Controlelijst
Bedrijfshulpverlening
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Deze controlelijst is ontwikkeld door TNO B&O in opdracht van de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs.
Uitgave: Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs Postbus 4839 6401 JM Heerlen www.vfpf.nl
augustus 2006
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze controlelijst mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. Samenstellers en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijk uitgave te bezorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele in deze uitgave voorkomende onjuistheden.
Inleiding
Structuur controlelijst
Werken aan gezonde arbeidsomstandigheden betekent sys-
De structuur van deze controlelijst is opgezet op basis van
tematisch aandacht hebben voor eventuele knelpunten op de
de resultaten van een inventarisatie van risico’s die potentiële
gebieden veiligheid, gezondheid en welzijn. Deze continue syste-
noodsituaties op scholen in het primair onderwijs, het voortgezet
matische aandacht bent u als werkgever ook vanuit de Arbowet
onderwijs, het middelbaar beroeps- en volwasseneneducatie
1998 verplicht. Om alle arbeidsrisico’s in beeld te krijgen, dienen
tot gevolg kunnen hebben. Voor deze scholen zijn een aantal
scholen een risico inventarisatie en evaluatie (RI&E*) uit te voeren.
controlepunten vastgesteld, waarmee de risico’s op noodsituaties
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kunnen zich toch noodsitu-
kunnen worden geïnventariseerd. Hieruit worden de BHV-taken,
aties* voordoen, bijvoorbeeld ernstig persoonlijk letsel of brand.
de benodigde opleiding(en) en de BHV-organisatie afgeleid.
De Arbowet 1998 (artikel 15) en het Besluit Bedrijfshulpverlening (BHV) leggen de school verplichtingen op om de gevolgen van
In hoofdstuk 1 van deze controlelijst wordt de BHV voor de
een noodsituatie voor alle in een school aanwezige mensen (leer-
‘ideale school’ beschreven. In deze ‘ideale school’ zijn de risico’s
lingen of studenten, personeel en anderen) zoveel mogelijk te
op een noodsituatie minimaal. Om deze reden is het aantal en de
beperken. De werkgever moet zich daarvoor laten bijstaan door
inhoud van de BHV-taken beperkt tot de basisbenodigdheden,
een of meerdere werknemers.
bestaat de BHV-organisatie uit slechts één hiërarchische laag en is de BHV-opleiding zeer beperkt.
Hulpmiddelen BHV Het Vervangingsfonds ondersteunt scholen bij het uitvoeren van
Vrijwel alle scholen zullen op een of meerdere onderdelen afwij-
hun taken op het terrein van de Arbowet. Hiervoor is een aantal
ken van deze ‘ideale school’. De mate van afwijking is afhankelijk
producten ontwikkeld. Met de Arbomeester (voor het primair on-
van de vastgelegde controlepunten. Deze controlepunten zijn als
derwijs) of de Arboleider (voor het voortgezet onderwijs) kunnen
volgt ingedeeld:
scholen zelf de knelpunten in het kader van de RI&E opsporen
• het schoolgebouw (hoofdstuk 2);
en oplossen. Voor het uitvoeren van de BHV-taken biedt het
• de inrichting van het gebouw en schoolplein (hoofdstuk 3);
Vervangingsfonds deze controlelijst Bedrijfshulpverlening aan. De
• de omvang en de organisatie van de school (hoofdstuk 4);
controlelijst geeft scholen houvast bij het organiseren en evalue-
• de omgeving van de school (hoofdstuk 5);
ren van de eigen bedrijfshulpverleningstaken. Belangrijk uit-
• de bedrijfsvoering op de school (hoofdstuk 6).
gangspunt hierbij is dat de bedrijfshulpverlening en de opleiding voor de BHV-taken worden afgestemd op de eigen situatie (‘zorg
Vervolgens komt in deze controlelijst het concept van de veilig-
op maat’). Voorbereid zijn op en hulpverlening kunnen bieden in
heidsketen aan de orde, dat wil zeggen de stappen die nodig zijn
herkenbare ongevalsituaties, vormen de basis voor een efficiënte
om tot een doelmatige aanpak van de bestrijding van ongeval-
BHV. Verder geeft het Vervangingsfonds de dvd ‘Ontruimen van
len en calamiteiten te komen. In de veiligheidsketen worden de
een basisschool’ uit. Deze dvd kan gebruikt worden als voorbe-
voorwaarden om een goed functionerende bedrijfshulpverlening
reiding op een ontruimingsoefening en bestaat uit een gedeelte
te realiseren en te behouden onderverdeeld in een sturend niveau
voor leerlingen en een gedeelte voor het personeel.
(hoofdstuk 7), een ondersteunend niveau (hoofdstuk 8) en een uitvoerend niveau (hoofdstuk 9).
Elk hoofdstuk bestaat uit meerdere controlepunten. Achter elk controlepunt wordt met een blokje (u) aangegeven welke BHV-taak extra aandacht behoeft voor het geval de school op dit controlepunt afwijkt van de 'ideale school'.
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Werkwijze
De BHV-taken van de aangewezen werknemers bestaan ten
Achter in deze controlelijst zit een werkblad met alle controlepun-
minste uit:
ten en de kerntaken van de BHV-organisatie. Indien de school (of
1. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;
locatie) ten aanzien van een controlepunt afwijkt van de ‘ideale
2. het beperken en bestrijden van een (kleine) beginnende
school’, kan het daarbij behorende aandachtspunt op dit werkblad worden aangevinkt. Het werkblad verschaft zo een overzicht van de voor de school (of locatie) geldende aandachtspunten. Voor wat betreft de hoofdstukken 6 t/m 9 zijn de aandachtspunten opgenomen in een aparte tabel: ‘Verbeterpunten veiligheids-
brand en het beperken en voorkomen van ongevallen; 3. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle leerlingen, medewerkers en andere personen in de school en 4. het alarmeren van en het samenwerken met andere hulpverleningsorganisaties.
management’. Het betreft hier zaken die veelal de voorwaarden
Deze taken staan in de Arbo-wet benoemd. In Bijlage 2 treft u
scheppen voor het goed functioneren van de BHV of die gericht
een overzicht van de belangrijkste teksten met betrekking tot de
zijn op het voorkomen van situaties waarin de BHV moet op-
wet- en regelgeving op het terrein van bedrijfshulpverlening aan.
treden. In de tabel wordt een onderscheid gemaakt tussen het
Op basis van het ‘zorg op maat’ principe kan en mag volgens de
‘documenteren’ en het ‘organiseren’. Afspraken, richtlijnen e.d.
Arbeidsinspectie en de Brandweer hiervan worden afgeweken. Zo
dienen formeel vastgelegd te worden in documenten. Echter vast-
mag een school een BHV-er opleiden voor de taken 1, 3 en 4 en
leggen alleen is voor een adequaat veiligheidsmanagement niet
taak 2 laten vervallen. Verder zal elke leerkracht of een begelei-
genoeg. Ook het consequent uitvoeren (m.a.w. het organiseren)
der die een groep leerlingen onder zich heeft, opgeleid moeten
is hiervoor van belang. Daarom vindt per onderwerp verificatie op
worden voor taak 3. Deze taken worden gedoceerd in de korte
beide aspecten plaats.
opleiding ‘Ontruimen’, die gebaseerd is op de dvd ‘Ontruimen van een basisschool’ (zie ook hoofdstuk 1 en hoofdstuk 10.2).
Op basis van de antwoorden van de controlepunten in hoofdstuk 2 t/m 5 worden in hoofdstuk 10 de aspecten met betrekking tot
Actualiteit
de BHV-organisatie vastgelegd: de BHV-taken, de bijbehorende
Bij het ter perse gaan van deze controlelijst werd door het minis-
opleidingseisen en de benodigde hulpmiddelen voor de BHV-ers.
terie van VROM bekend gemaakt dat vanaf 1 januari 2007 regel-
De leidraad bij de invulling van dit hoofdstuk is ‘zorg op maat’.
geving met betrekking tot de gebruiksvergunning wordt vervan-
Dat betekent dat de BHV-taken afgestemd zijn op de potentiële
gen door het Besluit Gebruik Bouwwerken. In deze controlelijst
noodsituaties en dat de opleiding afgestemd is op deze taken.
wordt op diverse plaatsen naar de gebruiksvergunning verwezen.
We adviseren u nadrukkelijk om uw medewerkers geen standaard
Welke gevolgen deze wijziging voor uw BHV-leden heeft, is nog
BHV-opleiding te laten volgen, maar afhankelijk van de uitkom-
niet bekend. Daarnaast zal met ingang van 1 januari 2007 de
sten van deze controlelijst in samenspraak met het opleidingsin-
arbowetgeving wijzigen. Mogelijk hebben deze wijzigingen gevol-
stituut de BHV-opleiding in te vullen. Uit oogpunt van veiligheid
gen voor de uit te voeren BHV-taken en de BHV-organisatie. Wij
van de medewerkers en de leerlingen van de school zal in veel
adviseren u daarom om de website www.vfpf.nl te raadplegen
gevallen de prioriteit liggen bij het ontruimen van de school en
voordat met deze controlelijst aan de slag gaat. Hier vindt u de
niet bij het blussen van branden. Dit wordt veelal overgelaten aan
meest recente informatie over de wijzigingen in de regelgeving.
de brandweer. Wel zal elke leerkracht of een begeleider, die een groep leerlingen onder zich heeft, een korte cursus ‘Ontruimen’ moeten volgen (zie ook hoofdstuk 1 en hoofdstuk 10.2).
▼ De met ▼ gemarkeerde opmerkingen beslaan tips, adviezen of aandachtspunten die voor het betreffende controle-
Informatie over opleiding specifiek met betrekking tot:
punt relevant zijn.
• Ontruiming / Inruiming ➔ zie: Hoofdstuk 10.2 en 10.3 • LEH ➔ zie: Hoofdstuk 10.4
* De met * gemarkeerde termen in deze controlelijst zijn
• Brandbestrijding ➔ zie: Hoofdstuk 10.5
opgenomen in de verklarende woordenlijst met gebruikte
• Coördinatie ➔ zie: Hoofdstuk 10.6
afkortingen, definities en symbolen (Bijlage 1).
Inhoudsopgave
Inleiding..................................................................................................................................................................................... 2 1. Bedrijfshulpverlening op de ‘ideale school’.................................................................................................................................. 5 2. Het schoolgebouw..................................................................................................................................................................... 6 3. De inrichting van het schoolgebouw......................................................................................................................................... 11 4. De omvang en organisatie van de school.................................................................................................................................. 18 5. De omgeving van het schoolgebouw........................................................................................................................................ 20 6. Bedrijfsvoering......................................................................................................................................................................... 23 7. Sturend niveau......................................................................................................................................................................... 26 8. Ondersteunend niveau............................................................................................................................................................. 29 9. Uitvoerend niveau.................................................................................................................................................................... 33 10. De BHV-organisatie.................................................................................................................................................................. 36
Bijlage 1: Gebruikte afkortingen, definities en symbolen............................................................................................................. 43 Bijlage 2: Arbo wet- en regelgeving Bedrijfshulpverlening........................................................................................................... 46 Bijlage 3: Stoelenplan................................................................................................................................................................. 51 Bijlage 4: Inhoud van een verbandtrommel (voorbeeld)............................................................................................................... 52 Bijlage 5: Overzicht van relevante normen................................................................................................................................... 53 Bijlage 6: Het schoolnoodplan..................................................................................................................................................... 54 Bijlage 7: Voorbeeld van een werkvergunning............................................................................................................................. 60
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
1. Bedrijfshulpverlening op de ‘ideale school’
De BHV in de ‘ideale school’ kan worden gezien als de basisvoor-
Opleidingsprogramma
ziening die op elke school minimaal aanwezig dient te zijn. In
Het opleidingsprogramma voor de ‘ideale school’ ziet er als volgt
dit hoofdstuk wordt de bedrijfshulpverlening (BHV) op de ‘ideale
uit:
school’ beschreven. Het woord ‘ideaal’ heeft betrekking op de
• Alle onderwijsgevenden krijgen een opleiding die
risico’s, die kunnen leiden tot een noodsituatie* (brand of per-
gericht is op ontruimen, melden en alarmeren. Deze
soonlijk letsel). Mede bepalend bij het inschatten van risico’s is de
opleiding kan in circa twee uur worden gegeven;
snelheid waarmee zich een brand kan ontwikkelen. In de ‘ideale
• Twee medewerkers die belast zijn met een omvangrijkere
school’ zijn al deze risico’s minimaal.
BHV-taak krijgen een opleiding die gericht is op LEH. Deze opleiding kan in circa 8 uur worden gegeven;
Voor de BHV op een ‘ideale school’ geldt het volgende:
• Daarnaast is het optioneel mogelijk om de medewerkers die
• de BHV-organisatie bestaat uit één hiërarchische laag;
belast zijn met een aanvullende BHV-taak een opleiding te
• de formele verantwoordelijkheid (hoofd BHV) ligt bij de
laten volgen die gericht is op het beheersen van een kleine,
directie. De invulling van de functie is te beschouwen als
beginnende brand. Deze opleiding kan in circa een uur wor-
onderdeel van de dagelijkse managementfunctie; het gaat
den gegeven.
hierbij met name om het organiseren van de BHV, inclusief de benodigde opleidingen en trainingen en het waarborgen van continuïteit; • er is steeds toezicht op de leerlingen vanaf het moment dat leerlingen op school aankomen tot aan het moment dat zij de school verlaten; • elke medewerker is in staat om een noodsituatie te melden en om externe hulpverleningsorganisaties adequaat te alarmeren; • de BHV-taak van het onderwijzend personeel is beperkt tot ontruimen; • de BHV-taak van minimaal twee medewerkers bestaat uit het verrichten van LEH*. Er dient minimaal één BHV-er aanwezig te zijn die LEH kan verrichten. Daar deze persoon door bijvoorbeeld ziekte of verplichtingen buiten de school ook wel eens afwezig kan zijn, dienen er minimaal twee BHV-ers te worden opgeleid voor de hier genoemde taak; • de BHV-taak van minimaal twee medewerkers is optioneel uit te breiden met het kunnen beheersen van een kleine, beginnende brand.
2. Het schoolgebouw Omschrijving
2.1
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Is de school gehuisvest op één locatie en in één gebouw? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor
➔
u
Toelichting De BHV dient per locatie te worden ingevuld. Het verdient echter aanbeveling om een eenduidig beleid te voeren voor de gehele school. Het ontwikkelen en implementeren van het beleid kan vanuit een centraal punt plaatsvinden. Voorbeelden zijn een standaard opzet voor instructies, ontruimingsplan e.d., gezamenlijke cursus en training. Geen ‘ideale school’? De BHV dient per locatie of gebouw ingevuld te worden. Staan er meerdere gebouwen van de school op één locatie, dan dient de BHV per gebouw operationeel te zijn, waarbij het uitgangspunt is dat groepen leerlingen altijd worden begeleid. De BHV-ers zijn verdeeld over de gebouwen, de aansturing kan vanuit het hoofdgebouw plaatsvinden. De BHV-ers van de verschillende gebouwen kunnen in voorkomende gevallen wel over en weer ondersteuning bieden. 2.2
Is het schoolgebouw na 1992 gebouwd en heeft het een gebruiksvergunning? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor
➔
Toelichting In een gebouw dat is gebouwd volgens recente richtlijnen en normen zal een brand minder snel ontstaan en vooral zich minder snel ontwikkelen. Dit betekent een belangrijke risico-reductie. Als grens voor de ‘leeftijd’ van het gebouw wordt aangehouden: bouwjaar 1992. Met het Bouwbesluit van 1992 is voor nieuwbouw de ongelijkheid in gemeentelijke bouwvoorschriften weggenomen. Het niveau van eisen op het gebied van veiligheid (o.a. vluchtwegen), gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu is hoger vergeleken met de ‘oude’ voorschriften. In het Bouwbesluit van 2003 zijn de voorschriften in materieel opzicht grotendeels gelijk gebleven, daarom wordt gerefereerd aan het bouwbesluit van 1992. Geen ‘ideale school’? De BHV-ers dienen meer kennis te hebben van de wijze waarop een brand zich ontwikkelt en rook zich verspreidt. Dit reduceert de kans op het nemen van verkeerde beslissingen tijdens een ontruiming, zoals het gebruik maken van een onveilige vluchtweg.
u
u
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
2.3
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Bestaat het schoolgebouw uit één bouwlaag? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor
➔
u
u
u
u
Toelichting Indien het gebouw bestaat uit meerdere bouwlagen, is er meer tijd en een goede coördinatie nodig om alle aanwezige personen te evacueren. Geen ‘ideale school’? Bestaat het schoolgebouw uit meerdere bouwlagen, dan dienen de BHVers te worden opgeleid en getraind om een klas, gehuisvest in een van de hogere bouwlagen, veilig buiten het schoolgebouw te brengen. De ontruiming van het gehele gebouw dient te worden gecoördineerd door een medewerker die (op dat moment) geen leerlingen onder zijn/haar hoede heeft. De betreffende persoon dient hiervoor opgeleid te zijn. Bij afwezigheid van de betreffende medewerker dient een ander de coördinatietaak over te nemen. Ook deze persoon dient daartoe opgeleid te zijn. 2.4
Is de structuur van het schoolgebouw eenvoudig en overzichtelijk? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor
➔
Toelichting Dit controlepunt is moeilijk objectief te beantwoorden, maar heeft een grote invloed op de effectiviteit van een ontruiming. Indien in het gebouw meerdere uithoeken of andere minder overzichtelijke plaatsen aanwezig zijn, is er meer tijd en een goede coördinatie nodig om alle aanwezige personen te evacueren. In een gebouw met een groot aantal ruimten is veel tijd nodig om te controleren of iedereen het gebouw verlaten heeft tijdens een ontruiming.
