Instructiehandleiding voor Bediening en onderhoud MODEL JU/JW MOTOREN VOOR BRANDBLUSPOMPEN Deze handleiding heeft betrekking op motoren van John Deere voorbereid door Clarke voor aandrijving van brandbluspompen
Clarke UK, Ltd. Unit 1, Grange Works Lomond Road Coatbridge ML5 2NN Verenigd Koninkrijk TEL: +44(0)1236 429946 FAX: +44(0)1236 427274
Clarke Fire Protection Products, Inc. 3133 E. Kemper Road Cincinnati, OH 45241 V.S.
TEL: +1.513.771.2200 Ext. 427 FAX: +1.513.771.5375
www.clarkefire.com
6/14 C132899 RevS
INHOUDSOPGAVE ONDERWERP
PAGINA
1.0 INLEIDING
5
1.1 IDENTIFICATIE-/TYPEPLAATJE
5
1.2 VEILIGHEID/VOORZICHTIG/WAARSCHUWING
6
2.0 INSTALLATIE/BEDIENING
3.0
11
2.1 TYPISCHE INSTALLATIE
11
2.2 OPSLAG VAN MOTOR
12
2.2.1 Opslag korter dan 1 jaar
12
2.2.2 Procedure voor langdurige opslag
12
2.3 INSTALLATIE-INSTRUCTIES
12
2.4 SPECIFIEKE INSTRUCTIES VOOR UITLIJNEN VAN VIEGWIELKOPPELING
14
2.4.1 Toegelaten aandrijfassen
14
2.4.2 Aandrijfas
14
2.4.3 Andere soorten koppelingen
16
2.5 WEKELIJKSE TEST
16
2.6 DE MOTOR STARTEN/STOPPEN
16
2.6.1 Speciale aanwijzingen voor de installateur van een LPCB gekeurd (LPS1239) motormodel
16
2.6.2 De motor starten
16
2.6.3 De motor stopzetten
19
MOTORSYSTEMEN
20
3.1 BRANDSTOFSYSTEEM
20
3.1.1 Het brandstofsysteem ontluchten
20
3.1.1.1 JU4/6 UF, NL
20
3.1.1.2 JU4/6 LP
21
3.1.1.3 JW6 UF, NL
21
3.1.2 Condensaat verwijderen uit het brandstoffilter
22
3.1.3 Brandstoffilterelementen vervangen
23
3.1.3.1 JU4/6 UF, NL
23
3.1.3.2 JU4/6 LP
23
3.1.3.3 JW6 UF, NL
23
3.1.4 Brandstoftanks
24
3.1.5 Componenten van brandstofinspuitpomp voor JU
25
3.1.6 Componenten van brandstofinspuitpomp voor JW
26
3.2 LUCHT/UITLAATSYSTEEM
26
3.2.1 Omgevingscondities
26
3.2.2 Ventilatie
26
3.2.3 Standaard luchtfilter
26
3.2.4 Carterventilatie
27
3.2.4.1 Open carterventilatie
Pagina 2 van 44
27
3.2.4.2 Carterventilatiesysteem 3.2.5 Uitlaatsysteem
28
3.3 SMEERSYSTEEM
29
3.3.1 Controleren van olie in carter
29
3.3.2 Motorolie verversen
29
3.3.3 Oliefilter vervangen
29
3.3.4 Oliespecificatie
30
3.3.5 Olie-inhoud
30
3.4 KOELSYSTEEM
30
3.4.1 Koelvloeistof
30
3.4.2 Water
31
3.4.3 Inhoud van koelsysteem
31
3.4.4 Inhibitor in koelvloeistof
31
3.4.5 Procedure voor vullen van de motor
32
3.4.5.1 Motoren zonder overlooptank voor koelvloeistof
32
3.4.5.2 Motoren met overlooptank voor koelvloeistof
33
3.5 ELEKTRISCH SYSTEEM
33
3.5.1 Bedradingsschema's
33
3.5.2 Controleren en afstellen van aandrijfriem
34
3.5.3 Toerenschakelaar
34
3.5.4 Magnetische pick-up
35
3.6 AANPASSEN VAN MOTORTOERENTAL 4.0
27
ONDERHOUDSSCHEMA
35 35
4.1 ROUTINEONDERHOUD
35
5.0
STORINGZOEKEN
36
6.0
INFORMATIE OVER ONDERDELEN
36
6.1 RESERVEONDERDELEN
36
6.2 MOTORONDERDELENLIJST
36
7.0
ASSISTENTIE VOOR EIGENAREN
36
8.0
GARANTIE
36
9.0
8.1 ALGEMENE GARANTIEVERKLARING
36
8.2 GARANTIE VAN CLARKE
36
8.3 GARANTIE VAN JOHN DEERE
37
[NIET VAN TOEPASSING]
10.0 INSTALLATIE EN OPERATIONELE GEGEVENS (zie technische catalogus C13965)
40
11.0 BEDRADINGSSCHEMA'S (zie technische catalogus C13965)
40
12.0 ONDERDELENTEKENING (zie technische catalogus C13965)
40
13.0 BIJLAGE (alfabetische index)
41
Pagina 3 van 44
Neem contact op met de fabriek voor een handleiding in een van de volgende talen: Spaans Frans Duits Italiaans
MP-7 MP-7 MP-7 MP-7
C13961 C13962 C13963 C13964
OPMERKING De informatie in deze handleiding voorziet het bedienend personeel van informatie over de eigenschappen van het aangekochte materieel. Deze informatie ontslaat de gebruiker niet van zijn verantwoordelijkheid om algemeen aanvaarde praktijken te gebruiken voor installatie, bediening en onderhoud van de uitrusting. OPMERKING: CLARKE FPPG behoudt zich het recht voor om de inhoud van deze publicatie zonder nadere kennisgeving te wijzigen.
Pagina 4 van 44
1.0 INLEIDING DOEL VAN DE LEVERING De volgende paragrafen geven een samenvatting van het "doel van de levering" van de motor:
De geleverde CLARKE motor is specifiek ontworpen voor aandrijving van een vaste brandbluspomp. De motor mag voor geen enkel ander doel worden gebruikt.
Het vereiste vermogen mag het op de kenplaat vermeld gecertificeerd vermogen niet overschrijden (alleen voor UL/cUL/FM/LPCB).
Het motorvermogen moet voldoende zijn voor het maximum vermogen dat wordt verbruikt door het aangedreven materieel, waarbij een veiligheidsmarge van 10%t moet worden gehandhaafd. (Alleen voor 'nonlisted' materieel.)
De afgegeven brandstof is door de fabriek in de brandstofinspuitpomp ingesteld. Deze instelling mag niet worden gesaboteerd of aangepast. Kleine aanpassingen van de toerentalafstelling, om te voldoen aan de behoeften van de pomp, zijn wel toegestaan.
De motor moet geïnstalleerd en onderhouden worden overeenkomstig de richtlijnen in deze handleiding en de technische catalogus (C13965).
Deze handleiding bevat alle nodige informatie voor veilig en efficiënt gebruik en correct routineonderhoud van uw nieuwe motor. Lees deze handleiding aandachtig door. MODELNUMMERS EN IDENTICATIE Op elke motor zijn twee identificatieplaatjes bevestigd. Identificatieplaatje van Clarke: bevat motormodel, serienummer, vermogen, fabricagedatum. Het identificatieplaatje van de JUserie is aangebracht op het vliegwielhuis aan de achterkant van de motor. Het identificatieplaatje van de JW-serie is aangebracht op de motorophanging rechtsachter. Er zijn vijf verschillende soorten identificatieplaatjes, afhankelijk of het een "non-listed" of een "listed/goedgekeurd" model betreft. Hieronder volgen typische voorbeelden (Zie Figuur #1).
Voor het maximum vermogen van de pomp moet rekening worden gehouden met terugregelingen voor pershoogte en temperatuur.
De term "machine" heeft betrekking op elke uitrusting die aan de motor gekoppeld kan zijn.
Clarke identificatieplaatjes VS Non listed
VS Listed/goedgekeurd
VK Non-listed
VK Listed/goedgekeurd
De periodieke controles van het functioneren moeten beperkt blijven tot maximaal een half uur per week.
1.1 IDENTIFICATIE-/TYPEPLAATJE
In deze handleiding worden de termen "motor" en "machine" gebruikt.
De term "motor" heeft uitsluitend betrekking op de door CLARKE geleverde dieselmotor. Figuur 1
Pagina 5 van 44
John Deere identificatieplaatje: het tweede identificatieplaatje bevat het modelnummer en serienummer van John Deere. Op de JW-serie bevindt het John Deere identificatieplaatje zich op de linkerkant van de motor, tussen het inlaatspruitstuk en de startmotor. Op de JU-serie bevindt het John Deere identificatieplaatje zich op de rechterkant van het cilinderblok, achter het brandstoffilter.
