels een bimaxillaire osteotomie behandelde OSAS patiënten, 39 mannen/ 6 vrouwen, gem lft. 47 jr. 14 patiënten geen follow-up na bimaxillaire osteotomie. 52 OSAS patiënten behandeld middels bimaxillaire osteotomie na falen van een UPPP, 43 mannen/ 9 vrouw, gem lft. 47 jr. 13 patiënten geen follow-up na bimaxillaire osteotomie.
Pilot studie; inclusie- of exclusiecriteria niet opgegeven. 11 OSAS patiënten, 11 mannen, gem. lft 43 jr . (3 patiënten reeds UPPP en/of anterieure mandibulaire osteotomie met hyoid suspensie
Bimaxillaire osteotomie i.v.m. OSAS: n=44
geen
6-12 mnd. postoperatief
Beoordeling veranderingen van de esthetiek van het aangezicht na bimaxillaire osteotomie.
42 van de 44 patiënten gaven veranderingen in esthetiek van het aangezicht aan; 25 patiënten rapporteerden gunstige veranderingen, 14 patiënten rapporteerden neutraal over de veranderingen, 4 patiënten waren negatief gestemd over de veranderingen.
Bimaxillaire osteotomie i.v.m. OSAS: n=52
geen
18-24 mnd. postoperatief
Beoordeling van eventuele velopharyngeale insufficiëntie na bimaxillaire osteotomie volgend op onvoldoende effect UPPP bij behandeling OSAS.
Gem. 7,7 mnd.
Complicaties postoperatief.
Bij 5 van de 52 patiënten was sprake van velopharyngeale insufficiënte, bij 2 patiënten was deze reeds voor de bimaxillaire osteotomie aanwezig. Klachten betroffen alleen regurgitatie van vloeistoffen. Klachten waren na een aanvullend jaar follow-up bij alle 5 patiënten verdwenen. Bij cefalometrisch onderzoek was bij 28 van de 52 patiënten sprake van een te kort palatum molle ten opzichte van de pharynxdiepte. Vier van deze 28 hadden ook klachten van velopharyngeale insufficiëntie. n=11 Persisteren postoperatieve pijn: noodzaak voor verwijdering osteosynthesemateriaal (n=2), Persisteren anesthesie verzorgingsgebied n. mentalis 9 mnd. Na ingreep (n=3, 27%).
Gemodificeerde geen bimaxillaire osteotomie n=11
Gemodificeerde bimaxillaire osteotomie: bimaxillaire osteotomie met premolarextractie en setback van ventrale segment.
ondergaan)
7.6. Wanneer is trachetomie geindiceerd? Eerste auteur, jaartal Guilleminault 1981
Mate van bewijs C
Patiëntenpopulatie gemiddelde leeftijd, 50 12-66 jaar
Interventie (aantal patiënten) Tracheotomie
C
7
41-64 jaar
Tracheotomie
Studie duur / follow-up 9-72 maanden (gem 32) 30-108 maanden
Haapaniemi 2001
Uitkomstmaten
Resultaten
Kim 1998
C
23
22-77 jar,
Tracheotomie
Niet vermeld
AHI
74%, AHI<20
Thatcher en Maisel 2003
c
79
25-70 jaar
Tracheotomie
3-240 maanden
AHI
Niet vermeld
AI
100 succes (AJ <5) Zuurstofsaturatie Niet vermeld
8.1. Wanneer is n-CPAP, C-flex CPAP, geïndiceerd in behandeling van patiënten met OSAS? Eerste auteur, jaartal (Gay et al. 2006)
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
A1
Sytematic review
Literatuursearch 342 artikelen. Uiteindelijke search beperkt tot bewijs op niveau I (RCT met geringe alpha en Beta fout) en niveau II: (RCT met grote alpha en Beta fout).
Vergelijking CPAP met placebo of conservatieve therapie (neuspleisters, gewichtsverlies, slaaphygiëne, houding) 29 studies.
CPAP (n=29 studies)
45 % vergeleken met schijnCPAP,( 4.46 uur actieve CPAP vs. 4.85 uur schijn-CPAP) 31%placebo tabletten, 24% conservatieve therapie. 6 klinische trials dubbel blind
Reductie AHI; 11 klinische trials, follow-up PSG na 16 dagen tot 3 maanden.
CPAP beter dan placebo, conservatieve therapie en houdingstherapie.
Effectiviteit van CPAP. CPAP RDI reduceert vergeleken met placebo, houdingstherapie of conservatieve behandeling. Wat sterker bewijs toename NREM34 en reductie EEG arousals, effect slaaparchitectuur of fragmentatie minder duidelijk.
Standards of Practice Committee of AASM.
Slaaparchitectuur
Slaperigheid overdag
Neurobehavioral performance Quality of Life
Geen bewijs TST. Geen bewijs NR12 bij controle groep houding. Placebo-controle: 3 van de 5 studies verbetering NR34. Geen bewijs SE of time Awake. Lagere arousalindex in 3 studies vs placebo, in 1 niet. 9 van de 12 placebo-controle studies geven aan dat subjectieve slaperigheid (ESS) vermindert; superioriteit ten opzichte van gewichtsverlies, dieetmaatregelen en slaaphygiëne minder duidelijk.
Cardiovasculaire morbiditeit (hypertensie) Ernst OSAS
(Giles et al. 2006)
A1
Meta-Analyse van de “Cochrane Airways Group Trials Register and reference lists of articles” Searches:
De data collectie werd gedaan na vaststellen van de kwaliteit van de gevonden data door 2 onafhankelijke reviewers Parallel en crossover trials
Vast stellen van het effect van CPAP in de behandeling van obstructief slaapapneu in volwassenen.
CPAP
Controle
AHI
Controle oral appliances, crossoverstudies
Inclusie criteria gerandomiseerde
zuurstofsaturatie
Sleep efficiency
Er is tegenstrijdig bewijs over verbetering van CPAP op slaperigheid overdag, neurocognitief functioneren en Quality of life. Het effect op cardiovasculaire risico (vooraal hypertensie) is gemengd Effectiviteit CPAP bij verschillende mate van ernst van OSAS is onbekend. CONCLUSIE:
( -7.97 events/hr, 95% CI -9.56 to -6.38) ( 2.31%, 95% CI 0.02 to 4.6) (4.14%, 95% CI 3.25 to 5.03).
CPAP reduceert de AHI significant verbetering slaap efficiency Verbetering zuurstofsaturatie
CPAP is effectiever dan oral appliances in reductie van de RDI, maar subjectieve waardering is
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
MEDLINE 1996; EMBASE1974; CINAHL 1982; Allen tot tot july 2005
werden onafhankelijk beoordeeld. 36 trials met een onderzoekspopulatie van n= 1718 werden geïncludeerd. De Studie kwaliteit was gemengd
trials vergelijk nCPAP met een inactieve controle of orthodontische protheses in volwassen met OSA (AHI>5). Trials met minimum interventieperiode van 2 weken.
Diagnostische test
Slaperigheid
Controle (referentietest)
Parallel groep studie
crossover studies
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
Responders op beide therapieën hebben voorkeur voor oral appliances(gemak), maar gebruikers van OA hebben een lagere Compliance
meer gelijkwaardig.
24-uurs systolsch en diastolische bloeddruk waren lager met CPAP vergeleken met controle.
Korte termijn data geven aan dat CPAP een lagere bloeddruk geeft.
Lange termijnevaluatie is nodig.
CPAP reduceert ESS met 1.2 punten (95% CI 0.5 tot 1.9, p = 0.001), verbeterd MWT met 2.1 minuten (95% CI 0.5 tot 3.7, p = 0.011), maar heeft geen effect op slaperigheid gemeten via de MSLT, gemiddeld effect: -0.2 minuten (95% CI -1.0 to 0.6, p = 0.6):
OSAS met een (AHI >30/uur) effectief kan worden behandeld met CPAP CPAP verbeterd slaperigheid overdag in een grotere subgroep met milde OSAS (AHI 5-30/uur) wanneer CPAP werd vergeleken met placebo of conservatieve behandeling.
CPAP heeft een kleine verbetering van slaperigheid gemeten via ESS and alertheid gemeten met MWT
CPAP toonde een significante vermindering op ESS: -3.83 units, 95% CI -4.57 to 3.09; ESS: -1.92 units, 95% CI -2.59 to 1.25).
CPAP is effectief in de reductie van symptomen van slaperigheid en verbeterd quality of life maten in patiënten met gematigd tot ernstig OSAS.
Quality of Life Fysieke functie Cognitieve functie (Giles et al. 2006)
A1
{Marshall, 2006 18 /id}
A1
24 uurs systolisch en diastolische bloeddruk
Meta-analyses (RCT’s)
. Slaperigheid werd objectief gemeten met ESS in alle studies, 4 studies gebruikten de multipele sleep latency test (MSLT) and 3 studies de maintenance of wakefulness test (MWT).
Parallel groep met controle
Controlegroep
Eerste auteur, jaartal (Gugger and Bassetti 2000)
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
Diagnostische test
B en
Bespreking van 24 recente literatuur gegevens tot 1999 inclusief RCT’s
24 artikelen
0nbekend
nvt
(Geraads et al. 2001)
C
Cohort-studie Prospectief multicenter studie, followup18 maanden
N=1720 (1455 M, 245 W)
Alle patiënten die polygrafisch OSAS hebben.
Polysomnografie versus polygrafie
Geen
(McArdle et al. 1999)
B
Cohortstudie
Lange termijngebruik nCPAP; prospectieve studie in 1.211 patiënten met OSAS met CPAP bij 1, 155 (95.4%), gemiddelde follow-up van 22 maand (range 12-36 m).