▼ Hou bij het beantwoorden van deze vraag ook rekening met het aantal toiletruimten! Geen ‘ideale school’? De BHV-ers dienen extra getraind te zijn in het controleren van alle ruimten tijdens een ontruiming. De uitvoering van deze taak vraagt om voldoende stressbestendigheid.
Omschrijving
2.5
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Is de afstand tussen de twee verst uit elkaar gelegen lokalen minder dan circa 100 meter? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔
u
Toelichting (Levensreddende) eerste hulp (LEH*) dient binnen 3 minuten te worden geboden. In dit tijdsbestek dient een BHV-er te worden gealarmeerd en dient de afstand tussen de ‘verblijfplaats’ van de betreffende BHV-er en het slachtoffer te worden overbrugd. Als er geen communicatiemiddelen (omroepinstallatie of oproepsysteem) aanwezig zijn om een noodsituatie* te melden en om een BHV-er te alarmeren, zal alarmering plaatsvinden door het sturen van een (voldoende geïnstrueerde) leerling naar de betreffende BHV-er. De genoemde afstand dient dan twee keer te worden overbrugd. Uitgaande van een snelheid van 6 km/uur (stevig doorlopen) kan circa 100 meter in 1 minuut worden overbrugd. Indien de BHV-er voor de klas staat, dient hij/zij instructies te geven aan de leerlingen in verband met zijn/haar tijdelijke afwezigheid. Inclusief het tijdsverlies voor het instrueren van de betreffende leerlingen, kan bij afstanden tot circa 100 meter (levensreddende) eerste hulp binnen 3 minuten worden geboden. Geen ‘ideale school’? Zorg ervoor dat er zoveel BHV-ers met LEH-diploma zijn dat er minimaal op afstanden van circa 100 meter één BHV-er aanwezig is. Deze afstand kan 200 meter zijn als de BHV-ers om of op te roepen zijn. Voor scholen waar de BHV-ers geen vaste werkplek hebben, is een omroepinstallatie of een oproepsysteem voor het alarmeren van BHV-ers noodzakelijk. 2.6
Is het schoolgebouw opgedeeld in (brand)compartimenten* van ten hoogste 1000 m2? (Bouwbesluit 1992) JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Indien het schoolgebouw groter is dan 1000 m2, dient (brand)compartimentering plaats te vinden. Bij onvoldoende compartimentering zal een brand zich sneller door het gebouw verspreiden, waardoor het eerder noodzakelijk is om de volledige school te ontruimen. Een brandcompartiment wordt opgedeeld in rookcompartimenten* indien de werkelijke vluchtroute (loopafstand) langer is dan 30 meter.
▼ Het is mogelijk dat ter compensatie van onvoldoende compartimentering preventieve maatregelen zijn of kunnen worden getroffen, bijvoorbeeld sprinklers. Overleg hierover met de lokale brandweer. Geen ‘ideale school’? De BHV-ers dienen meer kennis te hebben van de wijze waarop brand zich ontwikkelt en rook zich verspreidt. Dit reduceert de kans op het nemen van verkeerde beslissingen tijdens een ontruiming, zoals het gebruik maken van een bedreigde of onveilige vluchtweg. Daar het in de betreffende gevallen gaat om grote schoolgebouwen, is coördinatie van de ontruiming een aparte taak. Dit dient uitgevoerd te worden door een persoon die geen (operationele) ontruimingstaak heeft.
u
u
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
2.7
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Zijn er voldoende, goed toegankelijke, veilige rookvrije vluchtroutes met voldoende capaciteit om het schoolgebouw tijdens een noodsituatie te verlaten? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Dit controlepunt heeft met name betrekking op gangen en trappenhuizen. Elk gebouw dient, conform de bouwvergunning, te beschikken over een rookvrije vluchtroute. Omdat een brand een vluchtweg kan blokkeren is in sommige gevallen een tweede vluchtweg vereist: • als er een (of meer) lokalen zijn op school met 50 of meer leerlingen; • als er minder valide gebruikers of kleuters aanwezig zijn; • als er praktijklokalen op school zijn waar gelast en gebrand wordt. Bij voorkeur bevinden dergelijke lokalen zich op de begane grond. In de gebruiksvergunning wordt aangegeven hoeveel vluchtroutes er in een specifieke situatie vereist zijn.
▼ Controleer dagelijks voor schooltijd of de vluchtwegen vrij zijn van obstakels en dat de vluchtdeuren niet zijn geblokkeerd. Denk hierbij ook aan drempels of kopieerapparatuur en printers.
▼ Zorg ervoor dat vluchtroutes (gangen en trappen) vrij zijn van brandbare en rook producerende materialen.
▼ Bij vluchttrappen buiten is met name de begaanbaarheid onder winterse omstandigheden (sneeuw, ijzel) een belangrijke voorwaarde. Geen ‘ideale school’? Zorg ervoor dat de BHV-ers kennis hebben van de wijze waarop brand zich ontwikkelt en rook zich verspreidt. Dit reduceert de kans op het nemen van verkeerde beslissingen tijdens een ontruiming, zoals het gebruik maken van een bedreigde of onveilige vluchtweg. De BHV-ers dienen bekend te zijn met alternatieve vluchtwegen en dienen goed getraind te zijn in het ontruimen via deze alternatieve vluchtwegen. Een goede coördinatie van de ontruiming is nodig: eerst ontruimen van klassen om of nabij de brand.
▼ Het ontruimen tijdens bijeenkomsten van grote groepen mensen wordt toegelicht in onderdeel 3.1.
u
u
10
Omschrijving
2.8
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Zijn de toegepaste bouwmaterialen voor de constructie van het schoolgebouw niet (of slecht) brandbaar? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Bouwmaterialen zoals steen zijn zeer slecht brandbaar. Een schoolgebouw dat bestaat uit niet of slecht brandbare wanden en vloeren, zal tijdens brand niet snel instorten. Vanuit dit aspect is er dus ruim voldoende tijd om te ontruimen. Afhankelijk van de omvang van de brand, kan zelfs worden besloten om in eerste instantie slechts een gedeelte van het gebouw te ontruimen. Een brandcompartiment van 1000 m2 (of kleiner) moet binnen 3 minuten na het ontruimingssignaal ontruimd zijn. N.B.: In de bouwverordening is opgenomen dat een rookcompartiment (dat altijd kleiner is dan het brandcompartiment) binnen 1 minuut na het ontruimingssignaal dient te zijn ontruimd.
▼ Laat onderhoud aan het schoolgebouw waarbij open vuur of hoge temperaturen worden toegepast (bijvoorbeeld het repareren of vervangen van bitumineuze dakbedekking of het afbranden van verflagen) buiten de schooltijden uitvoeren. Er is dan een verhoogd risico op brand. In paragraaf 6.5 vindt u meer informatie over Vergunning Brandgevaarlijke Werkzaamheden. Geen ‘ideale school’? De BHV-ers dienen aanvullende kennis te hebben van de wijze waarop brand zich ontwikkelt en rook zich verspreidt. Dit reduceert de kans op het nemen van verkeerde beslissingen tijdens een ontruiming, zoals het gebruik maken van een bedreigde of onveilige vluchtweg. Een goede coördinatie van de ontruiming is nodig.
u
u
11
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
3. De inrichting van het schoolgebouw
Omschrijving
3.1
Ontruiming
LEH
u
u
Brandbestrijding
Coördinatie
Is er een aula of andere grote ruimte in de school die regelmatig wordt gebruikt voor besloten bijeenkomsten van grote groepen mensen? NEE ➔ ‘ideale school’ JA, dit heeft gevolgen voor ➔
u
Toelichting Een noodsituatie* die ontstaat tijdens een bijeenkomst in de aula of andere grote ruimte, vraagt om specifieke maatregelen. Een eventuele ontruiming dient goed te worden gecoördineerd, waarbij de controle van aanwezigen elders in het schoolgebouw niet vergeten dient te worden. Persoonlijk letsel dient duidelijk gemeld te worden zodat een BHV-er weet dat (levensreddende) eerste hulp geboden is. Geen ‘ideale school’? De gebruiksvergunning dient bepalingen te bevatten met betrekking tot: • het maximaal aantal aanwezigen per ruimte; • de opstelling van het meubilair (stoelenplan) (zie ook Bijlage 3); • de versiering; • de uitgangen en vluchtwegen; • de aanwezigheid van blusmiddelen; • het ontruimingsplan. Er dienen instructies te zijn met betrekking tot: • het evacueren van een grote groep mensen uit de aula of andere grote ruimte; • het evacueren van mensen bij bijeenkomsten na schooltijd zoals ouderavonden, optredens of feesten. De taken van de BHV-ers dienen tijdens deze ontruiming bekend te zijn. De invulling van de coördinatietaak vraagt om voldoende stressbestendigheid en om voldoende overwicht en gezag. Overleg met de brandweer ter plaatse wordt aanbevolen. 3.2
Is er een keuken in de school, al dan niet in combinatie met een kantine? NEE ➔ ‘ideale school’ JA, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting In de meeste keukens bevinden zich apparaten die het risico op brand verhogen (zoals bijvoorbeeld apparaten op gas of een frituurpan). Geen ‘ideale school’? Op tijdstippen dat de keuken in gebruik is, dient er toezicht te zijn zodat bij het ontstaan van een noodsituatie een BHV-er snel gealarmeerd kan worden. Dergelijk toezicht is niet nodig als er een gecombineerde CO/temperatuur/ rookmelder in de keuken aanwezig is, die tevens op de brandmeldinstallatie is aangesloten. Als leerlingen zelfstandig de keuken gebruiken, dienen zij te weten hoe zij een noodsituatie moeten melden. In de keuken dienen een blusdeken en een klein blusmiddel aanwezig te zijn.
u
u
u
12
Omschrijving
3.3
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
u
u
u
u
Is er een lokaal voor algemene techniek of natuurkunde in de school? NEE ➔ ‘ideale school’ JA, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting In een lokaal waar algemene techniek en/of natuurkunde onderwezen wordt, zijn apparaten, machines en/of (elektrisch) handgereedschap aanwezig die het risico voor persoonlijk letsel verhogen. In sommige van deze lokalen is tevens sprake van een verhoogd brandgevaar, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van (aard)gas voor het gebruik van bunsenbranders. Geen ‘ideale school’? De betreffende lokalen dienen te beschikken over een centrale hoofdschakelaar voor de elektriciteitsvoorziening van de apparaten en/of machines en, in voorkomende gevallen, over een hoofdafsluiter voor de gasvoorziening. De betreffende leerkracht en/of de amanuensis dient om te kunnen gaan met kleine brandblusmiddelen. Het is aan te bevelen dat deze persoon beschikt over een LEH*-diploma. In het lokaal dienen een blusdeken en een klein blusmiddel aanwezig te zijn.
3.4
Is er een scheikundelokaal in de school? NEE ➔ ‘ideale school’ JA, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting In een scheikundelokaal worden, zij het meestal in kleine hoeveelheden, gevaarlijke stoffen gebruikt die het risico op persoonlijk letsel verhogen. Bij ongevallen met giftige stoffen, bijtende stoffen of irriterende stoffen dient snel en adequaat te worden ingegrepen om ernstig(er) letsel te voorkomen. In deze lokalen is doorgaans tevens sprake van een verhoogd brandgevaar, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van aardgas voor bunsenbranders of het gebruik van brandbare stoffen of explosieve stoffen.
▼ In de lijst met gebruikte afkortingen, definities en symbolen (zie Bijlage 1) zijn de pictogrammen waarmee bovenstaande stoffen worden aangegeven, opgenomen. Geen ‘ideale school’? De betreffende lokalen dienen te beschikken over een hoofdafsluiter voor de gasvoorziening. De betreffende leerkracht en/of de technisch onderwijs assistent (toa) dient te beschikken over minimaal een LEH*-diploma en om te kunnen gaan met kleine brandblusmiddelen. Tevens dient deze persoon te weten wanneer en hoe hij/zij andere repressieve voorzieningen zoals een nooddouche of oogdouche dient toe te passen. In het lokaal dienen een blusdeken en een klein blusmiddel aanwezig te zijn. Het lokaal dient te beschikken over twee (nood)uitgangen, bij voorkeur op zo groot mogelijke afstand.
Coördinatie
13
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
3.5
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
u
u
u
u
Coördinatie
Worden op de school praktijklessen gegeven waaraan specifieke risico’s zijn verbonden (zoals kooktechniek, lassen, elektrotechniek, autotechniek, bosbouw)? NEE ➔ ‘ideale school’ JA, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Praktijklessen brengen specifieke risico’s met zich mee. In een aantal praktijkopleidingen, bijvoorbeeld bosbouw, worden deze lessen ook op plekken buiten het schoolgebouw verzorgd.
▼ zie ook controlepunten 3.3 en 3.4 ▼ Scholen in het voortgezet onderwijs: zie ook de Arboleider. Hierin komen de betreffende veiligheidsrisico’s ruimschoots aan bod. Geen ‘ideale school’? Zorg ervoor dat de betreffende docent en/of het ondersteunend personeel een BHV-taak heeft die is afgestemd op de risico’s die samenhangen met de praktijklessen en de ruimte waarin die lessen worden verzorgd. Voor activiteiten met open vuur (bijvoorbeeld lassen) is controle na afloop van de lessen op een smeulbrand een belangrijk aandachtspunt. Het lokaal waar gelast of gebrand wordt, dient te beschikken over twee (nood)uitgangen, bij voorkeur op zo groot mogelijke afstand. Wordt er gekookt op aardgas, dan dient er in het praktijklokaal een hoofdafsluiter voor de gasvoorziening aanwezig te zijn. Voor lessen, gegeven op enige afstand buiten het schoolgebouw dient de betreffende leerkracht tevens te beschikken over c.q. toegang hebben tot een (mobiele) telefoon. In voorkomende gevallen kan externe hulp dan snel worden ingeschakeld. 3.6
Indien er (brand)gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, worden deze in een aparte ruimte buiten de school opgeslagen? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔
Toelichting Als (brand)gevaarlijke stoffen worden opgeslagen in een aparte ruimte buiten het schoolgebouw dan is het eenvoudiger om het risico te beheersen, in het geval dat brandgevaarlijke stoffen vrijkomen of brand ontstaat. Bovendien zullen de gevolgen van een noodsituatie* ontstaan in de aparte (opslag)ruimte geen noemenswaardige consequenties hebben voor de ontruimingstaak. Er is dan nauwelijks sprake van gevaar voor de personen aanwezig in het schoolgebouw. De schade zal waarschijnlijk beperkt blijven tot de betreffende opslagruimte en het verlies van de opgeslagen stoffen.
▼ Denk er aan dat ook los papier (bijvoorbeeld oud papier of grote hoeveelheden papier) brandgevaarlijk is en dient te worden opgeslagen in een brandvrij hok.
