INTERNATIONAL
ONE METRE KLASSEVOORSCHRIFTEN 2003 v.2
De One Metre klasse is ontwikkeld door het Permanent Committee van de ISAF-RSD en is in 1988 als internationale klasse erkend.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
1
INDEX Inleiding DEEL I - BESTUUR Sectie A- Algemeen A.1 A.2 A.3 A.4 A.5 A.6 A.7 A.8 A.9 A.10 A.11 A.12 A.13 A.14
Taal Afkortingen Autoriteiten en VerantwoordelijkHeden Bestuur van de Klasse ISAF Reglementen Reglementen voor Kampioenschappen Wedstrijdbepalingen Wijzigingen van Klassevoorschriften Interpretaties van Klassevoorschriften Romp Registratienummer Certificering Geldigheid van Certificaat Voldoen aan Klassevoorschriften Her- Certificering
Sectie D- Romp 4 4
D.1 Algemeen D.2 Romp
4 4 5 5 5 5 5 5 6 6 6 6
Sectie E - Romp Appendages
Sectie B- Boot Toelating B.1 B.2
Certificaat Sticker van de Klasseorganisatie
7 7
DEEL II – VERPLICHTINGEN EN BEPERKINGEN Sectie C- Bepalingen voor Wedstrijdzeilen
E.1 E.2 E.3 E.4
Onderdelen Algemeen Kiel en Roer Kiel
12 13
14 14 14 15
Sectie F – Tuigage F.1 F.2 F.3 F.4 F.5 F.6
Onderdelen Algemeen Mast Giek en Fokkeboom Staand Want Lopend Want
15 15 16 17 18 19
Sectie G - Zeilen G.1 Onderdelen G.2 Algemeen
20 20
G.3 Grootzeil G.4 Fok
20 22
C.1
Algemeen
8
DEEL III – AANHANGSELS
C.2 C.3 C.4 C.5 C.6 C.7 C.8
Bemanning Reclame Boot Romp Romp appendages Tuigage Zeilen
8 8 8 9 9 10 11
Sectie H – Tekeningen H.1 Klasse Teken 25 H.2 Dwarsscheepse Rompholtes 25
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
2
Inleiding One Metre rompen, romp appendages, tuigages en zeilen kunnen door een amateur of door een professionele fabrikant worden gemaakt zonder dat er enige verplichting bestaat tot het verkrijgen van een bouwlicentie. De reglementen in Deel II en III zijn reglementen van een gesloten klasse hetgeen betekent dat alles dat niet specifiek is toegestaan, is verboden. Eigenaren en bemanningsleden zouden ervan op de hoogte moeten zijn dat het voldoen aan de reglementen in Sectie C NIET wordt gecontroleerd tijdens het certificerings proces. Reglementen die het gebruik van uitrusting tijdens het wedstrijdzeilen regelen zijn opgenomen in sectie C van deze klassevoorschriften, Deel I van de ERS en in de Regels voor wedstrijdzeilen. Deze inleiding bedoelt slechts informele achtergrondinformatie te geven en de Klassevoorschriften van de International One Metre beginnen op de volgende bladzijde. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Noot van de vertaler. Geprobeerd is bij de Nederlandse vertaling zo dicht mogelijk bij de Engelse tekst te blijven. Omdat de klassevoorschriften erg strikt zijn en de Engelse tekst nogal juridisch van aard is, leidt dit jammer genoeg niet tot een gemakkelijk leesbare Nederlandse tekst. Veelvuldig worden vet gedrukte woorden gebruikt, die verwijzen naar definities in de ERS (Equipment Rules of Sailing). Helaas is geen officiële Nederlandse vertaling van de ERS beschikbaar. Mede om ook niet-zeilers behulpzaam te zijn is een termenlijst toegevoegd met de Engelse term uit de klassevoorschriften, de in de vertaling gebruikte term en een korte toelichting.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
3
DEEL I - BESTUUR Sectie A- Algemeen A 1. TAAL A1.1
De officiële taal van de klasse is het Engels en in het geval van meningsverschil over de vertaling, zal de Engelse tekst bepalend zijn.
A1.2
Het woord „zal“ is verplichtend en het woord „kan“ is toelaatbaar.
A.2.
AFKORTINGEN
A.2.1
A.3
ISAF ISAF-RSD MNA DM ICA NCA ERS RRS
International Sailing Federation ISAF-Radio Sailing Division ISAF Lid Nationale Authoriteit ISAF-RSD Lid International One Metre Class Association Nationale Klasseorganisatie Equipment Rules of Sailing Regels voor wedstrijdzeilen
AUTORITEITEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN
A.3.1 In het geval deze niet bestaat zullen de functies van de ICA, zoals vastgelegd in deze klassevoorschriften, uitgevoerd worden door de ISAF- RSD. A.3.2
De internationale autoriteit van de klasse is de ISAF- RSD die zal samenwerken met de ICA betreffende alle aangelegenheden die deze klassevoorschriften betreffen.
A.3.3
Geen enkele juridische aansprakelijkheid met betrekking tot deze klassevoorschriften, of nauwkeurigheid van meting, wordt aanvaard door: de ISAF de ISAF-RSD de MNA de DM de ICA enige NCA de certificerende autoriteit een officiele meter Geen enkele aansprakelijkstelling vanuit deze klassevoorschriften kan worden geaccepteerd.
A.3.4
Niettegenstaande hetgeen hierin is opgenomen, heeft de certificerende autoriteit de macht om een certificaat in te trekken en het zal dit doen op verzoek van de ISAF- RSD.
A.4
BESTUUR VAN DE KLASSE
A.4.1
De ISAF-RSD heeft haar bestuursfuncties van de klasse gedelegeerd aan DM’s. Een DM kan een deel of al haar functies, zoals genoemd in deze klassevoorschriften, aan een NCA delegeren. IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
4
A.4.2
In landen waar er geen DM is, of waar de DM de klasse niet wenst te besturen, zullen haar bestuursfuncties, zoals genoemd in deze klassevoorschriften, uitgevoerd worden door de ICA, die het bestuur kan delegeren aan een NCA.
