Interne N o t a R. I J . P.
No. 3
ONDERZOEK NAAR HET BESCHERMEND EFFECT VAN EEN AANTAL HOUTCONSERVERINGSMIDDEJXN TEGEN SCHIMMELAANTASTING
door
Dr.Ir.
D.A.
van S c h r e v e n
RIJKSDIENST VOOR DE IJSSEIhlEERPOIDERS WDBOUWKUND IGE HOOFDAFDELING Z W O L L E 1966
RIJKSDIENST VOOR DE ~JSSELMEERPOLDERS Landbouwwetenschappelijke Afdeling W E N .
ONDERZOEK NAAR HET BESCHERMEND EFFECT VAN EEN AANTAL HOUTCONSERVERINGSMIDDELEN TEGEN SCHIMMELAANTASTING
.
Inleiding gehouden op de wetenschappelijke vergadering van de Landbouwwetenschappelijke Afdeling op 13 September 1966 te Dronten
door
dr.ir. D.A. van Schreven.
Eind 1964 vertoonde het buitenwerk van de vensters van twee scholen in Dronten
-
twee tot twee en een half jaar na de bouw
-
tekenen van houtbe-
derf. In de loop van 1965 nam dit bederf zienderogen toe. Het betrof hier timmerhout dat niet vooraf was behandeld met een conserveringsmiddel. In verband hiermee bereikte ons eind 1965 het verzoek van de Bouwkundige Hoofdafdeling, via de heer B. van der Horst, eenaantal conserveringsmiddelen van I
-!I.
timmerhout te onderzoeken op hun beschermend effect tegen houtschimmels. Zelf had hij reeds bij 6 middelen met proefplankjes van grenen hout nagegaan hoe2 veel gramhiervan per m hout werd opgeriomen bij dompeltijden van respectievelijk 10 seconden, 5 minuten, 10 minuten,:tl5 minuten..en 20 minuten. De dompeltijden gaven slechts zeer geringe verschillen te zien in opgenomen hoeveelheden. Zelfs bij 10 seconden onderdompelen was het resultaat vrijwel gelijk aan dat van de langere tijden. De gemiddelde hoeveelheid die werd opge2 nomen varieerde bij de middelen tussen 38.6 en 68.8 g per m Hierbij vie1
.
het op, dat deze hoeveelheden belangrijk lager waren dan de minimum hoeveel2 heid van 200 g per m voor middelen opgelost in organische vloeistoffen, die -na dopen van hout in zulke middelen moet worden opgenomen, voorgeschreven door het normblad NEN 3251 van het Nederlands Normalisatie Instituut (9). Voorts toonde de heer Van der Horst aan, dat geen van de gebruikte middelen op het punt van de vochtwering de tot nu toe gebruikte systemen kon vervangen. Van de getoetste impregneermiddelen werd alleen het goedkoopste middel e Imp-Gro niet alleen als impregneermidde1,maar ook als 1 grondlaag aangeprezen. Uit de proeven was echter t.a.v. dit punt geen enkel verschil met de andere impregneermiddelen gebleken.
-
X/66/627/9/1
e
2. Reeds betrekkelijk lange tijd zijn voor het onderzoek van de schirpmelwerende werking van houtconserveringsmiddelen laboratoriumproeven in gebruik. Sommige onderzoekers voegden deze substanties in toenemende hoeveelheden toe aan bouillon agar waarop vervolgens schimmels werden geent. Op deze wijze kon de concentratie worden vastgesteld waarbij een giftige werking optrad. Aanvankelijk werden hiervoor willekeurige schimmels gebruikt, later ging men ertoe over de giftigheid 't.o.v. houtaantastende schimmels vast te stellen. Andere onderzoekers gebruikten voor hun proeven hout of houtzaagsel. Zo gebruikte Malenkovic (7) reeds in 1907 houtblokjes (15 x 5 x 2,5 cm), die hij met verschillende concentraties van conserveringsmiddelen impregneerde. Omstreeks 1930 varieerden de toegepaste methoden zodanig, dat bij velen de behoefte werd gevoeld meer eenheid in de methodiek te brengen. Voor dit doe1 kwamen in 1929 in de "Missouri Botanical Garden" een aantal Amerikaanse onderzoekers bijeen. Op dit congres stelde men vast, dat de meest geschikte methode.voor de bepaling van de giftigheid van houtconserveringsmiddelen de agarmethode is. De uitvoering hiervan werd in details vastgelegd, zowel t.a.v. de te gebruiken voedingsbodem als t.a.v. de te gebruiken schimmels (8). Vastgesteld moest worden bij.welke concentratie conserveermiddel de schimmels niet meer wilden groeien. Men was het er .echterover eens, dat de verkregen waarden geen enkele conclusie mogelijk maakten aangaande de hoeveelheid van het conserveringsmiddel, die in de praktijk in het hout dient te worden gebracht
.