▼ Zie voor meer informatie de Arboleider.
u
14
Omschrijving
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Geen ‘ideale school’? Zorg ervoor dat er speciale voorzieningen worden getroffen in het lokaal waar de (brand)gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen (een PGS-kast*). De opgeslagen hoeveelheid van de diverse stoffen bepalen de mate van voorzieningen. Door de aanwezigheid van een PGS-voorziening in het lokaal is de kans op incidenten waarbij de stoffen in de kast betrokken zijn, groter. Voor dit lokaal gelden dezelfde voorzieningen als in een scheikunde lokaal. De betreffende leerkracht en/of de amanuensis dient te beschikken over minimaal een LEH*-diploma. Deze persoon dient tevens om te kunnen gaan met kleine brandblusmiddelen. In voorkomende gevallen dient deze persoon te weten wanneer en hoe hij/zij andere repressieve voorzieningen zoals een nooddouche of oogdouche dient toe te passen. In het lokaal dienen een blusdeken en een klein blusmiddel aanwezig te zijn. Het lokaal dient te beschikken over twee (nood)uitgangen bij voorkeur op zo groot mogelijke afstand. 3.7
Worden de gym- en sportlessen uitsluitend gegeven in een gymzaal/ speelzaal/sportzaal in het schoolgebouw? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔
u
u
Toelichting Een groot aantal scholen verzorgt de gym- of sportlessen in een apart gebouw. Dit betekent dat de betreffende leerkracht in staat dient te zijn om eventueel voorkomend persoonlijk letsel te ‘beheersen’. Voor (levensreddende) eerste hulp bij ongevallen die in het zwembad plaatsvinden, is het personeel van een zwembad verantwoordelijk. Geen ‘ideale school’? Tijdens de gym- of sportlessen die op enige afstand van het schoolgebouw plaatsvinden, bijvoorbeeld buitensporten, dient een leerkracht aanwezig te zijn die beschikt over minimaal een LEH*-diploma. Om extra hulp te kunnen inschakelen, dient deze persoon directe toegang te hebben tot een (mobiele) telefoon. 3.8
Zijn de toegepaste materialen voor de afwerking en inrichting van het schoolgebouw onbrandbaar (of slecht brandbaar)? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting De materiaalkeuze voor gordijnen, wanddecoratie en (in beperkte mate) vloerbedekking zijn tijdens brand van invloed op de brandvoortplantingssnelheid en rookproductie en daardoor mede bepalend voor de beschikbare tijd om het schoolgebouw te ontruimen. Ook een garderobe is een plaats met verhoogd brandgevaar (denk bijvoorbeeld aan meegenomen vuurwerk in de maand december). Stoffering en versiering aangebracht in de vluchtroutes en ruimtes waar meer dan 50 personen te gelijktijdig aanwezig zullen zijn (bijvoorbeeld de kantine) dienen brandvertragend te zijn uitgevoerd en mogen weinig rook afgeven. (Zie de gebruiksvergunning.)
u
u
15
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Geen ‘ideale school’? De BHV-ers dienen kennis te hebben van de wijze waarop brand zich ontwikkelt en rook zich verspreidt zodat zij de juiste beslissingen kunnen nemen tijdens een ontruiming en weten wat ze moeten doen bij het al dan niet gebruiken van een bedreigde of onveilige vluchtweg. Er dient een installatie aanwezig te zijn waarmee ontruimingssignalen kunnen worden gegeven ten behoeve van een snelle ontruiming. Het bezit van brandmeldinstallatie (met directe doorkoppeling buiten schooltijd naar de brandweeralarmcentrale) wordt sterk aanbevolen. 3.9
Gebruikt de school een veilige energiebron zoals stadsverwarming of zonne-energie voor de verwarming van het schoolgebouw? JA ➔ ‘ideale school’
u
u
NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting De verwarming van ruimten geschiedt in Nederland voornamelijk door aardgas en in een relatief gering aantal gevallen door aardolie, stadsverwarming of andere bronnen zoals zonne-energie. De aanwezigheid van aardgas- of aardoliegestookte verwarmingsinstallatie geeft een extra risico ten opzichte van verwarming door stadsverwarming of zonne-energie. Het betreft met name het risico voor brand en in mindere mate voor explosie. Geen ‘ideale school’? Het onderhoud aan de verwarmingsinstallatie dient zoveel mogelijk buiten de schooltijd plaats te vinden. De hoofdafsluiter dient zich te bevinden op een bereikbare en herkenbare plaats buiten de ruimte waarin de verwarmingsinstallatie is geplaatst. Bij brand in deze ruimte dient de hoofdafsluiter te worden afgesloten en dient het schoolgebouw te worden ontruimd. Aanbevolen wordt om deze ruimte te voorzien van een automatische brandmeldinstallatie en van een gasdetectie die de gasafsluiter bij gasontsnapping dicht stuurt. 3.10
Zijn in de school brandveilige prullenbakken geplaatst? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Brandveilige (zelfdovende of vlamdovende) prullenbakken zorgen voor een zo brandveilig mogelijke inventaris en werken preventief. Indien geen zelfdovende prullenbakken aanwezig zijn, dan heeft dit gevolgen voor de branduitbreiding c.q. brandbestrijding. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat de school beschikt over brandveilige prullenbakken. Vervang daarom de bestaande prullenbakken door brandveilige prullenbakken. Zijn de prullenbakken in de school niet brandveilig, dan heeft dit gevolgen voor branduitbreiding en –bestrijding.
u
u
16
Omschrijving
3.11
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
u
u
Staan de (buiten geplaatste) afvalcontainers op minimaal 5-10 meter afstand van de gebouwen en zijn deze verankerd met een ketting met hangslot? Zijn de (binnen geplaatste) containers van staal en zijn ze afsluitbaar met een brandwerendheid van 60 minuten? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Afvalcontainers zijn potentiële brandhaarden. Het gevaar voor brandstichting bij niet afgesloten containers is aanzienlijk. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat deze vraag met ‘JA’ wordt beantwoord. Zorg er daarom voor dat: • de (buiten geplaatste) afvalcontainers op minimaal 5-10 meter afstand van de gebouwen staan en dat deze verankerd zijn met een ketting met hangslot. • de (binnen geplaatste) containers van staal zijn en dat ze afsluitbaar zijn met een brandwerendheid van 60 minuten. Zolang dit niet is gerealiseerd, heeft dit gevolgen voor de coördinatie (brandmelding) en –bestrijding.
3.12
Heeft de school een ontruimingsalarminstallatie? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Binnen een ‘ideale school’ moet het mogelijk zijn om alle aanwezige personen binnen twee minuten na ontdekking van een brand te alarmeren. Een ontruimingsalarminstallatie is daarom verplicht vanaf een oppervlakte groter dan 1000 m2 (volgens de bouwverordening). Indien een brandmeldinstallatie is vereist, dan dient ook een ontruimingsalarminstallatie aanwezig te zijn. In het besluit van de gemeente op basis van de bouwverordening zal zijn opgenomen met welke frequentie de werking van de ontruimingsalarminstallatie dient te worden gecontroleerd.
▼ Het verdient aanbeveling om iemand op te leiden voor de controle van de ontruimingsalarminstallatie. Deze opleiding is onderdeel van de cursus ‘Ontruimen’. Geen ‘ideale school’? Is er geen ontruimingsalarminstallatie aanwezig, dan dient extra aandacht te worden besteed aan de instructies om alle aanwezigen in het schoolgebouw te alarmeren alsmede aan een goede coördinatie van de ontruiming.
u
u
17
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
3.13
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Beschikt de school over een brandmeldinstallatie in overeenstemming met de bouwverordening? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Een ‘ideale school’ beschikt over een (gecertificeerde) brandmeldinstallatie, zodat (ook) buiten schooluren een brand snel wordt gedetecteerd. Door middel van een automatische doormelding naar de brandweeralarmcentrale of particuliere alarmcentrale kan een grote schade worden voorkomen. Een brandmeldinstallatie bestaat minimaal uit een brandmeldcentrale, handbrandmelders en de energievoorziening. Als er niet continu iemand in de ruimte waar de brandmeldinstallatie staat opgesteld aanwezig kan zijn, dan dient de brandmeldinstallatie uitgerust te worden met een akoestisch brandalarmeringssignaal of een oproeppieper. Aanbevolen wordt bij een brandmelding middels een brandmeldinstallatie de aanwezige ontruimingsinstallatie handmatig te activeren. Voor veel gebouwen wordt de omvang van de brandmeldinstallatie bepaald door de bevoegde autoriteit (gemeentelijke bouwverordening) of andere (wettelijke) regeling van de gemeente of door de verzekeraars. Zodra een brand ontdekt is, dan is de volgorde van handelen voor iedereen: eerst melden, zonodig intern alarmeren, dan ontruimen. Het is aan de school zelf om te bepalen of de BHV vervolgens uitbreiding van de brand probeert te voorkomen c.q. een blusactie uitvoert. Geen ‘ideale school’? Een brandmeldinstallatie is verplicht vanaf een bepaalde oppervlakte en de gebruiksfunctie (zie onderdeel 3.12). In die gevallen is het dus een randvoorwaarde voor de BHV. Als er geen brandmeldinstallatie aanwezig is, dan heeft dit gevolgen voor de ontruiming en de coördinatie. De ontdekking van een brand kan dan pas later plaatsvinden, waardoor de ontruiming in een kortere tijd moet worden gerealiseerd. Dit betekent dat er meer coördinatie is vereist bij de ontruiming.
u
u
18
4. De omvang en organisatie van de school
Omschrijving
4.1
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Hoeveel personen zijn er doorgaans in het schoolgebouw aanwezig? Zijn dit minder dan circa 150 personen, verdeeld over circa 8 klassen of lokalen? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔
u
Toelichting Een ontruiming kan zonder algehele coördinatie worden uitgevoerd als er niet meer dan circa 150 personen aanwezig zijn, verdeeld over circa 8 klassen of lokalen. Bij grotere aantallen wordt tijdens een noodsituatie* het ontruimen onoverzichtelijk.
▼ Zorg dat er altijd een verzamelplaats is aangewezen en maak duidelijk in welke gevallen de leerlingen naar een opvanglocatie worden begeleid.
▼ Speciale aandacht is nodig voor momenten waarop personen aanwezig zijn in een ‘niet-dagelijkse’ situatie, bijvoorbeeld ouderavonden, schooloptredens en feesten. Overleg met de lokale brandweer is wenselijk. Geen ‘ideale school’? Naarmate er een groter aantal personen aanwezig is, verdeeld over een groter aantal klassen of lokalen, is er in toenemende mate coördinatie nodig tijdens een noodsituatie. 4.2
Er zijn doorgaans minder dan een á twee niet-zelfredzame personen* per klas aanwezig? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Bij een gering aantal niet-zelfredzame personen (bijvoorbeeld kleuters) zullen en kunnen anderen deze personen helpen bij een ontruiming. Indien dit aantal hoger is dan circa een á twee personen per klas, is speciale aandacht van de BHV waarschijnlijk nodig. Geen ‘ideale school’? In de opleiding van de BHV-er dient aandacht te zijn voor het in veiligheid brengen van niet-zelfredzame personen. Bij relatief grote aantallen niet-zelfredzame personen dient er een evenredig groot aantal BHV-ers te zijn.
u
u
19
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
4.3
Ontruiming
LEH
u
u
Brandbestrijding
Coördinatie
Is er voldoende toezicht en overzicht over de aanwezigen op momenten dat de school open is? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Er zijn een aantal situaties waarbij (groepen van) leerlingen zonder (direct) toezicht op school aanwezig zijn, zoals tijdens leswisselingen, tussenuren en werken in leshuizen of bibliotheek/mediatheek. Geen ‘ideale school’? Een noodsituatie dient te worden gemeld op een centrale plaats, die continu bezet is. Vanuit deze plaats worden de aanwezige BHV-ers naar de plaats van de noodsituatie gestuurd. Deze BHV-ers bepalen ter plaatse welke verdere acties genomen dienen te worden. In geval van ontruiming wordt een BHV-er naar de locatie(s) waar leerlingen zonder toezicht verblijven gestuurd. Voor grote scholen (meer dan circa 500 leerlingen in een gebouw) is het gebruik van een personenoproepinstallatie voor deze BHV-ers noodzakelijk.
u
20
5. De omgeving van het schoolgebouw
Omschrijving
5.1
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Is er open water in de directe omgeving (binnen een straal van 100 meter) van het schoolgebouw of het schoolplein? NEE ➔ ‘ideale school’ JA, dit heeft gevolgen voor ➔
u
Toelichting De aanwezigheid van open water, grenzend aan of in de directe omgeving van het schoolgebouw of het schoolplein, betekent dat er gevaar bestaat voor verdrinking. Geen ‘ideale school’? In de opleiding van de betreffende BHV-ers dient invulling te worden gegeven aan het redden en behandelen van drenkelingen. Tevens dient de school te beschikken over reddingsmateriaal zoals een reddingsboei en/of reddingshaak. 5.2
Bevindt zich in de nabijheid van de school een installatie, fabriek, tankstation of andere plaats waar giftige of brandgevaarlijke en/of explosieve stoffen worden aangevoerd, geproduceerd, gebruikt, opgeslagen of afgevoerd? NEE ➔ ‘ideale school’ JA, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Bij het vrijkomen van giftige stoffen door een ongeval op een nabijgelegen fabrieksterrein, kan het vanuit gezondheidsredenen noodzakelijk zijn om leerlingen en personeel binnen te houden. Bij een LPG-brand nabij/op een tankstation kan het juist noodzakelijk zijn de school te ontruimen en de leerlingen te evacueren. Dit hangt af van de situatie en de betrokken gevaarlijke stof. Op last van de brandweer of politie zal de school moeten inruimen* of ontruimen* en zo mogelijk evacueren. Geen ‘ideale school’? De BHV moet zowel kunnen inruimen als ontruimen en zo nodig evacueren. De BHV-ers dienen hiervoor te worden opgeleid. Er moet een coördinator zijn die contact onderhoudt met de brandweer en de beslissing van de brandweer inzake inruimen of ontruimen en zo nodig evacueren van de school in gang zet. De BHV dient van tevoren na te gaan waar de leerlingen naar toe geëvacueerd kunnen worden. Het opstellen van ontruimingsplan, inruimingsplan en evacuatieplan en het oefenen hiervan, wordt sterk aanbevolen.
u
u
21
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
5.3
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
u
u
u
Kunnen externe hulpverleningsorganisaties na alarmering binnen 15 minuten aanwezig zijn? JA ➔ ‘ideale school’ NEE, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting De afstand van brandweerkazerne, ambulance-post e.d. tot de betreffende school is van invloed op de tijdsduur, waarbinnen daadwerkelijk hulp geboden kan worden door externe hulpverleningsorganisaties. Voor de brandweer geldt als gemiddelde norm 6 á 8 minuten opkomsttijd, voor de ambulancedienst is maximaal 15 minuten de norm. Geen ‘ideale school’? De zogenaamde voorpostfunctie van de BHV dient meer inhoud te krijgen zodat een noodsituatie* beter kan worden beheerst. Dit geldt met name voor het verzorgen van slachtoffers. Om een noodsituatie met persoonlijk letsel (ook mentaal) beter aan te kunnen is de aanwezigheid van minimaal twee BHV-ers met LEH*-diploma gewenst. Wat betreft het risico van brand zijn er twee keuzes: meer aandacht en opleiding van BHV-ers op het gebied van brandbestrijding of het accepteren van meer materiële schade.
5.4
Ligt het schoolgebouw aan een weg met doorgaand verkeer? NEE ➔ ‘ideale school’ JA, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Voor een school die aan een weg met doorgaand verkeer ligt, vormt het verkeer een bron van gevaar voor overstekende kinderen bij het in- en uitgaan van de school. Een veilige schoolomgeving is afhankelijk van de plaatselijke mogelijkheden om de infrastructuur nabij de school te optimaliseren en de wil van alle betrokkenen (leerkrachten, leerlingen, ouders, bewoners in de omgeving, politie, gemeente) om gevaarlijke verkeerssituaties te voorkomen. Geen ‘ideale school’? Hierop kan worden geanticipeerd door toezicht van leerkrachten bij de uitgang(en) van de school en klaarovers op drukke kruispunten.