A.5.
ISAF REGLEMENTEN
A.5.1
Deze klassevoorschriften zullen in samenhang met de ERS worden gelezen.
A.5.2
Behalve waar gebruikt in koppen, is de definitie van de ERS van toepassing indien een term “vet“ gedrukt is en wanneer een term “schreef“ is gedrukt, is de definitie in het RRS van toepassing.
A.6
REGLEMENTEN VOOR KAMIOENSCHAPPEN
A.6.1
De Klasse Kampioenschaps reglementen zullen van toepassing zijn op Werelden Continentale kampioenschappen.
A.7
WEDSTRIJDBEPALINGEN
A.7.1
Van deze klassevoorschriften zal niet worden afgeweken door wedstrijdbepalingen, behalve zoals bepaald in A.7.2.
A.7.2
Bij Wereld of Continentale kampioenschappen kan van deze klassevoorschriften slechts met toestemming van de ICA worden afgeweken in de wedstrijdbepalingen.
A.8
WIJZIGINGEN VAN KLASSEVOORSCHRIFTEN
A8.1
Wijzigingen in deze klassevoorschriften zullen worden voorgesteld door de ICA en zijn onderworpen aan de toestemming van de ISAF- RSD.
A.9
INTERPRETATIES VAN DE KLASSEVOORSCHRIFTEN
A.9.1
ALGEMEEN Interpretatie van klassevoorschriften, behalve zoals genoemd in A.9.2, zal gebeuren in overeenstemming met de ISAF- RSD Reglementen.
A.9.2
TIJDENS EEN EVENEMENT Elke interpretatie van de klassevoorschriften, die tijdens een evenement wordt gevraagd, kan gebeuren door een internationale jury die is samengesteld in overeenstemming met de RRS. Een dergelijke interpretatie zal slechts gedurende het evenement geldig zijn en de organiserende authoriteit zal, zo snel mogelijk na het evenement, de ISAF- RSD, de DM en de ICA informeren.
A.10
ROMP REGISTRATIENUMMER
A.10.1
Registratienummers zullen worden uitgegeven door de certificerende autoriteit.
A.10.2
Registratienummers zullen worden uitgegeven in oplopende volgorde beginnend met „1“. IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
5
A.10.3
Elke romp zal een uniek registratienummer hebben, dat de nationaliteitsletters zal bevatten en het opvolgende registratienummer verstrekt door de certificerende autoriteit. In geen geval mag een registratienummer op een andere romp worden gebruikt dan op de romp waarop dit het eerst was gebruikt.
A.11.
CERTIFICERING
A.11.1
Voor een romp die niet eerder is gecertificeerd, zullen alle punten die volgens het meetformulier(en) moeten worden gemeten door een officiële meter worden gemeten en de gegevens zullen op het formulier(en) worden ingevuld.
A.11.2
Het meetformulier(en) en de certificeringkosten indien vereist, zullen binnen 4 weken na voltooiing van de meting worden opgestuurd naar de certificerende autoriteit in het land waar de romp zal worden geregistreerd.
A.11.3
Na ontvangst van een acceptabel ingevuld meetformulier(en) en de certificeringkosten indien vereist, binnen de 4 weken termijn, kan de certificerende autoriteit een certificaat verstrekken.
A.11.4
De certificerende autoriteit zal het originele meetformulier(en) bewaren dat, op verzoek, zal worden overgedragen aan de nieuwe certificerende autoriteit indien de romp is geëxporteerd.
A.12
GELDIGHEID VAN CERTIFICAAT
A.12.1
Een certificaat wordt ongeldig door: (a) een verandering van eigendom, (b) intrekking door de certificerende autoriteit, (c) de uitgifte van een ander certificaat.
A.13
VOLDOEN AAN KLASSEVOORSCHRIFTEN
A.13.1
Een boot voldoet niet langer aan de klassevoorschriften door: (a) (b) (c) (d)
gebruik van uitrusting die niet voldoet aan beperkingen in de klassevoorschriften, gebruik van uitrusting die niet voldoet, of die er de oorzaak van is dat de boot niet voldoet, aan de beperkingen die zijn vastgelegd op het certificaat. verandering of reparatie van uitrusting die volgens het meetformulier(en) moet worden gemeten, behalve waar dit is toegestaan door de klassevoorschriften. een verandering van de klassevoorschriften die tot gevolg heeft dat gebruikte uitrusting niet meer gebruikt mag worden, behalve wanneer de uitrusting in overeenstemming kan zijn met de klassevoorschriften die golden ten tijde van de eerste fundamentele meting.
A.14
HER- CERTIFICERING
A.14.1
Voor een romp kan een nieuw certificaat worden afgegeven, met de data van eerste en nieuwe fundamentele meting voor zover van toepassing: (a) WANNEER EEN CERTIFICAAT ONGELDIG WORDT DOOR VERANDERING VAN EIGENDOM en de nieuwe eigenaar een verzoek doet aan de certificerende autoriteit in het land waar de romp zal worden geregistreerd. De aanmelding zal vergezeld gaan van het oude certificaat en de her- certificeringkosten, IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
6
voor zover vereist. In het geval van een geïmporteerde romp zal de certificerende autoriteit het meetformulier(en) opvragen bij de vorige certificerende autoriteit en een nieuw romp registratienummer zal worden verstrekt. (b) WANNEER EEN CERTIFICAAT IS INGETROKKEN, OF WANNEER HET CERTIFICAAT EN MEETFORMULIER(EN) ONVINDBAAR ZIJN en fundamentele meting zoals vereist voor eerste certificering is uitgevoerd. A.14.2
Een boot die niet meer aan de klassevoorschriften voldoet, kan daar weer mee in overeenstemming worden gebracht: (a) WANNEER DE BEPERKINGEN DIE DE UITRUSTING BETREFFEN IN DE KLASSEVOORSCHRIFTEN STAAN door een fundamentele meting van de betreffende uitrusting uit te voeren, (c) WANNEER DE BEPERKINGEN DIE DE UITRUSTING BETREFFEN OP HET CERTIFICAAT STAAN Door een fundamentele meting van de betreffende uitrusting uit te voeren zoals vereist wordt voor eerste certificering.