In 1930 vond in Berlijn een soortgelijke bijeenkomst plaats, doch nu kwamen de vertegenwoordigers uit 9 verschillende landen. Ook Nederland was
.
vertegenwoordigd. Men kwam hier echter tot de conclusie dat bij.een genormaliseerde methode hout, dat met het te onderzoeken conserveringsmiddel geImpregneerd is, aan de inwerking van verschillende schimmels moet worden blootgesteld. De methode zoals deze reeds door Falck (4) in 1927 was ontwikkeld zou door onderzoekers uit verschillende landen met gebruikmaking van dezelfde schimmels worden beproefd, om op grond van de verkregen resultaten tot een internationaal aanvaardbare niethode te komen. In Nederland geschieddehet werk door ir. J. van den Berge onder leiding van professor Kluyver. De resultaten van de verschillende onderzoekers leidden tot vastlegging van een standaardmethode. In Fhgeland en Duitsland is deze later genormaliseerd. De methode toegepast door het houtinstituut T.N.O. te Delft, die beschreven is door Hof (9), komt praktisch geheel overeen met die, welke door Van den Berge (1) werd toegepast enmet de internationale standaardmethode (6) en met de Duitse (3) en de Engelse (2),normaalmethode. Bij deze iethode wordt de minimumhoeveelheid van een conserveringsmiddel bepaald, die in een niet duurzame houtsoort moet worden gebracht, tenX/66/627/9/2
einde de aantasting ervan door houtaantastende schimmels te voorkomen. De proef wordt uitgevoerd in Kolleschalen. Dit zijn platte flessen met een-brug voor de hals. De schalen worden voorzien van een wattenprop. Als voedingsbodems worden moutagar en pepton moutagar gebezigd. Moutagar wordt bereid uit ingedikt moutextract. De pepton moutagar wordt gebruikt wanneer middelen t.0.v. de schimmel Coniophora puteana (= C. cerebelle Pers.) worden onderzocht
.
In alle andere igeval>en.wordtmoutagar gebruikt .,.Detoe-
voeging van pepton geschiedt, omdat Coniophora puteana het hout sneller aantast bij cultuur op deze bodem zonder dat de giftgrenswaarde, althans van in water oplosbare middelen, verandert. Het is hierdoor mogelijk de tijdsduur van de proef te verkorten. Deschalen met voedingsbodem worden gedu0
rende 3 uren in een droogstoof bij.140 C gesteriliseerd. Voor het entmateriaal gebruikt men schimmels die vooraf gedurende 1
B 2 weken op moutagar in Petrischalen zijn gekweekt. Als het gehele agaroppervlak met mycelium is bedekt, worden met behulp van een steriel metalen buisje ronde stukjes (diam. 7 mm) uit de agarlaag geponst. Vervolgens wordt in elke Kolleschaal met behulp van e&n steriele platgeslagen platina entnaald een dergelijk entschijfje in het midden van de agarlaag gelegd. De schalen worden daarna bij 2 3 O ~en een relatieve luchtvochtigheid van
+ 70% geplaatst. Zij blijven hierin tot deschimmel de gehele voedingsbodem heeft bedekt. Dan zijn de schalen gereed om de gereedgemaakte houtblokjes hierin te brengen. Voor de proef worden houtblokjes met de afmetingen 5 x 2,5 x 1,5 cm (de grootste afmeting in de richting van de houtvezel) van grenen spint, vuren, populieren of beuken gebruikt. Het hout moet zonder "blauw" zijn en vrij van noesten. De blokjes worden genummerd en na kkn nacht drogen 0