VK Listed/goedgekeurd
1.2 VEILIGHEID/VOORZICHTIG/WAARSCHU WING
Figuur 1 - vervolg De achtcijferige modelnummers van Clarke geven het volgende weer: basismodel van de motor, aantal cilinders, koelsysteem, keuringsnummer en code van nominaal motorvermogen. Voorbeeld : JU6H-UF50 J = John Deere basismodel voorbereid door CLARKE U = Basismotorserie (4,5 liter 4-cilinder of 6,8 liter 6-cilinder) 6 = Aantal cilinders H = Gekoeld door warmtewisselaar (R = radiateur) UF = Toegelaten door Underwriters Laboratories / goedgekeurd door Factory Mutual, (LP = goedgekeurd door LPCB Loss Prevention Council Board, NL = Non-listed) 50 = code van vermogen De tiencijferige modelnummers van Clarke geven het volgende weer: basismodel van de motor, aantal cilinders, koelsysteem, keuringsnummer, fabriekslocatie, emissiecode en code van motorvermogen. Voorbeeld : JU6H-UFAB54 J = John Deere basismodel voorbereid door CLARKE U = Basismotorserie (4,5 liter 4-cilinder of 6,8 liter 6-cilinder) 6 = Aantal cilinders H = Gekoeld door warmtewisselaar (R = radiateur) UF = geregistreerd door Underwriters Laboratories / goedgekeurd door Factory Mutual, (LP = goedgekeurd door LPCB Loss Prevention Council Board, NL = Non-listed) A= Fabriekslocatie (A= Cincinnati, B= Coatbridge) B= Voldoet aan EPA NSPS (A= zonder emissies, C=EPA Tier 2 gecertificeerd D=EPA Tier 3 gecertificeerd E=EPA Interim Tier 4 gecertificeerd) 54 = code van nominaal vermogen
LET OP: deze motor heeft onderdelen en vloeistoffen die zeer hoge bedrijfstemperaturen bereiken en de motor is voorzien bewegende poelies en riemen. Voorzichtig te werk gaan. De machinebouwer die een Clarke motor gebruikt is ervoor verantwoordelijk te zorgen dat de veiligheid van de toepassing voor de eindgebruiker optimaal is. BASISREGELS De volgende aanbevelingen dienen om de risico's voor personen en materieel te verminderen wanneer een motor in of buiten gebruik is. De motoren mogen voor geen enkel ander doel worden gebruikt dan staat vermeld onder "Doel van de levering". Incorrecte hantering, modificaties en het gebruik van niet-originele onderdelen kunnen gevolgen hebben voor de veiligheid. Voor opheffen van de motor moet een geschikte hefinrichting worden bevestigd aan de speciale hefpunten, zoals getoond op de installatietekening van de motor. Motorgewichten zijn getoond in figuur 2 MOTORTYPE JU4H-UF10,12,14,20,22 ,24, UFAB26, NL14,20,22,24, LP20,24,JU4H-AP50,54 JU4H-UF28,30,32,34,40,42,44, 50, 52,54,H8,H0,H2,58,NL30,32, 34,40,42,50,52,54,LP50,54, L4, JU6H-AP30, 34, 50, 54, 60, 84 JU4H-UF84, JU4H-LP84 JU4H-UFADJ8, UFADJ2, UFADHG, JU4H-UFAEA0, UFAEE8, UFAEF2 JU4R-UF09,UF11,13,19,21,23 JU4R-NL09,UF11,13,19,21,23 JU4R-UF40,49,51,53, NL40,49,51,53, UFAEA9, E7, F1 JU6H-UF30,32,34,50,52, 54,D0, D2,G8,M8,M0,M2,58,UFABL0,L2,L8, JU6H-NL30,32,34,50,52,54, LP50,54
Pagina 6 van 44
GEWICHT lbs (kg) 910 (413)
935 (424)
1085 (492) 873 (396) 956 (434) 982 (445)
1657 (750)
JU6H-UF60,62,68,84,UFAB76, UFAARG,Q8,UFKARG,Q8, PG, S0 NL60,62,74,84,NLKARG,Q8,LP60,84 JU6R-NLAAD9, JU6R-NLAAD1, JU6R-NLAA29, JU6R-NLAA31, JU6RNLAA33, JU6R-NLAAG7, JU6RNLAAL7, JU6R-NLAAL9, JU6RNLAAL1, JU6R-NLAAM7, JU6RNLAAM9, JU6R-NLAAM1, JU6RNLAA57, JU6R-NLAA49, JU6RNLAA51, JU6R-NLAA53, JU6R-NLKAD9, JU6R-NLKAD1, JU6R-NLKA29, JU6R-NLKA31, JU6RNLKA33, JU6R-NLKAG7, JU6RNLKAL7, KU6R-NLKAL9, JU6RNLKAL1, JU6R-NLKAM7, JU6RNLKAM9, KU6R-NLKAM1, JU6RNLKA57, JU6R-NLKA49, JU6RNLKA51, JU6R-NLKA53, JU6RUFAAD9, JU6R-UFAAD1, JU6RUFAA29, JU6R-UFAA31, JU6RUFAA33, JU6R-UFAAG7, JU6RUFAAL7, JU6R-UFAAL9, JU6RUFAAL1, JU6R-UFAAM7, JU6RUFAAM9, JU6R-UFAAM1, JU6RUFAA57, JU6R-UFAA49, JU6RUFAA51, JU6R-UFAA53, JU6RUFKAD9, JU6R-UFKAD1, JU6RUFKA29, JU6R-UFKA31, JU6RUFKA33, JU6R-UFKAG7, JU6RUFKAL7, JU6R-UFKAL9, JU6RUFKAL1, JU6R-UFKAM7, JU6RUFKAM9, JU6R-UFKAM1, JU6RUFKA57, JU6R-UFKA49, JU6RUFKA51, JU6R-UFKA53 JU6R-NLAA67, JU6R-NLAA59, JU6RNLAA61, JU6R-NLAAPF, JU6RNLAAQ7, JU6R-NLAARF, JU6RNLAAS9, JU6R-NLAA83, JU6RNLKA67, JU6R-NLKA59, JU6RNLKA61, JU6R-NLKAPF, JU6RNLKAQ7, JU6R-NLKARF, JU6RNLKAS9, JU6R-NLKA83, JU6RUFAA67, JU6R-UFAA59, JU6RUFAA61, JU6R-UFAAPF, JU6RUFAAQ7, JU6R-UFAARF, JU6RUFAAS9, JU6R-UFAA83, JU6RUFKA67, JU6R-UFKA59, JU6RUFKA61, JU6R-UFKAPF, JU6RUFKAQ7, JU6R-UFKARF, JU6RUFKAS9, JU6R-UFKA83 JW6H-UF30 (JDFP-06WA),38,NL30 JW6H-AP30 JW6H-UF40 (JDFP-06WR),48,NL40, JW6H-AP40 JW6H-UF50,60,58,H8,NL50, 60, JW6H-AP50, 60 JW6H-UFADB0, D0, F0, J0, 70, 80, UFAAM8, AA80
1693 (766)
Figuur 3 toont de typische heftechniek voor een kale motor. NB: de hefpunten op de motor dienen uitsluitend voor opheffen van de motor. Voorzichtig: tijdens het opheffen moet het hefpunt zich altijd boven het zwaartepunt van het materieel bevinden. NYLON STROP, KETTINNG OF STAALKABEL
1744 (791)
GEKOELD VIA WARMTEWISSELAAR
GEKOELD VIA RADIATEUR
Figuur 3 Figuur 4 toont de typische heftechniek voor een op een voetplaat gemonteerde motor en pompinstallatie indien de voetplaat (of module) is voorzien van hefgaten.
1844 (836)
2012 (910) 2003 (906) 2053 (929) 2094 (948)
Figuur 2
Pagina 7 van 44
NYLON STROP, KETTINNG OF STAALKABEL
GEKOELD VIA WARMTEWISSELAAR
GEKOELD VIA RADIATEUR
Figuur 4 Indien Clarke de voetplaat (of module) voor de motor en pompinstallatie levert, staat het gecombineerd gewicht van de motor met voetplaat (of module) vermeld op de unit. Voorzichtig: tijdens het opheffen moet het hefpunt zich altijd boven het zwaartepunt van het materieel bevinden. Opmerking: De motor produceert een geluidsniveau van meer dan 70 dB(a). Tijdens de wekelijkse functietest, moet het uitvoerend personeel oorbeschermers dragen. CLARKE UK voorziet de machinefabrikant desgewenst van een "Inbouwverklaring" voor de motor die met de handleiding wordt meegeleverd. Dit document vermeldt duidelijk de plichten en verantwoordelijkheden van de machinefabrikant met betrekking tot veiligheid en gezondheid. Zie figuur 5.
Pagina 8 van 44
GRANGE WORKS, LOMOND ROAD, COATBRIDGE, UNITED KINGDOM, ML5 2NN TEL: 0044 1236 429946
FAX: 0044 1236 427274
INBOUWVERKLARING Hierbij verklaren wij dat deze motor is bedoeld voor inbouw in andere machines en niet in gebruik moet worden genomen totdat de relevante machine waarin de motor moet worden ingebouwd verklaard is te voldoen aan de essentiële eisen voor veiligheid en gezondheid van de Machinerichtlijn 2006/42/EC en dientengevolge de voor de CE-markering vereiste voorwaarden. Wij verklaren dat de motor is gefabriceerd in overeenstemming met de volgende normen en richtlijnen: Richtlijn 2006/42/EC, 2004/108/EC, 2006/95/EC. Normen EN ISO 12100:2010, EN 60204-1:2006 1) Beschrijving – Dieselmotoren Fabrikant – Clarke UK Modelnummer – Serienummer – Bouwjaar – Contractnummer – Ordernummer van klant – 2) De motor heeft bewegende delen, oppervlakken met hoge temperaturen en vloeistoffen met hoge temperaturen onder druk. Voorts heeft de motor een elektrisch systeem dat onder hoge spanning kan staan. 3) De motor produceert schadelijke uitlaatgassen, lawaai en trilling en het is noodzakelijk om tijdens het verplaatsen, installeren en bedienen van de motor toereikende voorzorgsmaatregelen te nemen om de risico's in verband met bovengenoemde kenmerken te verminderen. 4) De motor moet in overeenstemming met de plaatselijke wetten en voorschriften worden geïnstalleerd. De motor mag niet worden gestart en gebruikt voordat de machine waarin de motor wordt opgenomen en/of de volledige installatie voldoet aan de plaatselijke wetten en voorschriften. De motor mag alleen worden gebruikt overeenkomstig het doel van de levering en de beoogde toepassing(en). Handtekening ____________________________ John Blackwood – General Manager
Datum: _______________
STATUTAIR GEVESTIGD IN SCHOTLAND ONDER NR. 81670
C13896, Rev. J 16JUL12
Figuur #5
WAT TE DOEN IN NOODGEVALLEN Alle gebruikers van de motor die de instructies in deze handleidingen opvolgen en voldoen aan de instructies op de op de motor aangebrachte labels, werken daarmee in veilige omstandigheden.
Indien bedieningsfouten tot ongevallen leiden, moet hulp worden ingeroepen Indien bedieningsfouten tot ongevallen leiden, moet onmiddellijk contact worden opgenomen met de HULPDIENSTEN. Voor noodgevallen en terwijl wordt gewacht op de aankomst van de HULPDIENSTEN, geldt het volgende advies voor het bieden van eerste hulp.
