Versie 2.0
Interne instructie Arbeidsinspectie
Bedrijfshulpverlening (BHV) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1 Algemeen 1.2 BHV in relatie tot andere wetgeving 2. AANPAK 2.1 Wettelijke grondslag 2.2 Inspectie 2.3 Handhaving 3. ACHTERGRONDINFORMATIE 3.1 Algemeen 3.2 BHV organisatie 3.3 Schriftelijk BHV plan 3.4 Aantal BHV’ers 3.5 Opleiding BHV’ers 3.6 Oefening bedrijfshulpverleningsorganisatie 3.7 Veiligheidsinstructies 3.8 Samenwerking werkgevers m.b.t. BHV 3.9 Uitbesteden BHV 3.10 Mobiele arbeids (bouw) plaatsen 3.11 Kleine werkgevers 3.12 Alleenwerkenden
Vastgesteld 19 september 2003
1
Versie 2.0
1. INLEIDING 1.1 Algemeen Bedrijfshulpverlening is ervoor om de directe en indirecte nadelige gevolgen voor werknemers en in het bedrijf aanwezige personen bij ongevallen, brand en andere ongewenste gebeurtenissen (explosie, instorting, het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, et.) zo veel mogelijk te beperken. Ook speelt de bedrijfshulpverlening een belangrijke rol bij de dreiging van calamiteiten zoals bij een bommelding. De BHV vervult hierbij een voorpostfunctie. Ze is bedoeld om in de periode die de professionele hulpverlening nodig heeft om ter plaatse op te kunnen treden, de calamiteit zo goed mogelijk te beheersen en het de professionele hulpverlening mogelijk te maken om zo snel mogelijk de hulpverlening over te nemen Belangrijk is een snel en effectief optreden en het zo nodig direct inschakelen van professionele externe hulpverleningsinstanties, zoals brandweer, ambulancediensten en eventueel ziekenhuizen. Goede communicatie en afstemming met externe hulpverleningsinstanties is essentieel. Uit de Nota van Toelichting op het Arbobesluit, hoofdstuk 2, afdeling 4 blijkt dat de werkgever mede op grond van de RI&E invulling moet geven aan de bedrijfshulpverlening (BHV). Verder dient op grond van de Arbowet, artikel 5, vierde lid de RI&E aangepast te worden als de bedrijfssituatie en de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven. De RI&E en de stand van wetenschap en de stand van de professionele dienstverlening zijn uitgangspunten bij de invulling van BHV. In de Arbeidsomstandighedenwet - en regelgeving zijn artikelen opgenomen m.b.t. de organisatorische en materiële voorzieningen op het gebied van BHV. Op grond van de onderzoeksrapporten van de commissie Oosting (Vuurwerkramp in Enschede) en van de commissie Alders (Brand in Volendam) wordt een aantal wetswijzigingen voorbereid ten aanzien van de regelgeving op het gebied van BHV. De termijn waarbinnen dit gerealiseerd wordt is nog niet bekend. 1.2 BHV in relatie tot andere wetgeving Niet alleen in de Arbowet wordt bepaald dat een organisatie voorbereid moet zijn op het verlenen van hulp in het geval dat ongewenste situaties zich voordoen. Ook in het (nieuwe) Bouwbesluit, de Brandweerwet, de Wet Milieubeheer en andere wetgeving zijn bepalingen opgenomen om calamiteiten te voorkomen, of indien ze zich voordoen adequaat op te kunnen treden. Hierbij moet gedacht worden aan bouwkundige en technische voorzieningen (bv. vluchtwegen en brandmeldinstallatie) en organisatorische maatregelen (bijv. ontruimingsplan). Door de directie Rampenbestrijding en Brandweer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn brandbeveiligingsconcepten (BBC’s) uitgegeven. BBC’s geven een kader voor het beveiligen van een activiteit of bouwwerk tegen brand. De BBC’s worden door een groot aantal gemeenten en brandweerkorpsen gebruikt voor het opstellen van maatregelen tbv brandveiligheid en ontruiming in gebouwen. De