▼ Zorg ervoor dat een kwartier vóór aanvang van de lessen en een kwartier ná afloop van de lessen: • een ongeval direct gemeld moet kunnen worden; • (minimaal) één BHV-er beschikbaar is die LEH* kan geven.
u
22
Omschrijving
5.5
Ontruiming
LEH
Brandbestrijding
Coördinatie
Ligt de school in de invloedssfeer van een transportroute voor gevaarlijke stoffen? NEE ➔ ‘ideale school’ JA, dit heeft gevolgen voor ➔ Toelichting Een school die in de invloedssfeer van een transportroute voor gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld een auto(snel)weg, aanrijroute naar tankstation) ligt, kan als gevolg van een ongeval waarbij brandbare of giftige stoffen vrijkomen van de brandweer de opdracht tot ontruimen* of juist inruimen* krijgen. Dit hangt af van de gevaarssituatie en de betrokken gevaarlijke stof. Wanneer als gevolg van brand (van bijvoorbeeld een tankauto) de school zelf geen veilige plek zou vormen, zal het ontruimen gevolgd worden door een snelle evacuatie naar een veilige plek. Geen ‘ideale school’? De BHV moet zowel kunnen inruimen als ontruimen en zo nodig evacueren. De BHV-ers dienen hiervoor te worden opgeleid. Er moet een coördinator zijn die contact onderhoudt met de brandweer en de beslissing van de brandweer inzake inruimen of ontruimen van de school in gang zet. De BHV dient van te voren na te gaan waar de leerlingen naar toe geëvacueerd kunnen worden. Het opstellen van ontruimingsplan, inruimingsplan en evacuatieplan en het oefenen hiervan, wordt sterk aanbevolen.
u
u
23
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
6. Bedrijfsvoering
Omschrijving
6.1
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
Wordt er toezicht gehouden op het naleven van de afspraken en huisregels in het kader van veiligheid? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De ingangen, doorgangen, uitgangen en nooduitgangen dienen vrij te zijn en ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte (zonder gebruikmaking van een sleutel of een ander los voorwerp) te openen zijn. Hier dient doorlopend toezicht op te zijn. Verder dient er toezicht te zijn op: • het gesloten zijn van deuren en/of luiken met een brandwerende en/of rookwerende functie als er geen verkeer is van personen; • de naleving van het niet-roken gebod. Maandelijks dient er een controle te zijn van: • het functioneren van de ontruimingsinstallatie (indien aanwezig); • het functioneren van de noodverlichting. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat de school toezicht houdt op het naleven van de afspraken en huisregels in het kader van veiligheid. Gebeurt dat niet, dan heeft dat repercussies voor de taakuitoefening van de BHV op het gebied van ontruimen, brandbestrijding en coördinatie. Zorg er daarom voor dat de BHV volgens plan kan functioneren.
6.2
Worden iedere schooldag na schooltijd de prullenbakken geleegd? Worden orde en netheid in het gebouw gehandhaafd? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Orde en netheid verkleinen de kans op (uitbreiding van) brand. Is er geen orde en netheid, dan heeft dit gevolgen voor de coördinatie (brandmelding) en ontruiming (ingeval van branduitbreiding) en brandbestrijding. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde en noodzakelijk voor een goed functioneren van de BHV dat orde en netheid in de school worden gehandhaafd.
24
Omschrijving
6.3
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
u
u
Zijn de technische ruimten altijd op slot en niet toegankelijk voor onbevoegden? Is er geen opslag in technische ruimten? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Het gaat hierbij bijvoorbeeld om opslag in een CV ruimte of in een ruimte waar de hoofdafsluiter van het gas is geplaatst (zie ook 3.9). Het risico op brand wordt vergroot bij opslag in een technische ruimte en de brand kan zich eveneens sneller uitbreiden.
▼ Zorg ervoor dat de sleutel van de technische ruimten op een voor de BHV’ers bekende plaats is opgeborgen. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat de technische ruimten niet toegangelijk zijn voor onbevoegden. Wordt hier niet aan voldaan, dan heeft dit gevolgen voor coördinatie (brandmelding) en ontruiming (bij branduitbreiding). 6.4
Wordt er een openings- en sluitingsronde uitgevoerd? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De openings- en sluitingsrondes hebben als doel te controleren of er wijzigingen zijn opgetreden en of het schoolgebouw ‘veilig’ is afgesloten. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat dagelijks een openings- en sluitingsronde wordt uitgevoerd.
6.5
Indien derden binnen het schoolgebouw brandgevaarlijke werkzaamheden uitvoeren, wordt dan voor de aanvang van de werkzaamheden een Vergunning Brandgevaarlijke Werkzaamheden (zie Bijlage 7) ingevuld en ondertekend? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Veel branden ontstaan door brandgevaarlijke werkzaamheden zoals lassen, slijpen, solderen, verf afbranden, dakdekkerwerkzaamheden enz. Bij het uitvoeren van brandgevaarlijke werkzaamheden is het noodzakelijk een aantal preventieve maatregelen te nemen, zoals: • brandbare materialen binnen een afstand van 10 meter dienen te worden verwijderd of afgedekt; • de juiste brandblusmiddelen dienen voor direct gebruik gereed te staan; • bij de werkzaamheden dient een medewerker aanwezig te zijn, die ervaring heeft met het blussen van een brand; • een uur na beëindiging van de werkzaamheden dient de plaats, waar de werkzaamheden hebben plaatsgevonden, nogmaals gecontroleerd te worden. Bij de opdracht aan het bedrijf kunt u vermelden dat u bovengenoemde vergunning hanteert. Zorg er voor dat duidelijk wordt afgesproken wie wat doet. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat voor aanvang van de werkzaamheden een Vergunning Brandgevaarlijke Werkzaamheden wordt ingevuld en ondertekend. Gebeurt dit niet, dan is er bij de genoemde werkzaamheden een verhoogde kans op het ontstaan van brand, die kan leiden tot de inzet van de BHV. Het is met name de ontruiming en de coördinatie daarvan, die dan de inzet van de BHV vragen.
25
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
6.6
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
Worden technische installaties en brandveiligheidsvoorzieningen door een deskundig (opgeleid) persoon: • gecontroleerd op hun goede werking/ beschikbaarheid? • onderhouden volgens een onderhoudsplan? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Er dient een onderhoudsplan te zijn voor: • de verwarmingsinstallatie en warmwatervoorziening; • het rookkanaal; • de elektrische installatie waarbij steekproefsgewijs wordt vastgesteld of de installatie voldoet aan NEN 1010 (zie Bijlage 5). Elektrische snoeren, stekkers en toestellen die niet in goede staat verkeren, worden niet gebruikt. Zij worden gerepareerd, dan wel vervangen. De onderhoudstermijn voor de elektrische installatie is bepaald volgens NEN 3140 (zie Bijlage 5). De inschatting van de verschillende factoren leidt tot de conclusie dat eens per jaar een vijfde deel van de elektrische installaties wordt gecontroleerd. Het verdient aanbeveling de controle uit te laten voeren tijdens reguliere onderhoudswerkzaamheden. ▼▼ Zorg er voor dat het detectie- en alarmeringssysteem (ook wel ontruimingsalarminstallatie genoemd), de noodverlichting en de vluchtwegaanduidingen eenmaal per maand op de juiste werking worden gecontroleerd;
▼ Zorg er voor dat er een jaarlijkse controle plaatsvindt van de brandveiligheidsvoorzieningen (brandmeldinstallatie, ontruimingsinstallatie, blusapparaten, slanghaspels, branddeken);
▼ Gebreken aan brandveiligheidsvoorzieningen en het detectie- en alarmeringssysteem dienen direct te worden hersteld (Bouwverordening). Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat controle en onderhoud op technische installaties en brandveiligheidsvoorzieningen door een deskundig opgeleid persoon worden uitgevoerd. 6.7
Worden de speeltoestellen en –materialen alsmede gymtoestellen regelmatig gecontroleerd op gebreken? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat de speeltoestellen en -materialen, alsmede gymtoestellen regelmatig worden gecontroleerd en gebreken direct worden hersteld.
26
7. Sturend niveau
Omschrijving
7.1
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
u
u
Heeft de school vastgelegd welke veiligheidsdoelen worden nagestreefd en hoe de bedrijfshulpverlening daartoe is georganiseerd? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De veiligheidsdoelen kunnen in verschillende documenten zijn vastgelegd bijvoorbeeld in de schoolgids of in het schoolnoodplan* (zie ook punt 8.1 en Bijlage 6). Als onderdeel van de veiligheidsdoelen dient ook de verantwoordelijkheid van de school bij buitenschoolse activiteiten (bijv. schoolreis) te worden aangegeven. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat de school vastlegt welke veiligheidsdoelen worden nagestreefd en hoe de BHV daartoe is georganiseerd.
7.2
Respecteert de school de wettelijke eisen als minimum veiligheidsniveau? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De Arbowet verplicht elk bedrijf of inrichting om schriftelijk vast te leggen hoe de BHV is georganiseerd (zie onderdeel 8.1.).
▼ Kijk in de Arbomeester* of Arboleider* voor een checklist Wet- en Regelgeving. Daarin zijn de belangrijkste verplichtingen volgens de Arbowet opgenomen. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat de wettelijke eisen als minimum veiligheidsniveau worden gehandhaafd. 7.3
Zijn er vaste huisregels voor veiligheid? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Vaste huisregels voor veiligheid vormen een belangrijke factor in het voorkomen van ongevallen. Het gaat daarbij om het gedrag in de school, op het schoolplein, bij het verlaten van de school, het gebruik van gereedschappen enz.
▼ Evalueer huisregels jaarlijks en pas ze zonodig aan. Zie hiervoor ook Veiligheidsmanagement op de basisschool van Consument en Veiligheid op www.veiligheid.nl) Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat er vaste huisregels voor veiligheid worden geformuleerd en gehandhaafd.
27
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
7.4
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
u
u
Is er tijd en budget beschikbaar voor een BHV-coördinator (schoolmedewerker) om zijn werk te doen? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Voor de doorvoering van het beleid en bewustwording van noodsituaties* is een nauwe betrokkenheid van de directie en het bestuur van groot belang. Door het toewijzen van verantwoordelijkheid en een bijbehorend budget aan de BHV-coördinator wordt de doorvoering bevorderd. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde dat tijd en dus budget beschikbaar wordt gesteld om het beleid (lees: opstellen, uitvoeren en evalueren van plan van aanpak) ten uitvoer te brengen.
7.5
Worden risico’s in kaart gebracht bij speciale evenementen en worden dan de specifieke bepalingen van de gebruiksvergunning in acht genomen? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De bouwverordening bevat bepalingen met betrekking tot: • de opstelling van het meubilair; • de versiering/kerstbomen; • de uitgangen en vluchtwegen; • de aanwezigheid van blusmiddelen; • het stoelenplan (zie Bijlage 3). Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV om bij speciale evenementen de risico’s in kaart te brengen waarbij de specifieke bepalingen van de gebruiksvergunning in acht worden genomen.
7.6
Is er op basis van de geïnventariseerde risico’s een plan van aanpak* gemaakt dat jaarlijks wordt geëvalueerd? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting In de Arbowet is het plan van aanpak het belangrijkste onderdeel van de RI&E*. Het plan van aanpak vormt het sluitstuk van de RI&E en de start van de arbo-verbeteractiviteiten. Hierin wordt vastgelegd wanneer en door wie knelpunten worden opgelost. Het verdient aanbeveling om de risico’s die u op basis van deze BHV-controlelijst constateert, aan het plan van aanpak van de RI&E toe te voegen.
▼ Gebruik voor het uitvoeren van de RI&E de Arbomeester* of Arboleider*. Op basis van de uitkomsten van deze controlelijsten kunt u een prioritering in de geconstateerde knelpunten aanbrengen. Het resultaat van deze exercitie legt u vast in het plan van aanpak. (zie ook 7.2) Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV om een plan van aanpak op te stellen gebaseerd op de geïnventariseerde risico’s. Dit plan van aanpak dient jaarlijks te worden geëvalueerd.
28
Omschrijving
7.7
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
u
u
Worden de risico’s in en rond de school eens per vier jaar (of bij ingrijpende wijzigingen) geïnventariseerd en geëvalueerd? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Het schoolgebouw en de omgeving van de school moeten eens per vier jaar worden geïnspecteerd op risico’s en gebreken. Als de omstandigheden wijzigen, moet de RI&E opnieuw worden uitgevoerd.
▼ U krijgt inzicht in de risico’s en gebreken met behulp van de Arbomeester of Arboleider, aangevuld met risico’s die buiten het bereik van de school liggen, maar wel voor een ongeval/calamiteit kunnen zorgen. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV om de risico’s in en rond de school minimaal eens in de vier jaar (of bij ingrijpende wijzigingen) te inventariseren en te evalueren (RI&E). 7.8
Worden de uitgevoerde activiteiten, die met veiligheid te maken hebben, vastgelegd in een veiligheidsverslag? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Het veiligheidsverslag is een samenvatting van alles wat er op uw school op het gebied van veiligheid in het afgelopen jaar is gedaan en wat de plannen zijn voor het komende jaar (plan van aanpak).
▼ Zie ook: ‘Veiligheidsmanagement op de basisschool’ van Consument en Veiligheid op www.veiligheid.nl. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV om de uitgevoerde activiteiten die met veiligheid te maken hebben, vast te leggen in een veiligheidsverslag. 7.9
Beschikt de school over een schoolnoodplan*, waar het ontruimingsplan deel van uitmaakt? Voldoet het ontruimingsplan aan de NTA 8112-2 (zie Bijlage 5)? Wordt de jaarlijkse ontruimingsoefening geëvalueerd en het ontruimingsplan (zonodig) geactualiseerd? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De opgedane ervaringen en externe ontwikkelingen kunnen worden gebruikt om de organisatie van de hulpverlening in noodsituaties te verbeteren. De evaluatie van de jaarlijkse ontruimingsoefening is daarvan een voorbeeld.
▼ Zie Bijlage 6 (Het schoolnoodplan) voor invulling. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV om een schoolnoodplan op te stellen waar het ontruimingsplan deel van uitmaakt. Dit ontruimingsplan moet aan de NTA 8112-2 voldoen en moet jaarlijks worden geëvalueerd en zonodig geactualiseerd.
29
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
8. Ondersteunend niveau
Omschrijving
8.1
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
Is de wijze waarop de BHV is georganiseerd, schriftelijk vastgelegd? (Zie ook de toelichting bij vraag 8.5) JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De Arbowet verplicht elk bedrijf of inrichting om schriftelijk vast te leggen hoe de BHV is georganiseerd. Dit dient minimaal een overzicht van de BHV-ers en hun taak te bevatten. Andere aandachtspunten zijn: • een beschrijving van de potentiële noodsituaties*; • een overzicht van externe hulpverleningsorganisaties (naam, telefoon- en faxnummer etc.); • een procedure om een noodsituatie te melden; • een procedure om BHV-ers en externe hulpverleningsorganisaties te alarmeren; • een procedure waarin de wijze van ontruimen is beschreven.
▼ Leg de handelswijze tijdens noodsituaties vast, door het opstellen van een schoolnoodplan* (ook wel calamiteitenplan genoemd). Een voorbeeld voor de opbouw van een schoolnoodplan is opgenomen in Bijlage 6.
▼ Een ontruimingsplan kan separaat worden opgesteld en dient te voldoen aan NTA 8112-2 (zie Bijlage 5).
▼ Scholen zijn, net zoals elk ander bedrijf of inrichting, verplicht om op meerdere plaatsen een biljet op te hangen waarop staat aangegeven wat personeel en leerlingen moeten doen (of laten) bij brand, ongeval of ontruiming. De informatie dient begrijpelijk te zijn, bijvoorbeeld door gebruik te maken van symbolen. Te denken valt aan plattegronden van het schoolgebouw waarin de vluchtwegen zijn aangegeven. Bij voorkeur hangen deze plattegronden in elk lokaal (een voorbeeld treft u aan in Bijlage 8 )
▼ Behoort de school niet tot de ‘ideale school’ voor wat betreft controlepunt 5.2 of 5.5 (in de buurt van opslag of vervoer van gevaarlijke stoffen), dan wordt tevens een inruimingsplan aanbevolen. Dit plan kan desgewenst separaat worden opgesteld. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde om de wijze waarop de BHV is georganiseerd, schriftelijk vast te leggen. 8.2
Zijn personeel en de leerlingen geïnformeerd over de BHV-organisatie? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De Arbowet verplicht elk bedrijf of inrichting, dus ook elke school, om het personeel en derden (lees: leerlingen) te informeren over de wijze waarop de BHV is georganiseerd. Dit geldt ook voor tijdelijk personeel. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde om personeel en leerlingen op school te informeren over de BHVorganisatie.
30
Omschrijving
8.3
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
Is de schriftelijke informatie en de informatieoverdracht met betrekking tot BHV upto-date? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Informatie veroudert. Het is belangrijk dat informatie over bijvoorbeeld potentiële noodsituaties, BHV-taken, telefoonnummers en dergelijke up-to-date zijn.
▼ Wijs iemand aan die verantwoordelijk is voor het up-to-date houden van deze informatie; ▼ Informeer minimaal een keer per jaar (bij voorkeur aan het begin van het schooljaar) het personeel en de leerlingen over de procedures en wijzigingen daarvan. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde dat de schriftelijke informatie en informatieoverdracht met betrekking tot de BHV actueel is. 8.4
Wordt het onderwerp ‘veiligheid’ door een of meer vaste personen gecoördineerd? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De arbocoördinator is de aangewezen persoon om te bewaken dat: • de acties in het plan van aanpak* worden uitgevoerd; • de schriftelijke informatie en de informatieoverdracht met betrekking tot BHV up to date worden gehouden. De arbocoördinator behoeft dit niet zelf te doen maar ondersteunt de acties. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat het onderwerp ‘veiligheid’ door een of meer vaste personen wordt gecoördineerd.