Alle patiënten voor n-CPAP titratie, exclusie kyfoscoliose, neuromusculaire ziketen.
PSG-titratie; MSLT
PSG diagnose
Lange termijn CPAP gebruik afhankelijk van de ernst van de ziekte subjectieve slaperigheid en kan in 3 maanden worden aangegeven.
(Lin et al. 2006)
B
RCT CPAP vs. Chirurgie
Het 3 jaar effect van n-CPAP (n=48) vs. extended uvulopalatoplasty (EUPF, n=55) in OSAS patiënten
PSG na 6 maand en 3 jaar.
Ziekte specifieke test: Snore Outcome Survey (SOS), Epworth Sleepiness Scale (ESS), and the generic health
PSG variabelen significant verbeterd in beide groepen. Quality of life verbetering in beide groepen gelijk
A2
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
Bij mild OSAS (AHI=5-15/u) tijdens nachtelijke polysomnografie (PSG) is n-CPAP effectief om verbetering te geven op subjectieve slaperigheid overdag, cognitief functioneren, IQ, stemming, levens kwaliteit en rijvaardigheid
n-CPAP is de eerste keuze in behandeling van uitgesproken OSAS indien gecompliceerd met overdreven slaperigheid overdag, objectief gemeten met behulp van multiple sleep latency test (MSLT).
.
70% (n=1227) behandeld met nCPAP; uitval 7% na 6 maand, 15% na 1 jaar, 20% na 18 maand, 24% na 2 jaarbij groep met AHI <30, uitval 33% na 18 maand
Polygrafie even betrouwbaar voor diagnose
een 4.5% van de patiënten wegerden n-CPAP; 1,103 patiënten gebruikten CPAP thuis. follow-up 20% gestopt met behandeling. Survival analyse 68% van de patiënten na 5 jaar de behandeling voortzette 54 patiënten (64.3%) in CPAP groep continueerde therapie meer dan 6 maand Positieve succes voor EUPF na 6 maand= 82%. De meerwaarde op
: snurken, slaperigheid, RDI en aantal uren gebruik de eerste 3 maand. 86% of patients with Epworth > 10 and an AHI >/= 30 were still using CPAP at 3 yr.
Leeftijd BMI, RDI en ESS voor behandeling hoger in CPAP groep; snurkindex voor behandeling hoger in
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
questionnaireMOSF-36
(McMahon et al. 2003)
A1
Kwalitatieve sytematische review 26 studies via Medline, gepresenteerde abstracts op internationale bijeenkomsten en auteurs voor aanvullende trials.
Kwalitatieve systematische review. naar het effect van CPAPbehandeling op neurocognitie in patiënten met OSAS na CPAP
prospectieve studies met: 1) OSAS doelpopulatie 2) met CPAP als studie interventie, 3) er bewijs is dat CPAP was getitreerd tot een AHI < 5, 4) gestandaardiseerde neuropsychologische gegevens .
CPAP en neurocognitie
Effect grootte werden berekend en aangepast voor kleine steekproeven en meervoudige metingen en studies werden gescoord.
Bij analyse van RCTs: CPAP heeft een significant positief effect op subjectieve slaperigheid en depressie
Resultaten
Opmerkingen
snurken t.o.v. CPAP verminderd geleidelijk na 3 jaar. Bij analyse van prospectieve trials ook een positief effect op vermoeidheid, algemene aspectenkwaliteit van leven, vigilantie en prestaties bij autorijden
chirurgiegroep
Deze parameters zijn gevoelig voor behandelduur en compliance..
8.2. Wanneer is auto-CPAP geïndiceerd in de behandeling van patiënten met OSAS? Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
(Ayas et al. 2004)
A1
Meta-analyse en metaregressie
.Er werden 9 gerandomiseerde trials geanalyseerd waarbij in totaal 282 patiënten.
. gepubliceerde gerandomiseerde trials waarbij APAP met CPAP wordt vergeleken
Meten van de effectiviteit van autotitratie(APAP) in OSAS patiënten op verbetering van de subjectieve slaperigheid, en patiënten compliance
vs. CPAP
Reductie van de apnea-hypopnea index (AHI) en de gemiddelde luchtwegdruk (PAP),
.Geen significant voordeel van APAP ten aanzien van reductie AHI of slaperigheid : (gepoolde APAPCPAP nabehandeling-score van AHI en ESS= 0.20 events /u., 95% betrouwbaarheidsinterval:[-0.74,0.35], respectievelijk -0.56 [-1.4,0.3].) . APAP reduceerde de gemiddeld toegepaste druk over de nacht met 2.2 cm water [1.9,2.5] Therapietrouw niet duidelijk verbeterd met APAP; gepoolde verbeteringsschatting bedroeg 0.20 uur per nacht ([-0.16,0.57], P = .28) met een random-effect model.
(Hailey et al. 2005)
A1
gesystematiseerde search over het gebruik van APAPmachines bij diagnose, titratie en behandeling,van OSAS
33 studies geschikt voor een review. Er werden 3 studies gevonden over het nut van APAP bij diagnose OSAS, 6 studies over APAP titration; en 14 studies over korte termijn effecten en 10 over langere termijnbehandeling van OSAS
. Exclusie: patiënten met hart- long en andere medische klachten.
.Beiden vergelijkbaar in gebruik en mogelijkheid om de ademhalingsevents te verminderen en slaperigheid te verbeteren. . APAP is duurder niet beschouwd als eerste keuze voor alle OSAS patiënten. Indicatie: APAP bij thuis titraties, detectie van mondlek of bij zekere subgroepen van OSAS patiënten . Toekomstige studies: in kaart brengen in welke situaties een verbetering in kosten-effect van APAP ten opzichte van CPAP te verwachten is Conclusie: het gebruik van APAP bij OSAS management lijkt toekomst te hebben, gegeven de exclusiecriteria is voorzichtigheid geboden bij het gebruik.
Een kosten analyse werd uitgevoerd met locale data in Edmonton, Alberta
Data geven enige aanknopingspunten voor het gebruik van APAP bij diagnose, maar validatie is noodzakelijk. Bij titratie zijn de geschatte drukken lager dan met CPAP, maar desondanks werden geen verschillen in klinisch effect gevonden.. Schattingen van kosteneffectiviteit geven aan dat er in sommige situaties
Eerste auteur, jaartal .{Verse, 2001 6 /id}
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
B
5 maart 2000systematische review
Medline met de keywords "OSA" and "OSAS" gaf 123 artikelen, waarbij nog 86 artikelen werden toegevoegd uit de referenties.
Review naar nieuwe trends in diagnose en behandeling van OSAS over de laatste 3 jaar
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
13 artikelen over APAP
. (Ficker et al. 1997)
B
CCT, cross-over design
N=25
De effectiviteit en acceptatie van APAP vergeleken met n-CPAP in de behandeling van OSAS patiënten.
PSG Auto-CPAP
PSG CPAP
(Ficker et al. 2003)
A2
Een RCT
N=100
in100 OSAS patiënten op PSG (mean AHI 47.9 +/- 22.6), slaperigheid overdag (Epworth sleepiness scale, ESS 12.6 +/- 3.9)
PSG2e behandelnacht APAP-FOT (n=50)
PSG 2 behandelnacht n-CPAP (n=50)
e
8 patienten met APAP geen AHI<5, met nCPAP op 3 na effectief in AHI<5
de RDI in beide groepen genormaliseerd (AHI 4.7 +/- 5.3 vs. 3.7 +/- 3.4; er was geen verschil in ESSscores (6.6 +/3.6 vs. 7.0 +/3.4; n.s.) en slaapparameters,
Resultaten
voordelen bestaan. . APAP wordt door sommige groepen gebruikt om de optimale CPAPdruk te titreren, wegens kosten-effectiveit overwegingen en gemak. Slechte resultaten worden ook aangegeven: neusmondlekken, een hoog aantal centrale apneus, ventilatoire instabiliteit, en bij status na UPPP en een hoge weerstand in bovenste luchtweg Therapeutische effectiviteit significant minder met APAP; Geen gemiddelde lagere therapeutische druk over de nacht, geen betere compliance Gemiddelde behandeldruk met de APAP-FOT significant lager dan tijdens n-CPAP (6.0 +/- 2.0 vs. 9.0 +/- 1.8 mbar; p < 0.001). Geen verschil in effectiviteit en acceptatie
Opmerkingen
De effectiviteit van APAP(12 artikelen) zou gelijkwaardig zijn aan nCPAP. Er zouden geen voordelen zijn boven constante nCPAP., behalve een efficiëntere CPAP titratie en word gebruik bij non-responders op nCPAP ter overweging gegeven
Niemand had voorkeur voor APAP
8.3. Wanneer is BilevelPAP geïndiceerd in de behandeling van patiënten met OSAS? Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
(Gay et al. 2006)
A1
Sytematic review
Literatuursearch 342 artikelen. Uiteindelijke search beperkt tot bewijs op niveau I (RCT met geringe alpha en Beta fout) en niveau II: (RCT met grote alpha en Beta fout). Geëvalueerd werd de thuisbehandeling met CPAP of NBL na een split-night diagnose and titratie met gelijktijdige PSG in een slaap laboratorium bij 27 nieuwe patiënten (22 men) met OSASklachten maar zonder medische of slaap stoornissen
Vraag 5: Evaluatie van het gebruik van bilevel PAP therapie voor patiënten met OSAS en andere slaapafhankelijke ademhalingsstoornisse n
Stabiel chronisch hartfalen (CHF)
Slaapafhankelijke ademhalingsregulatiest oornisen (SAARS) zich uitend in centrale slaap apneus (CSA) en Cheyne Stokes Respiratie (CSR).
