Intercommunautaire uitwisselingen tussen scholen Evaluatie van de projecten ondersteund door het Prins Filipfonds
Beheerd door de Koning Boudewijnstichting
Intercommunautaire uitwisselingen tussen scholen Evaluatie van de projecten ondersteund door het Prins Filipfonds
Wouter Van den Berghe, Studie- en Adviesbureau Tilkon
Beheerd door de Koning Boudewijnstichting
COLOFON
Prins Filipfonds - Fonds Prince Philippe Intercommunautaire uitwisselingen tussen scholen Evaluatie van de projecten ondersteund door het Prins Filipfonds Cette publication est également disponible en français sous le titre: Echanges intercommunautaires entre écoles. Evaluation des projets soutenus par le Fonds Prince Philippe Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel AUTEUR COÖRDINATIE VOOR DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING
Wouter Van den Berghe, Studie- en Adviesbureau Tilkon Guido Knops, directeur Benoît Fontaine, adviseur, secretaris van het Prins Filipfonds Greet Massart, assistente Delphine Saudoyer, assistente
GRAFISCH CONCEPT VORMGEVING PRINT ON DEMAND
PuPiL Jean-Pierre Marsily Manufast-ABP vzw, een bedrijf voor aangepaste arbeid Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be Een afdruk van deze electronische uitgave kan (gratis) besteld worden: on line via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax +32-70-233 727
Wettelijk depot: ISBN-13: EAN: BESTELNUMMER:
D/2893/2009/38 978-90-5130-672-9 9789051306729 1941
September 2009 Met de steun van de Nationale Loterij
Voorwoord
Op initiatief van Z.K.H. Prins Filip werd in 1998 het Prins Filipfonds opgericht. Het Fonds wordt beheerd door de Koning Boudewijnstichting en begeleid door een bestuurscomité dat is samengesteld uit leden van de drie Gemeenschappen. Voorzitter van het Fonds is baron Luc Vansteenkiste. Het Prins Filipfonds heeft als doel bruggen te bouwen tussen de drie Gemeenschappen van België en ze dichter bij elkaar te brengen: de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap. Het is dan ook de ambitie van het Fonds om een ‘kruispunt van de drie Gemeenschappen van België’ te worden. Dit zijn de meer concrete doelstellingen van het Fonds: 1. Het aanmoedigen en ondersteunen (met name financieel) van Gemeenschapsoverschrijdende projecten in uiteenlopende domeinen: media, onderwijs, instellingen en verenigingen, ondernemingen… 2. Een ontmoetingsplatform zijn voor partners uit de verschillende Gemeenschappen om originele en specifieke vormen van samenwerking te helpen ontwikkelen. 3. Originele initiatieven van de andere kant van de taalgrens bekendmaken. 4. Het grote publiek laten kennismaken met een andere Gemeenschap. In deze context ondersteunt het Prins Filipfonds sinds 1998 uitwisselings initiatieven tussen Franstalige, Nederlandstalige en Duitstalige scholen. Dat initiatief wordt ontwikkeld in samenwerking met de drie ministers van Onderwijs, die het project cofinancieren. Om de impact van dit project te evalueren en het permanent te blijven verbeteren, heeft het Prins Filipfonds Wouter Van den Berghe van het bureau Tilkon verzocht een onderzoek te doen bij scholen die de jongste vijf jaar zijn geselecteerd. Er namen 110 scholen aan het onderzoek deel. De resultaten zijn bemoedigend. Ze geven aan dat de pedagogische effecten van deze uitwisselingsinitiatieven bijzonder gunstig zijn voor de leerlingen,
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
3
Voorwoord
vooral wat betreft het aanleren van de taal, de openheid voor andere culturen en het begrip voor een andere Gemeenschap. Ook de effecten bij de leerkrachten zijn belangrijk. In de komende jaren zal het Fonds deze uitwisselingsprojecten blijven ondersteunen en proberen het aantal beschikbare beurzen te verhogen om er nog meer scholen, leerlingen, directies en leerkrachten van te laten genieten. Het Fonds dankt Wouter Van den Berghe voor zijn kwaliteitsvolle werk.
Het Prins Filipfonds
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
4
Inhoud
Voorwoord…………………………………………………………………………………………………………… 3 Samenvatting……………………………………………………………………………………………………… 7 Synthèse……………………………………………………………………………………………………………… 10 Zusammenfassung……………………………………………………………………………………………… 13
1 Situering van de uitwisselingen en dit rapport……………………………………………… 17
1.1 De uitwisselingen tussen scholen ondersteund door
het Prins Filipfonds………………………………………………………………………………… 17
1.2 De evaluatie…………………………………………………………………………………………… 18
2 Profiel van de scholen die deelnemen aan de uitwisselingsprojecten… ……… 19
2.1 Aantal verschillende scholen en deelname…………………………………………… 19
2.2 Gemeenschap, onderwijsniveau en onderwijsnet………………………………… 21
2.3 Geografische spreiding… ……………………………………………………………………… 23
3 Profiel van de scholen die deelgenomen hebben aan de enquête… …………… 25
3.1 Algemene kenmerken…………………………………………………………………………… 25
3.2 Participatie aan de uitwisselingen………………………………………………………… 26
3.3 Historiek van de participatie… ……………………………………………………………… 28
4 Activiteiten van scholen binnen de uitwisselingsprojecten…………………………… 31
4.1 Identificatie / kennismaking met de partnerschool……………………………… 31
4.2 Soorten activiteiten binnen het uitwisselingsproject…………………………… 31
4.3 Situering te midden van de andere activiteiten van de scholen… ……… 34
5 Financiële aspecten en duurzaamheid van de uitwisselingsprojecten… ……… 37
5.1 Kosten… ………………………………………………………………………………………………… 37
5.2 Hypothese over mogelijk gewijzigde aanpak bij wijziging va de subsidies……………………………………………………………………………………… 40
5.3 Redenen om dit schooljaar geen uitwisselingsproject te hebben………… 43
6 Effecten van de uitwisselingen……………………………………………………………………… 45
6.1 Inleiding………………………………………………………………………………………………… 45
6.2 Effecten bij de leerlingen……………………………………………………………………… 45
6.3 Effecten bij de leraren…………………………………………………………………………… 47
6.4 Effecten op de school en bij de ouders………………………………………………… 48
6.5 Minder positieve aspecten… ………………………………………………………………… 49
7 Besluit… ………………………………………………………………………………………………………… 51 Bijlagen………………………………………………………………………………………………………………… 52
Prins Filipfonds
Bijlage 1: Lijst van de scholen en hun aantal deelnames in de periode 2004-2008… …………………………………………………………………………… 52
Bijlage 2: Enquête… ……………………………………………………………………………………… 66
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
5
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
6
Samenvatting
Situering Het Prins Filipfonds ondersteunt uitwisselingsprojecten tussen basis- en secundaire scholen van de verschillende Gemeenschappen. Aan het Studieen Adviesbureau Tilkon werd gevraagd om een evaluatie te maken van deze uitwisselingsprojecten. Deze evaluatie vond plaats in de periode februari-april 2009. Ze was gebaseerd op een analyse van gegevens over de uitwisselingsprojecten van de laatste vijf schooljaren en op een enquête bij de betrokken scholen. Aan de enquête werkten 110 scholen mee. Aantal uitwisselingsprojecten en deelnemende scholen De (afgeronde) kerngegevens over de uitwisselingsprojecten van de laatste vijf jaar zijn de volgende: — 400 uitwisselingsprojecten met twee partnerscholen, of dus 80 projecten per jaar. — 160 participaties van klassen per jaar. — 280 verschillende participerende scholen over vijf jaar. — 140 participerende scholen in 2008, waaronder 58 nieuwe scholen. — 50/50 verdeling van het aantal klasuitwisselingen tussen basisscholen en secundaire scholen, maar wel een groter aantal klassen per school in basisscholen dan in secundaire scholen. — Sterkere participatie uit het vrij dan uit het officieel onderwijs, vooral in secundaire scholen — De deelnemende scholen zijn goed verdeeld over heel het grondgebied, behalve in Vlaams-Brabant. Het gaat zowel om scholen in grote steden als in kleine dorpjes. — In een basisschool participeren gemiddeld 2 tot 3 klassen; in een secundaire school 1 tot 2. — Het cumulatief aantal deelnemende leerlingen per school varieert gemiddeld tussen 130 (Vlaams secundair onderwijs) en 410 (Franstalig basisonderwijs). Activiteiten binnen de uitwisselingsprojecten Twee soorten activiteiten vinden plaats in 70% van alle projecten: (1) organiseren van een gezamenlijke uitstap, een bezoek, een uitstap, … buiten de school; en (2) regelmatige contacten van de leerlingen via het internet doorheen het jaar. In ongeveer de helft van de projecten vinden de volgende activiteiten plaats: (3) uitwerken en uitvoeren van een gemeenschappelijk project; en (4) meerdaags bezoek met een klas aan de partnerschool (of omgekeerd) m.i.v. overnachtingen bij de families van de leerlingen. In zowat 30% van de projecten is (5) een eendagsbezoek met de leerlingen aan de partnerschool (of omgekeerd). In ongeveer één project op zeven is er ook (6) uitwisseling van leraren die lesgeven in een andere school.
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
7
Samenvatting
Scholen die al vier keer of meer hebben deelgenomen aan uitwisselingsprojecten doen meer meerdaagse bezoeken en overnachtingen en minder eendaagse bezoeken dan de scholen die aan minder uitwisselingen hebben deelgenomen. Ze werken ook meer aan een gemeenschappelijk project en stimuleren meer de contacten onder de leerlingen via het internet gedurende het schooljaar. Situering ten opzichte van andere activiteiten In zowat de helft van de scholen is het uitwisselingsproject van het Prins Filipfonds voor de betrokken klasgroep veruit het belangrijkste (buitenschoolse) project van het hele schooljaar. Het aantal buitenschoolse activiteiten ligt wel veel hoger in Vlaamse scholen. Kosten In ongeveer de helft van de scholen betekent het uitwisselingsproject geen meerkost voor de school: de kosten worden er gedragen door de subsidie van het Prins Filipfonds en de bijdrage door de leerlingen. Scholen die twee of meer keer hebben deelgenomen aan uitwisselingsprojecten organiseren meer bijkomende inkomstengenerende activiteiten dan scholen die voor de eerste maal deelnemen. De kostprijs voor de leerlingen varieert tussen nul en meer dan honderd euro. De bijdrage gevraagd aan leerlingen is hoger in het secundair onderwijs dan in het basisonderwijs, en hoger in Nederlandstalige dan in Franstalige scholen. Gemiddeld gaat de helft van de subsidie van het Prins Filipfonds naar de verplaatsingen van de leerlingen. Indien de scholen over meer subsidie zouden beschikken, dan zouden ze vooral meer activiteiten organiseren met hetzelfde aantal leerlingen, eerder dan het aantal leerlingen te verhogen. Duurzaamheid Eén school op de vier zou het uitwisselingsproject stopzetten bij een vermindering van de subsidie. Scholen die reeds verschillende keren hebben deelgenomen aan de activiteiten zijn veel minder geneigd om de uitwisselingen stop te zetten bij verminderde subsidie. Ze zouden ook meer bijkomende middelen zoeken om de activiteiten te financieren en goedkopere activiteiten organiseren. Een kleine helft van de respondenten ging akkoord met de stelling: “We vinden het uitwisselingsproject zodanig belangrijk dat we het zouden voortzetten met eigen middelen als we geen subsidie zouden ontvangen”. Iets meer dan de helft van de scholen zou het project stopzetten als ze geen subsidie meer zouden krijgen. Er zijn wel verschillen tussen de onderwijsniveaus en de Gemeenschappen. Slechts één op de drie basisscholen denkt aan stopzetten van de uitwisselingen bij wegvallen van de subsidie tegen één op twee secundaire scholen. Ook de Vlaamse scholen zijn wat meer geneigd om de projecten zonder subsidie voort te zetten dan de Franstalige scholen. Impact op de leerlingen De uitwisselingen hebben volgens de respondenten op de enquête een zeer positieve impact op de leerlingen, zowel op gebied van hun tevredenheid, de toenadering tussen de Gemeenschappen en verbetering van de taalbeheersing. De aspecten die het hoogst scoren zijn: (1) het verrijkend effect voor de leerlingen; (2) het enthousiasme van de leerlingen; (3) het feit dat de effecten positief zijn, ongeacht de afkomst van de leerlingen; (4) de positievere kijk van de leerlingen op de andere Gemeenschap: en (5)
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
8
Samenvatting
de durf om een andere landstaal te spreken. De effecten zijn voor alle onderzochte aspecten wat hoger in de Nederlandstalige dan in de Franstalige scholen. De meeste effecten nemen nog toe als de school verschillende keren aan uitwisselingsprojecten heeft deelgenomen. Andere effecten Ook de leraren zijn enthousiast en ze ontwikkelen dankzij de uitwisselingsprojecten een positievere kijk op de andere Gemeenschap. Er zijn ook veel positieve effecten naar de school en de ouders van de leerlingen. De drie stellingen waar de respondenten het meest mee eens waren, zijn: (1) de positieve houding van de ouders naar het project; (2) het extra prestige dat het project geniet omwille van de goedkeuring door het Prins Filipfonds; (3) het feit dat het uitwisselingsproject volledig ingeburgerd is in de school. Als minder positief wordt vooral ervaren dat men elk jaar opnieuw een aanvraag moet indienen en in onzekerheid leven. Verbetersuggesties De respondenten op de enquête formuleerden een aantal suggesties over hoe de effecten van de uitwisselingsprojecten zouden kunnen verhoogd worden. De meest voorkomende suggesties hebben te maken met: (1) het beter kenbaar maken van de resultaten van de uitwisselingsprojecten in de media; (2) het bevorderen van de ervaringsuitwisseling tussen deelnemende scholen; (3) het ter beschikking stellen van meer financiële middelen; (4) het helpen bij het identificeren van mogelijke partnerscholen; (5) het mogelijk maken van meerjaarlijkse projecten; en (6) het ondersteunen van projecten.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
9
Synthèse Contexte Le Fonds Prince Philippe soutient des projets d’échange entre des écoles fondamentales et secondaires des différentes Communautés. Le bureau d’étude et de conseil Tilkon a été chargé de réaliser une évaluation de ces projets d’échange. Cette évaluation s’est faite entre février et avril 2009. Elle s’est basée sur une analyse des données relatives aux projets d’échange des cinq dernières années scolaires et sur une enquête menée auprès des écoles participantes. 110 écoles ont répondu à l’enquête. Nombre de projets d’échange et d’écoles participantes Quelques chiffres-clés (arrondis) des projets d’échange menés ces cinq dernières années: — 400 projets d’échange impliquant deux écoles partenaires, soit 80 projets par an — 160 classes participantes par an — 280 écoles participantes différentes en cinq ans — 140 écoles participantes en 2008, dont 58 nouvelles écoles — une répartition 50/50 du nombre d’échanges entre les écoles fondamentales et les écoles secondaires, mais davantage de classes par école dans l’enseignement fondamental que dans le secondaire — une participation plus forte de l’enseignement libre que de l’enseignement officiel, surtout au niveau des écoles secondaires — une bonne répartition territoriale des écoles participantes, à l’exception du Brabant flamand, de la part d’écoles situées aussi bien dans de grandes villes que dans de petits villages — participation de deux à trois classes en moyenne dans une école fondamentale; entre une et deux classes dans une école secondaire — le nombre cumulé de participants par école varie en moyenne entre 130 élèves (enseignement secondaire flamand) et 410 (enseignement fondamental francophone). Activités dans le cadre des projets d’échange Deux types d’activités ont lieu dans 70% des projets: (1) l’organisation d’une excursion commune, d’une visite… en dehors de l’école; et (2) des contacts réguliers par internet entre les élèves tout au long de l’année. Dans environ la moitié des cas, l’échange implique: (3) l’élaboration et la réalisation d’un projet commun; et (4) une visite de plusieurs jours d’une classe dans l’école partenaire (ou l’accueil de celle-ci), avec hébergement dans des familles d’élèves. Dans environ 30% des projets, il y a (5) une visite d’un jour des élèves dans l’école partenaire (ou l’accueil de celle-ci). Enfin, un projet sur sept environ comporte également (6) des échanges d’enseignants qui vont donner des cours dans l’autre école. Les écoles qui ont déjà participé souvent (à quatre reprises ou plus) à des projets d’échange organisent davantage de visites de plusieurs jours avec loge-
