Internetwijsheid
Vaardigheden van kinderen met informatie op internet
Joost Schellevis Scriptie voor de opleiding Media, informatie en communicatie aan de Hogeschool van Amsterdam In opdracht van Stichting Krant in de Klas
Media, informatie en communicatie
Internetwijsheid Vaardigheden van kinderen met informatie op internet
Scriptie
Joost Schellevis RV405B
Opdrachtgever:
Stichting Krant in de Klas
Docenten:
August Hans den Boef Hugo Nierstrasz
8 september 2010
Op dit werk is de Creative Commons Attribution 3.0 Netherlands Licentie van toepassing. Ga naar http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/nl/ of stuur een brief naar Creative Commons, 171 Second Street, Suite 300, San Francisco, California, 94105, VS om deze licentie te bekijken. This work is licensed under the Creative Commons Attribution 3.0 Netherlands License. To view a copy of this license, visit http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/nl/ or send a letter to Creative Commons, 171 Second Street, Suite 300, San Francisco, California, 94105, USA. Foto omslag: 36clicks / iStockphoto
Voorwoord Met deze scriptie, over de internetwijsheid van leerlingen in het basisonderwijs, hoop ik de opleiding Media, informatie en communicatie aan de Hogeschool van Amsterdam te kunnen afronden. Ik heb voor dit onderwerp gekozen omdat ik denk dat internet het medium van de toekomst is, dat alle andere media voorbij zal streven – mits dat al niet is gebeurd. Vorig jaar had bijvoorbeeld slechts de helft van de Nederlanders nog maar een krantenabonnement (NRC Handelsblad, 2009), terwijl in dat jaar 93 procent van de mensen toegang tot internet had (CBS, 2009). Daarom denk ik dat het belangrijk is dat kinderen al in het basisonderwijs met het medium in aanraking komen en er kritisch mee leren om te gaan. Ik hoop dat deze scriptie hier aan kan bijdragen. Stichting Krant in de Klas heeft zich als opdrachtgever aan dit onderzoek verbonden. De stichting vindt het belangrijk dat kinderen leren om kritisch om te gaan met mediainhoud, waaronder die op internet. Ook wilde de stichting laten onderzoeken hoe gebruik van krantensites onder basisschoolleerlingen kan worden bevorderd. Van februari tot mei 2010 heb ik mijn onderzoek opgezet en voorbereidend literatuuronderzoek uitgevoerd. In juni 2010 heb ik mijn praktijkonderzoek uitgevoerd en de resultaten daarvan geanalyseerd. De tekst van deze scriptie is in juli en augustus 2010 geschreven. Bij het tot stand komen van deze scriptie waren meerdere mensen onmisbaar, bijvoorbeeld bij het vinden van een opdrachtgever, hulp bij het opzetten van mijn onderzoek of het ter beschikking stellen van lestijd en klaslokalen voor het uitvoeren van mijn onderzoek: August Hans den Boef, Lisette Hilhorst en Hugo Nierstrasz – Hogeschool van Amsterdam Fifi Schwarz – Stichting Krant in de Klas Errol Zijlstra – Basisschool De Fonkelsteen Tineke Has, Elly Leering en Marlies Vreedenburg – Basisschool De Hasselbraam De volgende personen wil ik graag bedanken voor de feedback die ze geheel belangeloos hebben willen geven op (delen van) mijn scriptie: Cris Hake, Dane Attix, Daphne van der Kroft, Dimitri Reijerman, Marlou, Martin Caine, Mitsai van der Horst, Ro Roelofs en Wouter Rutten. Onmisbaar waren uiteraard ook alle leerlingen van basisschool De Hasselbraam en basisschool De Fonkelsteen die aan dit onderzoek hebben willen meewerken. Joost Schellevis - Heerhugowaard, september 2010
Inhoud Samenvatting (Nederlands)
11
Summary (English)
13
1
Inleiding
15
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Probleemanalyse Doelstelling Probleemstelling Deelvragen Mediawijsheid en internetwijsheid
17 17 17 17 19
3 3.1 3.1.1 3.2
Opdrachtgever Stichting Krant in de Klas Resultaten Belang van opdrachtgever
21 21 22 22
4 4.1 4.2
Huidig aanbod Eigen aanbod Aanbod van derden
23 23 23
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Doelgroep Afbakening Basisscholen Interesses Mediagebruik Cognitieve vaardigheden Conclusie
25 25 26 28 28 31 33
6 6.1 6.2 6.2.1 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.4 6.4.1 6.4.2
Onderzoek Doel onderzoek Onderzoekspopulatie Scholen Opzet Vragenlijst Opdracht Techniek Uitvoering De Fonkelsteen De Hasselbraam
35 35 35 36 38 38 39 42 43 43 44
7 Onderzoeksresultaten 7.1 Tekstinhoud 7.1.1 Bericht Twitter.com
47 47 47
7.1.2 7.1.3 7.1.4 7.1.5 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.2.4 7.2.5 7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.4 7.4.1 7.5 7.5.1 7.6 7.6.1 7.7 7.7.1
Artikel Volkskrant.nl Artikel AD.nl Artikel GeenStijl Conclusie Herkennen van bronnen Twitter.com Volkskrant.nl AD.nl GeenStijl Conclusie Vergelijken van bronnen Twitter.com en Volkskrant.nl AD.nl en GeenStijl Conclusie Zoekopdracht Conclusie Websites van kranten Conclusie Tijdsduur Conclusie Conclusie Adviezen
51 55 59 64 65 65 67 68 70 72 73 73 75 77 77 81 81 84 84 85 85 87
8 8.1 8.2
Evaluatie uitvoering onderzoek Beoordeling door leerlingen Conclusie
89 89 90
9 9.1 9.2 9.2.1 9.2.2 9.3
Internetwijsheid verbeteren Digitale lesopdracht Zoekmachine Kosten Profilering website Conclusie
93 93 96 98 99 99
10 10.1 10.2 10.3
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Adviezen Concrete aanbevelingen
101 101 102 103
Literatuurlijst
105
Bijlage 1: Lesopdracht
109
Bijlage 2: Overzicht respondenten
119
Bijlage 3: Overzicht antwoorden lesopdracht
121
Bijlage 4: Overzicht tijdsduur invullen onderzoek
133
Bijlage 5: Tekst Twitter.com
137
Bijlage 6: Tekst Volkskrant.nl
139
Bijlage 7: Tekst AD.nl
141
Bijlage 8: Tekst GeenStijl
143
Bijlage 9: Resultaten zoekopdracht
145
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
11
Samenvatting (Nederlands) In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: Op wat voor manier kunnen leerlingen in groep zeven en acht van de basisschool in de les wegwijs worden gemaakt in de online nieuwsvoorziening in het algemeen, en in het bijzonder die van van dagbladen? Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Stichting Krant in de Klas (onderdeel van de branche-organisatie van dagbladen, de Nederlandse Dagbladpers), die zich richt op media-educatie voor jongeren en kinderen. De stichting zou graag zien dat er uit dit onderzoek een voorstel voortvloeit voor een gereedschap waarmee: 1. De vaardigheid van leerlingen om om te gaan met informatie op internet kan worden verbeterd. 2. Het gebruik van krantensites onder kinderen kan worden bevorderd. Stichting Krant in de Klas biedt zelf lesmateriaal aan om de mediawijsheid van kinderen en jongeren te verbeteren en het gebruik van kranten door kinderen en jongeren te stimuleren. Concurrentie is er onder meer van Kennisnet, Mijn Kind Online en Medialessen.nl. Doelgroep De doelgroep is afgebakend tot leerlingen in groep zeven en acht van de basisschool. Deze zijn over het algemeen tussen de 10 en 12 jaar oud, maar de doelgroep wordt in dit geval afgebakend tot leerlingen van 10 en 14 jaar. Uit onderzoek van de stichting Mijn Kind Online (Mijn Kind Online, 2008a) blijkt dat ruim driekwart van de kinderen tussen de 10 en 14 jaar meer internetles op school wil. Tegelijkertijd ziet slechts zeven procent van de leerlingen in die leeftijdscategorie ziet zijn leraar als iemand van wie over internet kan worden geleerd. Van de onderzochte leerlingen beschikten 22 van de 40 over een eigen computer; de helft van de leerlingen heeft ook een eigen internetverbinding. De activiteiten die leerlingen op hun computer ondernemen, blijken het doen van spelletjes, het beluisteren van muziek en het bekijken van filmpjes te zijn. Hun favoriete websites zijn YouTube, Hyves, Spele.nl en Google. Onderzoek Het praktijkonderzoek is een kwalitatieve analyse van een kleine onderzoekspopulatie. De representativiteit van dit onderzoek kan daarom niet worden gegarandeerd. Het praktijkonderzoek is uitgevoerd onder veertig leerlingen van groep zeven en acht van twee basisscholen in Heerhugowaard.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
12
Het praktijkonderzoek werd uitgevoerd door middel van een website met een vragenlijst. Leerlingen moesten teksten lezen en hier vervolgens vragen over beantwoorden over de inhoud van de tekst, en vervolgens teksten tegen elkaar afwegen en oordelen over de bron. Ook moesten ze twee keer een keuze maken tussen twee artikelen en moesten de leerlingen zelfstandig op internet op zoek naar nieuwsberichten. De internetopdracht was een geschikte manier om gegevens te verzamelen en leerlingen te toetsen. Uitkomsten Leerlingen weten sommige vragen over teksten redelijk te beantwoorden, maar vinden vooral de reden en de ‘hoe’ lastiger. Ook gaan ze de fout in met details. Het inschatten van het soort website ging in in het geval van GeenStijl moeizaam, maar in de rest van de gevallen goed. Het aanwijzen van bronnen verging de leerlingen alleen bij Twitter echt goed. Uit zichzelf oordelen de leerlingen slechts in enkele gevallen in hun antwoord over de betrouwbaarheid van de bron. Als de leerlingen op internet op zoek moeten gaan naar informatie, gebruiken ze in het overgrote deel van de gevallen Google. De leerlingen waren weinig kritisch bij het kiezen van nieuwsberichten en keken vaak niet kritisch naar de bron. Sommige leerlingen gebruikten irrelevante artikelen en de leerlingen zoeken vaak niet erg efficiënt. De leerlingen gebruikten nauwelijks artikelen van krantensites, terwijl zij wel een groot aantal kranten op konden noemen. Adviezen Ik adviseer Stichting Krant in de Klas om een digitale lesopdracht en een op leerlingen gerichte krantenzoekmachine op te zetten. De digitale lesopdracht zou leerlingen moeten helpen om bronnen beter te herkennen, teksten te beoordelen en informatie op internet te selecteren. Het systeem achter de online-lesopdracht zou docenten de mogelijkheid moeten bieden om de antwoorden van de leerlingen na te kijken. De beoordeling door de docenten zou vervolgens kunnen worden geanalyseerd, om lesmateriaal in de toekomst beter te maken. Een in kranten gespecialiseerde zoekmachine zou leerlingen kennis laten maken met krantenwebsites. De zoekmachine zou de websites van alle bij de Nederlandse Dagbladpers aangesloten kranten kunnen doorzoeken.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
13
Summary (English) The following research question is the focus of this paper: How can children in groups seven and eight of primary schools be educated about online news in general, and more specifically, newspapers’ websites? This research was performed for ‘Stichting Krant in de Klas’ (Newspaper in Class Association), a Dutch organisation that aims to educate teenagers and kids about media and which is part of newspaper industry organization ‘Nederlandse Dagbladpers’. The organisation would like to see a tool proposed which could help to: 1. Improve the skills children need to handle information on the internet. 2. Encourage children to use newspaper websites. ‘Stichting Krant in de Klas’ offers teaching materials to improve the media literacy of kids and teenagers and to encourage them to use newspapers. There are some competitors in the Netherlands, including Kennisnet, Mijn Kind Online and Medialessen.nl. Target group The target group is made up from primary school students from groups seven and eight. These students are generally between 10 and 12 years old, but here the target group was widened to kids between 10 and 14 years old. Research from the organisation Mijn Kind Online (Mijn Kind Online, 2008a) concludes that more than three out of four students between 10 and 14 years old want more lessons which made use of the internet. At the same time, only seven percent of the students see their teacher as someone who can teach them about the internet. In the research group, 22 out of the 40 students had their own computer. Half of the students had an internet connection in their bedroom. The students used their computers to play games, listen to music and watch movies. Their favorite websites were YouTube, Hyves (a Dutch social networking website which can be compared to Facebook or MySpace), Spele.nl (a website offering fairly simple games) and Google. Research The practical research consists of a qualitative analysis of a small research population. Therefore, it cannot be guaranteed that the outcome of this research will be representative for the entire target group. The practical research was carried with forty students from groups seven and eight from two primary schools in the Dutch city of Heerhugowaard.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
14
The practical research was carried out using a website containing a questionnaire. Students had to read texts and then answer questions about the text. Next, they had to determine the source of the text and compare two texts against each other. Then, they had to consider which of the two texts they would use. They also had to search for news articles on the internet by themselves. The questionnaire was a good way to get results and test the students. Results Pupils answered some questions about texts reasonably well, but found it hard to explain why and how an event occurred. They also make mistakes with details in texts. Estimating what type of website the children were visiting was difficult in the case of a popular Dutch weblog called GeenStijl, but went well in the other cases. Recognizing the source of news articles only went well in the case of Twitter.com. In only a few cases students judged the reliability of the news sources in their answers spontaneously. In most cases, if the students needed to search for information on the internet, they used Google. The students were not very critical in selecting news articles and were not critical about the source of the articles. Some students used irrelevant articles and the students did not search very efficiently. The students barely used articles from newspaper websites, even though they were able to name a large number of newspapers. Advice My suggest to ‘Stichting Krant in de Klas’ would be to develop a digital teaching assignment, as well as a newspaper website search engine aimed at children. The digital teaching assignment should help students in recognizing sources of information found on the internet, evaluate texts and critically select information found. The system behind the digital assignment should give teachers the ability to validate the answers given by the students. The validation done by the teachers could then be analyzed, improving the quality of future teaching assignments. A search engine specialized in newspaper websites should introduce pupils to newspaper websites. The search engine should crawl the websites of newspapers that are united under the organisation ‘Nederlandse Dagbladpers’.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
1
15
Inleiding
Figuur 1: Octopus Paul wijst de winnaar van de WK-finale 2010 aan... toch? (Koreman, 2010)
De bovenstaande foto werd op 7 juni 2010 geplaatst op Twitter. Op de foto zien we Octopus Paul, die de winnaar van de WK-finale tussen Nederland en Spanje aanwijst - tenminste, dat was de overtuiging van de Telegraaf-redactie, die deze afbeelding van Twitter haalde en op haar website publiceerde (Villamedia, 2010). In werkelijkheid had de bekende Duitse octopus-annex-waarzegger helemaal nog geen voorspelling gedaan en was deze afbeelding een bewerking van een eerdere prognose door de inktvis. Een paar dagen later deed de octopus pas zijn echte voorspelling (in het voordeel van Spanje, waarmee het zeedier het gelijk aan zijn zijde zou blijken te hebben). Informatietijdperk Als een professionele krantenredactie zoals die van De Telegraaf al moeite kan hebben met het beoordelen van internetinhoud op betrouwbaarheid, hoe zit dat dan met leerlingen op de basisschool? Mijn hypothese is dat die nog veel minder goed zijn in het selecteren en beoordelen van informatie op internet, omdat zij veel minder vaardig met media-inhoud zijn dan een journalist. Kinderen groeien anno 2010 op in een informatietijdperk. Was de verspreiding van informatie ooit eenrichtingsverkeer, sinds de komst van internet (en met name: sinds de komst van social media) is deze gedemocratiseerd. Iedereen kan nu met relatief weinig middelen een relatief groot publiek bereiken, bijvoorbeeld door een website op te zetten of diensten als Twitter, Wordpress.com en sociale-netwerksites als Hyves te gebruiken.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
16
Die informatie-revolutie heeft een keerzijde: het is op internet ook erg eenvoudig om misleidende en onbetrouwbare inhoud te verspreiden. In het geval van een onschuldige ‘hoax’, zoals bij octopus Paul, kan dat waarschijnlijk weinig kwaad. Het wordt vervelender als leerlingen onjuiste informatie gebruiken voor schoolopdrachten, bijvoorbeeld het maken van een werkstuk. Dat kan ze een onvoldoende opleveren. Ernstiger is het als zij beslissingen, gedrag of denkbeelden baseren op onjuiste informatie, doordat ze niet hebben geleerd informatie te onderscheiden en te selecteren. Kinderen kunnen op zogenoemde ‘pro-ana’-sites terecht komen, waar anorexia wordt verheerlijkt. Of ze belanden op een haaitzaaiend forum als Stormfront.org, waar de superioriteit van het blanke ras wordt gepredikt. Het is belangrijk dat kinderen deze sites weten te onderscheiden van betrouwbare websites en dat ze niet zonder slag of stoot geloven wat daar wordt beweerd. Onderzoek Hoe kan dat worden bewerkstelligd? Dat is de aanleiding voor dit onderzoek. Om deze vraag te beantwoorden, is het ten eerste nodig om te onderzoeken hoe leerlingen al omgaan met internet. Dat wordt getoetst met een lesopdracht voor groep zeven en acht van de basisschool. Kunnen de onderzochte leerlingen bronnen beoordelen, weten ze betrouwbare inhoud te onderscheiden van onbetrouwbare? Weten zij subjectieve van objectieve informatie te onderscheiden? Is dat niet of gedeeltelijk niet het geval, dan kan vervolgens aan de hand van onderzoeksresultaten een voorstel worden gedaan voor een manier waarop de internetwijsheid van leerlingen zou kunnen worden verbeterd. De lesopdracht is daarmee ook een testcase: is de lesopdracht een goede manier om hun internetwijsheid te verbeteren en te toetsen? Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Stichting Krant in de Klas. Speciale aandacht is er dan ook voor de websites van kranten. Weten leerlingen hun weg naar de websites van kranten te vinden? Gebruiken ze, bijvoorbeeld in een werkstuk, liever een artikel van een krantensite dan een artikel van een andere website?
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
2
Probleemanalyse
2.1
Doelstelling
17
Stichting Krant in de Klas wil leerlingen en jongeren - via het onderwijs - stimuleren om kranten te gebruiken, zowel op papier als online. De stichting ziet graag onderzocht hoe leerlingen in groep zeven en acht van de basisschool beter hun weg kunnen vinden naar en op krantenwebsites.
2.2
Probleemstelling
Op wat voor manier kunnen leerlingen in groep zeven en acht van de basisschool in de les wegwijs worden gemaakt in de online nieuwsvoorziening in het algemeen, en in het bijzonder die van van dagbladen? Toelichting Het gaat hierbij om ‘serieus’ nieuws. Stichting Krant in de Klas richt zich op alle soorten content van dagbladen en dagbladsites, maar voor dit onderzoek was het noodzakelijk om de onderwerpkeuze af te bakenen. Daarbij vond ik het zelf het interessantst hoe leerlingen omgaan met serieus nieuws, aangezien ik hier zelf de meeste affiniteit mee heb. Deze onderwerpkeuze geldt ook in de praktijktest die ik op scholen heb uitgevoerd. Ik schrijf voor Stichting Krant in de Klas geen concreet lesprogramma, maar een advies aan de stichting met voorstellen voor te nemen maatregelen. Overigens heeft dit onderzoek weliswaar betrekking op internet, maar is het onderzochte (het vermogen van leerlingen om met online media-inhoud om te gaan) niet onlosmakelijk verbonden met internet. Ook de mediawijsheid in het algemeen en leesvaardigheid spelen bijvoorbeeld een grote rol.
2.3
Deelvragen
Deelvraag 1: Wat is Stichting Krant in de Klas? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Welke doelstellingen en missie heeft de stichting? Welke activiteiten onderneemt de stichting? Welk belang heeft de stichting bij het onderzoek? Is er onderzoek gedaan naar de resultaten van de activiteiten van de stichting? Wat vinden docenten van het werk van Stichting Krant in de Klas? Door welke instellingen wordt de stichting gesubsidieerd?
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
18
Deelvraag 2: Wat is de doelgroep? 1. Wie behoort er precies tot de doelgroep? Wat is hun leeftijd en welk type onderwijs volgen ze? 2. Hoe is het mediagebruik van de respondenten? Gebruiken ze internet, kranten, radio, televisie, tijdschriften? In het bijzonder: gebruiken ze websites van kranten? 3. Wat zijn de favoriete activiteiten van die respondenten? Wat vinden ze leuk om te doen, wat vinden ze interessant? Deelvraag 3: Weten kinderen uit de doelgroep hun weg te vinden op nieuwssites, en in het bijzonder de websites van kranten? 1. Hoe vaardig zijn de kinderen uit de doelgroep met informatie? a. Hoe zoeken ze naar informatie? Via zoekmachines, of op andere manieren? b. Kunnen ze de informatie vinden die ze nodig hebben? c. Gebruiken ze meerdere bronnen? d. Gebruiken ze de websites van kranten? e. Weten ze bronnen te beoordelen op hun waarde? 2. Zijn de nieuwssites, en in het bijzonder krantensites, aantrekkelijk voor kinderen? 3. Hoe is de kennis van kinderen over maatschappelijke ontwikkelingen, en hebben ze hier belangstelling voor? Deelvraag 4: Wat is het huidige aanbod voor de doelgroep? 1. Wat zijn de concurrenten van Stichting Krant in de Klas? 2. Welk lesmateriaal over nieuwsvoorziening is er beschikbaar? 3. Welk materiaal is er buiten de les beschikbaar, bijvoorbeeld thuis? Deelvraag 5: Hoe kan de informatievaardigheid van kinderen op nieuwssites worden verbeterd? 1. Kan de informatievaardigheid van kinderen inzake nieuwsvoorziening worden verbeterd, en zo ja, welke aspecten? 2. Hoe kunnen deze aspecten in de praktijk worden verbeterd? 3. Hoe kunnen kinderen naar de krantensites worden gebracht? 4. In welke vorm kan hier door Stichting Krant in de Klas een concreet product van worden gemaakt?
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
2.4
19
Mediawijsheid en internetwijsheid
Mediawijsheid is een zeer breed begrip; bovendien verschillen de meningen over wat het begrip precies inhoudt. Vast staat dat mediawijsheid in ieder geval betrekking heeft op de mate waarin mensen (in dit geval: kinderen) in staat zijn media-inhoud te beoordelen en te selecteren. Daarbij zijn meerdere factoren belangrijk: capaciteiten als kritisch nadenken, maar ook leesvaardigheid, algemene kennis, intelligentie, opleidingsniveau, en bijvoorbeeld in het geval van online media: computervaardigheden. De Raad voor Cultuur hanteert de volgende definitie voor mediawijsheid: Mediawijsheid duidt op het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld. Raad voor Cultuur, 2005 Ik richt me specifiek op het kunnen vinden en selecteren van informatie op internet, omdat ik en mijn opdrachtgever denken dat dit op veel punten zou kunnen worden verbeterd. Om de discussie over het begrip ‘mediawijsheid’ uit de weg te gaan, introduceer ik de term ‘internetwijsheid’. Concreet komt dit neer op de volgende vaardigheden:
Kunnen vinden van informatie op internet Kunnen begrijpen en interpreteren van informatie op internet Informatie op internet kunnen beoordelen op criteria als betrouwbaarheid, kwaliteit Meerdere informatie-uitingen op internet met elkaar kunnen vergelijken
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
20
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
3
21
Opdrachtgever
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Stichting Krant in de Klas. In dit hoofdstuk bespreek ik de opdrachtgever en ga ik in op de activiteiten van de stichting, evenals het belang van de stichting bij het onderzoek.
3.1
Stichting Krant in de Klas
Stichting Krant in de Klas richt zich op media-educatie voor jongeren en kinderen. Zoals de stichting schrijft op haar website: ‘Stichting Krant in de Klas wil van jonge mensen kritische nieuwsconsumenten maken door hen via het onderwijs kranten te laten lezen.’ (Stichting Krant in de Klas, z.j a). De stichting zet dagbladen, zowel op papier als digitaal, in als lesmateriaal. Zo moeten de volgende drie ‘speerpunten’ van Stichting Krant in de Klas worden bevorderd: Mediawijsheid Taalvaardigheid Burgerschap De stichting onderneemt grofweg een drietal activiteiten (Stichting Krant in de Klas, z.j a). KiK voorziet scholen en docenten van gratis kranten, die tijdens de les kunnen worden gebruikt. KiK biedt lesmateriaal aan om het bespreken van de krant in de klas te ondersteunen, en voorziet daarnaast in docententrainingen en in gastlessen voor leraren in opleiding. KiK organiseert educatieve activiteiten zoals de ‘Krantenfoto Kinderjury’ en de ‘Scholierenpeiling’. Op internet worden daarnaast de diensten ‘nieuwsquiz’ en ‘krantentool’ aangeboden. Met de nieuwsquiz, die uit twaalf vragen bestaat, kunnen leerlingen hun nieuwskennis testen (Stichting Krant in de Klas, z.j b). De ‘krantentool’ is bedoeld voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en kan worden gebruikt om een eigen krant in elkaar te zetten (Stichting Krant in de Klas, z.j c). De stichting onderhoudt verder een website over kranten op internet (De Digitale Krant, z.j.) en de Krantenportal (Stichting Krant in de Klas, z.j. e), waarmee kinderen snel toegang kunnen krijgen tot websites van kranten die zijn aangesloten bij de branche-organisatie. Financiering Stichting Krant in de Klas is opgericht door en wordt gefinancierd door de Nederlandse Dagbladpers, de branche-organisatie van Nederlandse dagbladuitgevers (Nederlands Uitgeversverbond, z.j. a).
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
22
De NDP vindt het belangrijk dat jonge mensen kennis maken met de krant en leren deze kritisch te gebruiken. Daarom heeft zij haar mediaeducatieve en leesbevorderingsactiviteiten ondergebracht bij een aparte educatieve organisatie. KiK vertegenwoordigt daarmee alle Nederlandse dagbladen in het onderwijs. Stichting Krant in de Klas, z.j. d 3.1.1 Resultaten Jaarlijks vragen circa vierduizend docenten uit het primair en voortgezet onderwijs de ‘krantenservice’ bij Stichting Krant in de Klas aan, waarbij ze kranten krijgen aangeleverd voor gebruik in de les. Maandelijks worden bijna achtduizend lesopdrachten van de KiK-site gedownload. De docenten die werden benaderd voor het onderzoek (zie ook Hoofdstuk 6: Onderzoek) waren positief over de activiteiten van Stichting Krant in de Klas. Op De Fonkelsteen wordt het materiaal van KiK soms gebruikt. De school gebruikt het materiaal naar eigen zeggen niet elk jaar: “Het ligt er ook aan welke thema’s we zelf behandelen”, aldus leraar Errol Zijlstra. Op De Hasselbraam werd op het moment van schrijven het lesmateriaal van KiK in groep acht gebruikt; niet in groep zeven. De school is tevreden over het lesmateriaal en gaat in het schooljaar 2010-11 in zowel groep zeven als acht aan de gang met KiK-materiaal.
3.2
Belang van opdrachtgever
De stichting heeft er belang bij dat kinderen hun weg vinden naar krantensites. Dat blijkt ook uit de doelstelling van KiK: ‘Stichting Krant in de Klas wil kinderen en jongeren - via het onderwijs - stimuleren om kranten te gebruiken, zowel op papier als online.’ Daarnaast vindt de stichting het belangrijk dat kinderen overweg kunnen met de inhoud van online media, zowel op websites van kranten als daarbuiten. De stichting richt zich vooral op de omgang van leerlingen met media-inhouden. Hoewel de technologie in zekere mate bepalend is voor de wijze waarop mensen inhoud tot zich nemen, gaat het de stichting er vooral om dat leerlingen leren onderscheid maken tussen bronnen, kritisch moeten kunnen lezen en de informatie moeten kunnen vinden die ze nodig hebben. (Fifi Schwarz, 2010a). De stichting zou graag zien dat er uit dit onderzoek een voorstel voortvloeit voor een gereedschap waarmee: 1. De vaardigheid van kinderen om te gaan met informatie op internet kan worden verbeterd. 2. Het gebruik van krantensites onder kinderen kan worden bevorderd.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
4
23
Huidig aanbod
Er is op dit moment uiteraard al lesmateriaal om mediawijsheid te stimuleren, al dan niet op internet. In dit hoofdstuk bespreek ik kort het huidige aanbod voor de doelgroep van dit onderzoek.
4.1
Eigen aanbod
Stichting Krant in de Klas zelf biedt lesmateriaal aan om de mediawijsheid van kinderen en jongeren te verbeteren en het gebruik van kranten door kinderen en jongeren te stimuleren. Scholen kunnen dan gratis voor een bepaalde tijd de krant in de les krijgen; ook kan de krant bij leerlingen in het voortgezet onderwijs, het mbo en NT2 (onderwijs voor mensen met een andere moedertaal die de Nederlandse taal willen leren). Online worden de diensten ‘nieuwsquiz’ en ‘krantentool’ aangeboden door Stichting Krant in de Klas, evenals een website over kranten op internet en een ‘krantenportal’.
