Whitepaper
Bedrijfshulpverlening Inleiding Bedrijfshulpverlening is een onderwerp waar elke organisatie mee te maken heeft. In deze whitepaper wordt beschreven waarom bedrijfshulpverlening nodig is en hoe het kan worden georganiseerd. Daarbij wordt ingegaan op de maatgevende factoren bij het organiseren van bedrijfshulpverlening, het vaststellen van de taken die hulpverleners moeten uitvoeren en de middelen die daarbij nodig zijn. Vervolgens wordt beschreven welke plannen en procedures een rol spelen en hoe bedrijfshulpverleners op hun taak kunnen worden voorbereid. Ten slotte wordt het opzetten van een bedrijfshulpverleningsorganisatie in het kort toegelicht. Dit onderdeel kan worden gebruikt bij de aansturing van bedrijfshulpverlening maar ook bij het opzetten of toetsen van een bedrijfshulpverleningsorganisatie. Er verschijnen overigens steeds meer documenten, normen en richtlijnen die over bedrijfshulpverlening gaan. De verschijning hiervan heeft niet zelden vooral een commercieel doel. Waar van toepassing zullen publicaties in dit hoofdstuk worden genoemd. Bedrijfshulpverlening heeft een wettelijke basis in de Arbowet. In verband met de veranderende regelgeving is het belangrijk om de bedrijfshulpverlening aan recente regelgeving te toetsen. Belang van bedrijfshulpverlening Ongevallen en calamiteiten komen regelmatig voor in bedrijven. Het arbobeleid is erop gericht om werknemers een veilige en gezonde werkomgeving te bieden. Toch kan niet worden uitgesloten dat er eens iets mis gaat. Daling ongevallen stagneert Het is het vermelden waard dat het beeld van een stagnerende trend overeenstemt met Eurostatcijfers over het aantal mensen (per 1000 werknemers) dat jaarlijks betrokken is bij een arbeidsongeval met letsel en verzuim. Dat zijn er in Nederland 31 en dat aantal is, na een jarenlange daling, vanaf 2005 gestabiliseerd (Actieplan Arbeidsveiligheid, ministerie van SZW, 2010). In de sectoren bouw en horeca is volgens deze cijfers zelfs sprake van een stijging, de laatste jaren. Ook TNO’s Monitor Arbeidsongevallen in Nederland 2010 concludeert dat de kans op ‘arbeidsongevallen met letsel en verzuim’ in 2005-2010 gelijk bleef. Bron: Analyse vca incident database ongevalsfrequentie, juni 2013, www.vca.nl
Met bedrijfshulpverlening zijn deze ongevallen niet te voorkomen. Wel kan met bedrijfshulpverlening worden bereikt dat de gevolgen van ongevallen en calamiteiten minder ernstig zijn. Als een slachtoffer snel en deskundig wordt geholpen, kan de ernst van het letsel vaak worden beperkt. Bij een brand betekent adequate bedrijfshulpverlening soms het verschil tussen een vervelend incident en een grote ramp. Bedrijfshulpverlening is verplicht en er lijkt dus geen pleidooi voor nodig. Toch is het de moeite waard om bedrijfshulpverlening te zien als meer dan een verplichting. Goed georganiseerde bedrijfshulpverlening kan veel leed en schade beperken. Voor werknemers is het bovendien aantrekkelijk om in de gelegenheid te worden gesteld bedrijfshulpverlener te worden. Niet alleen om de werkgever een dienst te bewijzen, maar ook om een aantal nuttige vaardigheden te verwerven die overal goed van pas komen.
www.FACTO.nl
Whitepaper Voor werkgevers is bedrijfshulpverlening vaak interessanter dan zij zich realiseren. Bedrijfshulpverlening levert namelijk vaak een groep meer dan gemiddeld gemotiveerde werknemers op. Bij calamiteiten worden negatieve effecten beperkt, voor mensen maar ook voor het bedrijf. Hoewel bij bedrijfshulpverlening meestal niet direct aan het besparen van geld wordt gedacht, kan het budget van jaren bij een enkel voorval, door effectief optreden van bedrijfshulpverleners, ruimschoots worden ‘terugverdiend’. Ongevallen en letsels leiden immers niet alleen tot menselijk leed, maar ook tot ziekteverzuim en productieverlies. Kortom bedrijfshulpverlening is eigenlijk in ieders voordeel en een waardevol onderdeel van de bedrijfsvoering. Dat bedrijfshulpverleners essentieel zijn voor veiligheid en gezondheid op het werk is ook de stelling van prof. mr. Pieter van Vollenhoven. Van Vollenhoven draagt de bedrijfshulpverlening een warm hart toe en ondersteunt met zijn uitspraken de doelstelling van de Dag van de BHV. Bron: www.arboonline.nl
Landelijke dag voor hulpverleners én hulpontvangers Eerste maandag van de maand: 12.00 uur testen landelijk luchtalarm. Wij herkennen de sirene echter met een positieve twist op maandag 4 november 2013. Die Dag wordt landelijk voor de tweede keer aandacht gevraagd voor de inzet van alle circa 500.000 bedrijfshulpverleners die Nederland rijk is. Binnen de bedrijven en instellingen zal er deze Dag extra aandacht zijn voor hun BHV-organisatie. Deze Dag gaat ons allemaal aan. Het gaat over veiligheid en gezondheid op het werk. Dag van de BHV is er in de eerste plaats voor de niet-BHV'ers! Sleutelwoorden zijn: besef, waardering, support. Waardering en support voor de BHV'er die zich niet inzet voor zichzelf maar juist voor de ander: 'Ik doe het ook voor jou!' Bron: www.dagvandebhv.nl, 21 oktober 2013
Mensen en middelen Om de bedrijfshulpverlening goed te laten functioneren zijn verschillende mensen en middelen noodzakelijk. In de arbowet staat 'maatwerk' centraal bij het organiseren van de BHV. Dit betekent niet dat er geen of nauwelijks eisen zijn. Het betekent dat de werkgever de maat van de BHV moet bepalen die past bij de bedrijfsvoering. Dit gebeurt aan de hand van de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Maatgevende factoren De volgende aandachtspunten zijn van belang. Er moet worden voorzien in bedrijfshulpverlening. Er is een aantal voorgeschreven hulpverleningstaken. Het aantal hulpverleners waarborgt de hulpverlening onder alle omstandigheden. Er moet snel kunnen worden opgetreden. Er moet rekening worden gehouden met mogelijke andere aanwezige personen. Er moet rekening worden gehouden met specifieke gevaren en risico’s. Vroeger kon aan de hand van een tabel eenvoudig worden bepaald hoeveel hulpverleners er waren vereist bij een bepaald aantal werknemers, ook al moest men toen al rekening houden met de specifieke omstandigheden. Toch werd de tabel vaak als voorschrift gehanteerd. Nu geldt dat er tenminste één hulpverlener moet zijn. In kleine bedrijven is dit misschien alleen de directeur zelf. Dat mag, als er maar vervanging is bij afwezigheid. Bij de meeste organisaties is het ingewikkelder omdat het aantal
www.FACTO.nl
Whitepaper werknemers niet het belangrijkste is maar het bieden van adequate hulp. Dat betekent dus dat er niet alleen rekening moet worden gehouden met part-time roosters, vakanties en dienstreizen, maar ook met bijzondere gevaren. Bovendien gaat het zowel om werknemers als om andere aanwezige personen. De Raad van State oordeelde in 2006 dat een zorginstelling in gebreke bleef bij het invullen van de BHV-organisatie. Er was ‘s nachts slechts één personeelslid, en dus ook maar één bedrijfshulpverlener, maar wel een groot aantal patiënten. Brandveiligheid in zorginstellingen Bijna een derde van de zorginstellingen moet direct iets doen aan de brandveiligheid. Dat is de conclusie van een landelijk onderzoek, dat minister Schippers naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Bij 30% van de onderzochte zorginstellingen moet direct actie ondernomen worden, vooral op bouwkundig gebied én ten aanzien van de bedrijfshulpverlening. De brandveiligheid was hier ernstig in het geding. Maar ook de meeste andere zorginstellingen, uitgezonderd de sector ziekenhuizen en jeugdzorg, schieten tekort. Het bewustzijn over maatregelen voor brandveiligheid binnen de instelling moet worden geborgd, vindt minister Schippers. Bestuurders en directie moeten hierop sturen en leiding geven aan verbetering ervan. Bron: www.samenvoorbereidveilig.nl, februari 2012.