31
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
8.5
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
Wordt met alle betrokkenen gecommuniceerd over de handelswijze in het geval van een noodsituatie? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Het gaat hierbij om de volgende aspecten: • personeel en leerlingen zijn geïnstrueerd over het melden van een noodsituatie en de wijze van ontruimen tijdens een noodsituatie; • leerlingen zijn bekend met de huisregels aangaande veiligheid en weten wat te doen in noodsituaties; • hulp- en overblijfouders of invallers zijn bekend met de huisregels aangaande veiligheid en weten wat zij moeten doen in noodsituaties; • ouders die niet op school zijn, zijn bekend met de huisregels aangaande veiligheid en weten wat de procedures zijn bij noodsituaties (brand, persoonlijk letsel); • de ouderraad of de medezeggenschapsraad is betrokken bij het opzetten en/of uitvoeren van het veiligheidsbeleid. Van dit overleg wordt een verslag gemaakt; • de school informeert periodiek het bestuur over haar veiligheidsbeleid.
▼ U kunt de 15-minuten durende dvd ‘Ontruimen van een Basisschool’ van het Vervangingsfonds gebruiken voor de instructie van leerlingen, onderwijzend personeel, ouders, etc. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV om met alle betrokkenen te communiceren over de handelswijze in het geval van een noodsituatie. 8.6
Vindt er afstemming plaats over het veiligheidsbeleid op school met externe hulpverleningsorganisaties en gemeentelijke afdelingen? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De school dient periodiek de externe hulpverleners (brandweer, ambulancedienst, GGD, en gemeente) over haar veiligheidsbeleid te informeren. Het treffen van maatregelen om brand te voorkomen en zo nodig te bestrijden dient met de lokale brandweer te worden overlegd. Het is gebruikelijk met de brandweer te overleggen over: • de wijze van alarmeren; • de opvang van de brandweer en ambulance; • opstelplaats van brandweervoertuigen en ambulance; • bluswater bij de school; • het ontruimingsplan; • een eventueel inruimingsplan. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV om met externe hulpverleningsorganisaties en gemeentelijke afdelingen af te stemmen over het veiligheidsbeleid op school.
32
Omschrijving
8.7
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
Worden ongevallen geregistreerd en ernstige ongevallen gemeld bij de Arbeidsinspectie? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Melding bij Arbeidsinspectie dient in ieder geval plaats te vinden als er sprake is van ernstig ongeval*. Alle (bijna) ongevallen dienen intern te worden geregistreerd. Minimaal een maal per jaar dient een overzicht van het aantal meldingen per school en locatie te worden samengesteld. Dit overzicht moet worden besproken en geëvalueerd in bijvoorbeeld het directie-overleg, teambesprekingen met de MR. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde om ongevallen te registreren en ernstige ongevallen te melden bij de Arbeidsinspectie.
8.8
Is de op basis van deze BHV controlelijst benodigde opleiding door de bedrijfshulpverleners gevolgd? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De opleiding van de BHV-ers moet aansluiten op de risico’s zoals deze op basis van de onderhavige controlelijst zijn gesignaleerd. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat de bedrijfshulpverleners de opleiding volgen zoals die is vastgelegd in de BHV controlelijst.
33
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
9. Uitvoerend niveau
Omschrijving
9.1
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
u
u
Is er een regeling met betrekking tot de inzetbaarheid, oproepbaarheid en vervanging van de BHV’ers? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De aanwezigheid en herkenbaarheid van BHV’ers moet controleerbaar zijn.
▼ Dit kan bijvoorbeeld door middel van een aanwezigheidsbord met verschuifbare naambordjes, waarop direct zichtbaar is of een BHV-er ‘IN’ of ‘UIT’ is;
▼ Bij kleine scholen kan er gewerkt worden met bijvoorbeeld een key-koord (met daaraan de belangrijke sleutels) voor de herkenning van het hoofd BHV of de dagelijkse verantwoordelijke;
▼ Hang bij afwezigheid van de persoon het koord op een opzichtige plek en zodat een ieder dat kan zien en iemand anders de taak kan overnemen;
▼ Maak afspraken dat bijvoorbeeld een kwartier vóór aanvang van de lessen en een kwartier na afloop van de lessen een BHV-er beschikbaar is die LEH* kan geven, en een ongeval eventueel direct kan melden. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV om afspraken te maken ten aanzien van de inzetbaarheid, oproepbaarheid en vervanging van BHV-ers. 9.2
Wordt er in de lessen aandacht besteed aan veiligheid? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting De handelwijze voor het alarmeren en ontruimen bij brand en persoonlijk letsel moet bij alle betrokkenen bekend zijn. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde voor de BHV dat er op school in de lessen aandacht wordt besteed aan veiligheid.
9.3
Is de opvang van bedrijfshulpverleners na een noodsituatie* geregeld? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde om ervoor te zorgen dat de bedrijfshulpverleners worden opgevangen na een noodsituatie.
34
Omschrijving
9.4
Documenteren
Organiseren
u
u
u
u
u
u
Is de opvang van leerlingen na een ontruiming als gevolg van een noodsituatie geregeld? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Hiervoor kan een plan worden opgesteld. Duidelijk moet zijn in welke gevallen het plan in werking treedt. Er zijn gevaarssituaties denkbaar waarbij ook de directe omgeving van de school niet veilig is. In deze gevallen zal in overleg met de brandweer/ gemeente een evacuatieplan in werking treden. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde om opvang te regelen voor leerlingen als er sprake is van een ontruiming als gevolg van een noodsituatie.
9.5
Is er een alternatieve communicatielijn met hulpverleningsorganisaties als de normale telefoonverbinding is uitgevallen? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde dat er een alternatieve communicatielijn beschikbaar is om met hulpverleningsorganisaties te kunnen communiceren voor het geval de normale telefoonverbinding is uitgevallen.
▼ Zorg dat er een mobiele telefoon beschikbaar is. 9.6
Zijn er voldoende hulpmiddelen (bijv. EHBO-middelen, blusmiddelen) aanwezig en toegankelijk voor de voor levensreddende eerste hulpverlening en brandbestrijding aangewezen personen? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde dat er voldoende hulpmiddelen aanwezig en toegankelijk zijn voor de levensreddende eerste hulpverlening en brandbestrijding.
▼ Controleer de verbandtrommels regelmatig en vul ze zonodig aan (zie Bijlage 4).
35
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Omschrijving
9.7
Documenteren
Organiseren
u
u
Wordt er een jaarlijkse ontruimingsoefening gehouden? JA ➔ ‘ideale school’ NEE ➔ actie Toelichting Bij de ontruimingsoefening gaat het om het opvolgen van de instructies en het resultaat van de oefening. Werden alle aanwezigen bereikt? Hoelang duurde de ontruiming? Verliep de ontruiming ordelijk? De waarnemingen van de leerkracht op dit punt vormen de basis voor de evaluatie. Zie ook controlepunt 7.9. Geen ‘ideale school’? Het is een randvoorwaarde om jaarlijks een ontruimingsoefening te houden.
36
10. De BHV-organisatie
In dit hoofdstuk worden de BHV-taken, bijbehorende opleidingseisen en de benodigde BHV-middelen beschreven aan de hand van de volgende onderverdeling: 1.1
melden van een noodsituatie* en alarmeren van de hulpverlening;
1.2
ontruimen* van het schoolgebouw;
1.3
inruimen* van het schoolgebouw;
1.4
hulpverlenen bij persoonlijk letsel;
1.5
beheersen en bestrijden van brand;
1.6
coördinatie tijdens een noodsituatie.
Elk van deze zes onderdelen begint met een overzicht in tabelvorm over de invulling van de BHV-taak en de bijbehorende opleiding. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de ‘ideale school’ en de overige scholen. In hoeverre uw school als een ‘ideale’ of ‘overige’ school is te betitelen, is afhankelijk van mate waarin uw school afwijkt van de ‘ideale school’ op basis van de controlepunten in de hoofdstukken 2 t/m 6. Onder het overzicht staat vermeld wanneer een school als ‘overig’ is aan te merken. In de tabel wordt vervolgens zowel voor de ‘ideale school’ als voor de ‘overige scholen’ aangegeven: • het aantal benodigde BHV’ers • de benodigde opleiding voor deze BHV’ers
Vervolgens wordt een uitgebreide toelichting gegeven, met name bedoeld voor de categorie 'overige scholen'. In de toelichting worden de aanvullende BHV-taken, opleidingseisen en BHV-middelen beschreven. In dit hoofdstuk zijn alleen die BHV-middelen opgenomen die een directe relatie hebben met het werk van een BHV-er. De organisatie die het effectief functioneren van de BHV mogelijk maakt, is beschreven in de hoofdstukken 7 t/m 9. Voorzieningen zoals vluchtwegen en -deuren zijn opgenomen in controlepunten van de hoofdstukken 2 (gangen, punt 2.7) en 3 (praktijklokalen, punten 3.4 en 3.6).
Bij elk van de zes onderdelen wordt een indicatie gegeven van het benodigde aantal medewerkers die de betreffende taak dienen uit te voeren. Aanvullend wordt in 10.7 aandacht geschonken aan de gevaarsaspecten van onderhoudswerkzaamheden en het voorkomen van situaties waarin de BHV in actie moet komen. Eveneens wordt het belang van onderhoud van BHV-hulpmiddelen zoals blusmiddelen, oogdouches, verbandmiddelen etc. onderstreept.
Het verdient aanbeveling om eerder opgedane ervaringen met noodsituaties te benutten om uw BHV-organisatie te verbeteren. Een school kan leren van ongevallen die hebben plaatsgevonden op de eigen school en op andere scholen. Ook het evalueren van oefeningen draagt bij aan het verbeteren van de BHV-organisatie.
10.1 Melden van een noodsituatie en alarmeren van de hulpverlening BHV-ers: aantal
Opleiding
‘Ideale school’
Melden: elke medewerker Alarmeren: elke medewerker
Zie 10.2 Zie 10.2
Overige scholen
Melden: elke medewerker Alarmeren: degene die centraal meldpunt bemant
Zie 10.2 Aanvulling circa 1 uur
In dit geval wordt met ‘overige scholen’ bedoeld: scholen waar een centraal meldpunt is ingericht.
37
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Toelichting Elk personeelslid, en bij voorkeur ook elke leerling, dient te weten hoe hij/zij een noodsituatie moet melden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de dvd ‘Ontruimen van een basisschool’ te bestellen bij het Vervangingsfonds. Dit kan, zeker op een ‘ideale school’, worden gecombineerd met de alarmering van de hulpverlening: • bij persoonlijk letsel wordt de BHV-er die opgeleid is voor het verrichten van (levensreddende) eerste hulp gehaald, bijvoorbeeld door een leerling. Deze BHV-er beslist of er eventueel externe hulp dient te worden ingeschakeld; • bij brand kan iedereen worden gewaarschuwd door snel alle lokalen en kamers langs te lopen waarna elke leerkracht zijn/haar klas ontruimt. Tevens dient de lokale brandweer gealarmeerd te worden.
Op de overige (met name grote) scholen zijn aanvullende voorzieningen nodig. Er wordt aanbevolen om een noodsituatie op een centraal punt te melden, bijvoorbeeld met behulp van de telefoon. Dit centrale punt is continu bereikbaar, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een pieper. Degene die dit centrale meldpunt bemant, bijvoorbeeld de conciërge of de directeur, alarmeert de benodigde hulpverleners. BHV-ers kunnen worden gealarmeerd door middel van piepers, oproepsysteem of omroepinstallatie. Externe hulpverleningsorganisaties worden gealarmeerd door telefoon of (automatische) alarmeringsinstallaties. In bijlage 6 zijn voorbeelden van een meldings- en een alarmeringsprocedure opgenomen.
De opleiding voor het melden en alarmeren is bij voorkeur geïntegreerd in de opleiding voor ontruimen. De invulling van de alarmeringstaak is (wat) groter voor degene die het centraal meldpunt bemant. Dit dient in de opleiding tot uitdrukking te komen. In een groot aantal gevallen heeft degene die het centraal meldpunt vormt tevens coördinatietaak tijdens een ontruiming (zie ook onderdeel 10.2). Ook deze taak vraagt om een aanvullende opleiding. Integratie van beide aanvullende opleidingen verdient ook hier de voorkeur.
10.2 Ontruimen van het schoolgebouw
BHV-ers: aantal
Opleiding
‘Ideale school’
Elke leerkracht
Circa 2 uur
Overige scholen
Elke leerkracht
Aanvulling circa 1 uur
In dit geval wordt met ‘overige scholen’ bedoeld: Scholen die geen ‘ideale school’ zijn met betrekking tot controlepunten 2.2, 2.3, 2.4, 2.6, 2.7, 2.8, 3.1, 3.8, 3.9, 3.10, 3.12, 3.13, 4.2, 4.3, 5.2, en/of 5.5
Toelichting Om te voorkomen dat een brand of een explosie resulteert in een groot aantal slachtoffers, dient de BHV zo te zijn georganiseerd dat het schoolgebouw in korte tijd (indicatie: 5 à 10 minuten) veilig kan worden ontruimd. Hiertoe heeft elke leerkracht een ontruimingstaak. De hiervoor benodigde opleiding kan beperkt blijven tot circa 2 uur.
In situaties waarbij vluchtwegen niet of slecht toegankelijk zijn, bijvoorbeeld vanwege een grote brand in een lokaal dat grenst aan een vluchtweg of vanwege sterke rookontwikkeling (zie controlepunten 2.2 t/m 2.4, 2.6 t/m 2.8, 3.8 en 3.9), is de taak van de ontruimers zwaarder. De ontruimers dienen dan meer kennis te hebben van brand- en rookontwikkeling en dienen te weten hoe te handelen of te ontruimen bij een afgesneden vluchtweg. In de opleiding verdient het evacueren van een grote groep mensen uit bijvoorbeeld een aula of kantine speciale aandacht. Dit is alleen relevant voor scholen die bij controlepunt 3.1 ‘ja’ hebben ingevuld.
Een belangrijk onderdeel van ontruimen is het nalopen van alle ruimten, inclusief toiletten e.d. Op de afgesproken verzamelplaats kan de school checken of iedereen aanwezig is, bijvoorbeeld aan de hand van klassenboeken of presentielijsten (meenemen uit de klas!). De eigen veiligheid staat te allen tijde voorop. Het zoeken naar slachtoffers of vermiste personen dient daarom in principe te worden overgelaten aan de lokale brandweer.
38
10.3 Inruimen van het schoolgebouw
BHV-ers: aantal
Opleiding
‘Ideale school’
geen
n.v.t
Overige scholen
Elke leerkracht
Aanvulling op ontruimen: circa 1 uur
In dit geval wordt met ‘overige scholen’ bedoeld: Scholen die met betrekking tot controlepunt 5.2 en/of 5.5 afwijken van de ‘ideale school’.
Toelichting Bij inruimen is het zaak dat alle leerlingen en werknemers veilig in het schoolgebouw aanwezig zijn. Zonodig dient iedereen naar binnen te worden geleid. Elke leerkracht dient deze taak te kunnen uitvoeren. De opleiding hiervoor wordt bij voorkeur gecombineerd met de opleiding voor de ontruimingstaak.
10.4 Hulpverlenen bij persoonlijk letsel
BHV-ers: aantal
Opleiding
‘Ideale school’
2
Circa 8 uur
Overige scholen
2 + 1 per circa 100 à 200 m gang
Circa 8 uur + evt. aanvulling
In dit geval wordt met ‘overige scholen’ bedoeld: Scholen die met betrekking tot controlepunt 2.5, 3.1 t/m 3.7, 5.1, 5.3 en/of 5.4 afwijken van de ‘ideale school’.
Toelichting (Levensreddende) eerste hulp dient binnen drie minuten te worden geboden. In dit tijdsbestek dient een BHV-er te worden gealarmeerd en dient de afstand tussen de ‘verblijfplaats’ van de betreffende BHV-er en het slachtoffer te worden overbrugd. Als er geen communicatiemiddelen (omroepinstallatie of oproepsysteem) aanwezig zijn om een noodsituatie te melden en om een BHV-er te alarmeren, zal alarmering plaatsvinden door het sturen van een (voldoende geïnstrueerde) leerling naar de betreffende BHV-er. De genoemde afstand dient dan twee keer te worden overbrugd. Uitgaande van een snelheid van 6 km/uur (stevig doorlopen) kan circa 100 meter in een minuut worden overbrugd. Indien de BHV-er voor de klas staat, dient hij/zij instructies te geven aan de leerlingen in verband met zijn/haar tijdelijke afwezigheid. Inclusief het tijdsverlies voor het instrueren van de betreffende leerlingen, kan bij afstanden tot circa 100 meter (levensreddende) eerste hulp binnen drie minuten worden geboden.