4.2
Aanbod van derden
De grootste ‘concurrent’ van Stichting Krant in de Klas op het gebied van online media-educatie is Kennisnet. Deze organisatie biedt onder andere een zoekmachine voor het onderwijs aan (Kennisnet, z.j.). Ook biedt de organisatie een online ‘lessenmaker’ aan. De organisatie heeft daarnaast samen met een aantal andere organisaties (de publieke omroep, Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, Instituut voor Beeld en Geluid en ECP-EPN) de site Mediawijzer.net opgezet, die informatie over mediawijsheid biedt (Mediawijzer, z.j.). Deze organisatie richt zich niet specifiek op kranten. Een stichting die zich net als Stichting Krant in de Klas richt op media-opvoeding en, bovendien, internet, is ‘Mijn Kind Online’ (Mijn Kind Online, z.j.). Deze stichting biedt echter geen online-diensten aan die zouden kunnen concurreren met eventueel online-aanbod van Stichting Krant in de Klas. Ook richt deze stichting zich niet op het onderwijs en heeft deze geen focus op kranten. Een site die wel zou kunnen concurreren met online-aanbod van KiK, is de site Medialessen.nl (Medialessen, z.j.). Deze site is een verzameling lessen, onder andere over mediawijsheid. De site biedt onder andere ook lesmateriaal van Stichting Krant in de Klas aan. De lesopdrachten zijn voor een groot deel niet online te maken.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
24
Tot slot is er nog een online ‘krantenzoekmachine’ (Kranten Zoekmachine, z.j.). Deze is echter niet erg gebruiksvriendelijk; de pagina is onlogisch ingedeeld en werkt niet intuïtief. De website De Digitale School kan eventueel concurreren met onlinelesopdrachten van Stichting Krant in de Klas, omdat DDS deze ook aanbiedt (De Digitale School, z.j.).
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
5
25
Doelgroep
In dit hoofdstuk bespreek ik de doelgroep van mijn onderzoek: wie behoort er tot de doelgroep, naar wat voor soort scholen gaan ze en wat zijn hun interesses? Ook ga ik in op hun gebruik van media en hun cognitieve ontwikkeling.
5.1
Afbakening
De doelgroep is afgebakend tot leerlingen die in groep zeven en acht van de basisschool zitten. Dit zijn over het algemeen leerlingen tussen de 10 en 12 jaar (Wikipedia, 2010 a). Leerlingen in het primair onderwijs zijn in geen geval ouder dan veertien jaar; dat is de wettelijke grens voor kinderen op de basisschool (Wet op het primair onderwijs, 1998). De leeftijd van de kinderen kan daarom op 10 tot 14 jaar worden vastgesteld. Hierbij kan het dilemma optreden dat 13- en 14-jarigen verder gevorderd kunnen zijn in hun ontwikkeling ten opzichte van 10-, 11- en 12-jarigen, en dus op belangrijke punten kunnen verschillen. Het aantal 13- en 14-jarigen in het primair onderwijs is echter relatief laag; vooral het aantal 14-jarigen is te verwaarlozen. Uit praktische overwegingen kan de groep 10- tot 14-jarigen in het basisonderwijs daarom als één groep worden behandeld. 13 jaar 2%
14 jaar; 284
12 jaar 16% 10 jaar 42%
11 jaar 40%
Grafiek 1: Aantal basisschooleerlingen (2009/'10). Bron: CBS, 2010a.
Het grootste deel van de Nederlandse basisschoolleerlingen tussen 10 en 14 jaar volgt het normale basisonderwijs; 5,7% van de leerlingen volgt het speciaal onderwijs (CBS, 2010a). De verhouding tussen jongens en meisjes ligt bij de leerlingen rond de 50 procent, al zijn er iets meer jongens dan meisjes. Vooral in de hogere leeftijdscategorieën is dat zichtbaar.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
26
100% 90% 80% 70% 60% 50%
Meisjes
40%
Jongens
30% 20% 10% 0% 10 jaar
11 jaar
12 jaar
13 jaar
14 jaar
Totaal
Grafiek 2: Verdeling jongens en meisjes (2009/’10). Bron: CBS, 2010a.
5.2
Basisscholen
Dertig procent van alle leerlingen in Nederland gaat naar een openbare school. Het grootste deel van, zeventig procent, gaat naar een zogeheten bijzondere school. Dit zijn in de meeste gevallen scholen die zijn gebaseerd op een levensbeschouwelijke grondslag, zoals het Rooms-katholieke of Protestants-christelijke geloof. Een onbekend deel van de overige bijzondere scholen is niet gebaseerd op een geloof; het gaat dan bijvoorbeeld om vrije scholen. Ook zijn er onderwijsvormen als het Montessori- en Jenaplanonderwijs. Het Jenaplan-onderwijs kenmerkt zich door zelfstandigheid, maar het meest opvallende aan de stroming is dat meerdere leerjaren (bijvoorbeeld groep drie, vier en vijf) worden gemengd in een klas. Er zijn ongeveer 220 Jenaplan-basisscholen met een onbekend aantal leerlingen (NJV, z.j.). Ook het Montessori-onderwijs kenmerkt zich door zelfstandigheid; het Montessori-concept gaat ervan uit dat leerlingen van zichzelf zijn gemotiveerd om te ontwikkelen en te leren. Volgens de Nederlandse Montessori Vereniging waren er in 1996 160 Montessori-scholen (NVM, z.j.). Het is onbekend hoeveel Montessori-scholen er op dit moment zijn; indien de groei van de tien jaar vòòr 1996 zich heeft doorgezet, zijn er anno 2010 meer dan 240 Montessori-scholen. Onduidelijk is of dat ook daadwerkelijk is gebeurd. In totaal waren er in het schooljaar 2008/’09 7223 basisscholen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
27
Overig niet‐ openbaar 8%
Openbaar 30% Rooms‐ katholiek 34% Protestants‐ christelijk 28%
Grafiek 3: Verdeling leerlingen over soorten scholen (2008/’09). Bron: CBS, 2010b.
Verreweg de meeste leerlingen gaan naar scholen met tussen de 200 en 500 leerlingen. Slechts een zeer klein deel van de leerlingen gaat naar scholen met meer dan 1000 leerlingen; basisscholen met meer dan 2000 leerlingen zijn er voor zover bekend niet in Nederland. 1200000
Aantal leerlingen
1000000 800000 600000 400000 200000
Schoolgrootte; 2217
0 0‐100
100‐200
200‐500
500‐1000
Grafiek 4: Verdeling leerlingen over schoolgrootte (2008/’09). Bron: CBS, 2010b.
1000‐2000
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
5.3
28
Interesses
Uit het onderzoek Jongeren, nieuwsmedia & betrokkenheid (Drok & Schwarz, 2009), dat in opdracht van de Hogeschool Windesheim en Stichting Krant in de Klas is uitgevoerd, blijkt dat jongeren (15 – 29 jaar) vooral zijn geïnteresseerd in onderwerpen als muziek, film en televisie. Nieuws scoort redelijk slecht in dit onderzoek; ‘internationaal nieuws’ bezet zelfs de laatste plek. Plaatselijk nieuws en nationaal nieuws doen het beter, maar blijven ook middenmoters. 71
65
60 49
47
46
42
40
36
36
36
34
33
33
29
Grafiek 5: Interesses van jongeren tussen de 15 en 29 jaar. Bron: Drok & Schwarz, 2009.
Uiteraard moet hierbij worden opgemerkt dat de jongeren uit het rapport ouder zijn dan de doelgroep van dit onderzoek. De resultaten geven echter een indicatie van interesses van jongeren in het algemeen.
5.4
Mediagebruik
Uit onderzoek van de stichting Mijn Kind Online (Mijn Kind Online, 2008a) blijkt dat leerlingen tussen de 10 en 14 jaar meer internetles op school willen. Ruim driekwart van de leerlingen uit die leeftijdscategorie wil dat. 37 procent van hen zegt op school nooit les over internet te krijgen en slechts zeven procent ziet zijn leraar als iemand van wie kan worden geleerd over internet. Uit de Jeugdmonitor van het CBS (CBS, 2010c) blijkt dat een groot deel van de 12tot 15-jarigen internet gebruikt; in 2009 ruim 80 procent. Er zijn geen onderzoeken naar het mediagebruik van jongeren onder de 12 jaar; een deel van de doelgroep van dit onderzoek.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
29
Uit mijn onderzoek blijkt gelukkig wel het een en ander over het mediagebruik van de doelgroep. Hierbij moet worden aangetekend dat de onderzoeksresultaten niet representatief zijn, doordat er een kleine onderzoeksgroep is gebruikt (meer hierover in §6.2: Onderzoekspopulatie). Nee; 0
Nee, maar ik mag op die van mijn ouders; 18
Ja, ik heb er zelf een; 22
Grafiek 6: Hebben de leerlingen een computer of internet?
Zo blijkt onder andere uit mijn onderzoek dat een merendeel van de leerlingen een eigen computer op de kamer heeft. De helft van de leerlingen heeft de beschikking over een internetverbinding op zijn of haar kamer. Nee, wij hebben geen internetverbi nding; 0
Ja, maar ik heb geen internet op mijn kamer; 20
Grafiek 7: Hebben de leerlingen thuis internet?
Ja, en ik heb internet op mijn kamer; 20
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
30
Surfen op internet 12%
Werken aan school, zoals werkstukken 12%
Spelletjes doen 22%
Chatten / MSN'en met vrienden 18%
Muziek luisteren 19% Filmpjes bekijken 17%
Grafiek 8: Waar gebruiken de leerlingen hun computer voor?
De activiteiten die leerlingen op hun computer ondernemen, blijken het doen van spelletjes, het beluisteren van muziek en het bekijken van filmpjes te zijn. Ook het bekijken van filmpjes en het chatten met vrienden is populair. Hun favoriete websites zijn YouTube, Hyves, Spele.nl en Google.
YouTube 18%
Overige 29%
Hyves 15%
Spel.nl 2% SpeelEiland.nl 3% Clipjes.nl Hotmail 2%
2% Habbo Hotel 4%
Google 10%
Grafiek 9: Welke websites bezoeken de leerlingen?
Spele.nl 15%
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
5.5
31
Cognitieve vaardigheden
Volgens de invloedrijke cognitieve-ontwikkelingstheorie van Jean Piaget leren kinderen door hun omgeving actief te verkennen. (Huitt & Hummel, 2003). Hoewel de ideeën van Piaget over de manier waarop kinderen zich ontwikkelen inmiddels veel kritiek te verduren hebben gehad en deels zijn achterhaald, biedt Piaget wel een bruikbare indicatie van de cognitieve ontwikkeling van kinderen op een bepaalde leeftijd. Piaget onderscheidt vier fases in de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Voor de doelgroep zijn er drie van belang. Fase Pre-operationele stadium (2-7 jaar)
Concreet-operationele stadium (7-12 jaar)
Formeel operationele stadium (12 jaar en ouder)
Kenmerken Symbolen kunnen iets representeren Egocentrisme; slecht inlevingsvermogen Focus op één object of gebeurtenis Ziet geen duidelijk onderscheid tussen werkelijkheid en fictie Kan basiselementen van een concept identificeren Logisch redeneren Minder egocentrisch In staat om concrete problemen op te lossen Nog moeite met systematisch denken Kan series van objecten herkennen op basis van kenmerken Kan meerdere aspecten van een probleem in overweging nemen Kan basiselementen van een concept beter identificeren Abstract denken Hypothetisch redeneren Denken is minder gebonden aan de concrete realiteit
Tabel 1: Voor de doelgroep relevante stadia cognitieve ontwikkeling volgens Piaget. Bronnen: Melod, 2008; Huitt & Hummel, 2003; Child Development Instititute, z.j.
Het verschilt per kind in welke fase hij of zij op een bepaalde leeftijd is. Sommige kinderen zitten op 12-jarige leeftijd al in het formeel operationele stadium, terwijl andere leerlingen zich op die leeftijd nog in het pre-operationele stadium bevinden.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
32
100% 90% Formeel operationele stadium (volledig)
80% 70%
Formeel operationele stadium (beginnend)
60% 50%
Concreet operationele stadium (volledig)
40% 30% 20%
Concreet operationele stadium (beginnend)
10%
Pre‐operationele stadium
0% 10
11
12
13
14
Grafiek 10: De Piaget-fase waarin de leerlingen zich bevinden. Bron: Huitt & Hummel, 2003.
Om te weten in welke fase de meeste kinderen uit de doelgroep zitten, is het nodig om de cijfers uit de voorgaande grafiek te vergelijken met CBS-cijfers van het aantal leerlingen per leeftijdscategorie. Dan is te zien dat het grootste deel van de leerlingen, 48 procent, begint aan het concreet-operationele stadium, terwijl 39 procent er al volledig in zit. Dat betekent dat bijna negen van de tien leerlingen uit de doelgroep zich in het concreet-operationele stadium bevinden. 8 procent zit nog in het pre-operationele stadium, terwijl 5 procent al begint aan het formeel operationele stadium. Het aantal leerlingen dat al volledig in het formeel operationele stadium zit, is vrijwel nihil. 0% 8%
5%
Formeel operationele stadium (volledig) Formeel operationele stadium (beginnend) 39%
48%
Concreet operationele stadium (volledig) Concreet operationele stadium (beginnend) Pre‐operationele stadum
Grafiek 11: In welke Piaget-fase zitten de leerlingen? Bronnen: Huitt & Hummel, 2003; CBS, 2010a.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
33
De meeste leerlingen uit de doelgroep zijn dus onder andere in staat om logisch te redeneren, concrete problemen op te lossen en een probleem van meerdere kanten te bekijken, terwijl een klein deel van de leerlingen al in staat is om abstact te denken en hypothetisch te redeneren. Een deel van de leerlingen blijft achter en focust zich nog veel op één object of gebeurtenis en kan geen duidelijk onderscheid tussen werkelijkheid en fictie zien.
5.6
Conclusie
De doelgroep bestaat uit leerlingen in groep zeven en acht van het basisonderwijs, in de leeftijd van 10 tot en met 14 jaar. Het grootste deel van hen gaat naar een zogeheten bijzondere school, die bijvoorbeeld rooms-katholiek of protestantschristelijk onderwijs biedt. 30 procent gaat naar een openbare school. Ruim driekwart van de leerlingen wil meer internetles op school. Slechts zeven procent ziet zijn leraar als iemand van wie kan worden geleerd over internet. Van de onderzoeksgroep had circa de helft een eigen computer op zijn of haar kamer. De helft van de leerlingen beschikt ook over internet op zijn of haar kamer. Kinderen gebruiken hun computer vooral voor het spelen van spelletjes, beluisteren van muziek en het bekijken van filmpjes. Hun favoriete websites zijn YouTube, Hyves, Spele.nl en Google.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
34
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
6
35
Onderzoek
Hoe heb ik dit onderzoek uitgevoerd? Dat is de vraag die in dit hoofdstuk centraal staat. Ik ga in op het doel van dit onderzoek, de onderzoekspopulatie die is gebruikt en de uitvoering van het onderzoek in de praktijk. Ik sluit af met een reflectie op de uitvoering van mijn onderzoek.
6.1
Doel onderzoek
Met dit onderzoek hoop ik aan te kunnen tonen hoe leerlingen omgaan met internet, hoe ze informatie zoeken, hoe ze bronnen waarderen; kortom: hoe vaardig ze zijn met informatie op internet, en wat een effectieve wijze is om hierachter te komen en hun vaardigheden te verbeteren. Dit onderzoek is uitgevoerd om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Met de resultaten van dit onderzoek kan deelvraag 3 (Weten kinderen uit de doelgroep hun weg te vinden op nieuwssites, en in het bijzonder de websites van kranten?) worden beantwoord. Op basis hiervan kan deelvraag 5 (Hoe kan de informatievaardigheid van kinderen op nieuwssites worden verbeterd?) worden beantwoord. Hieruit volgt het antwoord op de hoofdvraag. Daarnaast kan er dankzij mijn onderzoek meer informatie over de doelgroep worden vergaard. Er is bewust gekozen voor een kwalitatieve analyse van een kleine onderzoekspopulatie (hierover meer in §6.3: Opzet). De representativiteit van de onderzoeksgroep kan daardoor niet worden gegarandeerd. Conclusies die gelden voor de onderzoekspopulatie zijn derhalve niet zonder meer geldig voor de algehele doelgroep. Het onderzoek dient daarnaast een ander doel; het is in feite ook een testcase: Stichting Stichting Krant in de Klas is benieuwd of opdracht die in het kader van het onderzoek is ontwikkeld en aan de leerlingen is voorgelegd, een goede manier zou zijn om leerlingen te leren en te toetsen over online media-inhoud.
6.2
Onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie bestaat uit veertig leerlingen, afkomstig van twee basisscholen. Van elke school heb ik tien leerlingen uit groep zeven en tien leerlingen uit groep acht geselecteerd. De persoonsgegevens van de onderzoekspopulatie zijn te vinden in Bijlage 2: Overzicht respondenten.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
36
De onderzoekspopulatie is verkregen door twee basischolen te benaderen (meer hierover in §6.2.1: Scholen). De scholen hebben vrijwillig meegewerkt aan dit onderzoek, door lestijd en de benodigde computers beschikbaar te stellen. De leerlingen die aan dit onderzoek hebben meegewerkt, zijn aangewezen door de basisscholen. Ik en Stichting Krant in de Klas hebben hier geen invloed op gehad. Om de privacy van de respondenten te waarborgen, zijn de onderzoeksresultaten geanonimiseerd. De voornamen van de leerlingen zijn vervangen door ‘Leerling’, gevolgd door een nummer van 1 tot en met 40. De nummering is gebaseerd op de volgorde waarin de leerlingen het onderzoek hebben ingevuld; de eerste respondent krijgt nummer 1, de laatste logischerwijs nummer 40. 6.2.1 Scholen De basisscholen die ik heb benaderd, De Fonkelsteen en De Hasselbraam, zijn beide gevestigd in Heerhugowaard. In deze paragraaf zal ik een beeld schetsen van beide scholen en (de kwaliteit van) het onderwijs dat op de scholen wordt gegeven. Gekozen is voor twee scholen, om de resultaten te kunnen vergelijken. De Fonkelsteen De Fonkelsteen is een openbare basisschool (De Fonkelsteen, z.j.). De school heeft twee locaties; gekozen is voor de locatie ‘Middenweg’. Hier heb ik zelf op school gezeten, waardoor ik een docent op deze locatie het makkelijkst kon benaderen. De school geeft les volgens het Jenaplan-model, waarbij de klassen niet zijn onderverdeeld per leerjaar, maar waarbij klassen worden onverdeeld in groepen van groep één en twee; groep drie, vier en vijf; en groep zes, zeven en acht. Leerlingen krijgen dagelijks ‘instructieles’, waarbij de leerlingen voor de duur van een of meer lessen toch per leerjaar worden onderverdeeld. De Onderwijsinspectie is tevreden over de kwaliteit van onderwijs op de school (Onderwijsinspectie, 2009a). Er rust geen bijzonder toezicht op de school. Uit het meest recente kwaliteitsonderzoek naar het onderwijs op De Fonkelsteen, uit juni 2007, blijkt dat er op de school ‘een goede werksfeer en een goed pedagogisch klimaat’ heerst (Onderwijsinspectie, 2007a). De Inspectie kent de school over het algemeen een ‘voldoende’ toe, met onder andere een ‘goed’ voor het ‘pedagogisch handelen’ en het schoolklimaat. Op de school worden onder andere ‘eigentijdse leermethoden’, waaronder ‘de inzet van computers’, gebruikt. De inspectie geeft de school een voldoende voor het aspect ‘burgerschap’. De school krijgt op geen enkel punt een onvoldoende.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
37
De school en het nieuws Op de school wordt dagelijks in groepsverband gediscussieerd over gebeurtenissen uit het nieuws. Dit gebeurt in ‘de kring’, waarbij alle leerlingen in een grote kring zitten en vertellen over gebeurtenissen uit het nieuws, naast dingen die ze zelf hebben meegemaakt. Soms wordt materiaal van Stichting Krant in de Klas gebruikt, maar niet elk jaar. Volgens docent Errol Zijlstra zijn de gebeurtenissen op De Dam aan bod gekomen tijdens deze groepsgesprekken over het nieuws; de Giro d’Italia is minder dan wel niet aan bod gekomen. Ik acht de kans zeer groot dat deze dagelijkse ‘nieuwsgesprekken’ de onderzoeksresultaten op De Fonkelsteen positief hebben beïnvloed. De Hasselbraam Ook De Hasselbraam is een openbare basisschool (De Hasselbraam, z.j.). Het onderzoek werd uitgevoerd op de locatie ‘Sara de Bronovoland’. De school geeft les volgens het traditionele leerjaarmodel, waarbij elk leerjaar een eigen groep heeft. De onderwijsinspectie is tevreden over het onderwijs op De Hasselbraam (Onderwijsinspectie, 2009b). Er rust geen bijzonder toezicht op de school. Het meest recente kwaliteitsonderzoek naar de school stamt uit 2006 en spreekt van ‘goed onderwijs’. (Onderwijsinspectie, 2006a). De school heeft volgens de Inspectie de afgelopen tijd geïnvesteerd in zelfstandig werken, maar dit zou destijds nog niet overal consequent worden gehanteerd. De school krijgt onder meer de beoordeling ‘goed’ voor het volgen van de voortgang van leerlingen. De school scoort op geen enkel punt een onvoldoende. De school en het nieuws In groep zeven van De Hasselbraam is geen bijzondere aandacht voor nieuws. Materiaal van Stichting Krant in de Klas wordt niet gebruikt. Over nieuwsgebeurtenissen wordt niet specifiek gesproken, maar de gebeurtenissen op de Dam zijn wel aan bod gekomen tijdens de les. In groep acht van deze school is er meer aandacht voor nieuws. Elke week wordt het SchoolTV-Weekjournaal bekeken en lesmateriaal van Stichting Krant in de Klas wordt gebruikt. Ook wordt er door het Noord-Hollands Dagblad elk jaar een gastles gegeven aan de groep acht-leerlingen. In de lessen wordt nieuws besproken als het om ‘bijzondere gebeurtenissen’ gaat (Marlies Vredenburg, 2010a). De gebeurtenissen op De Dam zijn aan bod gekomen; de Giro d’Italia niet. Al met al lijkt er op deze school sprake van een minder structureel ‘nieuwsaanbod’ dan op De Fonkelsteen. Positieve beïnvloeding van de onderzoeksresultaten door achtergrondkennis acht ik daarom minder waarschijnlijk dan bij De Fonkelsteen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
6.3
38
Opzet
Het praktijkonderzoek bestond uit een lesopdracht die de leerlingen moesten invullen. De lesopdracht werd als een digitale enquête afgenomen op een afgeschermde website. Tijdens het uitvoeren van het onderzoek was ik zelf aanwezig, om te controleren of de leerlingen zelfstandig werkten en om de leerlingen bij te sturen als ze een vraag niet begrepen. Het onderzoek viel in een aantal onderdelen uiteen. 1. Een voorbereidende literatuurstudie en een inventarisatie van het werk van Stichting Krant in de Klas. 2. De ontwikkeling van de opdracht en het selecteren van artikelen. 3. Het verwerken van opdrachten in een vragenlijst. 4. Het omzetten van de vragenlijst in een digitale enquête. 5. Het evalueren en bespreken van teksten en vragen met docenten, om te bepalen of deze aansluiten op het niveau van de leerlingen. 6. Het werven van een onderzoeksgroep. 7. Het afnemen van de vragenlijsten, waarbij ik aanwezig was voor observaties en ter ondersteuning. 8. Het verwerken van de resultaten. 9. Het analyseren van de resultaten. Uiteindelijk mondde dit uit in kennis over de internetwijsheid van deze onderzoekspopulatie, en een advies aan Stichting Krant in de Klas met betrekking op het opzetten van educatief aanbod. Er is bewust gekozen om aanwezig te zijn bij de uitvoering van het onderzoek. Dat had als gevolg dat een minder grote onderzoekspopulatie kon worden onderzocht, doordat er tijd vrij moest worden gemaakt om aanwezig te kunnen zijn. Het voordeel van aanwezig zijn woog daar echter tegenop. Nu kon worden gecontroleerd of de leerlingen een bepaalde kant op werden gestuurd bij het invullen van hun antwoorden, bijvoorbeeld door hun leraar, en konden observaties worden gemaakt die de onderzoeksresultaten kunnen helpen verklaren. 6.3.1 Vragenlijst In deze paragraaf zal ik stapsgewijs de vragen van de lesopdracht aflopen en zal ik verantwoorden waarom ik deze vragen stel. De integrale vragenlijst is te vinden in Bijlage 1: Lesopdracht. Informatie over leerling Het onderzoek begon met een aantal vragen over de leerlingen zelf. Zo vulden ze in hoe ze heten, wanneer ze zijn geboren, in welke groep ze zitten, of ze een jongen of een meisje zijn en op welke school ze zitten. Deze vragen dienden hoofdzakelijk om de leerlingen uit elkaar te kunnen houden en om de onderzoeksresultaten uit te kunnen splitsen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
39
Media-activiteiten De tweede pagina diende om informatie te vergaren over de ‘media-activiteiten’ van de leerlingen. Zo vroeg ik hen: Welke kranten ze kennen. Ik vroeg nadrukkelijk niet welke kranten ze lezen, maar welke ze kennen. Ik ben benieuwd of deze kennis ervoor zorgt dat ze berichten van deze kranten bijvoorbeeld een hogere waarde toekennen als ze de krant al bij naam kennen. Of ze een computer of laptop hebben; of ze thuis internet hebben, en zo ja, of ze een internetverbinding op hun kamer hebben; waar ze hun computer voor gebruiken en welke websites ze bezoeken. Deze factoren zouden gevolgen kunnen hebben voor de snelheid waarmee de leerlingen werken en de kwaliteit van hun antwoorden. Websites De leerlingen moesten vervolgens invullen welke website het eerste in ze opkomt om informatie te zoeken en welke websites ze nog meer kennen. Daarbij werd het incident tijdens de dodenherdenking op de Dam (2010) als concreet voorbeeld gebruikt waarvoor ze informatie moeten zoeken. Bij deze vraag ben ik benieuwd of de leerlingen de websites van kranten zullen noemen. 6.3.2 Opdracht Het belangrijkste onderdeel van het onderzoek is een opdracht die de onderzochte leerlingen moesten uitvoeren. Enerzijds bestond deze opdracht uit het lezen van teksten en het beantwoorden van vragen over de tekst en de bron van de tekst, anderzijds uit een zoekopdracht waarbij leerlingen zelf op zoek moesten naar nieuwsberichten op internet. Leesvaardigheid is een aandachtspunt in het lesmateriaal van Stichting Krant in de Klas. De antwoorden op deze vragen zijn cruciaal bij het bepalen van de mate van internetwijsheid van de leerlingen, en hoe kritisch zij omgaan met media-inhoud. Lezen van teksten Hier wordt leerlingen gevraagd vier verhalen te lezen en daarover een zestal vragen te beantwoorden, die neerkomen op: Wat? Wie? Waar? Wanneer? Waarom? Hoe? Deze vragen zijn gebaseerd op de klassieke ‘5 W’s en 1 H’ uit de nieuwsjournalistiek.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
40
Het doel van deze vragen is om de leerlingen de tekst intensief te laten lezen. Bij de vraag ‘wat staat er in de tekst?’ zouden de leerlingen de tekst minder goed lezen, zo is de gedachte. Bovendien kan met deze vragen beter worden bekeken of de leerlingen wel begrijpen wat er in de tekst staat. De leerlingen moesten vier teksten lezen, te weten: Bericht van ‘Floydion’ op Twitter.com over gebeurtenissen op De Dam tijdens de dodenherdenking van 2010, Volkskrant.nl: 63 gewonden door paniek tijdens dodenherdenking, AD.nl: Giro kleurt Amsterdam roze GeenStijl.nl: De Giro d'Italia LEEFT onder de mensen De teksten zijn integraal te vinden in bijlagen 5 tot en met 8. Het was volgens de opdracht niet de bedoeling dat leerlingen meer teksten gingen lezen; de leerlingen werd expliciet gevraagd om antwoord te geven op wat er in deze betreffende tekst staat. Het is echter een interessant gegeven als leerlingen toch op zoek gingen voor meer informatie; dat wijst er op dat ze verder denken. Er is gekozen voor twee keer twee teksten over een (destijds) actueel onderwerp. Na de vragen over de inhoud moesten de leerlingen de twee teksten over hetzelfde onderwerp tegen elkaar af moeten wegen. Er is gekozen voor twee gebeurtenissen om de betrouwbaarheid van de antwoorden te vergroten; weet een leerling bij de Dam-gebeurtenis veel antwoorden te geven, maar lukte dat niet bij de Giro d’Italia, dan is de kans aanwezig dat hij simpelweg al veel wist over de Dam-gebeurtenis. De leerlingen werd expliciet verzocht om alleen af te gaan op informatie in de tekst, en bijvoorbeeld niet hun achtergrondkennis te gebruiken. Er is gekozen voor twee niet al te zware onderwerpen. Bij de Dam-gebeurtenis vielen wel gewonden, maar de ernst van het incident viel mee. Mijn bedoeling was om de leerlingen vragen te laten beantwoorden over een serieuze nieuwsgebeurtenis, zonder een gebeurtenis te kiezen die te confronterend is. Naast deze serieuze gebeurtenis is gekozen voor een minder serieuze gebeurtenis (de Giro d’Italia). De teksten zijn vooraf voorgelegd aan de docenten; hun oordeel was positief. Alleen over de lengte van de vragenlijst bestonden bij hen twijfels; zij vermoedden dat de vragenlijst voor sommige leerlingen te lang zou kunnen zijn. Bij het GeenStijl-bericht is nog van belang dat er een video bij het bericht hoort. Het weblogbericht is bedoeld om bezoekers door te laten klikken naar de video. Ik was benieuwd of leerlingen de video zouden aanklikken. Het onderzoek vond circa twee maanden na het incident tijdens de dodenherdenking op de Dam plaats, en circa één maand na de Giro d’Italia. De kinderen kregen de artikelen in de vorm van een hyperlink gepresenteerd; ze lazen de tekst dus op de oorspronkelijke website en niet op de onderzoekswebsite.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
41
Beoordelen van teksten Nadat de leerlingen de vragen over de teksten van de Twitter-gebruiker en De Volkskrant hadden beantwoord, moesten ze beide berichten nogmaals doorlezen; hetzelfde gold voor GeenStijl en het Algemeen Dagblad. Daarbij moesten ze over alle teksten de volgende vragen beantwoorden: Om wat voor website gaat het? Wat of wie is de bron van dit bericht? Bij deze vragen komen we aan bij de kern van dit onderzoek: namelijk, het beoordelen van bronnen. Weten de leerlingen wel wat voor website het is? En trekken ze daar bij latere antwoorden ook conclusies uit? Vervolgens moesten de leerlingen de verschillen tussen de berichten beschrijven. Daarna dienden ze een gemotiveerde keuze te maken tussen een van beide berichten; hierbij konden ze er ook voor kiezen om geen van beide teksten te kiezen, als ze ze geen van de teksten niet goed genoeg vonden. Bij beide gebeurtenissen is er gekozen voor één ‘betrouwbare’ en één ‘minder betrouwbare’ tekst. Een bericht op Twitter.com is immers doorgaans een ongeverifieerd bericht van één persoon en GeenStijl kan als nieuwsbron worden gezien, maar biedt geen objectieve berichtgeving. Daarentegen zijn Volkskrant.nl en AD.nl wel degelijk serieuze nieuwssites met professionele, onafhankelijke nieuwsredacties. Met deze vragen wilde ik bekijken of de leerlingen dat onderscheid ook wisten te maken maken. Zoekopdracht Tot slot moesten de leerlingen zelfstandig op internet op zoek naar nieuwsberichten over de verkiezingen. Daarbij moesten ze de stappen beschrijven die ze namen om de nieuwsberichten te vinden. Als ze bijvoorbeeld op Google zochten naar ‘Verkiezingen 2010’, dan moesten ze dat als volgt omschrijven: www.google.nl verkiezingen 2010 http://www.nd.nl/artikelen/2010/juni/08/verkiezingsuitslag-live-opverkiezingensite.nlIn een ander veld plakten ze de nieuwsberichten die ze hebben gevonden. Het maakte daarbij niet uit of ze het adres van het nieuwsbericht of het nieuwsbericht zelf plakken. Beoordeling Na afloop van de vragenlijst werd de leerlingen gevraagd wat ze van de toets vonden. Ze moesten daarbij op een schaal van ‘helemaal niet mee eens’ tot ‘helemaal mee eens’ aangeven of ze de toets: leuk vonden, moeilijk vonden,
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
42
te lang vonden, duidelijk vonden, nuttig vonden.