De risico-inventarisatie en -evaluatie als uitgangspunt Op grond van de volgens de Arbowet verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie is duidelijk welke risico’s in het bedrijf aanwezig zijn en hoe deze zijn beheerst. Bij de risico’s die niet geheel zijn beheerst (‘restrisico’s’) speelt de bedrijfshulpverlening een belangrijke rol. De bedrijfshulpverleners kunnen worden geconfronteerd met de effecten van de in de inventarisatie gevonden risico’s. Hierbij valt te denken aan brand, ongevallen met gevaarlijke stoffen, beknelling, vallen en struikelen, verstikking en ander onheil. Bijvoorbeeld een bedrijf waarbij veel op hoogte op steigers of ladders wordt gewerkt. Hoewel natuurlijk de benodigde voorzorgsmaatregelen worden genomen kan een valpartij niet geheel worden uitgesloten. De bedrijfshulpverlening moet hier dan mee om kunnen gaan. Een ander voorbeeld is een brouwerij waar veel met glazen flessen wordt gewerkt. Snijwonden als gevolg van gebroken glaswerk kunnen hier niet worden uitgesloten. Voor de hulpverlening zijn vooral die risico’s van belang, waarbij het effect ernstig is, de kans relatief hoog en waarbij zinvol kan worden ingegrepen. De risico-inventarisatie en -evaluatie is overigens niet de enige bron van informatie voor het bepalen van risico’s. Soms zijn er bijvoorbeeld bedrijfsinterne audits of inventarisaties van verzekeraars beschikbaar. Hoewel niet in de Arbowet genoemd, kunnen deze zeer bruikbare informatie leveren over de risico’s in het bedrijf (zie figuur Bronnen van informatie over risico’s). Een uitstekende methode om voor de maatgeving van de bedrijfshulpverlening een goed uitgangspunt te krijgen is een brainstormsessie over risico’s. In zo’n sessie kan worden besproken welke calamiteiten denkbaar zijn in het bedrijf. Dit kan uiteenlopen van vernielingen door actievoerders tot ontsporende treinen als het bedrijf aan het spoor ligt. Uiteindelijk stelt het bedrijf zelf, tot op zekere hoogte, vast op welke situaties men zich moet, wil en kan voorbereiden. Een hulpmiddel bij het opzetten van bedrijfshulpverlening is de norm NEN 4000. Deze norm geeft criteria voor het opstellen van een programma van eisen, het BHV-
www.FACTO.nl
Whitepaper plan, dat de basis legt voor de opzet, en het in stand houden van de BHVorganisatie. Het gebruik van deze norm is niet verplicht, maar vormt wel een nuttige leidraad. Er is een nieuwe norm voor BHV in voorbereiding. De nieuwe norm wordt een samenvoeging van de normen NEN 4000 'Bedrijfshulpverlening' en NEN 8112 'Leidraad voor ontruimingsplannen' (najaar 2013 was de nieuwe norm nog in voorbereiding). Voor de NEN-normen moet worden betaald, maar de Stichting van de Arbeid biedt gratis een praktische Handreiking Bedrijfshulpverlening. Deze handreiking biedt ondersteuning aan branches en sectoren bij de vertaling van de doelvoorschriften uit de arbowetgeving naar een arbocatalogus en is ook bruikbaar als leidraad bij het opstellen en toetsen van de bedrijfshulpverlening. Er is ook een rekenmethode opgenomen om het aantal bedrijfshulpverleners te bepalen. In dit onderdeel is een dergelijke methode bewust niet opgenomen omdat met formules in dit verband terughoudend moet worden omgegaan. Bedrijven zijn er in vele variaties en maar al te vaak leiden formules tot verkeerde uitkomsten. Ze kunnen wel als hulpmiddel worden gebruikt, maar het gezonde verstand is hier toch de beste raadgever. De handleiding is overigens te downloaden via www.stvda.nl, Publicaties, Brochures en overige publicaties, de brochure dateert 1 mei 2008).
Figuur 1 Bronnen van informatie over risico's
Taken De wetgeving beschrijft welke taken door de bedrijfshulpverlening moeten worden uitgevoerd: het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen; het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting. De bedrijfshulpverleners dienen over een zodanige opleiding en uitrusting te beschikken en dienen zodanig in aantal en zodanig georganiseerd te zijn, dat zij de bovengenoemde taken naar behoren kunnen vervullen. De taken in de wetgeving zijn algemeen geformuleerd en bieden een basis voor het vaststellen van de meer
www.FACTO.nl
Whitepaper concrete taken. De situaties waarmee men geconfronteerd kan worden, bepalen immers wat er moet worden gedaan. Onder het verlenen van eerste hulp vallen in ieder geval reanimatie en het stelpen van bloedingen. Maar er kunnen ook bijzondere taken zijn, bijvoorbeeld als in het bedrijf wordt gewerkt met bepaalde gevaarlijke stoffen waarbij specifieke maatregelen nodig zijn bij besmetting. Dat betekent dat bedrijfshulpverleners in zo’n geval een aantal bijzondere taken moeten kunnen uitvoeren. In het algemeen zal een bedrijfshulpverlener verschillende soorten branden met verschillende soorten blusstoffen moeten kunnen bestrijden. In een kantoor zullen de taken bij brand echter anders zijn dan in een drukkerij of in een opslag van gevaarlijke stoffen. Ook het alarmeren en evacueren van personen kan per bedrijf verschillen. Een school of universiteit met honderden of zelfs duizenden leerlingen vraagt een andere BHV Nederland zet missers en lessen op een rijtje Voor bedrijfshulpverleners en psychologen is het een bekend gegeven: mensen raken niet snel in paniek bij calamiteiten. Het beeld dat we kennen uit stripboeken en films - mensen met de handen in het haar, rennend in het wilde weg – is niet realistisch. Het tegendeel is eerder het geval: er wordt te traag gereageerd. Komt men tenslotte in actie, dan gebeurt dat vaak volgens vaste routines, dus weinig aangepast aan de situatie. BHV Nederland zette de acht belangrijkste missers bij ontruimingen op een rijtje. Welke lessen zijn hieruit te trekken? Evacuatie-berekeningen zijn niet betrouwbaar Het crisisteam neemt te snel beslissingen Mensen negeren het brandalarm Mensen komen traag in actie Routines maken ingewikkeld noodplan onwaarschijnlijk Mensen volgen de verkeerde leiders De nooduitgangen worden niet gebruikt De nazorg wordt verwaarloosd. Bron: www.bhvnederland.nl
aanpak bij ontruiming dan een bedrijf waarbij alleen eigen personeel aanwezig is. Voorbeeld Bewoners woonzorgcentrum Rijswijk opgeschrikt door brand Tientallen bewoners van woonzorgcentrum Onderwatershof in Rijswijk hebben dinsdagmiddag op stel en sprong hun appartement moeten verlaten. Er woedde brand in het gebouw aan de Van Vredenburchweg. Het vuur ontstond rond 16.30 uur in de meterkast op de derde verdieping. Bedrijfshulpverleners kwamen meteen in actie door de 29 bewoners in veiligheid te brengen. De brandweer rukte uit voorzorg met meerdere wagens uit en had de brand snel onder controle. Nadat alle rook was opgetrokken konden de bewoners weer terug naar hun appartement. De schade in het woonzorgcentrum bleef beperkt. Bron: omroepwest, april 2013
Voorbeeld
De taken bij alarmeren en samenwerken met hulpverleningsinstanties zijn afhankelijk van de taken bij de eerder genoemde onderwerpen. Als een bedrijfshulpverleningsorganisatie meer en verdergaande taken heeft zal ook de samenwerking anders zijn. Dit kan zo ver gaan dat bedrijfshulpverleners op gelijkwaardig niveau met bijvoorbeeld de brandweer samenwerken. In sommige gevallen is het zelfs zo dat de bedrijfshulpverleners beter uitgerust zijn en
www.FACTO.nl