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
10
Synthèse
ment et moins de visites d’un seul jour que les écoles qui ont participé à moins grand nombre d’échanges. Elles ont aussi plus tendance à travailler à un projet commun et à stimuler les contacts par internet entre les élèves tout au long de l’année scolaire. Rapport avec les autres activités Dans environ la moitié des écoles, le projet d’échange du Fonds Prince Philippe est de loin, pour la classe concernée, le principal projet (extrascolaire) de toute l’année scolaire. Le nombre d’activités extrascolaires est cependant beaucoup plus élevé dans les écoles flamandes. Coût Dans plus ou moins la moitié des cas, le projet d’échange n’implique pas de coûts supplémentaires pour l’école: les frais sont couverts par l’aide du Fonds Prince Philippe et par la contribution des élèves. Les écoles qui ont déjà participé à deux projets d’échange au moins organisent davantage d’activités pour récolter des fonds que celles qui y participent pour la première fois. Le coût pour les élèves varie entre zéro et plus de cent euros. La contribution demandée aux élèves est plus élevée dans l’enseignement secondaire que dans le fondamental et dans les écoles néerlandophones que dans l’enseignement francophone. En moyenne, la moitié du subside du Fonds Prince Philippe couvre les déplacements des élèves. Si les écoles disposaient de subsides plus importants, elles choisiraient plutôt d’organiser davantage d’activités avec le même nombre d’élèves que d’augmenter le nombre de participants. Pérennité Une école sur quatre renoncerait au projet d’échange si le subside était réduit. Les écoles qui ont déjà pris part à plusieurs reprises à un échange ont beaucoup moins tendance à abandonner le projet dans ce cas: elles rechercheraient davantage de moyens de financement complémentaires et elles organiseraient des activités moins chères. Une petite moitié des répondants à l’enquête s’est déclarée d’accord avec l’affirmation suivante: “Nous estimons que le projet d’échange est tellement important que même si nous ne recevons pas de subsides, nous l’organiserons avec nos propres moyens financiers”. En revanche, sans cette aide, un peu plus de la moitié des écoles renoncerait au projet. Mais il y a des différences entre les niveaux d’enseignement et les Communautés: une école fondamentale sur trois seulement envisage d’arrêter les échanges si elle ne reçoit plus d’aide contre une école secondaire sur deux. Les écoles flamandes sont aussi plus disposées à poursuivre le projet même sans subside que leurs homologues francophones. Impact sur les élèves D’après les réponses reçues, les échanges exercent un impact très positif sur les élèves, aussi bien en termes de satisfaction que de rapprochement entre les Communautés et d’amélioration de la maîtrise de la langue. Les aspects qui obtiennent les scores les plus élevés sont: (1) le fait que la participation au projet est une expérience enrichissante pour les élèves; (2) l’enthousiasme des élèves; (3) le fait que les effets sont positifs, quel que soit le milieu d’origine des élèves; (4) le regard plus positif des élèves sur l’autre Communauté; et (5) le fait d’oser parler une autre langue nationale. Pour tous les aspects étudiés, les effets sont un peu plus positifs dans l’enseignement néerlandophone que francophone. La plupart d’entre eux le sont encore plus pour les écoles qui ont déjà participé à plusieurs projets d’échange.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
11
Synthèse
Autres effets Les professeurs sont également enthousiastes et ont un regard plus positif sur l’autre Communauté grâce à l’échange. On observe aussi de nombreux effets positifs vis-à-vis de l’école et des parents d’élèves. Les trois affirmations qui recueillent la plus forte adhésion sont: (1) l’attitude positive des parents envers le projet; (2) le prestige plus grand dont jouit le projet grâce à l’approbation du Fonds Prince Philippe; (3) le fait que le projet d’échange est bien implanté dans l’école. Un aspect moins positif est la nécessité de devoir introduire chaque année une nouvelle demande et l’incertitude qui en résulte. Suggestions d’amélioration Les participants à l’enquête ont émis plusieurs suggestions pour encore accroître l’impact des projets d’échange. Les suggestions les plus fréquentes consistent à: (1) donner aux résultats des projets d’échange un plus grand écho dans les médias; (2) promouvoir les échanges d’expérience entre les écoles participantes; (3) mettre à disposition davantage de moyens financiers; (4) aider à identifier des écoles partenaires potentielles; (5) permettre des projets pluriannuels; et (6) soutenir des projets.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
12
Zusammenfassung
Worum es geht Der Prinz-Philippe-Fonds unterstützt Austauschprojekte zwischen Grund- und Sekundarschulen der verschiedenen Gemeinschaften. Das Studie- en adviesbureau Tilkon wurde mit einer Bewertung dieser Austauschprojekte beauftragt. Diese Bewertung wurde zwischen Februar und April 2009 durchgeführt. Sie basiert auf einer Analyse der Daten der Austauschprojekte der vergangenen fünf Schuljahre sowie auf einer Befragung der teilnehmenden Schulen. 110 Schulen antworteten auf die Umfrage. Anzahl der Austauschprojekte und der teilnehmenden Schulen Einige Schlüsselzahlen (aufgerundet) der Austauschprojekte der vergangenen fünf Jahre: — 400 Austauschprojekte mit zwei Partnerschulen, also 80 Projekte pro Jahr — 160 beteiligte Klassen pro Jahr — 280 verschiedene beteiligte Schulen in fünf Jahren — 140 teilnehmende Schulen im Jahr 2008, davon 58 neue Schulen — eine Aufteilung 50/50 der Austauschprojekte zwischen Grund- und Sekundarschulen, aber mehr Klassen pro Schule in der Grundstufe als in der Sekundarstufe — stärkere Beteiligung des freien Unterrichtswesens im Vergleich zum offiziellen, besonders bei den Sekundarschulen — gute geografische Verteilung der teilnehmenden Schulen, mit Ausnahme von Flämisch-Brabant; auch die Teilnahme von Schulen in Großstädten und von kleinen Dorfschulen ist ausgeglichen — durchschnittliche Teilnahme von zwei bis drei Klassen in Grundschulen, von einer bis zwei Klassen in Sekundarschulen — die Gesamtzahl der teilnehmenden Schüler pro Schule schwankt zwischen 130 Schülern im flämischen Sekundarschulwesen und 410 Schülern im frankophonen Grundschulwesen. Aktionen im Rahmen der Austauschprojekte Bei 70% der Projekte wurden zwei Aktivitäten durchgeführt: (1) Organisation einer gemeinsamen Exkursion oder Besichtigung außerhalb der Schule, und (2) regelmäßige Internet-Kontakte zwischen den Schülerinnen und Schülern das ganze Jahr über. In etwa der Hälfte der Fälle besteht der Austausch (3) in der Ausarbeitung und Umsetzung eines gemeinsamen Projekts, und (4) in einem mehrtägigen Besuch einer Klasse bei der Partnerschule (bzw. Aufnahme der besuchenden Klasse) mit Unterbringung in den Schülerfamilien. In etwa 30% der Projekte statten (5) die Schüler der Partnerschule einen eintägigen Besuch ab bzw. erhalten deren Besuch. Und schließlich gehört bei ca. jedem siebten Projekt auch (6) ein Austausch von Lehrkräften zum Projekt, die in der Partnerschule Unter-richt halten.
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
13
Zusammenfassung
Schulen, die schon mehrmals an derartigen Austauschprojekten teilgenommen haben (vier Mal oder mehr), organisieren verstärkt mehrtägige Besuche mit Übernachtung und weniger eintägige Besuche als Schulen, die zuvor weniger oft an Austauschprojekten teilnahmen. Sie neigen auch mehr dazu, an einem gemeinsamen Projekt zu arbeiten und das ganze Jahr über Internet-Kontakte zwischen den Schülern zu pflegen. Verhältnis zu den anderen Aktivitäten In etwa der Hälfte der Schulen ist das Austauschprojekt des Prinz-Philippe-Fonds für die betreffende Klasse bei weitem das wichtigste außerschulische Ereignis des ganzen Schuljahrs. Die Zahl der außerschulischen Aktivitäten ist jedoch in den flämischen Schulen wesentlich höher. Kosten In ungefähr der Hälfte der Fälle verursacht das Austauschprojekt keine zusätzlichen Kosten für die Schule; die Kosten werden durch den Zuschuss des Prinz-Philippe-Fonds und die Selbstbeteiligung der Schüler gedeckt. Die Schulen, die schon an mindestens zwei Austauschprojekten teilgenommen haben, organisieren mehr Aktivitäten, um sich Finanzmittel zu beschaffen, als jene, die sich zum ersten Mal beteiligen. Für die Schüler entstehen Kosten zwischen null und mehr als hundert Euro. Der von den Schülern verlangte Beitrag ist im Sekundarschulwesen höher als in der Grundschule; er ist in den flämischen Schulen höher als in den frankophonen. Im Durchschnitt deckt die Hälfte der finanziellen Beihilfe des Prinz-PhilippeFonds die Fahrtkosten der Schüler. Wenn die Schulen über eine größere finanzielle Beihilfe verfügen könnten, würden sie eher mehr Aktivitäten mit derselben Schülerzahl organisieren als die Zahl der Teilnehmer erhöhen. Weiterführung der Austauschprojekte Im Fall einer geringeren finanziellen Unterstützung würde jede vierte Schule auf das Austauschprojekt verzichten. Schulen, die schon mehrmals an einem Austausch teilgenommen haben, neigen viel weniger dazu, das Projekt in diesem Fall aufzugeben; sie würden eher nach zusätzlichen Finanzmitteln suchen und weniger teure Aktivitäten organisieren. Die knappe Hälfte der Schulen, die auf die Umfrage geantwortet haben, ist mit folgender Bemerkung einverstanden: „Wir halten das Austauschprojekt für so wichtig, dass wir es mit unseren eigenen finanziellen Mitteln organisieren würden, wenn wir keine finanzielle Beihilfe dafür bekämen.” Etwas mehr als die Hälfte der Schulen würde jedoch ohne diese finanzielle Beihilfe auf das Projekt verzichten. Dabei gibt es jedoch Unterschiede zwischen den Stufen des Schulwesens und den Gemeinschaften: Nur jede dritte Grundschule würde keine weiteren Austauschprojekte durchführen, wenn sie keine finanzielle Hilfe mehr bekäme, gegen jede zweite Sekundarschule. Die flämischen Schulen sind eher als die frankophonen bereit, das Projekt auch ohne finanzielle Beihilfe fortzusetzen. Auswirkung auf die Schüler Aus den erhaltenen Antworten kann geschlossen werden, dass die Austauschprojekte eine überaus positive Wirkung auf die Schüler haben: Sie sind zufrieden, haben die andere Gemeinschaft besser kennengelernt und ihre Sprachkenntnisse verbessert. Besonders große Zustimmung erhalten folgende Aspekte: (1)
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
14
Zusammenfassung
die Teilnahme am Projekt ist für die Schüler eine bereichernde Erfahrung; (2) die Begeisterung der Schüler; (3) die Auswirkungen sind positiv, unabhängig vom Herkunftsmilieu der Schüler; (4) das positivere Bild der Schüler von der anderen Gemeinschaft; und (5) die Tatsache, dass sie es wagen, eine andere der Landessprachen zu sprechen. Für alle untersuchten Aspekte sind die Auswirkungen etwas positiver in den flämischen Schulen als in den frankophonen. Bei Schulen, die schon an mehreren Austauschprojekten teilgenommen haben, ist dies noch deutlicher zu sehen. Weitere Auswirkungen Auch die Lehrkräfte sind begeistert von den Austauschprojekten und sehen danach die andere Gemeinschaft positiver. Bei den Schulen und den Schülereltern sind die Auswirkungen ebenfalls überaus positiv. Folgende drei Behauptungen erzielen die höchste Zustimmungsrate: (1) die positive Einstellung der Eltern dem Projekt gegenüber; (2) die Anerkennung durch den Prinz-Philippe-Fonds, die dem Projekt ein größeres Ansehen verleiht; (3) die Tatsache, dass das Austauschprojekt in der Schule gut verwurzelt ist. Ein weniger positiver Aspekt ist die Notwendigkeit, jedes Jahr einen neuen Antrag einreichen zu müssen, und die daraus resultierende Ungewissheit. Verbesserungvorschläge Die Befragten brachten mehrere Vorschläge vor, um den Erfolg der Austauschprojekte noch zu vergrößern. Folgende Verbesserungsvorschläge wurden am häufigsten genannt: (1) ausführlichere Berichterstattung in den Medien über die Ergebnisse der Austauschprojekte; (2) Förderung des Erfahrungsaustauschs zwischen den teilnehmenden Schulen; (3) Bereitstellung von zusätzlichen Finanzmitteln; (4) Hilfestellung beim Finden von potenziellen Partnerschulen: (5) Möglichkeit mehrjähriger Projekte; und (6) Unterstützung der Projekte.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
15
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
16
1. Situering van de uitwisselingen en dit rapport
1.1 De uitwisselingen tussen scholen ondersteund door het Prins Filipfonds 1.1.1 Doelstellingen van de uitwisselingen Vanuit de gedachte “om elkaar te begrijpen, moet je elkaar kennen” ondersteunt het Prins Filipfonds in samenwerking met de Ministeries/Departementen van Onderwijs uit de drie Gemeenschappen van België uitwisselingsprojecten tussen scholen1. Het gaat om een financiële steun aan samenwerkingsprojecten tussen scholen uit de drie Gemeenschappen. Met dergelijke uitwisselingen krijgen leerlingen en hun leerkrachten de kans om hun buren beter te leren kennen en te begrijpen. Het verruimt ook hun blik. De bedoeling is verder om hun talenkennis te verdiepen en hun cultuur te verruimen door ontdekking van elkaars achtergrond en situatie met respect voor elkaars eigenheid. Oorspronkelijk heette het uitwisselingsprogramma tussen scholen “Klavertje drie”. Enkele jaren geleden werd vastgesteld dat Klavertje 3 weinig of geen klassen aantrok uit het tso en bso. Daarom werd het programma “Tritec” gestart dat zich specifiek op scholen met tso- en bso-studierichtingen richtte. Sinds vorig jaar zijn “Klavertje drie” en “Tritec” samengebracht onder de “Uitwisselingen tussen scholen”.
1.1.2 Voorwaarden Alle scholen uit het gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs in België komen in aanmerking. Voor de goedkeuring van een uitwisselingsproject gelden de volgende voorwaarden en criteria: • de uitwisseling moet tussen klassen uit minstens twee van de drie Belgische Gemeenschappen plaatsvinden • minstens 90% van de leerlingen van de betrokken klas moet deelnemen aan de uitwisseling • de leerlingen moeten elkaar minstens één volledige dag ontmoeten • de scholen kiezen een gemeenschappelijk thema en wisselen daarover materiaal, ervaringen, ideeën, enz. uit. • tijdens de ontmoeting werken de leerlingen aan een gemeenschappelijk ‘eindproduct’; samen iets doen, iets verwezenlijken moet centraal staan. De scholen kunnen voor hun projecten een subsidie krijgen die momenteel varieert tussen minimum 1000 en maximum 2000 euro.