Hiermee kan worden bekeken of de leerlingen zelf tevreden waren over de onlinetoets, wat belangrijk is bij het beoordelen of deze toets bijvoorbeeld geschikt zou zijn als lesmateriaal. 6.3.3 Techniek
Figuur 2: De website waarmee het onderzoek wordt uitgevoerd
De vragenlijst is opgezet met de ‘formulier-tool’ van Google. Het formulier is gehost op de servers van Google en is via een frame ingevoegd op de onderzoekswebsite. Rechts van het formulier staan links naar de verhalen die de leerlingen nodig hebben voor de lesopdracht. Hiervoor is gekozen omdat het in Google Docs-formulieren niet mogelijk is om hyperlinks op te nemen. Er is gekozen voor de Google-dienst omdat deze geheel reclamevrij is en bovendien een prettige en overzichtelijke lay-out heeft. Het enige nadeel aan de Googleoplossing is dat er onderaan de pagina een vermelding van Google Documenten staat. In theorie kunnen de onderzoeksresultaten hierdoor beïnvloed zijn, doordat leerlingen sneller aan Google dachten na het zien van de Google-vermelding. Ik verwacht echter niet dat dit invloed heeft, doordat leerlingen sowieso al veelvuldig met Google geconfronteerd worden.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
43
De onderzoekswebsite is opgebouwd in XHTML en is in verschillende browsers getest. Het kan namelijk wel eens gebeuren dat een website in de ene browser prima werkt, maar dat een andere browser diezelfde website niet kan weergeven. Doordat ik de site in verschillende browsers heb getest, werkte de site bij het uitvoeren van het onderzoek echter prima. In de broncode van de website is code opgenomen die ervoor zorgt dat de bezoeker een waarschuwing krijgt als hij de website probeert te sluiten. Dit wordt op internet normaliter als zeer storend ervaren, maar ik wilde niet dat leerlingen al hun resultaten kwijt waren als ze per ongeluk het document zouden sluiten. Bij het uitvoeren van het onderzoek bleek dit enkele keren bijna voor te komen, waarbij de leerlingen door de waarschuwing werden ‘gered’.
6.4
Uitvoering
Het onderzoek werd uitgevoerd in juni 2010. In deze paragraaf zal ik toelichten hoe het onderzoek op beide scholen in zijn werk ging. Tijdens het invullen van de vragenlijst hield ik op papier aantekeningen bij. Deze aantekeningen waren in bepaalde gevallen gedetailleerder dan anders. Begrijpelijkerwijs kon ik in het lokaal met drie computers de leerlingen beter in de gaten houden dan in het lokaal met zes computers. 6.4.1 De Fonkelsteen Het onderzoek op deze basisschool werd uitgevoerd op 8, 9 en 11 juni 2010. Voor het onderzoek werd samengewerkt met docent Errol Zijlstra, die lesgeeft aan een klas met groep zes, zeven en acht. Ik voerde mijn onderzoek uit in een klaslokaal met drie computers. In het lokaal werd les gegeven aan groep zes, zeven en acht. De leerlingen waren gemotiveerd en naar het zich liet aanzien vonden de meeste leerlingen het leuk om de toets in te vullen. De samenwerking met de docent en de school verliep prettig. Af en toe was het rumoerig in het lokaal, maar de leerlingen die bezig waren met de toets leken hier weinig last van te hebben. Beïnvloeding resultaten De docent heeft zich niet ingelaten met het invullen van de toets door de leerlingen. Tijdens de uitvoering van het onderzoek op deze school was één nieuwsgebeurtenis uit de opdracht weer in het nieuws, te weten de verkiezingen. Dit kan ervoor hebben gezorgd dat leerlingen meer achtergrondkennis over het onderwerp hadden, waardoor ze bij de zoekopdracht gerichter konden zoeken naar informatie.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
44
De computers in het leslokaal waren niet buitengewoon snel, maar waren niet zo langzaam dat hier irritatie uit voort zal zijn gekomen die de onderzoeksresultaten kan hebben beïnvloed. Daarnaast is de kans groot dat de leerlingen de trage computers gewend zijn, omdat ze er vaker op werken. In een aantal gevallen hebben leerlingen van elkaar afgekeken, waardoor ze hier en daar beïnvloed kunnen zijn. Over het algemeen acht ik de externe invloed op de onderzoeksresultaten echter klein. 6.4.2 De Hasselbraam Het onderzoek op De Hasselbraam werd uitgevoerd op 14 en 15 juni 2010. Voor het onderzoek werd met de docenten Tineke Has, Elly Leering (beiden groep zeven) en Marlies Vredenburg (groep acht) samengewerkt. De samenwerking met de docenten en de school verliep prettig. Achttien van de leerlingen voerden de opdracht uit in een computerlokaal met zes computers. De laatste twee leerlingen, Leerling 18 en Leerling 7, voerden de opdracht uit in een leslokaal met twee computers. De leerlingen uit groep acht waren gemotiveerd en snel. De leerlingen uit groep zeven hadden er minder zin in. Enkele leerlingen deden twee uur of meer over de toets, iets dat ik in de andere groepen niet heb gezien. Vier leerlingen waren buitengewoon ongemotiveerd en langzaam. Op het moment dat zij de toets invulden, was het echter erg warm in het klaslokaal. Ook was er ’s middags een WKwedstrijd, die ze op school zouden volgen, waardoor ze wellicht minder zin hadden in de enquête. Beïnvloeding resultaten Tijdens het invullen van de enquête waren de docenten niet aanwezig in het computerlokaal en het klaslokaal. Zij hebben daardoor, althans tijdens het invullen van de vragenlijst, geen invloed gehad op de onderzoeksresultaten. Tijdens de uitvoering van het onderzoek op deze school waren twee nieuwsgebeurtenissen uit de toets weer in het nieuws: de verkiezingen (of precies gezegd: de formatie), en de gebeurtenissen op De Dam (de ‘Damschreeuwer’ was weer in het nieuws). Dit kan ervoor hebben gezorgd dat leerlingen zijn beïnvloed bij het invullen van de Dam-vragen, bijvoorbeeld bij de ‘wie’-vraag; zij wisten nu wellicht beter wie de schuldige was. Ook de antwoorden bij de onderzoeksopdracht kunnen dankzij een betere achtergrondkennis zijn beïnvloed. De computers in het leslokaal waren net als op De Fonkelsteen niet buitengewoon snel, maar waren niet dermate langzaam dat hier irritatie uit voort zal zijn gekomen die de onderzoeksresultaten kan hebben beïnvloed. Daarnaast is de kans groot dat de leerlingen de wat tragere computers gewend zijn, omdat ze er vaker op werken.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
45
In een aantal gevallen hebben leerlingen van elkaar afgekeken, waardoor ze hier en daar beïnvloed kunnen zijn. Dat is bijvoorbeeld te zien in de antwoorden van Leerling 4 en Leerling 5, die naast elkaar zaten tijdens de opdracht en bij de bron van het GeenStijl-bericht allebei ‘over de ronde van Italië’ invulden. De snelheid en de kwaliteit van de antwoorden van enkele leerlingen uit groep zeven kan zijn beïnvloed door een verminderde motivatie, veroorzaakt door de eerder vermelde hitte in het computerlokaal.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
46
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
7
47
Onderzoeksresultaten
In dit hoofdstuk worden alle onderzoeksresultaten uiteengezet. De antwoorden van de leerlingen bij de internetopdracht bespreek ik per vraag, waaruit ik conclusies zal trekken. Op basis daarvan zal ik Stichting Krant in de Klas adviseren hoe en waar de internetwijsheid van leerlingen kan worden verbeterd. De antwoorden van de leerlingen zijn gecorrigeerd op spelling.
7.1
Tekstinhoud
7.1.1 Bericht Twitter.com Gerry van der Laan, 4 mei 2010, Twitter.com Deze tekst is te vinden in Bijlage 5: Tekst Twitter.com. Deze tekst heeft betrekking op de paniek op de Dam tijdens de dodenherdenking van mei 2010. De leerlingen konden het volgende uit de tekst halen: Wat is er gebeurd? Waar is dit gebeurd? Wanneer is dit gebeurd? Wie heeft dit gedaan? Waarom heeft hij dit gedaan? Hoe heeft hij dit gedaan?
Er was grote paniek op de Dam / Een man begon panisch te schreeuwen op de Dam. Op de Dam / Op de dodenherdenking. Tijdens de dodenherdenking op 4 mei. Een blanke man. Dat is niet bekend. Door panisch te schreeuwen.
Wat is er gebeurd? Over het algemeen valt op dat de antwoorden bij deze vraag zeer uitgebreid zijn; de leerlingen namen bij deze vraag uitgebreid de moeite om te beschrijven wat er in het nieuwsbericht staat. De meeste leerlingen wisten bij deze vraag de goede antwoorden te geven: slechts vijf leerlingen gaven een foutief antwoord. Negen van de veertig leerlingen gaven echter een antwoord met meer informatie dan dat ze uit deze tekst hebben kunnen halen. Zo schrijft Leerling 17: “Er begon een man te schreeuwen tijdens de twee minuten stilte.” In het bericht op Twitter is geen verwijzing naar de twee minuten stilte te vinden. Leerling 13 schrijft: ‘een man ging schreeuwen en iedereen hoorde dat; hij werd meteen gepakt en wel honderden hadden iets gebroken of gekneusd.” Ook dit is niet terug te vinden in het Twitter-bericht. Leerling 23 maakt melding van een blanke man die ‘flauwvalt’ en ‘onwel wordt’. Dat is precies wat aanvankelijk werd gedacht dat er aan de hand was op de dodenherdenking, maar in het Twitter-bericht komt dit niet terug. Leerling 34 schrijft: “Een mevrouw zat opeens vet hard te gillen over een man die neerviel op de grond.” Leerling 35: “Er was een blanke man ontvoerd, hij had geen wapen maar er was veel paniek.”
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
48
Ook trekken leerlingen soms conclusies die niet in de tekst voorkomen. “Hij (de Damschreeuwer – JS) begon te schreeuwen en daardoor ontstond paniek”, schrijft Leerling 32. Ook Leerling 1 deed dit. In het bericht van Van der Laan is echter geen sprake van een expliciete vermelding van oorzaak en gevolg. Sommige leerlingen gaan in de fout met details. Zo schrijft Leerling 30: “Een blanke man begon schreeuwend (sic) en was niet gewapend en er was grote paniek.” In de tekst staat: ‘gewapend of niet, er was grote paniek’. De conclusie dat de man ongewapend was, kan komen doordat Leerling 30 fout heeft gelezen, maar ook doordat ze zelf wist dat hij niet gewapend was. Leerling 12 schrijft: “Er werd naar een blanke man geschreeuwd en hij werd afgevoerd.” Leerling 27 heeft bij de ‘wat’-vraag simpelweg een deel van de tekst gekopieerd: “Blanke man is afgevoerd. Begon panisch te schreeuwen. Gewapend of niet er was GROTE paniek.” Dit is feitelijk juist, maar het is hierdoor niet mogelijk om te controleren of ze de tekst begreep. Sommige leerlingen betrekken de auteur van het Twitter-bericht in hun antwoord: “Diegene van het bericht stond ernaast, er werd een blanke man afgevoerd, diegene begon te schreeuwen, en er was grote paniek”, schrijft Leerling 25. “Hij stond naast een blanke man die is afgevoerd”, schrijft Leerling 40. Conclusie De onderzochte leerlingen haalden soms niet alle informatie die ze vermelden uit de tekst zelf, maar gebruiken andere bronnen of gebruiken hun achtergrondkennis over het onderwerp. In slechts vijf gevallen gaven de leerlingen een foutief antwoord. Waar is dit gebeurd? In de tekst wordt expliciet melding gemaakt van de locatie van de gebeurtenis, met de hashtags ‘#dodenherdenking’ en ‘#dam’. (Een ‘hashtag’ is een soort label, dat op Twitter wordt gebruikt om berichten over eenzelfde onderwerp te groeperen.) 38 van de 40 leerlingen beantwoordden deze vraag goed; Leerling 33 wist het antwoord niet en Leerling 29 gaf een ongeldig antwoord (hij omschreef nogmaals de gebeurtenis). Conclusie Uit de antwoorden op deze vraag kan met voorzichtigheid worden geconcludeerd dat de leerlingen uit de tekst begrepen waar de gebeurtenis plaatsvond, rekening houdend met het feit dat leerlingen dit uit hun hoofd hebben kunnen weten.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
49
Wanneer is dit gebeurd? Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk: ‘tijdens de dodenherdenking op de Dam’, bijvoorbeeld, maar ook: ‘op 4 mei’. Deze vraag was redelijk eenvoudig te beantwoorden; slechts drie leerlingen hadden deze vraag echt fout; Leerling 28 gaf geen antwoord, en Leerling 29 en Leerling 34 (die tijdens het onderzoek naast elkaar zaten) vulden respectievelijk ‘5 juni’ en ‘5 juni bij de dodenherdenking’ in. Het is mij niet bekend hoe ze tot deze antwoorden kwamen. Leerling 19 vulde verder een ongeldig antwoord in (hij omschreef opnieuw de gebeurtenis). Meerdere leerlingen merkten de plaatsingstijd van het Twitter-bericht aan als de ‘wanneer’. Dat heb ik goed gerekend, omdat Van der Laan in zijn bericht schrijft: ‘Ik stond er net naast’. Twee antwoorden waren wat te ongedetailleerd: Leerling 35 schrijft ‘in mei’, en Leerling 3 noemt ‘dinsdag’. Conclusie Dit was geen lastige vraag voor de meeste leerlingen; ze konden uit de tekst halen wanneer de gebeurtenis plaatsvond. Wie heeft dit gedaan? Van de 40 ondervraagden wisten 27 deze vraag goed te beantwoorden: een blanke man (25) of een man (2). Dat is alle informatie die de leerlingen hadden. Drie van de ondervraagden wezen de bron van het bericht, Van der Laan, aan als de persoon. Vier leerlingen hadden geen idee; zes leerlingen hadden duidelijk het Volkskrantbericht gelezen voor meer informatie. Zij schreven op: ‘een 39-jarige man’ of ‘een man met een koffer’ (wat feitelijk onjuist is). Leerling 7 wees Van der Laan als de persoon aan, en geeft vervolgens als reden aan: ‘om nieuws te verspreiden’, en bij ‘hoe’: ‘op Twitter zetten.’ Conclusie De meeste leerlingen wisten de ‘blanke man’ als de schuldige aan te wezen en hadden geen moeite met de vraag. Zes leerlingen pakten waarschijnlijk het Volkskrant-bericht erbij voor meer informatie. Waarom heeft hij dit gedaan? Het ideale antwoord op deze strikvraag was ‘dat blijkt niet uit het bericht’. 26 leerlingen gaven aan de reden-vraag niet te kunnen beantwoorden. Daarbij moet worden aangetekend dat veel van hen tijdens het onderzoek aangaven de vraag niet te kunnen beantwoorden, waarop ik hen adviseerde om in te vullen ‘weet ik niet’ als ze de vraag niet konden beantwoorden.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
50
Dertien leerlingen gaven foute antwoorden, waarbij ze vaak in het wilde weg gokten naar een reden. Zo schrijft Leerling 6 ‘een aanslag plegen op de koningin’ (hij was mogelijk in de war met de aanslag tijdens Koninginnedag 2009); Leerling 16 schrijft ‘vanuit zijn frustraties ging hij schreeuwen omdat hij veel in zijn leven alcohol dronk.’ Leerling 36: “Hij vond dat al die mensen maar aan het suffen waren.” Leerling 7 geeft aan ‘om nieuws te verspreiden’; hij dacht daarbij vanuit de schrijver van het Twitter-bericht. Leerling 22 geeft een antwoord dat enigszins goed kan worden gerekend: ze schrijft ‘niet bekend, waarschijnlijk om de dodenherdenking te verstoren’. Conclusie In 25 van de 40 gevallen gaven de leerlingen aan niet te weten wat de reden voor de actie van de Damschreeuwer was. De vraag was echter verwarrend voor de leerlingen, die uit zichzelf meestal niet wisten wat ze in moesten vullen. In een deel van de gevallen probeerden de leerlingen te gissen naar de reden. Voor eventueel lesmateriaal waarin kinderen teksten krijgen voorgeschoteld, is het belangrijk om te benadrukken dat mogelijk niet alle vragen kunnen worden beantwoord. Dit voorkomt verwarring. De leerlingen kan daarna worden gevraagd of ze het artikel volledig vonden, of dat er volgens hen nog zaken ontbraken. Er zou kunnen worden gekozen voor teksten waarin het antwoord op alle ‘5W1H’vragen wel uit de tekst te halen is. In alle gevallen geldt dat de vragen specifieker moeten worden toegesneden op de tekst. In dit geval bijvoorbeeld: ‘Wie begon er te schreeuwen?’ Hoe heeft hij dit gedaan? Deze vraag was lastig te beantwoorden voor de leerlingen. Ze herhaalden vaak dezelfde antwoorden als bij de ‘wat is er gebeurd’-vraag. 23 leerlingen gaven een antwoord in de categorie ‘Door te schreeuwen’, wat feitelijk juist is. Vier leerlingen wisten deze vraag niet te beantwoorden. Dertien leerlingen kwamen met foute antwoorden; ze haalden bijvoorbeeld informatie uit de Volkskrant-tekst of gebruikten hun achtergrondkennis. Leerling 8 heeft overduidelijk naar het Volkskrant-bericht gekeken bij het beantwoorden van deze vraag: Hij prevelde onverstaanbare teksten tijdens de twee minuten stilte. Daarna begon de man opeens lang en hard te schreeuwen. Het dranghek viel met een harde klap om. Een man liet in die verwarring zijn koffer per ongeluk vallen, maar toen werd iedereen nog ongeruster en sommige mensen schreeuwden: Bom Bom, vlucht! Alleen die woorden brachten nog meer paniek.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
51
Leerling 16 gebruikte zijn achtergrondkennis, of heeft het Volkskrant-verhaal gebruikt maar verkeerd gelezen: “Hij schreeuwde heel hard en liet expres zijn koffer vallen, toen zei hij dat er een bom in zit!” Dit is feitelijk onjuist. Conclusie Ook bij deze vraag was het voor de leerlingen lastig om aan de benodigde informatie te komen. Daarnaast vertonen de antwoorden bij deze vraag grote overeenkomsten met de ‘wat’-vraag. Circa tien leerlingen gaven in hun antwoorden meer informatie weg dan dat ze uit de tekst kunnen halen. Conclusie De leerlingen tonen in veel gevallen initiatief als ze een vraag niet met de beschikbare informatie kunnen beantwoorden. Ze gebruikten in dit geval bijvoorbeeld het Volkskrant-verhaal voor meer informatie. Daarnaast gebruikten de leerlingen vaak hun achtergrondkennis, alhoewel die zeer vaak incorrect was. De ‘wat is er gebeurd?’-vraag was het makkelijkst te beantwoorden. Bovendien waren de antwoorden bij deze vraag erg uitgebreid. Zoals eerder aangegeven in §Error! Reference source not found.: Error! Reference source not found. is de ‘wie-wat-waar-wanneer-waarom-hoe’structuur verwarrend voor de leerlingen als ze een vraag niet kunnen beantwoorden met informatie uit de tekst. Leerlingen hadden bij de Twitter-vraag moeilijkheden bij het beantwoorden van de reden-vraag. Er zou gekozen kunnen worden voor vragen die specifieker zijn toegesneden op de tekst. Vragen die niet kunnen worden beantwoord, kunnen worden weggelaten; wellicht is de beste optie om alleen teksten te kiezen waarbij ze alle vragen kunnen beantwoorden. 7.1.2 Artikel Volkskrant.nl 4 mei 2010, Volkskrant.nl Deze tekst is te vinden in Bijlage 6: Tekst Volkskrant.nl. Deze tekst heeft betrekking op de paniek op de Dam tijdens de dodenherdenking van mei 2010. De leerlingen konden het volgende uit de tekst halen: Wat is er gebeurd?
Waar is dit gebeurd? Wanneer is dit gebeurd? Wie
heeft
of
hebben
Er zijn 63 mensen gewond geraakt. Er ontstond grote paniek; niemand raakte ernstig gewond. Mensen hadden onder andere schaafwonden, ontvellingen, verzwikte enkels en botbreuken. Geen van de gewonden hoefde in het ziekenhuis te overnachten. Op de Dam / Tijdens de dodenherdenking in Amsterdam. Tijdens de dodenherdenking op de Dam, die dinsdagavond 4 mei werd gehouden. dit Door een 39-jarige man die meteen werd
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
gedaan?
Waarom is dit gebeurd?
Hoe is dit gebeurd?
52
aangehouden na het incident. (NB: Ook de ‘bom, bom, vlucht!’-schreeuwer en de man die zijn koffer liet vallen kunnen hier als de persoon worden aangewezen, evenals de gewonden.) De paniek werd veroorzaakt door een 39-jarige man die ineens lang en hard schreeuwde. De paniek werd verergerd doordat een man zijn koffer liet vallen en er vanuit het publiek ‘bom, bom, vlucht!’ werd geroepen. De man schreeuwde ineens lang en hard. Daardoor raakte het publiek in paniek.
Wat is er gebeurd? Maar liefst 32 leerlingen wisten deze vraag goed te beantwoorde. Sommige leerlingen gaven ook uitgebreid antwoord, en beschreven niet alleen wat er is gebeurd, maar ook waar, wanneer en hoe. Zo schrijft Leerling 25: Er ging een man heel hard en lang schreeuwen tijdens de twee minuten stilte. Een man liet in verwarring een koffer vallen, waarbij een iemand riep:, een bom, een bom! Toen gingen alle mensen rennen en gillen en daarbij zijn 63 mensen gewond geraakt. Dit is een opvallend gedetailleerd antwoord, en er zijn meer van dergelijke uitgebreide antwoorden. Niet alle leerlingen nemen die moeite echter. Leerling 14 schrijft: ‘paniek op de dodenherdenking’ en Leerling 10 schrijft ‘erg veel paniek’. De mate van gedetailleerdheid waarin de leerlingen de gebeurtenis beschrijven, verschilt onderling dus sterk. De leerlingen die de fout in gaan, lijken de tekst niet goed genoeg te hebben gelezen, maar grotendeels af te zijn gegaan op hun achtergrondkennis. Ze maken namelijk fouten met details die ze niet hadden gemaakt als ze de tekst goed hadden gelezen. Ze zien de Damschreeuwer en de man die zijn koffer liet vallen bijvoorbeeld als dezelfde persoon. “Er schreeuwde een man en liet zijn koffer vallen (sic)”, schrijft Leerling 30. Leerling 16 schrijft: “Een blanke man ging panisch schreeuwen en liet zijn koffer vallen en zei bom bom bom!” Conclusie Het kan per leerling sterk verschillen hoe gedetailleerd een gebeurtenis uit een tekst wordt beschreven. Leerlingen die bij deze vraag de fout in gingen, maakten fouten met details. Waar is dit gebeurd? De antwoorden op deze vraag variëren van ‘de Dam’ en ‘tijdens de dodenherdenking’ tot ‘in Amsterdam’. Alleen Leerling 38 beantwoordde deze vraag fout: hij schreef ‘op de Dam in Utrecht’. Conclusie
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
53
Deze vraag was niet moeilijk en werd slechts éénmaal fout beantwoord. Wanneer is dit gebeurd? Ook deze vraag was weinig lastig te beantwoorden; de meeste leerlingen wisten in te vullen ‘4 mei’ of ‘tijdens de dodenherdenking’. Sommige leerlingen zijn wat te weinig gedetailleerd en schrijven bijvoorbeeld ‘dinsdagavond’. Twee leerlingen nemen de datum en tijd van het bericht als de ‘wanneer’. Leerling 13 schrijft ‘na de paniek’, terwijl het bericht juist gaat over de paniek. Leerling 34 schrijft ‘5 juni’; het is onduidelijk hoe hij tot dat antwoord is gekomen. Conclusie Deze vraag was voor de meeste leerlingen goed te beantwoorden. Wie heeft of hebben dit gedaan? Ook bij dit antwoord verschilt het per leerling hoe gedetailleerd er antwoord wordt gegeven. Leerling 25 schrijft: Hij leek op een orthodoxe jood, met een hoed en een lange zwarte jas. Hij had een flinke baard en lange bakkebaarden. Veel andere leerlingen beschrijven de man korter, bijvoorbeeld als ‘een 39-jarige man’. Twee leerlingen konden deze vraag niet beantwoorden; drie leerlingen gaven twijfelachtige antwoorden. Zo wijst Leerling 6 ‘een man met een koffer’ als de ‘wie’ aan; die wordt inderdaad opgevoerd in het artikel, maar is niet de belangrijkste ‘wie’. Leerling 3 schrijft: ‘een 39-jarige Amsterdammer’. Dat is correct, maar blijkt niet uit de tekst. Leerling 34 schrijft: ‘Een meneer die neerviel en een meisje wat er naast stond dat ging gillen’. Dit antwoord klopt niet. Conclusie Deze vraag was voor de meesten niet moeilijk te beantwoorden. Het aantal foute antwoorden is op één hand te tellen. Waarom is dit gebeurd? Deze vraag was verwarrend. Maar liefst 21 leerlingen vulden in dat ze de vraag niet wisten te beantwoorden. Twaalf leerlingen gaven goede antwoorden, maar die verschilden onderling sterk. Zo legt Leerling 24 uit dat ‘het’ gebeurde ‘omdat veel mensen in paniek raakten’. Leerling 10 schrijft echter: ‘Hij verstoorde de dodenherdenking’. De leerlingen zien dus niet allemaal dezelfde insteek in een nieuwsbericht. Dit maakt de antwoorden op deze vraag moeilijk, zo niet onmogelijk, om te vergelijken.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
54
Zeven leerlingen gingen bij deze vraag echt de fout in. Zo stelt Leerling 6 als reden: ‘aanslag plegen op de koningin’. Dat schreef hij eerder ook al bij dezelfde vraag bij het Twitter-bericht. Leerling 16 en Leerling 1 doen een gokje: ze schrijven respectievelijk ‘vanuit zijn frustraties, omdat hij veel dronk’ en ‘voor een grap’. Leerling 27 schrijft: ‘omdat hij de dodenherdenking wilde verstoren’. Uit dit stuk blijkt echter niet of er opzet in het spel was; bovendien bleek achteraf dat dit waarschijnlijk niet het geval was. Conclusie Deze vraag was verwarrend en was voor meer dan de helft van de leerlingen te moeilijk om antwoord op te geven. De leerlingen die wel een goed antwoord gaven, gaan bovendien niet allemaal op dezelfde factoren in. Hoe is dit gebeurd? Ook voor deze vraag geldt dat deze wellicht te verwarrend is. Veel leerlingen beschrijven hetzelfde als bij ‘wat is er gebeurd?’. Wel zijn de antwoorden onderling minder ‘verdeeld’ dan bij de reden-vraag; de leerlingen die de vraag zonder twijfel goed beantwoordden (23 in totaal), gaan zonder uitzondering in op de man die schreeuwde. Uit de foute antwoorden blijkt wederom dat de leerlingen niet altijd de tekst even goed hebben gelezen, en hun achtergrondkennis gebruiken. Zo schrijft Leerling 30: ‘Veel mensen renden weg en toen stootten ze alle hekken om.’ Dat is correct, maar staat niet in het Volkskrant-artikel. Ook andere leerlingen gaan hier de ‘fout’ mee in en blijken informatie te gebruiken die niet in het artikel staat. Zo schrijft Leerling 39 bijvoorbeeld dat er ‘hekken’ omvielen, terwijl in het Volkskrant-artikel slechts melding van één omvallend hek wordt gemaakt. Uit sommige antwoorden blijkt dat de leerlingen het Twitter-bericht gebruikten. Zo schrijft Leerling 26: ‘Een 39-jarige man begon panisch te schreeuwen.’ Het woord ‘panisch’ komt niet terug in het Volkskrant-artikel, maar wel in het Twitter-bericht. Leerling 21 schrijft: ‘de blanke man werd panisch.’ Conclusie De antwoorden bij deze vraag liepen minder uiteen dan bij de reden-vraag, leerlingen gingen allemaal in op de Damschreeuwer. Wel gebruiken sommige leerlingen informatie die niet in het artikel staat of gaan ze in de fout met details. Conclusie Het verschilt sterk per leerling hoe gedetailleerd zij een gebeurtenis omschrijven. Als leerlingen fouten maken, gaat het vaak om fouten met details. Bij de Volkskrant-tekst slagen de meeste leerlingen er in om de ‘wat’- ‘waar’-, ‘wanneer’- en ‘wie’-vragen te beantwoorden. De reden-vraag was voor meer dan de helft van de leerlingen te moeilijk om te beantwoorden. Ook liepen de goede antwoorden op deze vraag sterk uiteen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
55
Bij de ‘hoe’-vraag gaan alle leerlingen in op de Damschreeuwer; zij gebruikten soms informatie die niet in de tekst staat, of gaan in de fout met details.