Whitepaper verdergaande taken kunnen uitvoeren dan externe hulpverleners. Een voorbeeld is een bedrijf waar bedrijfshulpverleners zijn gespecialiseerd in het abseilen in opslagsilo’s. Niet alleen de concrete invulling van de wettelijke taken kan verschillend zijn, ook kunnen door de bedrijfshulpverlening extra taken worden uitgevoerd. Vaak is dit zelfs sterk aan te bevelen. Bedrijfshulpverleners kunnen bijvoorbeeld een rol spelen bij de schadebeperking of bij de opvang van mogelijke slachtoffers of het weer naar normaal brengen van de bedrijfsprocessen. Het vaststellen en beperken van de taken Het gegeven dat de hulpverlening moet zijn afgestemd op de risico’s, is terug te vinden in alle richtlijnen en wettelijke eisen. Er zijn verschillende bronnen waaruit men kan putten om een overzicht van de relevante risico’s te krijgen. Dit overzicht moet worden vertaald naar de bedrijfshulpverlening door het bedenken van zogenaamde maatscenario’s. Een maatscenario is een realistisch, denkbaar verloop op basis van een of meer geïdentificeerde gevaren. Uitgaande van een scenario kan worden bedacht hoe dit zou moeten worden opgelost. De mogelijkheid dat er brand ontstaat, vormt een risico. Hier kunnen we echter weinig mee in termen van bedrijfshulpverlening. Maar als men kan bedenken hoe zo’n brand zou kunnen verlopen, dan kan ook worden bedacht hoe het ontruimen en blussen zou moeten verlopen. Voorbeeld Binnen een bedrijf wordt gewerkt met bijtende stoffen. Hierdoor bestaat het risico op verwondingen aan de huid. Een denkbaar scenario zou kunnen zijn dat tijdens werkuren een vat met een bijtende vloeistof omvalt, waardoor meerdere personen spatten op de huid en in de ogen krijgen en waardoor direct brandwonden ontstaan. Hieruit volgen een aantal benodigde acties: het verlenen van eerste hulp; het veilig stellen van de omgeving; het oproepen van ambulances; het begeleiden van externe hulpverleners; het begeleiden van de slachtoffers; het opruimen van de vloeistof.
Het gegeven dat de hulpverlening moet zijn afgestemd op de risico’s, is terug te vinden in alle richtlijnen en wettelijke eisen. Er zijn verschillende bronnen waaruit men kan putten om een overzicht van de relevante risico’s te krijgen. Dit overzicht moet worden vertaald naar de bedrijfshulpverlening door het bedenken van zogenaamde maatscenario’s. Een maatscenario is een realistisch, denkbaar verloop op basis van een of meer geïdentificeerde gevaren. Uitgaande van een scenario kan worden bedacht hoe dit zou moeten worden opgelost. De mogelijkheid dat er brand ontstaat, vormt een risico. Hier kunnen we echter weinig mee in termen van bedrijfshulpverlening. Maar als men kan bedenken hoe zo’n brand zou kunnen verlopen, dan kan ook worden bedacht hoe het ontruimen en blussen zou moeten verlopen.
www.FACTO.nl
Whitepaper Voorbeeld Binnen een bedrijf wordt gewerkt met bijtende stoffen. Hierdoor bestaat het risico op verwondingen aan de huid. Een denkbaar scenario zou kunnen zijn dat tijdens werkuren een vat met een bijtende vloeistof omvalt, waardoor meerdere personen spatten op de huid en in de ogen krijgen en waardoor direct brandwonden ontstaan. Hieruit volgen een aantal benodigde acties: het verlenen van eerste hulp; het veilig stellen van de omgeving; het oproepen van ambulances; het begeleiden van externe hulpverleners; het begeleiden van de slachtoffers; het opruimen van de vloeistof.
Er volgen uit het scenario dus taken voor de bedrijfshulpverlening. Deze taken vormen het fundament voor het ontwerp van de bedrijfshulpverleningsorganisatie. Om te voorkomen dat het aantal scenario’s oneindig lang wordt, is het verstandig de beschrijvingen vrij algemeen te houden. Voor welke risico’s men nu wel of niet scenario’s bedenkt, is niet precies aan te geven. In elk geval voor de risico’s die eruit springen in de risico-inventarisatie en evaluatie. Verder geldt als stelregel dat scenario’s voorstelbaar, realistisch en beheersbaar moeten zijn. Zo gaat het wat ver om een kantoor voor te bereiden op een neerstortend vliegtuig of meteoriet. Het aantal scenario’s voor een gemiddeld bedrijf zou zo tussen de vijf en de tien kunnen liggen. Een belangrijk element dat moet worden meegenomen in de scenario’s is het omgaan met kenmerken van de aanwezige populatie. Zijn er bijvoorbeeld grote groepen bezoekers die moeten worden geëvacueerd, zijn er personen die slecht ter been zijn of die speciale behandeling nodig hebben? Dus in bijvoorbeeld horecagelegenheden, scholen, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, gevangenissen en dergelijke moeten hierop gerichte scenario’s worden overwogen. Naast keuzes voor scenario’s moeten er ook keuzes in het beperken van taken worden gemaakt. Niet alle uit een scenario voortvloeiende taken zullen door bedrijfshulpverleners moeten worden opgepakt. De in het voorbeeld genoemde taak – het opruimen van de bijtende stof – kan ook best door anderen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door een gespecialiseerd bedrijf. Vaak is dit zelfs aan te bevelen omdat het moeilijk is om hiervoor voldoende kennis en ervaring te verwerven. Bedrijfshulpverlening moet in elk geval zijn gericht op de taken die nodig zijn om persoonlijk letsel te beperken of te voorkomen en om de externe hulpverleners te ondersteunen. Hulpmiddelen Het vaststellen van de voor bedrijfshulpverlening benodigde hulpmiddelen ligt in het verlengde van de aard en omvang van de taken van de bedrijfshulpverleningsorganisatie.
www.FACTO.nl
Whitepaper
Figuur 2 Het risicobeeld bepaalt de BHV-taken
Ongeacht de taken en de maat zal in elk geval herkenbaarheid een rol spelen. Tijdens een noodsituatie hebben hulpverleners een bijzondere rol en vaak ook bijzondere bevoegdheden. Voor anderen in het bedrijf zijn zij echter ook gewoon collega’s. Om bij het aannemen van de hulpverlenersrol misverstanden te voorkomen is het aan te bevelen dit duidelijk te communiceren. Dat betekent niet alleen collega’s inlichten over de rol en de taken van de bedrijfshulpverleners, maar ook een duidelijke herkenbaarheid geven aan de persoon met deze rol. De invulling hiervan verschilt van het dragen van hesje of armbanden tot speciale kleding. Kleding vormt echter maar één aspect van de hulpmiddelen voor de bedrijfshulpverlening. De noodzakelijke hulpmiddelen kunnen als volgt worden onderverdeeld: persoonlijke bescherming; technische hulpmiddelen voor bestrijding; communicatiemiddelen. Kleding is bedoeld om hulpverleners herkenbaar te maken maar kan ook dienen om de hulpverleners te beschermen. Als een bedrijf het opruimen van gevaarlijke stoffen tot de taken van de bedrijfshulpverleners rekent dan heeft dit uiteraard consequenties voor de beschermingsmiddelen waarover de bedrijfshulpverlener moet beschikken. Onder beschermingsmiddelen kan men dan bijvoorbeeld verstaan een chemicaliënoverall maar ook speciale laarzen, adembescherming en handschoenen. Voor vergaande brandbestrijdingstaken kan het nodig zijn om bluskleding te dragen. Als dit soort taken moet worden uitgevoerd, kan men ook al snel met de noodzaak tot adembescherming te maken krijgen. Dit kan variëren van een masker met filterbus tot ademhalingsbescherming met ademlucht in flessen. Dit gaat dan overigens al meer richting een bedrijfsbrandweer dan een BHV organisatie. Ook voor technische hulpmiddelen geldt: meer taken vragen om meer en vaak gecompliceerdere hulpmiddelen. De bekendste hulpmiddelen voor brandbestrijding zijn de draagbare blustoestellen met poeder, schuim of koolzuursneeuw en de brandslanghaspel.