BBC’s worden verder gebruikt als input voor het opstellen van de gebruiksvergunningen. De gebruiksvergunningen worden door de gemeenten in samenwerking met de brandweer verstrekt. Deze gebruiksvergunning zijn verplicht voor organisaties waarbij: - meer dan 50 personen kunnen verblijven in een gebouw, - gevaarlijke stoffen in het gebouw zijn opgeslagen, - dagverblijf wordt geboden aan meer dan 10 kinderen die jonger zijn dan 12 jaar (scholen, zwembaden, sporthallen, kinderdagverblijven), - nachtverblijf wordt geboden aan meer dan 10 personen die verzorging nodig hebben (verzorging- en verpleeghuizen), - huisvesting wordt geboden aan bejaarden, - nachtverblijf wordt geboden aan meer dan 5 personen (kamerverhuur),
2
Versie 2.0
-
dagverblijf wordt geboden aan meer dan 10 personen met een lichamelijke en/of geestelijke handicap, - etc. In een gebruiksvergunning worden alle maatregelen opgenomen die nodig zijn om het brandveilige gebruik van een gebouw te waarborgen. Het betreft voor het grootste gedeelte bouwkundige- en alarmeringsvoorzieningen. Daarnaast wordt vaak bepaald dat een ontruimingsplan aanwezig moet zijn. Hier is aansluiting met BHV-regelgeving uit de Arbo-wet, waarin immers aan BHV’ers ontruimings- en communicatietaken toegewezen zijn. In de praktijk is gebleken dat de meeste ontruimingsplannen geen daadwerkelijke invulling vragen en geven voor de BHV- taken zoals deze binnen de Arbo-wet zijn opgenomen. Zie voor de eventueel te ondernemen actie 2.2 4e punt.
2. AANPAK 2.1 Wettelijke grondslag Voor de aanpak van overtredingen op het gebied bedrijfshulpverlening zijn de volgende artikelen, beleidsregels en ook de aanvullende informatie van belang Arbeidsomstandighedenwet 1998 Artikel 3 Artikel 5 lid 1 Artikel 15 Arbeidsomstandighedenbesluit 1997 Artikel 2.16 Artikel 2.17 Artikel 2.18 Artikel 2.19 Artikel 2.20 Artikel 2.21 Artikel 2.22
Arbobeleid Risico-inventarisatie en -evaluatie Deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening, taken van de bedrijfshulpverlening en de organisatie BHV. Definities Maatgevende factoren …. Operationaliteit …. Aantal hulpverleners Veiligheidsinstructies Deskundigheidseisen Oefening
Beleidsregels Beleidsregel 2.21 Opleidingsprofiel Bedrijfshulpverlener Aanvullende informatie • Arbo-informatieblad; AI 10 ‘Bedrijfshulpverlening’. • ‘Emergos ®’, een opzet en evaluatie van een (bedrijfs-) noodorganisatie. Een opzet van TNO Arbeid in het kader van veiligheidsmanagement, ISBN 90-6743-852-9 • ‘Nivrim’ een inspectiemethodiek voor niet veiligheidsrapportplichtige bedrijven in het kader van het BRZO 1999. Uitgave van ingenieurs/adviesbureau SAVE, Apeldoorn, september 1999. • Risico-inventarisatie in relatie tot bedrijfshulpverlening, Uitgave van RICAS, Ede, mei 2000 auteur ing. G.H.A.M. Luijk. • Op het internetadres www.bzk.nl is in een pdf file het document ‘Handreiking brandpreventiebeleid bestaande bouw’ opgesteld door het Nibra en het TAC te lezen.(NB: niet direct printen, het is een omvangrijk bestand!!). Gemeenten kunnen met behulp van deze handreiking het gemeentelijke brandpreventiebeleid voor bestaande gebouwen (verder) ontwikkelen en invullen. De handreiking is ontwikkeld in opdracht van de gemeente Amsterdam
3
Versie 2.0
•
door het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra). Het ministerie van BZK stelt het eindproduct landelijk beschikbaar. Bedrijfshulpverlening in het onderwijs. Een uitgave van de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs, ontwikkeld door TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie.