7.1.3 Artikel AD.nl 4 mei 2010, AD.nl Deze tekst is te vinden in Bijlage 7: Tekst AD.nl. Deze tekst heeft betrekking op de paniek op de wielerronde Giro d’Italia (Ronde van Italië), waarvan de proloog dit jaar in Amsterdam werd gehouden. De leerlingen konden het volgende uit de tekst halen: Wat gebeurt er?
Waar gebeurt dit? Wanneer gebeurt dit? Wie doet dit?
Waarom gebeurt dit? Hoe gebeurt dit?
Zaterdagmiddag begint de 93e editie van de Ronde Italië. Voor het eerst sinds 1954 wordt een van de drie grote, internationale wielerrondes in Amsterdam gehouden. In Amsterdam Zaterdagmiddag vanaf 13:55 uur De wielrenners (198 in totaal), waaronder Matthias Russ, Bauke Mollema en André Greipel. Dat is niet bekend. Met een proloog over 8,4 kilometer van het Museumplein richting het Olympisch Stadion. De renners starten één voor één.
De antwoorden van één respondent (Leerling 15) bij deze vraag zijn niet geldig; ze geeft hier nog een keer antwoord op de vragen over de dodenherdenking. Wat gebeurt er? Het eerste wat opvalt bij deze opdracht, is dat hij veel beter is gemaakt door de leerlingen van de Fonkelsteen dan door de leerlingen van de Hasselbraam. Op de Fonkelsteen beantwoordden slechts drie leerlingen de opdracht fout; op de Hasselbraam gaven negen leerlingen een foutief antwoord. Op de Fonkelsteen beantwoordden vijftien leerlingen de vraag goed en twee leerlingen min of meer goed, tegenover respectievelijk acht en drie op de Hasselbraam. In totaal beantwoordden 23 leerlingen deze vraag fout; twaalf leerlingen hadden een fout antwoord en vijf leerlingen hadden een min of meer goed antwoord. Een redelijk groot deel van de leerlingen met een fout antwoord, denkt dat het in het artikel om de Tour de France gaat. Een aantal leerlingen neemt de kop iets te letterlijk en schrijft dat Amsterdam roze wordt gekleurd. De meeste leerlingen geven kort en bondig antwoord op deze vraag; korter dan bij het Volkskrant-artikel.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
56
Conclusie De leerlingen van de Fonkelsteen maakten deze vraag veel beter dan die van de Hasselbraam. De antwoorden bij deze vraag zijn vrij kort; korter dan de antwoorden op dezelfde vraag bij het Volkskrant-artikel. Waar gebeurt dit? Deze vraag werd door slechts één leerling fout beantwoord, en dat was diegene die bij het beantwoorden van deze vraag per ongeluk weer inging op het Dam-incident. Daarom is er geen een ‘echt’ fout antwoord. De meeste leerlingen vulden in ‘Amsterdam’. Op twee antwoorden kan wat worden afgedongen: zij antwoordden ‘op het Museumplein in Amsterdam’, terwijl de Giro d’Italia in heel Amsterdam plaatsvond. Toch is dit antwoord wel begrijpelijk, omdat het Museumplein terug komt in het onderschrift van de foto bij de tekst. Bovendien startte de Giro op het Museumplein. Dat ‘Amsterdam’ werd vermeld in de dateline van het artikel, zal waarschijnlijk hebben bijgedragen aan het aantal juiste antwoorden. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of leerlingen ook het juiste antwoord weten te geven als de dateline en de daadwerkelijke locatie van elkaar verschillen; er zou bijvoorbeeld een artikel van NRC Handelsblad met als dateline ‘Rotterdam’ kunnen worden gebruikt over een gebeurtenis in Amsterdam. Conclusie Deze vraag was eenvoudig te beantwoorden. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of dat ook zo is als dateline en daadwerkelijke locatie van elkaar verschillen. Wanneer gebeurt dit? Deze vraag was lastiger te beantwoorden. Er stond in de tekst namelijk geen datum vermeld; de leerlingen konden alleen een grovere dan wel abstractere beschrijving van de ‘wanneer’ geven, zoals ‘zaterdagmiddag’, ‘zaterdag om 13:55’ of ‘in mei’. Het ontbreken van een duidelijke datum is verwarrend voor de leerlingen, getuige het aantal foute antwoorden: maar liefst 22 leerlingen gaven een antwoord dat niet goed kan worden gerekend. Zo schrijft Leerling 12: 14 juni, en Leerling 6: 15 juni. Dat is niet toevallig de datum waarop deze twee leerlingen de opdracht maakten – op de website van het Algemeen Dagblad worden in de header de actuele datum en tijd getoond. Leerling 29 en Leerling 7 schrijven ‘1954’. Dat jaartal komt voor in de tekst; het was het laatste jaar waarin Amsterdam een vergelijkbaar internationaal wielerevenement in huis had. Andere leerlingen schrijven ’30 mei’, wat de datum is waarop het evenement juist weer is afgelopen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
57
Vier leerlingen gaven een antwoord dat niet exact genoeg was; ze antwoordden ‘13:55’, wat de tijd is waarop het evenement start. Dat is echter te onduidelijk. Vijf leerlingen gaven een twijfelachtig antwoord: zij antwoordden ‘8 mei’. Dat is feitelijk juist, maar de leerlingen hebben dit onmogelijk uit de tekst kunnen halen. Het is de plaatsingsdatum van het artikel, dezelfde datum als de startdatum van het evenement. Uit de tekst blijkt dat echter niet; het had ook eerder die week geplaatst kunnen zijn. De negen leerlingen die deze vraag goed beantwoordden, schreven ‘zaterdagmiddag’, ‘zaterdagmiddag om 13:55’ of, in twee gevallen, ‘vòòr 30 mei’ en ‘tot en met 30 mei’. Conclusie Leerlingen lijken bij ‘wanneer’ op zoek te gaan naar een exacte, duidelijk herkenbare datum. Abstractere omschrijvingen van data gaan ze uit de weg. Wie doet dit? Mijn verwachting was dat de meeste leerlingen geen moeite zouden hebben met deze vraag; ik verwachtte dat het redelijk voor de hand zou liggen dat de personen in dit artikel de wielrenners zijn. Toch maakten zestien leerlingen een fout met deze vraag, terwijl elf leerlingen een antwoord gaven dat slechts ten dele goed kan worden gerekend. Dertien leerlingen maakten deze opdracht goed. Leerlingen die de fout in gaan, antwoorden bijvoorbeeld met ‘De Rabobank’ (een van de ploegen die meedoet aan de wielerronde), ‘Yolanthe’ (Cabau van Kasbergen, die voorkomt in een foto-bijschrift), of ‘een man met een bakfiets’ (komt eveneens voor in foto-bijschrift). Ten dele juiste antwoorden zijn niet specifiek genoeg of juist te specifiek. Zo schrijft Leerling 3: ‘veel mensen’, wat een wel erg makkelijk antwoord is. Leerling 30, Leerling 24, Leerling 28, Leerling 26, Leerling 1 en Leerling 33 schrijven: ‘Matthias Russ’. Dat is slechts één van de wielrenners. Goede antwoorden zijn onder andere ‘wielrenners’, ‘198 coureurs’, en ‘Matthias Russ, Bauke Mollema, Andre Greipel en nog meer andere wielrenners.’ Leerling 8 schrijft: ‘De Belgen, de Nederlanders en de Italianen.’ Belgen komen in het stukje van AD.nl helemaal niet voor, maar wel in het GeenStijl-artikel, wat er op duidt dat ze dat artikel (ook) heeft gelezen voor het beantwoorden van deze vraag. Conclusie Slechts dertien leerlingen wisten de juiste persoon aan te wijzen. De overige leerlingen gingen op zoek naar een herkenbare persoon om aan te wijzen, en waren daarbij te specifiek, wezen de verkeerde persoon aan of waren juist te algemeen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
58
Waarom gebeurt dit? Voor deze vraag geldt hetzelfde als de reden-vraag bij het Twitter-bericht: deze vraag schept verwarring en zorgt voor de situatie dat het antwoord ‘weet ik niet’ goed moet worden gerekend. In het artikel staat immers geen duidelijke reden of oorzaak waarom de race wordt gehouden. Maar liefst 22 leerlingen vulden dan ook in dat ze de vraag niet konden beantwoorden of dat ze dit niet uit de tekst konden afleiden. Zeven anderen gaven een antwoord dat goed kan worden gerekend, zoals ‘omdat de wielrenners in Amsterdam beginnen’ en ‘dit is een wedstrijd die elk jaar kan worden gehouden’. Dat laatste kan echter niet uit de tekst worden gehaald. Zeven leerlingen gaven een onlogisch antwoord, zoals ‘door de Tour de France’ (Leerling 26), ‘er komt een wielerronde dat wou hij laten zien’ (Leerling 6) en ‘gewoon om allemaal gekleurde truien’ (Leerling 25). Daarnaast waren er nog vier leerlingen die een antwoord hadden verzonnen, zoals ‘omdat het gewoon leuk is’ (Leerling 21) en ‘voor de lol’ (Leerling 29). Conclusie Deze vraag was, net als dezelfde vraag bij de Twitter- en Volkskrant-teksten, verwarrend. De leerlingen zien in de tekst geen antwoord op de reden-vraag. Hoe gebeurt dit? Ook bij deze vraag valt op dat de antwoorden vaak net zo goed hadden kunnen worden gegeven op de vraag ‘wat gebeurt er?’, en daarnaast valt op dat wederom de Fonkelsteen-leerlingen deze opdracht veel beter maakten. Op de Fonkelsteen gaven zeventien leerlingen een goed antwoord, tegenover twee foute en één bijna goed antwoord (‘met de fiets op een parcours dat is afgezet voor ander verkeer’ – dat laatste staat niet in het artikel). Op de Hasselbraam waren er slechts zes goede antwoorden en veertien foute antwoorden. Leerlingen die een goed antwoord geven, gaan hoofdzakelijk in op de activiteit ‘fietsen’, soms aangevuld met details zoals ‘in Amsterdam’ of ‘van het Museumplein naar het Olympisch Stadion.’ Foute antwoorden zijn vaak nietszeggend, zoals ‘heel gewoon’, ‘goed’ en ‘doordat het evenement er was.’ Leerling 36 schrijft: ‘want elk jaar gebeurt dit iedereen mag meefietsen met hun het is vrijwillig.’ Er staat niet in het artikel dat iedereen mee mag fietsen. Leerling 8 begint over ‘waarschijnlijk gewoon elk land drie dagen zoals ze bij Nederland hebben geschreven, dan verwacht ik dat dat bij de andere landen ook zo is.’ Er wordt in het AD-artikel geen melding gemaakt van ‘drie dagen’, of iets dergelijks – maar wél in het GeenStijl-artikel. Buiten dat is haar reactie onjuist, aangezien de Giro d’Italia in Italië langer duurt dan in Nederland.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
59
Conclusie De antwoorden op deze vraag komen vaak overeen met die op de vraag ‘wat gebeurt er?’. De leerlingen van de Fonkelsteen scoorden beter dan de Hasselbraamleerlingen. Conclusie De ‘wat’- en ‘hoe’-vragen werden duidelijk beter gemaakt door de Hasselbraamleerlingen dan door de Fonkelsteen-leerlingen. De antwoorden op de ‘wat’-vraag zijn relatief kort, zeker vergeleken bij de antwoorden op dezelfde vraag bij het Volkskrant-artikel. De leerlingen hadden bij deze tekst weinig moeite met het aanwijzen van de locatie van de gebeurtenis. Leerlingen lijken op zoek te gaan naar een duidelijk herkenbare datum; abstractere omschrijvingen van data (zoals ‘zaterdag’) gaan ze uit de weg. Een minderheid van de leerlingen slaagde er in om de persoon-vraag te beantwoorden. Net als bij de vorige teksten is de reden-vraag te ingewikkeld. De antwoorden op de ‘hoe’-vraag komen vaak overeen met de antwoorden op de ‘wat’-vraag. 7.1.4 Artikel GeenStijl 7 mei 2010, GeenStijl.nl Deze tekst is te vinden in Bijlage 8: Tekst GeenStijl. Deze tekst heeft betrekking op de paniek op de wielerronde Giro d’Italia (Ronde van Italië), waarvan de proloog dit jaar in Amsterdam werd gehouden. De leerlingen konden het volgende uit de tekst halen: Wat gebeurt er? Waar gebeurt dit? Wanneer gebeurt dit? Wie doet dit? Waarom gebeurt dit? Hoe gebeurt dit?
De Ronde van Italië gaat van start. In Nederland. (Vanaf) morgen / (vanaf) 8 mei. Het wielrentuig. Dat is niet bekend. Met irritante wegafzettingen, omleidingen en files.
Bij deze tekst is van belang dat leerlingen door konden klikken naar het filmpje; het GeenStijl-bericht was eigenlijk niet veel meer dan een promostukje voor de GeenStijl.tv-video. Dat doorklikken naar het filmpje gebeurde in slechts zes van de veertig gevallen. Eén leerling (Leerling 34) bekeek het filmpje, waarna vijf anderen volgden. In slechts één geval heeft een leerling dus uit zichzelf het filmpje bekeken. Alle leerlingen die het filmpje bekeken, zitten in groep zeven van de Hasselbraam.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
60
Ook van belang is om aan te merken dat de inhoud van het GeenStijl-artikel sarcastisch van aard is. Uit het artikel zelf valt dat echter niet direct te halen; alleen wie óf bekend is met het format van GeenStijl óf de bijbehorende video heeft bekeken, merkt dat het bericht (en vooral: de kop) sarcastisch is bedoeld. Wat gebeurt er? Ook bij deze vraag valt weer op dat de Fonkelsteen-leerlingen hem significant beter maakten. Van de Fonkelsteen-leerlingen gaven 16 leerlingen een goed antwoord, tegenover vier foute antwoorden. De Hasselbraam-leerlingen gaven acht goede antwoorden, negen foute antwoorden en drie antwoorden die wel erg algemeen waren (‘iets met Italië’, ‘een man gaat iets vertellen’ en ‘er praat een man met een journalist’). Ik had verwacht dat de leerlingen die het filmpje hadden bekeken, deze vraag wel goed hadden kunnen beantwoorden; zij hadden immers genoeg informatie voorhanden. Slechts drie van de zes lukte dat echter: Leerling 4 schrijft: ‘iedelijk (sic, waarschijnlijk bedoelt ze ‘eindelijk’ - JS) de ronde van Italië’; Leerling 5 schrijft: ‘de ronde van Italië wordt in Amsterdam gehouden’ en Leerling 29 schrijft: ‘er komt een wielrenwedstrijd.’ Leerling 36, die het filmpje heeft afgekeken, gaf een onbegrijpelijk antwoord: ‘Drie dagen lang is er toneelclub of er iets schitterend stukje importsportgebeuren.’ Ze lijkt zich te hebben gebaseerd op de zin: ‘Drie dagen lang is Nederland het toneel van een schitterend stukje importsportgebeuren.’ Leerling 34 schrijft: ‘Hij ging bloemen geven aan mensen’, wat op geen enkele manier valt terug te voeren op het artikel of het filmpje. Leerling 6 gaf het antwoord ‘er praat een man met een journalist’, wat uiteraard feitelijk juist is, maar niet goed kan worden gerekend. De andere leerlingen vermelden vaak dat er een ‘fietswedstrijd’ of ‘wielrenwedstrijd’ plaats gaat vinden. Foute antwoorden zijn onder meer ‘De ronde van Italië begint over drie dagen’ (fout, hij begint morgen); ‘Er is weer een Tour de France’ en ‘Ze gaan wielrennen in een roze trui’ (dat staat niet in het artikel en is daarnaast fout; alleen de winnaar rijdt in een roze trui). Leerling 16 schrijft: ‘Om 13:55 gaat de eerste van start! De Duitser Matthias Russ.’ Dat is correct, maar niet afkomstig uit het GeenStijl-artikel; hij heeft overduidelijk het Algemeen Dagblad-artikel gebruikt bij deze vraag. Leerling 22 schrijft: ‘De mensen hebben zin in de Giro d’Italia die morgen komt”; zij prikt duidelijk niet door het sarcasme van GeenStijl heen. Conclusie De Fonkelsteen-leerlingen hadden weinig moeite met deze vraag, maar de Hasselbraam-leerlingen verging het minder makkelijk. Ook drie van de zes Hasselbraam-leerlingen die het bijbehorende filmpje hebben bekeken, weten geen goed antwoord te geven op deze vraag.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
61
Waar gebeurt dit? Uit het GeenStijl-artikel blijkt niet dat de Giro d’Italia in Amsterdam plaatsvindt; enkel dat deze dit jaar in Nederland start. Amsterdam wordt wel vermeld, maar in de zin: ‘Onze Rutger ging vandaag maar eens langs bij Enrico & Ingritta in Amsterdam om te kijken of ze hun roze trui al aan hadden.’ Uit deze zin blijkt niet dat de Giro d’Italia in Amsterdam of alleen in Amsterdam wordt gehouden. Toch geven maar liefst 31 leerlingen ‘Amsterdam’ als antwoord. Daaruit blijkt dat ze hun achtergrondkennis of het Algemeen Dagblad-artikel (dat ze immers nog in het achterhoofd hadden) hebben gebruikt om deze vraag te beantwoorden. Wel ligt het aantal goede antwoorden bij deze vraag lager; bij het AD-artikel was één fout antwoord op de ‘waar’-vraag, bij dit artikel waren dat er meer: vier leerlingen wisten geen antwoord te geven op de vraag, en twee leerlingen vulden ‘Italië’ in. Slechts twee leerlingen vulden in ‘Nederland’, wat eigenlijk het enige juiste antwoord was. Tot slot antwoordde Leerling 2 met ‘Amsterdam Museumplein’, wat er op duidt dat hij het AD-artikel weer weer bij heeft gepakt. Daar komt het Museumplein namelijk wel in voor; niet in het GeenStijl-artikel. Conclusie Voor deze vraag keken de leerlingen overduidelijk niet alleen naar het GeenStijlartikel; drie op de vier leerlingen antwoordden met ‘Amsterdam’, wat ze niet uit dat artikel hebben kunnen halen. Er kan dus worden vastgesteld dat de leerlingen niet alleen naar de tekst kijken die ze moeten lezen. Wanneer gebeurt dit? Voor een gevorderde lezer zou deze vraag makkelijk te beantwoorden zijn: de plaatsingsdatum van het artikel is ‘7 mei’ en de gebeurtenis is ‘morgen’, na enig logisch redeneren weten we dat het antwoord op de ‘wanneer’-vraag ‘8 mei’ of ‘vanaf 8 mei’ is, of tenminste ‘morgen of ‘vanaf morgen’. Alleen Leerling 17, Leerling 22 en Leerling 21 slaagden er echter in om te antwoorden met ‘8 mei’, al gaf Leerling 21 het enigszins vreemde antwoord ‘ze spreken Giro op 7 mei en gaan wielrennen op 8 mei’. Drie leerlingen wisten het antwoord ‘morgen’ te geven; Leerling 9 wist ‘aankomend weekend’ te antwoorden en Leerling 19 antwoordde ‘in mei’. Negen leerlingen wisten geen antwoord te geven op deze vraag. Tien leerlingen gaven de datum ’7 mei’ als antwoord, en zagen daarmee niet het verschil tussen plaatsingsdatum en het tijdstip waarop iets gebeurt. Interessant is dat acht van deze leerlingen op de Hasselbraam zaten; slechts twee Fonkelsteenleerlingen gaven ‘7 mei’ als antwoord.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
62
Tot slot is het weer zichtbaar dat de leerlingen van de Fonkelsteen deze vraag sowieso beter weten te beantwoorden. Op de Hasselbraam werd geen één echt goed antwoord te geven; de antwoorden ‘zaterdagmiddag’ van Leerling 27 en Leerling 8 (die naast elkaar zaten en dus mogelijk hebben overlegd over dit antwoord) is te vaag. Op de Fonkelsteen waren acht goede antwoorden. Een ander fout antwoord was ’15 juni’ (Leerling 6); de datum waarop de leerling de opdracht maakte. Deze datum stond boven het AD-artikel, wat er op duidt dat hij dat artikel heeft gebruikt bij deze vraag. Foute antwoorden zijn verder bijvoorbeeld ‘overdag’ en ‘2010’ (veel te vaag), ‘over drie dagen van nu’ (in de war met de totale duur van de Giro d’Italia in Nederland) en ’30 mei’ (dat is de einddatum, die in dit artikel niet voorkomt; wel in het GeenStijl-artikel). Conclusie De leerlingen slaagden er niet in om uit de beschikbare informatie een datum af te leiden. Bovendien wisten slechts drie leerlingen ‘morgen’ (het eerste woord in het artikel) aan te wijzen als de ‘wanneer’. De Hasselbraam-leerlingen maakten deze vraag slechter dan de Fonkelsteen-leerlingen. Wie doet dit? Achttien leerlingen wisten te concluderen dat de wielrenners de personen in dit verhaal waren. Daarvan zaten dertien leerlingen op de Fonkelsteen; slechts vijf Hasselbraam-leerlingen wisten deze conclusie te trekken. Drie leerlingen wisten geen antwoord te geven op deze vraag. Een aantal antwoorden had betrekking op de vorige tekst. Leerling 30 schrijft: ‘Matthias Russ’, die in deze tekst helemaal niet voorkomt. Dat geldt ook voor het antwoord van Leerling 8 (‘De Duitsers’). Leerling 35 en Leerling 1 antwoordden respectievelijk ‘De Belgen’ (die inderdaad in deze tekst voorkomen, maar niet de belangrijkste personen zijn) en ‘De Italianen’. Leerling 27 en Leerling 25 schrijven respectievelijk ‘198 coureurs’ en ‘198 mannen’; een aantal dat klopt, maar in deze tekst niet worden genoemd; wel in het AD-artikel. Vijf leerlingen geven ‘Giro’ aan als de ‘persoon’. Leerling 36 heeft de namen van winnaars van de Giro d’Italia (‘Bartali, een Magni, een Binda, een Coppi, een Pambianco en een Merckx’) uit het GeenStijl-artikel gekopieerd. Andere foute antwoorden zijn ‘Rutger’ (Rutger Castricum, die in het artikel voorkomt), ‘een man doet dit’, ‘RTL’ en ‘de Rabobank’. RTL komt voor in het artikel; de Rabobank komt alleen voor in het AD-artikel en is daarin niet de belangrijkste ‘persoon’. Tot slot antwoordt Leerling 18 ‘staat niet in de tekst, ik weet het wel hoor’ en geeft Leerling 34 als antwoord ‘een meneer die voor de PvdA is’. Leerling 34 is een van de zes leerlingen die het filmpje heeft bekeken; waarschijnlijk heeft hij na het bekijken van het filmpje verder geklikt.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
63
Conclusie Deze vraag is veel beter gemaakt door de Fonkelsteen-leerlingen. Een krappe minderheid van de leerlingen wist een goed antwoord te geven op deze vraag. Waarom gebeurt dit? Deze vraag is door geen één leerling goed beantwoord. Heel veel leerlingen vullen in ‘weet ik niet’, de anderen verzinnen een antwoord. Leerling 21: ‘Omdat het gewoon leuk is.’ Leerling 29: ‘voor de lol’. Leerling 27 schrijft: ‘omdat het leuk is denk ik ’ Leerling 34 geeft het antwoord ‘om hun partij groter te maken’. Bij de vorige vraag ging hij al in op iemand van de PvdA. Leerling 34 is een van de zes leerlingen die het filmpje heeft bekeken; waarschijnlijk heeft hij na het bekijken van het filmpje verder geklikt. Conclusie Deze vraag was, net als de overige reden-vragen, niet te beantwoorden en zorgde voor veel verwarring bij de leerlingen; zij vulden in dat ze geen antwoord konden geven, of verzonnen een antwoord. Hoe gebeurt dit? De goede antwoorden op deze vraag, 18 in totaal, komen allemaal neer op ‘met een fiets’ of ‘door te fietsen’, met één uitzondering: Leerling 30 schrijft: ‘De winnaar trekt de eerste roze trui aan.’ Op de Fonkelsteen zijn geen foute antwoorden gegeven; wel gaven vijf leerlingen aan dat ze deze vraag niet konden beantwoorden. Op de Hasselbraam werden slechts drie goede antwoorden gegeven. In groep zeven van de Hasselbraam werd geen één goed antwoord gegeven. Twijfelachtig was het antwoord van Leerling 8: zij schreef ‘ze beginnen in Amsterdam vanaf het Museumplein en gaan dan 8,4 kilometer richting het Olympisch Stadion.’ Dat antwoord kan ze niet van deze tekst hebben afgeleid; het is duidelijk afkomstig van het AD-artikel. Andere onjuiste antwoorden waren op de Hasselbraam bijvoorbeeld ‘via RTL die mensen gaan interviewen (sic)’, zoals Leerling 23 schrijft, wat echt niet terug te voeren is op de tekst. Leerling 12 schrijft: ‘Dit gebeurde met een jongen, hij ging iets vertellen.’ De zes leerlingen die het filmpje hebben bekeken, beantwoorden de vraag fout. Leerling 6 schrijft: ‘via GeenStijl.nl’. Leerling 36 weet geen antwoord te geven. Leerling 4 schrijft: ‘door allemaal iets roze aan te doen’; Leerling 5: ‘door allemaal roze dingen op te hangen en de wielrenners vertrekken een voor een van de start’; Leerling 34 schrijft: ‘bloemen pakken en op straat bloemen’; Leerling 29 antwoordt: ‘leuk’.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
64
Ze hebben blijkbaar niet ingezien dat dat ‘roze kleuren’ (afkomstig uit het ADartikel) figuurlijk is bedoeld. Bij het antwoord van Leerling 5 is van belang dat het gedeelte ‘de wielrenners vertrekken een voor een van de start’ niet uit de GeenStijltekst kan worden gehaald; dit staat alleen in de AD-tekst. Conclusie Wederom maakten de Hasselbraam-leerlingen deze opdracht veel slechter dan hun leeftijdsgenoten op de Fonkelsteen. Op één na antwoordden de leerlingen die deze vraag goed hadden met ‘door te fietsen’ of een variant daarop. Daardoor was deze vraag overbodig; dat blijkt immers al uit de ‘wat gebeurt er?’-vraag. Conclusie De Fonkelsteen-leerlingen maakten de ‘wat’-, ‘wanneer’-, ‘wie’- en ‘hoe’-vragen beter dan de Hasselbraam-leerlingen. Met de ‘wat’-vraag hadden de Fonkelsteen-leerlingen weinig moeite, maar de Hasselbraam-leerlingen wel. Bij de ‘waar’-vraag werd door drie op de vier leerlingen de AD-tekst erbij gepakt om de vraag te beantwoorden. De leerlingen slaagden er niet in om met logisch redeneren een datum uit een tekst te halen, als die niet expliciet wordt vermeld. Een kleine minderheid van de leerlingen wist een goed antwoord te geven op de ‘wie’-vraag. De reden-vraag zorgde wederom voor verwarring en zorgde ervoor dat veel leerlingen geen antwoord konden geven of een antwoord verzonnen. De ‘hoe’-vraag was overbodig; de antwoorden op deze vraag waren grofweg gelijk aan die op de ‘wat’-vraag. 7.1.5 Conclusie De vragen over het Twitter-bericht waren over het algemeen eenvoudig te beantwoorden; alleen met de ‘waarom’-vraag hebben de leerlingen moeite. Ook voor de overige vragen geldt dat de reden-vraag voor veel hoofdbrekens zorgt. De vragen over het Volkskrant-artikel werden ook redelijk goed gemaakt, behalve de redenvraag en de ‘hoe’-vraag. Meer moeite hadden de leerlingen met de vragen over de Giro d’Italia-artikelen, en dan vooral het GeenStijl-artikel. Bovendien valt op dat bij deze teksten de Fonkelsteen-leerlingen de vragen veel beter beantwoordden dan de Hasselbraamleerlingen. De reden hiervoor is onduidelijk, maar ligt mogelijk verscholen in het feit dat er op De Fonkelsteen vaker en gestructureerder aandacht aan media-educatie en actualiteit wordt besteed dan op De Hasselbraam. De kans dat de oorzaak in de kwaliteit van het onderwijs moet worden gezocht, acht ik zeer klein; op De Hasselbraam wordt volgens de Onderwijsinspectie kwalitatief goed onderwijs gegeven.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
65
Ik sluit bovendien niet uit dat de hoge temperatuur in het lokaal in De Hasselbraam een rol speelde. Een deel van de leerlingen keek bij het invullen van de opdracht bovendien uit naar een wedstrijd WK-voetbal, wat er voor kan hebben gezorgd dat zij minder geconcentreerd aan de opdracht werkten. De ‘wie-wat-waar-wanneer-waarom-hoe’-structuur is verwarrend voor leerlingen als ze een vraag niet kunnen beantwoorden met de informatie uit de tekst. Bij de antwoorden op deze vragen is niet duidelijk wat de leerlingen al weten over een gebeurtenis; dat maakt de beoordeling van de antwoorden lastig. Daarnaast gebruiken leerlingen soms de ‘verkeerde’ tekst over een onderwerp, waardoor niet met zekerheid kan worden gezegd welke informatie zij uit de tekst hebben gehaald. Adviezen Voor eventueel lesmateriaal waarin kinderen teksten krijgen voorgeschoteld en waarbij het ‘5W1H’-model wordt gebruikt, is het belangrijk om te benadrukken dat mogelijk niet alle vragen kunnen worden beantwoord. Dit voorkomt verwarring. De leerlingen kan daarna worden gevraagd of ze het artikel volledig vonden, of dat er volgens hen nog zaken ontbraken. Ook kunnen er teksten worden gekozen waarin alle ‘5W1H’-vragen worden beantwoord. In alle gevallen geldt dat de vragen specifieker moeten worden toegesneden op de tekst. In dit geval bijvoorbeeld: ‘Wie begon er te schreeuwen?’ Om te meten wat leerlingen uit een tekst weten te halen, is het goed om leerlingen eerst te vragen wat ze al over een onderwerp weten. Met het oog op informatievaardigheden is het echter ook aan te raden om ze teksten voor te schotelen over onderwerpen waar zij niets van af weten; dan moeten de leerlingen immers alle informatie uit de tekst halen en kunnen ze niet uit hun achtergrondkennis putten. De vragen werden beter gemaakt op de school die meer aandacht aan actualiteit en media-educatie besteedde. Het is voor basisscholen aan te raden om regelmatig aandacht aan actualiteit te besteden.