www.FACTO.nl
Whitepaper Voor eerste hulp is het gebruik van een defibrillator inmiddels gangbaar. Het gebruik hiervan is toegestaan voor bedrijfshulpverleners. Voor zeer specifieke taken kunnen bedrijfshulpverleners soms zelfs werken met bijvoorbeeld speciale kits met antigiffen of met speciale blusinstallaties. Het is duidelijk dat dit consequenties heeft voor de competenties en de procedures. Hulpmiddelen worden vaak gemakkelijk aangeschaft, maar de investering in opleiding, training, oefening en organisatie is meestal veel groter dan de kosten van de hulpmiddelen. In de praktijk blijkt dat hiermee vaak te gemakkelijk wordt omgesprongen of dat de combinatie van hulp- of beschermingsmiddelen niet goed wordt toegepast. Zo komt het voor dat bedrijfshulpverleners met ademlucht, een katoenen overal en een bouwhelm een brandende ruimte ingaan. Een werkwijze die elke brandweer als te gevaarlijk zou beschouwen. Men moet dus niet te lichtvaardig denken over het toebedelen van taken aan bedrijfshulpverleners. De taken moeten passen bij het opleidingsniveau en de ervaring van de BHV’ers. Relatief onervaren BHV’ers een grote brand laten blussen is vragen om slachtoffers. Het is daarom goed om ook de grenzen van het eigen kunnen te bewaken. Soms zijn gebouwgebonden installaties aanwezig die zijn gericht op de beheersing van noodsituaties. Zo maken veel bedrijven gebruik van sprinklerinstallaties, schuimblusinstallaties of gasblusinstallaties. De activering van deze installaties gebeurt veelal automatisch en het afschakelen ervan zal meestal worden uitgevoerd door de (overheids)brandweer. Voor bedrijfshulpverleners is het wel van belang om het bestaan en het effect van dergelijke systemen te kennen. In sommige gevallen is het zelfs aan te raden om de installaties door eigen hulpverleners te laten bedienen omdat zij beter op de specifieke situatie kunnen worden getraind. Communicatiemiddelen vormen een belangrijke categorie hulpmiddelen voor de bedrijfshulpverleners. Bedrijfshulpverlening wordt vaak uitgevoerd met meerdere bedrijfshulpverleners die effectief moeten kunnen communiceren, zowel onderling als met de externe hulpverleningsdiensten. Dit stelt specifieke eisen aan de communicatie. En, ook niet onbelangrijk: hulpverleners kunnen alleen in actie komen als ze op de hoogte zijn van de noodsituatie. Vooral in grotere gebouwen of inrichtingen zijn daartoe middelen voor het alarmeren noodzakelijk. Tegenwoordig is de hoeveelheid beschikbare communicatiemiddelen overweldigend. Niet alle middelen zijn echter voor alle toepassingen even geschikt. Voor communicatie tussen hulpverleners wordt bijvoorbeeld vaak nog de voorkeur gegeven aan portofoons boven gsm-telefoons, omdat alle hulpverleners zo mee kunnen luisteren en gemakkelijk alle informatie kunnen krijgen. Overigens heeft de invoering van het zogenoemde C2000-systeem bij de overheid de communicatiemogelijkheden tussen bedrijfshulpverleners en bijvoorbeeld de brandweer niet eenvoudiger gemaakt. Er zijn maar enkele bedrijven die ook over het C2000-systeem beschikken.
www.FACTO.nl
Whitepaper Steeds minder bedrijfshulpverleners op werkvloer Er zijn steeds minder goed opgeleide bedrijfshulpverleners (BHV’ers) op de werkvloer te vinden. Bij een op de tien bedrijven is zelfs helemaal geen BHV’er meer te vinden, zo blijkt uit onderzoek van de Stichting Bedrijfshulpverlening Nederland. Bij meer dan de helft van de ondernemingen zijn nu minder bedrijfshulpverleners in dienst dan een aantal jaren geleden. Zes op de tien bedrijven die nu minder BHV’ers hebben, zien de crisis als oorzaak. Er is minder budget beschikbaar voor opleidingen of herhalingscursussen. Bovendien wordt er vaak gewacht met het regelen van vervangers van ontslagen BHV’ers. Stichting Bedrijfshulpverlening Nederland vindt de trend zorgelijk en vreest voor de veiligheid op de werkvloer. Bron: NU, juni 2013
Bij de keuze van communicatiemiddelen moet de betrouwbaarheid een belangrijke rol spelen. Er bestaan bijvoorbeeld systemen waarbij mensen via de pc worden gealarmeerd: er verschijnt bij alarm een pop-up scherm. Deze aanpak kent ook nadelen: wat gebeurt er bijvoorbeeld bij een brand in de computerruimte of bij stroomuitval? Zo’n systeem kan zeer waardevol zijn als ondersteuning maar niet als enige middel. Actueel bij de overheid zijn de ontwikkelingen om een alarm via de sirenes te combineren met een sms-oproep. Iets dergelijks kan in een bedrijf ook bruikbaar zijn. Organisatie Om bedrijfshulpverlening te organiseren in een bedrijf of organisatie zijn duidelijke afspraken noodzakelijk. Deze komen aan de orde in Plannen en procedures voor bedrijfshulpverlening. De competenties waarover bedrijfshulpverleners moeten beschikken zijn het onderwerp van Competenties van bedrijfshulpverlening. Ten slotte komt in De bedrijfshulpverleningsorganisatie de daadwerkelijke bedrijfshulporganisatie aan bod. Plannen en procedures voor bedrijfshulpverlening Als een soort handleiding voor de tijdens een noodsituatie uit te voeren taken worden vaak plannen en procedures gebruikt. De meest voorkomende plannen zijn: het bedrijfsnoodplan, het BHV-plan en het ontruimingsplan. Het bedrijfsnoodplan, ook wel calamiteitenplan genoemd, is het meest omvattende plan. Dit bedrijfsnoodplan vormt een leidraad waarin is aangegeven hoe een bedrijf of instelling omgaat met noodsituaties en de eventuele gevolgen hiervan. Het is de kapstok gebaseerd op scenario's waaraan alle andere plannen en instructies gerelateerd aan het handelen tijdens noodsituaties opgehangen zijn. De overige genoemde plannen zijn, als het goed is, dan ook onderdeel van, of gekoppeld aan, het bedrijfsnoodplan. Het BHV-plan lijkt vaak op een bedrijfsnoodplan, maar de reikwijdte is kleiner. De noodorganisatie beperkt zich tot de BHV-organisatie; de noodsituaties waarop wordt voorbereid zijn kleinschaliger van omvang. Een BHV-plan richt zich uitsluitend op noodsituaties en over het algemeen niet op de gevolgen die hieruit kunnen voortvloeien. Voor kleinere bedrijven of instellingen is het BHV-plan vaak gelijk aan het bedrijfsnoodplan. Beschikt een bedrijf over een bedrijfsnoodplan, dan is het BHVplan hierin meestal geïntegreerd. Als dit niet het geval is, dan zou het BHV-plan gerelateerd moeten zijn aan het bedrijfsnoodplan. Hierin is de BHV- organisatie
www.FACTO.nl