Pagina 9 van 44
BRAND Blus de brand met de brandblussers die door de fabrikant van de machine of de installatie zijn aanbevolen. BRANDWONDEN 1) Doof vlammen op de kleding van het brandslachtoffer door: doordrenken met water; gebruik van een poederblusser. Daarbij mag de straal niet op het gelaat worden gericht; gebruik van dekens of door het slachtoffer over de bodem te rollen. 2) Kledingstukken die aan de huid kleven mogen niet worden losgetrokken. 3) In geval van brandwonden door vloeistoffen moet de doordrenkte kleding snel maar voorzichtig worden verwijderd. 4) Bedek de brandwond met een speciale brandwondenset of steriel verband. KOOLMONOXIDEVERGIFTIGING (CO) Koolmonoxide in uitlaatgassen is reukloos en gevaarlijk omdat het giftig is en in een verbinding met lucht een explosief mengsel vormt. Koolmonoxide is zeer gevaarlijk in besloten ruimtes, omdat binnen korte tijd een kritieke concentratie kan worden bereikt. Indien hulp wordt geboden aan een persoon met COvergiftiging in een besloten ruimte, de ruimte onmiddellijk ventileren om de gasconcentratie te verminderen.
2) Brandwonden aan de ogen door bijtende producten worden veroorzaakt door accuzuur, smeerolie en dieselolie. Spoel het oog minstens 20 minuten lang uit met stromend water en houd de oogleden open zodat het water over de oogbal stroomt. Beweeg het oog in alle richtingen. ELEKTROCUTIE Elektrocutie kan worden veroorzaakt door: 1) Het elektrisch systeem van de motor (12/24 VDC) 2) Het elektrisch voorverwarmingssysteem voor koelvloeistof 120/240 Volt AC (indien geleverd), wisselstroom. In het eerste geval veroorzaakt de lage spanning geen hoge stroomsterkte door het menselijk lichaam, maar als kortsluiting ontstaat door een metalen gereedschap kan dit vonken en brandwonden veroorzaken. In het tweede geval veroorzaakt de hoge spanning een hoge stroomsterkte die zeer gevaarlijk kan zijn. In dit geval moet de stroom worden onderbroken door de schakelaar uit te zetten voordat u het slachtoffer aanraakt. Als dit niet mogelijk is dient u er rekening mee te houden dat elke andere reddingspoging ook voor de hulpverlener zeer gevaarlijk is; daarom moet elke poging om het slachtoffer te helpen altijd worden uitgevoerd met isolerende hulpmiddelen. VERWONDINGEN EN BOTBREUKEN
Bij het binnengaan van de ruimte moet de hulpverlener de adem inhouden, geen vuur aansteken, de verlichting inschakelen of elektrische alarmbellen of telefoons activeren om een explosie te voorkomen.
Wegens de zeer uiteenlopende aard van de mogelijke letsels en de specifieke aard van de benodigde hulp, moet altijd de medische hulpdienst worden ingeschakeld.
Breng het slachtoffer in een geventileerde ruimte of de open lucht en plaats hem op zijn zij indien hij bewusteloos is.
Als de persoon bloed verliest moet op de wond worden gedrukt totdat de hulpdienst arriveert.
BRANDWONDEN DOOR BIJTENDE PRODUCTEN 1) Brandwonden door bijtende producten worden veroorzaakt door lekkend accuzuur: kleding verwijderen; wassen met stromend water en zorgen dat niet aangetaste gedeelten niet worden aangetast.
In het geval van botbreuk mag het lichaamsdeel met de breuk niet worden verplaatst. Als u het slachtoffer wilt verplaatsen moet deze hiervoor eerst toestemming geven voordat u kunt handelen. Tenzij het letsel levensbedreigend is moet het slachtoffer zeer voorzichtig en alleen als het absoluut noodzakelijk is worden verplaatst.
Pagina 10 van 44
WAARSCHUWINGSLABELS De motor is voorzien van waarschuwingslabels in de vorm van afbeeldingen. De betekenissen hiervan zijn hieronder aangegeven. NB: labels met een uitroepteken duiden en op mogelijk gevaar.
Spanning verwarmer mantelwater Maximum werkdruk van warmtewisselaar
Koelvloeistofmengsel
Hefpunt
Luchtfilterinstallatie
2.0 INSTALLATIE/BEDIENING 2.1 TYPISCHE INSTALLATIE
Automatische start
Een typische brandbluspompinstallatie is getoond in figuur 6 & 6A. 1. Pomp/motor 2. Pompregelaar 3. Pompafvoer 4. Luchtrooster 5. Toegangsdeur met luchtrooster 6. Uitlaatdemper 7. Bevestiging van uitlaatsysteem 8. Uitlaatpijp 9. Betonnen voetplaat 10. Flexibele uitlaatverbinding/pijp 11. Luchtafvoerkanaal van radiateur
Draaiende onderdelen
Pagina 11 van 44
2) Motorcarter vullen met MIL-L-21260 preserveringsolie. 3) Brandstoffilter vervangen. 4) Pluggen voor koelvloeistof aanbrengen en vullen met koelvloeistof in de normale mengverhouding van 50% koelvloeistof en 50% water, voorgemengd. 5) De bescherming van de aanzuigopening en uitlaatopening verwijderen. 6) Gebruik een reservoir als brandstofbron, te vullen met een mengsel van Mobilarma of Sta-Bil met diesel 2 brandstof of rode diesel (ASTM D-975) of BS2869 klasse A2. 7) Koppeling of aandrijfas van de pomp loskoppelen. 8) Motor starten en 1-2 minuten op lage toeren laten draaien zonder dat deze de normale bedrijfstemperatuur overschrijdt. 9) Olie en koelvloeistof aftappen. 10) Voor transport en opslag gebruikte beschermpluggen terugplaatsen. 11) De motor voorzien van een zichtbare kaart met vermelding: "MOTOR BEVAT GEEN OLIE - NIET GEBRUIKEN".
Figuur 6 Typische installatie Door warmtewisselaar gekoelde motor
2.2 OPSLAG VAN MOTOR 2.2.1 Opslag korter dan 1 jaar Voor opslag van de motor geldt een speciale procedure. Motoren van Clarke kunnen na het verlaten van de fabriek minimaal 1 jaar in opslag worden gehouden. Tijdens deze periode moet de motor in een droge omgeving worden opgeslagen. Een beschermhoes is aanbevolen op voorwaarde dat deze de luchtcirculatie niet verhindert. De opgeslagen motor moet periodiek worden gecontroleerd op duidelijke problemen, zoals stilstaand water, diefstal van onderdelen, vuilophoping of andere problemen die nadelig zijn voor de motor of onderdelen. Dergelijke problemen moet onmiddellijk worden verholpen. 2.2.2 Procedure voor langdurige opslag Na opslag van 1 jaar of als de motor langer dan 6 maanden buiten bedrijf wordt gesteld, moet de motor als volgt worden gepreserveerd: 1) Motorolie aftappen en oliefilter vervangen.
BELANGRIJK: DEZE BEHANDELING MOET ELKE 6 MAANDEN WORDEN HERHAALD. ************************ MOTOR IN GEBRUIK NEMEN NA EXTRA PRESERVERING: Gebruik de volgende procedure om de motor weer gewoon te gebruiken: 1) Motorcarter vullen met normale aanbevolen olie tot het aanbevolen niveau. 2) Voor transport en opslag gebruikte beschermpluggen verwijderen. 3) Vullen met koelvloeistof tot het juiste niveau. 4) De kaart "MOTOR BEVAT GEEN OLIE NIET GEBRUIKEN" verwijderen. 5) Volg alle stappen in de instructie voor installatie om de motor in gebruik te nemen. 2.3 INSTALLATIE-INSTRUCTIES Correct installeren van de motor is zeer belangrijk voor een optimale prestatie en lange levensduur van de motor. In verband hiermee gelden bepaalde installatievereisten die essentieel zijn voor een goede werking van de motor. Deze vereisten houden gewoonlijk verband met het koelsysteem, uitlaatsysteem, inductielucht en brandstofsysteem.
Pagina 12 van 44
Dit gedeelte van de handleiding moet tezamen met de relevante bladen met installatie- en operationele gegevens worden gelezen. Mocht u twijfels hebben over een installatie, dan kunt u contact opnemen met de afdeling klantenondersteuning van Clarke, met vermelding van precieze details van het probleem. Alle installaties moeten schoon en droog zijn en vrij van rommel. Houd er rekening mee dat de machine gemakkelijk bereikbaar moet zijn voor onderhoud en reparatie. De veiligheid van het personeel in de omgeving van de draaiende motor is van het grootste belang voor het ontwerp van de indeling van de installatie. 1) Zet de pomp vast op de fundering en voer de installatie uit overeenkomstig de instructies van de pompfabrikant. Lijn de koppeling van de motor naar de pomp uit. Smeer de Falk koppeling met het meegeleverd smeervet, of de kruiskoppelingen van de aandrijfas met NLGI klasse 1 of 2 vet bij de (3) Zerk verbindingen. (Zie sectie 2.4 voor specifieke instructies voor uitlijnen.) 2a) Door warmtewisselaar gekoelde motor: installeer de afvoerpijp van de warmtewisselaar. De afvoerpijp mag niet kleiner zijn dan de uitlaataansluiting op de warmtewisselaar. De pijp voor het afvoerwater moet worden gemonteerd overeenkomstig de relevante normen. Alle op de warmtewisselaar aangesloten leidingen moeten worden vastgezet om beweging door de motor tot een minimum te beperken. De waterdruk in het koelcircuit naar de warmtewisselaar mag de op de warmtewisselaar (die met de motor is meegeleverd) aangegeven limiet niet overschrijden. 2b) Motor met radiateur: het luchtafvoerkanaal van de radiateur aansluiten op de kanaalflens van de radiateur. Het afvoerkanaal moet worden gemonteerd overeenkomstig de relevante normen. Er moet een buigzame kanaalsectie worden aangebracht om de motor van het gebouw los te maken. 2) Installeer alle aftapkranen en pluggen voor het koelsysteem.