7.2
Herkennen van bronnen
Het is van belang dat leerlingen bronnen kunnen beoordelen. Daarvoor is het belangrijk dat zij die bronnen kunnen herkennen. Dat ging bij een deel (ik schat de helft) van de leerlingen al fout; zij vroegen vooraf aan de ‘wat is de bron’-vragen aan mij wat een bron precies was. Leerlingen lijken vaak dus niet te weten wat een bron is. 7.2.1 Twitter.com De meeste leerlingen (drie van de vier) wisten de vraag ‘Wat voor website is Twitter.com?’ goed te beantwoorden. Slechts twee leerlingen zagen Twitter.com aan voor een nieuwssite, vier leerlingen dachten aan een weblog en twee leerlingen vonden Twitter.com een forum. Daarnaast wisten twee leerlingen geen antwoord te geven. Dit is een redelijke score.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
66
De Fonkelsteen-leerlingen beantwoordden deze vraag het beste; zij maakten slechts drie fouten. De Hasselbraam-leerlingen maakten zeven fouten. 35 30 25 20 15 10 5 0 Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen
Een forum
Een weblog
Weet ik niet
Grafiek 12: Wat voor website is Twitter.com volgens de leerlingen?
De meeste leerlingen (32) wisten daarnaast de bron van het bericht juist aan te wijzen: Gerry van der Laan ofwel Floydion. Slechts één leerling wist deze vraag niet te beantwoorden. Vier leerlingen wezen de ‘Damschreeuwer’ aan als bron. De overige drie antwoorden waren: Er was veel paniek (Leerling 29) Dat een meisje om een man zat te gillen (Leerling 34) Wie het is en wat er gebeurde (Leerling 10) Deze leerlingen lijken de betekenis van het woord ‘bron’ dus niet te begrijpen. Opvallend is dat de Fonkelsteen-leerlingen ook deze vraag veel beter maakten dan de Hasselbraam-leerlingen. Van de Fonkelsteen-leerlingen had slechts één leerling het antwoord fout, tegen zeven Hasselbraam-leerlingen. Het grootste aantal fouten (vier) werd gemaakt in groep zeven van de Hasselbraam; in groep acht van de Fonkelsteen werd geen enkele fout gemaakt. Er is geen relatie zichtbaar tussen de antwoorden op de vragen ‘Wat voor soort website is Twitter.com?’ en ‘Wat of wie is de bron van dit bericht?’; slechts één leerling dat de eerste vraag fout beantwoordde, gaf ook een foutief antwoord op de tweede vraag. Conclusie De meeste leerlingen wisten goed in te schatten wat voor website Twitter.com is en wisten de bron van het bericht aan te wijzen. Er was geen relatie zichtbaar tussen de antwoorden op beide vragen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
67
7.2.2 Volkskrant.nl Ook deze vraag zorgde bij de meeste leerlingen voor weinig hoofdbrekens. 36 leerlingen wisten deze website in te schatten als een nieuwssite. Twee leerlingen zagen deze website als een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen; één leerling dacht aan een forum, een ander aan een weblog. Niemand koos voor de optie ‘weet ik niet’. Deze vraag werd wederom het beste beantwoord door de Fonkelsteen-leerlingen; daar werd maar één fout gemaakt, tegen drie fouten op de Hasselbraam. 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen
Een forum
Een weblog
Weet ik niet
Grafiek 13: Wat voor soort website is Volkskrant.nl volgens de leerlingen?
De vraag wie de bron was, konden de leerlingen moeilijker beantwoorden. Er stond namelijk geen naam boven het bericht. Het juiste antwoord is ‘De Volkskrant’ of ‘de Volkskrant-redactie’. Slechts acht leerlingen gaven een dergelijk antwoord. Een even groot aantal leerlingen wees ‘de redactie’ aan als bron, wat iets te weinig gedetailleerd is maar wel goed gerekend kan worden. Eén leerling wees de verdachte (de Damschreeuwer) aan als bron. Vier leerlingen kozen voor de GGD, waarvan een woordvoerder inderdaad als bron in het bericht wordt aangevoerd. Het gaat hier echter om de bron van het bericht als geheel. Twee leerlingen zagen de slachtoffers als de bron van het verhaal. Vier leerlingen kozen voor het ANP, dat de foto boven het artikel leverde. Zij toonden hiermee aan te weten wat een bron is, maar het onderscheid tussen de foto en het verhaal niet te kunnen maken. Vijf leerlingen, allen afkomstig van groep zeven uit de Hasselbraam, gaven enigszins onbegrijpelijke antwoorden:
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
68
De dodenherdenking dat een man alles ging verstoren met een gil, en hij werd meteen mee genomen door de politie, en er werd nog een man opgepakt maar die werd wel gelijk weer vrijgelaten; hij liet per ongeluk de koffer vallen. Dat er iemand ging schreeuwen en hij leek op een orthodoxe jood. Dat er 36 gewonden waren op de dodenherdenking. Dat het heel stom was van de mevrouw dat die keihard ging zitten schreeuwen. Er was een chaos.
Van deze leerlingen waren er vier al in de fout gegaan met dezelfde vraag bij het Twitter-bericht. Sowieso gingen alle leerlingen die de bron van het Twitter-bericht niet konden aanwijzen met dit bericht wederom in de fout. Alle leerlingen die de vraag ‘wat voor soort website is Volkskrant.nl?’ niet konden beantwoorden, gingen met deze vraag opnieuw in de fout of konden deze niet beantwoorden. Van de Hasselbraam wist slechts één leerling ‘De Volkskrant’ als bron aan te wijzen. Op de Fonkelsteen waren dit er zeven, waarvan zes in groep acht. Conclusie De leerlingen wisten de website van De Volkskrant goed te beoordelen en zagen bijna allemaal in dat het om een nieuwssite gaat. Ze slaagden er echter nauwelijks in om de bron van het bericht aan te wijzen. Alle leerlingen die dat wel konden, hadden de vraag ‘Wat voor website is Volkskrant.nl?’ goed beantwoord. 7.2.3 AD.nl 35 leerlingen zagen het Algemeen Dagblad aan voor een nieuwssite. Dat is er één minder dan bij De Volkskrant. Twee leerlingen dachten dat het AD een forum was; één leerling zag in het AD een nieuwssite en twee leerlingen wisten geen antwoord te geven. In twee gevallen had een leerling die het AD niet juist kon inschatten, ook De Volkskrant verkeerd beoordeeld. Eén leerling kon alle drie de bronnen niet juist beoordelen. Van de Fonkelsteen-leerlingen wisten er negentien de bron juist in te schatten; bij de Hasselbraam gaven zestien leerlingen het juiste antwoord.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
69
40 35 30 25 20 15 10 5 0 Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen
Een forum
Een weblog
Weet ik niet
Grafiek 14: Wat voor website is AD.nl volgens de leerlingen?
De bron van dit bericht was lastiger aan te wijzen. Slechts zeven leerlingen gaven het antwoord ‘ANP’. Dat zo weinig leerlingen de bron juist aan wisten te wijzen, kan twee redenen hebben: het kan zijn dat de leerlingen niet gemerkt hebben waar de bron stond aangegeven (aan het einde van het bericht en in de fotobijschriften), of doordat de leerlingen het ANP niet bij naam kenden, waardoor ze de vermelding ‘(ANP)’ niet als een bronvermelding zagen. Acht leerlingen gaven het AD op als bron; één leerling koos voor ‘Sportwereld’. Twee andere leerlingen kozen voor ‘de redactie’ of ‘een redactie’. Dit kan allemaal enigszins goed worden gerekend; het bericht staat immers op de AD-site. Belangrijk is echter dat de leerlingen begrijpen dat het bericht juist níet door de AD-redactie is geschreven, maar afkomstig is van het ANP. Naast deze antwoorden waren er tien leerlingen die geen antwoord wisten te geven op deze vraag. De rest van de leerlingen gaf antwoorden die geen betrekking hadden op een bron, zoals ‘De Duitser’, ‘Giro d’Italia’, ‘een man op een bakfiets’ en ‘de wielerrondes’. Vier van de vijf leerlingen die bij de Volkskrant-bronvraag een onbegrijpelijk antwoord invulden, doen dat nu weer: Dat er een wielrennerswedstrijd is Dat heel Amsterdam roze is Over een meneer die wielrenners verzorgt Er komt een wielrenwedstrijd Al deze leerlingen zaten in groep zeven van de Hasselbraam. Leerling 36, die deze vraag bij De Volkskrant ook beantwoordde met een vreemd antwoord, geeft nu wel het juiste antwoord. Van de overige vier kan worden vastgesteld dat zij niet begrijpen wat een bron is.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
70
Van de leerlingen die de bron-vraag juist hadden beantwoord, had slechts één de vraag ‘wat voor website is AD.nl?’ fout. Alle leerlingen die ‘AD’ of ‘redactie’ invulden, hadden de vorige vraag goed. Bij deze vraag scoorden de Hasselbraam-leerlingen hoger. Zij wisten vijf keer het goede antwoord te geven; onder de Fonkelsteen-leerlingen was dit slechts twee keer. Wel gaven meer Fonkelsteen-leerlingen het AD of ‘redactie’ op als bron: respectievelijk negen en twee antwoorden, tegen één keer ‘AD’ bij de Hasselbraamantwoorden. Conclusie De meeste leerlingen wisten in te schatten wat voor website AD.nl is. Een minderheid slaagde er echter in om het ANP als bron aan te wijzen. Een deel van de leerlingen wist wel het AD aan te wijzen als bron, hoewel het bericht niet is geschreven door de AD-redactie. Deze vraag werd beter gemaakt door de Hasselbraam-leerlingen. 7.2.4 GeenStijl Terwijl de leerlingen Twitter.com en de websites van het AD en De Volkskrant juist wisten te herkennen, slagen zij er niet in om in te zien wat voor soort website GeenStijl is. Slechts zes leerlingen zien in dat GeenStijl een weblog is. Volgens twaalf leerlingen is GeenStijl een website waar iedereen berichtjes kan plaatsen – wat overigens ook ten dele juist is, aangezien er op artikelen kan worden gereageerd. Volgens elf leerlingen is GeenStijl een nieuwssite. Hoewel de site inderdaad nieuws brengt, bestaat hierbij de kans dat deze leerlingen GeenStijl als een objectieve nieuwssite zien. De site brengt meestal echter opiniërend nieuws. Of leerlingen dit inderdaad denken, kan echter niet worden gezegd; het zou moeten worden onderzocht wat zij onder ‘nieuws’ verstaan. Vijf leerlingen zagen GeenStijl als een forum; zes leerlingen wisten geen antwoord te geven op deze vraag. Van de Fonkelsteen-leerlingen wisten vier leerlingen hem goed te beantwoorden; van de Hasselbraam-leerlingen twee. Geen enkele leerling uit groep zeven van de Hasselbraam wist deze goed te beantwoorden.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
71
14 12 10 8 6 4 2 0 Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen
Een forum
Een weblog
Weet ik niet
Grafiek 15: Wat voor soort website is GeenStijl.nl volgens de leerlingen?
Ook de bron was voor de leerlingen moeilijk in te schatten. Slechts drie leerlingen wisten ‘Pritt Stift’ als de bron aan te wijzen; de ‘nickname’ van de auteur van dit bericht. Opvallend genoeg werden alle goede antwoorden gegeven op De Hasselbraam, terwijl het bij de meeste andere juiste vragen juist de Fonkelsteenleerlingen zijn die beter presteren. Zes leerlingen gaven ‘GeenStijl’ als antwoord, wat ook goed kan worden gerekend; het artikel is immers geschreven door de redactie van GeenStijl. Daarom kan ook het antwoord ‘de redactie’ (Leerling 40) goed worden gerekend. Leerling 31 antwoordt: ‘Rutger’, wat ook goed kan worden gerekend, aangezien hij de interviewer in het filmpje is. Leerling 22 schrijft: ‘Van GeenStijl zelf want er staat nergens wie het bericht geplaatst heeft’. Dit duidt er op dat zij de auteursvermelding niet heeft herkend. Er staat dan ook geen duidelijke vermelding van de auteur; enkel zijn nickname, gevolgd door datum, tijd en links naar de reacties: Pritt Stift | 07-05-10 | 19:48 | Link | 269 reacties Het is niet vreemd dat de leerlingen hier niet uit konden halen wie de auteur is. Had hier een echte naam gestaan, dan hadden de leerlingen waarschijnlijk meer juiste antwoorden gegeven; ze wisten bij het Twitter-bericht immers beter aan te wijzen wie de bron was. Leerling 17 antwoordde op deze vraag met ‘AD’. Er is geen relatie zichtbaar tussen de antwoorden op deze en de vorige vraag. De vier leerlingen die bij de AD-bron-vraag een vreemd antwoord invulden, deden dat dit keer weer: Over de ronde van Italië Over de ronde van Italië Wielrennen
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
72
Er komt een wielrenwedstrijd Conclusie In tegenstelling tot bij de andere artikelen en het Twitter-bericht wisten de leerlingen niet goed in te te omschrijven wat voor website GeenStijl.nl is; zes leerlingen gaven het goede antwoord. Dit kan twee oorzaken hebben: De leerlingen weten niet dat GeenStijl een weblog is. De leerlingen weten niet wat een weblog is, en kunnen GeenStijl dus niet als weblog categoriseren Van de elf leerlingen die GeenStijl als een nieuwssite zagen, kan niet worden geconcludeerd dat zij het verschil tussen GeenStijl en een objectieve, neutrale nieuwssite niet zien. Hiervoor zou moeten worden onderzocht wat de leerlingen onder 'nieuws' verstaan. Slechts drie leerlingen wisten ‘Pritt Stift’ als bron aan te wijzen, wat waarschijnlijk te danken is aan het feit dat op GeenStijl ‘nicknames’ worden gebruikt. 7.2.5 Conclusie De meeste leerlingen wisten goed in te schatten wat voor soort websites Twitter.com, Volkskrant.nl en AD.nl zijn. Bij GeenStijl.nl ging dat moeilijker. Bijna driekwart van de onderzochte leerlingen zag in dat GeenStijl geen nieuwssite is, maar slechts zes van leerlingen herkenden GeenStijl als een weblog. Dit kan twee oorzaken hebben: De leerlingen weten niet dat GeenStijl een weblog is. De leerlingen weten niet wat een weblog is, en kunnen GeenStijl dus niet als weblog categoriseren Van de elf leerlingen die GeenStijl als een nieuwssite zagen, kan niet worden geconcludeerd dat zij het verschil tussen GeenStijl en een objectieve, journalistieke nieuwssite niet zien. Hiervoor zou moeten worden onderzocht wat de leerlingen onder 'nieuws' verstaan. Drie leerlingen (Leerling 37, Leerling 27 en Leerling 8) wisten alle websites juist te categoriseren. Het aanwijzen van de bron verging de leerlingen in het geval van Twitter.com goed; 32 leerlingen beantwoordden deze vraag goed. In het geval van Volkskrant.nl, AD.nl en GeenStijl.nl, alle drie met minder duidelijke auteurs- dan wel bronvermeldingen, ging het moeizamer. Dit duidt er op dat de onderzochte leerlingen er in de meeste gevallen alleen in slaagden om de bron aan te wijzen als deze duidelijk als persoon herkenbaar was. Opmerkelijk is dat geen enkele leerling ‘Twitter’ aanwees als bron bij het Twitterbericht; bij andere websites gaven de leerlingen nog wel eens de naam van de website op als bron. Ook viel op dat de leerlingen van de Hasselbraam de vragen over de bron het slechtst maakten.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
73
Adviezen Leerlingen weten niet altijd juist in te schatten op wat voor soort website ze zitten. Het is daarom aan te raden om leerlingen te onderwijzen over de verschillende soorten inhoud op internet; over de verschillende 'genres' aan websites. Vooral bij het GeenStijl-bericht gingen veel leerlingen (34) in de fout, maar ook bij Twitter.com, Volkskrant.nl en AD.nl gaven respectievelijk tien, vier en vijf leerlingen een foutief antwoord.
Dat is in deze onderzoeksgroep van veertig leerlingen relatief weinig, maar de onderzoeksgroep is dermate klein dat dit probleem in werkelijkheid groter zou kunnen zijn. Daarnaast gaven slechts drie leerlingen op alle 'Wat is de bron?'vragen een juist antwoord; de meeste leerlingen zouden er dus baat bij kunnen hebben om te leren over verschillende soorten websites, ervan uitgaande dat het bij het beoordelen van bronnen belangrijk is om te weten om wat voor soort website het gaat. Leerlingen slagen er onvoldoende in om de bron van een bericht aan te wijzen. Lesmateriaal zou hen kunnen helpen te begrijpen wat een ‘bron’ precies inhoudt, waarom de bron van een bericht van belang is, wat voor soort bronnen er zijn en hoe de bron van een bericht kan worden aangewezen. Hen zou zo duidelijk kunnen worden gemaakt wat het verschil is tussen de website waarop een bericht wordt geplaatst en de partij die verantwoordelijk is voor de inhoud van een bericht.
7.3
Vergelijken van bronnen
Bij deze vragen bestaat geen ‘goed’ of ‘fout’. De leerlingen moeten de teksten vergelijken en een gemotiveerde keuze maken. 7.3.1 Twitter.com en Volkskrant.nl Bij de vraag wat de verschillen tussen beide berichten waren, gingen 21 leerlingen in op de lengte van het bericht. Dat is niet verrassend, aangezien het verschil in lengte erg groot is en daarom waarschijnlijk als eerste opvalt. De leerlingen schrijven bijvoorbeeld dat er in het Volkskrant-artikel ‘meer informatie’ staat en dat het Volkskrant-stuk ‘informatiever’ en ‘duidelijker’ is. In zes gevallen gaan de leerlingen in op de bron van de tekst. Zo schrijft Leerling 32: ‘[Op] Twitter kun je alles plaatsen en reacties geven, en op Volkskrant.nl kan alleen nieuws geplaatst worden.’ Leerling 25 schrijft: “De ene is een nieuwssite en de andere is een berichtjessite, de ene is zeg maar voor de lol en de andere is een wat serieuze site.” Leerling 16: “Bij Twitter zijn er ook bekenden op die website en bij de Volkskrant niet, en bij Twitter kun je zelf een berichtje maken en bij De Volkskrant niet!”
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
74
Een minderheid van de leerlingen gaat daadwerkelijk in op de inhoud van de tekst. Leerling 2: “Bij Twitter zegt Gerry van der Laan dat hij misschien gewapend is, en bij De Volkskrant staat dat er een koffer viel.” Leerling 18: “De details want Gerry van der Laan vertelt hoe de ervaring voor haar (sic) was en De Volkskrant weet ’t van de getuigen.” Leerling 14: ‘De een heeft het gezien en de ander vertelt over wat er is gebeurd en nog meer.’ Tot slot wist één leerling de vraag niet te beantwoorden. Geen van Samenvoegen; beide; 3 1 Twitter; 1
De Volkskrant; 35
Grafiek 16: Van welke bron zouden de leerlingen het liefst het artikel gebruiken: Twitter of De Volkskrant?
De leerlingen hadden een sterke voorkeur voor het bericht van De Volkskrant: 35 van de 40 leerlingen kozen voor het VK-bericht, terwijl slechts één leerling voor het Twitter-bericht koos. De meeste leerlingen (27) die voor het VK-bericht kiezen, doen dat omdat er meer informatie in het Volkskrant-artikel staat. Drie leerlingen geven een erg interessant antwoord. Leerling 19 schrijft: ‘Het stukje van De Volkskrant [...] want daar staat meer informatie in, en het is MISSCHIEN niet waar wat de persoon van de Twitter zegt.’ Leerling 18: ‘Ik zou ’t liefst ’t verhaal van De Volkskrant gebruiken want dat is de site van een krant en de krant heeft ‘meestal’ gelijk.’ Leerling 7: ‘De Volkskrant, want die van Twitter heeft iemand er op gezet en kan niet waar zijn.’
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
75
Tot slot geven enkele leerlingen nog en ongemotiveerde of slecht gemotiveerde keuze (‘het stukje uit De Volkskrant, is wel een belangrijk stukje’ schrijft Leerling 11) of geven ze een eigenzinnige motivatie. ‘Geen van beide, ik ben meer van de auto’s en dat soort dingen, en niet van een meisje wat op de Dam keihard zat te gillen’, schrijft Leerling 34 bijvoorbeeld. Leerling 23: ‘Ik wil geen van beide gebruiken, ik wil het in m’n eigen woorden vertellen waardoor ik het zelf ook beter snap.’ Leerling 27 schrijft ook dat ze de berichten samen zou voegen tot een eigen bericht. De leerlinge die voor Twitter kiest, schrijft: ‘De eerste daar gaat ook over paniek, dus die van Twitter.’ Opvallendste antwoord is die van Leerling 40, die schrijft voor ‘die van de Telegraaf’ te kiezen omdat daar ‘meer verhaal’ in zit. Ik neem aan dat hij op het Volkskrant-artikel doelt. Conclusie Een meerderheid van de leerlingen ging in op het verschil in lengte van het bericht en een kleine minderheid begint over de website waarop het bericht staat. Het aantal inhoudelijke beoordelingen van de tekst is daarmee in de minderheid. De leerlingen die de tekst inhoudelijk beoordelen, gaan in op details. Als de leerlingen de twee artikelen tegen elkaar af moeten wegen, motiveren ze hun keus doorgaans wel, maar kiezen ze grotendeels voor de Volkskrant-tekst omdat deze langer is en meer informatie bevat. Inhoudelijk wordt er nauwelijks over de tekst geoordeeld. In slechts drie gevallen kozen leerlingen voor De Volkskrant omdat ze de krant meer betrouwbaarheid toedichtten. De leerlingen gingen in hun antwoorden in het grootste deel van de gevallen dus niet uit zichzelf in op de betrouwbaarheid van de bron. 7.3.2 AD.nl en GeenStijl Acht leerlingen gingen bij deze vraag in op de lengte of de hoeveelheid informatie in het bericht. Dat is fors minder dan bij dezelfde vraag over het Twitter- en Volkskrant-artikel. Elf leerlingen gaan specifiek in op de inhoud van het artikel. Zo schrijft Leerling 20: ‘AD vertelt meer over de wedstrijd zelf’. Leerling 24 vindt het stuk van het AD makkelijker te begrijpen. Sommige leerlingen gaan in op de site waarop het artikel staat. Leerling 1 schrijft: ‘Dat je bij GeenStijl berichtjes kunt plaatsen.’ Leerling 9: ‘Nou de eerste is een nieuwtje en de ander een forum waar je mee over kunt praten.’ Volgens twee leerlingen ging het om twee verschillende gebeurtenissen in beide artikelen, wat feitelijk onjuist is.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
Weet ik niet; 2
76
Samenvoegen; 1
GeenStijl; 2 Allebei; 3
Geen van beide; 7
AD; 25
Grafiek 17: Van welke bron zouden de leerlingen het liefst het artikel gebruiken: AD of GeenStijl?
Een meerderheid van de leerlingen zou liever het AD-artikel gebruiken voor een werkstuk. Die meerderheid is met 25 echter minder groot dan de eerdere meerderheid voor het Volkskrant-artikel, waar 35 leerlingen de voorkeur voor hadden. De motivatie van de leerlingen die voor het AD kozen, komt over het algemeen neer op de hoeveelheid informatie die er in het AD-artikel staat. Zeven leerlingen zeggen geen van beide artikelen te willen gebruiken. Leerling 37 vindt bijvoorbeeld dat het in geen van beide artikelen goed wordt uitgelegd. Leerling 40 ‘wil hier geen werkstuk over maken’. Leerling 33 wil ook geen van beide gebruiken ‘omdat het niet erg boeiend is.’ Leerling 3 ‘zoekt overal’. Meer leerlingen gaven een dergelijk antwoord dan bij Volkskrant.nl en Twitter.com, wat er op duidt dat de leerlingen dit artikel misschien niet interessant genoeg vinden. Drie leerlingen zouden allebei de artikelen gebruiken. Leerling 27 zou beide artikelen ‘samenvoegen’; dat antwoord gaf ze eerder ook bij Volkskrant.nl en Twitter.com. Conclusie Meer dan bij Volkskrant.nl en Twitter.com gingen de leerlingen in op de inhoud van de artikelen, maar de verschillen die ze op weten te merken en de motivaties bij de keuze die ze maken tussen de artikelen, zijn niet erg diepgaand. Ze gaan vaak in op formele kenmerken als de lengte van het bericht, de hoeveelheid informatie of bepaalde kenmerken van de bron. De leerlingen komen in geen geval tot een afweging op basis van betrouwbaarheid.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
77
7.3.3 Conclusie De leerlingen gingen in hun antwoorden uit zichzelf slechts in enkele gevallen in op de betrouwbaarheid van de bron. Dit kan aangeven aan dat dit niet iets waar ze uit zichzelf bij stil zullen staan bij het selecteren van informatie. Als leerlingen de verschillen tussen twee berichten moeten beschrijven, gaan ze vaak in op basale zaken zoals lengte en kenmerken van de site waar het artikel op staat, zoals de mogelijkheid tot reageren. Ook over de kwaliteit van de inhoud oordelen leerlingen nauwelijks. Advies Leerlingen zou, bijvoorbeeld met lesmateriaal, moeten worden geleerd hoe ze informatie op internet moeten beoordelen. Samen met het bijbrengen van kennis van het begrip ‘bron’, zoals besproken in §7.2: Herkennen van bronnen, zouden de leerlingen moeten leren om bronnen tegen elkaar af te wegen bij het selecteren van informatie. Zij zouden moeten worden bijgebracht dat informatie op internet kan verschillen in zowel betrouwbaarheid als kwaliteit. Dit is niet te hoog gegrepen voor leerlingen tussen de 10 en 14 jaar. Zoals besproken in §5.5: Cognitieve vaardigheden zijn leerlingen in de leeftijd van de doelgroep in staat om meerdere aspecten van een probleem in overweging te nemen, en kunnen ze logisch redeneren. Wel zullen de meeste leerlingen het stadium van abstract denken nog niet hebben bereikt. Daarom moet bijvoorbeeld ‘het afwegen van bronnen’ concreet worden gemaakt. Mogelijk is het woord ‘bron’ zelfs te abstract en moet er worden gesproken van ‘website’.