Whitepaper beschreven met de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, evenals hoe in verschillende noodsituaties moet worden gehandeld. Het ontruimingsplan is een plan dat specifiek is gericht op één activiteit, het in veiligheid brengen van mensen en eventueel dieren tijdens een noodsituatie. In het ontruimingsplan is beschreven welke maatregelen er moeten worden genomen om gebouwen of bedrijfsterreinen (of delen daarvan) te ontruimen. Een ontruimingsplan is een vast onderdeel van het bedrijfsnoodplan of is er aan gerelateerd. Ontruimingsplannen zijn een onderdeel van de totale bestrijding en beheersing van noodsituaties. Niet zelden neigt men om veel te dikke plannen ‘voor de bühne’ te schrijven waardoor er een kloof is tussen plan en praktijk. Stel dus een zo integraal mogelijk en samenhangend plan op. Bij het opstellen van plannen en procedures kan gebruik worden gemaakt van verschillende hulpmiddelen en voorbeelden zoals de NEN 8112 voor ontruimingsplannen of NEN 4000 voor BHV. Het nadeel is dat vaak één plan als uitgangspunt wordt genomen, terwijl in een noodsituatie meerdere aspecten belangrijk zijn. Over het algemeen is het in de eerste plaats belangrijk dat wordt vastgesteld voor wie een plan is bedoeld. Vervolgens moet het ook voor de gebruikers toe te passen zijn. In elk geval zal in een plan zijn vastgelegd welke taken moeten worden uitgevoerd, door wie en volgens welke richtlijnen en procedures. Daarnaast zijn de structuur van de eigen noodorganisatie, de aansluiting daarvan op externe hulpverleningsorganisaties en communicatie belangrijke elementen. In de praktijk blijken plannen vaak rommelig, onduidelijk en veel te dik te zijn. Bovendien komt het veel voor dat het (preventie)beleid (bijvoorbeeld onderhoud van blustoestellen) en actieplan (wat te doen bij …) door elkaar in één plan staan. Een algemeen plan met daaronder specifieke (en beknopte) procedures voor specifieke doelgroepen, zoals de bedrijfshulpverleners, blijkt meestal het beste. En dan daarmee frequent oefenen om het plan levend te maken en onvolkomenheden eruit te halen. Competenties van bedrijfshulpverleners De competenties waarover bedrijfshulpverleners moeten beschikken worden bepaald door de taken die zij moeten uitvoeren. Het verlenen van eerste hulp bij kleine snijwonden vraagt om andere competenties dan het langdurig stabiliseren van zwaargewonden (bijvoorbeeld bij een ongeval ver van de bewoonde wereld). Competenties worden aangeleerd door opleiding en training en onderhouden door oefening. Dit betekent: hoe uitgebreider het taakgebied, des te meer opleiding, training en oefening noodzakelijk is. Het opleidings- en trainingsprogramma kan worden vastgesteld op basis van de taken die de bedrijfshulpverleners moeten kunnen uitvoeren. Het gevaar ligt altijd op de loer dat het taakgebied groter wordt dan het competentiegebied. Het komt nogal eens voor dat uit enthousiasme allerlei taken worden meegenomen of uitgebreid of dat allerlei hulpmiddelen worden aangeschaft, zonder dat dit wordt vertaald naar competenties. In veel gevallen is het dan verstandig om te kijken of er niet kan worden gesnoeid in de taken. Moet men wel met chemicaliënpakken en ademluchtapparatuur gevaarlijke stoffen gaan opruimen of kan dit ook aan de brandweer of externe specialisten worden overgelaten? Houdt bij het snoeien in de taken wel rekening met het feit dat
www.FACTO.nl
Whitepaper indien er sprake is van een chemicaliën-incident/morsing zonder slachtoffers of brand, de brandweer van mening zal zijn dat de organisatie dat in principe zelf op moet ruimen. Dit heeft te maken met een andere visie van de brandweer op belangen en prioriteiten. Het uitvoeren van taken zonder voldoende opleiding en training is vaak niet alleen weinig effectief maar ook ronduit gevaarlijk. Een probleem bij het opleiden en trainen van bedrijfshulpverleners is het enorme aantal bedrijven en instanties dat zich hiermee bezighoudt. De kwaliteit van deze aanbieders loopt nogal uiteen. Veel aanbieders verkopen bedrijfshulpverlening als een standaardpakket. Bedrijfshulpverlening hoort echter maatwerk te zijn. Een goede opleider kan dus meedenken met het bedrijf waarvoor de hulpverleners moeten worden opgeleid. Daarbij is het belangrijk dat de opleider voldoende breed is georiënteerd. Een goede brandweerman, die naast zijn werk cursussen geeft, is niet noodzakelijkerwijs een goede BHV-opleider. Veel opleiders schermen met de term ‘instituut’ of ‘academie’. Deze termen hebben echter weinig waarde of betekenis behalve voor hun eigen marketing. Het is mogelijk om bedrijfshulpverleners een officieel certificaat (conform de Europese norm EN 45013) te laten behalen. Hoewel veel opleiders schermen met ‘verplichte’ certificaten, is certificering niet wettelijk voorgeschreven. Wel heeft de werkgever op die manier een hulpmiddel om aan te tonen dat aan de verplichtingen wordt voldaan. Het is dus altijd aan te raden een schriftelijke verklaring van de opleider te vragen waarin staat wie de cursus heeft gevolgd en wat daarin behandeld is. Bij het verwerven en onderhouden van competenties is het belangrijk dat er een duidelijke visie en een duidelijk beleid wordt geformuleerd. Het is weinig zinvol om een aantal mensen naar een BHV-cursus te sturen als er vervolgens niets meer gebeurt aan training en oefening.Een opleiding is geschikt voor het verwerven van kennis en in beperkte mate voor het leren toepassen hiervan. Door middel van training moet vervolgens worden geleerd hoe de kennis in de eigen situatie kan worden toegepast. Oefeningen hebben vaak een tweeledig doel. Ze zijn geschikt om vaardigheden op peil te houden en ‘in te slijpen’, maar ook om mensen en systemen te testen. Dit laatste betekent wel dat vervolgtraining noodzakelijk is als een oefening niet tot het juiste resultaat leidt. Hoeveel er moet worden getraind en geoefend, is niet precies te zeggen. Het hangt af van de doelstelling, de taakstelling en de prestaties tijdens training en oefening, maar acht uur per twee jaar is wel het minimum. De werkgever zal hiertoe gelegenheid moeten scheppen. In dit onderdeel worden niet alle aspecten rondom opleiding en training beschreven. Deze kunt u ook vinden in bijvoorbeeld de Gids Bedrijfshulpverlening. Wel kan een aantal algemene adviezen worden gegeven voor het selecteren van een opleiding en het opzetten van oefeningen. Bij het selecteren van een opleiding is het belangrijk dat de opleider een goede achtergrond en goede referenties heeft. Het commerciële verhaal van het opleidingsbureau kan heel anders klinken dan dat van de klanten van dat bureau. Grote instituten verzorgen niet altijd de beste opleidingen. De kwaliteit wordt vooral door de instructeur bepaald. Vooral als bedrijfshulp-verleners moeten worden opgeleid voor een complex bedrijf, is ervaring van de instructeur met dergelijke