Standards of Practice Committee of AASM.
{Gay, 2003 61 /id}
(Nadar et al. 2005)
randomized,gecon troleerde, dubbelblind trial.
A1
Meta-analyse 7observational case series 7 RCT studies, 1 CT crossover studie, 9 RCT bij acuut pulmonaal oedeem.
DE BEHANDELING VAN OSAS PATIËNTEN MET CPAP WERD VERGELEKEN MET EEN NIEUWE BILEVEL (NBL) THERAPIE. CPAP TITRATIE WERD UITGEVOERD BIJ RDI+10-100 TIJDENS PSG, NADIEN GEVOLGD DOOR NBL TITRATIE BEHANDELING WERD AT RANDOM EN DUBBEL BLIND INGESTELD OP
Diagnostisc he test
Behandeling met CPAP and NBL reduceerde de RDI tijdens titratie op een gelijkwaardig niveau: (7.6 +/- 11.9/uur vs. 3.7 +/4.4) gedurende1 maand .
Controle (referentiet est)
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
Na 1 maand geen specifiek groepverschil in compliance in aantal nachten van > 4uur gebruik (CPAP, 80.5 +/- 24 vs NBL, 77.6 +/24.8) en aantal uur gebruik per nacht (CPAP, 5.6 +/- 1.4 hours/night vs NBL, 5.6 +/1.7).
Gelijkwaardige verbeteringen werden gezien bij ESS en Functional Outcomes of Sleep Questionnaire
The NBL blijkt even effectief als CPAP voor de behandeling van OSAS maar heeft geen voordeel boven CPAP bij nieuwe patiënten
CPAP vermindert de symptomen van CHF, verbeterd li. ventrikelfunctie en zuurstofverzadigin g, is beperkt in reductie van SAARS . Bij acuut pulmonaal oedeem, verbetert NIPPV hemodynamische indices van het hart, de symptomen en zuurstofverzadigin g.
NIPPV heeft lager intubatiebehoefte dan controle in acuut CHF (-029 [0.39, -0.18 ]) CPAP alleen effectief bij combinatie CHF en SAARS. Nadere studies zin nodig om de rol van NIPPV in de behandeling van CHF vast te stellen.
Er zijn studies die twijfelen aan de veiligheid en hogere incidentie van hartinfarct aangeven.NIPPV en CPAP biedt een aanvullende behandelingsmogelijkheid bij patiënten met acuut pulmonaal oedeem en CHF, als ze niet in aanmerking komen voor intubatie. of conventionele therapie onvoldoende effect.
8.4. Op welke wijze wordt CPAP getitreerd? Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Berry RB 2002
Level
Sytematic review
Berry RB 2002
Level
1
1
Sytematic review
Patiëntenpopulat ie (steekproefgroott e) 320 pat. In 11 RCT studies Hiervan 2 xlevel I, 2xlevel IV en 7 level II
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
OSAS zonder co-morbiditeit, CSAS of andere slaapandoening
Gesuperviseerdkli nische PSG in slaaplab met APAP
Gesuperviseerd klinische PSG in slaaplab met standaard CPAP manuele titratie
AHI
APAP titratie in ZH is effectief en tenminste gelijkwaardig aan standard manuele CPAP titratie (gouden standaard.
Betreft APAP titratiie in ziekenhuis bij ernstig OSAS>30
172 pat. in 4 RCT studies Hiervan 1 x level I, 3xlevel Ilevel II
OSAS zonder co-morbiditeit, CSAS of andere slaapandoening
PSG in slaaplab met APAP al of niet gesuperviseerd gevolgd door CPAP met gefixeerde druk 6w tot 8 maanden
Gesuperviseerd klinische PSG in slaaplab met standaard CPAP manuele titratie
Efficacy APAP vs standaard manuel titratie titratie voor chr. gebruik CPAP (fixed)
APAP titratie tenminste even effectief als gouden standaard titratie ESS, compliance, AHI, druk allen statistisch niet sign.verschillend In grootste studie (112pat) CPAP-failure met APAP lager (13 vs 2%).
Betreft APAP titratiie in ziekenhuis bij ernstig OSAS>30
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Berry RB 2002
Level
Sytematic review
Planès C.2003
2
1
Prospective randomized
Patiëntenpopulat ie (steekproefgroott e) 203 pat. In 9 RCT, ctrossover, ,single of dubbel blinded studies, Hiervan 8x level II en 1x level I
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
OSAS zonder co-morbiditeit, CSAS of andere slaapandoening
Gesuperviseerdkli nische PSG in slaaplab met APAP
Gesuperviseerd klinische PSG in slaaplab met standaard CPAP manuele titratie
Gem (mean of mediane)CPAP druk
APAP titratie in ZH is effectief en tenminste gelijkwaardig aan standard manuele CPAP titratie (gouden standaard.) 8 studies lagere (3-0.8 cm) 1x hogere druk (0.4 cm)
Betreft APAP titratiie in ziekenhuis bij ernstig OSAS>30
35 pat. 18 APAP thuis 17 Controle
AHI >30 >80% obstructieve events Geen co-morbid Geen eerdere OSAS th.
APAP thuis (nr 18) met instructie thuis door verpleegkndige
Gesuperviseerd klinische PSG in slaaplab (no 17 pat) middels manuele standaard CPAP titratie
Efficacy CPAP, slaperigheid (ESS), kosten, behandelingstijd
Geen verschil in efficacy: AHI, SO2, TST, WASO, Arousals,, REM%, ESS, CPAP gebruik Bij start en na 2 m tussen beide groepen. Tijd tussen diagnose en start th. veel korter en kosten lager bij APAP
Ernstig OSAS AHI 58 ESS 15 BMI 32 54 jaar
2 m follow-up in APAP mode (met bandbreedte van +2 tot -4 cmH20 rond max.druk waarde van titratie)
2 m follow-up in gefixeerde CPAP mode 2x PSGin ZH bij start en na 2 maanden
Statistsich signif. Groepen rel. klein Gebruik zelfde type (REM+ APAP) CPAP voor thuis in de automode in ZH in de standaard mode
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Cross 2006
1
Prospective randomized single blinded parallel group controlled trail
Masa JF 2004
1
Prospective Randomized controlled
Patiëntenpopulat ie (steekproefgroott e) 200 OSAS pat.: 100 Controle 100 ACPAP thuis
360 pat. Groep1 106 pat Groep2 102 pat Ref.groep 107 pat
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
Geen eeder CPAP gebruik. ESS>10, of slaperigheid bij autorijden of werk. PSG ZH: AHI>15 (nr:111) PG thuis;AHI>25 (nr:89) Exclusie: comorbiditeit , andere slaapandoening
ACPAP thuis (spirit ResMed)
Gesuperviseerd klinische PSG in slaaplab 1 nacht middels APAP Na 95% berekening over gezet op standaard (S6 ResMed) CPAP voor 3 m
Prim: Subjectieve EDS: ESS Objectieve EDS: Osler CPAP gebruik
ESS,Osler, QOL, CPAPdruk, CPAP gebruik na 3 m in beide groepen geen verschil bij baseline en zelfde herstel na 3 maanden
Ernstig OSAS AHI ~45 ESS 15 BMI 34 50 jr
AHI >30,ESS>12 18-70 jaar partner + Geen eeder CPAP gebruik. Geen comorbid. Geen CSAS Geen levensbedreigendOSA
1.AutoCPAP titratie thuis 1-3 nacht (Auto-set T) gevolgd door gefix.CPAP vs 2.CPAP met druk instelling volgens Formule met aanpassing dag 15 en 30 op klachten
Gesuperviseerd klinische PSG in slaaplab (no 107 pat) middels manuele standaard CPAP titratie waarna door met gfix.CPAP
Prim: AHI, ESS,
Na 12 weken geen statist. sign. verschillen in AHI, ESS , CPAP-druk, , compliance en CPAP stoppers. QOL resultaten niet eenduidig interpreteerbaar
Zeer Ernstig OSAS: AHI gem 62 en ESS gem 15 .BMI=33 51jr gem
Na 95% berekening over gezet op standaard (S6 ResMed) CPAP voor 3 m
Bij start en na 12 weken PSG
QOL( 2 testen)
Sec.: CPAP druk QOL (4 testen) % stop CPAP bijwerkingen CPAP compliance
QOL bij baseline ACPAP groep lager, daardoor wellicht minder verbetering Formule:hogere AHI na 12 w dan controle en groep1 (niet significant,;echter formule begrensd op max. druk 9 cm)
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
(Gay et al. 2006)
A1
Sytematic review Standards of Practice Committee of AASM.
(Gay et al. 2006)
A1
Sytematic review Standards of Practice Committee of AASM.
(Gay et al. 2006)
Level IV
Sytematic review
Patiëntenpopulat ie (steekproefgroott e) Literatuursearch 342 artikelen. Uiteindelijke search beperkt tot bewijs op niveau I (RCT met geringe alpha en Beta fout) en niveau II: (RCT met grote alpha en Beta fout).
Literatuursearch 342 artikelen. Uiteindelijke search beperkt tot bewijs op niveau I (RCT met geringe alpha en Beta fout) en niveau II: (RCT met grote alpha en Beta fout).
Literatuursearch 342 artikelen. Uiteindelijke
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Review 140 artikelen, 28 geselecteerd; 2 level I; 2 level II; 24 level IV studies.
Gesuperviseerde Full PSG (SN) in een slaap lab.: Reproduceerbaarheid van de CPAP titratie.
Volledig gesuperviseerde PSG in het slaaplab.