2.2 Inspectie Het uitgangspunt bij een inspectie is dat bedrijven organisatorisch maatwerk moeten leveren, gebaseerd op een actuele en getoetste RI&E. Daarnaast moet ook de BHV zodanig opgezet zijn dat invulling wordt gegeven aan de bepalingen die door de brandweer en de gemeente zijn vastgelegd in de gebruiksvergunning. Voor de actieve inspecties is een goede projectvoorbereiding en een adequate op de bedrijfstak toegesneden inspectiemodule essentieel voor een goede afwikkeling van de inspectie. De interne instructie is hiervoor de basis. Bij de inspectie zal de inspecteur de volgende stappen zetten: • De inspecteur gaat in de eerste instantie na of BHV aanwezig is en deze qua opzet en voorzieningen is toegesneden op het bedrijf (Dit is in alle gevallen maatwerk controle). • De verificatie punten zijn leidraad bij de controle. In de projectvoorbereiding dient in de inspectiemodule BHV duidelijk te worden aangegeven en ingevuld te worden op welke punten binnen dit project geïnspecteerd wordt. • Als een bedrijf een gebruiksvergunning heeft wordt nagegaan of daarin al eisen voor de ontruiming en/of de BHV opgenomen zijn. Veelal zullen bepalingen opgenomen zijn over het houden van ontruimingsoefeningen. In onze handhaving sluiten wij dan aan bij de bestaande eisen. • Als een organisatie gebruiksvergunningsplichtig is maar er kan geen vergunning getoond worden dan wordt de gemeente daarvan in kennis gesteld. Dit dient te gebeuren via een algemene brief uit Gisai aan B&W van de gemeente. Dit is de enige stap en actie die wordt ondernomen t.a.v. de gebruiksvergunning. • Vervolgens wordt nagegaan of er (voldoende) BHV-ers zijn, of hun opleiding en training voldoet en of er door de BHV’ers geoefend wordt. • Verder wordt nagegaan of er veiligheidsinstructies in het bedrijf opgehangen zijn. • Bij samenwerkende werkgevers wordt nagaan of de werkgever (contractuele) afspraken heeft gemaakt met andere werkgevers over de onderlinge samenwerking op het gebied van BHV. Zoals verder toegelicht in punt 3.8 pagina 10. • Tenslotte nagaan of BHV voldoende geoperationaliseerd is in het geval dat een deel van de BHV-taken door het bedrijf is uitbesteed. • Verder wordt er gecontroleerd of BHV gebaseerd is op een actuele RI&E. Ten behoeve van het bedrijfsbezoek zijn verificatiepunten voor het inspecteren van BHV samengevat in tabel I. De onderwerpen in deze tabel zijn de wettelijk handhaafbare onderwerpen uit het Arbobesluit, de verificatiepunten zijn deels afkomstig uit de wet – en regelgeving en deels uitgangspunten van de AI. De verificatiepunten worden tijdens de inspectie gehanteerd als leidraad. De in de volgende tabel opgesomde punten moeten niet gezien worden als een af te werken checklist, het zijn punten die richting dienen te geven aan de beoordeling van de inspecteur op de feitelijk aangetroffen invulling van de BHV. In de projectvoorbereiding dient een nadere invulling gegeven te worden aan de
4
Versie 2.0
handhaving van de BHV door rekening te houden met de branchespecifieke kenmerken en de stand van de wetenschap binnen de branche. Nadere informatie is verder te vinden in Hoofdstuk 3 en de aangegeven aanvullende informatie. Tabel I. Verificatiepunten voor inspectie BHV (op basis van Arbowet, Arbobesluit en de oorspronkelijke memorie van toelichting Staatsblad 1997 60) Onderwerp 1. Organisatie van de BHV. (Arbowet artikel 3 en 15, Arbo-besluit artikel 2.17 en 2.18)
Arbo-wet artikel 8lid 1
2. Aantal BHV’ers. (Arbobesluit artikel 2.19 en memorie van toelichting )