Aantal BHV-ers Op elke school dienen minimaal twee werknemers opgeleid te zijn voor het verrichten van levensreddende eerste hulp. Hiervan dient er minimaal één aanwezig te zijn. Het opleiden van minimaal twee werknemers is nodig om bij eventuele afwezigheid van een van beide BHV-ers, bijvoorbeeld vanwege ziekte of verplichtingen buiten het schoolgebouw, toch invulling te kunnen geven aan de genoemde BHV-taak. Bovendien kunnen twee BHV-ers die levensreddende eerste hulp verlenen, elkaar over en weer ondersteunen en zonodig mentaal bijstaan. Dit is vooral van belang indien externe hulpverleners zoals de ambulancedienst lang op zich laten wachten (zie controlepunt 5.3).
Op grote scholen met een groot aantal leerlingen dient het aantal van de hier genoemde BHV-ers evenredig groot te zijn. De BHV-ers dienen bovendien zodanig verspreid over het schoolgebouw aanwezig te zijn, dat elke plaats in het gebouw binnen drie minuten door een van deze BHV-ers bereikt kan worden. Het verdient aanbeveling om met name niet-onderwijzend personeel deze taak te geven zodat tijdens noodsituaties met persoonlijke letsel, het lesgeven zoveel mogelijk ongestoord doorgang kan vinden.
39
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Taken BHV-ers De belangrijkste taak voor de hulpverlener is het verrichten van eerste hulp bij veel voorkomende letsels, zoals snij- en schaafwonden. Daarnaast dienen zij in staat te zijn om adequaat in te grijpen bij bewustzijnsstoornissen, ademhalingsstoornissen, stoornissen van de bloedsomloop en uitwendige bloedingen. Het verzorgen van kneuzingen en botbreuken is geen taak voor de BHV-er, maar het werk van medische specialisten, zoals (ambulance)verpleegkundigen. Het kunnen herkennen van dergelijk letsel is gewenst, zodat bijvoorbeeld een ambulancedienst tijdig kan worden gewaarschuwd en geïnformeerd. De betreffende BHV-ers dienen te worden opgeleid voor het kunnen verrichten van LEH*. Voor de BHV-er op een ‘ideale school’ bedraagt de benodigde opleidingstijd circa 8 uur. Het opleiden voor een EHBO-diploma als minimum vereiste is te vergaand.
Gymzaal Gemiddeld 7.500 ongevallen (40% van het totaal SEH-behandelingen* na ongevallen op basisscholen) vinden plaats tijdens het bewegingsonderwijs en dan met name in de gymzaal. Het is daarom gewenst dat een gym- of sportleraar de LEH-taak kan invullen. Voor scholen die voor wat betreft controlepunt 3.7 niet behoren tot de ‘ideale school’, wordt dit zelfs noodzakelijk geacht. Een gym- of sportleraar kan deze BHV-taak in principe voor de gehele school invullen mits deze leerkracht op school aanwezig is en tijdens lesuren ‘zijn eigen’ leerlingen veilig kan achterlaten.
Praktijkruimtes Ongevallen met apparatuur, zoals boormachine, draaimachine, freesmachine en lasapparaat komen weliswaar naar verhouding weinig voor, maar deze apparatuur wordt ook slechts op een beperkt aantal scholen gebruikt. Leerkrachten en/of de technisch onderwijsassistenten (toa) die werken in de lokalen (of buitenruimten) waar deze apparatuur wordt gebruikt, dienen de betreffende risico’s te kennen en adequaat in te kunnen grijpen indien zich een ongeval voordoet (zie ook controlepunten 3.4 t/m 3.6 en eventueel 3.3). Het ligt voor de hand om deze medewerkers een brede BHV-opleiding te geven, waarbij tevens aandacht is voor de specifieke risico’s van de praktijklokalen. De betreffende medewerkers mogen alleen buiten ‘hun’ lokaal eerste hulp verlenen indien zij, tijdens lesuren, de leerlingen veilig kunnen achterlaten. Een optie is dat de betreffende medewerkers slechts opgeleid worden om de gevolgen van een noodsituatie, samenhangend met de genoemde specifieke risico’s te beheersen. Voor overig persoonlijk letsel wordt dan een BHV-er die LEH kan verrichten, ingeschakeld.
Middelen De benodigde middelen van de betreffende BHV-ers zijn beperkt. Een verbandtrommel (voorbeeld van inhoud in Bijlage 3) is ruimschoots voldoende om eerst hulp te kunnen verrichten. Aanvullend wordt aanbevolen om leerkrachten die buiten het schoolgebouw les geven (zie controlepunten 3.5 en 3.7), de beschikking te geven over een mobiele telefoon.
Een bijzonder punt betreft het redden van en het eventueel verlenen van (levensreddende) eerste hulp aan een drenkeling, van toepassing voor scholen die voor wat betreft controlepunt 5.1 afwijken van de ‘ideale school’. De betreffende scholen dienen bijvoorbeeld te beschikken over een reddingshaak en de betreffende BHV-ers dienen hiermee om te kunnen gaan.
10.5 Beheersen en bestrijden van brand
BHV-ers: aantal
Opleiding
‘Ideale school’
2 (optioneel)
Circa 1 uur (optioneel)
Overige scholen
praktijkleerkrachten
Circa 1 uur
In dit geval wordt met ‘overige’ scholen bedoeld: Scholen die met betrekking tot controlepunt 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.10, 3.11 en/of 5.3 afwijken van de ‘ideale school’.
40
Toelichting Bij brand staat het in veiligheid brengen van leerlingen en medewerkers voorop. Voor een ideale school en de school die op het werkblad bij geen enkel controlepunt een kruisje heeft geplaatst in de kolom ‘brandbestrijding’, geldt dat beheersen en bestrijden van brand niet standaard tot het takenpakket van de BHV behoort. Er kan wel aanvullend worden gekozen voor het invullen van de BHV-taak ‘beheersen en bestrijden van brand’. Daarom staat in bovenstaande tabel ’optioneel’ aangegeven. In dat geval dienen minimaal twee medewerkers te worden opgeleid. Het staat scholen uiteraard vrij om een zwaardere invulling te geven aan deze taak.
In een aantal situaties (met name bij de aanwezigheid van praktijklokalen) zal uit de invulling van het protocol volgen dat brandbestrijding wel standaard tot de taken van de BHV behoort. Dit zijn scholen die voor wat betreft een van de controlepunten 3.3 t/m 3.6 of 5.3 niet behoren tot de ‘ideale school’. In deze gevallen dient de leerkracht en/of toa die werkt in een lokaal voor algemene techniek of natuurkunde, in een scheikundelokaal of in een ander lokaal of in een buitenruimte waar praktijklessen worden verzorgd, om te kunnen gaan met kleine brandblusmiddelen.
Het omgaan met kleine blusmiddelen en slangenhaspels kan iemand zich binnen een uur eigen maken. Voor personeel dat omgaat met (brand)gevaarlijke stoffen, dient in de aanvullende opleiding extra aandacht te zijn voor het beheersen van brand (in de buurt) van deze stoffen. Het is te overwegen om de BHV-taken ‘hulpverlenen bij persoonlijk letsel’ en ‘beheersen en bestrijden van brand’ te combineren. Dit betekent dat ook de opleiding voor beide taken kan worden gecombineerd.
10.6 Coördinatie tijdens een noodsituatie
BHV-ers: aantal
Opleiding
‘Ideale school’
-
-
Overige scholen
1 (plus 1 reserve)
Circa 1 uur
In dit geval wordt met ‘overige’ scholen bedoeld: Scholen die met betrekking tot controlepunten 2.1 t/m 2.8, 3.1, 3.2, 3.6 t/m 3.9, 3.11 t/m 3.13, 4.1, 4.2, 4.3, 5.2, 5.3 en/of 5.5 afwijken van de ‘ideale school’.
Toelichting Op elke school is een persoon eindverantwoordelijk voor de BHV-organisatie. Dit zal meestal de directeur of een van de directieleden zijn. De directeur kan ook de coördinatie tijdens een noodsituatie, bijvoorbeeld een ontruiming, voor zijn/haar rekening nemen. Deze BHV-taak is dan onderdeel van zijn/haar functie. Een andere persoon die voor deze taak in aanmerking komt is de conciërge. De voordelen zijn: een conciërge geeft geen les, is vaak een groot deel van de dag aanwezig (dit geldt waarschijnlijk niet voor kleine scholen), kent het gebouw goed en is vertrouwd met de diverse technische installaties en voorzieningen. Tijdens een noodsituatie is de coördinator het eerste aanspreekpunt voor de externe hulpverleningsorganisaties.
De opleiding voor de coördinator is sterk afhankelijk van de complexiteit van de taak die ondermeer samenhangt met het aantal leerlingen, het aantal bouwlagen, de complexiteit en de grootte van het schoolgebouw. De opleiding is een aanvulling op de opleiding voor de ontruimingstaak.
Het verdient aanbeveling om de nazorg van een noodsituatie te coördineren vanuit de directie. Denk daarbij niet alleen aan slachtoffers en familie daarvan, maar ook aan de overige leerlingen en medewerkers. Een andere vorm van nazorg is het herstel van materiële schade. Door de verzekeraars is hiervoor de Stichting Salvage opgericht, die maatregelen neemt om (gevolg)schade bij en na brand zoveel mogelijk te beperken. De lokale brandweer kan het contact met deze stichting verzorgen.
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
41
10.7 Samenvatting taken BHV-ers op scholen
De taken van een BHV’er zijn: • het kunnen herkennen van een gevaarlijke situatie als zodanig en het nemen van de juiste maatregelen ten behoeve van het slachtoffer; • het kunnen verplaatsen van een slachtoffer in een noodsituatie; • het kunnen nagaan wat er met het slachtoffer is gebeurd; • het kunnen geruststellen van het slachtoffer; • het op de juiste wijze kunnen zorgen voor deskundige hulp; • het vaardig zijn in het verlenen van levensreddende eerste hulp of reanimatie bij: o bewustzijnstoornissen; o ademhalingsstoornissen; o bloedsomloopstoornissen; • het kunnen verlenen van eerste hulp bij: o snij- en schaafwonden; o uitwendige bloedingen; o brandwonden; o specifieke verwondingen die samenhangen met de aanwezige apparatuur in een school; • het kunnen overleggen met externe hulpverleningsorganisatie en het kunnen aansturen van collega’s in noodsituaties conform de afspraken in het schoolnoodplan* (coördinatie).
10.8 Onderhoud in relatie tot (on)veiligheid
Noodsituaties dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen, maar zijn nooit geheel uit te sluiten. Het voorkomen van noodsituaties kan door middel van: • het uitvoeren van onderhoud aan technische installaties; • het controleren van de beschikbaarheid van de BHV-hulpmiddelen; • het scheppen van de juiste voorwaarden voor het uitvoeren van het onderhoud aan het schoolgebouw zelf; • het uitvoeren van onderhoud aan speel- en gymnastiektoestellen.
Onderhoud van technische installaties Tijdig onderhoud van technische installaties is gericht op het goed en veilig functioneren daarvan. Daarom wordt sterk aanbevolen om onderhoudscontracten af te sluiten voor: • elektrische installatie waaronder noodverlichting; • (centrale) verwarmingsinstallatie en warmwatervoorziening; • bliksembeveiliging; • machines en apparaten die worden gebruikt voor onderwijsdoeleinden.
Controleren beschikbaarheid BHV-hulpmiddelen en onderhoud daarvan Eveneens is het van belang BHV-hulpmiddelen zoals blusmiddelen en (oog)douches te onderhouden. De noodverlichting dient ook te werken tijdens het uitvallen van de elektriciteit (dit hangt niet noodzakelijkerwijs samen met noodsituaties). Controlepunten met betrekking tot noodverlichting zijn om deze reden opgenomen in de controlelijsten van de Arbomeester* en de Arboleider*.
42
Voorwaarden voor het uitvoeren van onderhoud De opdrachtgever van onderhoudswerkzaamheden (bijvoorbeeld gemeente, schooldirectie, overkoepelend orgaan) dient zich bewust te zijn van de gevaarsaspecten van onderhoudswerkzaamheden. Zij moeten de voorwaarden scheppen voor het voorkomen van situaties waarin de BHV in actie moet komen.
Onderhoudswerkzaamheden waarbij brand of explosie kan ontstaan, zoals lassen, slijpen, solderen, verfafbranden en dakdekken, dienen zoveel mogelijk buiten de schooluren plaats te vinden, zie ook controlepunt 2.8, 3.9 en 6.7. Het wordt aanbevolen om derden die binnen uw schoolgebouw brandgevaarlijke werkzaamheden uitvoeren, vóór aanvang van de werkzaamheden een vergunning ‘Brandgevaarlijke werkzaamheden’ te laten invullen en ondertekenen. Een voorbeeld van een vergunning Brandgevaarlijke werkzaamheden is opgenomen in Bijlage 7.
Het uitvoeren van onderhoud aan speel- en gymnastiektoestellen Een voorwaarde bij het bewegingsonderwijs is dat de toestellen en materialen deugdelijk en in orde zijn. Bij het constateren van afwijkingen dienen deze op zo kort mogelijke termijn verholpen te worden.
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
43
Bijlage 1: Gebruikte afkortingen, definities en symbolen
Arboleider Handboek van het Vervangingsfonds voor het uitvoeren van een RI&E bij scholen in het voortgezet onderwijs.
Arbomeester Handboek van het Vervangingsfonds voor het uitvoeren van een RI&E bij scholen in het primair onderwijs.
BHV
Bedrijfshulpverlening
BHV-er
Bedrijfshulpverlener
Bedrijfshulpverlening Het planmatig, snel en effectief beperken en bestrijden van noodsituaties, calamiteiten en dreigende gebeurtenissen, die tot letsel of dood van de werkende mens kunnen leiden (definitie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).
Brandbestrijding In deze controlelijst wordt met brandbestrijding door een BHV-er bedoeld: ‘het kunnen beheersen en bestrijden van een kleine, beginnende brand’.
Brandcompartiment
Besloten gedeelte van een gebouw, bestemd als maximaal uitbreidingsgebied voor brand.
Centralist Degene die als centraal meldpunt bij ongevallen functioneert
Ernstig ongeval Er is sprake van een ernstig ongeval als het slachtoffer aan de gevolgen overlijdt of ernstig lichamelijk of geestelijk letsel oploopt. Van ernstig letsel is ook sprake als een slachtoffer zodanige schade aan de gezondheid heeft opgelopen dat deze binnen 24 uur tot opname in een ziekenhuis leidt ter behandeling of observatie. Ook als een redelijk medisch vermoeden van blijvende schade aan de gezondheid bestaat, wordt dit als ernstig letsel beschouwd. (Artikel 9.1 Arbowet). Wanneer het slachtoffer echter direct na poliklinische behandeling weer naar het werk of naar huis kan is (doorgaans) geen sprake van ernstig letsel.
Inruimen Het veilig binnen houden, en zonodig naar binnen leiden, van alle leerlingen en werknemers. Inruimen dient bijvoorbeeld plaats te vinden als er in de nabije omgeving een giftig gas of anderszins gevaarlijke stof is vrijgekomen. Om deze reden dienen alle ramen en deuren gesloten te worden en dient een ventilatiesysteem dat lucht aanzuigt van buiten te worden afgesloten.
LEH Levensreddende eerste hulp
Noodsituatie Hier gebruikt als verzamelnaam voor noodsituatie, calamiteit, dreigende gebeurtenis, ongeval, incident, ramp. Een situatie waarbij de gezondheid en/of veiligheid van een of meerdere leerlingen, medewerkers of aanwezige derden in het geding is.
Niet zelf-redzame Leerlingen die óf heel jong zijn (kleuters tot 6 jaar) óf een handicap hebben, waardoor zij zichzelf niet in personen
veiligheid kunnen brengen als zij daartoe worden opgeroepen door hun leerkracht.
N.B.: De Onderwijsinspectie stelt dat in het primair onderwijs alle leerlingen niet zelfredzame personen zijn in de zin dat zij niet in staat zijn zelfstandig te denken en beslissingen kunnen nemen in gevaarlijke situaties. In het kader van deze controlelijst wordt dus duidelijk een andere benadering toegepast.