Sectie B - Boot Toelating Om aan wedstrijdzeilen te mogen deelnemen, moet worden voldaan aan de reglementen in deze sectie B.1
CERTIFICAAT
B.1.1
De romp zal een geldig certificaat hebben.
B.1.2
Een certificaat dat is uitgegeven voor de datum van inwerkingtreding van deze klassevoorschriften blijft geldig totdat een van de criteria van A.12.1 van toepassing is.
B.2
STICKER VAN DE KLASSEORGANISATIE
B.2.1
Een geldige sticker van de klasseorganisatie, indien vereist door de NCA of de ICA, zal op een opvallende plaats op de romp worden geplakt.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
7
DEEL II – VERPLICHTINGEN EN BEPERKINGEN De bemanning en de boot zullen tijdens het wedstrijdzeilen aan de reglementen van Deel II voldoen. Metingen om de overeenstemming met de reglementen van Sectie C vast te stellen zijn geen onderdeel van de fundamentele meting. De reglementen van Deel II zijn gesloten klassevoorschriften. Meting zal uitgevoerd worden in overeenstemming met de ERS behalve waar daarvan in dit Deel wordt afgeweken.
Sectie C – Bepalingen voor Wedstrijdzeilen C.1
ALGEMEEN
C.1.1
REGLEMENTEN De volgende ERS regels zullen niet van toepassing zijn: (a) B.7.1 Grootzeil-, Fokke- en Bezaanbomen die aan een mast zijn bevestigd. (b) B.7.2 Fokkebomen.
C.2
BEMANNING
C.2.1
BEPERKINGEN De bemanning zal uit 1 persoon bestaan.
C.3
RECLAME
C.3.1
BEPERKINGEN Op de boot zullen slechts zodanig reclame uitingen zijn aangebracht zoals toegestaan door de ISAF Reclame Code, Categorie C.
C.4
BOOT
C.4.1
AFMETINGEN Met de boot drijvend in zoet water: minimaal maximaal Diepgang..................................................................................370 mm…..420 mm De diepte van de romp vanaf de waterlijn................................................. 60 mm Lengte van de romp............................................................................... 1.000 mm
C.4.2
GEWICHT minimaal Het gewicht van de boot in droge toestand zonder Windvaantje, indien gebruikt..............................................4.000 g
C.4.3
CORRECTIE GEWICHT(EN) Correctiegewicht(en), indien gebruikt, zullen om te voldoen aan C.4.2 worden vastgemaakt in of op de romp.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
8
C.5
ROMP
C.5.1
IDENTIFICATIE Het romp registratienummer met een minimum hoogte van 20mm zal duidelijk en leesbaar worden aangebracht op de buitenzijde van de rompschaal of het dek.
C.5.2
ONDERHOUD Routine onderhoud aan de romp zoals het verwijderen en toevoegen van beslag en afstandsbesturing, vervangen van afdichtingen van openingen in de romp, het aanbrengen van verf, polijsten, glad maken enz. is toegestaan zonder hermeting en her-certificering op voorwaarde dat overeenstemming met D.2 niet is aangetast.
C.5.3
AFSTANDSBESTURING GEBRUIK (a) De roerservo zal alleen het roer bedienen. (b) De schootlier of -servo zal alleen de grootschoot en de fokkeschoot bedienen. (c) Behalve ten behoeve van servo positionerings informatie, zullen geen radiosignalen vanaf de boot worden uitgezonden.
C.6
ROMP APPENDAGES
C.6.1
ONDERHOUD De romp appendages mogen worden veranderd na een fundamentele meting, zonder een nieuwe fundamentele meting te ondergaan, op voorwaarde dat overeenstemming met E.3 is niet aangetast.
C.6.2
BEPERKINGEN Behalve wanneer een romp appendage verloren of onherstelbaar beschadigd is, zal gedurende een evenement slechts 1 kiel en 1 roer gebruikt worden. Vervanging is slechts toegestaan na toestemming van het wedstrijdcomité. Tenzij de romp appendage is verloren gegaan, zal het wedstrijdcomité elke meetband van uitrusting die op de romp appendage die is vervangen is aangebracht, verwijderen of ongeldig maken.
C.6.3
GEBRUIK (a) De kiel zal in relatie tot de romp niet bewegen of roteren, behalve door vervorming ten gevolg van doorbuigen. (b) De romp appendages zullen niet buiten de buitenkant van de romp uitsteken.
C.6.4
GEWICHT minimaal maximaal Kiel, zonder bevestigingsmaterialen aan de romp.................2.200 g.....2.500 g Roer, inclusief roerkoning ............................................................................75 g
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
9
C.7
TUIGAGE
C.7.1
BEPERKINGEN Behalve wanneer een deel verloren of onherstelbaar beschadigd is, mag 1 mast, 1 giek en 1 fokkeboom, voor elk van de drie tuigen, tijdens een evenement worden gebruikt. Vervanging kan slechts plaatsvinden met toestemming van het wedstrijdcomité. Tenzij een buis is verloren gegaan, zal het wedstrijdcomité elke meetband van uitrusting dat op de buis die is vervangen is aangebracht, verwijderen of ongeldig maken.
C.7.2
GEBRUIK De tuigage zal niet buiten de voor- en achterkant van de romp uitsteken.
C.7.3
TOEGEVOEGDE GEWICHTEN (a) Gewichten mogen in en/of aan een mast buis onder het laagste punt worden bevestigd. (b) Zulke gewichten mogen op ieder moment worden verwijderd of toegevoegd in overeenstemming met C.4.1 en C.4.2.