bij.105 C op een snelbalaris met oliedemping op 5 mg nauwkeurig gewogen. Volgens de methode toegepast bij het Houtinstituut T.N.O. worden de blokjes in verschillende concentraties van het te onderzoeken conserveringsmiddel gefmpregneerd. De concentraties worden zodanig gekozen, dat zij een meetkundige reeks vormen. Het impregneren.wordt zo uitgevoerd, dat 12 blok3 jes in een bekerglas van 800 cm worden geplaatst, waarin 500 cc van de impregneervloeistof is gebracht. De bekerglazen worden in een exsiccator geplaatst, waarna een vacuum.van plm. 5 cm kwikdruk wordt aangebracht, indien met waterige oplossingen wordt gewerkt. Bij gebruik van aceton als oplosmiddel mag de dnuk niet minder dan 10-15 cm kwikdruk bedragen. Dit vacuum blijft 1 uur gehandhaafd. Na het opheffen vaq het vacuum blijven de blokjes nog 18
24 uur in de vloeistof staan. De blokjes worden stuk voor stuk
uit de bekerglazen gehaald, met filtreerpapier afgedroogd en gewogen. Na X/66/627/9/3
In de praktijk wordt timmerhout - alvorens het te behandelen met een conserveringsmiddel
-
van te voren geheel pasklaar gemaakt, zodat er in
de regel na het impregneren niet meer aan gezaagd of geschaafd wordt. Het impregneren geschiedt hierbij gewoonlijk door het luchtdroge hout even te dopen in het conserveringsmiddel en het daarna aan de lucht te drogen. Het is duidelijk dat het middel hierbij slechts vrij oppervlakkig in het hout zal dringen. Voor middelen opgelost in organische vloeistoffen wordt door het Neder2 lands Normalisatie-instituut (NEN 3251) de eis gesteld dat minimaal 300 g/m . . dopen door het hout moet worden bij dompelen en minimaal 200 g per m2 blj opgenomen (1). Vermeld moet worden dat in het Normblad NEN 3298 (10) onderscheidgemaakt wordt tussen dopen of dippen en dompelen. In het laatste geval is de tijdsduur van de onderdompeling langer dan in het eerste geval. Een tijdsduur van het onderdompelen is echter niet aangegeven.Hiervoor werd reeds opgemerkt dat door de haer Van der Horst bij dopen van proefplankjes in 5 organische conserveringsmiddelen gemiddeld slechts 38,6 tot 2 68,s g per m werd opgenomen. Op zijn voorstel werd dan ook bij het door ons verrichte onderzoek van de door hemverstrekte conserveringsmiddelen het hout slechts korte tijd hierin gedoopt en vervolgens onderzocht op de weerstand t.a.v. enige houtschimmels. Het impregneren geschiedde dus niet onder vacuum. In afwachting van de inmiddels bestelde Kolleschalen werd eerst een proef aangezet met blokjes van vuren hout in grote Petrischalen. Na drogen bij. 105O en wegen tot op 0.1 mg nauwkeurig werden de blokjes op aanwijzing van de heer Van der Horst drie maal met tussenpozen van enkele seconden in de conserveringsmiddelen gedoopt, vervolgens weer tot constant gewicht 0
gedroogd bij 105
, in papier gepakt en gesteriliseerd in de autoclaaf.
Onbehandelde blokjes werden eveneens gedroogd, gewogen en gesteriliseerd. In deze proef werd het beschermend effect van 8 middelen t.0.v. de aantasting door drie schimmels nagegaan, t.w. de schimmels Coniophora puteana, stam Kaw (= C. cerebella) = C 145; Lenzites (= Gloeophyllum) trabea, stam 109 = C 146 en Poria vaporaria (= Polyporus vaporarius), stam Eberswalde 125 = C 147.