44
Ontruimen Het veilig naar buiten leiden van alle leerlingen, werknemers en andere aanwezigen. Ontruimen vindt bijvoorbeeld plaats bij een (grote) brand.
PGS Preventie Gevaarlijke Stoffen
Plan van aanpak Sluitstuk van de RI&E: de school geeft op basis van prioriteitsstelling aan wie, welke maatregelen op welke termijn uitvoert. Aan het eind van ieder schooljaar wordt het plan van aanpak geëvalueerd, bijgesteld en opnieuw voor een schooljaar vastgesteld.
PZI Personen Zoek Installatie oftewel oproeppieper.
RI&E Risico Inventarisatie en Evaluatie. Het RI&E is een onderzoek naar arbeidsrisico’s, die de veiligheid, gezondheid en het welzijn van medewerkers bedreigen. De Arbomeester en Arboleider geven een overzicht van de belangrijkste aandachtspunten. Het inventariseren van de arborisico’s in de school is de basis voor het creëren van een veilige, gezonde en prettige school. Op basis van de RI&E moet de school een plan maken om de risico’s weg te nemen of te beheersen: het plan van aanpak. Het plan van aanpak dient toegespitst te zijn op de situatie in de school.
Rookcompartimenten
Besloten gedeelte van een gebouw, bestemd aIs maximum verspreidingsgebied voor rook.
Schoolnoodplan Een document gericht op een planmatige inzet van de BHV tijdens noodsituaties. Het bevat een beschrijving van de potentiële noodsituaties, taakomschrijvingen van de BHV-ers, procedures, telefoonlijsten en dergelijke. Afspraken met externe hulpverleningsorganisaties maken eveneens onderdeel uit van dit plan. Een ontruimingsplan en een inruimingsplan kunnen separaat of als integraal onderdeel van het schoolnoodplan worden opgesteld. Zie ook Bijlage 6.
SEH Spoedeisende Eerste Hulp
Symbolen gevaarlijke stoffen en hun betekenis
Ontplofbaar E
Oxiderend O
Zeer licht ontvlambaar F+
Licht ontvlambaar F
Zeer vergiftigd T+
Vergiftigd T
Schadelijk voor de gezondheid Xn
Bijtend C
Irriterend Xi
Milieugevaarlijk
45
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Reddingsborden: rechthoekig van vorm, groen van kleur met een wit symbool
Nooduitgang rechts
Nooduitgang links
Nooduitgang trap rechtsboven
Nooduitgang trap linksboven
Uit
Nooduitgang trap rechtsbeneden
Nooduitgang trap linksbeneden
Nooduitgang
Nooduitgang
46
Bijlage 2: Arbo wet- en regelgeving Bedrijfshulpverlening
A. Bedrijfshulpverlening in Arbeidsomstandighedenwet 1998
Artikel 3 1. De werkgever voert een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid en neemt daarbij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht:
e. doeltreffende maatregelen moeten zijn genomen teneinde het mogelijk te maken dat de werknemer, indien een toestand ontstaat, waarin direct gevaar voor de veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel in veiligheid kan stellen dan wel andere passende maatregelen kan nemen en ten einde te verzekeren dat de schade aan de gezondheid zoveel mogelijk beperkt wordt.
2. Ter uitvoering van het eerste lid draagt de werkgever zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers.
3. De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past de maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft.
4. Onder arbeidsomstandighedenbeleid als bedoeld in dit artikel wordt tevens verstaan het bevorderen van het welzijn bij de arbeid voor zover tot bevordering daarvan in het eerste lid, onder c en d, verplichtingen zijn gesteld.
Deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening
Artikel 15 1. De werkgever laat zich ten aanzien van verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners.
2. Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in: a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; b. het beperken en het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen; c. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting; d. het alarmeren van en samenwerken met hulpverleningsorganisaties in verband met de in de onderdelen a tot en met c bedoelde bijstand.
3. De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.
4. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van de werkgever die een natuurlijke persoon is met niet meer dan 15 werknemers, mits hij beschikt over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om deze taken naar behoren te vervullen en zorg draagt voor een goede vervangingsregeling.
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
47
B. Bedrijfshulpverlening in Arbeidsomstandighedenbesluit
Afdeling 4. Bedrijfshulpverlening
Artikel 2.16. Definities In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. bedrijfshulpverlener: de door een werkgever op grond van artikel 15, eerste lid, van de wet met bedrijfshulpverleningstaken belaste werknemer; b. bedrijfshulpverlening: de daadwerkelijke uitvoering van de taken op het gebied van de bedrijfshulpverlening, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet, zulks zo nodig in samenwerking met de hulpverleningsorganisaties die bij een ongeval of brand een taak hebben; c. ongeval: een aan een of meer in een bedrijf of inrichting aanwezige werknemers of andere personen overkomen gebeurtenis, niet zijnde brand, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad of direct gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van die werknemers of andere personen doet ontstaan; d. hulpverleningsorganisaties: gespecialiseerde organisaties voor hulpverlening die in het kader van de openbare veiligheid of gezondheid opereren.
Artikel 2.17. Maatgevende factoren voor de bedrijfshulpverlening Bij de organisatie van bedrijfshulpverlening wordt ten minste rekening gehouden met de volgende factoren: a. de aard, de grootte en de ligging van het bedrijf of de inrichting; b. de in het bedrijf of de inrichting aanwezige gevaren en de voor het bedrijf of de inrichting maatgevend geachte brandscenario’s bij de bepaling waarvan rekening is gehouden met eventueel voor het bedrijf of de inrichting door de overheid van toepassing verklaarde uitgangspunten van beveiliging tegen brand; c. het redelijkerwijs te verwachten aantal aanwezige werknemers en andere personen alsmede de tijdstippen waarop zij aanwezig zijn of plegen te zijn; d. het redelijkerwijs te verwachten aantal personen dat zich bij een ongeval of brand niet zelfstandig in veiligheid kan brengen; e. de opkomsttijd en mogelijkheden van brandweer en andere hulpverleningsorganisaties; f. de aanwezigheid van een infrastructuur op het gebied van de arbeidsomstandigheden; g. de mogelijkheid om met andere arbeidsorganisaties samen te werken; h. de inschakeling van externe deskundigen.
Artikel 2.18. Operationaliteit, bereikbaarheid, beschikbaarheid en aanwezigheid 1. De bedrijfshulpverlening wordt zodanig georganiseerd dat binnen enkele minuten na het plaatsvinden van een ongeval of brand de bedrijfshulpverleningstaken op adequate wijze kunnen worden vervuld. 2. Zodanige organisatorische maatregelen worden genomen dat bij een ongeval of brand na aankomst van hulpverleningsorganisaties deze op adequate wijze kunnen worden bijgestaan. 3. Onder alle omstandigheden en met inachtneming van artikel 2.19 zijn bedrijfshulpverleners bereikbaar en beschikbaar om bij een ongeval of brand de bedrijfshulpverleningstaken te vervullen. 4. Indien de veiligheid of de gezondheid van andere werknemers in de nabije omgeving kunnen worden bedreigd, worden door de betrokken werkgevers op het gebied van de bedrijfshulpverlening zodanige organisatorische maatregelen genomen dat de betrokken bedrijfshulpverleners bij een ongeval of brand over en weer bijstand kunnen verlenen.
48
Artikel 2.19. Aantal bedrijfshulpverleners 1. Het aantal bedrijfshulpverleners is zodanig dat onder alle omstandigheden de vervulling van de taken op het gebied van de bedrijfshulpverlening gewaarborgd is. 2. Onverminderd het eerste lid is in een bedrijf of inrichting waar ten hoogste 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, ten minste één bedrijfshulpverlener per 50 of minder aanwezige werknemers aanwezig. Indien in een bedrijf of inrichting slechts één werknemer aanwezig is, beschikt deze over doeltreffende middelen om zich bij een ongeval of brand snel in veiligheid te kunnen stellen. 3. Onverminderd het eerste lid zijn in een bedrijf of inrichting waar meer dan 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, in afwijking van het tweede lid, ten minste vijf bedrijfshulpverleners aanwezig. Het tweede lid, laatste volzin, is van toepassing. 4. Indien werkgevers ter uitvoering van hun taken op het gebied van de bedrijfshulpverlening gezamenlijke bedrijfshulpverlening organiseren, worden de afspraken dienaangaande schriftelijk vastgelegd. In dat geval worden voor de toepassing van deze afdeling de betrokken bedrijven of inrichtingen als een geheel beschouwd. 5. De werkgevers die afspraken hebben gemaakt als bedoeld in het vierde lid worden geacht aan de verplichtingen op grond van deze afdeling te hebben voldaan, indien de bedrijfshulpverlening voor het geheel van de betrokken bedrijven of inrichtingen gewaarborgd is.
Artikel 2.20. Veiligheidsinstructies Ten behoeve van de werknemers zijn voldoende biljetten opgehangen waarop op eenvoudige wijze is aangegeven wat te doen indien zich een ongeval of brand voordoet.
Artikel 2.21. Deskundigheidseisen 1. De bedrijfshulpverleners zijn zodanig opgeleid, dat de bedrijfshulpverlening gewaarborgd is. 2. Bij ministeriële regeling kunnen voor daarbij aan te wijzen categorieën bedrijven of inrichtingen of in verband met bijzondere gevaren, regels worden gesteld met betrekking tot opleiding, deskundigheid en ervaring van bedrijfshulpverleners.
Artikel 2.22. Oefening Voor bedrijfshulpverleners worden herhalingscursussen en oefeningen of andere activiteiten georganiseerd waaraan de bedrijfshulpverleners deelnemen. Deze cursussen, oefeningen of activiteiten zijn van een zodanige inhoud en frequentie dat de kennis en vaardigheden van de bedrijfshulpverleners op het voor een adequate bedrijfshulpverlening vereiste niveau gehandhaafd blijven.
§ 3. Voorzieningen in noodsituaties
Artikel 3.6. Vluchtwegen en nooduitgangen 1. Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het mogelijk te maken dat de werknemer, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor zijn veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen. 2. Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen en nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van de arbeidsplaatsen alsmede van het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden.
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
49
Artikel 3.7. Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen 1. Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels. 2. Nooduitgangen kunnen te allen tijde worden geopend. 3. Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op eenvoudige wijze van binnen- uit naar buiten toe te openen. 4. Schuif- en draaideuren worden niet als nooduitgang gebruikt. 5. De vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting. 6. De vluchtwegen, de deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen alsmede de nooduitgangen zijn gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.
Artikel 3.8. Brandmelding en brandbestrijding 1. In aanvulling op afdeling 4 van hoofdstuk 2 zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de aard van de arbeid die daar wordt verricht, de daaraan verbonden gevaren en het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen aanwezig. 2. Indien nodig zijn, in aanvulling op het eerste lid, branddetectoren en alarmsystemen aanwezig. 3. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en gemakkelijk te bedienen. 4. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van een signalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. De signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht.
Artikel 3.9. Noodverlichting Arbeidsplaatsen waar werknemers bij het uitvallen van het kunstlicht aan bijzondere gevaren zijn blootgesteld, zijn voorzien van adequate noodverlichting. Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken de werknemers over individuele verlichting.
Artikel 3.10. Redden van drenkelingen Op arbeidsplaatsen waar gevaar voor verdrinking bestaat wordt dit gevaar zoveel mogelijk voorkomen en zijn doelmatige middelen voor het redden van drenkelingen op een goed zichtbare plaats beschikbaar.
Artikel 3.25. Eerste-hulpposten 1. Indien de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk maken, zijn, in aanvulling op afdeling 4 van hoofdstuk 2, in het bedrijf of de inrichting voldoende eerste-hulpposten aanwezig. 2. In de eerste-hulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig. 3. In de eerste-hulpposten is een alarmnummer duidelijk zichtbaar aangebracht. 4. De eerste-hulpposten zijn voorzien van de noodzakelijke eerste-hulpuitrusting. 5. De eerste-hulpposten zijn gemakkelijk met brancards bereikbaar. 6. De eerste-hulpposten en de eerste-hulpuitrusting zijn voorzien van een signalering die voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.
50
C. Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving
Beleidsregel 2.21. Opleidingsprofiel bedrijfshulpverlener.
Grondslag Arbobesluit artikel 2.21, eerste lid , en artikel 2.22.
1. Aan artikel 2.21, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt voldaan als met goed gevolg ten minste een opleiding is afgerond die gebaseerd is op het in het Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening gepubliceerde opleidingsprofiel. 2. Om de twee jaar worden per aangewezen werknemer ten minste 8 uur besteed aan herhalingscursussen en oefeningen of andere activiteiten als bedoeld in artikel 2.22 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hiervan wordt een registratie bijgehouden. 3. Als uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, blijkt dat bijzondere risico’s aanwezig zijn, dan worden door één of meer bedrijfshulpverleners aanvullende opleidingen gevolgd. Dat zal met name het geval zijn voor de specialisaties eerste hulp en brandbestrijding. 4. Op basis van de uitkomst van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, kan van het gestelde onder 1 worden afgeweken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij arbeid, die alleen of zonder vaste werkplek wordt verricht buiten het verband van een ploeg of buiten een bedrijf of inrichting. In dat geval kan worden volstaan met een (eenvoudige) schriftelijke instructie.
51
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Bijlage 3: Stoelenplan
Een stoelenplan heeft betrekking op de opstelling van stoelen bij bijeenkomsten in een aula, kantine of andere ontvangstruimte. In de gebruiksvergunning kunnen over deze bijeenkomsten bepalingen zijn opgenomen. Zo kan het totaal aantal mensen dat aanwezig mag zijn in de betrokken ruimte zijn gespecificeerd, waarbij is aangegeven hoeveel ruimte tussen rijen stoelen aanwezig moet zijn en welke breedte moet worden aangehouden voor de looppaden. Het koppelen van de stoelen is een maatregel om te voorkomen dat bij een ontruiming stoelen omvallen en de vluchtweg blokkeren.
Voorbeeld 1 U wilt maximaal 16 stoelen plaatsen. De opstelling van de stoelen is maximaal vier naast en achter elkaar. De stoelen mogen los staan. De ruimte tussen de rijen dient minimaal 0,40 meter te zijn.
Voorbeeld 2 U wilt meer dan 16 stoelen plaatsen in een ruimte met slechts één uit- / ingang. De opstelling van de stoelen bevat maximaal 8 stoelen per rij. De stoelen dienen aan elkaar vastgekoppeld te zijn. De ruimte tussen de rijen dient minimaal 0,40 meter te zijn.
Voorbeeld 3 U wilt meer dan 16 stoelen plaatsen in een ruimte met aan beide zijden een in-/uitgang. De opstelling van de stoelen mag maximaal 16 zitplaatsen in een rij bevatten. De vrije ruimte tussen de rijen dient > 0,40 meter en < 0,45 meter te zijn.
(bron: Brandweer Apeldoorn)
52
Bijlage 4: Inhoud van een verbandtrommel (voorbeeld)
2 rollen synthetische watten (2 m lang, 10 cm breed) 2 pakjes witte watten à 10 gram 4 snelverbanden nr. 1 2 snelverbanden nr. 2 3 elastische hydrofiele zwachtels (4 m lang, 6 cm breed) 2 ideaalzwachtels (4 m lang, 6 cm breed) 1 doosje steriele gaasjes (1/16 meter) 1 rol kleefpleister (5 m lang, 2,5 cm breed) 1 doosje wondpleisters 1 verbandschaar 3 driekante doeken 6 veiligheidsspelden met kinderveilige sluiting 1 splinterpincet 1 flesje Betadinejodium (let op houdbaarheidsdatum) 1 digitale thermometer wegwerp handschoenen
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
53
Bijlage 5: Overzicht van relevante normen
NEN 1010
Bevat bepalingen voor het ontwerp en de realisatie van veilige, doelmatige en goed functionerende elektrische installaties. De norm is van toepassing op elektrische installaties van onder andere:
• gebouwen en terreinen bedoeld voor openbare en industriële doeleinden;
• buitenverlichting.
NEN 3140 Omschrijft aan welke eisen u moet voldoen om de Arbowet na te leven op het gebied van elektrische installaties en arbeidsmiddelen. De onderhoudstermijn voor de elektrische installatie is bepaald volgens NEN 3140. De inschatting van de verschillende factoren leidt tot de conclusie dat eens per jaar een vijfde deel van de elektrische installaties wordt gecontroleerd. Het verdient aanbeveling de controle mee te nemen bij reguliere onderhoudswerkzaamheden.
NTA 8112-2 Leidraad voor een ontruimingsplan. Deel 2: onderwijsgebouwen.