1 Er is ook een analoog programma voor uitwisselingen tussen hogescholen. Dit programma wordt in dit rapport niet behandeld.
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
17
Situering van de uitwisselingen en dit rapport
1.2 De evaluatie 1.2.1 Doel Hoofddoel van de evaluatie was om de impact en duurzaamheid van deze uitwisselingen na te gaan. Het secretariaat van het Prins Filipfonds verzocht daartoe aan Wouter Van den Berghe, onafhankelijk consultant en onderzoeker (Studie- en Adviesbureau Tilkon) om een conceptvoorstel te formuleren voor deze evaluatie. Dit voorstel kwam in essentie neer op een evaluatie die de volgende informatie moest opleveren: • de verscheidenheid aan scholen die aan de projecten hebben deelgenomen • de belangrijkste effecten naar de betrokken personen en instellingen • de duurzaamheid van de contacten tussen de Gemeenschappen • de positionering van deze uitwisselingsprojecten binnen de betrokken scholen • de meerwaarde van de projecten. Het onderzoek werd gebaseerd op de uitwisselingsprojecten van de laatste vijf jaar en diende ook suggesties op te leveren voor verbeteringen aan de oproepprocedure.
1.2.2 Onderzoeksbenadering Voor het uitvoeren van de evaluatie ging de onderzoeker als volgt te werk: 1) Initieel vergaarde hij informatie bij het secretariaat van het Prins Filipfonds. Het ging zowel om feitelijke informatie als om achtergrondinformatie over de uitwisselingen zelf en de doelstellingen en verwachtingen naar het onderzoek toe. 2) Op basis van de juryverslagen en beslissingen van het Bestuurscomité inventariseerde hij alle scholen die aan de uitwisselingen van de laatste 5 jaar hebben deelgenomen (Klavertje 3, Tritec en Klasuitwisselingen). De schoolgegevens werden ondergebracht in één database. 3) Deze database werd voor elke school verder aangevuld (op basis van opzoekingen op het internet) met: a. Het onderwijsniveau (basis- of secundair) b. Het onderwijsnet (een onderscheid werd gemaakt tussen vrije en officiële scholen) c. De postcode, gemeente en provincie d. Een e-mailadres. 4) Tegelijkertijd werd een online enquête ontworpen om verdere informatie te verzamelen en de mening van de scholen te kennen. De onderzoeker stuurde de uitnodiging om de enquête in te vullen vanaf 14 maart 2009 naar de scholen die opgenomen waren in de database. De Nederlandstalige scholen kregen een Nederlandse enquête; de Franstalige en Duitstalige scholen een Franstalige versie. De enquête werd afgesloten op 27 maart 2009. In totaal ontving de onderzoeker tijdig 110 antwoorden, wat kan beschouwd worden als een zeer hoge respons. 5) In de periode midden maart – midden april voerde de onderzoeker een analyse uit van de gegevens in de database en van de resultaten van de online bevraging. De resultaten daarvan hebben hun weerslag gevonden in dit rapport. De hoofdstukken die volgen werden geschreven door de onderzoeker. Ze werden besproken door het Bestuurscomité van het Prins Filipfonds, dat vervolgens besliste het rapport te verspreiden onder de deelnemende scholen en andere geïnteresseerde partijen.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
18
2. Profiel van de scholen die deelnemen aan de uitwisselingsprojecten
2.1 Aantal verschillende scholen en deelname 2.1.1 Inleiding: “klasuitwisselingen” versus “uitwisselingsprojecten” In onze database identificeerden we 802 “klasuitwisselingen” tussen scholen in de periode 2004-2008. Omdat we beide partnerscholen2 apart opnamen, wil dit dus zeggen dat er zo’n 400 “uitwisselingsprojecten” waren of, op jaarbasis, zo’n 80 projecten (met telkens 2 scholen3). Het aantal verschillende “partnerschappen” is evenwel nog iets lager omdat sommige scholen twee of meer projecten indienden. Er waren ook enkele scholen die met verschillende scholen van een andere Gemeenschap projecten hadden lopen.
2.1.2 Aantal uitwisselingen Het aantal “klasuitwisselingen” – zoals hoger gedefinieerd – is de laatste jaren vrij constant gebleven. Elk jaar participeerden tussen de 140 en 170 klassen aan de uitwisselingsprojecten. De jaartallen die in de onderstaande grafiek staan hebben betrekking op het jaar waarin het project werd goedgekeurd4.
De introductie van Tritec in 2005 en 2006 ging “ten koste” van Klavertje Drie, en zorgde eerder voor een verschuiving dan in een toename van het aantal betrokken scholen. 2 In 2 gevallen kon de school niet geïdentificeerd worden, zodat het aantal uitwisselingen in de periode eigenlijk 804 was. 3 Het aantal uitwisselingsprojecten is niet exact de helft van het aantal uitwisselingen omdat aan enkele projecten drie scholen participeerden. 4 Als er een jaartal staat in een tabel of grafiek van dit hoofdstuk, dan slaat dit steeds op het haar waarin de uitwisseling werd goedgekeurd.
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
19
Profiel van de scholen die deelnemen aan de uitwisselingsprojecten
2.1.3 Aantal scholen In onze database konden we in het totaal 283 verschillende scholen identificeren. In de realiteit is het aantal formeel verschillende scholen wellicht enkele eenheden lager omdat sommige scholen ondertussen gefuseerd of van naam veranderd zijn. In enkele gevallen was het ook niet duidelijk of het ging om twee aparte vestigingsplaatsen van dezelfde school, dan wel om twee verschillende scholen. Maar het gaat al bij al om kleine mogelijke verschillen. De volledige lijst van scholen (gerangschikt per provincie, en daarbinnen op gemeente) is te vinden in Bijlage 1 aan dit rapport. Deze scholen hebben niet elk jaar deelgenomen aan de uitwisselingen. Als we een analyse maken op jaarbasis, dan was er tot 2007 een vrij stabiele situatie, met telkens ongeveer 100 verschillende scholen. Maar in 2008 was er een gevoelige stijging tot 140 scholen. Dit was hoofdzakelijk het gevolg van de sterke stijging van het aantal secundaire scholen. De laatste jaren neemt het aantal scholen uit het basisonderwijs af.
Een verdere analyse toont aan dat van de 140 scholen die in 2008 een ondersteuning kregen van het Prins Filipfonds, er 58 “nieuw” waren, dat wil zeggen dat ze nog nooit (of alleszins niet de voorbije 5 jaar) hadden geparticipeerd aan de uitwisselingen. Van deze 58 nieuwe scholen waren er 35 Nederlandstalige, 21 Franstalige en 2 Duitstalige scholen. Keerzijde aan de medaille is dat omwille van de verhoogde belangstelling de budgetten per project werden gereduceerd, en dat meer dan vroeger projecten dienden te worden geweigerd. Nederlandstalige scholen vonden het ook moeilijker om partnerscholen te vinden.
2.1.4 Aantal participaties Het aantal participaties van scholen aan de uitwisselingsprojecten varieert sterk: van 1 tot 18 participaties over de laatste 5 jaar. De meest actieve scholen (met 10 of meer klasuitwisselingen gedurende de laatste 5 jaar zijn):
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
20
Profiel van de scholen die deelnemen aan de uitwisselingsprojecten
• • • • • • • • •
Sint-Ursula-Instituut, Lier Ecole Libe Saint-Joseph, Gesves Freinetschool Triangel, Booischot Ecole des Frères, Namur Gemeentelijke Basisschool Eksel, Hechtel-Eksel Vrije Basisschool Bolderberg, Heusden-Zolder Collège de Christ-Roi, Ottignies-Louvain-la-Neuve Basisschool van het GO! Stadspark, Lier Ecole Fondamentale de la Communauté Française, Mettet
Het zijn allemaal scholen die met meer dan één verschillende school uit een andere Gemeenschap hebben samengewerkt. Het gaat zowel om basis- als om secundaire scholen.
2.2 Gemeenschap, onderwijsniveau en onderwijsnet 2.2.1 Gemeenschap en onderwijsniveau De verdeling van de klasuitwisselingen per Gemeenschap en onderwijsniveau is weergegeven in Tabel 1. Tabel 1
Vlaams
Frans
Duits
Totaal
Basis
197
199
3
399
Secundair
194
201
8
403
Totaal
391
400
11
802
Er zijn dus iets meer Franstalige dan Nederlandstalige participaties. Dat heeft te maken met het feit dat de meerderheid van de uitwisselingen met Duitstalige scholen gebeurt met Franstalige scholen, en ook dat er enkele projecten waren waarbij meerdere Franstalige scholen betrokken waren in een project met één Nederlandstalige school.
2.2.2 Onderwijsnet en Gemeenschap Voor elke school die de laatste 5 jaar heeft geparticipeerd hebben we ook nagegaan tot welk net ze behoorden. We hebben daarbij de verschillende officiële netten (van de gemeenschappen, provincies en gemeenten) samengevoegd. Dit geeft dan de verdeling van de participaties zoals aangegeven in Tabel 2.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
21
Profiel van de scholen die deelnemen aan de uitwisselingsprojecten
Tabel 2
Vlaams
Frans
Duits
Totaal
Officieel
136
179
7
322
Vrij
255
221
4
480
Totaal
391
400
11
802
Behalve in de Duitse Gemeenschap zijn de vrije scholen in de meerderheid. Dit is het meest uitgesproken in de Vlaamse Gemeenschap. We merken daarbij op dat onder de vrije basisscholen die participeerden aan de klasuitwisselingen zich een aantal vrije Freinetscholen bevinden die niet tot de katholieke koepel behoren. De Freinetscholen (die ook binnen het officiële net bestaan) bleken trouwens sterk vertegenwoordigd bij de basisscholen. In het secundair onderwijs valt verder op dat er vaak scholen participeren met een handels- of economische afdeling.
2.2.3 Onderwijsnet en onderwijsniveau In Tabel 3 geven we de verdeling van de participerende scholen naar onderwijsnet (vrij, officieel) en onderwijsniveau: Tabel 3
Basis
Secundair
Totaal
Officieel
186
136
322
Vrij
213
267
480
Totaal
399
403
802
Hieruit blijkt onder meer dat de verschillen tussen het aantal participaties van vrije en officiële scholen zich vooral in het secundair onderwijs situeren. Dit is ook niet zo onlogisch, aangezien in 75% van de Vlaamse scholieren school loopt in een vrije secundaire school, en scholen ook over de taalgrens heen vaak contact zoeken (zij het niet exclusief) met scholen van het zelfde net.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
22
Profiel van de scholen die deelnemen aan de uitwisselingsprojecten
2.3 Geografische spreiding 2.3.1 Visuele voorstelling Op een kaart van Google Maps hebben we de gemeenten aangeduid waar minstens één school de voorbije vijf jaar participeerde aan de uitwisselingsprojecten van het Prins Filipfonds. Om praktische redenen hebben we dit in twee kaarten opgesplitst, één voor het noorden en één voor het zuiden van het land.
De kaarten illustreren de mooie spreiding van de uitwisselingen over heel het land. Het gaat zowel om scholen in grote steden als in kleine dorpjes.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
23
Profiel van de scholen die deelnemen aan de uitwisselingsprojecten
2.3.2 Verdeling per provincie Ook de spreiding over de provincies en Brussel is goed, al is ze niet evenredig met het aantal leerlingen (zie volgende grafiek).
De verdeling tussen basis- en secundaire scholen verschilt wel per provincie. In Brussel is het overwicht van secundaire scholen groot. Opvallend minder goed scoort de provincie Vlaams-Brabant, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. We zien daarvoor niet direct een reden. Misschien voelen zij minder behoefte aan dit soort projecten, of zijn ze meer met andere soorten uitwisselingen bezig. Uit de verdere analyse van de gegevens blijkt ook dat er onder de Brusselse scholen slechts twee Nederlandstalige scholen zijn (uit Schaarbeek). Dit heeft wellicht te maken met het feit dat er in die scholen reeds een groot aantal (soms zelfs een meerderheid) aan jongeren zit die van huis uit Franstalig of anderstalig zijn. Voor deze scholen is de toegevoegde waarde van de uitwisselingen dan ook minder groot.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
24
3. Profiel van de scholen die deelgenomen hebben aan de enquête
3.1 Algemene kenmerken 3.1.1 Gemeenschap en onderwijsniveau In totaal hebben 110 verschillende scholen de enquête tijdig5 beantwoord. De verdeling naar taalgemeenschap en onderwijsniveau is weergegeven in de volgende grafiek.
Naar verhouding hebben de secundaire scholen meer op de enquête geantwoord dan de basisscholen (ook als we rekening houden met het feit dat er meer secundaire scholen participeren). De respons is ook hoger vanuit de Nederlandstalige dan vanuit Franstalige en Duitstalige scholen6. Als we rekening houden met het feit dat ongeveer 25 e-mailadressen niet functioneerden of bruikbaar waren (verandering van adres, overvolle mailboxen, spamfilters, …) dan komen we aan een responsgraad van over de 40%, wat zeer hoog is. Bij de Vlaamse scholen zitten we zelfs tegen een respons van bijna 50%.
3.1.2 Aantal leerlingen Aan de respondenten vroegen we ook hoeveel leerlingen er in de school zaten. De resultaten zijn weergegeven in de grafiek op de volgende bladzijde. 5 Twee scholen, een Franstalige en een Duitstalige, waren te laat zodat hun antwoorden niet konden opgenomen worden. 6 Initieel waren de verschillen nog groter, maar aan de Frans- en Duitstalige scholen werd ook een herinneringsmail gestuurd met de herhaalde vraag om de enquête te beantwoorden.
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
25
Profiel van de scholen die deelgenomen hebben aan de enquête
De secundaire scholen tellen ongeveer drie keer zoveel leerlingen als de basisscholen. Er zijn weinig verschillen tussen de Gemeenschappen. We kunnen “gemiddeld” spreken van middelgrote scholen, in de Franse Gemeenschap zelfs eerder van “grote” scholen. Toch moeten we ons hoeden voor veralgemeningen, want de standdaarddeviatie van het aantal leerlingen is zeer groot, in het bijzonder in Vlaamse secundaire scholen (zie Tabel 4). Deze verschillen tussen scholen vinden we trouwens in heel België terug en zijn niet typisch voor de participatie aan de uitwisselingen voor het Prins Filipfonds.
Tabel 4 – Standaardafwijking in de schoolgrootte
Basis
Secundair
Totaal
Vlaams
142
529
493
Frans
142
314
361
Totaal
140
448
441
3.2 Participatie aan de uitwisselingen 3.2.1 Aantal participaties Aan de deelnemers van de enquête vroegen we hoeveel keer ze reeds hadden deelgenomen aan een uitwisselingsproject van het Prins Filipfonds. De grafiek op de volgende bladzijde illustreert dat drie groepen van scholen voor dit aspect ongeveer even groot zijn:
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
26
Profiel van de scholen die deelgenomen hebben aan de enquête
• scholen die eenmaal hebben geparticipeerd (waarvan een deel in het schooljaar 2008-2009 voor het eerst, en andere dus eenmaal in een eerder schooljaar) • scholen die twee- of driemaal hebben deelgenomen • scholen die vier keer of meer hebben deelgenomen. Als we rekening houden met de verschillen in responsgraad voor Vlaamse en Franstalige scholen is de verdeling van die scholen in beide Gemeenschappen nagenoeg dezelfde.