C.7.4
MAST (a) AFMETINGEN minimaal maximaal Laagste punt tot dek meetband zoals gedefinieerd in D.1.5 ....................................................................60 mm ....100 mm Binnen deze limieten, is de variatie in hoogte van het laagste punt voor elk tuig............................................................ + 5 mm De mast buis doorbuiging tussen het laagste punt en het hoogste punt................................................................................. niet beperkt (b) GEBRUIK De positie waar van de mast buis wordt geplaatst is vrij.
C.7.5
BOMEN AFMETINGEN minimaal maximaal De giek buis doorbuiging gemeten tussen punten aan de bovenkant van de buis op 10 mm van elk uiteind...........................................3 mm
C.7.6
STAAND WANT GEBRUIK Het draaipunt van de fokkeboom zal aan de romp bevestigd worden op ongeveer de middellijn van de romp. De uitlijning van het draaipunt tussen de romp en de fokkeboom zal alleen bepaald worden door de spanning van het want. IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
10
C.7.7
LOPEND WANT GEBRUIK (a) De grootschoot en de fokkeschoot mogen worden bediend door een schoot bedieningslijn die aan de lier of servo is bevestigd. (b) Het bovenste eind van elke dirk zal worden bevestigd aan het fokkeval en/of -stag, of hun mast buis beslag(en). (c) Een dirk restrictielijn die bevestigd is aan, of om de dirk heengedraaid is, mag worden vastgemaakt aan en/of heengedraaid worden om een of alle van het volgende: dirk, fok, fokkeval, fokkestag. (d) Een grootzeil halshoek controle lijn mag om of door de mast buis, de giek buis en/ of hun beslagen worden geleid.
C.8
ZEILEN
C.8.1
ONDERHOUD
C.8.2
Routine onderhoud zoals vervangen van zeillatten en verstevigingen over beschadigde oppervlakken is toegestaan zonder her- meting en hercertificering. . BEPERKINGEN Behalve wanneer een zeil is verloren gegaan of onherstelbaar beschadigd is, zal niet meer dan 1 grootzeil en 1 fok, voor elk tuig, worden gebruikt tijdens een evenement. Vervanging mag alleen plaatsvinden met toestemming van het wedstrijdcomité. Tenzij het zeil is verloren gegaan, zal het wedstrijdcomité elke meetband van uitrusting die aan het zeil is bevestigd dat is vervangen, verwijderen of ongeldig maken.
C.8.3
IDENTIFICERINGS TEKENS De identificerings tekens zullen in overeenstemming zijn met de RRS zijn aangebracht.
C.8.4
GEBRUIK ( a ) ALGEMEEN (1) (2)
Een zeil van een tuig zal niet worden gebruikt met een ander tuig. Een zeil mag niet alleen worden gebruikt, behalve wanneer het andere zeil van dat tuig verloren is gegaan of beschadigd is tijdens de wedstrijd.
( b ) GROOTZEIL (1) De halshoek punt zal niet meer dan 25 mm voor het voorste punt van de giek buis bevestigd worden en de schoothoek punt zal niet meer dan 25 mm achter de achterkant van de giek buis worden aangeslagen. (2) Elk voorlijk touw of alle voorlijk glijders zullen in een mast buis rail lopen IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
11
(3) Voorlijk dubbelingen mogen een mast buis jackstay omsluiten. (c) FOK (1) Een lijn, getrokken door de halshoek punt en de tophoek punt, zal de voorkant van de mast buis doorsnijden onder de onderkant van de fokkestag meetband aan de voorkant van de buis, wanneer de fokkeboom buis op de middellijn van de romp staat. (2) De halshoek punt zal niet meer dan 25 mm voor het voorste punt van de fokkeboom buis bevestigd worden en de schoothoek punt zal niet meer dan 25 mm achter de achterkant van de fokkeboom buis worden aangeslagen. (3) Voorlijk dubbelingen mogen het fokkestag omsluiten (4) Elke voorlijkglijder zal aan de fokkestag worden aangeslagen.
Sectie D - Romp D.1
ALGEMEEN
D.1.1
REGLEMENTEN De romp moet ofwel in overeenstemming zijn met de klassevoorschriften die golden ten tijde van de eerste fundamentele meting of voldoen aan de huidige klassevoorschriften
D.1.2
CERTIFICERING Zie regel A.11.
D.1.3
BOUWERS (a) Er is geen bouwlicentie nodig voor rompen die in overeenstemming met D.2.1 zijn gebouwd. (b) Er kan een bouwlicentie worden verstrekt aan commerciële bouwers die massa productie methoden willen gebruiken om de kosten van rompen te verlagen, maar die niet in overeenstemming zijn met D.2.1. Zo’n licentie zal gebaseerd zijn op een bouw specificatie die door de ICA en de ISAF-RSD is goedgekeurd en op een contract tussen ISAF-RSD en de bouwer.
D.1.4
IDENTICIFICERING Het romp registratienummer zal worden aangebracht op een makkelijk zichtbare plaats op een niet-verwijderbaar deel van de romp, uitgezonderd beslagen en correctie gewichten, op een van de volgende manieren: beschilderen, graveren, lijmen, in-lamineren.
D.1.5
DEK MEETBAND De dek meetband zal worden aangebracht op de middellijn van de romp, in de nabijheid van de mast positie. Deze zal tenminste een diameter hebben van 5 mm .