Vergelijkingsstudies: 7 splitnight studies
13 studie level IV Geen vergelijkbaar patiënt controle beschikbaar
Uitkomstmaten
9 studies effect op slaapkwaliteit, niet alle diagnostiek en controle PSG. Per studie10-95 patiënten, merendeel man, 48-57 jaar. RDI= 25-97/uur, effectieve CPAP druk 8-10 cm H2O, Na therapie RDI=29.
Resultaten
Opmerkingen
Acceptatie 7494%, follow up 21-784 dagen; compliance machine data 4.7-7.6 uur
Weinig studies met mild ziektebeeld. 1 studie follow-up na 2 en 8 maand reductie 1-2 cm H2O, niet na 20 maand. e 1studie:`waarbij in 2 instantie naar beneden wordt getitreerd geeft een lagere CPAP-druk van 9.5 naar 8.9 cm.
Rugligging en REM slaap is belangrijk voor effectieve druk. Lichaamshouding gerelateerd aan RDI, BMI en REM.
6 studies Level IV, 1 level II
Geeft Split-night studie (SSN) vs. gesuperviseerde Full-Night PSG (SFN) een adequate CPAP druk?
SN gevolgd door CPAP titratie FN PSG 2 weken later.(n=20 pt
Groep met druk van 12 naar 9.5 vergeleken met groep met een onveranderde druk 12 cm H2O.
Geen verschil in ESS, slaapkwaliteit en gewenning, geen verschil in Compliance
Groepen niet volledige vergelijkbaar, confounding door 2 weken verschil tussen SN en FN.
2 studies n > 50
Adequate CPAPdruk?
SSN vergeleken met SFN PSG, AHI=77
Studie ernstig OSAS matched controlled studie
62% zelfde CPAP druk, 22% + 2.5 ; 6% +5 cm H2O.
Studie mild((RDI=24) OSAS: CPAPdruk SN=8.8 vs .FN=10.3 cm H2O
Lange termijn gebruik. (adherence)
SSN vergeleken met SFN PSG, AHI=49
22-27 maand gebruik
Geen verschil in CPAP druk, wel reductie in NR34, REM en TST.
Geen verschil in vermindering symptomen, klinische visites, en interventies SAASverpleegkundige.
Effectieve CPAP druk?
SSN versus SFN-PSG 27 lange termijn patiënten AHI=63
Vergeleken met ongematchte SFN CPAP titratie patiënten
Effectieve SSN CPAP niveau in 87% van de patiënten, initiële acceptatie 78%.
285 dagen later acceptatie 80%., 6.7 uur per nacht
Gesuperviseerde Dagstudie volledige PSG (SD-
SD-PSG vs. SFN-PSG.
AHI, Laagste SaO2, BMI, wel trend in baseline
Geen verschil in effectieve CPAP druk, aantal
Trend meer succes in de nacht vs. dagtitratie groep (84
2 studies, level IV ; patient Cohort-design
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek Standards of Practice Committee of AASM.
Patiëntenpopulat ie (steekproefgroott e) search beperkt tot bewijs op niveau I (RCT met geringe alpha en Beta fout) en niveau II: (RCT met grote alpha en Beta fout).
Inclusiecriteria
Diagnostische test
matched voor leeftijd, geslacht, BMI en ernst van OSAS
PSG)
Controle (referentietest)
Studie 32 patiënten in elke groep RDI=60
14 patienten, RDDI>80
SD-PSG vs. SFN-PSG.
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
ESS: succesvol ESS=15.9; niet succesvol: ESS=10.2; P=0.7)
uitval, en (gedeeltelijk) complete titraties (88%).
vs 69%). De overall succes rate in deze studie is lager. Geen voorspellers voor succesvolle dagtitratie.
85% van elke groep gebruikt CPAP met verbetering van slaperigheid overdag
Gebruik 4.5 uur per nacht
Zelfde CPAP druk = 12. reductie naar RDI<10
Thuis studies ambulante PSG andere richtlijn (Gay et al. 2006)
Level I
Sytematic review Standards of Practice Committee of AASM.
(Montse rrat et al. 1995)
Level
(Gay et al. 2006)
Level
RCT
N= 41 patiënten; 3 F
Sytematic review
Literatuursearch 342 artikelen. Uiteindelijke search beperkt tot
III
IV
Literatuursearch 342 artikelen. Uiteindelijke search beperkt tot bewijs op niveau I (RCT met geringe alpha en Beta fout) en niveau II: (RCT met grote alpha en Beta fout).
Standards of
Level I
Level IV
patiënten met OSAS met mean (SD) leeftijd 52 (10) jr. BMI: 31.5 (4.4) kg/m2,RDI 53(16)
1 publicatie: Level IV studie,
Gesuperviseerde partiele PSG in slaaplaboratorium. Effectiviteit van respiratoire monitoring om optimale CPAP niveau te bepalen Bruikbaarheid Forced Oscillatory Technique (FOT) voor cpap titratie Titratie tijdens PSG in het slaaplaboratorium Niveau van druk verhoogd tot verdwijning respiratoire parameters
Thuisstudie gesuperviseerde partiele PSG 1 studie na FN PSG
FN ziekenhuislabo), a randomized FN PSG
RDI=50 groep: geen verschil in effectieve CPAP niveau FOT verstoorde slaap niet.
titratie tijdens polygrafie van respiratoire parameters op de afdeling pulmonologie
CPAP niveaus PSG: (9.34(2.2) versus PG: 9.68 (2.1) cm H2O Accuratesse beide methoden vergelijkbaar
Compliance data
CPAP10.3; acceptatie: 13 van de 17 patiënten,
Geen Compliance van slaapgegevens
Kwantitatieve index voor luchtwegobstruct ie gedurende CPAP titratie Er werd geen verschil gevonden in effectieve C PAP druk, nodig om de respiratoire parameters te stabiliseren behalve bij 1 patiënt.
Geen Compliance ,of sleepdata
Titratie tijdens PG zou voldoende zijn om CPAP druk te vinden bij klinisch duidelijk omschreven OSAS patiënten.
Bias: patiënten die niet voor volledige PSG in aanmerking wilden komen.
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek Practice Committee of AASM.
(Gay et al. 2006)
Level I
Sytematic review Standards of Practice Committee of AASM.
Patiëntenpopulat ie (steekproefgroott e) bewijs op niveau I (RCT met geringe alpha en Beta fout) en niveau II: (RCT met grote alpha en Beta fout). Literatuursearch 342 artikelen. Uiteindelijke search beperkt tot bewijs op niveau I (RCT met geringe alpha en Beta fout) en niveau II: (RCT met grote alpha en Beta fout).
Inclusiecriteria
Diagnostische test
retrospectief 17patienten
diagnose, CPAP titratie op basis van respiratoire paramaters en snurken
4 publicaties ter review, 3 Level IV
Thuisstudie niet gesuperviseerde partiële PSG:
1 Level I studie, RCT crossover 18 patiënten
Zelf instelling CPAPz thuis. Leeftijd=50 jr; AHI=40
Vergelijk met standaard FN PSG titratie
38 pt Level III,
Predictie vergelijking toegepast op 208 pt AHI=50
Vergelijk met standaard FN PSG titratie n=129
Validatiestudie predictievergelijking AHI=47
Vergelijk met standaard FN PSG titratie
AutoCPAP als titratie voor gefixeerde CPAP behandeling
APAP effect op reductie van de apneu-hypopneu index (AHI) en
329 pt Level III
(Ayas et al. 2004)
Level I
Meta-analyse en metaregressie van gepubliceerd e RCT trials
9 van de 57 (1980- juli 2003) geïncludeerde studies werden geanalyseerd op de effectiviteit (APAP) vergeleken met titratie met conventionele CPAP
Er werden 9 RCT-trials geselecteerd met n= 282 patiënten.
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
Resultaten
Opmerkingen
Sign verbering in beide groepen tot RDI<6.
Hoge uitval (25%) Kleine aantallen Geen verbetering in slaaparchitectuur
Duur: 7.2 uur per nacht na gemiddeld 13.4 maand.
verbetering van ESS APAP effect op reductie van de gemiddelde airway pressure Adherentie
Optimale CPAP druk vergelijkbaar rond de 10 cm H2O, met max. SD >2 in 3 patiënten. Adequate CPAP druk 8 vs 8.1 cm
84% adequaat binnen 2 cm H2O, 13 % te hoge predictie, 3% te laag gepoolde APAPCPAP behandelingseffe ct score : AHI = 0.20 events/u., 95% conf. l:[0.74,0.35], ESS: -0.56 [1.4,0.3] APAP verminderd toegepaste druk met 2.2 cm H2O [1.9,2.5]. tov CPAP gepoolde schatting van verbetering 0.20 uur per nacht ([0.16,0.57], P = .28)..
Belangrijkste predictie AHI, BMI en nekomtrek Te hoge pred.: mild apneu, minder zwaar Te lage pred: maskerlek, slechte slaap geen significant voordeel gevonden van APAP om de AHI of slaperigheid overdag te verminderen
Geen slaapstadia Geen adherence
Geen slaapstadia Geen adherence
APAP t.o.v. standaard CPAP geeft een reductie van de gemiddelde druk; Gelijkwaardig in adherentie, het onderdrukken van ademhalingsevents en verbeteren van subjectieve slaperigheid ste APAP niet de 1 keuze therapie OSAS. APAP nuttig bij thuistitratie,en opsporen van mondlek
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
(Gagna doux et al. 1999)
Level
RCT
(Fitzpatr ick et al. 2003)
Level`I
Patiëntenpopulat ie (steekproefgroott e) N=22
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
Resultaten
De toepasbaarheid van de P95 waarde voor behandeling met conventionele CPAP werd onderzocht door evaluatie van de compliance and effectiviteit van CPAP vastgesteld op APAP P95-druk tijdens routine PSG na 3 maanden bij 24 patiënten..