Verificatie punten BHV • De BHV-organisatie dient gebaseerd te zijn op een actuele en getoetste RI&E en de daaruit voortvloeiende restrisico’s. • De BHV-organisatie dient aan te sluiten op de in de gebruiksvergunning gestelde eisen betreffende ontruiming (indien vergunningsplichtig) • De gevaarssituaties die personen in het bedrijf kunnen bedreigen moeten bekend zijn en de daarbij behorende BHV-taken geregeld te zijn, zoals: o Verlenen van eerste hulp bij ongevallen o Beperken en bestrijden van brand en ongevallen o Alarmeren en evacueren aanwezige personen o Alarmeren externe hulpverlening • De volgende items dienen vastgelegd te zijn: o Namen en taken van de onderscheiden BHV’ers. o Registratie van opleiding, training en oefening. o Beschikbaarheid en de locatie van de (fysiek) uitrusting. o In die gevallen waarbij de gemeentelijke gebruiksvergunning een evacuatie- of ontruimingsplan voorschrijft moet aangegeven zijn welke taken de BHV’ers daarin hebben. Het ontruimingsplan, met instructie voor alle regelmatig in het pand verblijvende personen moet beschikbaar zijn. o Verzamelplaats en registratie van in het perceel aanwezige personen bij ontruimingen. o Communicatieplan voor zowel met interne als externe personen. ( rekening houden met buitenlandse werknemers). In kleinere, weinig complexe organisaties kan worden volstaan met een goede instructie. o Plattegronden met o.a. vluchtroutes, verband - en blusmiddelen, ook t.b.v. de externe hulpverleningsinstanties, dienen opgehangen te zijn. • Voorzien van de instemming van de medezeggenschap. • De organisatie van de BHV deel dient kenbaar gemaakt te worden aan alle medewerkers, uitlenende organisaties en evt. ingeleend personeel. •
•
• •
De bepaling van het noodzakelijke aantal BHV’ers in een bedrijf is maatwerk en dient gebaseerd te zijn op de (rest)risico’s welke volgen uit een actuele RI&E en is verder afhankelijk van de ligging en grootte van het gebouw(en), met de beschikbaarheid van externe hulpverleningsinstanties, met het aantal (ook nietzelfredzame) normaal gesproken aanwezige personen en met de eisen uit de gebruiksvergunning. Het minimum aantal BHV’ers, gerelateerd aan het aantal aanwezige werknemers is in het Arbobesluit als volgt bepaald: o < 50 werknemers : ten minste een BHV’er beschikbaar o 50 < 100 werknemers : ten minste twee BHV’ers beschikbaar o 100<150 werknemers : ten minste drie BHV’ers beschikbaar o 150<200 werknemers : ten minste vier BHV’ers beschikbaar o > 200 werknemers : ten minste vijf BHV’ers beschikbaar Verder kan nog als vuistregel gelden: o 250 - 500 werknemers : circa 2% BHV’ers beschikbaar. o >1000 werknemers : circa 1% BHV’ers beschikbaar. Kleine werkgevers met niet meer dan 15 werknemers en normaal gesproken aanwezige personen mogen de BHV taken zelf vervullen mits voldoende deskundig.
5
Versie 2.0
3. Opleiding BHV’ers. (Arbobesluit artikel 2.21, Beleidsregel 2.21)
•
Voor alleenwerkende werknemers dienen maatregelen getroffen te zijn om zichzelf in geval van nood snel in veiligheid te kunnen brengen dan wel hulp in te roepen.
•
Verplicht basisopleidingprofiel beschreven in brochure BZK / Brandweer “Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening”. Voor additionele risico’s, gebaseerd op actuele RI&E, moeten specifiek op die risico’s gerichte opleidingen worden gevolgd. Certificaat afgegeven op basis van het basisopleidingsprofiel. Vastgelegd moet zijn wie (BHV’er), wanneer en welke opleiding gevolgd heeft. Vastgelegd budget voor de opleiding van BHV’ers.
• • • •
4. Oefening BHV’ers. (Arbobesluit artikel 2.22 en n.a.v .antwoord op kamer – vragen)
• • • •
Gebaseerd op een actuele RI&E. Minimaal 8 uur opleiding en oefening per BHV’er per twee jaar. Als een ontruimingsplan verplicht is dan dienen ontruimingsoefeningen deel uit te maken van de opleiding en oefening van de BHV’ers (vuistregel voor ontruiming: 1 keer per jaar) Zowel de theoretische als praktische training/oefening van de BHV moet vastgelegd zijn.