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
12
D.2
ROMP
D.2.1
MATERIALEN (a) Onder voorbehoud van (b) en (c), zal de romp, uitgezonderd beslagen en afstandsbesturing, maar inclusief alle ondersteuningen en houders voor deze delen, gemaakt zijn van en verbonden zijn door een of meer van de volgende materialen: (1) metaal, (2) hout; op hout gebaseerde producten die slechts toegestane materialen bevatten, (3) glasvezelversterkte kunststof, (4) lijm, (5) lak; verf, (6) plakfolie afdekmateriaal dat door vezels kan zijn versterkt, (7) elastisch materiaal, (8) thermoplasten, die mogen worden gelamineerd en die uitsluitend toegestane materialen mogen bevatten. (b) In glasvezelversterkte kunststof: (1) is een buitenste gelcoatlaag is toegestaan die mag zijn ingekleurd, (2) is een verflaag aan de buitenkant toegestaan, (3) zal de lamineerhars niet ingekleurd zijn, (4) zal de versterking van glasvezel zijn in een van de volgende uitvoeringen: roving, band, chopped strand mat en geweven doek, (5) zal de binnenzijde niet worden voorzien van een afdeklaag om nietdestructief onderzoek ter controle van het gebruikte materiaal mogelijk te maken. (c) Met uitzondering van elastische materialen, zullen materialen niet in uitgezette, geschuimde, honingraat vorm bestaan. (d) Niet door (a) en (b) beperkt: (1) mag een bouwers logo worden aangebracht, (2) zal het romp registratienummer worden aangebracht.
D.2.2.
CONSTRUCTIE De constructie is vrij maar onderworpen aan het volgende: (a) De romp zal een enkelromp zijn. (b) Behalve kasten voor kiel en roer, zal de romp geen: (1) gaten in de waterlijn en/of het onderwaterprofiel hebben, (2) holtes aan de buitenkant en/of het onderwater profiel hebben die groter zijn dan 3mm, (3) overdwarse holtes in de onderkant van de romp hebben die groter zijn dan 3mm wanneer ze evenwijdig aan de waterlijn worden gemeten zoals in figuur H.2. (c) De voorste 10 mm van de romp zal uit elastisch materiaal bestaan. (d) Het roer zal aan de romp worden bevestigd achter de plaats waar de kiel is bevestigd. IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
13
D.2.3
BESLAGEN Beslagen zijn niet beperkt behalve dat: (a) Beslagen die kunnen bijdragen aan de stijfheid en/of de sterkte en/of de waterdichtheid van de romp zullen bestaan uit materialen die toegestaan zijn door D.2.1. (b) Kogel- en/of rollagers kunnen worden gebruikt voor: schootgeleiding blokken, giekschootblokken, fokkeboomblokken. (c) Beslagen niet buiten de rompschaal of dek zullen uitsteken.
D2.4
AFSTANDBESTURINGSAPPARATUUR (a) Het volgende is toegestaan: (1) 1 ontvanger (2) 1 roerservo (3) 1 lier of schoot servo (4) Batterijcellen samengevoegd tot een of meer accupaketten. (5) Elektriciteit draad, stekkers en schakelaars. (b) De roerservo en de lier of schootservo mogen kogel en/of rollagers bevatten. (c) Afstandsbesturingapparatuur mag worden vastgemaakt door gebruik te maken van haken en lussen en/of materialen genoemd in D.2.1(a).
Sectie E- Romp Appendages E.1
ONDERDELEN
E.1.1
VERPLICHT (a) Kiel, die mag bestaan uit een kielvin en een ballast gewicht. (b) Roer
E.2
ALGEMEEN
E.2.1
REGELS Rompappendages zullen voldoen aan de huidige klassevoorschriften.
E.2.2
BOUWERS Er is geen licentie vereist.
E.3.
KIEL EN ROER
E.3.1
MATERIALEN Materialen zullen geen soortelijke massa hebben die hoger is dan lood ( 11.300 kg/m3).
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
14
E.3.2
CONSTRUCTIE De constructie is niet beperkt onder voorbehoud van het volgende: (a) De kiel en het roer zullen van de romp los te nemen zijn. (b) De kiel en het roer zullen niet (1) met elkaar verbonden zijn (2) zelf uit bewegende delen bestaan (3) voorzien zijn van openingen waardoor tijdens het gebruik water kan stromen.
E.4
KIEL
E.4.1
AFMETINGEN minimaal maximaal De grootste dikte, behoudens de onderste 60 mm …………..................20mm
SECTIE F - Tuig F.1 F.1.1
ONDERDELEN VERPLICHT (a) Mast. (b) Giek. (c) Fokkeboom. (d) Staand want. (e) Lopend want. (f) Beslagen.
F.2
ALGEMEEN
F.2.1
REGELS Tuigen zullen voldoen aan de geldende klassevoorschriften.
F.2.2
FABRIKANTEN Er is geen licentie vereist.
F.2.3
BEPERKINGEN De functie van onderdelen zal worden beperkt tot de normale functie van soortgelijke onderdelen.
F.2.4
CONSTRUCTIE (a) (b) (c)
Beslagen en/of bedieningslijnen mogen worden gecombineerd zolang hun functie niet uitgaat boven wat is toegestaan. De plaats van onderdelen, en de lengte en spanning van het want, mag verstelbaar zijn tenzij op een andere manier beperkt. Kogel- en/of rollagers mogen gebruikt worden voor: giekneerhouderbeslag; lummelbeslag; giekschootblokken; fokkeboomschootblokken; fokkeboomwartel.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
15
F.3
MAST
F.3.1
MATERIALEN (a) De buis zal een aluminium legering van type 2024, 6005, 6061, 6063, 6082 of 7075, of van hout zijn. (b) Andere toegestane materialen in de buis zijn: lijm; verf; poedercoating; vernis; was. Een buis van een aluminium legering mag geanodiseerd zijn.