Aant. Beschrijving 1 1/8" aftapkraan 1
1/8" aftapkraan
1 1 1 4)
5)
6)
7) 8)
Locatie Motortype Inlaatbuis JU4/6H, waterverwarmer JU4/6R Inlaatbuis JDFP, JW6 koelvloeistofver warmer
Pagina 13 van 44
Plug Oliekoeler JU4/6H,JU RE46686 4/6R 3/8" pijpplug Warmtewisselaar JDFP, JW6 Plug van Bodem van JU4/6H elektrode warmtewisselaar Vul koelsysteem met voorgemengde koelvloeistofoplossing van 50% water / 50% koelvloeistof. Gebruik alleen koelvloeistoffen die voldoen aan de ASTM-D6210 specificaties voor zware dieselmotoren. Gebruik nooit light-duty koelvloeistoffen of koelvloeistoffen voor auto's die zijn gespecificeerd als uitsluitend ASTM-D3306. Zie figuur 34 in sectie 3.4.3 voor de inhoud van het koelsysteem. Zie sectie 3.4.5 voor de vulprocedure. De motor verlaat de fabriek met olie gevuld. Voor specificaties van bijvulolie, zie sectie 3.3 Smeeroliesysteem. Sluit brandstoftoevoer- en retourleiding aan op de leidingen van de brandstoftank. Raadpleeg de sectie Brandstofsysteem in de 'Installatie- en operationele gegevens' in de 'Technische catalogus' voor leidingmaten, maximum toelaatbare aanzuiging van de brandstofpomp en maximum toelaatbare opvoerhoogte van brandstof. Vul de tank met 2 dieselbrandstof (ASTM D-975) of BS 2869 klasse A2 rode dieselbrandstof, ontlucht het systeem en controleer op lekkages. Het niveau van de brandstoftoevoer moet voldoen aan de relevante normen. Voor onderdelen in een dieselbrandstofsysteem mag geen materiaal op koperbasis of verzinkt materiaal worden gebruikt. De brandstof reageert met het zink waardoor brandstoffilters en verstuivers verstopt raken. Verwijder de beschermlaag van het luchtfilterelement. Sluit de verwarmer van de watermantel (indien meegeleverd) aan op een ACvoedingsbron. Voor de JU4/6-serie staan de vereisten voor de elektrische voeding op de behuizing van de verwarmer aangegeven. Sluit de aanwezige verbindingsdraad van de verwarmer rechtstreeks aan op een door de klant geleverde aansluitkast. Voor de JDFP/JW6-serie staan de vereisten voor de elektrische voeding op de aansluitkast. Sluit de verwarmer uitsluitend rechtstreeks aan op de aansluitkast aan het eind van de verwarmer. De bedrading van de voeding mag nooit worden aangelegd door het instrumentenpaneel van de motor. Dit kan
9)
10)
11)
12)
13)
essentiële componenten van de motorregeling zwaar beschadigen. Bekrachtig de verwarmer pas nadat stap 4 is uitgevoerd. Sluit het uitlaatsysteem aan op de flexibele aansluiting van de motor. De pijpen van het uitlaatsysteem moeten worden gedragen door de bouwconstructie en niet door de motor. De flexibele uitlaatverbinding is uitsluitend bedoeld voor thermische uitzetting en als trillingsisolatie, niet voor foutuitlijning of verandering van richting. Maak elektrische DC-aansluitingen tussen de contactstrook van het instrumentenpaneel van de motor (indien meegeleverd) en de controller overeenkomstig de instructies van de fabrikant. NB: aansluiting "W" wordt alleen gebruikt voor de solenoïde (indien meegeleverd) van het koelsysteem van de UL/FM. Zie de sticker met het bedradingsschema aan de binnenkant van het deksel van het instrumentenpaneel van de motor voor correcte aansluiting van de solenoïde. Vul de accu's met elektrolyt overeenkomstig de aanwijzingen van de accufabrikant. Sluit de kabels tussen de motor en de accu's pas aan nadat de accu's zijn gevuld met elektrolyt. Zie het bedradingsschema aan de binnenkant van het deksel van het instrumentenpaneel (indien meegeleverd), of het relevante bedradingsschema in de technische catalogus C13965 voor de juiste positieve en negatieve aansluitingen. Sluit negatieve kabels rechtstreeks aan op het motorblok. Sluit elke positieve kabel op de JU4/6-serie aan op de grote klem van de startmotor. Opmerking: de JU4/6-serie heeft een aparte startmotor voor elk accupakket. Sluit elke positieve kabel op de JDFP/JW6serie aan op de grote buitenste klem van de handbediende startschakelaars. Opmerking: de bedieningsen onderhoudsinstructies en de pagina's met onderdelentekeningen van Clarke bevinden zich in het instrumentenpaneel van de motor. BELANGRIJK! Om een snelle garantieservice te kunnen ontvangen en om te voldoen aan de emissienormen moet deze motor geregistreerd zijn op de naam en het adres van de eindgebruiker. Ga naar www.clarkefire.com om de motor te registeren en selecteer Warranty Registration (garantieregistratie).
2.4 SPECIFIEKE INSTRUCTIES VOOR UITLIJNEN VAN VIEGWIELKOPPELING 2.4.1
Toegelaten aandrijfassen Raadpleeg de "Bedieningsen onderhoudshandleiding voor toegelaten aandrijfassen" C132355
2.4.2
Aandrijfas
Om de uitlijning van de pompas en de krukas van de motor te kunnen controleren op parallelle desaxatie en hoektolerantie, moet de aandrijfas gemonteerd zijn tussen de aandrijfschijf van het vliegwiel (geen aandrijfschijf op JW6 modellen) en de flensnaaf op de pompas. Alvorens de drijfaskap te verwijderen moet de negatieve accukabel worden losgekoppeld van beide accu's. Installeer, voordat u begint met controleren van de uitlijning, de aandrijfas en trek de drijfasbouten na tot de koppels in de onderstaande tabel:
MODELLEN JU4H-10,12, 14,20,22,24 AB26, AEA0, JU4R-09, 11,13,19, 21,23, AEA9 JU4H-28,30,32,34, 40,42,44,H8, H0,H2, AEE8, AEF2, ADJ8, ADJ2, JU4R40, AEE7, AEF1 JU6HD0,D2,30,32, 34, JU6RD9,D1,29,31, 33
JU4H- 50,52,54,58, JU4R- 49,51,53 JU6H- G8,M8,M2, M0,58,50,52, 54,ABL8, ABL0,ABL2, AB76, 68,60, 62,84 JU6R- G7,L7, L9,L1,M7,M1, M9,57,49,51, 53
JW6
Pagina 14 van 44
AANDRIJ FAS
CDS10-SC SC41 SC41A CDS20-SC SC55 SC55A
CDS20-S1 SC55L-A
CDS30-S1
CDS30-S1 SC61L-A
CDS50-SC SC81A
BOUTMAAT/ AANTREKKOP KWALITEITS PEL GRAAD VAN ft-lbs MATERIAAL (N-m) 7/16-20 kwaliteitsgraad 8 50 - 55 (hoge (68 – 75) treksterkte) 1/2-20 kwaliteitsgraad 8 (hoge treksterkte) 1/2-20 kwaliteitsgraad 8 (hoge treksterkte) 3/8-24 kwaliteitsgraad 8 (hoge treksterkte)
75 - 82 (102 – 112)
75 - 82 (102 – 112)
30-35 (41-48) (See Note 2)
3/8-24 kwaliteitsgraad 8 (hoge treksterkte)
30-35 (41-48) (See Note 2)
7/16-20 kwaliteitsgraad 8
50 - 55 (68 – 75) (See Note 2)
(hoge treksterkte) JU6HAAQ8, KAQ8, AARG, KARG, AAPG, KAPG, AAS0 KAS0, JU6RAAQ7, KAQ7, AARF, KARF, AAS9, KAS9
CDS50-SC SC81A
7/16-20 kwaliteitsgraad 8 (hoge treksterkte)
50 - 55 (68 – 75) (See Note 2)
Opmerking 1 – gebruik van een threadlocker van gemiddelde sterkte (d.w.z. Loctite – blauw 64040) en aanhalen van alle bevestigingsmiddelen wordt aanbevolen. Dit kan worden besteld met onderdeelnummer 23509536. Opmerking 2 – voor 4 van de bouten en/of moeren met hoge treksterkte, die de aandrijfas bevestigen aan de aandrijfschijf (alle JU6 modellen) of aan het vliegwiel (alle JW6 modellen) en die de aandrijfas bevestigen aan de contraflens van de pomp, is een enkele steeksleutel nodig voor de correcte aantrekkoppel. Een standaard dopsleutel kan niet worden gebruikt omdat de bouten en/of moeren zich te dicht bij het juk van de aandrijfas bevinden. De gegeven aantrekkoppels voor deze bouten en/of moeren moeten gecorrigeerd zijn voor het gebruik van een adapter voor de enkele steeksleutel, aangezien deze langer is dan de standaard momentsleutel. De volgende stappen beschrijving de correcte methode voor uitlijning. Een kleine meetlat of liniaal met millimeters is aanbevolen voor alle metingen. A) Om de horizontale parallelle desaxatie te kunnen controleren moet de aandrijfas de juiste oriëntatie hebben. 1. Draai de as zodat het merkteken "AB" op de vliegwielschijf of de omtrek van de drijfasflens (tegen het vliegwiel) in de 12-uur stand staat, zoals getoond in figuur 7. 2. Meet vanaf het achteroppervlak van de vliegwielschijf of de drijfasflens tot aan punt A. (Punt A staat op de lagerboring, zoals getoond in figuur 7 aan de kant met het instrumentenpaneel van de motor. Deze maat moet zijn. Maat Modellen 58 + 1mm. CDS10-SC /SC41 / SC41A 68 + 1.5mm. CDS20-SC / SC55 / SC55A 68 + 1.5mm. CDS20-S1 / SC55L-A 84 + 1.5mm. CDS30-S1 / SC61L-A 109 + 2mm. CDS50-SC / SC81A
B) Met de oriëntatie van de aandrijfas zoals in de voorgaande stap (stap A) controleert u vervolgens de horizontale hoekuitlijning van de assen. 1. Meet vanaf het voorvlak van de aandrijfasflens aan het pompeind tot punt B. (Punt B is de lagerboring aan de uitlaatzijde van de motor.) Deze maat moet gelijk zijn aan de maat bij punt A +/- 0.5mm. C) Om de verticale parallelle desaxatie te kunnen controleren moet de as opnieuw worden georiënteerd. 1. Draai de as 90° zodat het merkteken "CD" op de vliegwielschijf of de omtrek van de drijfasflens (tegen het vliegwiel) in de stand staat, zoals getoond in figuur 8. 2. Meet vanaf het achteroppervlak van de vliegwielschijf of de drijfasflens tot aan punt C. (Punt C is gelijk aan punt A met de aandrijfas 90° gedraaid). De maat moet zijn. Maat 60 + 1mm. 70.5 + 1mm. 70.5 + 1mm. 86.5 + 1mm. 112.5 + 1mm.