De gevonden P95 CPAP-druk van een autoCPAP titratietechniek gebaseerd op flowlimitation na uitsluiting van periodes met uitgesproken maskerlek kwam goed overeen met manuele titratie tijdens Full-Night PSG
PSG tijdens APAP titratie: reductie van RDI: 5.7 (+/-4.6) vs 69.6 (+/-29.8) n/h; p<0.001. P95 8.5- 15 cm H2O (mean: 11.2 (+/-1.6)). 2 pt geen followup..Evaluatie na 3 mnd therapie met CPAP-P95: compliance gebruik, ESS, thuis-polygrafie
Na 3 maand 18 van de 22 (82%) patiënten dagelijks CPAP: 5.25 (+/-1.82) h. ESS sign. vermindert (5 (+/-4.1) vs 11.4 (+/-5.4); p<0.05}
P95APAP druk is na 3 mnd. effectief in suppressie van respiratoire parameters; RDI= (4.1 (+/3.2) n/h) en lage O2di-4% = (3.6 (+/-4.5) n/h) met CPAP.
18 patiënten nog niet eerder met CPAP-behandeld: (16 man:50 +/- 15 jr,, RDI= 40 +/- 20 , nieuwe diagnose f OSAS.
tijdens CPAP titratie vastgestelde optimale druk versus thuiszelftitratie van CPAP beginnend met druk gebaseerd op predictie vergelijking..
Zelftitratie CPAP thuis Geëvalueerd werden compliance met CPAP, Slaap Apnea Quality of life index, Functional Outcomes of Sleep Questionnaire ESS, slaaparchitectuur, RDI en MWT
. Test voor en na CPAP behandeling in elke 5 week periode behandeling.
Beide methodes CPAP verbeterden objectieve and subjectieve maten van OSAS Geen verschil in effectiviteit tussen beide methoden
. Thuis zelftitratie is even effectief in de behandeling van OSAS als manuele titratie
III
I
Gerandomise erd , singleblind, twoperiod crossover trial .
Opmerkingen
8.5. Hoe kan compliance met CPAP behandeling verhoogd worden? Eerste auteur, jaartal (Gay et al. 2006)
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
Level I
Sytematic review
51 studies, 4 afgewezen. 23 Level I studies 14 Level II studies 8 level III , 1 level IV en 1 level V.
Geeft onmiddellijk begin met CPAP een andere CPAP acceptatie en Compliance vergeleken met uitstel van dagen tot. weken? At random CPAP na PSG 2 wk (groep 1) vergeleken met 6 maand (groep 2)
Standards of Practice Committee of AASM.
(Gay et al. 2006)
Level I
Sytematic review Standards of Practice Committee of AASM
Prospectief onderzoek
10 level I studies
4 level 1 RCT studies RDI=49 (Gay et al. 2006)
Level I
Level I
Sytematic review Standards of Practice Committee of AASM
RDI 60;60 Pt 34 trials evalueerden de interventies om CPAP gebruik en bijwerkingen in kaart te brengen. Merendeel casecontrol of case series designs.
Eerder begin CPAP na SN Acceptatie en Compliance objectief/subjectief gemeten
Diagnostische test
Compliance objectieve CPAP uren (machine teller)
Masker-interface
Uitkomstmaten
Resultaten
RDI: 10-30=5.2 +/-2.1 uur, na 3 maand; 4.8 +/_2.3 uur na 6 maand
Geen verschil in Compliance
Meer dan 4 uur per nacht gebruik, meer dan 70% vd nachten
Subjectieve en objectieve Compliance niet vergelijkbaar
Thuis-CPAP gebruik
CPAP 4.9+/-0.3 u p. nacht objectief vs 6.1 +/- 0.3 u subjectief
Placebo/
CPAP 3.7 +/- 0.4; na 4beiden 5.5 uurwk eff.. 89% +/-3%. Ernstig OSAS of AHI geeft betere Compliance
sham-CPAP Welke factoren beïnvloeden de Compliance
Effectiviteit CPAP
Opmerkingen
Geen verschil in Compliance
Invloed RDI/OSAS ernst op gebruik 12 Studies; 5 level I; 5 level II; 2 level III. Effect CPAP druk op CPAP gebruik 7 studies: 5 level I; 1 level IIII Level 1 RCT Level 1 RCT
Level I
Controle (referentietest)
Nasal, oral or
8 positieve, 4 negatieve: positieve invloed ernst OSAS op CPAP gebruik. Meeste auteurs geven een vage verwijzing of geven beperkte details. Therapeutisch vs sham CPAP Alle uitkomsten beter in therapeutische groep.
Data suggereren dat er weinig relatie is tussen druk en gebruik. Gebruik 5.4 uur vs 4.6 uur
CPAP gebruik met
Overschatten subjectieve Compliance.
Patroon CPAP acceptatie manifesteert zich de eerste week
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Educatie
therapie inclusief interface
full face masks 4 level 1 studies: RCT, cross over 1 uit 2 studies nasale vs orale masker Nasal pillows vs nasale masker
Verwarmde luchtbevochtiging
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten nasale CPAP langer dan met FF masker: 5.1 vs 4.7 uur.. Neus 3.8 uur, oraal 3.5 uur Nasal pillows vaker gebruikt, maar duur per nacht 223 min vs 288 min. Verbetering adherentie vergeleken met koude luchtbevochtiger
Verwarmde Luchtbevochtiging 6 studies
Resultaten
Opmerkingen
Minder droge neus en mond
Follow-up planning (Gay et al. 2006)
III check
Sytematic review
Behandeleffect
Standards of Practice Committee of AASM (Gay et al. 2006)
III
(Anders on et al. 2003)
B
check
Niv. 3
Sytematic review Standards of Practice Committee of AASM orale interface voor CPAP applicatie werd onderzocht in een RCT-singleblind crossover studie.: of arousals
Bijwerkingen inclusief apparaat falen; interface problemen ea bijwerkingen met CPAP. Orale maskers 4 weken te vergelijken met conventionele nasale maskers in 21 nieuwe OSAS patiënten (AHI= 85 +/- 36)
Reductie RDI, verbetering slaperigheid, psychologisch effect, quality of Life, systolische. Bloeddruk
Reductie RDI Reductie arousals Reductie ESS OSASsymptomen CPAP compliance CPAP druk CPAP bijwerkingen Maskervoorkeur
Succes en Compliance vaststellen in de eerste weken van gebruik
Verschil neus-oraal
RDI: [95%CI] = -4.6[10.1-1.0]/u; P = 0.06) Arousals -(-3.0 [-7.81.8]/u; P = 0.23). ESS (-0.7 [-3.1-1.7]; P = 0.20), geen verschil in scores (-7.7 [-17.72.4]; P = 0.052), compli (0.3 [-0.51.1]u/nacht; P = 0.50) CPAP druk (0.05 [0.66-0.76] cmH20; P = 0.73), CPAP bijw. (-2.0 [5.3-1.4]; P = 0.23), maskervoorkeur(P = 0.407
Beide interfaces hadden een significante verbetering van de PSG variabelen, ESS-scores, OSASsymptomen en CPAP compliance ten opzichte van baselinewaarden ( P < 0.05)
De studie`geeft aan dat voor behandeling van OSAS een orale toepassing van CPAP een gelijkwaardige effectiviteit heeft als nasale toepassing. Voor indicatie van de orale toepassing zijn aanvullende studies nodig
Eerste auteur, jaartal (Chai et al. 2006)
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
A1
2 reviewers bepaalden onafhankelijk studies voor inclusie Daarnaast werd geprobeerd om aanvullende ongepubliceerde gegevens te verkrijgen
RCTs Totaal 4 studies beantwoorden aan de inclusiecriteria Door het beperkte aantal vergelijkende studies is de optimale CPAP interface niet goed bekend..
Inclusiecriteria
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten
2 studies vergeleken neus masker met oracle mondmasker,
Compliance
Geen verschil in compliance na 1 maand gebruik: gem.diff.[95%CI]: 0.17 uur per nacht[0.54 tot 0.87]). Geen verschil in AHI, arousal index, minimum SaO2 ; ESS, of OSAS symptomen. Verschil compliance met groter % gebruik neusdop masker (neusdop 94.1+/8.3%; neus masker 85.7+/-23.5%, P=0.02. Intransaal masker minder bijwerking (P<0.001) en meer tevredenheid (P=0.001). Geen verschil in AHI, ESS of kwaliteitsscore
Fysiologische parameters
1 Studie met vergelijk neus masker met neusdop masker
A2
Compliance
Bijwerkingen
Fysiologische paramters 1 studie met vergelijk neus masker met full Face masker
A2
Compliance
ESS
(Haniffa et al. 2004)
Level
Level II
Level II
Data uit Randomised controlled trials (RCTs) werden door2 onderzoekers beoordeeld, waarbij werd geprobeerd aanvullende ongepubliceerde gegevens te betrekken RCT
RCT’s in de Cochrane Airways Group Sleep Apnoea Specialised Register (Januari 2004).waarin maatregelen om het aantal uren CPAP therapie te verbeteren werden onderzocht 24 studies met 1007 deelnemers..Elke mechanische interventie werd
Evaluatie van de effectiviteit van Mechanische interventies
APAP, parallel studies; 1 arm cross-overstudies
appreciatie versus vaste CPAP
BPAP ;parallel studies
Zelftitratie (Z-CPAP) Cross-overl studie verwarmde
Vs CPAP controle
Neus grotere compliance (gem. verschil: 1.0 uur per nachtt [95%CI 0.31.8]). Neus maskers zijn geassocieerd met lage ESS en was meest gewaardeerde APAP (13 studies: geen verschil n aantal uren gebruik: WMD 95% CI: 0.27 u. per nacht [-0.10 tot 0.90].. BPAP: 3 studies: geen verschil in compliance: WMD 95% CI: 0.08 u. [-0.55 tot 0.38 Z-CPAP: 1studie: 6.4 (SD 1.2)vs 6.7 (SD 1.7) Luchtbevochtiging 1
Resultaten
Opmerkingen Zie (Anderson et al. 2003)
Naast het gebruik van het Nasale masker als CPAP interface geeft de literatuur review aan dat neusdop maskers of orale maskers een bruibaar alternatief kunnen vormen in het geval dat het nasale masker niet getolereerd wordt.