Er is daarentegen wel een groot verschil tussen basisscholen en secundaire scholen. Dit is geïllustreerd in de volgende grafiek:
Het aantal basisscholen dat slechts een, twee of drie keer heeft geparticipeerd is vele malen kleiner dan het aantal secundaire scholen. Dit heeft te maken met het feit dat het aantal (nieuwe) secundaire scholen de laatste jaren sterk is toegenomen.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
27
Profiel van de scholen die deelgenomen hebben aan de enquête
3.2.2 Aantal leerlingen We vroegen aan de respondenten hoeveel leerlingen dit schooljaar betrokken waren bij de uitwisselingsprojecten van het Prins Filipfonds. Het resultaat is te vinden in de grafiek op de volgende bladzijde. Twee zaken vallen op: • in de participerende basisscholen zijn er veel meer leerlingen die deelnemen aan de klasuitwisselingen dan in de secundaire scholen • in de basisscholen gaat het typisch om 2 tot 3 klassen per school, in het secundair onderwijs om 1 tot 2 klassen.
Omdat veel scholen meer dan één project hebben lopen, mogen we deze gemiddelden niet zomaar vermenigvuldigen met het aantal participerende scholen. We schatten dat het aantal verschillende leerlingen dat op jaarbasis participeert daarom op tussen de 6.000 en 8.0007.
3.3 Historiek van de participatie 3.3.1 Meest recente participatie We vroegen aan de respondenten van welk jaar hun meest recente participatie aan de uitwisselingen dateerde. Dit is weergegeven in de volgende grafiek:
7 Om een exacter cijfer te bekomen dient men alle aanvraagdossiers te analyseren. Dit was niet inbegrepen in deze evaluatie.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
28
Profiel van de scholen die deelgenomen hebben aan de enquête
80 van de 110 respondenten hadden deelgenomen aan de uitwisselingen in 2008-2009. Dit komt overeen met bijna 60% van de deelnemers in dat jaar. Het is niet verwonderlijk dat de responsgraad hier hoger ligt dan bij de scholen die dit schooljaar niet deelgenomen hebben aan een uitwisselingsprojecten. Hoe verder men terug gaat in de tijd, hoe minder betrouwbaar de e-mailadressen zijn en ook hoe minder groot de interesse is om aan dit onderzoek mee te werken.
3.3.2 Continuïteit in de participatie Hoe zit het met de continuïteit in de participatie? Aan de deelnemers vroegen we om aan te geven tot welke van de volgende vier – onderling exclusieve – categorieën ze behoorden: • Geen deelname dit schooljaar, vroeger één deelname • Dit jaar deelname voor de eerste keer • Twee of meer opeenvolgende deelnames • Twee of meer niet-opeenvolgende deelnames De verdeling was zoals aangegeven in de volgende tabel. Tabel 5
Basis Geen deelname in 2008, vroeger eenmaal
Secundair
Totaal
6
6
Eerste deelname in 2008
6
22
28
Twee of meer opeenvolgende deelnames
21
36
57
Twee of meer niet-opeenvolgende deelnames
4
4
8
Totaal
34
72
106
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
29
Profiel van de scholen die deelgenomen hebben aan de enquête
Ongeveer een vierde van de respondenten nam in 2008 voor de eerste keer deel. Een kwart had twee of meer opeenvolgende deelnames de voorbije jaren. Dit stemt grosso modo overeen met de totale populatie aan scholen die hebben deelgenomen aan de uitwisselingen, wat een indicatie is van de representativiteit van de steekproef. Omdat de aantallen scholen in de 4 categorieën nogal verschillen, hebben we verder in dit rapport voor onze diepere analyses van de antwoorden een andere indeling gebruikt, met vier categorieën van scholen die ongeveer even groot zijn. Deze indeling is was zoals aangegeven in Tabel 6: Tabel 6
Basis
Secundair
Totaal
Eerste deelname in 2008
6
22
28
Reeds 2 of 3 keer deelgenomen, o.m. in 2008
5
21
26
Reeds 4 keer of meer deelgenomen, o.m. in 2008
13
12
25
Niet deelgenomen in 2008
11
19
30
Totaal
35
74
109
3.3.3 Totaal aantal betrokken leerlingen We vroegen aan de respondenten hoeveel leerlingen in hun school reeds hadden deelgenomen aan de uitwisselingsprojecten van het Prins Filipfonds, sinds de school daarmee van start gegaan was. In de volgende grafiek worden de gemiddelde cumulatieve aantallen weergegeven:
Deze grafiek illustreert de langere traditie van basisscholen in de uitwisselingen, en ook wel het feit dat basisscholen vaak met meer klassen aan een uitwisselingsproject deelnemen. Het verschil tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschap heeft te maken dat er vooral de laatste jaren veel nieuwe Vlaamse scholen zijn bijgekomen.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
30
4. Activiteiten van scholen binnen de uitwisselings projecten
4.1 Identificatie / kennismaking met de partnerschool Op basis van de antwoorden in de enquête over de manier waarop de scholen hun partnerscholen hebben leren kennen, blijkt dat dit gebeurd is via een veelheid van wegen (en soms via meerdere wegen). Ongeveer een kwart heeft dit gedaan via de Partner Search faciliteiten (website en formulieren) van het Prins Filipfonds. Ongeveer een kwart werd gecontacteerd of nam contact op via brief, telefoon of mail. Andere manieren om in contact te komen met de partnerscholen waren via deelnames aan andere projecten, dankzij de “speed-dating” procedure die ooit werd georganiseerd door het Prins Filipfonds en via persoonlijke contacten (via vrienden, familie, studiegenoten, …).
4.2 Soorten activiteiten binnen het uitwisselingsproject Aan de deelnemers van de enquête vroegen we welk soort activiteiten ze ontplooiden tijdens hun project. De respondenten hadden de keuze tussen een aantal pregedefinieerde mogelijkheden (meer dan één antwoord was mogelijk). De resultaten zijn weergegeven in de volgende grafiek.
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
31
Activiteiten van scholen binnen de uitwisselingsprojecten
Twee soorten activiteiten vinden plaats in 70% van alle projecten: • organiseren van een gezamenlijke uitstap, een bezoek, een uitstap, … buiten de school • regelmatige contacten van de leerlingen via het internet doorheen het jaar. In ongeveer de helft van de projecten vinden de volgende activiteiten plaats: • uitwerken en uitvoeren van een gemeenschappelijk project • Meerdaags bezoek met een klas aan de partnerschool (of omgekeerd) m.i.v. overnachtingen bij de families van de leerlingen In zowat 30% van de projecten is een eendagsbezoek met de leerlingen aan de partnerschool (of omgekeerd). In ongeveer één project op zeven is er ook uitwisseling van leraren die lesgeven in een andere school. Hieronder geven we enkele voorbeeld van de onderwerpen van de projecten die door de deelnemers werden genoemd: • Belgo Pop Poll • Biotoopstudie van bos/strand • Boekhoudkundig ganzespel • De wereldoorlogen • Maken van een zakwoordenboekje • Technospace; alles in het teken van technologie, ruimte en wetenschap in België en daarbuiten. • Tweetalige toeristische brochures en website • Wonen en milieu We hebben nagegaan in welke mate er een verschil was tussen basis- en secundaire scholen. Algemeen gesproken zijn de verschillen in de soorten en de frequentie van de activiteiten niet zo groot. Eendaagse bezoeken met een klas aan een partnerschool komen relatief meer voor in het basisonderwijs (45%), terwijl het uitwerken en uitvoeren van een gemeenschappelijk project en regelmatige contacten van leerlingen via het internet doorheen het jaar wat meer voorkomen in het secundair onderwijs (respectievelijk in 65% en 75% van de projecten). Leraren die lesgeven in een school van een andere gemeenschap als onderdeel van een project, is een activiteit die dan weer meer voorkomt in het basisonderwijs (één school op vijf). Het ligt in de lijn der verwachtingen dat er ook een verschil is in activiteiten naargelang men reeds meer ervaring heeft met de partnerschool en de klasuitwisselingen. Dit blijkt na analyse ook zo te zijn. Scholen die al vier keer of meer hebben deelgenomen aan uitwisselingsprojecten doen meer meerdaagse bezoeken en overnachtingen en minder eendaagse bezoeken dan de scholen die aan minder uitwisselingen hebben deelgenomen. Ze werken ook meer aan een gemeenschappelijk project en stimuleren meer de contacten onder de leerlingen via het internet gedurende het schooljaar. Een en ander is af te leiden uit de cijfers in de volgende tabel (opgelet: het gaat om kleine aantallen – zie tabel 6)
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
32
Activiteiten van scholen binnen de uitwisselingsprojecten
Tabel 7 – Activiteiten in functie van frequentie aan deelname
Eerste maal
2 of 3 keer
4 keer of meer
Niet nu
Alle
Eendagsbezoek met een klas aan de partnerschool
46%
42%
28%
33%
38%
Meerdaags bezoek met een klas aan de partnerschool
54%
46%
68%
53%
55%
Overnachtingen bij gastfamilies van de partnerschool
39%
46%
76%
50%
52%
Eendagsbezoek van een klas van de partnerschool aan onze school
46%
31%
24%
23%
31%
Meerdaags bezoek van een klas van de partnerschool aan onze school
43%
50%
64%
43%
50%
Overnachtingen van leerlingen van de partnerschool bij onze leerlingen
36%
46%
64%
50%
49%
Gezamenlijk uitstap, bezoek, activiteiten, ... van twee klassen buiten de school
75%
69%
76%
63%
71%
Uitwerken en uitvoeren van een gemeenschappelijk project:
54%
73%
76%
37%
59%
Regelmatige contacten van leerlingen van de twee klassen via het internet
64%
81%
88%
53%
71%
Uitwisselingen van leraren die lesgeven in de partnerschool
14%
27%
8%
7%
14%
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
33
Activiteiten van scholen binnen de uitwisselingsprojecten
4.3 Situering te midden van de andere activiteiten van de scholen De klasuitwisselingen staan uiteraard niet op zichzelf. In de betrokken scholen zijn er meestal voor de betrokken leerlingen en klassen gedurende datzelfde schooljaar ook andere buitenschoolse activiteiten. Uit de onderstaande grafiek blijkt dat in ongeveer één school op vier, het klasuitwisselingsproject ondersteund door het Prins Filipfonds de enige buitenschoolse activiteit is in dat schooljaar (voor die klassen).
In een derde van de scholen is er nog één andere buitenschoolse activiteit, in een vijfde nog twee en in nog een vijfde zelfs drie of meer! Ter verduidelijking geven we wel aan dat een meerdaagse buitenschoolse activiteit werd geteld als meerdere buitenschoolse activiteiten van één dag. We gingen ook de relatie na met andere uitwisselingsprojecten. We vroegen de respondenten om de klasgroep voor ogen te houden die participeert aan de uitwisselingsprojecten van het Prins Filipfonds en voor deze groep een aantal vragen te beantwoorden. Daaruit bleek het volgende: • 10% van de respondenten gaven aan dat de leerlingen reeds betrokken waren bij uitwisselingsprojecten met dezelfde school, zonder steun van het Prins Filipfonds. • In 14% van de projecten, zijn de leerlingen ook betrokken bij uitwisselingsprojecten met andere scholen in binnen of buitenland (Comenius, …) • De betrokken leraren dachten in 28% van de gevallen dat de leerlingen later in hun schoolloopbaan ook bij andere uitwisselingsprojecten zouden betrokken zijn. We vroegen ook naar de relatie met de schoolreizen. Uit de antwoorden bleek dat ongeveer de helft van de leerlingen minstens één schoolreis maakte van één week in hun schoolperiode (niet noodzakelijk in datzelfde jaar), waarvan de helft zelfs twee of meer.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
34
Activiteiten van scholen binnen de uitwisselingsprojecten
Als we dit allemaal samennemen, dan kunnen we besluiten dat in zowat de helft van de scholen het uitwisselingsproject van het Prins Filipfonds voor de betrokken klasgroep veruit het belangrijkste (buitenschoolse) project is van het hele schooljaar. Maar in een minderheid van scholen is het één project naast een of meer andere. We gingen na of er op deze punten verschillen waren tussen Vlaamse en Franstalige scholen. Uit deze analyse bleek duidelijk dat het aantal buitenschoolse activiteiten veel hoger ligt in Vlaamse scholen: in 20% van de Franstalige waren er 2 of meer andere buitenschoolse activiteiten, terwijl dat in 60% van de Vlaamse scholen zo was. Voor de andere aspecten (relatie met andere uitwisselingsprojecten, schoolreizen) waren de verschillen gering. Ook tussen scholen uit het basis- en secundair onderwijs blijken er op deze punten weinig verschil te zijn, behalve dan dat er in basisscholen meer schoolreizen (van één week) blijken te zijn dan in het secundair onderwijs (in 72% van de basisscholen t.o.v. 37% van de secundaire scholen).
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
35
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
36
5. Financiële aspecten en duurzaamheid van de uitwisselingsprojecten
5.1 Kosten 5.1.1 Beleid van de school i.v.m. de kosten van de uitwisselingen Aan de respondenten vroegen we in welke mate ze akkoord gingen met drie stellingen in verband met het beleid van de school met betrekking tot de kosten van de uitwisselingen. De stellingen waren: • “Wij gaan uit van het principe dat het uitwisselingsproject voor de leerlingen geen grote meerkost mag zijn.” • “De meerkosten van het project (bovenop de subsidie van het Prins Filipfonds) komen uit onze gewone werkingssubsidies.” • “Wij organiseren inkomstengenererende activiteiten om de meerkosten van het project (bovenop de subsidie van het Prins Filipfonds) te betalen.” In de volgende tabel geven we aan welk percentage van respondenten met elk van deze stellingen akkoord ging. We hebben daarbij een verdere opsplitsing gemaakt tussen basis- en secundaire scholen en tussen Franstalige en Nederlandstalige scholen. Tabel 8 – % respondenten dat akkoord gaat met stellingen over financieel beleid m.b.t. kosten
Basis scholen
Secun daire scholen
Frans talige scholen
Nederlands talige scholen
Alle scholen
“Wij gaan uit van het principe dat het uitwisselingsproject voor de leerlingen geen grote meerkost mag zijn.”
83%
92%
82%
94%
89%
“De meerkosten van het project (bovenop de subsidie van het Prins Filipfonds) komen uit onze gewone werkingssubsidies.”
33%
24%
22%
31%
27%
“Wij organiseren inkomstengenererende activiteiten om de meerkosten van het project (bovenop de subsidie van het Prins Filipfonds) te betalen.”