5. Veiligheidsinstructies. (Arbobesluit artikel 2.20)
• •
In elke verblijfs- en / of werkruimte. Uitgevoerd conform Arbobesluit Hoofdstuk 8, V-G signalering.
6. Samenwerking. Werkgevers i.v.m. BHV (Arbobesluit artikel 2.18)
• •
Gebaseerd op de actuele RI&E’en van de samenwerkende werkgevers. Het BHV-plan bevat in ieder geval de taken, bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de deelnemers. Duidelijk moet zijn wie de coördinator is Voorzien van instemming van de eventueel aanwezige medezeggenschap.
• 7. Uitbesteding BHV-taken. (Arbobesluit artikel 2.18)
• • •
Gebaseerd op een actuele RI&E. In een contract ( BHV-plan) dient vastgelegd te zijn wat de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn van de contractanten. Voorzien van de instemming van de eventueel aanwezige medezeggenschap.
2.3 Handhaving Bij de handhaving is de belangrijkste eerste stap is er ja dan wel nee op enigerlei wijze de BHV geregeld is en of hier informatie fysiek over verstrekt kan worden. Kan er op geen enkele wijze aangetoond worden dat de BHV op enigerlei wijze vormgegeven is zal er gehandhaafd worden met een waarschuwing termijn 3 maanden op Arbowet artikel 15 lid 1. Is het bedrijf / werkgever in staat om enige vorm van BHV organisatie aan te tonen zal m.b.v. de algemene verificatiepunten voor de inspectie nagegaan dienen te worden of de AI het als voldoende accepteert. Tijdens de voorbereiding van projecten en de inspectiemodule BHV dient nauwkeurig aangegeven te worden waaraan de organisatie minimaal moet voldoen, op deze basis van binnen de actieve projecten nader uitgewerkte algemene verificatiepunten zal er door de inspecteurs gehandhaafd worden. De handhaving met eisen dient te geschieden op basis van standaard geformuleerde eisen welke zonodig voor specifieke bedrijfssituaties aangepast kunnen worden.
6
Versie 2.0
Schema I. Handhaving
B e d r i j f s h u lp v e r l e n in g
H a n d h a v in g o p B H V g e r e la t e e r d e o n d e rw e r p e n u it d e a r b o w e t g e v in g
Is er BH V
N ee
H a n d h a v in g m . b . v . e e n w a a r s c h u w in g a r t . 1 5 A r b o w e t
N ee
H a n d h a v in g m . b . v . e e n w s o f e e n n a d e r t e f o r m u le r e n s tandaard E IS is m a a t w e r k e n s i t u a t i e a f h a n k e lijk
N ee
H a n d h a v in g m . b . v . e e n w s o f e e n n a d e r t e f o r m u le r e n s t a n d a a r d E I S is m a a t w e r k e n s it u a t ie a f h a n k e lijk
N ee
H a n d h a v in g m . b . v . e e n w s o f e e n w a a r s c h u w in g a . h . v . b e le id s r e g e l 2 . 2 1 o f m e t e e n e is in s p e c if ie k e s it u a t ie s
N ee
H a n d h a v in g m . b . v . e e n w s o f e e n n a d e r t e f o r m u le r e n s t a n d a a r d E I S is m a a t w e r k e n s it u a t ie a f h a n k e lijk
N ee
H a n d h a v in g m . b . v . e e n w a a r s c h u w in g
N ee
H a n d h a v in g c o n f r o m in t e r n e in s t r u c t ie R I & E
ja
I s e r e e n B H V o r g a n is a t ie c o n f o r m a r t . 2 . 1 7 , 2 . 1 8 A r b o b e s lu it
ja
Z ijn e r v o ld o e n d e B H V ' e r s c o n f o r m art. 2.19
ja
Z ijn d e B H V ' e r s c o n f o r m a r t . 2 . 2 1 v o ld o e n d e o p g e le id
ja
Z ijn d e B H V ' e r s v o ld o e n d e g e t r a in d c o n f o rm a r t . 2 . 2 2
ja
Z ijn e r v o ld o e n d e v e ilig h e id s in s t r u c t ie s c o n f o r m art. 2.20
ja
I s e r e e n a c t u e le R I & E
7
Versie 2.0