7.4
Zoekopdracht
De bedoeling bij deze opdracht was dat zou kunnen worden gereconstrueerd hoe leerlingen op internet op zoek gingen naar informatie. Daarvoor moesten de leerlingen nauwkeurig opschrijven welke stappen ze ondernomen bij het zoeken op internet. Het probleem is echter dat de leerlingen dit niet deden; ze sloegen stappen over, schreven gebruikte zoektermen niet op en gebruikte de verkeerde invulvelden om de vraag te beantwoorden. Vooral in groep 7 van de Hasselbraam hielden weinig leerlingen zich aan de opdracht. Daaruit kan worden geconcludeerd dat dit niet de ideale manier is om leerlingen te toetsen op hun vaardigheden om informatie te zoeken op internet. Een andere manier is hiervoor aan te raden, bijvoorbeeld door leerlingen gobaal in hun eigen woorden te laten beschrijven hoe ze een nieuwsbericht hebben gevonden. Wel kan met de beschikbare onderzoeksresultaten, samen met mijn observaties, een redelijke inschatting worden gemaakt van het zoekgedrag van leerlingen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
78
Zo kan worden vastgesteld dat de leerlingen in het overgrote deel van de gevallen genoegen namen met slechts één nieuwsbericht; zij namen niet de moeite om verder te zoeken naar andere nieuwsberichten. Slechts zeven leerlingen namen de moeite om verder te zoeken en ook andere nieuwsberichten te gebruiken. Drie leerlingen hebben hebben de opdracht niet gemaakt of konden geen nieuwsberichten vinden.
Google News 3% Spits 3% Bing 2% Wikipedia 5%
Geen/Onbeken d 23% Google 57% NU.nl 7%
Grafiek 18: Welke website gebruikten de leerlingen om te zoeken naar informatie?
De meeste leerlingen gebruikten Google om naar nieuwsberichten te zoeken. Andere gebruikte sites, zoals Spits, Bing, Wikipedia, NU.nl en Googles eigen Google News, halen het niet bij de populariteit van de bekende zoekmachine. Van negen leerlingen kon niet worden vastgesteld welke website zij gebruikten om informatie te zoeken; zij hebben de opdracht bijvoorbeeld niet gemaakt of hebben niet omschreven welke stappen zij ondernamen om nieuwsberichten te zoeken. Het valt op dat slechts één leerling uit zichzelf naar een krantensite ging.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
79
Overig 20% Telegraaf.nl 5% Google 55%
Volkskrant.nl 8% NU.nl 12%
Grafiek 19: Welke website komt het eerst bij de leerlingen op om informatie te zoeken?
Bij de start van het onderzoek werd de leerlingen gevraagd welke websites het eerst bij ze opkwam om informatie te zoeken; deze komt gedeeltelijk overeen met de daadwerkelijk gebruikte websites. Hierbij moet uiteraard worden aangetekend dat niet bij alle leerlingen de gebruikte website kon worden opgetekend, waardoor de resultaten niet goed met elkaar kunnen worden vergeleken.
Overig 32%
Google 16%
Wikipedia 13%
Bing.com 5% NOS.nl Websites van 5% Twitter kranten 5% 5%
Volkskrant.nl 11% Telegraaf.nl 8%
Grafiek 20: Welke websites kennen de leerlingen nog meer om informatie op te zoeken?
Er werd ook gevraagd welke websites de leerlingen nog meer kenden; hierbij deden de kranten het iets beter. Twee leerlingen vulden ‘websites van kranten’ in zonder dit verder te specificeren. Sommige leerlingen vulden hier hetzelfde in als bij de vorige vraag.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
80
De kwaliteit van de artikelen die de leerlingen vonden, en de betrouwbaarheid van de bijbehorende bronnen, verschilt onderling sterk. Zo zijn er leerlingen die betrouwbare sites zoals NU.nl, NOS.nl, Trouw.nl en Volkskrant.nl gebruiken, maar ook minder betrouwbare of minder objectieve bronnen als Wikipedia en De Dagelijkse Standaard (een opinieweblog) worden gebruikt. Bij Wikipedia speelt het probleem dat de betrouwbaarheid van de inhoud nooit kan worden gegarandeerd, aangezien iedereen op elk moment een pagina kan wijzigen (over het algemeen; soms gaan pagina’s op slot, bijvoorbeeld over omstreden onderwerpen). Bij een opinieweblog als De Dagelijkse Standaard is het probleem dat de objectiviteit van de informatie op z’n minst twijfelachtig kan worden genoemd. Website Wikipedia NU.nl AD.nl De Dagelijkse Standaard KNMG.nl NOS Nederlands Dagblad DoodleSource.com Kiesraad.nl Uheefthetvoorhetzeggen.nl Europees Parlement Stichting Milieunet Spitsnieuws.nl Phoenix Online Den Haag FM RTL Stemwijzer PvdA Heerhugowaard Travolon Rotterdam.nl Trouw BN/De Stem Partij voor de Dieren Tweede Kamer.nl Volkskrant.nl
Soort website Encyclopedie Nieuwssite Krantensite Opinieweblog Branche-organisatie van artsen Nieuwssite Krantensite Verzameling van Google-logo’s Organisator verkiezingen Informatieve site over verkiezingen Officiële website van het Europees Parlement Belangenorganisatie milieu Nieuwssite Spirituele/paranormale jongerensite Stadsomroep Den Haag Nieuwssite Informatieve site over verkiezingen Politieke website Site over de toerismesector Officiële website gemeente Rotterdam Krantensite Krantensite Politieke website Officiële website Tweede Kamer Krantensite
Tabel 2: Welke bronnen gebruikten de leerlingen in de opdracht?
Aantal 8 6 3 3 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
81
Dat Wikipedia onder de leerlingen de populairste bron was, geeft aan dat in ieder geval een deel van hen niet heeft begrepen wat een nieuwsbericht is of dat er op nieuwsberichten moest worden gezocht. Wikipedia-lemma’s zijn immers geen nieuwsberichten. Ook zitten er bronnen tussen die niet direct voor de hand liggen, zoals een site over de toerismesector en de branche-organisatie van artsen. Op deze sites stonden echter (sterk gekleurde) nieuwsberichten over de verkiezingen. Lang niet alle gevonden artikelen zijn relevant. Zo gaan sommige artikelen over de gemeenteraadsverkiezingen, deelraadsverkiezingen of zelfs de Europese verkiezingen. Hierbij moet worden aangetekend dat bij de opdracht niet expliciet werd vermeld dat de leerlingen op zoek moesten naar informatie over de Tweede Kamer-verkiezingen. Eén leerling ging overigens naar heel iets anders op zoek: hij kwam met nieuwsberichten over de Giro d’Italia. Bij de uitvoering van het onderzoek viel op dat de leerlingen weinig efficiënt werkten. In veel gevallen zoeken de leerlingen als volgt: Ze openen een website (meestal Google), vullen een zoekterm in, klikken op een resultaat, beginnen weer van voren af aan als het resultaat niet bevalt. 7.4.1 Conclusie De onderzochte leerlingen gebruikten het meest Google om informatie op internet te vinden. Zij waren weinig kritisch met het zoeken van nieuwsberichten en namen vaak genoeg met één nieuwsbericht, zonder kritisch naar de bron van het bericht te kijken. Zij gebruikten namelijk ook gekleurde berichtgeving. In bepaalde gevallen kwamen leerlingen met nieuwsberichten die weinig relevant waren. Ook zoeken ze niet erg efficiënt. Adviezen Leerlingen moet met lesmateriaal worden geleerd: een bewuste selectie te maken uit informatie op internet, bij het uitkiezen van informatie te selecteren op criteria als kwaliteit, objectiviteit en betrouwbaarheid van de bron, hoe informatie en bronnen op die criteria te beoordelen, effectiever te zoeken op internet.
7.5
Websites van kranten
Bij het kiezen tussen het Volkskrant-bericht en het Twitter-bericht en tussen het AD-bericht en het GeenStijl-bericht hadden de leerlingen een duidelijke voorkeur voor de twee krantensites, maar het is niet zeker of dit ook zo zou zijn als bijvoorbeeld NU.nl tegenover de website van De Volkskrant zou worden gezet.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
82
Uit de zoekopdracht blijkt in ieder geval geen voorkeur voor krantensites. Uit zichzelf ging slechts één leerling naar een krantensite (die van de gratis krant Spits). In slechts acht van de 44 gevallen was een gekozen nieuwsbericht afkomstig van een krantensite; dat is evenveel als Wikipedia in totaal. Veel leerlingen zochten via Google op ‘verkiezingen 2010’ of een vergelijkbare zoekopdracht; bij een dergelijke opdracht komen wel degelijk ook websites van kranten omhoog.
Figuur 3: Zoekopdracht 'verkiezingen 2010' via Google
Waarom de leerlingen niet kozen voor krantensites, is niet te zeggen. Het kan zijn dat de leerlingen alleen de eerste zoekresultaten aanklikten, maar het is ook mogelijk dat zij wel op een krantensite klikten, maar niet vonden wat ze zochten en weer weg navigeerden. Het zoekgedrag van leerlingen zou nog beter moeten worden bestudeerd om hier duidelijkheid over te geven; in dit geval waren de observaties niet gedetailleerd genoeg en gaven de leerlingen zelf ook geen nauwkeurige beschrijving van hun activiteiten. Er kan in ieder geval wel worden vastgesteld dat leerlingen de websites van kranten slechts in een minderheid van de gevallen gebruiken, terwijl zij bij de vraag ‘Welke kranten ken je allemaal?’ vaak een groot aantal kranten wisten te noemen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
35 30 25 20 15 10 5 0
29
83
27 20 16 9
8 4
4
2
2
2
2
1
1
1
Grafiek 21: Welke kranten kunnen de leerlingen opnoemen?
De Telegraaf is 29 keer genoemd bij die vraag, maar werd geen één keer gebruikt als bron. Hetzelfde geldt voor het Noord-Hollands Dagblad (27 keer genoemd). De Volkskrant werd zestien keer genoemd, maar slechts één keer gebruikt als bron. Bij De Volkskrant en het AD (negen keer genoemd) moet worden aangetekend dat er in het onderzoek verwijzingen naar de websites van De Volkskrant en het AD waren, die al bij het invullen van deze vraag zichtbaar waren. Dat kan de resultaten hebben beïnvloed. ‘Kaeskoppenstad’ (twee keer genoemd) is geen krant, maar een openluchtfestival dat rond het onderzoek (12 en 13 juni 2010) in Alkmaar werd gehouden; waarschijnlijk hebben twee leerlingen een reclamefolder hiervan als krant aangezien. Eén leerling noemde ‘Dagblad’, het is niet duidelijk welke krant hij hiermee bedoelde. De ‘Alkmaarsche Courant’ is geen op zichzelf staande krant, maar een regionale bijlage bij het Noord-Hollands Dagblad. De Koerier en het Heerhugowaards Nieuwsblad zijn twee lokale huis-aan-huisbladen. Aan het begin van de vragenlijst werd de leerlingen gevraagd om op te noemen welke websites ze bezoeken, welke website het eerst in ze opkomt om informatie te zoeken en welke websites ze nog meer kennen om informatie te zoeken. Bij de vraag welke websites ze bezoeken, wordt geen één keer een krantensite (of een andere nieuwssite) genoemd. Ook noemden weinig leerlingen een krantensite als site die het eerst bij ze opkwam om informatie te zoeken; drie leerling noemden Volkskrant.nl, twee leerlingen Telegraaf.nl en één leerling het Noord-Hollands Dagblad. Bij de vraag welke sites de leerlingen nog meer kenden, deden de kranten het iets beter.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
84
7.5.1 Conclusie De leerlingen gebruikten nauwelijks artikelen van krantensites, terwijl zij wel een groot aantal kranten op konden noemen. De oorzaak van deze discrepantie heb ik niet kunnen achterhalen. Er kan worden geconcludeerd dat kennis van de namen van kranten bij deze leerlingen niet leidde tot het gebruiken van krantensites. Ook kunnen leerlingen dus wel namen van kranten opnoemen, maar noemen ze deze nauwelijks als ze websites op moeten noemen waar informatie kan worden gevonden. Advies Voor Stichting Krant in de Klas is het belangrijk dat leerlingen gebruik maken van kranten en krantensites. Bij de onderzochte leerlingen lag het gebruik van krantensites erg laag. Op dit moment biedt KiK al een website over krantensites aan, DeDigitaleKrant.nl; deze is echter op het voortgezet onderwijs gericht. Een site bedoeld om leerlingen uit de doelgroep kennis te laten maken met krantensites is wenselijk.
7.6
Tijdsduur
De gemiddelde leerling deed 55 minuten over het maken van de internetopdracht (van begin tot eind, inclusief invullen van persoonsgegevens en het beoordelen van de opdracht). Jongens deden er gemiddeld wat langer over, met 1 uur en 3 minuten, terwijl de meisjes er gemiddeld 48 minuten over deden. Leerlingen uit groep zeven hadden gemiddeld 1 uur en 9 minuten nodig, tegen 42 minuten voor leerlingen uit groep acht. Het valt op op dat leerlingen met een eigen computer op hun kamer en leerlingen met een eigen internetverbinding, de toets sneller af hadden dan leerlingen die daar niet over beschikten. Het is aannemelijk dat dit komt doordat leerlingen die vaker met internet of computers in aanraking komen, sneller worden in hun omgang met computers en internet.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
1:26
85
1:12 1:04 0:57 0:50 0:43 0:36 0:28 0:21 0:14 0:07 0:00
1:12 0:57 0:43 0:28 0:14 0:00 Kinderen met PC in eigen kamer
Kinderen met PC in huis
Kinderen met Kinderen met internet op internet in huis kamer
Grafiek 22: Hoe lang deden leerlingen met en zonder Grafiek 23: Hoe lang deden leerlingen met en PC op hun kamer over het invullen van de opdracht? zonder internetverbinding op hun kamer over het invullen van de opdracht?
Welke activiteiten de leerlingen op hun computer ondernamen (ze konden meerdere antwoorden selecteren en mochten kiezen uit spelletjes doen, muziek luisteren, filmpjes bekijken, chatten, aan school werken en surfen) heeft weinig invloed. Leerlingen die niet zeiden te surfen op internet, waren met de opdracht slechts één minuut (56 in totaal) langer bezig dan leerlingen die zeiden wel te surfen. Het grootste verschil is er tussen leerlingen die zeggen filmpjes te bekijken (46 minuten) en leerlingen die zeiden op hun pc aan school te werken (gemiddeld 1 uur). Dat kinderen die op hun pc aan school werken langer dan gemiddeld doen over de toets, is enigszins opmerkelijk. 7.6.1 Conclusie De gemiddelde leerling deed 55 minuten over het invullen van de opdracht. Meisjes waren sneller dan jongens; Fonkelsteen-leerlingen sneller dan Hasselbraamleerlingen. Kinderen met een eigen internetverbinding op hun kamer en leerlingen met een eigen computer waren sneller dan andere leerlingen. Het is aannemelijk dat dit komt doordat leerlingen die vaker met internet of computers in aanraking komen, sneller worden in hun omgang met computers en internet.
7.7
Conclusie
De vragen over het Twitter-bericht waren over het algemeen eenvoudig te beantwoorden; alleen met de ‘waarom’-vraag hebben de leerlingen moeite. Ook voor de overige vragen geldt dat de reden-vraag voor veel hoofdbrekens zorgt. De vragen over het Volkskrant-artikel werden ook redelijk goed gemaakt, behalve de redenvraag en de ‘hoe’-vraag. Meer moeite hadden de leerlingen met de vragen over de Giro d’Italia-artikelen, en dan vooral het GeenStijl-artikel.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
86
De vragen over de Giro d’Italia-teksten werden door de Fonkelsteen-leerlingen bovendien veel beter gemaakt dan door de Hasselbraam-leerlingen. Mogelijk ligt dit aan het feit dat De Fonkelsteen vaker en gestructureerder aandacht aan actualiteit en media-educatie besteedt. Uit het onderzoek blijkt dat het ‘wie-wat-waar-wanneer-waarom-hoe’-model verwarrend kan zijn voor leerlingen, als ze een vraag niet kunnen beantwoorden omdat er niet genoeg informatie in de tekst staat. Het onderzoek wekt daarnaast de indruk dat leerlingen soms moeite hebben om teksten te begrijpen, doordat er woorden instaan die ze niet begrijpen. Het is vrijwel onmogelijk te controleren of leerlingen hun antwoorden alleen hebben gebaseerd op de betreffende tekst, of ook op de andere tekst over hetzelfde onderwerp. Ook kan het zijn dat ze informatie uit hun geheugen gebruiken. De meeste leerlingen wisten goed in te schatten wat voor soort websites Twitter.com, Volkskrant.nl en AD.nl zijn. Bij GeenStijl.nl ging dat moeilijker. Bijna driekwart van de onderzochte leerlingen zag in dat GeenStijl geen nieuwssite is, maar slechts zes van leerlingen herkenden GeenStijl als een weblog. Het aanwijzen van bronnen verging de leerlingen goed in het geval van Twitter.com, waarbij de bron duidelijk te herkennen was. Bij de overige artikelen ging dat moeilijker. Dit duidt er op dat de onderzochte leerlingen er in de meeste gevallen alleen in slaagden om de bron aan te wijzen als deze duidelijk als persoon herkenbaar was. Uit zichzelf oordelen de leerlingen in hun antwoorden slechts in enkele gevallen over de betrouwbaarheid van de bron. Dat is dus niet iets waar ze uit zichzelf bij stil zullen staan bij het selecteren van informatie. Ook over de kwaliteit van de inhoud van een artikel oordelen leerlingen nauwelijks. Als de leerlingen op internet op zoek moeten gaan naar informatie, gebruiken ze in het overgrote deel van de gevallen Google. De leerlingen waren weinig kritisch bij het kiezen van nieuwsberichten en keken vaak niet kritisch naar de bron; er werd ook gekleurde berichtgeving gebruikt. Sommige leerlingen gebruiken irrelevante artikelen en zoeken vaak niet erg efficiënt. De leerlingen gebruikten nauwelijks artikelen van krantensites, terwijl zij wel een groot aantal kranten op konden noemen. De oorzaak hiervan heb ik niet kunnen achterhalen. Er kan worden geconcludeerd dat kennis van de namen van kranten bij deze leerlingen niet leidde tot het gebruiken van krantensites. Ook kunnen leerlingen dus wel namen van kranten opnoemen, maar noemen ze deze nauwelijks als ze websites op moeten noemen waar informatie kan worden gevonden.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
87
Kinderen met een eigen internetverbinding op hun kamer en leerlingen met een eigen computer wisten de opdracht sneller te maken dan andere leerlingen. Het is aannemelijk dat dit komt doordat leerlingen die vaker met internet of computers in aanraking komen, sneller worden in hun omgang met computers en internet. Veel vragen werden aanmerkelijk beter gemaakt door de leerlingen van de Fonkelsteen dan die van de Hasselbraam. Op de Fonkelsteen wordt meer aan mediaeducatie gedaan. Dit kan er op duiden dat media-educatie werkt, hoewel een totaal van twee scholen te weinig vergelijkingsmateriaal biedt om een oorzakelijk verband vast te stellen.
7.7.1 Adviezen Voor eventueel lesmateriaal waarin kinderen teksten krijgen voorgeschoteld en waarbij het ‘5W1H’-model wordt gebruikt, is het belangrijk om te benadrukken dat mogelijk niet alle vragen kunnen worden beantwoord. Dit voorkomt verwarring. De leerlingen kan daarna worden gevraagd of ze het artikel volledig vonden, of dat er volgens hen nog zaken ontbraken. Ook kunnen er teksten worden gekozen waarin alle ‘5W1H’-vragen worden beantwoord. Om te meten wat leerlingen uit een tekst weten te halen, is het goed om leerlingen eerst te vragen wat ze al over een onderwerp weten. Met het oog op informatievaardigheden is het echter ook aan te raden om ze teksten voor te schotelen over onderwerpen waar zij niets van af weten; dan moeten de leerlingen immers alle informatie uit de tekst halen en kunnen ze niet uit hun achtergrondkennis putten. Veel vragen werden aanmerkelijk beter gemaakt door leerlingen van de school die het meeste aandacht aan actualiteit en media-educatie besteede. Het is voor basisscholen aan te raden om regelmatig aandacht aan dergelijke zaken te besteden. Leerlingen weten niet altijd juist in te schatten op wat voor soort website ze zitten. Het is daarom aan te raden om leerlingen te onderwijzen over de verschillende soorten inhoud op internet; over de verschillende 'genres' aan websites. Leerlingen slagen er onvoldoende in om de bron van een bericht aan te wijzen. Lesmateriaal zou hen kunnen helpen te begrijpen wat een ‘bron’ precies inhoudt, waarom de bron van een bericht van belang is, wat voor soort bronnen er zijn en hoe de bron van een bericht kan worden aangewezen. Leerlingen zou moeten worden geleerd hoe ze informatie op internet moeten beoordelen. Leerlingen zouden moeten leren om bronnen tegen elkaar af te wegen bij het selecteren van informatie. Zij zouden moeten worden bijgebracht dat informatie op internet kan verschillen in zowel betrouwbaarheid als kwaliteit.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
88
Dit is niet te hoog gegrepen voor leerlingen tussen de 10 en 14 jaar. Zoals besproken in §5.5: Cognitieve vaardigheden zijn leerlingen in de leeftijd van de doelgroep in staat om meerdere aspecten van een probleem in overweging te nemen, en kunnen ze logisch redeneren. Wel zullen de meeste leerlingen het stadium van abstract denken nog niet hebben bereikt. Daarom moet bijvoorbeeld ‘het afwegen van bronnen’ concreet worden gemaakt. Mogelijk is het woord ‘bron’ zelfs te abstract en moet er worden gesproken van ‘website’. Leerlingen zou moeten worden geleerd hoe ze een bewuste selectie moeten maken uit informatie op internet, welke criteria ze moeten hanteren bij het selecteren van informatie (kwaliteit, objectiviteit, betrouwbaarheid van de bron) en hoe ze die criteria moeten beoordelen. Leerlingen zouden effectiever kunnen zoeken op internet dan ze nu doen; ook hier kan lesmateriaal aan bijdragen. Voor Stichting Krant in de Klas is het belangrijk dat leerlingen gebruik maken van kranten en krantensites. Bij de onderzochte leerlingen lag het gebruik van krantensites erg laag. Op dit moment biedt KiK al een website over krantensites aan, DeDigitaleKrant.nl; deze is echter op het voortgezet onderwijs gericht. Een site bedoeld om leerlingen uit de doelgroep kennis te laten maken met krantensites is wenselijk. Uit het onderzoek blijkt dat leerlingen niet altijd de tekst voldoende begrijpen om er vragen over te kunnen beantwoorden. Dit zou kunnen worden opgelost door ze te vragen of ze de tekst begrijpen, en zo nee, door ze aan te sporen de betekenissen van moeilijke woorden op te sporen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
8
89
Evaluatie uitvoering onderzoek
De uitvoering van het onderzoek verliep grotendeels naar wens. De meeste leerlingen waren gemotiveerd en staken veel moeite in het lezen van de teksten en het beantwoorden van de vragen. Toch heb ik een aantal kritische kanttekeningen. De ‘wie-wat-waar-wanneer-waarom-hoe’-vragen zijn een goede manier om leerlingen te bevragen over de inhoud van teksten, maar in de praktijk kan dit verwarrend zijn. Zo merkte ik dat de leerlingen niet altijd duidelijk is wie de persoon in een verhaal is, en bovendien is lang niet altijd bekend wat de reden is. De vragen moeten gerichter verwijzen naar de tekst, bijvoorbeeld met een vraag als ‘wie worden er in de tekst zelf genoemd?’. Niet alle leerlingen begrepen wat het woord ‘bron’ was; ze vroegen om hulp bij het invullen van de vragen waar naar de bron werd gevraagd. Het kan zijn dat het woord ‘bron’ bij sommige leerlingen nog geen deel uitmaakt van hun woordenschat. De leerlingen die het woord ‘bron’ wel kenden, wisten de bron vaak wel aan te wijzen. Leerlingen zou daarom moeten worden geleerd wat een bron inhoudt. De leerlingen leken de zoekopdracht vaak niet te snappen. Slechts een minderheid van de leerlingen volgde de instructies en schreef precies op welke zoekwoorden werden gebruikt en welke websites werden bezocht. Ik schat dat vijf leerlingen uit zichzelf wisten wat ze moesten doen bij de zoekopdracht. Sommige leerlingen wisten niet hoe ze moeten knippen en plakken. Dat maakte de zoekopdracht voor hen lastig. De antwoorden bij het vergelijken van de teksten, zoals het Twitter- en Volkskrant-bericht, waren erg triviaal, bijvoorbeeld ‘Ik kies voor de Volkskranttekst, want daar staat meer informatie in’. De bedoeling was om met deze vraag de leerlingen de verschillende bronnen tegen elkaar af te laten wegen, maar dat gebeurde slechts in enkele gevallen. Het plaatsen van de lijst van artikelen rechts op het scherm en de vragenlijst links, was voor sommige leerlingen lastig; zij begrepen niet dat ze de hyperlinks rechts moesten aanklikken. Wellicht was een verdere integratie van de artikelen in de vragenlijst beter geweest.
8.1
Beoordeling door leerlingen
Bij een reflectie op het onderzoek is de beoordeling van de lesopdracht door de leerlingen bruikbaar materiaal. De leerlingen beoordeelden de gehele vragenlijst als volgt:
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
Helemaal niet mee eens
Niet mee eens
Neutraal
Mee eens
90
Helemaal mee eens
Leuk Moeilijk Te lang Duidelijk Nuttig 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Grafiek 24: Beoordeling van de opdracht door de leerlingen
Hieruit kan worden geconcludeerd dat een meerderheid van de leerlingen de lesopdracht leuk en nuttig om te maken vond. Ook vond een minderheid van de leerlingen de opdracht te lang. Bij de factor ‘moeilijk’ valt op dat veel leerlingen ‘neutraal’ of ‘mee eens’ invulden; een minderheid zei expliciet de toets niet te moeilijk te vinden. Dat geeft aan dat de toets wellicht te moeilijk was. De beoordeling op de factor ‘duidelijk’ valt ook op; circa één op de vijf leerlingen vond deze opdracht niet duidelijk genoeg. 28 procent van de leerlingen beoordeelde dit met ‘neutraal’. Samen komt dat neer op ongeveer de helft van de leerlingen.
8.2
Conclusie
De internetopdracht was een geschikte manier om gegevens te verzamelen en leerlingen te toetsen. Leerlingen vonden de opdracht leuk en nuttig; bovendien waren de meesten van hen gemotiveerd. Wel kunnen er kritische kanttekeningen worden gezet bij de duidelijkheid van de toets; leerlingen snapten niet alle vragen en uitleg. Eén op de vijf leerlingen vond de toets niet duidelijk en ruim één op de vier koos hier voor ‘neutraal’. Dat is een te groot deel van de onderzochte leerlingen. De formulering van vragen en de bijbehorende uitleg zou in lesmateriaal beter en duidelijker moeten.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
91
Eventueel lesmateriaal op basis van deze internetopdracht zou daarom duidelijkere, meer heldere vragen moeten bevatten. Ook moet de uitleg beter. Hoewel de methode (bevraging via een website) zeker voldoet, kan de opdracht anders worden opgebouwd. De ‘wie-wat-waar-wanneer-waarom-hoe’-vragen kunnen beter op een andere manier worden gesteld en de zoekopdracht was te ingewikkeld voor leerlingen. Daarnaast was de toets misschien te moeilijk. Een minderheid van de leerlingen gaf expliciet aan de toets te moeilijk te vinden. Veel leerlingen kozen echter voor ‘neutraal’. Voor lesmateriaal zou daarom kritisch naar de moeilijkheidsgraad moeten worden gekeken. Daarnaast moet er bij een lesopdracht rekening mee worden gehouden dat veel leerlingen niet of niet voldoende weten wat een bron is en dat niet alle leerlingen weten hoe ze teksten en internetadressen moeten kopiëren en plakken. De opdracht was slechts voor een kleine minderheid van de ondervraagde leerlingen te lang. Eventueel lesmateriaal naar het model van deze toets zou uitstekend van deze lengte kunnen zijn.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
92
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
9
93
Internetwijsheid verbeteren
Op basis van mijn onderzoeksresultaten heb ik in §7.7.1: Adviezen een aantal aanbevelingen gedaan om de internetwijsheid en –vaardigheid van leerlingen te verbeteren. In dit hoofdstuk doe ik twee voorstellen voor lesmateriaal waarmee dit in de praktijk zou kunnen worden gebracht. In beide gevallen geldt dat de mogelijkheden verder zouden moeten worden onderzocht. Ik adviseer Stichting Krant in de Klas om twee nieuwe online-projecten te starten: Een digitale lesopdracht Een zoekmachine, gericht op leerlingen, die krantensites doorzoekt Hierbij moet worden aangetekend dat het niet zeker is of deze adviezen het onderzochte probleem zullen oplossen. Ik heb deze voorstellen immers niet uitgewerkt en aan een praktijktest onderworpen. Als mijn adviezen worden opgevolgd, zou moeten worden onderzocht of deze daadwerkelijk voor een verandering zorgen.