Het full face masker kan niet worden aanbevolen als een eerste keuze interface, mar kan overwogen worden in geval van neusobstructie of droogte het gebruik van neusmasker beperkt.
Er is mogelijk een subgroep die beter reageert op APAP
effect van APAP het aantal uren gebruik in ongeselecteerde patiënten is onduidelijk,wanneer geëvalueerd was de voorkeur voor APAP, boven CPAP. Bewijs dat BPAP, zelftitratie en luchtbevochtiging een verbetering geeft in aantal uren
geen verschil compliance geen verschil compliance.
Aanvullende gerandomiseerde studies met grotere patiënten aantallen en van langere duur zijn nodig waarin de verschillende vormen van CPAP interface met elkaar worden vergeleken
Eerste auteur, jaartal
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie (steekproefgrootte)
Inclusiecriteria
vergeleken met constant CPAP.
Level III
II
Controle (referentietest)
luchtbevochtiging parallel studie psychologische en opvoedkundige / psychologische interventies (6 studies)) om het aantal uren gebruik CPAP te verbeteren
Level
Diagnostische test
controle-educatie CPAP; Telefoon contact korte cursus educatie, gedocumenteerde uitleg, extra ondersteuning, actieve stimulans
vs verbale instructie, vs controle door behandelaar vs mondelinge informatie vs basisondersteuning versus controle stimulans vs basisondersteuning
intensieve ondersteuning
(Schafe r et al. 1998)
Level III
Prospectief matchedcontrolled interventiestudie
Interventie van BPAP na CPAP falen
Inventarisatie van factoren die te maken hebben met CPAP falen met persisterende zuurstofdesat. door hypoventilatie
het effect van een BiPAP trial werd onderzoch
in 13 patiënten met OSAS onvoldoende reagerend op CPAP (Groep A) met ene persisterende AHI > = 5 of een gemiddelde SaO2 < 90%.;
vergeleken met een effectieve CPAP behandelde leeftijd- en AHI gematchte controle Groep B
Na 3 maanden BPAP
Uitkomstmaten
Resultaten
studie: 4.7 vs 4.5 uur; geen p waarde. slechts een kleine studie in patiënten met cognitieve gedragstherapie+CP AP gaf na 12 weken een betere compliance dan puur CPAP Geen van de overige interventies gaf een sign. verbetering, behalve in 1 grotere studie met intensieve ondersteuning met thuisbezoek waarbij een verbetering met uren CPAP gebruik optrad: 5.4 u. (sd 0.3) vs 3.8 (sd 0.4).. Groep A was meer obese (BMI: 44.2 +/7.7 vs 31.2 +/- 6.3 kg m-2; P < 0.001) en PaO2 in rust (P < 0.001);en tijdens inspanning. (P < 0.005) was lager; PaCO2 in rust was hoger (P < 0.001)en verergerde tijdens inspanning, terwijl de controlegroep verbeterde. verbeterden de bloedgassen tijdens waak significant voor PaO2 en PaCO2 (P < 0.05)
Opmerkingen gebruik ontbreekt. Er is wat bewijs dat psychologische en opvoedkundige maatregelen CPAPgebruik verbeteren, alhoewel studies met grotere aantallen en van langere duur nodig zijn ter bevestiging van kosten-baten effectiviteit.
Groep A langere tijd SaO2<90% (P < 0.0001); tijd SaO2<90% enige onafhankelijke factor geassocieerd met initieel falen van de CPAP therapie. (OR 1.13; 95% CI 1.0-1.2).
CPAP resistente OSAS-behandeling hebben een morbide obesitas en slechte bloedgaswaarden tijdens waak. Percentage tijd SaO2<90% tijdens slaap is onafhankelijk gecorreleerd met CPAP falen. BPAP in de controlegroep is adequaat voor de nachtelijke ventilatie en verbeterd bloedgaswaarden overdag als patiënt wakker is
9.1. Tot welke beperkingen kan OSAS leiden ten aanzien van werk en hoe kunnen deze worden vastgesteld? 9.1.1. Bewijstabel Beperkingen (cognitief en energetisch) Eerste auteur, jaartal
Mate Type onderzoek van bewijs
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria (indicatie, gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria) N.v.t. N.v.t.
Interventie (aantal patiënten)
Controle Studie Uitkomstmaten Resultaten (aantal duur / patiënten) followup
N.v.t.
N.v.t.
Hartenbaum B 2006
Amerikaanse richtlijn
Krumm
Enquete onder patiënten OSASvereniging gericht op ondervonden arbeidsproblematiek
Leden OSAS vereniging
Inclusie: diagnose OSAS gesteld. Exclusie: ouder dan 65 jaar en geen reguliere arbeid
233 respondenten (13.1%)
Onderzoek naar 3 geheugenprocessen die bij OSAS kunnen zijn aangetast
Patiënten die naar een slaapcentrum werden verwezen onder verdenking OSAS
Exclusie: ziekte die geheugen kan aantasten, neurologische aandoening, alcohol, drugs, medicatie
95 OSAS
Naegele 2006
B
N.v.t.
N.v.t.
96 controle
AHI > 5 en Neiging in slaap te bijkomende vallen, moeite met het diagnose of >15 vast houden van de aandacht Niet 85.8% omschreven concentratiestoornissen, wat criteria voor 60.5% diagnose OSAS aandachtproblemen, waren 69.1% problemen met herinneren, 45.5% moeite met aanleren nieuwe taken, 37.8% problemen met onregelmatige werktijden, 57.9% moeite met omgaan met anderen, 31.8% problemen t.a.v. fysiek zwaar werk, 12.4% moeite met monotoon werk, 17.2 % roblemen met repeterend werk en, 72.1% moeite met wakker blijven tijdens het werk. RDI>10 Vermindering van episodisch geheugen. Afname procedureel geheugen. Vermindering werkgeheugen.
Opmerkingen
Beperkte respons, onduidelijk hoe OSAS gedefinieerd is.
Thomas 2005
Cerebraal werkgeheugen in kaart brengen met MRI
OSAS
Minimaal 5 jaar klachten, 21/50 jaar, geen bijkomende ziekten
Onderzoek naar relatie tussen ernst van apnoes , niveau van fysiek functioneren en psychisch welbevinden
OSAS
Lichaamsgewicht Onduidelijk max 170% van normaal
Onderzoek naar neuropsychologisch functioneren bij sleepdisordered breathing (SDB)
Patiënten met Sleep-disordered breathing
Exclusie: bijkomende neurologische of andere aandoening
Sauter 2000 C
Evaluatie van objectieve en subjectieve aspecten van overmatige slaperigheid
Onbehandelde OSAS-patienten
Lojander 1999
C
Aguillard 1998
C
Prospectief Onbehandeld onderzoek naar effect OSAS-patiënten behandeling op functioneren bij OSAS Onderzoek naar OSAS functioneren van OSAS-patienten: inspanningstolerantie, subjectieve moeheid en slaperigheid
C
Hong 2003
Adams 2001
C
Onbehandelde OSAS, mannen 18/65 jaar, geen andere ziekte
15 mannen en 1 vrouw met OSAS
Dorsolaterale laterale prefrontale activiteit is verminderd, verbetering na behandeling
Niveau van fysiek functioneren hangt samen met subjectief welbevinden
100: 76 matige SDB, 24 ernstige SDB
RDI 5-30:matig; Afname werkgeheugen RDI > 30 (working memory), ernstig SDB verklarend geheugen ( declarative memory) en signaalonderscheiding (signal discrimination)
30 OSAS (6 vrouwen, 24 mannen), verdeel in matige groep en ernstige groep
RDI > 40: ernstig RDI kleiner: matig
49 onbehandeld OSASpatienten
OSAS 32 patiënten, gediagnostiseerd 5 vrouwen, in geaccrediteerd 27 mannen slaapcentrum
N.v.t.