ACHTERGRONDINFORMATIE 3.1 Algemeen Bedrijfshulpverlening en de organisatie daarvan maakt deel uit van het Arbeidsomstandighedenbeleid, zoals bedoeld in artikel 4 van de Arbeidsomstandighedenwet. Het instemmingsrecht van de OR en de personeelsvertegenwoordiging, evenals het adviesrecht van werknemers bij het ontbreken van een OR of personeelsvertegenwoordiging, geldt voor alle regelingen op het gehele terrein van het arbeidsomstandighedenbeleid van het bedrijf. Daaronder vallen dus ook meer specifieke punten, zoals het aanwijzen van bedrijfshulpverleners, zoals bedoeld in Arbowet, artikel 15 1e lid en Arbobesluit, artikel 2.19. De vervangingsregeling van Arbowet, artikel 15 4elid, waarbij een werkgever met niet meer dan 15 werknemers zelf de BHV mag verzorgen, houdt in dat er altijd ten minste één persoon bereikbaar en beschikbaar moet zijn voor het uitvoeren van de bedrijfshulpverleningstaken. 3.2 BHV organisatie Bij de opbouw van de bedrijfshulpverleningsorganisatie, het aantal aan te wijzen bedrijfshulpverleners, hun (specifieke) deskundigheid, ervaring en uitrusting, moet rekening worden gehouden met factoren zoals de aard, de grootte en de ligging van het bedrijf, de daarin aanwezige gevaren, het redelijkerwijs te verwachten aantal aanwezige werknemers, derden en het aantal personen dat zich bij een ongeval niet zelfstandig in veiligheid kan brengen. Tevens dient men rekening te houden met de beschikbaarheid van brandweer en andere hulpverleningsinstanties zoals ambulancediensten (en ziekenhuizen) en de eisen die gesteld zijn in de voor bepaalde gebouwen verplichte gebruiksvergunningen. Voor de juiste opzet en uitvoering van een dergelijke BHV organisatie is het wenselijk dat de verantwoordelijke werkgever zich laat adviseren door een arbodienst, dan wel een andere op dit terrein deskundige organisatie. In essentie komt het er op neer dat door de bedrijfshulpverleners snel, doeltreffend en effectief moet kunnen worden opgetreden tot het moment waarop de hulpverlening wordt overgenomen door professionele externe hulpverleningsinstanties, zoals brandweer en ambulancediensten. In de praktijk betekent dit, dat binnen drie minuten interne hulp moet kunnen worden geboden. Impliciet voordeel voor het bedrijf is dat een goede bedrijfshulpverlening de continuïteit van de productie bevordert en de schade van de calamiteit kan beperken. 3.3 BHV-plan Het is van belang dat de wijze waarop de bedrijfshulpverlening is georganiseerd en de maatregelen die in dat verband zijn getroffen, bij iedereen bekend zijn en bij grotere of complexe organisaties zijn vastgelegd en dat van tevoren met alle betrokkenen is besproken (en geoefend) hoe te handelen bij ongevallen, brand en andere bedreigende gebeurtenissen. Deze verplichtingen zijn niet nieuw doch vloeien voort uit de Arbowet, artikel 3, 1e 2e en 3e lid. Aandachtspunten voor een dergelijke vastlegging kunnen onder meer zijn: • een overzicht van de soorten directe gevaarssituaties, dat werknemers en andere aanwezige personen in een bedrijf of inrichting kunnen bedreigen; • een overzicht van mogelijke andere personen, hierbij gedacht kan worden aan schoonmaakploegen, aan werknemers van onderaannemers /subcontractors, aan leerlingen, patiënten, niet-zelfredzame personen en aan bezoekers van bijvoorbeeld warenhuizen, musea, cafés’s, voetbalstadions, bioscopen, etc.; • een overzicht van de personen die als bedrijfshulpverleners zijn aangewezen;
8
Versie 2.0