F.3.2
CONSTRUCTIE (a) Een mastpaal constructie is toegestaan en, indien gebruikt, zal dit worden beschouwd als onderdeel van de mast. (b) Tussen het laagste punt en het hoogste punt, zal de buis doorsnede: (1) aan de buitenkant een cirkel vorm hebben (2) constant zijn binnen de toleranties toegestaan door F.3.4, behoudens de volgende toegestane zaken: een interne zeilgroef, plaatselijke uitsparingen om een voorlijk touw of -sledes in te voeren, openingen voor beslagen en/of want, interne en/of externe buis koppelstukken. (c) Meetbanden mogen op de volgende manieren worden aangebracht: (1) verf (2) plakband (3) beslagen
F.3.3
BESLAGEN (a) VOORGESCHREVEN (1) Groootzeilval beslag of opening. (2) Wantputting(en) of opening(en). (3) Lummelbeslag. (4) Giekneerhouder beslag. (b) TOEGESTAAN (1) Windvaan en/of haar beslag. (2) Achterstag kraan en haar beslag. (3 ) Fokkestag beslag of opening. (4) Fokkeval beslag of opening. (5) Stel zalingen en haar beslag(en) en/of opening(en). (6) Mast buis ringen en/of lussen om het grootzeil voorlijk aan de buis vast te maken. (7) Grootzeil jackstay beslagen. (8) Grootzeil halshoek beslag(en). (9) Maststeun en haar beslag. (10) Onderwant beslag(en). (11) Dek beslag. (12) Mastvoetbeslag met of zonder stelschroef. (13) Toegevoegde gewichten.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
16
(c) CONSTRUCTIE (1) Een grootzeilval beslag mag bestaan uit een deel dat met het zeil meedraait om een as die zich binnen of buiten de buiswand bevindt. (2) De giek buis en de giekneerhouder draaipunten zullen zich aan de achterzijde van de mast buis bevinden in de nabijheid van deze draai punten. F.3.4
AFMETINGEN minimaal maximaal Laagste punt tot hoogste punt Mast 1………................................................................…………….......1.600 mm Mast 2....................................................................................................1.180 mm Mast 3..................................................................................................... 880 mm Laagste rand van de fokkestag meetband aan de voorkant van de buis tot hoogste punt Mast 1..................................................................................220 mm Mast 2..................................................................................160 mm Mast 3..................................................................................120 mm Hoogte van het onderwant aangrijpingspunt boven de onderste punt van de mastvoet..... ..................................................100 mm Buis tussen laagste punt en hoogste punt, exclusief zaken toegestaan door F.3.2(b): doorsnede.....................................................................10,6 mm verschil tussen de grootste en de kleinste doorsnede ...........................................................................................0,3 mm voor een aluminium buis, het verschil tussen de grootste en de kleinste wanddikte maat van de buis......................................................................................................0,1 mm Lengte van buis koppelstukken.................................................................. 100 mm Totale lengte van plaatselijke uitsparingen tussen laagste punt en hoogste punt .........................................................100 mm Meetband breedte…………......................................................3 mm...........10 mm
F.4
GIEK EN FOKKEBOOM
F.4.1
MATERIALEN (a) Buizen zullen van een aluminium legering zijn van type 2024, 6005, 6061, 6063, 6082 of 7075, 7068 of 7178, of van hout. (b) Andere toegestane materialen in de buis zijn: lijm, vernis, verf, was, poedercoating. Een buis van een aluminium legering mag geanodiseerd zijn.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
17
F.4.2
CONSTRUCTIE De buis doorsnede zal constant zijn binnen de toleranties toegestaan door F.4.5 behalve voor (a) de laatste 10 mm aan elk uiteinde, (b) openingen voor beslagen en wanten.
F.4.3
GIEKBESLAGEN (a) VOORGESCHREVEN (1)Grootzeil schoothoek beslag(en). (2)Grootzeil schoot beslag(en) (3)Giekneerhouder beslag. (b) TOEGESTAAN (1)Grootzeil halshoek beslag(en) (2)Lummelbeslag
F.4.4
FOKKEBOOM BESLAGEN (a) VOORGESCHREVEN (1) Fokke halshoek en schoothoek beslagen. (2) Fokkeschoot beslag(en) (3) )Draaipunt en haar beslag(en) (b) TOEGESTAAN (1) Fokkestag beslag(en) of opening. (2) Dirk beslag(en) of opening. (3) Contragewicht en haar bevestiging.
F.4.5
AFMETINGEN minimaal maximaal Buis, exclusief zaken toegestaan door F.4.2: grootste buitenmaat....................................................................................20 mm verschil tussen de kleinste en de grootste buitenmaat langs de buis……........................................................................... ...0,5 mm voor een aluminium buis, het verschil tussen de grootste en de kleinste wanddikte langs de buis.. …...........................0,1 mm
F.5
STAAND WANT
F.5.1
MATERIALEN Behalve de uiteinden en het fokkeboom draaipunt, zal het staand want bestaan uit staal en/of kunststof.
F.5.2
CONSTRUCTIE (a) VOORGESCHREVEN (1) Paar stagen. (2) Achterstag. (3) Fokkeboom draaipunt.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
18
(b) TOEGESTAAN (1) Paar onderwanten indien geen maststeun is geplaatst. (2) Een fokkestag van minder dan 1 mm doorsnee. (3) Een mast buis jackstay van minder dan 1 mm in doorsnee. F.5.3
BESLAGEN TOEGESTAAN (a) Eindstukken. (b) Lengte- en spanning verstellingen.
F.6
LOPEND WANT
F.6.1
MATERIALEN Materialen zijn vrij.
F.6.2
CONSTRUCTIE (a) VOORGESCHREVEN (1) Grootschoot. (2) Giekneerhouder. (3) Fokkeval, indien een fokkestag niet is geplaatst. (4) Fokkeschoot. ( b) TOEGESTAAN (1) Grootzeilval. (2) Grootzeil schoothoek controlelijn. (3) Grootzeil halshoek controlelijn. (4) Fokkeval. (5) Fok schoothoek controlelijn. (6) Fok halshoek controlelijn. (7) Fokkeboom dirk. (8) Fokkeboom dirk begrenzinglijn.
F.6.3
BESLAGEN TOEGESTAAN (1) Eindstukken. (2) Lengte en spanning verstellingen. (3) Giek schootblokken, fokkeboom schootblokken.