AHI>5
Slecht overzicht over aantallen
Geen verschil in vigilantie, wel tussen objectieve en subjectieve slaperigheid
Slaperigheid overdag, verminderd functioneren overdag, somberheid en cognitieve functievermindering Geen relatie tussen Geen VO2max en AHI, wel controlegroep lagere VO2max bij OSAS. Subjectieve klachten over vermoeidheid lijken samen te hangen met verminderde fitheid. Vermoeidheid en slaperigheid zijn onafhankelijk van elkaar
Kotterba 1998
C
Onderzoek of bepaalde cognitieve afwijkingen predomineren bij OSAS
OSAS
Exclusie: neurotrauma in VG, cerebrale aandoening alcohol en drugs
31 mannen, N.v.t. van wie er 15 met CPAP werden behandeld
Ulfberg 1996
B
Dwarsdoorsnede Onderzoek om overmatige slaperigheid overdag op het werk en subjectief functioneren op het werk te evalueren Onderzoek baar somnolentie
Patiënten die naar een slaapcentrum zijn verwezen
Verwijzing naar slaapcentrum
2 groepen: 62 OSASpatiënten en 289 snurkers
2 groepen: 62 snurkers en 223 nietsnurkers
102 OSAS
86 controle
Petiau 1993 B
OSAS-patienten die naar slaapcentrum waren verwezen
Half jaar
ODI > 6, meer dan 45% van de totale slaaptijd obstructieve ademhaling
Slaperigheid en neiging in slaap te vallen; Cognitieve beperkingen, m.n. vigilantie, vermogen te concentreren, alertheid en aandacht. Zowel snurkers als OSAS-patienten ervaren meer functioneringsproblemen op het werk, meer slaperigheid overdag Slaperigheid gecorreleerd met AHI
Leeftijd en BMI het hoogst in de OSAS-groep
9.1.2. Bewijstabel Beperkingen in werk Eerste Mate Type onderzoek auteur, van jaartal bewijs
Interventie (aantal patiënten)
Krumm C
233 respondenten (13.1%)
Ulfberg B 1996
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria (indicatie, gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria) Enquete onder Leden OSAS Inclusie: patiënten OSASvereniging diagnose OSAS vereniging gericht gesteld. op ondervonden Exclusie: ouder arbeidsproblematiek dan 65 jaar en geen reguliere arbeid
Dwarsdoorsnede Onderzoek om overmatige slaperigheid overdag op het werk en subjectief functioneren op het werk te evalueren
Patiënten die naar een slaapcentrum zijn verwezen
Verwijzing naar slaapcentrum
2 groepen: 62 OSASpatiënten en 289 snurkers
Controle Studie Uitkomstmaten Resultaten (aantal duur / patiënten) followup
N.v.t.
2 groepen: 62 snurkers en 223 nietsnurkers
Niet omschreven wat criteria voor diagnose OSAS waren
ODI > 6, meer dan 45% van de totale slaaptijd obstructieve ademhaling
85.8% concentratiestoornissen, 60.5% aandachtproblemen, 69.1% problemen met herinneren, 45.5% moeite met aanleren nieuwe taken, 37.8% problemen met onregelmatige werktijden, 57.9% moeite met omgaan met anderen, 31.8% problemen t.a.v. fysiek zwaar werk, 12.4% moeite met monotoon werk, 17.2 % roblemen met repeterend werk en, 72.1% moeite met wakker blijven tijdens het werk. Bij 15.1% aanleiding voor verandering van werkzaamheden, 27.1% volledig arbeidsongeschikt Zowel snurkers als OSAS-patienten ervaren meer functioneringsproblemen op het werk, meer slaperigheid overdag
Opmerkingen
Beperkte respons, onduidelijk hoe OSAS gedefinieerd is, geen WAOgegevens, discussie ontbreekt. Wel duidelijk onderzoek gericht op arbeidsproblematiek in Nederlandse situatie.
Leeftijd en BMI het hoogst in de OSASgroep
9.2. Wat is de prevalentie van OSAS in de diverse beroepsgroepen? Eerste Mate Type onderzoek auteur, van jaartal bewijs
Patiëntenpopulatie
Inclusiecriteria (indicatie, gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria)
Heiskel 2002
B
Vergelijkend onderzoek met vragenlijsten en “job-exposure-matrix” naar mogelijke effecten van organische oplosmiddelen op de pathogenese van OSAS
Nieuwe patiënten met OSAS
Nieuw verwezen 443 mannen mannen in met OSAS slaapcentrum, OSAS d.m.v. polysomnografie aangetoond.
Edling 1993
C
Onderzoek naar voorkomen van OSAS bij mannen die werken met organische oplosmiddelen
Werknemers die bloot gesteld zijn aan organische oplossmiddelen
Als patiëntenpopulatie
Schmitt 2000
C
Alle medewerkers Bern 668 ingevulde N.v.t. Main Post Office vragenlijsten (45%), 532 mannen, 136 vrouwen Onderzoek naar risico 10.101 Alle Invullen op OSAS bij vrachtwagenchauffeurs vrachtwagenchauffeurs Berlin vrachtwagenchauffeurs, in Brazilië”, 30% eigen in campagne “Behind Questionnaire relatie met vrachtauto, 70% in the wheel onderhoudende auto baas factoren
Moreno, C 2004
Interventie (aantal patiënten)
66 men exposed to organic solvents
Controle Studie Uitkomstmaten Resultaten (aantal duur / patiënten) followup
Enerzijds N.v.t. 106 mannen bij wie OSAS in een slaaplab niet kon worden bevestigd, anderzijds en 397 in “populationbased reference group N.v.t.
N.v.t.
Blootstelling aan organische oplosmiddelen in arbeidzame verleden d.m.v. vragenlijst en jobexposure matrix. Onderscheid lage, middelmatige en hoge blootstelling
Geen hogere prevalentie vanOSAS bij mannen die met organische oplosmiddelen hebben gewerkt.
19.1% slaapapnoe
O.b.v. Epworth Sleepiness Scale
Opmerkingen
6% indicatie voor slaapapnoe •
•
26.1% hoog risico op OSAS Duidelijke relatie tussen roken, alcoholge bruik, druggebr uik en OSAS
Cave verwarring met toxische encephalopathie
Baumel, D 1997
Commentaar
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Pierce 1999
Editorial
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
D
Definitie o.b.v. klinische symptomen en slaapstudie± 2% vrouwen, 4% mannen. Definitie o.b.v. alleen slaapstudie: 9.1% mannen, 4% vrouwen Philadelphia truck-drivers 46% OSAS, latere studie 28%
9.3. Zijn er factoren in arbeid die OSAS bevorderen of in stand houden? Eerste auteur, jaartal
Mate Type van onderzoek bewijs
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria (indicatie, gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria) OSAS-groep, algemene referentiegroep en OSASreferentiegroep, invullen vragenlijsten
Interventie (aantal patiënten)
Controle (aantal patiënten)
443 OSAS
397 algemene referentie en 106 referentie OSAS
Opeenvolgende patiënten die onder verdenking OSAS werden verwezen naar slaapcentrum
763 opeenvolgende patiënten met verdenking OSAS: 320 OSAS, 443 snurkers
Random 3 jaar sample 296 mannen en 289 vrouwen uit register belastingdienst
66
Geen
Heiskel, B 2002
Relatie tussen OSAS en beroepsmatige blootstelling aan oplosmiddelen
Ulfberg 1997
B
Onderzoek of mensen die zijn bloot gesteld aan organische oplosmiddelen een hogere prevalentie van OSAS hebben
Edling 1993
C
Onderzoek Bloot gesteld aan naar organische voorkomen van oplosmiddelen OSAS bij werknemers (mannen) die zijn bloot gesteld aan organische oplossmiddelen
Idem
Studie Uitkomstmaten Resultaten duur / followup
N.v.t.
?
Geen statistisch significante relatie tussen beroepsmatige blootstelling aan oplosmiddelen en OSAS Mannen en vrouwen met OSAS of snurken bleke vaker aan organische oplosmiddelen te zijn bloot gesteld. Onduidelijk of de oplosmiddelen de oorzaak waren. !9.1% OSAS tegen 1.9 % in algehele populatie.
Opmerkingen
N.B.: o.b.v. abstract
N.b.: o.b.v. abstract
Cave verwarring met toxische encephalopathie. NB; O.b.v. abstract
9.4. Wat is de relatie tussen OSAS en verkeers- en bedrijfsongevallen? Eerste auteur, jaartal
Mate Type onderzoek van bewijs
Patiënten populatie
Inclusiecriteria (indicatie, gemiddelde leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria)
Interventie (aantal patiënten)
Controle (aantal patiënten)
Studie duur / followup
Uitkomst Resultaten maten
AHI > 5 én bijkomende diagnose (hypertensie, CVA, slaperigheid, Ischaemische hartziekte, insomnie, stemmingsstoornis) óf AHI >15 N.v.t
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Geen hard bewijs voor risicogroep toename kans op verkeersongevallen.
N.v.t
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t
OSAS-patiënten hebben 2-7x zoveel kans op een verkeersongeval. Hogere prevalentie OSAS onder vrachtwagenchauffeurs.
2342 vragenlijst 161 polysomnografie
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Grotere kans op ongeval bij OSAS
Hartenbaum B 2006
Evidence-based Richtlijn OSAS en rijvaardigheid
OSAS
Collop 2006
D
Commentaar n.a.v. door hen zelf geschreven evidence-based richtlijn (zie bovenaan tabel)
N.v.t
Howard 2004
C
Australische Beroepschauffeurs beroepschauffeurs van 98 at random geselecteerde bedrijven
Connor 2001
A1
Vragenlijstonderzoek onder beroepschauffeurs, polysomnografie bij klein deel van de beroepschauffeurs Systematische review naar causale rol tussen slaperigheid en verkeersongevallen (kwantificeerbaar)
Lloberes 2000
B
Zelf-gerapporteerde slaperigheid als risicofactor voor verkeersongevallen
Verdenking OSAS
Alle vergelijkende studies met controlegroep met metingen van blootstelling aan vermoeidheid, ongevallen en uitkomsten van verkeersongevallen: 18 cross-sectional studies en 1 case-control studie voldeden aan deze criteria. Verwijzing naar slaapkliniek onder verdenking OSAS, in bezit rijbewijs, onderzoek d.m.v. polysomnografie
18 studies
189 verdenking OSAS
Zwakke relatie tussen vermoeidheid en ongevallen. OSAS?