• een overzicht van de externe hulpverleningsorganisaties die bij de bedrijfshulpverlening kunnen worden betrokken, hun opkomsttijd om bij het bedrijf te komen en hoe contact kan worden gelegd met deze organisaties; • een overzicht / beschrijving van de diverse BHV oefeningen, trainingen en opleidingen; • een beschrijving van de taken van de bedrijfshulpverleners, evenals van hun taakverdeling in de verschillende soorten situaties; • een intern en extern alarmeringsschema met overzicht hoe de communicatie met de verschillende actoren geregeld is en • de maatregelen die ter bestrijding en beperking van de mogelijke gevaarssituaties worden getroffen. Het spreekt voor zich dat vorenbedoelde overzichten en schema’s regelmatig getoetst zullen moeten worden op hun actualiteit en indien zo nodig moeten worden aangepast. 3.4 Aantal BHV’ers Ten aanzien van het noodzakelijke aantal bedrijfshulpverleners is in het Arbobesluit art. 2.19 een minimum norm voorgeschreven . In de praktijk echter zal het voorgeschreven minimum aantal bedrijfshulpverleners met het oog op een goede vervulling van de bedrijfshulpverleningstaken hoger liggen. De complexiteit van een bedrijf en de ernst van aanwezige risico’s bepalen in hoge mate het praktisch noodzakelijke aantal. Voor het bepalen van het minimale aantal bedrijfshulpverleners kan als vuistregel de 2%-norm worden gehanteerd, dat wil zeggen steeds één bedrijfshulpverlener per 50 aanwezige werknemers in een standaard situatie. Voor bedrijven met meer dan 1000 werknemers ligt een 1%-norm meer in de rede in een standaard situatie. Benadrukt wordt, dat bij het bepalen van het aantal bedrijfshulpverleners in het bijzonder gekeken moet worden naar het aantal werknemers en de andere personen dat normaal gesproken in het bedrijf aanwezig is. Vooral de zelfredzaamheid van alle aanwezige personen zal een maatstaf dienen te zijn voor het aantal BHV’ers. Gehandhaafd kan er conform de huidige wet en regelgeving alleen maar op het aantal BHV’ers gekoppeld aan het aantal aanwezige werknemers artikel 2.19 Arbobesluit. 3.5 Opleiding BHV’ers Ten aanzien van de deskundigheid van de BHV’er zijn nagenoeg geen nadere voorschriften gegeven. Het Ministerie van BZK heeft wel samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brochure “Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening” uitgegeven, welke is bedoeld om duidelijkheid te verschaffen over het minimale vereiste vaardigheden en kennis, die een bedrijfshulpverlener moet bezitten. De bedrijfshulpverlener dient deskundig te zijn opgeleid. De opleiding moet minimaal gericht zijn op “slachtofferhulp, brand- en ontruimingsbijstand”, eerste levensreddende handelingen en alle andere BHV-taken. Een bedrijfshulpverlener die met goed gevolg een opleiding heeft afgesloten, die gebaseerd is op het opleidingsprofiel zoals omschreven in de eerdergenoemde brochure “Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening”, heeft in ieder geval voldoende basis deskundigheid. Voor specifieke bedrijfsrisico’s moet gericht aandacht zijn geweest in de (eventueel aanvullende) opleiding van BHV’ers. De opleidingsinstituten zijn op geen enkele wijze gecertificeerd; het opleidingsprofiel is een hulpmiddel om een efficiënte opleiding te selecteren. 3.6 Oefening bedrijfshulpverleningsorganisatie Om de deskundigheid op peil te houden dienen de BHV’ers deel te nemen aan (herhalings) cursussen. Ten behoeve van de geoefendheid zal vastgelegd moeten worden hoeveel tijd een BHV’er minimaal beschikbaar heeft voor theoretische scholing en praktische training. Voor een adequate uitvoering van de BHV ten tijde van calamiteiten zijn praktijkoefeningen van het grootste belang. Ten einde oefeningen zo realistisch mogelijk uit te voeren is een jaarlijkse feitelijke 9