Sectie G – Zeilen G.1
ONDERDELEN
G.1.1
VOORGESCHREVEN (a) Grootzeil. (b)Fok.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
19
G.2.
ALGEMEEN
G2.1
VOORSCHRIFTEN Zeilen zullen voldoen aan de klassevoorschriften die van kracht waren ten tijde van de eerste fundamentele meting.
G.2.2
CERTIFICERING (a ) De officiële meter zal zeilen in de halshoek certificeren en zal elk zeil voorzien van de datum van de fundamentele meting. (b) De MNA kan een of meerdere personen bij een zeilmaker benoemen om zeilen te meten en te certificeren die door die zeilmaker worden gemaakt. Voor dat doel zal een speciale licentie worden afgegeven.
G.2.3
ZEILMAKERS Er is geen licentie vereist.
G.2.4
DEFINITIES Zeillat zak punt. De zeillat zak punt wordt gedefinieerd als de kruising van de verlengde middellijn van de zeillat zak, of zeillat indien er geen zeillat zak is aangebracht, en het achterlijk.
G.2.5
METING (a) Tijdens meting: (1) behoeven zeillatten niet te worden verwijderd. (2) mogen grootzeilen waarvan het voorlijk niet in een mast buis rail wordt gevoerd, aan de buis worden bevestigd. (3))is het niet nodig een fokkestag en grootzeil mast buis jackstay te verwijderen. (b) Indien een grootzeil een voorlijk van touw heeft, zal het voorlijk worden bepaald door de achterkant van dat touw. (c) Voorlijk glijders zullen buiten beschouwing worden gelaten wanneer zeil maten worden gemeten onder voorwaarde dat hun totale lengte, langs het voorlijk gemeten, niet meer bedraagt dan 10% van de voorlijk lengte.
G.3
GROOTZEIL
G.3.1
CONSTRUCTIE (a) VOORGESCHREVEN 1. De constructie zal bestaan uit: flexibel zeil, enkel laags zeil. 2. De zeil body zal geheel bestaan uit dezelfde laag en uit niet meer dan vier banen, aan elkaar gezet door naden. 3. Naden zullen niet meer dan 10 mm afwijken van een rechte lijn tussen het voorlijk en het achterlijk. 4. Het zeil zal voorzien zijn van 3 zeillat zakken, of zeillaten indien er geen IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
20
zeillat zakken zijn geplaatst, aan het achterlijk. 5. Het achterlijk zal niet uitsteken achter rechte lijnen tussen: (i) de achterste punt van de tophoek en de dichtstbijzijnde zeillatzak punt. (ii) opvolgende zeillat zak punten. (iii) de schoothoek punt en de dichtstbijgelegen zeillat zak punt. hierbij worden de zeillat zak punten gedefinieerd als in G.2.4. 6. Het onderlijk zal niet uitsteken onder een rechte lijn tussen de halshoek punt en de schoothoek punt. 7. Klasseteken. (b) TOEGESTAAN (1) Dubbelingen aan het voorlijk kunnen een sleuf vormen voor een mast buis jackstay. (2) Een of twee ogen en/of openingen nabij de tophoek. (3) Een oog en/of openingen nabij zowel de schoothoek als de halshoek. (4) Openingen in het voorlijk voor mast buis ringen en/ of lussen voor mast buis jackstay beslagen. (5) Voorlijk touw. (6) Voorlijk rail glijders. (7) Voorlijk beslagen voor mast buis ringen en/of lussen. (8) Voorlijk beslagen voor mast buis jackstay. (9) Primaire versterking gespecificeerd bij G.3.3. (10) Secundaire versterking gespecificeerd bij G.3.3. (11) Tell tales. (12) Niet meer dan drie zeilprofiel indicatiestrepen, aangebracht door middel van verf of inkt. (13) Logo’s van de zeilmaker. G.3.2
CONSTRUCTIE TECHNIEKEN (a) Slechts de volgende constructie technieken zullen worden toegepast in het geval onderdelen worden samengevoegd of toegevoegd zoals toegestaan in G.3.1 en G.3.3: lassen; lijmen; omwikkelen met plakband/ zelfklevende materialen; naaisteken. (b) Met uitzondering van naaisteken, zullen de samenvoegtechnieken gebruikt bij naden niet uitsteken buiten de randen van de naad.