www.FACTO.nl
Whitepaper bedrijven van belang. Het verdient aanbeveling om de risico’s binnen de organisatie van tevoren te bespreken met de opleider en om de inhoud van de opleiding hierop te laten afstemmen. Oefeningen kunnen heel goed binnen bedrijven zelf worden georganiseerd, al dan niet met deskundige ondersteuning. Bij het oefenen is het belangrijk om zowel algemene vaardigheden en kennis te trainen als specifieke scenario’s. Het verdient aanbeveling om vooral ook de alarmering te oefenen en het werken met de van toepassing zijnde hulpmiddelen zoals de communicatieapparatuur. Het oefenen op de wat lastiger tijdstippen (begin of eind van de dag) kan soms verrassende inzichten opleveren. Oefenscenario’s, gebaseerd op de risico’s binnen de eigen organisatie, kunnen worden bedacht. Deze scenario’s kunnen dan worden ‘nagespeeld’ en vergeleken met de gewenste afhandeling. Alleen evalueren is niet voldoende: het is verstandig om de minder goed gelopen onderdelen nog eens apart te oefenen of aanvullend te trainen. Ten slotte is een goede registratie en documentatie van opleiding, training en oefening aan te bevelen. Dit maakt het niet alleen gemakkelijker om hierin een consistent beleid te voeren, maar is ook bruikbaar om verantwoording af te leggen als er iets is voorgevallen. Bovendien wordt hier ook bij audits vaak naar gevraagd. De bedrijfshulpverleningsorganisatie Meestal wordt bij de invulling van de bedrijfshulpverleningsorganisatie eerst gekeken naar de mensen: hoeveel zijn er nodig en wat moeten ze kunnen? Op basis van de opgestelde scenario’s kan worden vastgesteld hoeveel mensen nodig zijn om de daaruit volgende hulpverleningstaken uit te voeren. Het scenario waarbij de meeste hulpverleners nodig zijn, is dan maatgevend. Professionele hulpverleners werken meestal in tweetallen. Dit is ook voor de bedrijfshulpverlening een goede richtlijn, veel taken zijn niet alleen beter uitvoerbaar met zijn tweeën, maar vooral ook veiliger. Juist bij de taken van de hulpverlener kan er gemakkelijk iets uit de hand lopen. Verder spelen factoren als nabijheid en werktijd een rol. De hulpverleners moeten binnen enkele minuten ter plaatse kunnen zijn. In een bedrijf met verspreide locaties kan het dus nodig zijn om op verschillende plaatsen een aantal hulpverleners beschikbaar te hebben. Als het bedrijf in ploegendienst werkt of flexibele werktijden heeft, moet hiermee rekening worden gehouden bij de vaststelling van het aantal hulpverleners. Het verdient dus aanbeveling om uit te gaan van een praktische redenering op basis van gezond verstand en niet van de tabellen en formules die hiervoor worden aangeboden. Het Nederlands Instituut voor Bedrijfshulpverlening (NIBHV) heeft samen met Crisislab onderzocht hoe bedrijven en hulpverleningsdiensten tot nu toe omgaan met zelfredzaamheid. Hoewel iedereen uitgaat van de eigen rol van de burger, zien alle betrokkenen ook een belangrijke rol voor de BHV. In de publicatie ‘BHV als veiligheidsmotor’ wordt een visie op zelfredzaamheid en bedrijfshulpverlening gepresenteerd. De visie is toegeschreven naar de gezondheidszorg, maar ook
www.FACTO.nl
Whitepaper bruikbaar voor andere bedrijfstakken, met name waar men te maken heeft met verminderd zelfredzamen, zoals het onderwijs. www.nibhv.nl/NIBHV/nieuws/campagne-zelfredzaamheid-en-bhv-van-start.html Brand? Leen een BHV’er bij de buren Jaarlijks vinden er honderden branden plaats bij zorginstellingen, cafés en discotheken. Meestal vallen daarbij geen slachtoffers, maar misschien heeft Nederland de laatste jaren gewoon geluk gehad. Wat zou er moeten veranderen? De oplossing ligt dichterbij dan je zou verwachten. Bij werkzaamheden op het dak van een zorginstelling ontstaat er plotseling brand. “Daarbij gaat er iets fout”, zegt René Hagen, een van de drijvende krachten achter de Nationale Brandpreventieweken. “De airco had op dat moment af moeten slaan, maar in plaats daarvan trekt hij de rook naar binnen, en verspreidt die door het hele gebouw. Voor de 150 patiënten is dat levensgevaarlijk. Gelukkig dat er naast het gebouw werkzaamheden plaatsvonden, en dat de bouwmedewerkers geholpen hebben met de evacuatie. Alleen dat zorgde ervoor dat iedereen veilig naar buiten kwam.” BHV Het bovenstaande onderstreept het belang van bedrijfshulpverlening. Maar of de BHV in Nederland voor deze taak is toegerust… Hagen twijfelt. En de oorzaak ligt volgens hem alweer in de gebrekkige wetgeving. “De wetgever heeft geregeld hoeveel BHV’ers er in een organisatie aanwezig moeten zijn. Maar het probleem is dat dit er nooit méér zijn dan het aantal werknemers dat dienst heeft. En bij de zorg zie je soms avonddiensten met 2 verpleegkundigen op 150 patiënten. Zelfs als dat allebei BHV’ers zijn, kunnen ze het pand met geen mogelijkheid op tijd ontruimen. En voor 2 extra krachten is er gewoon geen geld.” Samenwerking De oplossing? Die werd zichtbaar in het verhaal waarmee we begonnen. De zorginstelling in Nieuwegein kon de bewoners in veiligheid brengen met hulp van buiten. En volgens Hagen kunnen organisaties dit ook organiseren als er in de buurt geen bouwwerkzaamheden plaatsvinden. “Een paar jaar geleden is er een pilot gehouden in Amsterdam Zuidoost, rondom het AMC. Daar in de omgeving vind je immers veel organisaties die allemaal BHV’ers in dienst hebben. En dus hebben ze de afspraak gemaakt om bij calamiteiten samen te werken. Als er in die omgeving brand uitbreekt, gaan alle BHV’ers daar naartoe om te helpen.” Bron: www.brandveilig.com, oktober 2013
Kenmerken van de BHV-organisatie Een bedrijfshulpverleningsorganisatie moet hulp kunnen verlenen, dat is haar bestaansrecht. Dat vraagt om een taakgerichte benadering en een organisatie met de volgende kenmerken: de organisatie moet snel operationeel kunnen worden; taken moeten snel kunnen worden uitgevoerd; werkzaamheden kunnen plaatsvinden in moeilijke omstandigheden; uitvoerenden moeten snel kunnen inspelen op wisselende omstandigheden; er zijn weinig correctiemogelijkheden. Noodsituaties doen zich voor op onverwachte momenten en de organisatie moet direct operationeel kunnen worden. Dat betekent dat er altijd voldoende bezetting moet zijn en dat daarop een voortdurende controle plaatsvindt. Het snel uitvoeren van taken vraagt om de nodige routine en dus om veel opleiding en training, maar ook om directe beschikbaarheid en goede randvoorwaarden. Bij een noodsituatie moeten de hulpverleners snel ter plaatste zijn en snel over de juiste hulpmiddelen kunnen beschikken.