De schimmels werden betrokken van het Houtinstituut T.N.O. te Delft. Zij worden daar regelmatig voor het onderzoek van geconserveerd hout gebruikt De conserveringsmiddelen waren: (1) Sadolin, (2) Wijzonol, (3) Imp-Gro, (4) Aagranol Prestodur, (5) Sikkens, (6) Garantor (V.C.),
(7) Resistol-R
en (8) Xylamon. Het betreft hier middelen die opgelost zijn in organische vloeistoffen, die in onverdunde toestand worden gebruikt om timmerhout te impregneren. In de proef werd dan ook afgezien van het gebruik van een verdunningsreeks.
-
X/66/627/9/5
h e t wegen worden de b l o k j e s a l s z e m e t w a t e r i g e oplossingen z i j n gelmpreg0
neerd gedurende 1 week b i j . 3 0 C gedroogd. Na h e t drogen worden de b l o k j e s 0
i n p a p i e r gepakt en gedurende 15 minuten i n een a u t o c l a a f o p 110 C g e s t e r i l i s e e r d . D e voor d e proef t e gebruiken onbehandelde, z . g . blanco-blokjes, worden eveneens i n p a p i e r gepakt e n g e s t e r i l i s e e r d . U i t h e t gewicht van d e opgenomen v l o e i s t o f i s d e hoeveelheid v a s t e s t o f , d i e per b l o k j e i s opgenomen, t e berekenen. T e n s l o t t e kan met behulp van h e t volume van h e t blok3 j e d e hoeveelheid opgenomen conserveringsmiddel worden u i t g e d r u k t i n kg/m 2 Op deze e n m e t behulp van d e o p p e r v l a k t e d e hoeveelheid opgenomen per m
.
w i j z e behandelde b l o k j e s kunnen ook nog worden b l o o t g e s t e l d aan een u i t l 0 0 g e n m d a m p i n g s p r o c e s voordat z e aan d e schimmels worden b l o o t g e s t e l d om een i n d r u k t e k r i j g e n of h e t ermede gezmpregneerde hout z i j n r e s i s t e n t i e behoudt i n d i e n h e t aan weersinvloeden wordt blootgeste1d:Hiertoe
worden d e b l o k j e s
i n bekerglazen g e p l a a t s t , .w a a r d o o r gedurende 4 x 24 uur e e n waterstroom.wordt . 0
g e l e i d . Daarna worden d e b l o k j e s opnieuw gedurende 3 x 24 uur b i j 30 C gedroogd. D i t proces wordt d a a r n a nog 3 maal h e r h a a l d . Vervolgens worden d e b l o k j e s i n een a u t o c l a a f g e s t e r i l i s e e r d . G e s t e r i l i s e e r d e b l o k j e s worden i n de Kolleschalen waarin d e a g a r g e h e e l overgroeid i s m e t h e t mycelium van kkn d e r schimmels g e p l a a t s t . I n e l k e s c h a a l wordt met een p i n c e t e e n s t e t i e l e omgebogen g l a z e n s t a a f gelegd. Hierop worden n a a s t e l k a a r een gelmpregneerd b l o k j e en e e n onbehandeld b l o k j e gep l a a t s t . Er moet voor worden gezorgd d a t gedurende deze behandeling geen. 0
i n f e c t i e kan p l a a t s v i n d e n . D e s c h a l e n worden d a a r n a . w e e r b i j 25 C e n plm. 70% r e l a t i e v e l u c h t v o c h t i g h e i d g e p l a a t s t . ~ e , b l o k j e s b l i j v e n gedurende 3 maanden i n d e K o l l e s c h a l e n , behalve b i j onderzoek t ; o . v . h e t gebruik van pepton-moutagar
-
Coniophora puteana, waar
-
door
d e t i j d s d u u r t o t o p 6 weken kan worden ver-
k o r t . Na a f l o o p van d e proef worden d e b l o k j e s u i t d e s c h a l e n g e h a a l d , nadat van t e voren i s v a s t g e s t e l d . i n w e l k e m a t e d e b l o k j e s z i j n begroeid. D e b l o k j e s worden.van h e t aanhechtende mycelium ontdaan. Door indrukken met d e nagel wordt v a s t g e s t e l d , waar e n i n welke mate z e z i j n a a n g e t a s t . Daarna worden z e ge0
durende plm. 18 uur i n e e n droogstoof b i j 105 C gedroogd e n vervolgens gewogen. Het g e w i c h t s v e r l i e s wordt berekend u i t h e t drooggewicht van h e t b l o k j e na a a n t a s t i n g en h e t drooggewicht van h e t b l o k j e z o a l s d i t i n de s c h a a l i s g e b r a c h t . Men moet h i e r b i j rekening houden met d e hoeveelheid gelmpregneerde v a s t e s t o f van h e t conserveringsmiddel. Sommige h o u t b e d r i j v e n , b . v . M a r k e r i n k ' s h o u t b e d r i j f t e Lochem, hebben z i c h voor hout d a t i n c o n t a c t komt met grond e n w a t e r , b.v.