9.1
Digitale lesopdracht
Tijdens de uitvoering van mijn onderzoek bleek dat de leerlingen het leuk vinden om de computer te gebruiken om een opdracht uit te voeren; het is voor hen weer eens wat anders dan met pen en papier werken. Bovendien blijkt uit onderzoek van de stichting Mijn Kind Online dat slechts zeven procent van de leerlingen tussen de 10 en 14 jaar zijn of haar leraar ziet als iemand van wie kan worden geleerd over internet, terwijl ruim driekwart van de leerlingen in die leeftijdscategorie meer internetles zou willen. Hier ligt dus een taak voor Stichting Krant in de Klas. Ik raad Stichting Krant in de Klas daarom aan een een digitale lesopdracht samen te stellen. Deze lesopdracht zou in de les moeten kunnen worden gebruikt, maar kan wellicht ook daarbuiten worden aangeboden. De lesopdracht zou, net als de opdracht die ik op basisscholen heb laten uitvoeren, kunnen worden afgenomen via een website. Op dit moment heeft Stichting Krant in de Klas al een site over de krant op internet. Deze is echter bedoeld voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en richt zich specifiek op krantensites. Ik raad Stichting Krant in de Klas aan om een aparte site te ontwikkelen, speciaal voor basisschoolleerlingen, die zich op álle nieuwssites op internet richt.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
94
Er zou verder moeten worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor het ontwikkelen van een dergelijke website, wat de kosten zijn en hoe die website zou moeten worden vormgegeven en in de markt zou moeten worden gezet. Er moet bij het ontwikkelen van de opdracht rekening worden gehouden met het feit dat niet alle leerlingen uit de onderzoeksgroep wisten hoe ze iets (bijvoorbeeld een internetadres) moesten knippen en plakken. De kinderen zou voor de zekerheid kunnen worden uitgelegd hoe ze moeten knippen en plakken, en wat ze precies moeten kopiëren. De lesopdracht zou kunnen worden gebaseerd op de opdracht die ik heb uitgevoerd, maar met aanpassingen. Zo zou ik aanraden om de twee ‘pijlers’ onder de opdracht (enerzijds het lezen van teksten en beoordelen van bronnen, anderzijds de zoekopdracht) tot één opdracht samen te voegen. Leerlingen zouden dan de opdracht krijgen om op internet op zoek te gaan naar een nieuwsbericht, al dan niet in combinatie met de zoekmachine die ik voorstel op te zetten (meer hierover in §9.2: Zoekmachine). Vervolgens moeten ze daar vragen over beantwoorden (wie zijn de belangrijkste personen? Waar gebeurt het? Et cetera). Daarna moeten de leerlingen oordelen over de kwaliteit van het artikel en de betrouwbaarheid van de bron. Ook moeten ze dan antwoord geven op vragen over de website waar het artikel op staat en moeten ze motiveren waarom ze het artikel hebben gekozen. Leerlingen opdracht geven om op te schrijven welke stappen ze ondernemen in het zoekproces, werkt niet; dit kan beter worden weggelaten. Uit mijn onderzoek blijkt dat de ‘internetwijsheid’ van leerlingen op een aantal punten kan worden verbeterd. Over deze punten kan tussen de vragen in de lesopdracht uitleg worden gegeven, bijvoorbeeld met filmpjes. Zo kan de leerlingen worden uitgelegd wat een bron inhoudt en hoe ze een nieuwsbericht op kwaliteit kunnen beoordelen. Een lesopdracht zou grofweg de volgende structuur kunnen hebben: 1. Uitleg: Hoe kun je efficiënt zoeken op internet? 2. Opdracht: Ga op internet op zoek naar een nieuwsbericht over de verkiezingen. Plak het adres van het nieuwsbericht in dit venster. NB: wellicht uitleg over hoe knippen en plakken werkt. 3. Vraag: Beschrijf wat er in het nieuwsbericht staat. a. Wat gebeurt er in het nieuwsbericht? b. Wie is de belangrijkste persoon in dit artikel? Dit kunnen er ook meer dan één zijn. c. Waar vindt de gebeurtenis plaats? d. Wanneer gebeurt dit? e. Weet je ook waarom de gebeurtenis uit het nieuwsbericht plaatsvindt? 4. Vraag: Hoe kwam je bij dit nieuwsbericht uit? 5. Vraag: Waarom heb je dit nieuwsbericht gekozen?
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
95
6. Vraag: Snap je dit nieuwsbericht? Staan er woorden in die je niet begrijpt? Zo ja, zoek die op in een woordenboek. 7. Uitleg over verschillende kwaliteit inhoud op internet en dat leerlingen hier rekening mee moeten houden als ze inhoud op internet gebruiken. Wat is belangrijk bij het selecteren van informatie? 8. Vraag: Denk nog eens goed na of je dit wel een goed artikel vindt. Zou je het nu nog gebruiken? 9. Vraag: Van wat voor soort website komt het bericht dat jij hebt gekozen? 10. Uitleg over bronnen: wat zijn bronnen, waarom zijn ze belangrijk? Hoe kun je de bron aanwijzen? Wat voor soorten bronnen zijn er? 11. Vraag: Wie of wat is de bron van dit artikel? 12. Uitleg over verschillende betrouwbaarheid bronnen op internet en hoe deze kan worden beoordeeld. 13. Vraag: Denk je dat de bron van jouw nieuwsbericht betrouwbaar is? Bij de ‘5W’-vragen wordt de ‘hoe’ weggelaten (de antwoorden op deze vraag waren in mijn onderzoek grotendeels gelijk aan de ‘wat’-vraag; deze vraag is dus overbodig) en wordt bij de ‘waarom ‘-vraag een slag om de arm gehouden. Het systeem achter de online-lesopdracht zou docenten de mogelijkheid moeten bieden om de antwoorden van de leerlingen na te kijken. Vervolgens zouden leerlingen die slechter presteren aanvullende opdrachten kunnen krijgen. (Eventueel zouden ook alle leerlingen deze aanvullende opdrachten kunnen maken, naast de zoekopdracht. Die afweging is aan Stichting Krant in de Klas). Het is aan te raden om docenten er toe aan te zetten de antwoorden van de leerlingen na te bespreken, al dan niet klassikaal. Bij die aanvullende opdrachten zouden ‘voorgekookte’ vragen kunnen bevatten over vooraf gekozen teksten. Zo kunnen docenten de antwoorden van de leerlingen met elkaar vergelijken. Vragen moeten dan specifiek ingaan op de tekst ( In het geval van de Damschreeuwer: ‘Wie werd er afgevoerd?’). Bij deze teksten zou vooraf moeten worden gevraagd wat leerlingen al van een onderwerp weten. De docenten zouden de gebruikte artikelen zelf moeten kunnen uitkiezen. Ik raad het af om twee verschillende teksten over hetzelfde onderwerp te gebruiken. Dit kan verwarrend zijn. Daarnaast werkt het tegen elkaar laten afwegen van teksten niet; de leerlingen maken geen afweging op basis van de betrouwbaarheid van de bron. Beter is het om hen rechtstreeks vragen te stellen over de betrouwbaarheid van de bron en de kwaliteit van het nieuwsbericht. Interpretatie resultaten Voordeel van een online-lesopdracht is dat de antwoorden van de leerlingen kunnen worden geïnterpreteerd. Natuurlijk bestaan de antwoorden van de leerlingen waarschijnlijk voor een groot deel uit tekst, maar docenten zouden de antwoorden met het systeem moeten kunnen beoordelen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
96
De beoordelingen die de docenten aan de leerlingen geven, kunnen wél worden geïnterpreteerd, en vervolgens geanalyseerd; welke leerlingen hebben de meeste moeite met het beoordelen van bronnen: 10-jarigen of 12-jarigen? In welk deel van het land worden de opdrachten het slechtst gemaakt? Dit zou kunnen helpen bij het samenstellen van nieuw lesmateriaal. Bovendien kunnen vragen die door een te groot deel van de leerlingen foutief worden beantwoord, worden aangepast; wellicht zijn die te moeilijk. De antwoorden op de online-lesopdracht zouden, kortom, een schat aan informatie voor Stichting Krant in de Klas kunnen zijn. De lesopdracht zou in principe ook kunnen worden gebruikt voor andere leerlingen dan in groep zeven en acht van het basisonderwijs, bijvoorbeeld leerlingen in lagere groepen op de basisschool of leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dat zou kunnen worden onderzocht.
9.2
Zoekmachine
Uit mijn onderzoek blijkt dat de leerlingen niet of nauwelijks krantensites gebruiken bij het zoeken van informatie (in dit geval: nieuwsberichten) op internet, terwijl ze wél veel kranten bij naam kennen. Een manier om ze aan te zetten tot het gebruik van krantensites, zou zijn om een in krantensites gespecialiseerde zoekmachine op te zetten. Deze zoekmachine zou in combinatie met de digitale toets kunnen worden gebruikt. Er zou een eigen zoekmachine en -database kunnen worden opgezet, maar waarschijnlijk is het een beter betaalbare optie om een bestaande dienst te gebruiken. Aangezien veel leerlingen uit zichzelf naar Google gaan, zoals uit mijn onderzoek blijkt, en zij dus bekend zijn met de Google-interface, raad ik de ‘Site Search’-dienst van Google aan. Bij deze dienst kunnen naar keuze sites worden doorzocht door Google. Voor een KiK-zoekmachine zouden bijvoorbeeld de websites van alle bij de Nederlandse Dagbladpers aangesloten kranten worden aangemeld, zodat via de zoekmachine alleen op die websites wordt gezocht. Op die manier komen de leerlingen in aanraking met de websites van kranten. Een voordeel bij deze dienst is dat zoekresultaten ook op datum kunnen worden gerangschikt; de beheerder van de zoekmachine kan bepalen in welke mate dat gebeurt (Google, z.j.). Dat kan handig zijn als er moet worden gezocht op nieuws.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
97
Voor de zoekmachine zou gebruik kunnen worden gemaakt van de standaardinterface die Google levert. De mogelijkheid tot aanpassen is hierbij echter beperkt; er kunnen alleen wat kleuren worden aangepast en het Google-logo vervangen door een eigen logo. Een andere optie zou zijn om gebruik te maken van de XML-API (XML: Extensible Markup Language; API: Application programming interface) die Google aanbiedt. Daarbij worden zoekresultaten in een zogeheten XML-feed aangeleverd.
Figuur 4: Voorbeeld van een XML-feed van Google-zoekresultaten. (Google, z.j.)
Vervolgens kan die server deze onleesbare brij informatie weer omzetten in een webpagina. Hierbij valt het voordeel van Googles herkenbare interface weg, maar deze optie biedt wel meer vrijheid de ontwerpers van de zoekmachine. Deze zouden zij nu geheel naar eigen mening vorm kunnen geven, zonder dat Stichting Krant in de Klas zelf zoektechnologie hoeft aan te schaffen of te ontwikkelen. Deze optie is echter duurder dan het gebruik van de standaard-interface; er moet immers een aparte website worden ontwikkeld die gebruikmaakt van de XML-API. Belangrijk is in ieder geval dat de zoekmachine op de doelgroep is gericht; daar zou in de vormgeving rekening mee moeten worden gehouden.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
98
Het doel van deze zoekmachine is om leerlingen aan te zetten tot het gebruik van de krantensites. Uiteraard zijn er al bestaande ‘nieuwszoekmachines’, en is er bijvoorbeeld Lexis Nexis Newsportal voor het online doorzoeken van de inhoud van kranten. Deze nieuwe zoekmachine zou echter alleen krantensites doorzoeken, wat Google News bijvoorbeeld niet doet (die zoekt op al het nieuws), en wordt hierbij de inhoud van krantensites doorzocht; Lexis Nexis Newsportal doorzoekt de papieren krant. Hetzelfde geldt voor de ‘aquabrowser’ van de gezamelijke openbare bibliotheken (Bibliotheek.nl, z.j.) Potentiële gevoeligheid hierbij is dat Google bij krantenuitgevers gevoelig kan liggen, gezien de moeizame relatie die ze met de zoekgigant hebben, bijvoorbeeld over de Google News-dienst (Tweakers.net, 2009). Er zou bij de uitgevers moeten worden gepeild hoe zij tegenover een door Google aangedreven KiK-zoekmachine zou staan. 9.2.1 Kosten Site Search is geen gratis dienst. Er zou een inschatting moeten worden gemaakt van het verwachte gebruik van de zoekmachine om tot een analyse van de kosten te komen. Aantal webpagina's Tot 1.000 1.001 – 5.000 5.001 – 25.000 25.001 – 100.000 100.000 +
Zoekopdrachtlimiet (jaarlijks) 250.000 250.000 500.000 500.000 500.000 +
Kosten (jaarlijks) $ 100 $ 250 $ 750 $ 2.000 Hiervoor moet contact worden opgenomen met de verkoopafdeling
Tabel 3: Kosten van Google Site Search (Google, z.j.)
Om onder de 100.000 webpagina’s te blijven, zal er overigens wel een selectie moeten worden gemaakt; alleen Volkskrant.nl heeft volgens Google al 320.000 pagina’s. Wellicht zou alleen het archief sinds een bepaalde datum kunnen worden doorzocht, zodat oude pagina’s niet worden geïndexeerd. Het kan daarnaast zijn dat er extra moet worden betaald voor bijvoorbeeld het gebruik van de XML-API. Hier is Google niet duidelijk over. Op dit moment bieden alle Nederlandse kranten online gratis nieuws. Dat gaat echter veranderen. Het Nederlands Dagblad onderzoekt de mogelijkheden om een betaalpoort op haar site te zetten, en ook De Telegraaf denkt daar over na (Tweakers.net, 2010). Met deze ontwikkeling moet rekening worden gehouden; mogelijk kunnen er akkoorden worden gesloten met dagbladen voor het gebruik van nieuwsberichten van hun sites.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
99
9.2.2 Profilering website Het gaat te ver om in deze scriptie diep in te gaan op de technische werking en het ontwerp van de website, maar ik adviseer wel om de nieuwe zoekmachine niet te integreren met de website van Stichting Krant in de Klas. Er zou een duidelijk herkenbare, losstaande site moeten komen met een makkelijk te onthouden internetadres. De eisen waar de website verder aan zou moeten voldoen, dienen te worden onderzocht.
9.3
Conclusie
Ik raad Stichting Krant in de Klas aan om twee nieuwe online-projecten op te zetten. Een digitale lesopdracht zou leerlingen moeten leren hoe ze kritisch moeten zoeken naar informatie op internet. Zij zouden informatie moeten zoeken op internet, deze beschrijven en er vervolgens over oordelen (hoe betrouwbaar is de bron? Is dit een goed nieuwsbericht?). Aanvullende lesopdrachten kunnen specifieker ingaan op de tekst. De resultaten van de opdrachten (of beter: de beoordeling van de leraren van die resultaten) kan worden geïnterpreteerd en geanalyseerd. Dat kan helpen bij het opzetten van nieuw lesmateriaal. Op dit moment heeft Stichting Krant in de Klas al een site over de krant op internet. Deze is echter bedoeld voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en richt zich specifiek op krantensites. Ik raad Stichting Krant in de Klas aan om een aparte site te ontwikkelen, speciaal voor basisschoolleerlingen, die zich op álle nieuwssites op internet richt. Een in kranten gespecialiseerde zoekmachine zou leerlingen kennis laten maken met krantenwebsites. Deze zoekmachine zou bijvoorbeeld met behulp van Google Site Search kunnen worden opgezet, al dan niet in combinatie met de XML-API die Google aanbiedt. De zoekmachine zou de websites van alle bij de Nederlandse Dagbladpers aangesloten kranten kunnen doorzoeken. Ik raad Stichting Krant in de Klas aan om de zoekmachine niet onder te brengen op de eigen website, maar er een aparte, duidelijk herkenbare website van te maken.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
100
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
10
101
Conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk bespreek ik de conclusies die ik uit mijn onderzoek heb getrokken, doe ik een aantal adviezen en geef ik concrete aanbevelingen om mijn adviezen in de praktijk te brengen.
10.1 Conclusies De doelgroep bestaat uit leerlingen in groep zeven en acht van het basisonderwijs, in de leeftijd van 10 tot en met 14 jaar. Ruim driekwart van de leerlingen wil meer internetles op school. Slechts zeven procent ziet zijn leraar als iemand van wie kan worden geleerd over internet. Van de onderzoeksgroep had circa de helft een eigen computer op zijn of haar kamer. De helft van de leerlingen beschikt ook over internet op zijn of haar kamer. Kinderen gebruiken hun computer vooral voor het spelen van spelletjes, beluisteren van muziek en het bekijken van filmpjes. Hun favoriete websites zijn YouTube, Hyves, Spele.nl en Google. Leerlingen weten sommige vragen over teksten redelijk te beantwoorden, maar vinden vooral de reden en de ‘hoe’-vraag lastiger. Ook gaan ze de fout in met details. Uit het onderzoek blijkt dat het ‘wie-wat-waar-wanneer-waarom-hoe’-model verwarrend kan zijn voor leerlingen, als ze een vraag niet kunnen beantwoorden omdat de tekst niet genoeg informatie bevat. Het is vrijwel onmogelijk te controleren of leerlingen hun antwoorden alleen hebben gebaseerd op de betreffende tekst, of ook op de andere tekst over hetzelfde onderwerp. Ook kan het zijn dat ze informatie uit hun geheugen gebruiken. De meeste leerlingen wisten goed in te schatten wat voor soort websites Twitter.com, Volkskrant.nl en AD.nl zijn. Bij GeenStijl.nl ging dat moeilijker. Bijna driekwart van de onderzochte leerlingen zag in dat GeenStijl geen nieuwssite is, maar slechts zes van leerlingen herkenden GeenStijl als een weblog. Het aanwijzen van bronnen verging de leerlingen goed in het geval van Twitter.com, waarbij de bron duidelijk te herkennen was. Bij de overige artikelen ging dat moeilijker. Dit duidt er op dat de onderzochte leerlingen er in de meeste gevallen alleen in slaagden om de bron aan te wijzen als deze duidelijk als persoon herkenbaar was. Uit zichzelf oordeelden de leerlingen in hun antwoorden slechts in enkele gevallen over de betrouwbaarheid van de bron. Dat is dus niet iets waar ze uit zichzelf bij stil zullen staan bij het selecteren van informatie. Ook over de kwaliteit van de inhoud van een artikel oordelen leerlingen nauwelijks.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
102
Als de leerlingen op internet op zoek moeten gaan naar informatie, gebruiken ze in het overgrote deel van de gevallen Google. De leerlingen waren weinig kritisch bij het kiezen van nieuwsberichten en keken vaak niet kritisch naar de bron; er werd ook gekleurde berichtgeving gebruikt. Sommige leerlingen gebruiken irrelevante artikelen en zoeken vaak niet erg efficiënt. De leerlingen gebruikten nauwelijks artikelen van krantensites, terwijl zij wel een groot aantal kranten op konden noemen. De oorzaak hiervan heb ik niet kunnen achterhalen. Er kan worden geconcludeerd dat kennis van de namen van kranten bij deze leerlingen niet leidde tot het gebruiken van krantensites. Ook kunnen leerlingen dus wel namen van kranten opnoemen, maar noemen ze deze nauwelijks als ze websites op moeten noemen waar informatie kan worden gevonden. Veel vragen werden aanmerkelijk beter gemaakt door de leerlingen van de Fonkelsteen dan die van de Hasselbraam. Op de Fonkelsteen wordt meer aan mediaeducatie gedaan. Dit kan er op duiden dat media-educatie werkt, hoewel een totaal van twee scholen te weinig vergelijkingsmateriaal biedt om een oorzakelijk verband vast te stellen.
10.2 Adviezen
Voor eventueel lesmateriaal waarin kinderen teksten krijgen voorgeschoteld en waarbij het ‘5W1H’-model wordt gebruikt, is het belangrijk om te benadrukken dat mogelijk niet alle vragen kunnen worden beantwoord. Dit voorkomt verwarring. De leerlingen kan daarna worden gevraagd of ze het artikel volledig vonden, of dat er volgens hen nog zaken ontbraken. Ook kunnen er teksten worden gekozen waarin alle ‘5W1H’-vragen worden beantwoord. Om te meten wat leerlingen uit een tekst weten te halen, is het goed om leerlingen eerst te vragen wat ze al over een onderwerp weten. Leerlingen weten niet altijd juist in te schatten op wat voor soort website ze zitten. Het is daarom aan te raden om leerlingen te onderwijzen over de verschillende soorten inhoud op internet; over de verschillende 'genres' aan websites. Leerlingen slagen er onvoldoende in om de bron van een bericht aan te wijzen. Lesmateriaal zou hen kunnen helpen te begrijpen wat een ‘bron’ precies inhoudt, waarom de bron van een bericht van belang is, wat voor soort bronnen er zijn en hoe de bron van een bericht kan worden aangewezen. Leerlingen zou moeten worden geleerd hoe ze informatie op internet moeten beoordelen. Leerlingen zouden moeten leren om bronnen tegen elkaar af te wegen bij het selecteren van informatie. Zij zouden moeten worden bijgebracht dat informatie op internet kan verschillen in zowel betrouwbaarheid als kwaliteit. Leerlingen zou moeten worden geleerd hoe ze een bewuste selectie moeten maken uit informatie op internet, welke criteria ze moeten hanteren bij het selecteren van informatie (kwaliteit, objectiviteit, betrouwbaarheid van de bron) en hoe ze die criteria moeten beoordelen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
103
Leerlingen zouden effectiever kunnen zoeken op internet dan ze nu doen; ook hier kan lesmateriaal aan bijdragen. Voor Stichting Krant in de Klas is het wenselijk dat leerlingen gebruik maken van kranten en krantensites; er zou lesmateriaal moeten worden ontwikkeld om de leerlingen te stimuleren krantensites te gebruiken.
10.3 Concrete aanbevelingen Zoals besproken in Hoofdstuk 9: Internetwijsheid verbeteren raad ik Stichting Krant in de Klas aan om twee nieuwe online-projecten op te zetten. Een digitale lesopdracht zou leerlingen moeten leren hoe ze kritisch moeten zoeken naar informatie op internet. Zij zouden informatie moeten zoeken op internet, deze beschrijven en er vervolgens over oordelen (hoe betrouwbaar is de bron? Is dit een goed nieuwsbericht?). Aanvullende lesopdrachten kunnen specifieker ingaan op de tekst. De resultaten van de opdrachten (of beter: de beoordeling van de leraren van die resultaten) kan worden geïnterpreteerd en geanalyseerd. Dat kan helpen bij het opzetten van nieuw lesmateriaal. Een in kranten gespecialiseerde zoekmachine zou leerlingen kennis laten maken met krantenwebsites. Deze zoekmachine zou bijvoorbeeld met behulp van Google Site Search kunnen worden opgezet, al dan niet in combinatie met de XML-API die Google aanbiedt. De zoekmachine zou de websites van alle bij de Nederlandse Dagbladpers aangesloten kranten kunnen doorzoeken. Ik raad Stichting Krant in de Klas aan om de zoekmachine niet onder te brengen op de eigen website, maar er een aparte, duidelijk herkenbare website van te maken.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
104
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
105
Literatuurlijst Bibliotheek.nl (z.j.) AquaBrowser Library. Geraadpleegd op: 11 augustus 2010, van: http://zoeken.bibliotheek.nl/ CBS (2009). ICT gebruik van personen naar persoonskenmerken. Geraadpleegd op: 15 augustus 2010, van: http://statline.cbs.nl CBS (22 juni 2010c). Jeugdmonitor. Geraadpleegd op: 8 juli 2010, van: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/FC1C89C3-37DE-459A-9C834CF160D1BAC4/0/10P579.pdf CBS (26 februari 2010a). Basisonderwijs; leerlingen in het basis- en speciaal basisonderwijs. Geraadpleegd op: 28 april 2010, van: http://statline.cbs.nl CBS (7 april 2010b). Schoolgrootte; onderwijssoort en levensbeschouwelijke grondslag. Geraadpleegd op: 28 april 2010, van: http://statline.cbs.nl Child Development Institute. (z.j.) Stages of Intellectual Development In Children and Teenagers. Geraadpleegd op: 13 augustus 2010, van: http://childdevelopmentinfo.com/development/piaget.shtml De Digitale Krant (z.j.) Welkom bij de digitale krant. Geraadpleegd op: 2 juli 2010, van: http://www.dedigitalekrant.nl De Digitale Stad (z.j.). De Digitale School. Geraadpleegd op: 23 juli 2010, van: http://www.digischool.nl De Fonkelsteen (z.j.) o.b.s. De Fonkelsteen. Geraadpleegd op: 28 juni 2010, van: http://www.fonkelsteen.nl/ De Hasselbraam (z.j.) De Hasselbraam. Geraadpleegd op: 28 juni 2010, van: http://www.dehasselbraam.com/ Drok & Schwarz, 2009. Jongeren, nieuwsmedia & betrokkenheid. Zwolle / Amsterdam: Hogeschool Windesheim / Stichting Krant in de Klas. Fifi Schwarz (
[email protected], 1 juli 2010a). RE: Informatie over Krant in de Klas. Google (z.j.). Google Site Search. Geraadpleegd op: 26 juni 2010, van: http://www.google.com/sitesearch/ Huitt, W., & Hummel, J. (2003). Piaget's theory of cognitive development. Geraadpleegd op: 13 augustus 2010, van: http://www.edpsycinteractive.org/topics/cogsys/piaget.html Kennisnet (z.j.). Diensten. Geraadpleegd op: 8 juli 2010, van: http://web.kennisnet2.nl/portal/diensten Koreman, Etiënne (7 juli 2010). Octopus Paul predicts #worldcup winner #wk2010 #wc2010 #WM2010. Geraadpleegd op: 23 juli 2010, van: http://twitpic.com/23amar Kranten Zoekmachine (z.j.). Kranten Zoekmachine. Geraadpleegd op: 9 juli 2010, van: http://kranten.allemaal.info/ Marlies Vredenburg (
[email protected], 1 juli 2010a). Re: Nog één vraag. Medialessen (z.j.) Medialessen. Geraadpleegd op: 8 juli 2010, van: http://www.medialessen.nl
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
106
Mediawijzer (z.j.) Mediawijzer. Geraadpleegd op: 8 juli 2010, van: http://www.mediawijzer.net Melod. (2008). Cognitieve ontwikkeling van kinderen. Geraadpleegd op: 13 augustus 2010, van: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/pedagogiek/16368-cognitieveontwikkeling-van-kinderen.html# Mijn Kind Online (2008 a). Kinderen (10-14 jr) willen meer internetles op school. Geraadpleegd op: 30 juni 2010, van: http://mijnkindonline.weblog.nl/mijnkindonline/2008/01/kinderen_1014_j.html Mijn Kind Online (z.j.) Mijn Kind Online. Geraadpleegd op: 8 juli 2010, van: http://www.mijnkindonline.nl Nederlands Uitgeversverbond (z.j. a). Welkom bij de Nederlandse Dagbladpers. Geraadpleegd op: 30 juni 2010, van: http://www.nuv.nl/web/NDP/Pages/default.aspx NRC Handelsblad (2009). Minder Nederlanders hebben krantenabonnement. Geraadpleegd op: 15 augustus 2010, van: http://www.nrc.nl/economie/article2431556.ece/Minder_Nederlanders_hebben_kr antenabonnement NVJ (z.j.). Jenaplanonderwijs. Geraadpleegd op: 28 april 2010, van: http://www.jenaplan.nl/nl/jenaplanonderwijs.html Onderwijsinspectie (1 december 2009a). De Fonkelsteen. Geraadpleegd op: 28 juni 2010, van: http://toezichtkaart.owinsp.nl/schoolwijzer?qualitycardview=searchresults&OolId= 268718&arrId=75993§or=PO Onderwijsinspectie (1 december 2009b). De Hasselbraam. Geraadpleegd op: 28 juni 2010, van: http://toezichtkaart.owinsp.nl/schoolwijzer?qualitycardview=searchresults&OolId= 268752&arrId=75995§or=PO Onderwijsinspectie (11 juni 2007a). Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek De Fonkelsteen. http://toezichtkaart.owinsp.nl/PdfServlet?odk_id=94305&rSoort=O&schoolnaam =De+Fonkelsteen Onderwijsinspectie (2 oktober 2006a). Onaangekondigd kwaliteitsonderzoek obs De Hasselbraam. Geraadpleegd op: 28 juni 2010, van: http://toezichtkaart.owinsp.nl/PdfServlet?odk_id=88611&rSoort=O&schoolnaam =obs+De+Hasselbraam Qrius, 2009. (2009) Jongerenmonitor 2009. Geraadpleegd op: 30 juni 2010, van: http://www.slideshare.net/YoungMarketing/jongeren-2009?from=ss_embed Raad voor Cultuur (12 juli 2005). Mediawijsheid. De ontwikkeling van nieuw burgerschap. Geraadpleegd op: 5 september 2010, van: http://2008.cultuur.nl/adviezen_vervolg.php?id=4&advies=3997 Stichting Krant in de Klas (z.j. e). Krantenportal. Geraadpleegd op: 2 juli 2010, van: http://www.krantindeklas.nl/site/krantenservice/krantenportal/ Stichting Krant in de Klas (z.j. F) Lesmaterialen. Geraadpleegd op: 25 juni 2010, van: http://www.krantindeklas.nl/site/lesmateriaal_vo/ Stichting Krant in de Klas. (z.j. a). Over de organisatie. Geraadpleegd op: 19 april 2010, van: http://www.krantindeklas.nl/site/over_de_organisatie/
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
107
Stichting Krant in de Klas. (z.j. b). Nieuwsquiz. Geraadpleegd op: 19 april 2010, van: http://www.krantindeklas.nl/site/nieuwsquiz/ Stichting Krant in de Klas. (z.j. c). Krantentool. Geraadpleegd op: 19 april 2010, van: http://www.krantenmaken.nl/ Stichting Krant in de Klas. (z.j. d) Wie is Stichting Krant in de Klas? Geraadpleegd op: 30 juni 2010, van: http://www.krantindeklas.nl/site/over_de_organisatie/wie_is_kik/ Tweakers.net (14 augustus 2010). Telegraaf denkt na over paywall op website. Geraadpleegd op: 15 augustus 2010, van: http://tweakers.net/nieuws/69140/telegraaf-denkt-na-over-paywall-op-website.html Tweakers.net (18 mei 2009). Europese kranten boos over reclame op Google News. Geraadpleegd op: 26 juni 2010, van: http://tweakers.net/nieuws/60222/europesekranten-boos-over-reclame-op-google-news.html Villamedia (8 juli 2010). Telegraaf trapt in octopushoax. Geraadpleegd op: 23 juli 2010, van: http://www.villamedia.nl/nieuws/bericht/telegraaf-trapt-inoctopushoax/48493/ Wet op het primair onderwijs (1 augustus 1998). Artikel 39. Toelatingsleeftijd; duur onderwijs. Geraadpleegd op: 28 april 2010, van: http://wetten.overheid.nl/BWBR0003420/HoofdstukI/TitelII/Afdeling1/4/Artike l39/geldigheidsdatum_28-04-2010 Wikipedia. (15 april 2010a). Basisonderwijs (Nederland). Geraadpleegd op: 28 april 2010, van: http://nl.wikipedia.org/wiki/Basisonderwijs_(Nederland)
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
108
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
109
Bijlage 1: Lesopdracht Welkom bij deze internetopdracht! We willen graag weten hoe jij omgaat met het zoeken van informatie op internet en het beoordelen van bronnen. Daarom stellen we je een aantal vragen over nieuwsberichten op internet. Als laatste ga je zelf op internet op zoek naar nieuwsberichten. Links Voor een deel van de vragen heb je artikelen op internet nodig. Die kun je vinden in de lijst hiernaast. Tijd Je hebt vijftig minuten de tijd voor deze opdracht. Lukt je dat niet? Vraag dan even om hulp! Wie ben je? Om te beginnen willen we graag weten wie je bent. Wat is je naam? ____________________________ Wanneer ben je geboren? Vul bijvoorbeeld in: 1 januari 1998 ____________________________ Ben je een jongen of een meisje? Jongen Meisje In welke groep zit je? Groep zeven Groep acht
Op welke school zit je? De Hasselbraam De Fonkelsteen
Kranten en internet Misschien lezen je ouders een krant of lees je zelf een krant. Welke kranten ken je allemaal? ____________________________
Heb je een computer of laptop? Ja, ik heb er zelf een
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
110
Nee, maar ik mag op die van mijn ouders Nee
Heb je thuis internet? Ja, en ik heb internet op mijn kamer Ja, maar ik heb geen internet op mijn kamer Nee, wij hebben geen internetverbinding Anders: ____________________________ Als je thuis de computer gebruikt, waar gebruik je hem dan voor? Je mag meerdere vakjes aankruisen Spelletjes doen Muziek luisteren Filmpjes bekijken Chatten / MSN'en met vrienden Werken aan school, zoals werkstukken Surfen op internet Anders: ____________________________ Als je thuis op internet zit, wat voor websites bezoek je dan? Vul de namen van de websites in _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Paniek op de Dam Stel je voor dat je een werkstuk moet maken over de paniek tijdens de dodenherdenking op de Dam. Je gaat op internet op zoek naar informatie. Wat is dan de eerste website die in je opkomt om informatie te zoeken? * ____________________________ Wat voor websites ken je die je nog meer zou kunnen gebruiken? * _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Twitter.com Klik in de lijst rechts op de eerste link, naar Twitter.com. Lees het bericht op Twitter.com goed door, en beantwoord de volgende vragen. Let op! Het gaat hierbij niet om wat je zelf al weet, maar om wat er in de tekst staat.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
111
Wat is er gebeurd? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Waar is dit gebeurd? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Wanneer is dit gebeurd? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Wie heeft dit gedaan? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Waarom heeft hij dit gedaan? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Hoe heeft hij dit gedaan? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Volkskrant.nl Klik in de lijst rechts op de tweede link, en lees het bericht op Volkskrant.nl goed door. Beantwoord daarna de volgende vragen. Let op! Het gaat hierbij niet om wat je zelf al weet, maar om wat er in de tekst staat. Wat is er gebeurd? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
112
Waar is dit gebeurd? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Wanneer is dit gebeurd? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Wie heeft of hebben dit gedaan? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Waarom is dit gebeurd? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Hoe is dit gebeurd? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Twitter.com en Volkskrant.nl Twitter Kijk nog eens naar het bericht op Twitter.com (link 1). Lees het bericht nogmaals goed door, en beantwoord dan de volgende vragen. Wat voor soort website is Twitter.com? Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen Een forum Een weblog Weet ik niet
Wat of wie is de bron van dit bericht? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
113
Volkskrant.nl Kijk nog eens naar het bericht op Volkskrant.nl (link 2). Lees het bericht nogmaals goed door, en beantwoord dan de volgende vragen. Wat voor soort website is Volkskrant.nl? Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen Een forum Een weblog Weet ik niet
Wat of wie is de bron van dit bericht? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Verschillen Wat zijn volgens jou de grootste verschillen tussen deze twee berichten? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Stel dat je een van deze twee berichten zou mogen gebruiken voor je werkstuk over de paniek op de Dam. Welke van de twee zou je het liefst gebruiken? Of wil je geen van beide gebruiken? Leg uit waarom. _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ AD.nl In Nederland werd onlangs een Italiaanse wielerronde gehouden, de Giro d’Italia. Lees het bericht op AD.nl (link 3) goed door, en beantwoord dan de volgende vragen. Let op! Het gaat hierbij niet om wat je zelf al weet, maar om wat er in de tekst staat. Wat gebeurt er? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
114
Waar gebeurt dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Wanneer gebeurt dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Wie doet dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Waarom gebeurt dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Hoe gebeurt dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ GeenStijl.nl Lees het bericht op GeenStijl.nl (link 4) goed door, en beantwoord dan de volgende vragen. Let op! Het gaat hierbij niet om wat je zelf al weet, maar om wat er in de tekst staat. Wat gebeurt er? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Waar gebeurt dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
115
Wanneer gebeurt dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Wie doet dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Waarom gebeurt dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Hoe gebeurt dit? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ AD.nl en GeenStijl.nl AD.nl Kijk nog eens naar het bericht van AD.nl. Lees het nogmaals door, en beantwoord dan de volgende vragen. Wat voor soort website is AD.nl? Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen Een forum Een weblog Weet ik niet Wat of wie is de bron van dit bericht? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
GeenStijl.nl Kijk nog eens naar het bericht van GeenStijl.nl. Lees het nogmaals door, en beantwoord dan de volgende vragen. Wat voor soort website is GeenStijl.nl? Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
116
Een forum Een weblog Weet ik niet
Wat of wie is de bron van dit bericht? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Verschillen Wat zijn volgens jou de grootste verschillen tussen deze twee berichten? _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Stel dat je een van deze twee berichten zou mogen gebruiken voor je werkstuk over Giro d’Italia. Welke van de twee zou je het liefst gebruiken? Of wil je geen van beide gebruiken? Leg uit waarom. _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Verkiezingen Stel je voor dat je een werkstuk moet maken over de verkiezingen. Zoek op internet naar nieuwsberichten die je zou kunnen gebruiken voor je werkstuk. Je mag zelf weten hoe je aan de nieuwsberichten komt en waar je deze vandaan haalt. Je kunt bijvoorbeeld een zoekmachine gebruiken of naar websites gaan. Je nieuwsbericht moet van een Nederlandse website afkomstig zijn en in het Nederlands geschreven zijn. Je mag zelf beslissen of je één of meer nieuwsberichten zoekt. Iedere keer dat je een zoekwoord intikt, moet je het in het veld hieronder opschrijven. Als je een internetadres intikt of op een link klikt, kopieer dan het adres eveneens in dit veld. Zet alles gewoon in de volgorde waarin je werkt. De nieuwsberichten die je vindt, kun je in het tweede tekstveld plakken. Je hebt twintig minuten de tijd voor deze vraag. Succes! _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ Plak hier de nieuwsberichten die je hebt gevonden. _________________________________________________________________ _________________________________________________________________ _________________________________________________________________
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
117
Bijna klaar Je bent bijna klaar! We willen je alleen nog vragen om even in te vullen wat je van deze opdracht vond. Wat vond je van deze opdracht?