G.3.3
AFMETINGEN minimaal
maximaal
Achterlijklengte: Grootzeil 1 Grootzeil 2 Grootzeil 3
1.610 1.200 910
mm mm mm
1.620 1.210 920
mm mm mm
Onderlijk lengte: Grootzeil 1 Grootzeil 2 Grootzeil 3
350 340 310
mm mm mm
360 350 320
mm mm mm
305
mm
315
mm
Breedte op ¼ hoogte: Grootzeil 1
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
21
Grootzeil 2 Grootzeil 3
295 265
mm mm
305 275
mm mm
Breedte op ½ hoogte: Grootzeil 1 Grootzeil 2 Grootzeil 3
235 225 205
mm mm mm
245 235 215
mm mm mm
Breedte op ¾ hoogte: Grootzeil 1 Grootzeil 2 Grootzeil 3
135 130 115
mm mm mm
145 140 125
mm mm mm
Tophoek breedte .........................................................................20
mm
Primaire versterking: van dichtstbijzijnde zeil hoek meet punt................................125 Secundaire versterking: van dichtstbijzijnde zeil hoek meet punt.................................125 voor zeilversterkingen..............................................................50 bij voorlijk beslagen, voorlijk glijders en/of voorlijk openingen.................................................................20 Dubbelingen breedte.. .....................................................15 Naad breedte ...............................................................................15 Naad tot het dichtstbijzijnde zeil hoek meet punt...........................................150 mm Lengte van de zeillatten: midden en onder.......................................................................100 boven..........................................................................................75 Breedte van de zeillatten................................................................10 Zeillat zak lengte buitenmaat: midden en onder.......................................................................120 boven........................................................................................ 95 Zeillat zak breedte buitenmaat:.....................................................25 Zeillat zak punt, zoals gedefinieerd in G.2.4, tot het dichtstbijzijnde punt aan het achterlijk.............................. ..... 20 Grootste zeil oog diameter..............................................................10 Met uitzondering van de voorlijk glijders, de grootste afmeting van het voorlijk beslag………................10 Zeilprofiel indicatiestrepen, breedte.................................................30 G.4
FOK
G.4.1
CONSTRUCTIE
mm mm mm mm mm mm
mm mm mm mm mm mm mm mm mm mm
(a) VOORGESCHREVEN (1) De constructie zal bestaan uit: flexibel zeil, enkel laags zeil. (2) De zeil body zal geheel bestaan uit dezelfde laag en uit niet meer dan drie banen, aan elkaar gezet door naden. (3) Naden zullen niet meer dan 10 mm afwijken van een rechte lijn tussen het voorlijk en het achterlijk. IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
22
(4) Het achterlijk zal niet uitsteken achter een rechte lijn tussen de achterste punt van de tophoek en de schoothoek punt. (5) Het onderlijk zal niet uitsteken onder een rechte lijn tussen de halshoek punt en de schoothoek punt. (b) TOEGESTAAN (1) Dubbelingen aan het voorlijk kunnen een sleuf vormen voor een fokkestag. (2) Een of twee ogen en/of openingen nabij de tophoek. (3) Een oog en/of openingen nabij zowel de schoothoek als de halshoek. (4) Fokkestag glijders of lussen. (5) Primaire versterking gespecificeerd bij G.4.3. (6) Secundaire versterking gespecificeerd bij G.4.3. (7) Niet meer dan twee zeillat zakken, of zeillatten indien er geen zeillat zakken zijn geplaatst, nabij het achterlijk. (8) Tell tales. (9) Niet meer dan twee zeilprofiel indicatiestrepen, aangebracht door middel van verf of inkt. (10) Logo’s van de zeilmaker. G.4.2
CONSTRUCTIE TECHNIEKEN (a) Slechts de volgende constructie technieken zullen worden toegepast in het geval onderdelen worden samengevoegd of toegevoegd zoals toegestaan in G.4.1 en G.4.3: lassen; lijmen; omwikkelen met plakband/ zelfklevende materialen; naaisteken (b) Met uitzondering van naaisteken, zullen de samenvoegtechnieken gebruikt bij naden niet uitsteken buiten de randen van de naad.
G.4.3
AFMETINGEN minimaal maximaal Voorlijklengte: fok 1..............................................................................1.320 mm.....1.330 mm fok 2.................................................................................980 mm........990 mm fok 3.................................................................................730 mm........740 mm Achterlijklengte: fok 1................................................................ ……… 1.245 mm......1.255 mm fok 2............................................................................ ...900 mm........910 mm fok 3 ...............................................................................655 mm........665 mm Onderlijklengte: fok 1............................................................................... 375 mm........385 mm fok 2.................................................................................340 mm........350 mm fok 3.................................................................................290 mm........300 mm Breedte op ½ hoogte: fok 1.................................................................................185 mm........195 mm fok 2.................................................................................165 mm. ......175 mm fok 3.................................................................................140 mm........150 mm Tophoek breedte……...................................................................................20 mm Primaire versterking: van dichtstbijzijnde zeilhoek meetpunt… .............................................125 mm Secundaire versterking: van dichtstbijzijnde zeilhoek meetpunt… .............................................125 mm voor zeilversterkingen............................................................................50 mm nabij fokkestag glijders en/of lussen.........................................................20 mm Dubbelingen breedte...................................................................................15 mm IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
23
Naadbreedte.................................................................................................15 mm Naad tot dichtstbijzijnde zeilhoek meetpunt...............100 mm Zeillat lengte..................................................................................................75 mm Zeillat breedte................................................................................................10 mm Zeillat zak lengte buitenmaat.......................................................................95 mm Zeillat zak breedte buitenmaat.....................................................................25 mm Schoothoek punt naar laagste zeillat zak punt, zoals gedefinieerd in G.2.4: fok 1......................................................................400 mm................430 mm fok 2......................................................................285 mm................315 mm fok 3......................................................................205 mm................235 mm Schoothoek punt tot hoogste zeillat zak punt, zoals gedefinieerd in G.2.4: fok 1.......................................................................820 mm...............850 mm fok 2.......................................................................590 mm...............620 mm fok 3.......................................................................425 mm...............455 mm Grootste zeiloog diameter............................................................................ 10 mm Zeilprofiel indicatiestreep breedte.................................................................30 mm
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
24
DEEL III – AANHANGSELS Sectie H- Tekeningen H.1
KLASSE TEKEN
H.2
DWARSSCHEEPSE ROMPHOLTES Regel D.2.2 (b) (3) De romp zal geen dwarsscheepse holtes in de onderkant van de romp oppervlakte hebben die groter zijn dan 3 mm wanneer ze evenwijdig aan de waterlijn worden gemeten.
In werking getreden
: 15 mei 2003
Vertaald uit het Engels door Wim Bakker in februari 2007. ©2007, Dutch International One Metre Class Association (DIOMCA) Voorgaande, Engelstalige, versies: maart 1988, maart 1989, mei 1992, aangepast juni 1994, juni 1995,1 maart 2002, © 2003, International Sailing Federation
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
NB: op 15 oktober 2006 zijn door de IOMICA een aantal voorstellen voor wijziging van deze klassevoorschriften ter goedkeuring aan de ISAF- RSD gezonden. Zodra de wijzigingen zijn goedgekeurd zullen deze in een nieuwe versie worden ondergebracht.
IOM Klassevoorschriften 2003 v.2 vertaald uit het Engels © 2007 DIOMCA
25