hout voor
beschoeiingen, jachthavens, k r a a n l i g g e r s , d w a r s l i g g e r s e n palen voor landen tuinbouw, i n g e s t e l d op h e t impregneren onder vacuum en druk. D i t i s dus geen timmerhout. X/66/627/9/4
-. -
6. De door de Bouwkundige Dienst geleverde blokjes van vuren hout hadden een afmeting van 5 x 2,5 x 1,l cm. Zij.waren iets dunner dan de voorgeschreven dikte van 1,5 cm in verband met het feit dat zij gedeeltelijk in Petrischalen zouden worden onderzocht. De hoeveelheden impregneermiddel die na het onderdompelen door de blokjes die gebruikt werden in de Kolleschalen als droge stof en als oplossing 3 werden opgenomen (uitgedrukt in kg per m hout) zijn vermeld in tabel 1. De opgenomen hoeveelheden vloeistof varieerden tussen 18.5 en 67.8 kg/ 3 m
. In het normblad NEN 3251 van het Nederlands Normalisatie-instituut
(9)
wordt voor hout aan de buitenkant van woningen en voor hout onder dak, dat niet in aanraking komt mgt grond voorgeschreven, dat na drenken in orga3 nische impregneermlddelen minstens 30 kg van het middel per m hout wordt opgenomen. Ofschoon kleine en zeer dunne blokjes werden gebruikt, werd in de meeste gevallen niet aan deze eis voldaan. Het is duidelijk dat naarmate I
de houtelementen dikker en harder zijn, het in de praktijk moeilijker zal zijn aan het voorschrift te voldoen wanneer het hout slechts korte tijd wordt ondergedompeld. 2 De opgenomen hoeveelheden impregneermiddel die per m worden opgenomen
lijken een betere maatstaf, daar zij.minder afhankelijk zijn van de dikte van het hout. De gevonden waarden zijn vermeld in tabel 2. De opgenomen hoeveelheden vloeistof varieerden tussen 60 en 225 g per m2 en waren,dus groter dan die gevonden door Van der Horst bij grenen hout, 2 Maar bij slechts 3 blokjes bleek de hoeveelheid groter te zijn dan 200 g per m .. en te beantwoorden aan de eis van de minimum hoeveelheid die bij dopen van organische middelen is gesteld door het Normblad NEN 3251. Nadat de gehele voedingsbodem in de Petrischalen bedekt was met een schimmelmat, werden per schaal een onbehandeld blokje en een behandeld blokje op enige afstand van elkaargeplaatst op een U-vormige glazen staaf, die vooraf gesteriliseerd en op de schimmelmat was gelegd. De schalen met Coniophora puteana (C 145) werden vervolgens bij kamertemperatuur gezncubeerd gedurende 2 maanden en die met de beide andere schimmels gedurende 3 maanden. Na deze incubatieperiode werden de blokjes van mycelium ontdaan en werd de gewichtsvermindering bepaald. Een overeenkomstige proef werd in de Kolleschalen genomen. Aangezien slechts 50 Kolleschalen ter beschikking stonden.wer-dhierbij afgezien van het onderzoek naar de werking van de schimmel Coniophora puteana. De gevonden gewichtsvermindering van de blokjes aan het einde van de
-
-
proefnemingen is vermeld in tabel 3. X/66/627/9/6
I.j