Modellen CDS10-SC / SC41 / SC41A CDS20-SC / SC55 / SC55A CDS20-S1 / SC55L-A CDS30-S1 / SC61L-A CDS50-SC / SC81A
D) Met de oriëntatie van de aandrijfas zoals in de voorgaande stap (stap C) controleert u vervolgens de verticale uitlijning van de assen. 1. Meet vanaf het voorvlak van de aandrijfasflens aan het pompeind tot punt D. (Punt D is gelijk aan punt B met de aandrijfas 90° gedraaid). Deze maat moet gelijk zijn aan de maat bij punt C + 1 mm. Plaats alle schermen en smeernippels terug alvorens de accukabels aan te sluiten. Referentie AB Punt A Zijde instrumentenpaneel
V l i e g w i e l
Pompnaaf met flens
Pagina 15 van 44
Punt B Uitlaatzijde Gezien vanaf zijde instrumentenpaneel
Figuur 7
2) De ventilatiekanalen in de installatieruimte moeten open zijn en er moet voldoende luchtcirculatie zijn voor de motor. 3) Alle schermen moeten zijn aangebracht. Als dit om welke reden dan ook niet het geval is zijn de draaiende onderdelen onbeschermd. 4) De accudeksels moeten aangebracht zijn en er mag niets bovenop liggen of de motor raken dat geen deel uitmaakt van de oorspronkelijke specificaties. 5a) Koeling via warmtewisselaar: de watervoorziening voor de koelvloeistof moet onbeperkt beschikbaar zijn. 5b) Koeling via radiateur: de luchttoevoer voor de koeling moet onbeperkt beschikbaar zijn.
Referentie CD Punt C Bovenkant as
Pompnaaf met flens
V l i e g w i e l
Punt D Onderkant as Gezien vanaf zijde instrumentenpaneel
Figuur 8 ONDERHOUD VAN DE AANDRIJFAS 1. Voor onderhoud van de aandrijfas de negatieve accukabels losmaken, de bovenkant van het scherm verwijderen en wegzetten. 2. Draai de motoras met de hand zodat de smeernippels van de U-verbinding bereikbaar worden. 3. Plaats een handvetspuit met N.L.G.I. klasse 1 of 2 smeervet op de smeernippel. Pomp met smeervet totdat het vet zichtbaar wordt bij alle vier verzegeldoppen. 4. Controleer of alle verbindingsbouten van de aandrijfas strak aangedraaid blijven. Natrekken overeenkomstig 2.4.1, indien nodig. 5. Plaats de bovenkant van het scherm terug en sluit de negatieve accukabels weer aan. 2.4.3 Andere soorten koppelingen Neem contact op met de fabriek of ga naar de website van Clarke
[email protected] voor verdere informatie. 2.5 WEKELIJKSE TEST Een ervaren operator moet aanwezig zijn tijdens het uitvoeren van de wekelijkse test. OPMERKING: deze motor is ontworpen om te functioneren met de nominale belasting. Voor het uitvoeren van tests mag de motor draaien bij een lagere belasting (lagere stroming). De bedrijfstijd mag in een gegeven periode niet meer dan maximaal 30 minuten zijn. Controleer het volgende voordat u de motor start: 1) De operator moet vrij toegang hebben om de motor in noodgevallen uit te kunnen zetten.
Zorg tijdens het draaien van de motor dat de koelvloeistoftemperatuur, de oliedruk en de stroming van onbehandeld koelwater binnen de gespecificeerde limieten zijn op het relevante blad met installatie- en operationele gegevens in de technische catalogus, C13965. Controleer indien de koelvloeistoftemperatuur te hoog is het volgende: a) Filters in het koelcircuit b) Correcte werking van thermostaat c) Conditie van buizenbundel van warmtewisselaar 2.6 DE MOTOR STARTEN/STOPPEN 2.6.1 Speciale aanwijzingen voor de installateur van een LPCB gekeurd (LPS1239) motormodel: Elke op de motor of regelaar aangebrachte inrichting die kan voorkomen dat de motor automatisch wordt gestart, keert na handmatige bediening automatisch terug in de normale stand. De actuator van elektrische brandstofkraan moet zijn aangesloten op een motorstopknop op de pompregelaar. De pompregelaar schakelt de startmotor uit wanneer deze 700-1000 omw/min heeft bereikt. 2.6.2 De motor starten: Gebruik de pompregelaar om te starten. Volg de instructies van de fabrikant van de regelaar. Op UL/FM-motoren gebruikt u de pompregelaar om de motor te starten en te stoppen. Als de pompregelaar onbruikbaar wordt, kan de motor handmatig worden gestart en stopgezet via het instrumentenpaneel van de motor. Voor handmatig starten en stoppen van de motor via het
Pagina 16 van 44
instrumentenpaneel: zet de MODE SELECTOR (keuzeschakelaar) op MANUAL RUN (handmatig). (Zie figuur 9). Houd MANUAL CRANK #1 (handmatig starten #1) omhoog totdat de motor start, of laat de schakelaar na 15 seconden los. Als de motor niet start wacht u 15 seconden en gebruikt u MANUAL CRANK #2 om het opnieuw te proberen. Als het KOELWATER niet circuleert of de TEMPERATUUR van de motor te HOOG is, open dan de handmatige omloopkleppen (geldt alleen voor motoren met warmtewisselaar).
van de motor. Handmatig starten van een motor met instrumentenpaneel (zie figuur 9A): houd MANUAL CRANK #1 omhoog totdat de motor start, of laat de schakelaar na 15 seconden los. Als de motor niet start wacht u 10 seconden en gebruikt u MANUAL CRANK #2 om het opnieuw te proberen. Als het KOELWATER niet circuleert of de TEMPERATUUR van de motor te HOOG is, open dan de handmatige omloopkleppen (geldt alleen voor motoren met warmtewisselaar).
Opmerking: JW-motoren kunnen ook worden gestart met handmatige startschakelaars. Op LPCB-motoren gebruikt u de pompregelaar om de motor te starten en te stoppen. Als de pompregelaar onbruikbaar wordt, kan de motor handmatig worden gestart via het instrumentenpaneel
Pagina 17 van 44
UL/FM instrumentenpaneel
Figuur 9
1 – Bedieningsinstructies voor noodgevallen 2 – Schakelaar automatisch/handmatig 3 – Handmatige startschakelaar
Pagina 18 van 44
4 – Overspeed Reset 5 – Waarschuwingslampje 6 – Controle van overtoerental
LPCB instrumentenpaneel
1
2 2
2
Figuur 9A
1 – Bedieningsinstructies voor noodgevallen 2 – Handmatige startschakelaar BELANGRIJK: de schakelaar van de pompregelaar moet op UIT staan als de motor via het instrumentenpaneel van de motor wordt gestart. Zorg dat u de schakelaar op de pompregelaar en het instrumentenpaneel van de motor na de handmatige procedure terugzet op AUTOMATIC.
2.6.3 De motor stopzetten Als de motor werd gestart via de pompregelaar, gebruikt u deze ook om de motor te stoppen.
Pagina 19 van 44
Als de motor is gestart via het instrumentenpaneel van de motor: zet de MODE SELECTOR schakelaar terug op AUTOMATIC/MANUAL STOP om de motor te stoppen. Sluit de handmatige omloopklep, indien deze open staat. BELANGRIJK: de MODE SELECTOR schakelaar NIET in de stand MANUAL RUN laten staan tijdens AUTOMATISCH bedrijf (de regelaar kan de motor anders niet stoppen en dit LEIDT TOT BESCHADIGING). Motoren die niet zien voorzien van een instrumentenpaneel en LPCB-motoren zijn op de motor zelf voorzien van een handmatige uitschakelhendel.
verwijderd), is het noodzakelijk dat het systeem wordt ontlucht. 3.1.1.1 JU4/6-UF,NL-motoren: 1) Draai de ontluchtingsschroef (A) op de filterhouder met de hand twee volle slagen los. Zie Figuur 11 2) Bedien het hendeltje van de opvoerpomp (B) totdat de brandstof geen luchtbellen meer bevat. Zie Figuur 12. 3) Draai de ontluchtingsplug stevig vast; blijf de opvoerpomp bedienen totdat geen pompwerking meer kan worden gevoeld. Druk de handpomp zo ver mogelijk naar binnen (naar de motor toe). 4) Start de motor en controleer op lekkage.
3.0 MOTORSYSTEMEN 3.1 BRANDSTOFSYSTEEM 3.1.1
Het brandstofsysteem ontluchten
A
VOORZICHTIG: ontsnappende vloeistof onder druk kan door de huid dringen en daarmee ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Laat de druk af alvorens brandstof- of andere leidingen los te koppelen. Zet alle verbindingen goed vast voordat u de druk inschakelt. Houd uw handen en lichaam uit de buurt van kleine openingen en spuitopeningen waaruit vloeistof onder hoge druk naar buiten kan spuiten. Gebruik een stuk karton of papier om op lekkages te controleren. Gebruik hiervoor nooit uw handen. Indien ONGEACHT WELKE HOEVEELHEID vloeistof door de huid dringt, moet deze binnen enkele uren door een arts die hiermee ervaring heeft chirurgisch worden verwijderd, omdat anders gangreen kan ontstaan. Artsen die niet bekend zijn met letsels van dit type kunnen contact opnemen met de "Deere & Company Medical Department" in Moline, Illinois (VS) of andere deskundige medische faciliteiten. Zie figuur 10
Figuur 11
B Figuur 12 Figuur 10 Indien het brandstofsysteem voor onderhoud is geopend (leidingen losgekoppeld of filters
Als de motor niet start kan het nodig zijn om het brandstofsysteem te ontluchten bij de brandstofinspuitpomp of bij de verstuivers, zoals hieronder verklaard.