www.FACTO.nl
Whitepaper Door de omstandigheden waaronder hulpverlening functioneert moet de organisatie robuust worden uitgevoerd. Dat wil zeggen als een onderdeel faalt mag niet ook de rest van de organisatie uitvallen. De organisatie moet dus bestand zijn tegen verstoringen. Vooral op het gebied van communicatie stelt dit hoge eisen. Wisselende omstandigheden vragen om flexibiliteit, snelheid vraagt om routine. In de organisatie moet rekening worden gehouden met deze tegenstrijdige eisen. Door het ontbreken van correctiemogelijkheden in noodsituaties (het moet in één keer goed) zijn niet alleen goede procedures en richtlijnen nodig, maar vooral kennis en vaardigheden en een heldere organisatie. De voor hulpverlening noodzakelijke organisatiekenmerken zijn overigens ook herkenbaar in andere typen organisaties (militaire organisaties, luchtvaart, scheepvaart). In deze organisaties liggen bevoegdheden en gezag meestal goed vast. De BHV-organisatie in normale omstandigheden In normale omstandigheden zijn de kenmerken van de organisatie anders. Het opkomen voor een vergadering verloopt anders dan het opkomen voor een alarm. De aansturing met commando’s tijdens de inzet is niet geschikt voor de normale interactie tussen de hulpverleners. In normale omstandigheden zijn aspecten zoals samenhang, heterogeniteit en evenwicht belangrijk. Kortom voor een BHV-organisatie gelden alle normale organisatiekenmerken. Het is eigenlijk gewoon een afdeling binnen de organisatie. Pas als de BHV-organisatie daadwerkelijk in actie komt blijkt haar specifieke karakter. Ook de bevoegdheden van bedrijfshulpverleners zijn normaal gesproken niet veel anders dan die van andere werknemers. Tijdens bedrijfshulpverlening kunnen deze bevoegdheden wel ineens anders liggen. Dit moet niet alleen goed zijn vastgelegd, maar ook duidelijk zijn gecommuniceerd en geaccepteerd. Als bedrijfshulpverleners opdracht aan andere medewerkers geven bij een ontruiming moet hun gezag ook geaccepteerd worden. Als dit bij een incident of oefening niet het geval is, zal naderhand goed duidelijk gemaakt moeten worden dat dit wel wordt verwacht. Het management van de organisatie zal hier scherp op moeten reageren, anders wordt de rol van de BHV’er al gauw ondermijnd. De balans tussen mensgerichtheid en taakgerichtheid in de organisatie verschuift dus bij een hulpverleningsorganisatie, afhankelijk van de situatie. De BHV als organisatieonderdeel De bedrijfshulpverleningsorganisatie is geen zelfstandig bedrijf maar onderdeel van een groter geheel. Dit betekent dat het ook daadwerkelijk een onderdeel zal moeten zijn. Voor noodsituaties wordt over het algemeen een noodorganisatie ingericht. Zo’n noodorganisatie bestaat dan meestal uit alleen die onderdelen die direct voor de afhandeling van de noodsituatie relevant zijn. Het is gebruikelijk dat het hoogste orgaan in de noodorganisatie wordt gevormd door een crisisteam. Dit team is verantwoordelijk voor alle aspecten van de noodsituatie. De BHV-organisatie richt zich meestal alleen op de operationele aspecten en legt hierover verantwoording af aan het crisisteam. Dit is een effectieve organisatievorm. In figuur Voorbeeld van een noodorganisatie wordt een eenvoudig voorbeeld van een noodorganisatie getoond.
www.FACTO.nl
Whitepaper
Figuur 3 Voorbeeld van een noodorganisatie
Figuur Voorbeeld van een noodsituatie toont een team van hulpverleners die rapporteren aan een commandoteam. Hierdoor kunnen verschillende zaken worden gecoördineerd zoals bedrijfshulpverlening, beveiliging en schadebeperking. Het lijkt een beetje op een COPI (Commando Plaats Incident) bij de hulpverleningsdiensten van de overheid. Alle directe operationele activiteiten worden van hieruit aangestuurd door bijvoorbeeld het Hoofd BHV of zijn plaatsvervanger. Het crisisteam, dat vaak pas later aanwezig is, zal zich in de meeste gevallen meer richten op zaken als communicatie met pers, organisatie van opvang en voorlichting, contacten met klanten en leveranciers en de coördinatie van zakelijke herstelactiviteiten. Een crisisteam wordt meestal gevormd door de directie en het managementteam en wordt in het algemeen alleen bij grotere incidenten ingezet. In normale omstandigheden hoort de BHV duidelijk te zijn ingebed in de bedrijfsorganisatie. Dat betekent een duidelijke plaats in het organogram van het bedrijf. Men kan ervoor kiezen om de BHV-organisatie onder te brengen bij een afdeling Facilities of een afdeling Veiligheid. Aan de BHV-organisatie mogen, en moeten misschien zelfs, dezelfde eisen worden gesteld als aan elke andere afdeling in het bedrijf. Dus ook een duidelijke rapportage en verantwoording. Een BHV-organisatie die niet goed in de bedrijfsorganisatie is ondergebracht zal vaak ook moeizaam functioneren in noodsituaties. Net als elke organisatie zal ook de BHV te maken hebben met personeelsbeleid, werkinstructies, motivatie, communicatie en aansturing en met de noodzaak om middelen te verwerven en output te genereren. Vooral het blijvend motiveren van de BHV’er is van belang. Als de BHV’ers worden gewaardeerd en zij het gevoel hebben bij een groep te horen waaraan binnen de organisatie aandacht wordt besteed, is dat een belangrijke basis voor een duurzame inzet. Een praktische BHV-organisatie Het is onmogelijk om hier dé BHV-organisatie te schetsen. Voor elk bedrijf is dit immers maatwerk. Het is wel mogelijk om een generiek voorbeeld te geven. Hoe kan de BHV-organisatie eruitzien? Stel bijvoorbeeld dat een bedrijf met veertig werknemers te maken heeft met een regelmatige bezetting van zo’n tweehonderd externe personen (bijvoorbeeld een school, hotel of internaat). Het bedrijf is gevestigd in één pand met drie verdiepingen en de doelstelling voor de BHV is uitsluitend het uitvoeren van de elementaire,
www.FACTO.nl
Whitepaper ‘wettelijke’ taken met de nadruk op ontruiming. Om een ontruiming goed te kunnen begeleiden, wil men per verdieping beschikken over een hulpverlener (zie figuur Organisatiestructuur BHV). Een BHV-organisatie moet uit acht personen bestaan, waarbij er nog een aantal plaatsvervangers dienen te zijn in geval van ziekte en vakantie. Als voor elk team één persoon extra wordt gerekend, komen we op een totaal van elf personen. Dat lijkt veel, maar het is noodzakelijk als we altijd op elke verdieping een hulpverlener willen hebben.
Figuur 4 Organisatiestructuur BHV
In normale omstandigheden zullen de elf mensen in de organisatie regelmatig bij elkaar komen voor overleg maar vooral ook voor training. De organisatie is alleen betrouwbaar als de samenstelling op elk moment bekend is. Dat betekent dat er afspraken moeten zijn gemaakt en verantwoordelijkheden moeten zijn vastgelegd over de bewaking van de bezetting. Alleen al daarom zal er regelmatig contact nodig zijn (als iemand bijvoorbeeld plotseling een vrije dag wil opnemen, is er overleg nodig om vast te stellen of het minimumaantal nog aanwezig is). Een niet te onderschatten aspect is de cultuur binnen de organisatie. Hoe zien de BHV’ers zichzelf? Voelen zij zich verbonden met de organisatie en elkaar? Zijn zij trots op hun functie van BHV’er? Zelfs bij een relatief kleine organisatie van elf personen komt dus nogal wat kijken. Bij grotere organisaties wordt het complexer, maar de elementen blijven gelijk. Elk bedrijf zijn eigen organisatie Net zoals bedrijven verschillen in hun normale bedrijfsvoering en daar hun organisatie op hebben afgestemd, zo is dit ook binnen de bedrijfshulpverlening. In het deel over de uitgangspunten en de maatgevende factoren kwamen verschillende risico’s en verschillende consequenties naar voren. Dit heeft grote consequenties voor de wijze van organiseren. Het eenvoudigst is een kantoorgebouw waar uitsluitend wordt gewerkt tijdens kantooruren. Het wordt ingewikkelder als er bijvoorbeeld sprake is van een continudienst. De organisatie moet dan dag en nacht goed functioneren. Nog lastiger is het wanneer men te maken krijgt met grote groepen externe mensen die aan de zorg van de organisatie zijn toevertrouwd. Men ziet dat in de horeca maar ook bij scholen en universiteiten. Misschien wel de moeilijkste variant zijn organisaties waar de zelfredzaamheid van personen gering is en die bovendien dag en nacht
www.FACTO.nl
Whitepaper doordraaien. Dit laatste is het geval in bijvoorbeeld ziekenhuizen, verzorgingshuizen en penitentiaire inrichtingen. Voor de bedrijfshulpverlening betekent het: hoe complexer de situatie en hoe afhankelijker de doelgroep, des te hoger de eisen die worden gesteld aan de BHVorganisatie. 38% MKB organiseert nooit een ontruiming Een groot gedeelte van de bedrijven in het midden- en kleinbedrijf organiseert nooit een ontruimingsoefening. Dit terwijl werkgevers daartoe wel wettelijk verplicht zijn. Werkgevers zijn wettelijk verplicht maatregelen te treffen voor eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie van werknemers bij gevaar. Het organiseren van een ontruimingsoefening is één van die maatregelen. Hoe vaak een oefening moet worden gehouden is afhankelijk van bedrijfsspecifieke factoren, maar over het algemeen geldt een richtlijn van één keer per jaar. Uit het onderzoek blijkt dat twee derde van alle organisaties minimaal eens per jaar een ontruimingsoefening organiseert, maar grote bedrijven (78%) doen dit veel vaker dan MKB’ers (46%). Bron: www.brandveilig.com, februari 2013
De bedrijfshulpverlening als geheel In dit onderdeel zijn in het kort een aantal belangrijke aspecten van de bedrijfshulpverlening behandeld. Centraal hierin is het aspect maatwerk. Dit maakt bedrijfshulpverlening als terrein niet gemakkelijk maar wel interessant. Het zal duidelijk zijn dat voor kleine organisaties met weinig risico de invulling relatief eenvoudig kan zijn. Voor grote organisatie is bedrijfshulpverlening soms zeer complex en vaak zijn hoofden bedrijfshulpverlening in dergelijke organisaties ook echte professionals. In bedrijfshulpverlening zijn taken voor werknemer en werkgever weggelegd. Zonder betrokkenheid van het management zal een goede bedrijfshulpverlening niet van de grond komen. Die betrokkenheid zal zich moeten uiten in belangstelling en waardering maar ook in het beschikbaar stellen van tijd en geld. In figuur Doorlopende cyclus voor de verandering van de BHV komen de in dit hoofdstuk behandelde aspecten schematisch samen. Deze figuur toont een doorlopende cyclus. Bedrijven en organisaties veranderen, de wereld eromheen verandert. De bedrijfshulpverlening moet hierin mee veranderen.