28%
30%
38%
23%
29%
In negen scholen op de tien vindt men dat het uitwisselingsproject voor de leerlingen geen grote meerkost mag betekenen. Dit principe wordt nog meer onderschreven in de Vlaamse scholen dan in de Franstalige scholen en ook meer in secundaire scholen dan in basisscholen. Zoals we verder zullen zien mogen we dit evenwel niet voetstoots aannemen. Ongeveer een kwart van de scholen stelt dat de meerkosten van het project (bovenop de subsidie van het Prins Filipfinds) komt uit de gewone werkingmiddelen van de school. Dit percentage ligt wat hoger bij de Vlaamse (31%)
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
37
Financiële aspecten en duurzaamheid van de uitwisselingsprojecten
dan bij de Franstalige (22%) scholen. Daarentegen organiseren de Franstalige scholen relatief meer inkomstengenererende activiteiten (38%) dan de Vlaamse scholen (23%) om de meerkosten te kunnen betalen. Bij de basisscholen (33%) wordt relatief meer geput uit die werkingsmiddelen dan bij secundaire scholen (24%). Als we bovenstaande cijfers samennemen kunnen we voorzichtig besluiten dat in 40% van de Franstalige scholen en 50% van de Vlaamse scholen het uitwisselingsproject geen meerkost betekent voor de school: de kosten worden er gedragen door de subsidie en de bijdrage door de leerlingen. We hebben ook een analyse gemaakt van deze gegevens in functie van het aantal deelnames aan de uitwisselingsprojecten. Zoals eerder reeds werd vermeld, neemt de omvang van de activiteiten toe bij scholen die reeds verschillende malen hebben deelgenomen aan de uitwisselingsproject. Uit deze analyse blijkt het volgende: • De scholen die in 2008 voor de eerste maal deelnamen vinden nagenoeg allemaal (96%) dat het uitwisselingsproject voor de leerlingen geen grote meerkost mag zijn. • Scholen die twee of meer keer hebben deelgenomen aan uitwisselingsprojecten organiseren in veel meer gevallen (37%) bijkomende inkomstengenerende activiteiten dan scholen die voor de eerste maal deelnemen (14%). Deze bevindingen illustreren het toenemend engagement van de scholen naarmate ze meer uitwisselingen hebben op touw gezet.
5.1.2 Kost voor de leerlingen We vroegen ook aan de respondenten wat de gemiddelde door de leerlingen te betalen kost was voor de uitwisselingen. De gemiddelde waarden zijn aangegeven in de volgende grafiek:
Hieruit blijkt duidelijk dat de kostprijs voor de leerlingen hoger is in het secundair onderwijs dan in het basisonderwijs, en hoger in Nederlandstalige dan in Franstalige scholen. Dit lijkt enigszins in tegenspraak te zijn met de bevinding in § 5.1.1 dat het juist de Nederlandstalige en secundaire scholen zijn die het meest van mening waren dat er geen grote meerkost voor de leerlingen mocht zijn. We kunnen hier enkel uit besluiten dat het
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
38
Financiële aspecten en duurzaamheid van de uitwisselingsprojecten
begrip “geen grote meerkost” anders wordt geïnterpreteerd in het basis- en het secundair onderwijs en in het Vlaamse en het Franstalige onderwijs… De gemiddelde waarden zoals ze in de grafiek zijn aangegeven, verhullen wel grote variaties tussen scholen onderling. Het feit dat de standaarddeviatie hoger is dan de gemiddelden is veelzeggend. Eén school op de zes gaf aan geen bijkomende kosten aan te rekenen aan de leerlingen; één school op de tien vroeg 100 euro of meer8.
5.1.3 Gebruik van de subsidie van het Prins Filipfonds In de enquête stelden we de vraag: “Aan welke activiteiten wordt de subsidie van het Prins Filipfonds gespendeerd?” De gemiddelde verdeling is weergegeven in de grafiek op de volgende bladzijde. De helft van de subsidie blijkt te gaan naar de verplaatsingen van de leerlingen; een kwart wordt besteed aan toegangsgelden voor musea, centra, … Er is voor deze gemiddelde verdeling nauwelijks een verschil tussen de Gemeenschappen en tussen onderwijsniveaus. Er zijn uiteraard wel verschillen tussen scholen. In sommige gevallen, bijvoorbeeld basisscholen in gemeentes met een NMBS-station, zijn de verplaatsingskosten minder hoog.
Opgemerkt dient te worden dat de bovenstaande grafiek de verdeling geldt voor de subsidie van het Prins Filipfonds. De totale kosten zijn hoger, aangezien er ook meestal een bijdrage aan de leerlingen wordt gevraagd en veel scholen ook bijdragen aan de kosten vanuit hun werkingsmiddelen. De gemiddelde verplaatsingskosten voor de leerlingen zijn dus wellicht hoger dan de helft van de subsidie vanuit het Prins Filipfonds.
8 Van de 110 respondenten waren er 23 die deze vraag niet beantwoordden; de verhoudingen werden berekend op een totaal van 87 antwoorden.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
39
Financiële aspecten en duurzaamheid van de uitwisselingsprojecten
5.2 Hypothese over mogelijk gewijzigde aanpak bij wijziging va de subsidies 5.2.1 Bij stijgende subsidie We vroegen aan de respondenten eerst wat ze zouden doen indien de subsidie van het Prins Filipfonds zou toenemen. Er werden zeven mogelijke veranderingen gesuggereerd. De verdeling van de antwoorden is weergegeven in de grafiek op de volgende bladzijde, opgesplitst naar onderwijsniveau en Gemeenschap. Opvallend is dat de meeste scholen vooral meer activiteiten zouden uitvoeren met dezelfde groep leerlingen, eerder dan meer leerlingen of klasgroepen betrekken bij de uitwisselingen. Men zou dus eerder kiezen voor verdieping en intensifiëring van de uitwisselingen met dezelfde groep leerlingen, dan meer leerlingen binnen de school een kans bieden tot een uitwisseling. De scholen die het meest ervaring hebben met de uitwisselingen zijn op dit punt het meest expliciet: van de scholen die 4 keer of meer aan uitwisselingsprojecten heeft deelgenomen zegt 68% dat ze bij stijgende subsidie andere activiteiten zouden ondernemen (en 88% duurdere activiteiten) en slechts 16% dat ze meer leerlingen zouden betrekken bij de uitwisselingen. Dit alles wijst er volgens ons op dat deze uitwisselingen niet zozeer beschouwd worden als een “uitstap zoals een andere”, maar als een belangrijk onderdeel van het pedagogisch gebeuren. Dit fenomeen neemt nog toe naarmate men langer betrokken is bij de uitwisselingen.
Toch denkt ongeveer één derde van de Vlaamse en één derde van de secundaire scholen dat ze bij toenemende subsidie ook meer leerlingen bij de uitwisselingen zouden betrekken (dat is dubbel zoveel als bij de basis- en Franstalige scholen). We vermoeden dat dit te maken heeft met de grootte van de school, waarbij er
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
40
Financiële aspecten en duurzaamheid van de uitwisselingsprojecten
meer leerlingen van dezelfde leeftijd en leerjaar kunnen deelnemen aan de uitwisselingen. Verder blijkt dat Franstalige scholen wat meer geneigd zouden zijn om bij toenemende subsidie het aantal verplaatsingen op te drijven, en dat één op de vijf Vlaamse en één op de vijf secundaire scholen bij toenemende subsidie zou kiezen voor uitwisselingen met een bijkomende partnerschool en een toename van het aantal betrokken leraren. Ongeveer één op de zes respondenten gaven ook nog andere maatregelen op die ze zouden ondernemen bij verhoogde subsidie. Daaronder vielen verschillende malen te noteren: vermindering van de bijdrage van de ouders, een groter aantal dagen bij de uitwisseling, en vermindering van de kosten voor de leraren en andere medewerkers (o.a. studenten uit de lerarenopleiding).
5.2.2 Bij dalende subsidie Vervolgens stelden we in de enquête de vraag wat men zou doen als de subsidie voor het uitwisselingsproject zou afnemen. Opnieuw waren er zeven mogelijke antwoordmogelijkheden (meer dan één antwoord was mogelijk). De verdeling is weergegeven in de grafiek op de volgende bladzijde. Ongeveer zes scholen op de tien zou goedkopere activiteiten organiseren (zeven op de tien bij de basisscholen). Ongeveer vier scholen op de tien zouden de verplaatsingen van de leerlingen verminderen (zelfs de helft van de Franstalige scholen) en ongeveer evenveel zou minder activiteiten organiseren. Drie scholen op de tien zou op zoek gaan naar bijkomende financiële middelen.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
41
Financiële aspecten en duurzaamheid van de uitwisselingsprojecten
Eén school op de vier zou de activiteiten stopzetten bij verminderde subsidie (zelfs 30% van de Franstalige scholen). Noteer dat we in de vraag niet specificeerden hoe groot afname van de subsidie zou kunnen zijn. Dat desalniettemin toch reeds een kwart denkt aan stopzetten bij verminderde subsidie suggereert dat deze subsidie voor een aantal scholen nu reeds echt als “minimaal” te beschouwen is, gelet op de beoogde doelstellingen. Het feit dat men bij verhoogde subsidie vooral denkt aan uitbreiding van de activiteiten (zie vorige paragraaf) wijst in de zelfde richting. Verdere analyse van de gegevens toont aan dat scholen die reeds verschillende keren hebben deelgenomen aan de activiteiten veel minder geneigd zouden zijn om de uitwisselingen stop te zetten bij verminderde subsidie. Ze zouden ook meer geneigd zijn om bijkomende middelen te zoeken om de activiteiten te financieren en goedkopere (eerder dan minder) activiteiten organiseren. Met andere woorden: omdat deze scholen meer overtuigd zijn geworden van de toegevoegde waarde van de uitwisselingen, zijn ze ook meer bereid om ze in stand te houden, ook als de subsidie zou verminderen.
5.2.3 Zonder subsidie De deelnemers aan de enquête moesten ook aangeven in welke mate ze akkoord gingen met de stelling: “We vinden het uitwisselingsproject zodanig belangrijk dat we het zouden voortzetten met eigen middelen als we geen subsidie zouden ontvangen”. Een kleine helft (44%) antwoordde hier bevestigend op; dus iets meer dan de helft van de scholen zou het project stopzetten als ze geen subsidie meer zouden krijgen. Dit is consistent met de resultaten vermeld in de voorgaande paragraaf, waarbij een kwart aangaf te zullen stoppen bij een vermindering van de subsidie. Persoonlijk vinden we dit een uitstekend resultaat. Het feit dat “slechts” de helft denkt aan stopzetten van de activiteiten indien de subsidie zou wegvallen, illustreert de toegevoegde waarde die de uitwisselingen creëren en het feit dat er een aanzienlijke pedagogisch nut wordt aan toegekend. Er zijn wel wat verschillen tussen de onderwijsniveaus en de Gemeenschappen. Slechts één op de drie basisscholen denkt aan stopzetten van de uitwisselingen bij wegvallen van de subsidie tegen één op twee secundaire scholen. Mogelijk heeft dit te maken met de meer omvangrijke budgetten en kosten in het secundair onderwijs. Een andere verklaring is misschien dat de basisscholen reeds langer aan de uitwisselingen participeren. Ook de Vlaamse scholen zijn wat meer geneigd op de projecten voort te zetten dan de Franstalige scholen (48% t.o.v. 38%). Ook dit is consistent met eerdere resultaten en ook met de tevredenheid over de effecten van de uitwisselingen (zie verder in dit rapport).
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
42
Financiële aspecten en duurzaamheid van de uitwisselingsprojecten
5.3 Redenen om dit schooljaar geen uitwisselingsproject te hebben Onder de 110 respondenten waren er 30 die in 2008-2009 geen uitwisselingsproject hadden dat was ondersteund door het Prins Filipfonds, maar er wel één hadden in een eerder schooljaar. De redenen daarvoor waren divers (meerdere antwoorden waren mogelijk): • (12) er loopt een ander uitwisselingsproject, zonder steun van het Prins Filipfonds • (5) te weinig tijd om alle activiteiten te organiseren • (5) te hoge kosten / onvoldoende subsidies • (4) moeilijke samenwerking met de partnerschool • (4) te weinig motivatie van collega’s in de school • (3) inspanningen wegen niet op tegen de voordelen • (3) afhaken van de partnerschool en geen nieuwe school gevonden. In 40% van de gevallen is een reden dat er een ander uitwisselingsproject loopt. De andere argumenten – ook de financiële – werden slechts enkele malen genoemd, zodat er niet echt sprake is van één doorslaggevende reden. Interessant om te melden is dat geen enkele respondent aangaf gestopt te zijn omdat hun aanvraagdossier niet was goedgekeurd of omdat ze veel negatieve ervaringen hadden gehad met het uitwisselingsproject.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
43
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
44
6. Effecten van de uitwisselingen 6.1 Inleiding In de enquête peilden we ook naar de tevredenheid over, en impact van, de uitwisselingsprojecten. We noemen dit gemakshalve de “effecten” van de uitwisselingen. We hebben deze effecten gemeten door de respondenten te confronteren met een aantal stellingen9. Voor elk van deze stellingen konden de respondenten aangeven in welke mate ze met het met deze stelling eens of oneens waren. We hebben vervolgens deze antwoorden geconverteerd naar een score tussen 1 op 5, op basis van de volgende omzetting:
Helemaal oneens = 1 Eerder oneens = 2 Noch eens, noch oneens = 3 Eerder eens = 4 Helemaal eens = 5
Een gemiddelde score van ongeveer 3 is dus neutraal: de meeste respondenten zijn het noch eens of noch oneens met de stelling, of deze die het met de stelling eens zijn, zijn ongeveer even talrijk als deze die het met de stelling oneens zijn. Een gemiddelde score van 4 geeft aan dat een grote meerderheid van de respondenten het met de stelling eens is. Hoe hoger de score, hoe meer mensen het eens zijn met de stelling. In de volgende paragrafen kijken we achtereenvolgens naar de effecten bij de leerlingen, de leraren, de ouders en de schoolgemeenschap. Tenslotte bespreken we de effecten die als minder positief worden ervaren.
6.2 Effecten bij de leerlingen We confronteerden de respondenten met een aantal stellingen over de tevredenheid van de leerlingen, over de toenadering tussen de Gemeenschappen en over de verbetering van de talenkennis. De omgezette scores zijn te vinden in de grafiek op de volgende bladzijde (met een verdeling tussen Franstalige en Vlaamse scholen10). Hieruit blijkt het volgende: • Op één aspect na (de grammaticale kennis van de andere taal) zijn de effecten bij de leerlingen groot tot zeer groot, en dit voor alle drie de thema’s – tevredenheid leerlingen, toenadering tussen de Gemeenschappen en taalbeheersing. 9 De volledige stellingen zijn te vinden in bijlage 2 (in de enquêtevragen). In dit hoofdstuk worden de stellingen verkort weergegeven. 10 Er bleken weinig verschillen te zijn tussen basis- en secundaire scholen, zodat we deze niet in de grafiek hebben opgenomen.
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
45
Effecten van de uitwisselingen
• •
De aspecten die het hoogst scoren zijn: — het verrijkend effect voor de leerlingen — het enthousiasme van de leerlingen — het feit dat de effecten positief zijn, ongeacht de afkomst van de leerlingen — de positievere kijk van de leerlingen op de andere Gemeenschap — de durf om een andere landstaal te spreken. De effecten zijn voor alle onderzochte aspecten iets hoger in de Nederlandstalige dan in de Franstalige scholen. De verschillen zijn het grootst voor de bijdrage tot de persoonlijkheidsvorming, het enthousiasme van de leerlingen en het kunnen communiceren in een andere taal. Maar ook voor deze aspecten zijn de effecten in de Franstalige scholen goed te noemen.
Interessant is ook de observatie dat er in een meerderheid van de uitwisselingsprojecten vriendschappen tussen leerlingen ontstaan die ook na het project blijven voortduren. Men zou verwachten dat de effecten groter worden naarmate een school meer aan uitwisselingsprojecten heeft deelgenomen. Dit blijkt ook het geval te zijn na twee tot drie deelnames, zoals duidelijk wordt uit de volgende tabel. Daarna nemen sommige effecten evenwel niet meer toe of nemen ze zelfs wat af, vooral op vlak van verbetering van de taalbeheersing (misschien omdat het project wat “routine” begint te worden?).