Ik vond deze toets leuk om te doen Ik vond deze toets moeilijk Ik vond deze toets te lang Ik vond deze toets duidelijk Ik vond deze toets nuttig
helemaal niet mee eens •
niet mee eens
neutraal
mee eens
helemaal mee eens
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• •
• •
• •
• •
• •
•
•
•
•
•
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
118
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
119
Bijlage 2: Overzicht respondenten Naam
Geslacht Leeftijd
Groep
School
Duur
Leerling 1
Man
12
8
Fonkelsteen
0:25
Leerling 2
Man
12
8
Hasselbraam
0:33
Leerling 3
Vrouw
12
8
Hasselbraam
0:46
Leerling 4
Vrouw
11
7
Hasselbraam
2:06
Leerling 5
Vrouw
11
7
Hasselbraam
2:02
Leerling 6
Man
11
7
Hasselbraam
2:04
Leerling 7
Man
10
7
Hasselbraam
0:45
Leerling 8
Vrouw
12
8
Hasselbraam
1:04
Leerling 9
Man
12
8
Fonkelsteen
0:45
Leerling 10
Man
11
7
Fonkelsteen
0:27
Leerling 11
Man
11
7
Fonkelsteen
0:58
Leerling 12
Vrouw
12
8
Hasselbraam
1:10
Leerling 13
Vrouw
12
8
Fonkelsteen
0:39
Leerling 14
Vrouw
10
7
Hasselbraam
0:39
Leerling 15
Vrouw
11
7
Hasselbraam
1:16
Leerling 16
Man
13
8
Hasselbraam
0:44
Leerling 17
Man
11
7
Fonkelsteen
0:36
Leerling 18
Man
11
7
Hasselbraam
0:48
Leerling 19
Man
11
8
Fonkelsteen
0:33
Leerling 20
Man
12
8
Hasselbraam
0:45
Leerling 21
Vrouw
11
7
Fonkelsteen
1:21
Leerling 22
Vrouw
11
8
Fonkelsteen
0:41
Leerling 23
Man
12
8
Hasselbraam
0:45
Leerling 24
Vrouw
11
7
Fonkelsteen
0:58
Leerling 25
Vrouw
12
8
Fonkelsteen
0:45
Leerling 26
Man
11
8
Fonkelsteen
0:27
Leerling 27
Vrouw
11
8
Hasselbraam
0:47
Leerling 28
Vrouw
11
7
Fonkelsteen
0:45
Leerling 29
Man
11
7
Hasselbraam
1:35
Leerling 30
Vrouw
10
7
Fonkelsteen
0:43
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
120
Leerling 31
Man
12
8
Fonkelsteen
0:36
Leerling 32
Vrouw
11
7
Fonkelsteen
0:35
Leerling 33
Man
12
8
Hasselbraam
0:40
Leerling 34
Man
11
7
Hasselbraam
1:24
Leerling 35
Vrouw
11
8
Fonkelsteen
0:49
Leerling 36
Vrouw
11
7
Hasselbraam
2:16
Leerling 37
Man
10
7
Fonkelsteen
0:41
Leerling 38
Man
11
7
Fonkelsteen
0:57
Leerling 39
Vrouw
11
8
Hasselbraam
0:35
Leerling 40
Man
12
8
Fonkelsteen
0:31
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
121
Bijlage 3: Overzicht antwoorden lesopdracht Leeftijd 12 10 8 6 4 2 0 9 jaar
10 jaar
11 jaar
12 jaar
Geslacht
Vrouw; 19 Man; 21
13 jaar
14 jaar
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
Groep 20
20
Groep 7
Groep 8
School
De Hasselbraam; 20
De Fonkelsteen; 20
122
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
123
Misschien lezen je ouders een krant of lees je zelf een krant. Welke kranten ken je allemaal? 35 30 25 20 15 10 5 0
29
27 20 16 9
8 4
4
2
2
2
2
Heb je een computer of laptop? Nee; 0
Nee, maar ik mag op die van mijn ouders; 18 Ja, ik heb er zelf een; 22
1
1
1
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
Heb je thuis internet? Nee, wij hebben geen internetverbi nding 0%
Ja, en ik heb internet op mijn kamer 50%
Ja, maar ik heb geen internet op mijn kamer 50%
Als je thuis de computer gebruikt, waar gebruik je hem dan voor?
Surfen op internet 12% Werken aan school, zoals werkstukken 12%
Spelletjes doen 22%
Muziek luisteren 19%
Chatten / MSN'en met vrienden 18%
Filmpjes bekijken 17%
124
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
Als je thuis op internet zit, wat voor websites bezoek je dan?
YouTube 18%
Overige 29%
Hyves 15%
Spel.nl 2% SpeelEiland.nl 3% Clipjes.nl Hotmail 2%
Google 10%
2% Habbo Hotel 4%
Spele.nl 15%
Stel je voor dat je een werkstuk moet maken over de paniek tijdens de dodenherdenking op de Dam. Je gaat op internet op zoek naar informatie. Wat is dan de eerste website die in je opkomt om informatie te zoeken?
Overig 20% Telegraaf.nl 5% Google 55%
Volkskrant.nl 8% NU.nl 12%
125
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
126
Wat voor websites ken je nog meer die je zou kunnen gebruiken?
Google 16%
Overig 32%
Wikipedia 13%
Bing.com 5% NOS.nl Websites van 5% Twitter kranten 5% 5%
Volkskrant.nl 11% Telegraaf.nl 8%
Wat voor soort website is Twitter.com? 35 30 25 20 15 10 5 0 Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen
Een forum
Een weblog
Weet ik niet
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
127
Wat of wie is de bron van het bericht op Twitter.com? Vreemd antwoord 5%
Weet ik niet 3%
Wie het is en wat er gebeurde 3%
Floydion 7% De blanke man 10%
Gerry van der Laan 72%
Wat voor soort website is Volkskrant.nl? 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen
Een forum
Een weblog
Weet ik niet
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
Wat of wie is de bron van het bericht op Volkskrant.nl?
Slachtoffers 5%
GGD / Ooggetuigen 3%
De dader 3%
GGD 7%
De Volkskrant 20%
ANP 10% Weet ik niet 20%
Vreemd antwoord 12% De redactie 20%
Stel dat je een van deze twee berichten zou mogen gebruiken voor je werkstuk over de paniek op de Dam. Welke van de twee zou je het liefst gebruiken? Of wil je geen van beide gebruiken? Leg uit waarom. Samenvoegen Geen van beide 8% 3% Twitter 2%
De Volkskrant 87%
128
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
129
Wat voor soort website is AD.nl? 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen
Een forum
Een weblog
Wat of wie is de bron van het bericht op AD.nl? Vreemd Giro Sportwereld antwoord d'Italia 3% 10% 5% Wielrenners 3%
De Duitser 3% ANP 17%
Wiellerondes 2% Een man op een bakfiets 2% Redactie
AD 25%
5% Weet ik niet 25%
Weet ik niet
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
130
Wat voor soort website is GeenStijl.nl? 14 12 10 8 6 4 2 0 Een nieuwssite Een site waar iedereen berichtjes kan plaatsen
Een forum
Een weblog
Wat of wie is de bron van het bericht op GeenStijl.nl? Vreemd antwoord Redactie 10% AD 3% 3% Amsterdam 3% Allemaal mensen Roze 3% 2% Rutger 5%
Weet ik niet 35% Pritt Stift 7%
Job Cohen 2%
Giro d'Italia GeenStijl 15% 12%
Weet ik niet
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
131
Stel dat je een van deze twee berichten zou mogen gebruiken voor je werkstuk over Giro d’Italia. Welke van de twee zou je het liefst gebruiken? Of wil je geen van beide gebruiken? Leg uit waarom. GeenStijl 5%
Weet ik niet 5%
Samenvoegen 3%
Allebei 8%
Geen van beide 17%
AD 62%
Wat vond je van deze opdracht? Helemaal niet mee eens
Niet mee eens
Neutraal
Mee eens
Helemaal mee eens
Leuk Moeilijk Te lang Duidelijk Nuttig 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
132
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
133
Bijlage 4: Overzicht tijdsduur invullen onderzoek Gemiddelde duur 1:12 1:04 0:57 0:50 0:43 0:36 0:28 0:21 0:14 0:07 0:00 Alle kinderen
Jongens
Meisjes
1:40 1:26 1:12 0:57
De Fonkelsteen
0:43
De Hasselbraam Beide scholen
0:28 0:14 0:00 Groep 7
Groep 8
Groep 7 & 8
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
1:26 1:12 0:57 0:43 0:28 0:14 0:00 Kinderen met PC in eigen kamer
Kinderen met PC in huis
1:12 1:04 0:57 0:50 0:43 0:36 0:28 0:21 0:14 0:07 0:00 Kinderen met internet Kinderen met internet op kamer in huis
134
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
1:12 1:04 0:57 0:50 0:43 0:36 0:28 0:21 0:14 0:07 0:00 10‐jarigen
11‐jarigen
12‐jarigen
13‐jarigen
135
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
136
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
Bijlage 5: Tekst Twitter.com Gerry van der Laan heeft toestemming gegeven voor opname van deze tekst. Bericht op Twitter.com Gerry van der Laan, Twitter.com, 4 mei 2010. http://twitter.com/floydion/status/13377253537
137
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
138
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
139
Bijlage 6: Tekst Volkskrant.nl De Volkskrant heeft toestemming gegeven voor opname van deze tekst. Het ANP heeft toestemming gegeven voor opname van de foto’s. 63 gewonden door paniek tijdens dodenherdenking (ingekort) Volkskrant.nl, 4 mei 2010. http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1376354.ece/63_gewonden_door_pan iek_tijdens_dodenherdenking
Gewonde bezoekers van de dodenherdenking op de Dam worden verzorgd, nadat paniek was uitgebroken (ANP) AMSTERDAM - 63 mensen zijn gewond geraakt tijdens de paniek bij de dodenherdenking dinsdagavond op de Dam. Niemand van de 63 slachtoffers raakte ernstig gewond en geen van de gewonden hoefde in het ziekenhuis te overnachten. Dit heeft een woordvoerder van de GGD Amsterdam woensdag gemeld. De wonden varieerden van schaafwonden, ontvellingen, verzwikte enkels en botbreuken. Onder de slachtoffers met fracturen viel vooral het hoge aantal beenbreuken op, aldus de GGD-woordvoerder. ‘Hoewel er ook een gebroken pols tussen zat’. Een 39-jarige man werd meteen na het incident aangehouden. De man prevelde met opgeheven handen onverstaanbare teksten tijdens de twee minuten stilte.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
140
Het publiek raakte in paniek toen de man ineens lang en hard schreeuwde. Een dranghek viel met een harde klap om. Een man liet in de verwarring per ongeluk zijn koffer vallen. Vervolgens werd vanuit het publiek ‘bom, bom, vlucht!’ geroepen, wat de paniek nog verergerde. Orthodoxe jood De amokmaker is door de politie afgevoerd. Hij droeg een hoed en een lange zwarte jas, had een flinke baard en lange bakkebaarden. 'Het bizarre is dat hij leek op een orthodoxe jood', zo meldde een ooggetuige aan de Volkskrant. Ook de man die de koffer had laten vallen werd is de politie opgepakt. Hij werd meteen weer vrijgelaten toen bleek dat hij de koffer per ongeluk had laten vallen. In de koffer zaten kleren en andere normale bezittingen.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
141
Bijlage 7: Tekst AD.nl Het Algemeen Dagblade heeft toestemming gegeven voor opname van deze tekst. Het ANP heeft toestemming gegeven voor opname van de foto’s. Giro kleurt Amsterdam roze Algemeen Dagblad, 8 mei 2010 http://www.ad.nl/ad/nl/1062/Giro-dItalia/article/detail/482040/2010/05/08/Giro-kleurt-Amsterdam-roze.dhtml
Een man op een bakfiets passeert het startpodium voor de 93ste editie van de Giro op het Museumplein in Amsterdam. FOTO ANP AMSTERDAM - Voor het eerst sinds 1954 (Tour de France) heeft Amsterdam weer een van de drie grote, internationale wielerronden in huis. Zaterdagmiddag begint in de hoofdstad de 93e editie van de Ronde van Italië met een proloog over 8,4 kilometer van het Museumplein richting het Olympisch Stadion. een megaklus voor de stad die er voor een flink deel opengebroken bij ligt. Om 13.55 uur gaan de renners van start, één voor één. De Duitser Matthias Russ mag als eerste door Amsterdam racen tegen de klok. Iets over half zes volgen Bauke Mollema (Rabobank) en de Duitser André Greipel als laatste twee renners. In totaal starten er 198 coureurs. De winnaar trekt de eerste roze trui aan. Daar gaat het drie weken om. Op 30 mei finisht de Giro d'Italia, na een uitputtende slotweek met heel veel klimwerk, in Verona. Acht Nederlanders beginnen aan de beproeving. De Raboploeg telt er zes, met Mollema als speerpunt voor het klassement. (ANP)
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
142
Wielrenner Cadel Evans (AUS) vrijdag in gesprek met Yolanthe Cabau van Kasbergen tijdens de ploegenpresentatie in de Beurs van Berlage. FOTO ANP
08/05/10 08u44
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
143
Bijlage 8: Tekst GeenStijl GeenStijl heeft toestemming gegeven voor opname van deze tekst. De Giro d’Italia LEEFT onder de mensen! Pritt Stift (Marck Burema), GeenStijl, 7 mei 2010 http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2010/05/giro_d_italia_boeit_de_mensen.ht ml Morgen gaat ie los. Eindelijk. De Ronde van Italië. Drie dagen lang is Nederland het toneel van een schitterend stukje importsportgebeuren. De Belgen wonnen de koers al 7 maal, Nederland nog nooit. We noemen daarom: een Bartali, een Magni, een Binda, een Coppi, een Pambianco en een Merckx. RTL Nieuws heeft aardige infographics van alle plekken die u maar beter kunt mijden. Want het wielrentuig gaat zorgen voor irritante wegafzettingen, omleidingen en files. Sommige mensen zijn al wekenlang heel erg Gazzetta dello Sport aan het doen. Want het leeft ENORM, die Giro. Zie dan die poll op AT5. Onze Rutger ging vandaag maar eens langs bij Enrico & Ingritta in Amsterdam om te kijken of ze hun roze trui al aan hadden. En dan nu SPORT.
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
144
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
145
Bijlage 9: Resultaten zoekopdracht Naam
Hoe gezocht?
Nieuwsb
Bron nieuwsberichten?
erichten
Kwaliteit en relevantie gevonden
Betrouwbaarheid/
Aan
nieuwsberichten?
objectiviteit
gehouden?
gevonden
bron
nieuwsberichten?
? Leerling
Google
1
KNMG
Irrelevant
Geen
30
Matig
onafhankelijke bron
Leerling
NU.nl
1
NU.nl
Goed
Goed
Slecht
Google
1
DoodleSource.com
Geen
Geen nieuwssite,
Slecht
irrelevant
onbekende bron
Google News
1
AD.nl
Relevant, goede kwaliteit
Goed
Slecht
Google
1
Kiesraad.nl
24 Leerling 10 Leerling
nieuwsbericht,
11 Leerling
Geen
28 Leerling
Google
1
17 Leerling
nieuwsbericht,
wel
Goed
Matig
nieuwsbericht,
relevant
-
1
32
Uheefthet-
Geen
wel
Goed
Matig
voorhetzeggen.nl
relevant
De
Slecht: irrelevant, suggestief,
Slecht
Slecht
Dagelijkse
Standaard
niet
objectief,
vooringenomen,
sowieso
geen nieuwsbericht Leerling
Google
37
Meerde
Dagelijkse
Plakte
re
Standaard,
nieuwsberichten aan elkaar
controleren
Slecht: irrelevant, suggestief,
Slecht
Slecht
Goed
Slecht
Geen
Goed
verschillende
Niet
te
Slecht
Amsterdam.nl, Gemeente NOS,
Stein, Instituut
voor Publiek en Politiek Leerling
Google
1
38
De
Dagelijkse
Standaard
niet
objectief,
vooringenomen,
sowieso
geen nieuwsbericht Leerling
Google
1
AD
Goed, relevant
Google
1
KNMG
Irrelevant
21 Leerling 19
onafhankelijke bron
Leerling
NU.nl
1
NU.nl
Goed
Goed
Slecht
Google
1
NOS
Goed
Goed
Goed
Google
1
Wikipedia
Geen
Slecht
Slecht
Goed, relevant
Goed
9 Leerling 26 Leerling 40 Leerling
nieuwsbericht,
irrelevant NU.nl
1
NU.nl
Goed, relevant
opdracht
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
Naam
Hoe gezocht?
Nieuwsb
Bron nieuwsberichten?
erichten
146
Kwaliteit en relevantie gevonden
Betrouwbaarheid/
Aan
nieuwsberichten?
objectiviteit
gehouden?
gevonden
bron
opdracht
nieuwsberichten?
? 31 Leerling
Google
3
35
Wikipedia,
1:
Europees
relevant.
Geen
nieuwsbericht,
Parlement,
nieuwsbericht, irrelevant. 3:
onafhankelijke
Stichting Milieunet
Relevant, geen objectieve
bron
2:
Geen
1:
Slecht,
2:
Matig
Goed, 3: Geen
inhoud. Leerling
Spits
2
Spits
Goed, relevant
Matig
Redelijk
Google
1
Nu.nl
Goed, relevant
Goed
Matig
Google
2
Generation-
1 Leerling 25 Leerling 13
Phoenix.nl,
1: Den
Matig,
irrelevant.
2:
1:
Slecht.
2:
Goed
Goed, relevant.
Goed Goed
Goed
1: Goed, 2: niet
Goed
Haag FM Leerling
Google
2
AD, RTL
Beide goed, relevant
Google
2
Stemwijzer, PvdA
Gekopieerde
Heerhugowaard
beide gevallen irrelevant
objectief
-
1
Travolon
Irrelevant,
Niet objectief
Slecht
Slecht
Slecht
Slecht
Matig
Slecht
Slecht
Slecht
Slecht
Slecht
Matig
Goed
Matig
-
-
Slecht
Redelijk
22 Leerling 2 Leerling 16 Leerling
niet
in
objectief
geschreven Wikipedia
1
Wikipedia
23 Leerling
inhoud
Niet relevant, zocht naar artikel Giro d’Italia
Wikipedia
1
Wikipedia
27
Relevant,
wel
veel
algemeen,
te geen
nieuwsbericht Leerling
Google
1
Wikipedia
Relevant, wel te algemeen,
Bing
1
Wikipedia
Irrelevant
8 Leerling
geen nieuwsbericht
12
(gemeenteraadsverkiezingen 2006), geen nieuwsbericht
Leerling
Google
1
Wikipedia
Veel
Google
1
Rotterdam.nl
Irrelevant
-
Heeft
-
-
Wikipedia
Veel
39 Leerling
algemeen,
wel
relevant, geen nieuwsbericht
20 Leerling
te
(deelraadverkiezingen)
33
niets gevond en
Leerling
Google
1
3 Leerling
te
algemeen,
wel
relevant, geen nieuwsbericht -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
14 Leerling
Internetwijsheid: Vaardigheden van kinderen met informatie op internet – Joost Schellevis
Naam
Hoe gezocht?
Nieuwsb
Bron nieuwsberichten?
erichten
147
Kwaliteit en relevantie gevonden
Betrouwbaarheid/
Aan
nieuwsberichten?
objectiviteit
gehouden?
gevonden
bron
nieuwsberichten?
? 6 Leerling
Google
1
15 Leerling
Nederlands
Goed, niet heel erg relevant
Goed
Slecht
Geen
Goed
Slecht
Goed, relevant
Goed
Slecht
Goed, relevant
Onbekend
Slecht
Nederlands
Onbekend, kopieerde alleen
Goed
Slecht
Dagblad -
1
Trouw
36 Leerling
nieuwsbericht,
wel
uitslagen -
1
Volkskrant
-
1
Niet
Google
1
Dagblad
naam website
-
1
NOS
Goed, relevant
Goed
Slecht
Google
1
NU.nl
Goed, relevant, in eigen
Goed
Goed
4 Leerling 5 Leerling
zeggen
(ANP-bericht)
34 Leerling
te
29 Leerling 18 Leerling 7
woorden omschreven Google
5
NU.nl,
BN/De
1: Geen nieuwsbericht, wel
1:
Stem, Partij voor
relevant. 2: Goed, relevant.
Goed. 3: Niet
de
3:
objectief.
Dieren,
TweedeKamer.nl
Geen
informatie,
objectieve gedeeltelijk
relevant. 4: Relevant, goed.
Goed.
Goed.
2: 4:
Slecht
opdracht
De grootste kracht van het internet, het feit dat iedereen informatie kan publiceren, heeft een keerzijde. Doordat er geen centrale beheerder is die de inhoud selecteert op criteria als betrouwbaarheid en kwaliteit, vindt ook onbetrouwbare en misleidende inhoud zijn weg naar het internet. Hoe kunnen leerlingen in groep zeven en acht van het basisonderwijs leren om de betrouwbare inhoud te herkennen en deze te onderscheiden van onbetrouwbare informatie? Dat is de vraag die in deze scriptie wordt beantwoord. Daarvoor is het eerst nodig om te onderzoeken hoe leerlingen met inhoud op internet omgaan. Dat wordt getoetst met een lesopdracht voor groep zeven en acht van de basisschool. Kunnen de onderzochte leerlingen bronnen beoordelen, weten ze betrouwbare inhoud te onderscheiden van onbetrouwbare? Zien ze het verschil tussen subjectieve en objectieve informatie? Speciale aandacht is er voor de websites van kranten: vinden leerlingen hun weg naar krantensites? Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geadviseerd op welke punten en op welke manier de internetwijsheid van de leerlingen kan worden verbeterd, bijvoorbeeld met nieuw lesmateriaal. Ook wordt geadviseerd hoe het gebruik van krantensites door de leerlingen kan worden bevorderd. Deze scriptie is geschreven voor de opleiding Media, informatie en communicatie aan de Hogeschool van Amsterdam. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Stichting Krant in de Klas. De stichting vindt het belangrijk dat kinderen leren om kritisch om te gaan met mediainhoud, ook die op internet. www.joostschellevis.com