Versie 2.0
ontruimingsoefening een vereiste. N.a.v. de evaluatie van de resultaten van een dergelijke praktische (ontruimings)oefening dient het BHV plan beoordeeld te worden en zo nodig te worden aangepast. 3.7 Veiligheidsinstructies Veiligheidsinstructies dienen te voldoen aan het Arbobesluit, Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en Veiligheids- en Gezondheidssignalering, afdeling 2, artikel 8.4 en Arboregeling, Hoofdstuk 8, artikel 8.1 en de daarbij behorende bijlagen. Praktische hint: de veiligheidsinstructies zo veel mogelijk baseren op symbolen en zo weinig mogelijk op tekst. 3.8 Samenwerking werkgevers m.b.t. BHV Bij samenwerkende bedrijven, zoals op een bouwplaats, een chemische fabriek of een constructieplaats, dienen de verantwoordelijke werkgevers afspraken te maken over de wijze waarop de bedrijfshulpverleningstaken worden ingevuld. Bij meerdere bedrijven op een klein industrie terrein, een bedrijven complex, bij bedrijven in een winkelcentrum of bij bedrijven die in eenzelfde bedrijfspand gehuisvest zijn, kunnen de verantwoordelijke werkgevers gezamenlijk zorgdragen voor de uitvoering van de bedrijfshulpverlening. Vanuit het oogpunt van gedeelde verantwoordelijkheden en de nodige bevoegdheden om te kunnen optreden in de diverse bedrijfsgebouwen en -terreinen is het raadzaam e.e.a. vast te leggen in een contract. De instemming van de OR of personeelsvertegenwoordiging is in deze vereist. Voorwaarde blijft dat te allen tijde wordt voldaan aan de directe beschikbaarheid en opkomsttijd van voldoende opgeleide BHV’ers. 3.9 Uitbesteden BHV Voor het volledig uitbesteden van de bedrijfshulpverleningsorganisatie aan bijvoorbeeld een bewakingsbedrijf bestaan mogelijkheden, mits er te allen tijde maar voldaan wordt aan de directe beschikbaarheid van voldoende opgeleide BHV’ers. Een dergelijke uitbesteding dient wel contractueel en schriftelijk te worden vastgelegd. De feitelijke werkgever blijft verantwoordelijk voor de directe beschikbaarheid en opkomsttijd van voldoende en opgeleide BHV’ers en de uitvoering. 3.10 Mobiele arbeidsplaatsen. Op mobiele arbeidsplaatsen en of tijdelijke arbeidsplaatsen zoals bijvoorbeeld bouwlocaties e.d. zal een duidelijke relatie zijn met de locale potentiële risico’s en zal er een significante relatie aanwezig zijn met bijv. het veiligheids-gezondheidsplan. De BHV organisatie zal de mogelijke constante wijzigende situatie op de totale arbeidsplaats hierop afgestemd moeten zijn. Dit vergt voor de inspectie maatwerk en terdege voorbereiding in actieve projecten. 3.11 Kleine werkgevers In de memorie van toelichting op de wet – en regelgeving op artikel 2.17 is opgenomen dat kleine werkgevers met niet meer dan 15 werknemers de BHV – taken zelf mogen vervullen. Indien de werkgever beschikt over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting. 3.12 Alleenwerkenden In de praktijk komen heel veel alleenwerkenden voor zoals, bos- en land arbeiders, loodgieters, elektriciens, schilders, monteurs etc. In de memorie van toelichting staat over de alleenwerkenden werknemer het volgende ‘Hij moet – indien hij daartoe in staat is – zichzelf zo veel mogelijk in veiligheid kunnen brengen dan wel hulp kunnen inroepen in geval van nood. Hem moeten daartoe doeltreffende middelen ter beschikking zijn gesteld zoals instructies en zo nodig geschikte communicatieapparatuur (Arbobesluit, artikel 2.19, tweede lid). Binnen de voorbereiding van projecten zal hier aandacht aan besteed moeten worden. Handhaving door middel van een eis. 10