Een goede conserverende.werkingwerd geconstateerd bij de middelen Wijzonol, Resistol-R en Xylamon, een iets minder goede werking van de middelen Sikkens, Sadolin en Garantor (V.C.) en een onvoldoende werking van Aagranol Prestodur en Imp-Gro. De beschermende werking van het laatste middel 'was vrijwel nihil, ofschoon dit middel tevens als grondlaag wordt aangeprezen. Van de dkie beste middelen Wijzonol, Resistol-R en Xylamon maakte Wijzonol de beste indruk, aangezien gedurende de proef de behandelde blokjes geheel onbigroeid bleven met mycelium, zowel in he Kolleschalenproef als in de Petrischalenproef. Hoewel dit niet blijkt uit de gewichtsvermindering van de met Resisto17R gelmpregneerde blokjes, bleken deze bij het afsluiten van de pkoef voor ongeveer het tiende deel overgroeid te zijn met mycelium van de.schimme1 C 147. Ofschoon de met Xylamon behandelde blokjes in de Kolleschalen geheel onbegroeid bleven met mycelium van de schimmels C 146 en C 147, wijst het geringe gewichtsverlies van enkele blokjes in de Petiischalenproef op enige aantastiig door deze beide .schimmels. Bij de middelen Sadolin, Sikkens en Garantor (V.C.) waren de behandelde blokjes in sommige gevallen bij het einde van de proef eveneens ten dele met mycelium overgroeid. Het is opvallend dat de gewichtsvermindering teweeggebracht door een bepaalde schimmel, zowel bij de blanco's als bij de behandelde blok jes, soms sterk varieert
. Waarschijnlijk
iS dit het gevolg
vanhet feit dat het contact van deblokjes met de schimmel niet steeds even goed is geweest, doordat de glazen staafjes waar de blokjes op rusten in deze gevallen iets te hoog boven het mycelium uitstaken. Overigens kwamen de resultaten verkregen in de Petrischalen vrij goed,overeenmet die verkregen in de Kolleschalen. Een voordeel van de Kolleschalen is echter dat deze minder onderhevig zijn aan luchtinfecties dan Petrischalen. Gezien het belang van de impregneermiddelen voor de Bouwkundige Dienst zal het onderzoek dat vooralsnog een min of meer orisnterend karakter heeft gedragen, op groter schaal in de winter met 15 impregneermiddelen worden voortgezet. Hierbij zullen behandelde blokjes ook worden onderworpen aan een uitloogproces met water om een indruk te krijgen van de resistentie van het conserveringsmiddel indien het aan weersinvloeden wordt blootgesteld. Bovendien zal worden nagegaan in hoever de tijd van onderdompelen van invloed is op de weerstand t.0.v. houtschimmels bij uitgeloogde en niet uitgeloogdeblokjes, zowel van vuren hout als van een andere houtsoort. Tevens zal worden nagegaan of plaatsing van behandelde en onbehandelde blokjes in aparte, of dezelfde schalen, verschil zullen geven in de aantasting,van de onbehandelde blokjes. Het is nl. niet uitgesloten dat sommige middelen X/66/627/9/7
8.
vluchtige bestanddelen afgeven, die de aantasting van de onbehandelde blokjes kunnen tegenwerken indien behandelde en onbehandelde blokjes in eenzelfde schaal naast elkaar liggen. Het aantal blanco blokjes zou bij een dergelijke werkwijze belangrijk kunnen worden beperkt
.