Pagina 20 van 44
3.1.1.3 JDFP/JW6-motoren
Bij de brandstofinspuitpomp: 1) Draai verbinding (A) van de retourleiding iets los bij de brandstofinspuitpomp. Zie figuur 13 2) Bedien het hendeltje van de opvoerpomp totdat de brandstof zonder luchtbellen uit de aansluiting van de retourleiding stroomt. 3) Draai de verbinding van de retourleiding vast tot 16N-m. 4) Laat de handpomp naar binnen staan, in de richting van het cilinderblok. Zie Figuur 14.
A
Zie Figuur 19 voor locatie van systeemcomponenten. A – Primair brandstoffilter B – Secundair brandstoffilter C – Brandstofinspuitpomp D – Afstelling van toerental Bij rond primair brandstoffilter/waterafscheider: 1) Tap het water en verontreinigingen af uit de transparante bezinkselkom. 2) Draai de ontluchtingsschroef (A) op de filterhouder los (figuur 15) 3) Bedien het hendeltje van de opvoerpomp (B) totdat de brandstof geen luchtbellen meer bevat. (figuur 15) 4) Draai de ontluchtingsschroef dicht terwijl de handpomp in naar omlaag gerichte pompstand wordt gehouden.
B
Figuur 13
A
Figuur 15 Bij vierkant eindfilter:
Figuur 14 3.1.1.2 JU4/6 LP-motoren Photo to follow later / Foto volgt
1) Draai de ontluchtingsplug (A) op de filterhouder los (figuur 16). 2) Bedien de handpomp (B) op de brandstofopvoerpomp (figuur 17) totdat een gelijkmatige brandstofstroom zonder bellen uit de opening stroomt. 3) Beweeg gelijktijdig de handpomp omlaag en sluit de plug van de filterpoort. Dit voorkomt dat lucht in het systeem kan komen. Draai de plug stevig vast. Niet te vast draaien. 4) Start de motor en controleer op lekkage.
Pagina 21 van 44
A A
Figuur 16
Figuur 18
D B
B
A
C
Figuur 17
Figuur 19
Als de motor niet start kan het nodig zijn om het brandstofsysteem te ontluchten bij de verstuivers. Bij de brandstofverstuiver 1) Maak de brandstofleiding los bij verstuiver nr. 1 (A) (figuur 18) 2) Draai de motor rond met de startmotor (zonder de motor te laten aanslaan) totdat brandstof zonder luchtbellen uit de loskoppelde aansluitingen stroomt. Draai de verbinding weer vast. 3) Start de motor en controleer op lekkage. 4) Als de motor niet start moet de procedure worden herhaald bij de andere verstuivers (indien nodig) totdat voldoende lucht is verwijderd uit het brandstofsysteem om de motor te kunnen starten.
3.1.2 Condensaat verwijderen uit het brandstoffilter Tap het condensaat uit het brandstoffilter af. Brandstoffilters hebben aan de onderkant een aftapplug (A), figuur 20. Deze filters moeten elke week worden afgetapt om het condensaat te verwijderen.
A
B Figuur 20
Pagina 22 van 44
3.1.3 Brandstoffilterelementen vervangen Vervang de filterelementen en ontlucht het brandstofsysteem overeenkomstig sectie 3.1.1. De filterelementen moeten worden vervangen overeenkomstig de aanbevelingen en uitsluitend door goedgekeurde filters worden vervangen. Het kan ook nodig zijn om de filters te vervangen in de volgende gevallen: 1) als de motor is gereviseerd; 2) als de brandstofkwaliteit twijfelachtig is; 3) als de motor tijdelijk is blootgesteld aan zware omstandigheden die de normale bedrijfslimieten te boven gaan; 4) als de condensatiepot van de brandstoftank niet in overeenstemming met de aanwijzingen van de fabrikant is afgetapt.
7) Lijn de spieën op het filterelement uit met de sleuven in de filterhouder. 8) Monteer de borgring op de montageflens en zorg dat de stofafdichting correct op de filterhouder wordt geplaatst. Draai de ring met de hand vast (ongeveer 1/3 slag) totdat hij in de arreteerstand klikt. Draai de borgring NIET te vast aan. Opmerking: correcte installatie wordt aangegeven door een klikgeluid, en u kunt voelen dat de borgring zich ontspant. Het nieuwe element wordt geleverd met een plug waarmee het oude element kan worden afgedicht. 9) Open de brandstofkraan en ontlucht het brandstofsysteem. Draai de ontluchtingsplug (D) dicht. Zie figuur 21
3.1.3.1 JU4/6-UF,NL-motoren 1) Brandstofafsluiter (indien aanwezig) sluiten. 2) Brandstoffilter en omgeving grondig reinigen. 3) Aftapplug (C) losdraaien en brandstof aftappen naar een geschikte opvangbak. Zie figuur 21
D A
Opmerking: optillen aan de borgring en draaien helpt om de verhoogde paspunten te passeren. 4) Pak de borgring (A) stevig vast en draai hem een kwart slag tegen de klok in. Verwijder de ring met het filterelement (B). Zie figuur 21 5) Inspecteer of de montageflens van het filter schoon is. Reinigen indien nodig. Opmerking: de verhoogde paspunten op de filterbus moeten correct zijn uitgelijnd met de sleuven in de montageflens voor correcte installatie. 6) Monteer het nieuwe filterelement op de montageflens. Zorg dat het element correct is uitgelijnd en goed op de montageflens zit. Het kan nodig zijn om het filter te draaien voor een correcte uitlijning. Als een waterafscheider aanwezig is, moet het filterelement van de waterafscheiderkom worden verwijderd. Tap de waterafscheiderkom af en maak hem schoon. Droog met perslucht. Bevestig de waterafscheiderkom op het nieuwe element. Draai stevig vast.
B C Figuur 21 3.1.3.2 JU4/6 LP-motoren 3.1.3.3 JDFP/JW6-motoren Elke motor heeft twee brandstoffilters. Voor identificatiedoeleinden bevat het primair filter tevens de transparante waterafscheider. Vervangen van (rond) brandstoffilter/waterafscheider
primair
1) De brandstofkraan (indien aanwezig) aan de onderkant van de tank sluiten. 2) Het brandstoffilter/de waterafscheider en omgeving grondig reinigen. Opmerking: optillen van de borgring (F) tijdens het draaien helpt om het opsluitputje te passeren. Zie figuur 22
Pagina 23 van 44
3) Draai de borgring een kwart slag tegen de klok in. Verwijder de ring met het filterelement. 4) Verwijder de waterafscheiderkom (G) van het filterelement (E). Tap de waterafscheiderkom af en maak hem schoon. Droog met perslucht. Zie figuur 22 Opmerking: let op de verhoogde paspunten op het filterelement. Deze paspunten zorgen voor correcte uitlijning van het filterelement met de filterhouder. 5) Bevestig de waterafscheiderkom op het nieuwe filterelement. Draai stevig vast. 6) Indexeer het filterelement totdat het langere, verticale paspunt (D) is uitgelijnd met de tegenoverliggende montageflens. Breng het filterelement stevig aan in de filterhouder. Het kan nodig zijn om het filter te draaien voor een correcte uitlijning. Zie figuur 22 7) Monteer de borgring op de montageflens en zorg dat de stofafdichting (C) correct op de filterhouder wordt geplaatst. Draai de borgring totdat deze in de arreteerstand vergrendelt en u een klikgeluid hoort. Zie figuur 22 8) Ontlucht het brandstofsysteem.
Vervangen van (rechthoekig) brandstoffilterelement
secundair
1) De brandstofkraan (indien aanwezig) aan de onderkant van de tank sluiten. 2) De ontluchtingsplug (C) aan de zijkant van de filterhouder losdraaien. De aftapplug (B) verwijderen om het brandstoffilter af te tappen. Zie figuur 23 Opmerking: houd een kleine opvangbak onder de aftapplug om de brandstof op te vangen. 3) Houd het filter stevig tegen de houder, til de bovenste borgveer op en trek de onderste borgveer omlaag. Trek het filter van de geleidepennen op de filterhouder af en werp het weg. 4) Installeer een nieuw filter op de geleidepennen van de filterhouder. Houd het filter stevig tegen de houder gedrukt. 5) Zet eerst de onderste borgveer van het filter vast, gevolgd door de bovenste borgveer (vier pijlen). 6) Breng een nieuwe aftapplug aan (getoond in aangebrachte toestand). Draai de ontluchtingsplug en aftapplug stevig vast. Niet te vast draaien. 7) Open de brandstofkraan en ontlucht het brandstofsysteem. Zie figuur 23
C
A - Montageflens B- Handpomp C – Stofafdichting D – Verticale paspunten E – Filterelement F – Borgring G – Waterafscheiderkom
B
Figuur 23
Figuur 22 3.1.4 Brandstoftanks Houd de brandstoftank gevuld om de condensatie tot een minimum te beperken. Open de aftapkraan aan de onderkant van de brandstoftank eenmaal per week om water en/of bezinksel te verwijderen. Vul de tank elke keer na proefdraaien.