54
Bijlage 6: Het schoolnoodplan
Deze bijlage beschrijft de structuur van een schoolnoodplan, inclusief een beknopte toelichting per paragraaf van een dergelijk plan. In deze bijlage zijn tevens voorbeeldprocedures opgenomen voor: • melden van een noodsituatie; • alarmeren van hulpverleners; • ontruimen; • inruimen.
6.1 Structuur van een schoolnoodplan
Hieronder vindt u een voorbeeld van een structuur voor een schoolnoodplan. De cursief gedrukte teksten kunnen als hoofdstukken worden gezien. De tekst geeft u een indruk van de inhoud van elk hoofdstuk.
Algemene gegevens Algemene gegevens van de school, zoals adres, telefoon- en faxnummer(s), directie, worden bij voorkeur op de omslag van het schoolnoodplan vermeld. Ook de bereikbaarheidsgegevens van te alarmeren hulpverleningsdiensten staan hierbij vermeld.
lnleiding De inleiding beschrijft: • het (veiligheids)doel van het schoolnoodplan; • de opbouw van het plan. In de inleiding wordt een korte typering van de school gegeven. Dit bevat een omschrijving van het type onderwijs, het schoolgebouw, het aantal leerlingen, het aantal medewerkers, het terrein e.d. Daarnaast is het aan te bevelen om in de inleiding op te nemen wie verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van het schoolnoodplan en op welke datum de laatste wijzigingen zijn doorgevoerd.
Scenario’s van noodsituaties In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de potentiële noodsituaties voor uw school. Voorbeelden zijn: • persoonlijk letsel, eventueel te onderscheiden naar levensbedreigend en niet-levensbedreigend; • brand, eventueel te onderscheiden naar klein en (middel)groot; • explosie; • vrijkomen gevaarlijke stoffen door een ongeval buiten het schoolgebouw.
Processen: van melden t/m herstel en nazorg In dit hoofdstuk staat beschreven welke processen in gang gezet dienen te worden na het ontdekken van een noodsituatie. Per proces wordt aangegeven wie welke actie(s) dient te ondernemen. De volgende processen worden onderscheiden: • melden van een noodsituatie (zie ook voorbeeld procedure in 6.2); • alarmeren van hulpverleners (zie ook voorbeeld procedure in 6.3); • waarschuwen en instrueren van leerlingen en medewerkers; • verlenen van (levensreddende) eerste hulp; • ontruimen (zie ook voorbeeld procedure 6.4); • inruimen (zie ook voorbeeld procedure 6.5); • beheersen en bestrijden van brand; • nazorg aan betrokkenen en herstel van materiële schade.
55
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Coördinatie en communicatie In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe een noodsituatie wordt gecoördineerd en hoe de communicatie dient te verlopen tijdens een noodsituatie en wie met wie contact onderhoudt (intern en extern). Een voorbeeldschema van een communicatie- en coördinatiestructuur is in de onderstaande figuur weergegeven. Leerlingen en medewerkers
Beleidsteam Gemeente XXX
Directie (lid)
Betrokken familieleden
Pers
Externe hulpverlenings- organisaties
Coördinator BHV
BHV-er Ontruimer (leerkracht)
Overige BHV-ers
Tevens wordt op deze plaats de regeling beschreven met betrekking tot inzetbaarheid, oproepbaarheid en vervanging van de sleutelpersonen in de bedrijfshulpverlening.
Taakomschrijving verantwoordelijkheden en bevoegdheden per functionaris In dit hoofdstuk worden de taken en eventuele instructies per (bedrijfs)hulpverlener beschreven. De volgende functies worden onderscheiden: • directie(lid), verantwoordelijk voor de Bedrijfshulpverlening (BHV); • coördinator BHV; • centralist: degene die als centraal meldpunt functioneert; • ontruimer; • verzorger (levensreddende) eerste hulp; • brandwacht. Naast het vastleggen van de taken worden verantwoordelijkheden en bevoegdheden van BHV’ers, alsmede van de directie, in dit hoofdstuk beschreven.
Ontruimingsplan Bij een (grote) brand of een explosie dient het schoolgebouw te worden ontruimd. Dit geldt tevens voor een bommelding. De alarmering van een dergelijke noodsituatie wordt in principe verzorgd door de centralist. Zie ook voorbeeld procedure ‘Ontruimen’ in 6.4.
Het doel van een ontruimingsplan is het effectief en veilig naar buiten leiden van de leerlingen, medewerkers en eventueel overige aanwezigen. Het ontruimingsplan is onderdeel van het schoolnoodplan, maar kan desgewenst separaat worden opgesteld. Het ontruimingsplan voldoet aan NTA 8112-2 (zie Bijlage 5) en bevat minimaal de volgende informatie: • een beknopte omschrijving van het schoolgebouw, zoals het aantal bouwlagen; • de wijze van ontruimen;
56
• het gebruik van vluchtwegen; • taken en verantwoordelijkheden tijdens een ontruiming; • plattegronden.
Plattegronden worden per bouwlaag gemaakt. Hierop worden in ieder geval aangegeven: • de vluchtroutes, inclusief trappenhuizen; • (nood)uitgangen; • belangrijke technische voorzieningen en installaties, inclusief de plaats van de verwarmingsinstallatie, hoofdafsluiter(s) van gas en elektriciteit; • brandkluisvoorzieningen en –apparatuur; • opslag van eventueel aanwezige gevaarlijke stoffen.
Duidelijke plattegronden, inclusief instructies voor het ontruimen, dienen op zichtbare plaatsen in het schoolgebouw te worden opgehangen, bij voorkeur naast de uitgang in elk (klas)lokaal. Tot slot dient er een plan voor nazorg (bijvoorbeeld: opvang van kinderen na ontruimen) te worden opgesteld.
Inruimingsplan Bij het vrijkomen van een giftig gas of anderszins gevaarlijke stof door een ongeval in de nabije omgeving, kan het vanuit veiligheidsof gezondheidsredenen gewenst of zelfs noodzakelijk zijn om leerlingen en medewerkers binnen te houden. De alarmering voor een dergelijke noodsituatie zal veelal van externe hulpverleningsorganisaties komen. Het inruimingsplan beschrijft welke acties er door wie dienen te worden ondernomen na deze alarmering. Zie ook voorbeeldprocedure ‘Inruimen’.
Het doel van het inruimingsplan is het veilig binnen houden en zonodig naar binnen leiden van leerlingen en medewerkers. Het inruimingsplan is onderdeel van het schoolnoodplan, maar kan desgewenst separaat worden opgesteld. Zie ook voorbeeld procedure ‘Inruimen’ in 6.5.
Bijlagen (bij het schoolnoodplan) In de bijlagen zijn overzichten opgenomen van: • bedrijfshulpverleners (namen, BHV-functie, eventueel privé-gegevens); • externe hulpverleningsorganisaties (namen, telefoonnummers); • gegevens leerlingen en overige medewerkers (namen, adressen, telefoonnummers ouders en/of verzorgers, medische indicaties); • plattegronden; • gebruikte afkortingen en definities.
Andere informatie kan eveneens worden opgenomen in de bijlagen. Voorbeelden zijn: • gegevens over opleiding en training van de BHV-ers; • gegevens met betrekking tot oefenen van noodsituaties; • onderhoudscontracten (zie controlepunt 10.8).
Eventueel kan in deze bijlage worden aangeven waar deze gegevens te vinden zijn.
57
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
6.2 Voorbeeld procedure ‘Melden van een noodsituatie’
Elke werknemer is verplicht elke noodsituatie, zoals persoonlijk letsel en brand, direct te melden bij de centralist*. De volgende procedure dient daarbij te worden gevolgd: • bel nummer xxx, vanaf een veilige plaats; • vermeld de reden (persoonlijk letsel, brand, ……); • vermeld de ruimte waar de (dreigende) noodsituatie plaatsvindt; • beantwoord de vragen van de conciërge/directeur/. ... en volg zijn/haar instructies op.
De conciërge/directeur/ .... zorgt ervoor dat de BHV-ers en de externe hulpverleningsorganisaties, zoals ambulancedienst en brandweer, worden gealarmeerd.
Scholen die beschikken over handbrandmelders of een automatische brandmeldinstallatie kunnen ook deze voorzieningen gebruiken voor het melden van een brand, explosie of vrijkomen van gevaarlijke stoffen.
N.B.: Voor het alarmeren van externe hulpverleningsorganisaties kan afhankelijk van de ernst van de situatie gebruik worden gemaakt van de telefoonnummers van de betreffende organisatie of van het nationale alarmnummer 112. Bij de ontdekking van brand nooit zelf alarm slaan, maar melden bij de centralist. Zelf alarm slaan kan leiden tot paniek! Zie 6.3 Alarmeren van hulpverleners.
6.3 Voorbeeld procedure ‘Alarmeren van hulpverleners’
De centralist*, is verantwoordelijk voor het alarmeren van de betreffende BHV-ers en externe hulpverleningsorganisatie. Bij ernstig of zelfs levensbedreigend persoonlijk letsel wordt de ambulancedienst gealarmeerd. Bij brand, explosie of vrijkomen van gevaarlijke stoffen wordt de lokale brandweer gealarmeerd.
Daarna wordt de directeur (eindverantwoordelijke voor bedrijfshulpverlening) geïnformeerd.
Een voorbeeld van een eenvoudig alarmeringsschema is in de onderstaande figuur weergegeven.
via (hand)brandmelder
via xxx
centraal meldpunt binnen school brand, explosie of vrijkomen gevaarlijke stoffen
lokale brandweer
BHV-ers die ontruimen
persoonlijk letsel
BHV-ers die LEH verrichten
ambulancedienst
58
6.4 Voorbeeld procedure ‘Ontruimen’
Bij een (grote) brand of een explosie dient het schoolgebouw te worden ontruimd. Het bevel hiertoe komt in principe van de centralist*. De oproep tot ontruiming gebeurt door omroepen, via de intercom of middels een ontruimingsinstallatie. Bij een kleine brand of bij het vrijkomen van een (beperkte hoeveelheid) gevaarlijke stoffen in een van de ruimten binnen het schoolgebouw, kan wellicht worden volstaan met een gedeeltelijke ontruiming. Elke leerkracht is verantwoordelijk voor het veilig naar buiten leiden van zijn/haar leerlingen. Het ontruimingsplan dient dit te voldoen aan de NTA 8112-2 (zie Bijlage 5).
Na het ontruimingsbevel dienen de leerlingen en de medewerkers als volgt te handelen: • stop uw activiteiten; • schakel eventuele apparatuur uit; • sluit de ramen; • sluit de deur(en) bij het verlaten van het lokaal; • verlaat het schoolgebouw volgens de aanwijzingen van de leerkracht; • ga naar de verzamelplaats buiten het schoolgebouw en blijf in de buurt van klasgenoten; • de coördinator draagt zorg dat ruimten, waarin (groepen van) leerlingen zonder (direct) toezicht op school aanwezig zijn, ontruimd worden (voorbeeld: leshuizen of bibliotheek/mediatheek). Leerlingen worden geïnstrueerd dat ook zij zich in deze situaties moeten melden en laten registreren op de verzamelplaats. De coördinator wijst iemand aan die hiervoor zorg draagt; • in situaties waarbij (groepen van) leerlingen zonder (direct) toezicht op school aanwezig zijn, zoals tijdens leswisselingen en tussenuren, zijn leerlingen geïnstrueerd, dat zij zich bij het afgaan van het ontruimingssignaal naar de verzamelplaats begeven. De coördinator wijst iemand aan die zorgdraagt voor de registratie van deze leerlingen; • verlaat nooit zonder toestemming de verzamelplaats.
Op de verzamelplaats wordt door de leerkracht gecontroleerd of iedereen buiten is. In overleg met de coördinator Bedrijfshulpverlening en/of de directie worden verdere acties afgesproken.
Naast de taken die voortvloeien uit bovengenoemde handelingen heeft de leerkracht nog de volgende taken: • controleer of er geen leerlingen achterblijven in het lokaal voor het sluiten van de deur(en); • neem het klassenboek, aanwezigheidsregistratie of absentielijst mee bij het verlaten van het lokaal; • controleer bij het verlaten van het schoolgebouw of er geen leerlingen achterblijven in andere ruimten, zoals toiletten; • stel bij het missen van een of meerdere leerlingen de coördinator Bedrijfshulpverlening op de hoogte.
6.5 Voorbeeld procedure ‘Inruimen’
Bij het vrijkomen van een giftig gas of een andere gevaarlijke stof door een ongeval in de nabije omgeving, kan het vanuit veiligheids- of gezondheidsredenen gewenst of noodzakelijk zijn om leerlingen en medewerkers binnen te houden. Personen die op het moment van de melding buiten zijn, dienen naar binnen te worden geleid. Het bevel voor inruimen komt in principe van de centralist. Elke leerkracht is verantwoordelijk voor het veilig binnen houden en zonodig naar binnen leiden van zijn/haar leerlingen/klas.
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
Na het inruimingsbevel dienen de leerlingen en de medewerkers als volgt te handelen: • stop uw activiteiten; • schakel eventuele apparatuur uit; • sluit de ramen; • sluit de buitendeuren; • wacht op verdere instructies van de leerkracht en/of de coördinator Bedrijfshulpverlening.
De coördinator Bedrijfshulpverlening en/of de directie onderhouden het contact met de externe hulpverleningsorganisaties.
De coördinator Bedrijfshulpverlening heeft de volgende taken: • sluit de (overige) ramen; • sluit de (overige) buitendeuren; • schakel het ventilatiesysteem uit (alleen indien buitenlucht wordt aangezogen); • wacht op verdere instructies van de lokale brandweer of andere externe hulpverleningsorganisaties; • geef deze instructies door.
59
60
Bijlage 7: Voorbeeld van een werkvergunning
Indien derden binnen uw schoolgebouw brandgevaarlijke werkzaamheden uitvoeren, dient voor de aanvang van de werkzaamheden een vergunning Brandgevaarlijke Werkzaamheden ingevuld en ondertekend te worden. Het werken met een werkvergunning op scholen heeft als doel de veiligheid te waarborgen, te overleggen over de aard van de werkzaamheden en het systematisch werken te bevorderen.
Op een werkvergunning staan alle afspraken en voorwaarden om een bepaald werk veilig uit te mogen voeren. De werkvergunning is geldig als alle partijen die betrokken zijn bij het werk getekend hebben. Op dat moment is er een formele toestemming om aan het werk te mogen. In een noodsituatie verliest de werkvergunning zijn geldigheid. Een werkvergunning moet op de plaats van het werk aanwezig zijn.
Artikel 5. Brandgevaarlijke werkzaamheden
Indien verzekerde opdracht geeft aan derden tot het verrichten van werkzaamheden met gebruikmaking van open vuur - zoals lassen, snijden, vlam-solderen, verf-afbranden, dakbedekken en dergelijke, dan is hij verplicht de volgende maatregelen te nemen:
5.1 genoemde werkzaamheden mogen uitsluitend verricht worden onder toezicht van verantwoordelijk personeel van verzekerde; 5.2 brandbare stoffen, behalve die waarmee of waaraan de werkzaamheden plaatsvinden, moeten verwijderd worden tot op een veilige afstand (bij lassen of snijden 10 meter), of indien dit onmogelijk is, dienen zij beschermd te worden; 5.3 tenminste één medewerker moet continue ter plaatse aanwezig zijn met als taak om zonodig een begin van brand te blussen met een beschikbare brandslang of brandblusser. Blijkt in geval van schade dat in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar de brand vermoedelijk is uitgebroken, werkzaamheden als hierboven beschreven zijn uitgevoerd, dan dient verzekerde aan te tonen dat genoemde voorzorgsmaatregelen tijdig getroffen zijn. Echter: heeft verzekerde vóór de aanvang van de werkzaamheden aan de uitvoerder(s) een door verzekerde en uitvoerder(s) ondertekende vergunning ‘brandgevaarlijke werkzaamheden’ afgegeven (volgens het model uit het Risk Management Programma Onderwijsinstellingen (VNG-Raamovereenkomst voor Onderwijsinstellingen – AON/MARSH), dan dienen verzekeraars te bewijzen dat verzekerde bovengenoemde voorzorgsmaatregelen niet heeft getroffen. Heeft verzekerde genoemde voorzorgsmaatregelen niet getroffen, dan zal verzekerde een eigen risico dragen van 10% met een maximum van Euro 50.000,- van het voor rekening van verzekeraars komende schadebedrag, tenzij in de polis een hoger bedrag is vastgelegd.
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
61
62
Controlelijst Bedrijfshulpverlening
63
64