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
46
Effecten van de uitwisselingen
Tabel 9 – Effectscore in functie van het aantal deelnames
Nu eerste keer
2 of 3 keer
4 keer of meer
Durf om andere taal te spreken
4.04
4.50
4.36
Communicatie in de andere taal
3.71
4.04
3.84
Woordenschat in de andere taal
3.50
3.96
3.68
Grammaticale kennis andere taal
2.93
3.23
3.00
Positieve kijk op andere Gemeenschap
4.29
4.42
4.48
Bijdrage tot persoonlijkheidsvorming
3.89
4.08
4.08
Positieve effecten, ongeacht afkomst
4.25
4.46
4.56
Verrijkend effect van de uitwisselingen
4.43
4.65
4.76
Enthousiasme van de leerlingen
4.25
4.62
4.72
Blijvende vriendschappen in de andere Gemeenschap
3.75
4.08
4.28
6.3 Effecten bij de leraren We peilden ook naar de effecten bij de leraren: enthousiasme, kijk op de andere Gemeenschap en aanpassing van de didactische aanpak als gevolg van de uitwisselingen. De resultaten zijn weergegeven in de grafiek op de volgende bladzijde.
Op te merken valt dat de respondent in de enquête meestal de trekker was van het uitwisselingsproject in de school, zodat het bij “de effecten op de leraren” wellicht eerder gaat over de effecten op hem- of haarzelf en eventueel op de andere bij het project betrokken leraren.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
47
Effecten van de uitwisselingen
Algemeen gesproken zijn de effecten wat minder hoog dan bij de leerlingen, maar nog steeds als goed tot zeer goed te bestempelen. Het enthousiasme van de betrokken leraren is hoog; dit is zeer uitgesproken in de Vlaamse scholen. In de grote meerderheid van de scholen hebben de leraren een andere en meer positieve kijk gekregen op de andere Gemeenschap. De effecten naar verandering van didactische aanpak zijn wat minder hoog; dit is het meest voelbaar in de basisscholen.
6.4 Effecten op de school en bij de ouders We vroegen ook naar een aantal andere effecten, op de school en bij de ouders. De resultaten zijn weergegeven in de grafiek op de volgende bladzijde. Hieruit concluderen we het volgende: • Opnieuw zijn de scores hoog, op één aspect na (zie verder). De drie aspecten die het hoogst scoren zijn: — de positieve houding van de ouders naar het project — het extra prestige dat het project geniet omwille van de goedkeuring door het Prins Filipfonds — het feit dat het uitwisselingsproject volledig ingeburgerd is in de school. • Maar ook drie andere aspecten scoren goed: de grotere dynamiek in de school omwille van het project, de positievere kijk van de ouders op de andere Gemeenschap, en de verbetering van het imago van de school. • Enkel met één stelling is slechts een minderheid akkoord: dat de uitwisselingen gesteund door het Prins Filipfonds leiden tot andere uitwisselingsprojecten in binnen- of buitenland. • Algemeen gesproken zijn de effecten opnieuw sterker voelbaar in Vlaamse dan in Franstalige scholen, in het bijzonder voor wat betreft de positieve houding van de ouders en het extra prestige door het Prins Filipfonds. Verdere analyse geeft aan dat er weinig verschillen zijn voor deze effecten tussen basis- en secundaire scholen, behalve voor twee aspecten: de imagoverbetering is beter voelbaar in basisscholen en er zijn meer effecten naar genereren van andere uitwisselingsprojecten in secundaire scholen.
Effecten van de uitwisselingen op de school en de ouders 1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
5,0
Positieve houding ouders naar het project De goedkeuring door het Prins Filipfonds geeft extra prestige Het uitwisselingsproject is volledig ingeburgerd in de school De uitwisselingen hebben geleid tot grote dynamiek in de school Positievere kijk ouders op andere Gemeenschap Het imago van de school is sterk verbeterd De uitwisselingen hebben geleid tot andere uitwisselingen
Prins Filipfonds
Franstalige scholen Vlaamse scholen
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
48
Effecten van de uitwisselingen
6.5 Minder positieve aspecten We vroegen ook welke aspecten aan de uitwisselingen als minder goed ervaren werden, en dit op basis van pregedefinieerde mogelijke antwoorden. De resultaten staan in de volgende grafiek.
Eén aspect springt er bovenuit: elk jaar opnieuw een aanvraag moeten indienen en in onzekerheid leven over de beslissing tot subsidie. Drie scholen op de vier ervaart dit als niet erg positief. Een derde van de scholen vindt de subsidies te laag. Dat wil dus ook zeggen dat twee derden van de respondenten dit niet als een probleem heeft aangestipt. Dit stemt overeen met antwoorden op andere vragen (één kwart zou stoppen bij verminderde subsidie en ongeveer de helft bij wegvallen van de subsidie). Telkens ongeveer een kwart van de scholen ervaart de administratie en rapportering naar het Prins Filipfonds als een minder positief punt, en iets minder vindt ook dat de subsidie te laat wordt uitbetaald. Ongeveer een vierde van de scholen kijkt op tegen organisatorische en logistieke problemen. Omgekeerd heeft ongeveer drie scholen op de vier geen problemen op deze punten. Ongeveer één school op tien vermeldt als probleem het niveau van de talenkennis bij de partnerschool en ongeveer evenveel vermeldt problemen bij de (initiële) houding van de ouders naar het project. Er zijn soms wel grote verschillen tussen basis- en secundaire scholen en tussen Nederlandstalige en Franstalige scholen. In de volgende tabel geven we de percentages van respondenten die bepaalde aspecten als een probleem ervaren (we geven enkel die aspecten aan waar er grote verschillen zijn).
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
49
Effecten van de uitwisselingen
Tabel 10 – % respondenten die bepaalde aspecten als minder positief ervaren
Franstalige basisscholen
Franstalige secundaire scholen
Nederlands talige basisscholen
Nederlands talige secundaire scholen
De hoogte van de subsidies
40%
47%
33%
23%
De administratie en rapportering naar het Prins Filipfonds
27%
37%
5%
33%
De logistieke en organisatorische problemen
33%
37%
10%
14%
Het tijdstip van betaling
7%
27%
14%
26%
Het niveau van de talenkennis bij de partnerschool
0%
0%
19%
14%
De initiële houding van de ouders
0%
20%
10%
5%
Hieruit blijkt onder meer: • Nederlandstalige scholen (en in het bijzonder de secundaire scholen) hebben het minst problemen met de hoogte van de subsidies. • Bijna geen enkele Nederlandstalige basisschool ervaart de administratie en rapportering naar het Prins Filipfonds als een probleem. • Nederlandstalige scholen kijken minder op tegen de logistieke en organisatorische problemen die bij de uitwisselingen komen kijken. • Het tijdstip van betaling is meer een probleem voor secundaire dan voor basisscholen. • Geen enkele Franstalige school ervaart problemen bij het niveau van talenkennis bij de partnerschool (maar dat is wel zo in een zesde van de Vlaamse scholen). • In een op vijf onder de Franstalige secundaire scholen staan de ouders initieel niet zo positief naar het uitwisselingsproject.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
50
7. Besluit Sinds 1998 ondersteunt het Prins Filipfonds, met de steun van de drie ministeries van onderwijs, uitwisselingen tussen scholen van de verschillende gemeenschappen in België. In deze uitwisselingsprojecten werken leerlingen van twee of meer scholen aan een gemeenschappelijk project, gaan ze bij elkaar op bezoek (vaak met overnachtingen bij ouders in de partnerschool), onderhouden ze contacten via het internet, gaan ze gezamenlijk op uitstap, enz. De leerlingen leren daardoor de leerlingen en de cultuur van de andere gemeenschap beter kennen, verbeteren hun kennis van een andere landstaal en ontwikkelen hun sociale en communicatieve vaardigheden. Momenteel worden op jaarbasis zo’n 80 uitwisselingsprojecten van twee of meer scholen ondersteund. Uit dit onderzoek blijkt dat de deelnemende scholen goed geografisch verspreid zijn over heel het grondgebied van het land. Er nemen momenteel ongeveer evenveel basis- als secundaire scholen deel en er is een goede vertegenwoordiging van scholen uit alle netten. De uitwisselingsprojecten kennen een stijgend succes; in 2008 kwamen er bijna 60 nieuwe scholen bij. Volgens de deelnemende scholen zijn de pedagogische effecten van deze uitwisselingen op de leerlingen zeer goed, en dit op diverse gebieden: taalbeheersing, attitudevorming, vaardigheidsontwikkeling, openheid voor andere culturen, … Maar ook de leraren zelf en de ouders zijn vaak zeer enthousiast en ontwikkelen een betere kennis en begrip van een andere Gemeenschap. Naarmate scholen langer betrokken zijn bij uitwisselingsprojecten blijken ze meer, en meer intensieve, activiteiten uit te voeren – en zijn de resultaten nog positiever. De scholen zijn ook sterk vragende partij om deze uitwisselingen voort te kunnen zetten, gelet op de grote pedagogische effecten. Vanuit al deze vaststellingen lijkt het aangewezen om de uitwisselingsprojecten niet enkel verder te ondersteunen, maar zo mogelijk, in overleg en met steun van de onderwijsministeries van de verschillende Gemeenschappen, ze nog uit te breiden, zodat meer scholen en leerlingen eraan kunnen participeren.
Prins Filipfonds
I n t e r c o mNmauan ra een u t a id r e muen i ttw ie is vs reien l indgeen l i jt ku e sssa en m en s clh eo v in l en g
51
Bijlagen Bijlage 1: Lijst van de scholen en hun aantal deelnames in de periode 2004-2008
Provincie Antwerpen
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
54
75
29
19
28
27
26
129
Antwerpen Onze-Lieve-Vrouwecollege
1
Pius X Instituut
1
SITO 5
6
Leonardo Lyceum Groenhout
1
1
1 1
2
2
1
1
6
1
1
Balen Gemeentelijke Basisschool De Twinkeling
8
2
2
1
3
8
Boechout Sint-Gabriëlcollege
4
2
1
1
4
1
1
12
Booischot Freinetschool Triangel
12
5
3
2
Edegem Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdescollege
3
2
1
3
1
1
Geel Middenschool Geel
1
Sint-Dimpnacollege
2
Sint-Maria-Instituut
3
2
2 3
3
Hoogstraten VITO - Vrij Instituut voor Technisch Onderwijs Gesubsidieerde Vrije Basisschool Scharrel
3
2
2
1
1
9
8
9
2
2
1
2
1
8
2
2
Hove ‘t Groen Schooltje
2
Kontich Sint-Rita College
1
1
1
1
Lier BSGO Het Molentje
2
BSGO Stadspark
10
Sint-Ursula-instituut
1 18
1
2
2
2
2
3
1
10
1
1
10
2
4
18
1
2
1
1
5
1
1
Malle – Oostmalle Immaculata Instituut
5
Mechelen Don Bosco basisschool
1
Provinciaal Instituut voor Tuinbouwonderwijs
1
1
1
Meerhout De Eglantier
1
1
1
Mol Gesubsidieerde Vrije Basisschool Mol
2
2
Koninklijk Technisch Atheneum Mol
4
Sint-Jan Berchmanscollege
1
2 2
1
1
4
1
1
Puurs Vrije Basisschool Sint-Carolus Sint-Jan Berchmansinstituut
Prins Filipfonds
2
2 1
2 1
1
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
52
Bijlagen
Schoten Vita et Pax college
1
1
1
Turnhout Heilig Grafinstituut
3
Stedelijke Handelsschool Turnhout
3
2 1
1
1
3
1
1
3
1
1
2
2
6
1
4
1
1
Vorselaar Kardinaal Van Roey-Instituut Vrije Lagere Oefenschool Windekind
1 6
2
Westerlo Vrije Sint-Lambertusscholen
4
1
2
Wijnegem Annuntia-Instituut
Provincie West-Vlaanderen
1
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
59
43
20
23
23
15
21
102
1
1
Ardooie Instituut Heilige Kindsheid
1
Blankenberge Sint-Pieterscollege / Sint-Jozefshandelsschool
2
1
1
2
Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartinstituut Brugge
2
1
1
2
Vrij Handels- en Sportinstituut
1
Brugge
Freinetschool De Tandem
1
1
5
2
2
2
1
1
1
5
Damme-Moerkerke Vrije Basisschool Sint-Rita
2
Harelbeke Vrije Basisschool St-Augustinus - Stasegem
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Heist-aan-Zee OLV Ter Duinen Campus Heist Vrije Basisschool OLVO
2
2
2
Hooglede De Zonnebloem
Ieper Sint-Vincentiuscollege Ieper
1
Koksijde Basisschool Ter Schelpe
1
1
1
Leefschool De letterzee
1
1
1
Kortemark Margareta-Maria-Instituut
2
1
1
2
1
1
Kortrijk Don Boscocollege
1
Ledegem Vrije Basisschool Ledegem
8
2
3
3
8
Loker-Heuvelland
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
53
Bijlagen
Gesubsidieerde Vrije Basisschool Loker
2
1
3
3
1
2
Marke Freinetschool De Levensboom
3
Oostende KTA II Ensorinstituut Leefschool De Vlieger
1
1
3
1 1
Onze-Lieve-Vrouwecollege
4
2
Sint-Andreasinstituut
4
2
Vrij Technisch Instituut
2
1
1
1
3
1
1
4
2
4
1
2
Oudenburg - Westkerke Vrije Basischool Ter Waere
6
2
2
1
1
6
1
2
1
1
7
1
1
Poperinge Onze-Lieve-Vrouwe-instituut
7
2
Roeselare BSGO De Plataan
2
Gesubsi. Vrije Lag. School Klein Seminarie
1
2 1
VABI Roeselare
1
VISO Roeselare
2
2
4
2
1
1
1 2
Ruiselede Sancta Maria Instituut
1
1
4
1
1
1
Annuntiata-Instituut Veurne
1
1
1
Koninklijk Atheneum Veurne
1
Vrij Technisch Instituut Veurne
2
Torhout Vrij Land- en Tuinbouwinstituut Veurne 1
1
1
1
2
7
2
2
1
1
1
1
1
1
Vleteren Vrije Basisschool Klavertje 3
1
1
1
7