Behalve een blijvendehoge giftigheid ten opzichte-vanhoutaantastende schidels moeten aan een houtconserveringsmiddel nog verschillende andere eisen worden gesteld. Zonder dat het middel voldoende in het hout dringt kan, a1 is het nog zo giftig voor houtaantastende schimmels, geen grote bescherming worden verwacht. Een houtconserveringsmiddel behoort minstens 3 mm in het hout te dringen. Verder moet het het hout niet aantasten en
eveneens geen corroderende invloed op.metalen uitoefenen. Bovendien mag het niet of slechts in geringe mate giftig zijn voor mens, huisdier en cultuurplant. In bijzondere gevallen zullen nog andere.eisen aan het middel moeten worden gesteld, zoals 0.a. reukeloosheid en kleurloosheid. Ook is dikwijls een vereiste, dat het behandelde hout verfbaar is. Bij de beoordeling van een nieuw middel moet dus, behalve met de giftigheidswaarde met en ionder uitlogen, ook met bovengenoemde eigenschappen rekening worden gehouden.
Literatuur.
1. BERGE, J. VAN DEN.
Beoordeling van de waarde van fungicide.stoffenvoor houtconservering, Delft 1934.
2. Britisch Standard No. 838. Method of Test for the Toxicity of Wood Preservatives to Fungi, 1939.
3. DIN) DVM 2178, Blatt 1. PrUfung von Holzschutzmitteln, 1939, Blatt 2, Bestimmung der Auslaugbarkeit von Holzschutzmitteln, 1941.
4. FALCK, R.
Die wichtigsten reinen Holzschutzmittel; die Methoden ihrer PrUfung, ihre Wertzahlen,.Eigenschaften und Anwendung, ~erkblatt3. ~ausschwammf orschungen
8,. 17,
1927.
5. HOF, T.
Conservering en Veredeling No. 4. Het laboratoriumonderzoek naar de beschermende werking van houtconserveringsmiddelen t.0.v. de aantasting door schimmels. Circulaire 13, Serie 111, 1950.'
6. LIESE, NOWAK, PETERS und RABANUS. Toximetrische Bestimmung von Holzkonservierungsmitteln. Angew. Chem., 48, Beihefte No. 11, 1935.
7. MALENKOVIC, B.
Die Holzkonservierung im Hochbaue Wien und Leipzich, 1907.
8. SMMITZ, H.
Laboratory methods of testing the toxicity of wood 2, 361, 1930. preservatives. Ind. Eng. Chem. Anal. Ed. -
9. Verduurzaming van hout voor woning- en utiliteitsbouw. Preventieve bescherming. Ned. Normalisatie-inst. NEIi 3251, 2e druk 1964.
.lo. .Verduurzaming van hout. Methoden van verduurzaming, anders dan creosoteren. Nederlands Normalisatie-instituut NEN 3298, 1964.
Hoeveelheden impregneermiddel d i e a l s v l o e i s t o f en a l s droge s t o f na dopen i n een a a n t a l organische middelen door h o u t b l o k j e s van 3 5 x 2 , 5 x 1 , l cm werden opgenomen i n kg per m
.
W i jzonol
Sadolin
,
Imp-Cro
Aagranol Prestodur
vloeistof
droge stof
vloei-: stof
droge stof
vioeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
55,l
2,76
26,8
4,28
54,8
10,95
22,6
5,08
37,7
1,89
18,5
2,97
20,7
4,13
19,7
4,42
23,2
1,16
24,9
3,99
67,8
13,56
20,3
4,57
21,8
1,09
22,2
3,55
19,6
3,92
21,9
4,93
23,2
1,16
30,4
4,86
20,3
4,06
24,s
5,59
4,06
20,6
4,64
23,2
1
1,16
20,3 Carantor (V.C.)
Sikkens
1
.::-ResiStoJ-R ..
:, :..Xylamon
vloeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
22,O
5,59
20,3
2,76
26,O
3,41
60,9
9,14
25,7
6,53
40,5
5,51
26,6
3,48
26,l
3,92
24,O
6,09
19,2
2.61
24,4
3,19
57,5
8,63
23,4
5,95
19,2
2,61
21,O
2,76
26,l
3,92
22,4
3,05
63.8
9,57
Tabel 2
Hoeveelheden impregneermiddel die als vloeistof en als droge stof na dopen in een aantal organische middelen door houten blokjes van 2 5 x 2,5 x 1,l cm werden opgenomen in grammen per m
.