Pagina 24 van 44
Opmerking: overeenkomstig de NFPA 25 standaard mag de brandstoftank nooit minder dan 67% vol zijn. 3.1.5 Componenten van brandstofinspuitpomp voor JU4/6 DIT LABEL IS AANGEBRACHT OP ALLE JU4 EN JU6 MOTOREN
Het bovenstaande label is gestempeld om de "As Built" componenten te identificeren. Zie de volgende twee labels om te identificeren: Tabel 1) Onderdeelnummer van afstandsveer naar motormodel en toerental. Tabel 2) Onderdeelnummer van start-/stopsolenoïde (in de brandstofinspuitpomp) naar motorspanning. Brandstofinspuitpomp Onderdeelnummer "afstandsveer" OMW/MIN
MODEL JU4H-UF10 JU4R-UF09 JU4R-UF11 JU4H-UF20 JU4R-UF19 JU4R-UF21 JU4H-LP20 JU4R-UF23 JU4H-UFADJ8 JU4H-UFADJ2 JU4H-UFAEA0 JU4H-UFAEE8 JU4H-UFAEF2 JU4R-UFAEA9 JU4R-UFAEE7 JU4R-UFAEF1 JU4R-UF13 JU4H-UF14 JU4H-UF24 JU4H-UFAB26 JU4H-UF12 JU4H-UF22 JU4H-UF32 JU4H-UF42 JU4R-UF51 JU4H-UF52 JU4H-UFH2 JU4H-UF34 JU4H-UF44 JU4H-UF54 JU4R-UF53 JU4H-LP54 JU4H-LPL4
1760 2100 2350
2350 2600
2800 2960 3000
13563 or C02353
24339
13563 or C02353
24339
JU4H-UF84 JU4H-UF30 JU4H-UF40 JU4R-UF40 JU4H-UF50 JU4H-UFH8 JU4H-UFH0 JU4H-UF58 JU4R-UF49 JU4H-LP50 JU6H-UF30 JU6H-UFD0 JU6H-UFG8 JU6H-UFABL0 JU6H-UFABL2 JU6H-UFABL8 JU6H-UFM8 JU6H-UFM0 JU6H-UF58 JU6H-UF50 JU6H-UF68 JU6H-UF60 JU6H-UFAAQ8 JU6H-UFAARG JU6H-UFKAQ8 JU6H-UFKARG JU6H-UFAAPG JU6H-UFKAPG JU6H-UFAAS0 JU6H-UFKAS0 JU6H-LP50 JU6H-LP60 JU6R-UFAA29 JU6R-UFKA29 JU6R-UFAAD9 JU6R-UFKAD9 JU6R-UFAAG7 JU6R-UFKAG7 JU6R-UFAAL9 JU6R-UFKAL9 JU6R-UFAAL1 JU6R-UFKAL1 JU6R-UFAAL7 JU6R-UFKAL7 JU6R-UFAAM7 JU6R-UFKAM7 JU6R-UFAAM1 JU6R-UFKAM1 JU6R-UFAAM9 JU6R-UFKAM9 JU6R-UFAA57 JU6R-UFKA57 JU6R-UFAA49 JU6R-UFKA49 JU6R-UFAA67 JU6R-UFKA67 JU6R-UFAA59 JU6R-UFKA59 JU6R-UFAAQ7 JU6R-UFKAQ7 JU6R-UFAARF JU6R-UFKARF JU6R-UFAAPF JU6R-UFKAPF JU6R-UFAAS9 JU6R-UFKAS9 JU6H-UF32 JU6H-UFD2 JU6H-UFM2 JU6H-UF52 JU6H-UF62 JU6R-UFAA31 JU6R-UFKA31 JU6R-UFAAD1 JU6R-UFKAD1 JU6R-UFAAM1
Pagina 25 van 44
20357
13558
13563 or C02353
JU6R-UFKAM1 JU6R-UFAA51 JU6R-UFKA51 JU6R-UFAA61 JU6R-UFKA61 JU6H-UF34 JU6H-UF54 JU6H-UF84 JU6H-UFAB76 JU6R-UFAA33 JU6R-UFKA33 JU6R-UFAA53 JU6R-UFKA53 JU6R-UFAA83 JU6R-UFKA83
3.2.3 Standaard luchtfilter Het standaard luchtfilter kan opnieuw worden gebruikt. Als het luchtfilter verstopt raakt met vuil (zodat de luchttoevoer naar de motor onvoldoende is), leidt dit tot vermogensverlies en een zware, zwarte rook. In dit geval moet onderhoud van het luchtfilter onmiddellijk plaatsvinden. Zie figuur 39 voor de onderdeelnummers van luchtfilters per motormodel.
24339
Onderdeelnummer start-/stopsolenoïde ETR ETS 12 volt SD26214 of SD26921 of C07853 C07827 24 volt SD26387 of SD26922 of C07826 C07828 Legenda: ETR (Energized to Run) – Bekrachtigd om te starten ETS (Energized to Stop) – Bekrachtigd om te stoppen SD - Stanadyne onderdeelnummer C - Clarke onderdeelnummer 3.1.6 Componenten van brandstofinspuitpomp voor JW6 Neem contact op met de fabriek voor onderdeelnummers van de afstandsveer en start/stopsolenoïde (buiten de brandstofinspuitpomp).
VOORZICHTIG: niet proberen om het luchtfilter bij een draaiende motor te verwijderen en de motor niet laten draaien met het luchtfilter verwijderd. Blootliggende onderdelen kunnen ernstig letsel toebrengen aan het personeel en indien vreemd materiaal in de motor wordt gezogen kan dit de motor van binnen zwaar beschadigen. De luchtfilterfabrikant adviseert het volgende: 1. De geoliede opnieuw bruikbare elementen worden onderhouden met behulp van een speciale olie. De elementen kunnen onderhouden of vervangen worden. 2. Figuur 24 toont onderhoudsinstructies voor het luchtfilter. 3. Als onderhoud van het element om praktische redenen niet mogelijk is, kan de filterwerking worden verbeterd door er opnieuw olie op te spuiten. OPMERKING: doe dit niet met draaiende motor
3.2 LUCHT/UITLAATSYSTEEM OPMERKING: filterelement
3.2.1 Omgevingscondities Motoren van Clarke zijn getest overeenkomstig SAE J1349 (Clarke USA) of ISO 3046 (Clarke UK). De motoren kunnen teruggeregeld zijn om te voldoen aan bepaalde terreinomstandigheden, aangezien de werking van de motor anders zeer nadelig kan worden beïnvloed, wat tot vroegtijdige defecten kan leiden.
spuit
niet
teveel
olie
op
het
ONDERHOUDSINSTRUCTIES VOOR LUCHTFILTER 1. VOORBEREIDENDE REINIGING Op het element tikken om grover vuil los te maken. Daarna voorzichtig met een zachte borstel schoonmaken (NB: als volledig reinigen momenteel niet haalbar is, dan het element opnieuw oliën en terugplaatsen).
2. REINIGER OPSPUITEN K&N luchtfilterreiniger ruim over het hele element spuiten en 10 minuten laten inwerken.
3. REINIGEN MET PAN Grote K&N elementen kunnen in een ondiepe pan heen en weer gerold worden of doordrenkt worden met K&N luchtfilterreiniger. Direct verwijderen en 10 minuten laten intrekken.
4. TIPS VOOR REINIGEN Gebruik uitsluitend K&N luchtfilterreiniger
3.2.2 Ventilatie De ventilatie van de motor moet toereikend zijn voor de eisen van het verbrandingssysteem en de radiateurkoeling (indien aanwezig) en moet zorgen voor voldoende afvoer van de stralingswarmte en carteremissie. Raadpleeg voor al deze informatie de installatie- en operationele gegevens in technische catalogus, C13965. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor de juiste dimensionering van de inlaaten uitlaatjaloeziën
Pagina 26 van 44
GEEN reiniging met benzine GEEN reiniging met stoom GEEN sterke oplosmiddelen GEEN hogedrukspuit GEEN oplosmiddelen voor onderdelen Al deze methoden kunnen de katoenen filterstof beschadigen en de rubberen eindkappen doen krimpen en verharden.
5. AFSPOELEN Het element afspoelen met water onder lage druk. Leidingwater is okay. Altijd spoelen van de schone kant nar de vuile kant; dit verwijdert het vuil en voorkomt dat het in het filter loopt.
6. TIPS VOOR DROGEN Altijd natuurlijk laten drogen. Na afspoelen het water afschudden en het element natuurlijk laten drogen. GEEN perslucht gebruiken GEEN open vuur gebruiken GEEN hittedrogers gebruiken
7. OLIËN MET SPUITBUS Het filter na reiniging altijd opnieuw oliën. Spuit K&N luchtfilterolie in elke plooi met één beweging per plooi. 10 minuten wachten en eventuele witte gedeelten opnieuw oliën.
Figuur 25 JU4-UF10, 12, 20, 22, JU4-LP20, 24
8. OLIËN MET OLIESPUIT Het filter na reiniging altijd opnieuw oliën. Spuit K&N luchtfilterolie in de onderkant en langs – slechts één beweging per plooi. De olie 20 minuten laten intrekken en daarna eventuele witte gedeelten opnieuw oliën.
Figuur 26 JU4-UF30, 32, 40, 42, 50, 52, H8, H0, H2, 58 JU4-LP50, 54, L4 & JU6 Alle 9. TIPS VOOR OLIËN Nooit een K&N luchtfilter zonder olie gebruiken (zonder olie houdt het filter de verontreinigingen niet tegen). Gebruik uitsluitend door K&N samengestelde luchtfilterolie. K&N luchtfilterolie is een samenstelling van minerale en dierlijke olie, die is vermengd met speciale polymeren en zo een zeer efficiënte kleverige barrière vormt. Er is rode kleurstof toegevoegd zodat u kunt zien waar u olie hebt aangebracht. De rode kleur vervaagt uiteindelijk, maar olie blijft aanwezig en de lucht wordt gefilterd. NOOIT automatische transmissievloeistof gebruiken. NOOIT motorolie gebruiken. NOOIT dieselbrandstof gebruiken. NOOIT WD-40, LPS of andere lichte oliesoorten gebruiken.
Figuur 24 Figuur 27 JDFP/JW6
3.2.4 Carterventilatie
3.2.4.2 Carterventilatiesysteem
3.2.4.1 Open carterventilatie (zie fig 27b) Dampen die in de motor kunnen ontstaan worden uit het carter en de aandrijflijn verwijderd via een ventilatiesysteem dat continu onder druk staat.
Het carterventilatiesysteem maakt hercirculatie mogelijk van dampen (uitgestoten via de ontluchtingspijp die is bevestigd aan ontluchterelement op het kleppendeksel) naar de verbrandingsluchtinlaat. Zie figuur 27a.
Een lichte druk blijft gehandhaafd in het carter. Dampen worden uitgestoten via een ontluchtingspijp die is bevestigd aan het ontluchterelement op het kleppendeksel. Zie Figuur 25, 26, & 27.