Wenduine Heilig Hartschool Wevelgem De Levensboom Zedelgem Gesubsidieerde Vrije Basisschool De Leeuw
3
Spes Nostra Instituut Zedelgem
2 1
1
3 1
1
Zedelgem - Loppem Sint-Maartenschool
1
1
Sint-Maartensschool
5
1
2
1
4
2
2
2
5
Zwevegem Vrije centrumschool Zwevegem
Prins Filipfonds
4
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
54
Bijlagen
Provincie Oost-Vlaanderen
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
40
33
11
13
20
12
17
73
Aalst Dames van Maria Handel-Tech& Beroeps
1
Sint-Augustinusinstituut
3
2
1
1
1
3
Assenede BSGO De Wegwijzer
1
1
1
2
2
Brakel Koninklijk Technisch Ateneum Brakel
2
Sint-Franciscusinstituut
1
1
1
Eeklo Provinciaal Technisch Instituut Eeklo
2
2
2
Erembodegem De Luchtballon
1
1
1
Gent Provinciaal Handels- en Taalinstituut
1
1
1
Sint-Bavohumaniora
1
1
1
Sint-Pietersinstituut
1
Stedelijke Basisschool Sassepoort
1
Stedelijke Freinetschool De Boomgaard
2
Stedelijke Freinetschool De Vlieger
2
VIP School Vrije Basisschool De Buurt
1 1 1
1 7
Koninklijk Atheneum Gentbrugge
1 2
1
2
1 2
2
1
2
1 1
2
1
7 1
1
Hamme - Moerzeke Vrije basisschool De 5-sprong
7
3
2
1
2
2
7
Herzele Sint-Paulusinstituut
3
3
Melle Sint-Franciscusinstituut Melle
2
2
2
1
8
Moerbeke-Waas Gemeent. Basisschool “De Vlinderdreef”
8
2
2
2
1
Oudenaarde Basisschool Abraham Hans
1
Freinetschool “De Vier Tuinen”
4
Provinciaal Instituut Vlaamse Ardennen PIVA
1 3
1
1 4
1
1
1
1
5
Ronse KA Ronse - IPB Ronse Lagere School Sancta Maria
5 1
1
2
1
1
1
Sint-Niklaas Sint-Jozef-Klein-Seminarie
1
Vrije Handelsschool
5
1
1
1
2
1
1
5
1
2
1
4
Stekene Methodeschool De Buurt
Prins Filipfonds
4
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
55
Bijlagen
Zomergem - Oostwinkel Vrije Basisschool Twinkel
1
1
1
Zottegem Provinciaal Technisch Instituut Zottegem
Provincie Limburg
2
1
1
2
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
37
27
18
13
10
10
13
64
Bree Middenschool Heilig Hart
3
Sint-Augustinusinstituut
1
2
1 1
3 1
1
1
1
2
6
Diepenbeek Provinciale Secundaire School Diepenbeek Dilsen-Stokkem Stedelijke Humaniora Dilsen
6
2
2
1
2
Genk BSGO De Reinpad-Gelieren
6
Sint-Jan Berchmanscollege
4
3
6
4
4
Hasselt Hotel- en toerismeschool KTA3 Hasselt
5
Humaniora Kindsheid Jesu
1
1
2
1
1
5
1
1
Hechtel-Eksel Gemeentelijke Basisschool Eksel
11
2
2
2
3
2
11
11
3
1
2
4
1
11
1
1
1
1
1
1
1
5
Heusden-Zolder Vrije Basisschool Bolderberg Lommel Middenschool Mercurius Maaseik KASO Maaseik-Kinrooi Riemst Vrije Basisschool Ons Schooltje - Het Hofje
5
1
1
1
1
4
3
1
4
1
1
Sint-Truiden Vrije Basisschool Sint-Rita Tongeren PIBO Tongeren
1
Viio handel en zorg
1
1
1
Zepperen - Sint-Truiden Bovenbouw Onze Lieve Vrouw
1
1
1
Sint-Aloysius
1
1
1
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
56
Bijlagen
Provincie Vlaams-Brabant
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
7
12
3
3
5
4
4
19
Aarschot Sint-Jozefscollege
1
1
1
1
1
Galmaarden Gemeentelijke Basisschool Tollembeek
1
Halle BSGO De Leerboom
1
1
1
1
5
1
1
Kampenhout Gemeenteschool De Toverberg
5
1
1
1
1
Keerbergen Sint-Michielsinstituut
1
Landen Bovenbouw Sint-Gertrudis
1
1
1
Leuven - Heverlee Heilig Hartinstituut Heverlee
4
4
4
Overijse Sint-Martinusscholen
2
1
1
2
Rotselaar Montfortcollege
1
1
1
Tienen Onze-Lieve-Vrouweinstituut
1
1
1
1
1
1
Vilvoorde KTA Horteco Vilvoorde
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
57
Bijlagen
Brussel Hoofdstedelijk Gewest
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
18
53
15
13
21
8
14
71
1
1
Anderlecht Institut Redouté-Peiffer
1
Auderghem L’Autre Ecole
4
3
1
4
Bruxelles Athénée Adolphe Max
6
Institut de Mot-Couvreur
3
2
2
2 2
1
6 3
Bruxelles - Laeken Collège La Fraternité
1
Institut Paul-Henri Spaak
4
2
6
2
1
1
1
1
4
2
2
6
Etterbeek Collège Saint-Michel Evere Ecole Communale Clair-Vivre
3
1
2
3
1
1
Forest Institut Saint Vincent de Paul
1
Ganshoren Centre scolaire Notre-Dame de la Sagesse
1
1
1
Ixelles Institut Saint-André - Saint-Philippe
1
Institut Saint-Vincent de Paul
1
1
2
1
1
2
Saint-Gilles Centre Pierre Paulus Ecole Peter Pan
1 2
1
1
2
2
Schaarbeek11 Koninklijk Atheneum Emanuel Hiel
3
1
Sint-Lukas Kunsthumaniora
1
1
2
3 1
Schaerbeek Athénée Royal Verwee
2
2
Centre Scolaire Sainte-Marie de la Sagesse
2
1
Institut Comm. d’Enseignement Techn. Frans Fischer
2
1
2 1
1
2 2
Uccle Athénée Royal d’Uccle Ecole Fondamentale
4
Centre d’Enseignement secondaire libre Uccle Ecole Plein Air
3 1
1
4
1
3
1 1
1
1
3
2
1
1
5
1
1
Woluwé-Saint-Lambert Institut de la Providence
5
1
Woluwe-Saint-Pierre Ecole du Centre
1
Institut Don Bosco
2
Lycée Mater Dei
9
3
2
2
1
1
2
1
1
9
11 De twee scholen uit Schaarbeek zijn de enige twee Nederlandstalige scholen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die de laatste vijf jaar aan de uitwisselingen hebben deelgenomen.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
58
Bijlagen
Provincie Luik
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
41
42
21
14
11
21
16
83
1
1
Amay Flône Institut de l’instruction chrétienne Abbaye de Flône
1
Ans-Loncin Athénée Royal Ecole du Tilleul
1 6
1 1
2
1
3
6
Büllingen (Duitstalige Gemeenschap) Gemeindeschule Büllingen
2
1
1
2
Chênée Collège Saint-Joseph Ecole fondamentale libre de Chênée
2 3
2 1
2 2
3
Eupen (Duitstalige Gemeenschap) Königliches Athenäum Eupen
1
Robert Schuman Institut
2
1
1 1
1
2
1
1
Hannut Collège Sainte-Croix et Notre-Dame
1
Hauset (Duitstalige Gemeenschap) Gemeindeschüle Hauset
1
1
1
8
9
1
1
Héron – Couthuin Ecole Primaire Saint-François
9
1
Herstal Athénée Royal
1
Houffalize-Nadrin Ecole communale ‘Les Lys’
2
1
1
2
Huy Collège Saint-Quirin Ecole Communale du Sud
1 9
1 2
1
2
2
Ecole Polytechnique de Huy
3
1
1
3
Institut Technique de la Comm. Française de Huy
3
1
Collège Dames de l’Instruction Chrétienne
1
1
Ecole de Coiffure et de Bioesthétique
3
2
Ecole d’hotellerie et de tourisme
2
Institut Horticole
1
Institut Saint-Joseph
1
1
1
Lycée Jean Boets
1
1
1
Lycée Saint-Jacques Liège
1
1
1
Institut St-Maria Goretti
1
1
1
Königliches Athenäum Sankt-Vith
1
1
1
Technisches Institut
1
Zentrum für Aus- & Weiterbildung des Mittelstandes
2
1
9 1
3
1
3
Liège 1 1
3 1
1
1
2 1
Sankt-Vith (Duitstalige Gemeenschap)
1
1 2
2
Spa Athénée Royal
Prins Filipfonds
1
1
1
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
59
Bijlagen
Theux Institut Provincial d’Enseignement Agricole
1
1
1
Institut Saint-Roch
4
4
4
Thimister-Clermont Ecole Communale de la Minerie
1
1
1
Villers-Le-Bouillet Ecole Libre Saint-Martin
7
2
2
1
1
1
7
1
1
Visé EESPCF Lieutenant Jacquemin
1
Waimes Athénée Royal de Waimes Ecole communale de Waimes
1
1
2
1 1
1
2
Waremme Institut Saint-Louis
Prins Filipfonds
2
1
1
2
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
60
Bijlagen
Provincie Henegouwen
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
35
44
16
12
13
15
23
79
1
1
Ath Collège Saint-Julien
1
Institut Provincial d’Enseignement Secondaire
1
1
1
Celles - Pottes Ecole communale mixte
2
1
1
2
Charleroi Athénée Royal Ernest Solvay
1
1
1
Charleroi - Couillet CECS Couillet-Marcinelle
4
4
4
Châtelet Athénée Royal René Magritte
4
2
2
4
3
5
3
6
Chièvres Ecole Communale de Vaudignies et Chièvres
5
2
Enghien Collège Saint-Augustin Ecole libre Saint-Sauveur
6
2
1
2
2
2
Erquelinnes Arts et métiers Erquelinnes
2
1
1
2
Frasnes-lez-Anvaing Athénée Royal Lucienne Tellier
2
Ecole Communale en Immersion
1
Ecole libre Saint-Vincent de Paul
2
1
2
2
1
1
1
2
1
1
Froidchapelle Ecole communale de Froidchapelle
1
Ecole Communale du Crochet
2
2
2
Gerpinnes Collège Saint-Augustin
3
1
2
3
Huissignies Ecole communale de Huissignies
2
2
2
1
1
La Louvière ICES Leon Hurez
1
Institut Sainte-Thérèse
1
1
1
1
2
Leuze-en-Hainaut Centre Educatif St-Pierre
2
Institut d’Enseignement Technique St Eloi Institut Saint-Eloi
1
1 1
2
1 2
2
Lodelinsart Ecole Communale de Bon Air
1
1
1
Manage Institut Sainte-Thérèse
4
1
1
1
1
4
Marcinelle Ecole Communale de la Bruyère
Prins Filipfonds
1
1
1
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
61
Bijlagen
Mons Ecole des Ursulines
1
1
1
1
1
Montignies-sur-Sambre Ecole du Centre Wasterlain
1
Mouscron – Dottignies Institut Communal Secondaire
1
1
1
Péruwelz Ecole primaire Saint-Charles
2
Institut Saint Charles
1
2
2
1
1
Quiévrain Athénée Royal
1
1
1
Rêves Institut Sainte-Marie
4
3
1
4
Saint-Ghislain Lycée Provincial d’Enseignement Techn. du Hainaut
4
1
1
1
1
4
Tournai Ecole Fondamentale des Frères
1
EFACF Ecole solaire
1
Institut Provincial d’Enseignement Secondaire (IPES)
1
1 1
2
1
1
1 2
Vellereille-les-Brayeux Collège de Bonne-Espèrance
1
1
1
1
1
Villers-Perwin Ecole communale Villers-Perwin
Prins Filipfonds
5
1
1
1
5
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
62
Bijlagen
Provincie Luxemburg
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
31
33
13
14
13
13
11
64
4
2
2
2
2
Amberloup Ecoles communales de Saint-Ode
4
Anloy Ecole communale Anloy
2
Arlon Institut Notre-Dame
2
1
1
2
Institut Sainte-Marie
2
1
1
2
1
1
7
Barvaux-sur-Ourthe Institut du Sacré-Cœur
7
2
1
2
Bastogne Athénée Royal de Bastogne
2
Institut Saint Joseph Bastogne
1
2
2 1
1
1
2
Bertrix Institut Saint-Joseph Ecole Technique
2
1
Bouillon-Paliseul Athénée Royal Bouillon-Paliseul
1
1
1
Bras Ecole communale Bras
1
1
1
2
2
2
3
1
Bure Collège d’Alzon Carlsbourg-Paliseul Institut Saint-Joseph
1
1
3
Colfontaine Lycée Provincial Albert Libiez
2
1
1
2
3
2
1
1
8
1
1
1
1
4
1
1
1
1
2
1
1
1
3
2
1
3
1
9
2
2
2
Libin – Ochamps Ecole fondamentale communale Ochamps
8
1
Libramont Institut Saint-Joseph
4
Marche-en-Famenne Ecole Saint-Remacle
1
Institut Saint-Laurent
2
Morlanwelz Institut Technique Morlanwelz
3
Neufchâteau Ecole Primaire Libre Saint-Joseph
9
2
Wellin Ecole Libre Saint-Joseph
Prins Filipfonds
6
6
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
63
Bijlagen
Provincie Namen
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
43
20
11
9
13
16
14
63
1
1
1
1
Assesse - Courrière Ecole Libre subventionnée
1
Beauraing Institut Notre-Dame du Sacré-Cœur
1
Cerfontaine Ecole communale de Cerfontaine
1
1
1
Ciney Ecole Technique Provinciale d’Agriculture
1
Institut de la Providence
5
Institut Saint-Joseph
2
1
2
1
1
2
5
2
2
Couvin Athénée Royal Jean Rey
1
1
1
Éghezée Institut Technique Henri Maus
2
2
2
Faulx-les-Tombes Ecole communale de l’Envol
3
3
3
1
1
Gembloux ITHCF Gembloux
1
Gesves Ecole Libre Saint-Joseph
12
3
1
3
4
1
12
2
1
1
4
1
2
1
8
1
1
2
4
La Bruyère (Rhisnes) Ecole Maternelle et Primaire Ste-Elisabeth
4
Mettet Ecole Fondamentale Autonome CF
8
2
2
Mettet - Ermeton-sur-Biert Ecole Fondamentale Autonome CF
2
2
Namur Ecole des Frères
12
2
Institut Notre-Dame
1
ITCF Félicien Rops
2
2
2
12
1
1
2
2
Namur – Jambes Institut Sainte-Marie Jambes
1
Institut Saint-Joseph
1
1 1
1 1
Namur – Suarlée Institut des Techn. et des Comm. Agro-alimentaire
Prins Filipfonds
2
1
1
2
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
64
Bijlagen
Provincie Waals-Brabant
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
34
21
11
11
14
10
8
55
Court-St-Etienne Collège St-Etienne
1
1
1
Jodoigne Centre Provincial d’Enseignement
2
2
2
Lasne-Ohain Ecole Ouverte
9
2
2
2
2
3
2
3
1
9
Orp-le-Grand Ecole Communale Fondamentale
8
8
Ottignies Athénée Royal Paul Delvaux
1
Collège du Christ-Roi Ecole des Bruyères
11
1
1
3
3
1
5
1
11 1
Rixensart Ecole Fondamentale
1
1
1
Waterloo Ecole prim du Centre scol. de Berlaymont
4
Ecole Saint-François d’Assise
5
Institut Cardinal Mercier
2
Institut d’Enseignement Sec. des Sacrés-Cœurs
2
3
1
1
1
4 1
1
1
2
5 2
2
2
Wavre Collège Technique Saint-Jean Institut Saint-Jean-Baptiste
Totaal België
Prins Filipfonds
2 6
2
2 6
2
2
2
399
403
168
145
171
151
167
802
Basis
Sec.
2004
2005
2006
2007
2008
Totaal
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
65
Bijlagen
Bijlage 2: Enquête Evaluatie van de uitwisselingsprojecten van het Prins Filipfonds Deze vragenlijst maakt deel uit van een evaluatie van het Prins Filipfonds van de uitwisselingsprojecten tussen scholen van de verschillende gemeenschappen van ons land. De enquête is bestemd voor alle scholen die de voorbije jaren een subsidie gekregen hebben van het Prins Filipfonds voor een uitwisselingsproject. Het is de bedoeling dat de persoon (leraar, directeur, ...) die momenteel binnen de school verantwoordelijk is voor de uitwisseling deze enquête invult. Indien u niet deze persoon bent, gelieve dan deze enquête aan hem of haar door te spelen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door het onafhankelijke studie- en adviesbureau Tilkon dat de confidentialiteit van de verstrekte gegevens garandeert. Het invullen van deze vragenlijst vraagt niet meer dan tien minuten van uw tijd. Het Prins Filipfonds dankt u bij voorbaat voor uw medewerking!