Sadolin
-
Wi jzonol
Aagranol Prestodur
Imp-Gro
vloeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
183,2
9,16
88,9
14,22
182,O
36,39
75,O
16,87
125,4
6,27
61,8
9,88
68,7
13,74
65,3
14,70
77,2
3,86
82,9
13,26
225,4
45,07
67,5
15,18
72,4
3.62
73,s
11,81
60,l
13,Ol
72,8
16,39
77,2
3,86
100,9
16,15
67,5
13,50
82,5
18,56
77,2
3,86
13,50
68,5
15,42
Sikkens
67,5 Garantor ( V . C . )
1
<:Flesistol-R . ..,.::.: ....,'.."
Xy lamon
,
vloeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
vloeistof
droge stof
73,l
18,56
67,4
9,16
86,5
11,33
202,5
30,37
85,4
21,69
134,7
18,32
88,3
11,57
86,7
13,Ol
79,7
20,24
63,s
8,158
80,9
10,60
191,2
26,68
77,8
19,76
63,s
8,68
70,O
9,16
86,7
13,Ol
74,4
10,12
212,l
31,81
Tabel 3. De gewichtsvermindering van aan houtschimmels blootgestelde blokjes hout, die respectievelijk onbehandeld en behandeld waren met een conserveringsmiddel. gewichtsvermindering in % Schimme1
Aagranol Sadolin Wi jzonol Imp-Gro Sikkens Garantor(V. C:J.: Resistol-R Xylamon Prestodur .. blanco gelmp. blanco gelmp. blanco gelmp. blanco gelmp. blanco geimp. blanco geimp. blanco gelmp. blanco gelmp.
Kolleschalen C 146 48.8 63.6 59.5 C 147
34.4 45.0 40.9
Petrischalen C 145 10.1 5.8 7.7
C 146
44.8 53.5 49.6
C 147
29.8 38.1 40.8
0 0 4.5
60.6 44.9
0.6 0.7
51.3 45.9 48.6
53.6 33.7 53.3
67.4 65.7 63.2
4.8 4.1 4.6
64.1 10.1
6.2 4.7
62.3 57.3 46.1
4.9 0.5 0.6
31.8 49.0
0.4 0.8
1.2 65.3 2.2
0.7 0.6 0.8
1.3 6.8 7.9
7.6
0.6 0.6 0.7
45.3 42.6 39.5
11.9 15.1 20.2
45.0 44.8 47.8
8.2 8.5 15.2
26.4 37.8
6.2 4.7
52.3 50.3
6.8 11.3
45.7 55.7
0.8 0.8
'0.6 26.2
0.5 0.7
19.5 0.4 3.5 1 0.4 11.0 0.4
20.1 8.2 29.0 6.3
11.2 2.6 16.7 22.1
1.1 5.'7 21.0 9.7
7.0 16.6 8.9 0.6
1.7 12.5 11.9
0.5 0.5 0.7
9.2 5.2 10.8
0.8 0.9 0.8
5.3 6.4
0.5 0.5
11.5 6.4
0.4 0.4
1.8 2.0 1.3
46.9 22.0 41.4
20.9 19.6 30.0
46.1 68.1 52.2
2.3 19.4 5.0
51.4 47,2 48.0
1.7 0 0.1
55.3 55.6 61.5
1.0 1.0 3.3
42.2 52.2
0.7 3.3
54.1 63.7
4.1 5.0
0 0 0.2
22.0 29.0 37.5. 26.6 25.0 31.9
43.0 45.2 45.4
11.8 1.3 0.6
29.3 30.7 27.5
0.1 0.7 4.6
34.7 38.0 43.2
6.1 7.5 0
45.0 47.7 50.2
0.7 0.7 1.6
30.7 34.4 29.7
0 2.2 6.5
0 0 0
0
30.6
,18.7 58.0 3.8 50.7 4.2 60.1 3.8 0 8.4
32.0 31.7 22.6
C 145 = Coniophora puteana, stam Kaw (= C. Cerebella) C 146 = Lenzites (= Gloeophyllum)
=, stam
109.
C 147 = Poria vaporaria (= Polyporus vaporarius), stam Eberswalde.