Figuur 5 Doorlopende cyclus voor de verandering van de BHV
www.FACTO.nl
Whitepaper
De bedrijfsbrandweer Een bijzondere vorm van bedrijfshulpverlening is de bedrijfsbrandweer. In sommige organisaties fungeert de bedrijfsbrandweer als bedrijfshulpverlening, in andere organisaties bestaan bedrijfsbrandweer en BHV naast elkaar. Het inrichten van een bedrijfsbrandweer is vooral relevant voor bedrijven met aanzienlijke risico’s, zoals bedrijven in de zware industrie die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (Brzo). Eerder werd benadrukt dat bij het toebedelen van taken aan bedrijfshulpverleners goed moet worden nagedacht over de consequenties daarvan. Op het moment dat er met ademlucht, chemicaliënpakken en dergelijke gaat worden gewerkt, is eigenlijk al sprake van een BHV die qua taken naar een bedrijfsbrandweer toegroeit. Sommige bedrijven kunnen op grond van het risico van hun activiteiten tot het inrichten van een bedrijfsbrandweer worden verplicht, de zogenaamde ‘aanwijzing’. Vanaf 1 oktober 2010 gebeurt dit door het bestuur van de Veiligheidsregio op basis van artikel 31 uit de Wet Veiligheidsregio’s. Voor de niet aangewezen bedrijven is niet precies vastgesteld wanneer een organisatie nu een bedrijfsbrandweer is of een bedrijfshulpverleningsorganisatie. Er zijn ook BHV-organisaties met een uitgebreid takenpakket. Een veel voorkomend criterium is de opleiding. Bij een bedrijfsbrandweer zullen de hulpverleners veelal ook een brandweeropleiding hebben gevolgd. Deze opleidingen zijn overigens recent veranderd. Voor de overheidsbrandweer zijn de opleidingen per 1 oktober 2010 aangepast. Voor de bedrijfsbrandweer zijn inmiddels ook specifieke opleidingen ontwikkeld (informatie www.stichtingcabo.nl). Wetgeving Na de aanpassing van de Arbeidsomstandighedenwet in 2007 speelt de bedrijfshulpverlener geen rol meer in de preventie van ongevallen en zal de alarmering van externe hulpverleners als expliciete taak vervallen. Verder mag ook in bedrijven met meer dan 15 werknemers de werkgever zelf de BHV-taken op zich nemen. In artikel 3 Arbowet staat dat doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en dat doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties. Artikel 15 Arbowet schrijft voor dat de werkgever zich laat bijstaan door bedrijfshulpverleners en waaruit die bijstand bestaat, met ander woorden: wat hun taken zijn. Dit zijn: het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; het beperken en het bestrijden van brand; het alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting.
www.FACTO.nl
Whitepaper De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de genoemde taken naar behoren kunnen vervullen. Hoewel de arbowetgeving de belangrijkste regelgeving is voor de bedrijfshulpverlening kan andere wetgeving, soms zijdelings, van belang zijn. Zo kan bijvoorbeeld op grond van de milieuwetgeving een bedrijfsnoodplan verplicht worden gesteld. Dit kan consequenties hebben voor de organisatie van de bedrijfshulpverlening. Ook de bouwregelgeving heeft relaties met bedrijfshulpverlening. Een aantal voorzieningen die voor bedrijfshulpverlening van belang zijn wordt immers op grond van deze regelgeving verplicht. Bedrijfshulpverlening wordt basishulpverlening In het najaar van 2010 was het concept besluit voor basishulpverlening gereed. Het was de bedoeling dat het besluit door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur zou worden ingevoerd. De belangrijkste wijziging was dat ook anderen dan werkgevers kunnen worden aangewezen om hulpverlening te organiseren. Het zou dan met name gaan om gebruikers van gebouwen of bijvoorbeeld organisatoren van evenementen. De activiteiten rond de invoering van het besluit staan (eind 2013) op een laag pitje maar zijn zeker niet van de baan. De laatste stand van zaken omtrent de ontwikkelingen van dit besluit is te vinden op de website www.rijksoverheid.nl. Ten slotte kan er voor bepaalde bedrijfstakken nog specifieke regelgeving relevant zijn. Daarbij kan worden gedacht aan de luchtvaart, het wegtransport en bedrijven die werken met radioactieve stoffen. Het voldoen aan regelgeving wordt door diverse instanties getoetst. Voor de arbowetgeving, en dus voor de bedrijfshulpverlening, is dit de Inspectie SZW. Tegenwoordig worden vrij snel bestuurlijke boetes opgelegd en het is dus van belang om te kunnen aantonen dat de bedrijfshulpverlening goed is geregeld. Dit is mogelijk door de aanwezigheid van goede procedures die gedateerd en geautoriseerd zijn, en door te registreren wie de hulpverleners zijn, welke opleiding zij hebben gehad en wanneer er met welke onderwerpen is geoefend. De criteria waarop de Inspectie SZW toetst, staan in de Basisinspectiemodule die in 2010 is vastgesteld. Deze module is te downloaden via www.inspectieszw.nl. Beknopte checklist Zijn de risico’s benoemd op basis waarvan de bedrijfshulpverlening is georganiseerd? Is de RI&E één van de bronnen voor deze risico’s? Zijn bedrijfshulpverleners opgeleid en getraind om met de effecten van deze benoemde risico’s om te gaan? Wordt er regelmatig getraind en geoefend met verschillende situaties? Kan er op elke plaats binnen het bedrijf binnen enkele minuten hulp worden verleend? Is er voldoende vervanging voor ziekte of vakantie? Zijn er voldoende hulpverleners om alle taken uit te voeren, waaronder ontruiming en begeleiden van externe hulpverleners? Zijn organisatie, opleiding, training, oefening en bezetting goed gedocumenteerd?
Verwijzingen
Zanders, Gids Bedrijfshulpverlening, Vakmedianet Zanders,Crisismanagement, Organisaties bij crises en calamiteiten, Coutinho
www.FACTO.nl
Whitepaper
Internet bedrijfshulpverlening.pagina.nl, algemene informatie over bedrijfshulpverlening www.bhv.nl www.arboportaal.nl, Informatie over regelgeving www.rijksoverheid.nl www.inspectieszw.nl, Inspectie SZW www.stvda.nl, website van de Stichting van de Arbeid www.stichtingcabo.nl, website van de stichting Calamiteitenbeheersing in Bedrijven en Organisaties
www.FACTO.nl