40 ziekenhuis medewerkers in bezit van rijbewijs
Vraag AHI >10 over verkeers ongevallen afgelopen 5 jaar
Significant meer verkeersongevallen, vaker van de weg in OSAS-groep. Siginificante relatie tussen zelfgerapporteerde slaperigheid en kans op verkeersongeval
Opmerkingen
Gaat over alle slaapstoornissen en klachten betreffende slaperigheid
Horstmann 2000
B
Retrospectief vragenlijstonderzoek naar slaapgerelateerde verkeers-, privé- en bedrijfsongevallen
Ulfberg 2000
B
Retrospectief onderzoek naar bedrijfsongevallen
Young 1997
C
Cross-sectional study
OSAS bewezen met 156 OSASpolysomnografie. Exclusie patiënten na uvulopalatopharyngoplastiek
Mannen die deelnamen aan een doorlopende studie naar het natuurlijke verloop van slaapademstoornissen
30-60 jaar, in bezit van rijbewijs, minimaal 1000 km per jaar gereden, afgeronde polysomnografie van minimaal 4 uur
160 mensen: qua geslacht en leeftijd vergelijkbare groep
3 jaar
AHI groter dan 10
740 patiënten 580 mensen met uit algemene slaapstoornissen populatie
10 jaar
913 patiënten ( 542 mannen en 371 vrouwen)
5 jaar AHI>5 verkeers ongevallen
Bij OSAS significant meer verkeersongevallen per 1 miljoen km. Grotere AHI in ongevalsgroep+ met CPAP minder ongevallen. Significant meer privéen bedrijfsongevallen in OSAS-groep, ook relatie met AHI Mannen: 2x zo grote kans op bedrijfsongeval voor ernstige snurkers en nam 50% (extra?) toe bij OSAS. Bij vrouwen in beide gevallen toename van 3x. Mannen met AHI groter dan 5 3x grotere kans op minimaal 1 ongeval, mannen en vrouwen met AHI groter dan 15 7x grotere kans op ongeval
O.b.v. abstract
9.5. Hoe kan de belastbaarheid van patiënten met OSAS worden vergroot? Eerste auteur, jaartal Ulfberg 1999
Mate van bewijs
Type onderzoek
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria (steekproefgrootte)
Diagnostische test
Controle (referentietest)
Uitkomstmaten Resultaten
C
Open label studie
152 OSAS-patiënten Apnoe-index ≥ 20 vastgesteld m.b.v polysomnografie
Vragenlijst en polysomnografie 6 maanden ná start behandeling met CPAP
N.v.t., omdat onderzoekers een controlegroep zonder behandeling onethisch vond.
Apnoe-index ≥ 20
Bij alle CPAP-gebruikers was de apnoe-index genormaliseerd. Van de 66% die vóór start CPAP t.g.v. moeheid werkproblemen ondervond, had nu nog 26% problemen op het werk door moeheid of slaperigheid.
Opmerkingen
9.8. Welke aanvullende maatregelen zijn nodig wanneer patiënten met OSAS anesthesie ondergaan? Eerste auteur, jaartal
Mate Type van onderzoek bewijs
Boushra 1996
D
Bryson 2004
D
Caplan 2003
D
Gross 2006
D
ASA practice guidelines for Management of the difficult airway ASA practice guidelines for perioperative management of patients with OSA
Gupta 2001
B
Retrospectief case control
Kaw 2006
D
Review van 62 artikelen
Patiëntenpopulatie Inclusiecriteria Interventie Controle (indicatie, (aantal (aantal gemiddelde patiënten) patiënten) leeftijd, geslacht, aantal patiënten, exclusiecriteria)
Studie Uitkomstmaten Resultaten duur / followup
Opmerkingen
Review 139 artikelen
Epidemiologie Pathofysiologie Aanbevelingen Evidence based Meningen over review dagbehandeling bij OSAS Algoritme voor Aanbevelingen moeilijke luchtweg voor onderzoek van luchtweg en uitrusting en behandelstrategieën Meta analysis Resulteert in preop. evaluatie aanbevelingen door en voorbereiding, deskundigen voor postoperatief perioperatieve zorg beleid: totaal153 artikelen Operatiepat met diagnose OSAS vooraf aan operatie of diagnose binnen drie jaar later
OSAS patiënten die heup of knievervanging ondergingen
101
101 patienten zonder OSAS met zelfde leeftijd,geslacht voor gelijke operaties door zelfde chirurg, met zelfde soort anesthesie
Frequentie van postoperatieve complicaties
Ernstige compl 24% in OSAS groep; 9% in controlegroep
Vooral cardiopulmonale compl. In OSAS groep. Thuis CPAP gebruikt: minder complicaties. Algehele of spinale anesthesie: geen significant verschil in aantal complicaties Pathofysiologie van hypoxemie en cardiovasculaire complicaties van OSAS. aanbevelingen
Kim 2006
B
Retrospectief case control
OSAS patiënten
Lavie 2000
B
Prospectief onderzoek
Volwassenen verwezen naar slaapkliniek met verdenking OSAS
Lofsky 2002
C
Ostermeier C 1997 Pang 2006
C
Reichmut 2005
A
patiënten die UPPP operatie hadden. Inclusie: PSG vastgestelde OSAS. Exclusie: kinderen, craniofaciale afw., pat met chron. tonsil hypertrofie
90
90 patiënten zonder OSAS voor endoscopische sinus operaties
2677
Review van 8 claims
Patiënten met onverklaarde postoperatieve adem- en hartstilstand
Case reports: 3 eigen casus Review 15 casus Retrospectief onderzoek
Casuïstiek van operatiepatiënten met OSAS
patiënten met (achteraf vermoede) OSAS
OSAS patiënten
Luchtwegchirurgie 118 als behandeling patiënten voor OSAS die 152 operaties hadden
Longitudinaal onderzoek
Volwassenen in Wisconsin sleep cohort
Patiënten opgenomen voor PSG
10 jaar Hypertensie= gebruik antihypertensiva of syst bloeddruk>140 of diast bloeddruk > 90 mm Hg
18
1387
Relatie ernst OSAS groep: OSAS /moeilijke 16.7% moeilijke intubatie intubaties. Controles:3.3%
Voorkomen van ernstige resp. complicaties nvt
Frequentie en aard van complicaties
Bekende DM of Nuchtere glucose boven 126 mg/dl
Risico op HT neemt toe met ernst van de OSAS
AHI<40: moeilijke intubaties conform controles AHI>40 : significant vaker moeilijke intubatie
AHI < 10 (= contr.gr): HT 22.8% AHI 10-30: HT 36.5% AHI 30-50: HT 46% AHI > 50: HT 53.6%
Adem- en hartstilstand worden toegeschreven aan gebruik van opiaten bij OSAS 13 casussen met en 5 casussen zonder complicaties 13.8 % complicaties: 1 luchtwegprobleem 5 x hypoxie 6 x hypertensie 4 x nabloeding AHI groep<15: 2.8 % DM AHI>15: 14.7% DM
Patiëntencasus worden niet beschreven. Aanbevelingen. Apneus na opiaten ongeacht via welke toedieningweg Hypoxie vnl bij pat. met preop. AHI > 60 en LSAT(zuurstofsat) < 80% CPAP gaf minder p.o. resp. complic.
Renotte 1995
C
Case reports
OSAS patiënten
Operatiepatiënten, 16 diverse operaties
Postoperatieve complicaties bij wel of niet NCPAP
1 pat, geen CPAP. dood na complicaties, waaronder ademstilstand. 1 pat, complicaties tot gebruik CPAP. 14 pat, pre- en postoperatief CPAP: geen compl
Geen beperkingen in postoperatief gebruik van analgetica in groep die preop en postop met CPAP werd behandeld.
Riley 1997
C
Retrospectief onderzoek
OSAS patiënten
UPPP of 182 maxillofaciale operatie als OSAS behandeling
Relatie risicofactoren en postop complicaties
Pat. met RDI > 40 En saturaties< 80% kregen nasale CPAP
Sabers 2003
C
Retrospectief Case control
Patiënten met dmv PSG aangetoonde OSAS en Resp Dist Ind > 10
Niet KNOoperaties in dagbehandeling
234
234 patiënten op dezelfde dag dezelfde operatie. Vergelijkbare leeftijd, geslacht, BMI
18.6 % moeilijke intubaties 70.5 % postop. Hypertensie Geen signif. saturatiedalingen OSAS groep 23.9% Controlegroep 18.8%
Siyam 2002
B
Retrospectief case control
OSAS patiënten
Operaties onder anesthesie met intubatie. Deel van operaties was behandeling van OSAS
36
77 Steeds twee opvolgende patiënten zonder OSAS voor gelijke operaties
Ulnick 2000
C
Prospectief niet OSAS patiënten gerandomiseerd
Operaties voor OSAS op afdeling voor ambulante chirurgie Operaties als behandeling voor OSAS en postop ICU bewaking
Retrospectief
Osas patiënten
3 jaar
Ongeplande zh opnames
Moeilijke intubatie
21.9 % moeilijke intubaties bij OSAS pat, 2.6 % bij controles
38
Complicaties
Geen complicaties
45
complicaties
Geen complicaties, alleen bij BMI > 35 meer kans op desaturaties
Comorbiditeit: in OSAS groep vaker DM en HT 4 OSAS pat. Postop tijdelijk luchtwegproblemen. Geen verschil aantal moeilijke intubaties Vaak preop NCPAP OSAS patiënten hadden vaker hypertensie. Geen correlatie ernst OSAS en proportioneel verhoogd risico op moeilijke intubatie Geen gegevens over aard van postoperatieve pijnstilling.