Enkele gegevens over uw school 1.1.
Uw school behoort tot het basisonderwijs
1.2.
Uw school wordt betoelaagd door de Vlaamse Gemeenschap
1.3.
Prins Filipfonds
het secundair onderwijs
de Franse Gemeenschap
de Duitse Gemeenschap
Hoeveel leerlingen telt uw school momenteel?
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
66
Bijlagen
Het uitwisselingsproject van uw school 2.1.
Hoeveel keer reeds heeft uw school een uitwisselingsproject gehad dat betoelaagd was door het Prins Filipfonds (Klavertje 3, Tritec, Klasuitwisseling)? 1 keer
2.2.
2 keer
3 keer
4 keer
5 keer
6 keer of meer
In welk schooljaar organiseerde u voor de laatste maal een uitwisselingsproject dat betoelaagd was door het Prins Filipfonds (Klavertje 3, Tritec, Klasuitwisseling)? Geef 2008-2009 aan als u dit schooljaar een dergelijke uitwisseling organiseert. 2008-2009 (dit schooljaar) 2007-2008 (vorig schooljaar) 2006-2007 (twee schooljaren geleden) 2005-2006 (drie schooljaren geleden) 2004-2005 (vier schooljaren geleden) Vroeger dan het schooljaar 2004-2005 (vijf of meer schooljaren geleden)
2.3.
Indien u in het huidig schooljaar geen uitwisselingsproject hebt lopen, dat ondersteund is door het Prins Filipfonds, wat zijn daarvoor de redenen? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Niet van toepassing: er loopt wel degelijk een uitwisselingsproject dit schooljaar. Wij hebben een uitwisselingsproject lopen, maar zonder steun van het Prins Filipfonds. Wij hadden een aanvraagdossier ingediend voor dit schooljaar, maar het werd niet goedgekeurd. Wij zijn gestopt omdat samenwerken met een school van een andere gemeenschap moeilijk ging. Wij zijn gestopt omdat we veel negatieve ervaringen hadden met het uitwisselingsproject. Wij zijn gestopt omdat we geen tijd hebben om alle activiteiten te organiseren. Wij zijn gestopt omdat de vele inspanningen volgens ons niet opwegen tegen de voordelen. Wij zijn gestopt omdat de partnerschool heeft afgehaakt en wij geen andere school vonden. Wij zijn gestopt omdat de activiteiten teveel geld opslorpen. Er is een andere reden:
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
67
Bijlagen
2.4.
Geef aan welke situatie op uw school van toepassing is. Slechts één antwoord is mogelijk. Waar er staat “uitwisselingsproject” moet u dit verstaan als een uitwisselingsproject ondersteund door het Prins Filipfonds. Dit jaar neemt onze school voor de eerste keer deel aan een uitwisselingsproject. Onze school neemt dit jaar geen deel aan een uitwisselingsproject maar heeft dat de voorbije jaren één keer gedaan. Onze school heeft gedurende twee of meer aaneensluitende jaren deelgenomen aan een uitwisselingsproject. Onze school heeft gedurende twee of meer jaren deelgenomen aan een uitwisselingsproject, maar deze jaren volgden niet op elkaar. Vroeger dan het schooljaar 2004-2005 (vijf of meer schooljaren geleden).
2.5.
Hoeveel leerlingen van uw school nemen dit schooljaar deel aan het uitwisselingsproject? Indien u dit jaar niet deelneemt, geef dan het aantal op dat deelnam aan het meest recente project.
2.6.
Hoeveel leerlingen van uw school (bij benadering) hebben reeds deelgenomen aan een uitwisselingsproject van het Prins Filipfonds sinds uw school daarmee gestart is?
2.7.
Hoe hebt u de partnerschool leren kennen waarmee u momenteel (of in het meest recente) uitwisselingsproject samenwerkt? U kunt meerdere antwoorden aankruisen. Via de Partner Search mogelijkheid op de website van het Prins Filipfonds Via het Partner Search formulier van het Prins Filipfonds Via deelname aan een ander project Via een rechtstreekse brief of mail Andere:
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
68
Bijlagen
2.8.
Welk soort activiteiten worden ondernomen in het lopende (of het meest recente) uitwisselingsproject? U kunt meerdere antwoorden aankruisen. Eendagsbezoek met een klas aan de partnerschool Meerdaags bezoek met een klas aan de partnerschool Overnachtingen bij gastfamilies van de partnerschool Eendagsbezoek van een klas van de partnerschool aan onze school Meerdaags bezoek van een klas van de partnerschool aan onze school Overnachtingen van leerlingen van de partnerschool bij de families van onze leerlingen Gezamenlijk uitstap, bezoek, activiteiten, ... van twee klassen buiten de school Uitwerken en uitvoeren van een gemeenschappelijk project: Regelmatige contacten van leerlingen van de twee klassen via het internet doorheen het schooljaar Uitwisselingen van leraren die lesgeven in de partnerschool Andere:
2.9.
Neem de groep leerlingen voor ogen die aan het lopende uitwisselingsproject deelneemt. Geef aan welke van de volgende stellingen voor hen van toepassing is. Kruis elke zin aan waarmee u akkoord gaat. Indien uw school dit schooljaar niet deelneemt aan een uitwisselingsproject, interpreteer dan de vragen voor het laatste schooljaar waarin de uitwisseling plaatsvondt. Voor deze leerlingen is er dit schooljaar, bovenop de uitwisseling, nog 1 andere buitenschoolse activiteit van 1 volledige dag. Voor deze leerlingen zijn er, bovenop het uitwisselingsproject, nog 2 andere buitenschoolse activiteiten van 1 volledige dag (voor meerdaagse activiteiten, tel elke dag als één activiteit). Voor deze leerlingen zijn er dit schooljaar, bovenop het uitwisselingsproject, nog 3 of meer andere buitenschoolse activiteiten van 1 volledige dag (voor meerdaagse activiteiten, tel elke dag als één activiteit). Deze leerlingen waren reeds betrokken bij andere uitwisselingsprojecten met dezelfde school (niet ondersteund door het Prins Filipfonds). Deze leerlingen waren reeds betrokken bij andere uitwisselingsprojecten met andere scholen in binnen- of buitenland (niet ondersteund door het Prins Filipfonds). Deze leerlingen zullen wellicht op latere leeftijd ook betrokken zijn bij andere uitwisselingsprojecten met andere scholen binnen of buiten België. In onze school maken alle leerlingen één keer in hun schoolperiode een schoolreis van minstens één week. In onze school maken de meeste leerlingen twee of meer keren in hun schoolperiode een schoolreis van minstens één week.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
69
Bijlagen
Uw ervaring met het uitwisselingsproject 3.1.
Geef aan in welke mate u het eens bent met de volgende uitspraken m.b.t. de mogelijke effecten op de leerlingen In het geval uw partnerschool een Duitstalige school is, lees dan overal “Duits’ waar ‘Frans’ staat. Helemaal oneens
Eerder oneens
Noch eens, noch oneens
Eerder eens
Helemaal eens
Dankzij dit project is de durf om Frans te spreken bij de leerlingen sterk toegenomen. Dankzij dit project kunnen de leerlingen veel beter communiceren in het Frans. Dankzij dit project is de Franse woordenschat van de leerlingen sterk toegenomen. Dankzij dit project is de Frans grammaticale kennis van de leerlingen sterk toegenomen. De leerlingen kijken dankzij het project veel positiever aan tegenover de Franse gemeenschap in ons land. De deelname aan dit project droeg bij veel leerlingen sterk bij tot hun persoonlijkheidsvorming. De effecten van de uitwisselingen zijn positief voor leerlingen, ongeacht uit welk sociaal-cultureel milieu ze ook afkomstig zijn. De deelname aan dit uitwisselingsproject is voor de leerlingen heel verrijkend. Het overgrote deel van de leerlingen is na afloop heel enthousiast over het project. De meeste leerlingen maken vrienden in de andere gemeenschap waarmee ze ook nadien nog contact blijven houden (o.a. via MSN, Netlog, Facebook, ...).
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
70
Bijlagen
3.2.
Geef aan in welke mate u het eens bent met de volgende uitspraken m.b.t. de mogelijke effecten op de leraren In het geval uw partnerschool een Duitstalige school is, lees dan overal “Duits’ waar ‘Frans’ staat. Helemaal oneens
Eerder oneens
Noch eens, noch oneens
Eerder eens
Helemaal eens
De leraren van onze school kijken dankzij het project veel positiever aan tegenover de Franse gemeenschap in ons land. De leraren van onze school hebben veel opgestoken van de de didactische en pedagogische aanpak in de partnerschool De leraren van onze school zijn zelf enthousiast over de uitwisselingen.
3.3.
Geef aan in welke mate u het eens bent met de volgende uitspraken m.b.t. mogelijke andere effecten In het geval uw partnerschool een Duitstalige school is, lees dan overal ‘Duits’ waar ‘Frans’ staat. Helemaal oneens
Eerder oneens
Noch eens, noch oneens
Eerder eens
Helemaal eens
De ouders kijken dankzij het project veel positiever aan tegenover de Franse gemeenschap in ons land. De meeste ouders staan zeer positief tegenover het project. Het uitwisselingsproject is uitgegroeid tot een activiteit die volledige ingeburgerd is in het schoolleven. De deelname aan de uitwisselingen heeft een grote positieve dynamiek teweeggebracht in onze school Dankzij de positieve ervaringen van deze uitwisselingen zijn er in onze school ook andere uitwisselingsprojecten opgezet (Comenius, eTwinning, ...). Het imago van de school is sterk verbeterd dankzij de deelname aan de uitwisselingen. De goedkeuring van uitwisselingsproject door het Prins Filipfonds geeft extra prestige aan het project.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
71
Bijlagen
3.4.
Welke aspecten van de uitwisselingen ervaart u niet als positief? U kunt meerdere antwoorden aankruisen. De administratie en rapportering naar het Prins Filipfonds De hoogte van de subsidies Het tijdstip van betaling Elk jaar opnieuw een aanvraag moeten indien en in onzekerheid leven Het niveau van de talenkennis bij de partnerschool De logistieke en organisatorische problemen De initiële houding van de ouders Andere:
De relatie tussen subsidie en activiteiten 4.1.
Wat is, bij benadering, de kost die leerlingen moeten betalen die aan het uitwisselingsproject deelnemen? Geef een (benaderd) bedrag op per leerling, uitgedrukt in euro.
4.2.
Aan welke activiteiten wordt de subsidie van het Prins Filipfonds gespendeerd? Het totaal van de cijfers moet 100 zijn. Als bijvoorbeeld 60% van de subsidie naar verplaatsingen gaat, geef dan 60 op. Rond af op een veelvoud van 10. Verplaatsingen van leerlingen Verplaatsingen en andere onkosten van leraren Toegangsgelden voor musea, centra, ... Aanschaf van materiaal Andere
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
72
Bijlagen
4.3.
Geef aan in welke mate u akkoord gaat met de volgende stellingen. Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Wij gaan uit van het principe dat het uitwisselingsproject voor de leerlingen geen grote meerkost mag zijn. De meerkosten van het project (bovenop de subsidie van het Prins Filipfonds) komen uit onze gewone werkingssubsidies. Wij organiseren inkomstengenererende activiteiten om de meerkosten van het project (bovenop de subsidie van het Prins Filipfonds) te betalen. We vinden het uitwisselingsproject zodanig belangrijk dat we het zouden voortzetten met eigen middelen als we geen subsidie zouden ontvangen.
4.4.
Wat zou u doen indien de subsidie voor het uitwisselingsproject zou toenemen? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Meer activiteiten ondernemen met dezelfde groep leerlingen Meer verplaatsingen ondenemen met dezelfde groep leerlingen Andere activiteiten (die nu te duur zijn) ondenemen met dezelfde groep leerlingen Meer leerlingen betrekken bij de uitwisselingen Meer leraren betrekken bij de uitwisselingen Uitwisselingen met meer dan één partnerschool organiseren Andere:
4.5.
Wat zou u doen indien de subsidie voor het uitwisselingsproject zou afnemen?
Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Bijkomende middelen zoeken om de activiteiten te financieren Minder activiteiten ondernemen met dezelfde groep leerlingen Goedkopere activiteiten ondenemen met dezelfde groep leerlingen Minder leerlingen betrekken bij de uitwisselingen Minder leraren betrekken bij de uitwisselingen Het aantal verplaatsingen van leerlingen reduceren De activiteiten stopzetten Andere:
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
73
Bijlagen
Suggesties voor verbetering 5.1.
Wat zou het Prins Filipfonds kunnen doen om de effecten van de uitwisselingsprojecten te verhogen?
5.2.
Hoe zou de oproepprocedure en de administratie voor de uitwisselingsprojecten kunnen verbeterd worden?
Bedankt voor uw medewerking!
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
74
Beheerd door de Koning Boudewijnstichting
www.prins-filipfonds.org
Het Prins Filipfonds is opgericht in 1998 op initiatief van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip. Het wordt beheerd binnen de Koning Boudewijnstichting en begeleid door een Bestuurscomité dat bestaat uit mensen van de drie Gemeenschappen in ons land. De missie van het Fonds is toenadering bewerkstelligen en bruggen slaan tussen de drie Gemeenschappen in België: de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap. Het Fonds wil “een kruispunt van de drie Gemeenschappen van België” worden. Zijn specifieke doelstellingen zijn: 1. Het bevorderen en ondersteunen – met name financieel – van projecten tussen de Gemeenschappen in diverse domeinen: media, onderwijs, de burgersamenleving, ondernemingen… 2. Het vervullen van de rol van platform voor ontmoeting en advocacy tussen partners (decision makers) uit de verschillende Gemeenschappen. Doel is originele en specifieke vormen van samenwerking op touw te helpen zetten. 3. Originele initiatieven aan de andere kant van de taalgrens bekend maken. 4. Een andere Gemeenschap voorstellen bij een ruim publiek.
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
75
Prins Filipfonds
I n t e r c o m m u n a u t a i r e u i t w i s s e l in g en t u s s en s c h o l en
76
www.kbs-frb.be
De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting in dienst van de samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Stichting steunt jaarlijks zo’n 2.000 organisaties en individuen die zich engageren voor een betere samenleving. Onze actiedomeinen voor de komende jaren zijn: armoede & sociale rechtvaardigheid, democratie in België, democratie in de Balkan, erfgoed, filantropie, gezondheid, leiderschap, lokaal engagement, migratie, ontwikkeling, partnerschappen of uitzonderlijke ondersteuningen. De Stichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. Meer info over onze projecten,
In 2009 werkt de Stichting met een budget van 35 miljoen euro. Naast ons eigen
evenementen en publicaties vindt u op
kapitaal en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij, zijn er de Fondsen van
www.kbs-frb.be.
individuen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten.
Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kunt u terecht op
De Raad van Bestuur van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen
[email protected] of 070-233 728
uit en zorgt voor een transparant beleid. Voor de realisatie doet ze een beroep op een 50-tal medewerkers. De Stichting werkt vanuit Brussel en is actief op
Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel
Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel lokale, regionale als federale projecten lopen.
02-511 18 40, fax 02-511 52 21
Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden of lanceren eigen acties, bieden een forum voor
Giften vanaf 30 euro
debat en reflectie, en stimuleren filantropie. De resultaten van onze projecten en
zijn fiscaal aftrekbaar.
acties worden verspreid via diverse mediakanalen. De Koning Boudewijnstichting
000-0000004-04
werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven
IBAN BE10 0000 0000 0404
en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met
BIC BPOTBEB1
het European Policy Centre, een denktank in Brussel.