Pagina 27 van 44
Figuur 27a Motor Model JU4R-UF09 JU4H-UF10 JU4R-UF11 JU4H-UF12 JU4R-UF13 JU4H-UF14 JU4R-UF19 JU4H-UF20 JU4H-LP20 JU4R-UF21 JU4H-UF22 JU4R-UF23 JU4H-UF24 JU4H-UFAB26 JU4H-UF30 JU4H-UF32 JU4H-UF40 JU4R-UF40 JU4H-UF42 JU4R-UF49 JU4H-UF50 JU4H-LP50 JU4R-UF51 JU4H-UF52 JU4H-UF58 JU4H-UFH2 JU4H-UFH8 JU4H-UFH0 JU4H-UFADJ8 JU4H-UFADJ2 JU4H-UFADHG JU4H-UFAEA0 JU4H-UFAEE8 JU4H-UFAEF2 JU4R-UFAEA9 JU4R-UFAEE7 JU4R-UFAEF1 JU6H-UF30 JU6H-UF32 JU6H-UF50 JU6H-LP50 JU6H-UF52 JU6H-UF58 JU6H-UF62 JU6H-UF68 JU6H-UF60 JU6H-LP60 JU6H-UFD0 JU6H-UFG8 JU6H-UFABL0 JU6H-UFABL2 JU6H-UFABL8 JU6H-UFM8 JU6H-UFM0 JU6H-UFD2 JU6H-UFM2 JU6H-UFAARG
Open carterventilatie
Carterventilatiesysteem
Standaard
Optional
JU6H-UFAAQ8 JU6H-UFKARG JU6H-UFKAQ8 JU6H-UFAAPG JU6H-UFKAPG JU6H-UFAAS0 JU6H-UFKAS0 JU4H-UF34 JU4H-UF44 JU4H-UF54 JU4R-UF53 JU4H-LP54 JU4H-LPL4 JU4H-UF84 JU6H-UF34 JU6H-UF54 JU6H-UF84 JU6H-UFAB76 JU6R-UFAA29 JU6R-UFKA29 JU6R-UFAAD9 JU6R-UFKAD9 JU6R-UFAAG7 JU6R-UFKAG7 JU6R-UFAAL9 JU6R-UFKAL9 JU6R-UFAAL1 JU6R-UFKAL1 JU6R-UFAAL7 JU6R-UFKAL7 JU6R-UFAAM7 JU6R-UFKAM7 JU6R-UFAAM1 JU6R-UFKAM1 JU6R-UFAAM9 JU6R-UFKAM9 JU6R-UFAA57 JU6R-UFKA57 JU6R-UFAA49 JU6R-UFKA49 JU6R-UFAA67 JU6R-UFKA67 JU6R-UFAA59 JU6R-UFKA59 JU6R-UFAAQ7 JU6R-UFKAQ7 JU6R-UFAARF JU6R-UFKARF JU6R-UFAAPF JU6R-UFKAPF JU6R-UFAAS9 JU6R-UFKAS9 JU6R-UFAA31 JU6R-UFKA31 JU6R-UFAAD1 JU6R-UFKAD1 JU6R-UFAAM1 JU6R-UFKAM1 JU6R-UFAA51 JU6R-UFKA51 JU6R-UFAA61 JU6R-UFKA61 JU6R-UFAA33 JU6R-UFKA33 JU6R-UFAA53 JU6R-UFKA53 JU6R-UFAA83 JU6R-UFKA83
Standaard
Optional
Figuur 27b 3.2.5 Uitlaatsysteem Een te grote tegendruk naar de uitlaat kan het motorvermogen verminderen en de levensduur
Pagina 28 van 44
verkorten. Het is daarom belangrijk dat de uitlaatsystemen de juiste diameter hebben en zo kort mogelijk zijn, met zo weinig mogelijk bochten. Zie installatie- en operationele gegevens in technische catalogus C13965 voor informatie over het uitlaatsysteem. De installatie van het uitlaatsysteem moet bestaan uit het volgende: Bescherming van personeel tegen hete oppervlakken. Correcte ophanging om belasting van de uitlaatopening van de motor te voorkomen en om trilling te minimaliseren. Bescherming tegen binnendringen van water en ongewenst materiaal. Inspecteer de uitlaat met draaiende motor (buiten de pompruimte) op milieurisico's, zoals overmatige rookvorming. Het onderstaande geldt als richtsnoer voor algemene bedrijfsomstandigheden van de motor. 1) Blauwe rook – mogelijk motorolieverbruik. 2) Witte rook – mogelijkheid van water in cilinders of in de brandstof, of een intern probleem met de motor. 3.3 SMEERSYSTEEM 3.3.1 Controleren van olie in carter Gebruik de oliepeilstok op de motor om het olieniveau in het carter te controleren - zie figuur 28 &29. Het olieniveau moet zich altijd tussen de beide markeringen Min. en Max. bevinden. terwijl de motor is afgezet.
Figuur 28 JU4/6
Figuur 29 JDFP/JW6 3.3.2 Motorolie verversen 1) Laat de motor warmdraaien. 2) Zet de motor af. Verwijder de aftapplug en tap de olie af uit het carter. Breng de aftapplug aan en trek deze aan tot 34 Nm / 3,5 kgf-m. 3) Vul het carter tot aan het merkteken "FULL" op de peilstok met verse, schone olie met de aanbevolen viscositeitsklasse. 4) Neem de motor weer in gebruik door de AEC-schakelaar weer op "automatic" te zetten en de handmatige bedieningshendel in de stand "manual stop". 5) De gebruikte olie overeenkomstig de voorschriften afvoeren.
3.3.3 Oliefilter vervangen 1. Zet de motor af. 2. Plaats een bak onder het filter om gemorste olie op te vangen. 3. Verwijder het filter met een bandsleutel of soortgelijk gereedschap. Daarna het filter overeenkomstig de voorschriften verwijderen (zie figuur 30). 4. Reinig de filterkop. 5. Vul het nieuwe oliefilter met schone motorolie. De olie genoeg tijd geven om door het filterelement heen te lopen. 6. De bovenkant van de filterpakking insmeren met schone smeerolie. 7. Het nieuwe filter aanbrengen en met de hand vastdraaien. Geen bandsleutel gebruiken. 8. Controleer of het carter gevuld is met smeerolie. Zorg bij motoren met turbocompressor dat de motor niet start en de startmotor niet wordt rondgedraaid totdat de oliedruk is verkregen.
Pagina 29 van 44
9. De motor laten draaien en rond het filter op lekkages controleren. Nadat de motor is afgekoeld het olieniveau via de peilstok controleren en meer olie aan het carter toevoegen, indien nodig. 10. Neem de motor weer in gebruik door de schakelaar van de pompregelaar weer op "automatic" te zetten en de handmatige bedieningshendel in de stand AUTO-OFF" te zetten. Figuur 31 3.3.5 Olie-inhoud (inclusief oliefilter) MOTOR MODEL JU4 - alle modellen JU6 JU6H-UFAARG, KARG, AAPG, KAPG, AAS0, KAS0, AAQ8, KAQ8, JU6R-UFAARF, KARF, AAPF, KAPF, AAS9, KAS9, AAQ7, KAQ7 JW6 - alle modellen
OLIE-INHOUD QUARTS (LITER) 15.5 (14.7) 21.1 (20.0) 34.3 (32.5)
30.1 (28.5)
Figuur 32 3.4 KOELSYSTEEM Figuur 30
3.4.1 Koelvloeistof
3.3.4 Oliespecificatie Deze motor is in de fabriek gevuld met deze inloopolie: "John Deere Engine Break-in Oil". Belangrijk: niet bijvullen met olie totdat het olieniveau is gedaald tot ONDER de bijvulmarkering op de peilstok. De inloopperiode bedraagt 1 jaar vanaf de eerste motorstart. Motormodellen met lage toerentallen (het toerental op het typeplaatje is gelijk aan of minder dan 2600 omw/min) verlaten de fabriek van Clarke gevuld met "John Deere Break-in oil". Deze inloopolie (TY22041, 10W30) moet worden gebruikt voor het bijvullen van olie die tijdens de inloopperiode wordt verbruikt. Motormodellen met hoge toerentallen (het toerental op het typeplaatje is hoger dan 2600 omw/min) verlaten de fabriek gevuld met CI-4, 15W40 olie. Voor deze modellen moet de bijvulolie voldoen aan de eisen van CF-4, CG-4, CH-4, of CI-4, viscositeitsklasse 15W40. Te gebruiken oliespecificatie na de inloopperiode, voor alle modellen:
De volgende informatie dient als richtlijn voor het kiezen van een geschikte koelvloeistof door gebruikers van John Deere motoren. Het koelvloeistofmengsel bestaande uit water/ethyleen glycol//inhibitors in motoren van John Deere moet voldoen aan de volgende basisvereisten: zorgen voor toereikende warmteoverdracht; beschermen tegen cavitatie; zorgen voor een corrosie-/erosiebestendige omgeving in het koelsysteem; de vorming van kalkaanslag of bezinksel in het koelsysteem voorkomen; compatibiliteit met het materiaal van motorslangen en afdichtingen; zorgen voor toereikende antivries- en overkookbescherming. WAARSCHUWING Een oplossing van water en antivries is vereist voor pompinstallaties. Deze oplossing moet vóór installatie worden voorgemengd. Dit voorkomt dat de verwarmingselementen door de chemische reacties van onverdunde antivries verstopt raken, waardoor de elementen kunnen doorbranden. Zie de sectie met technische gegevens voor de systeeminhoud van elk model.
Pagina 30 van 44
3.4.2 Water Water kan een corrosieve omgeving in het koelsysteem vormen en de mineralen in het water kunnen zorgen voor kalkaanslag op inwendige koeloppervlakken. Daarom moeten inhibitors worden toegevoegd om corrosie, cavitatie en aanslag tegen te gaan. De opgeloste vaste stoffen die kunnen zorgen voor aanslag, bezinksel of corrosie, of een combinatie van deze, bestaan uit chloriden, sulfaten, magnesium en calcium. Chloriden en/of sulfaten versnellen het corrosieproces, terwijl de hardheid (het percentage magnesium en calciumzout, globaal aangeduid als carbonaten) verantwoordelijk zijn voor aanslag. Water binnen de limieten die staan aangegeven in figuur 33 is toereikend als koelvloeistof indien is gezorgd voor correcte inhibitors. Het gebruik van gedistilleerd water verdient de voorkeur.
Delen per miljoen 40 100
Materialen Chloride (max.) Sulfaten (max.) Totaal opgeloste vaste stoffen (max.) 340 Totale hardheid (max.) 170 Figuur 33
Delen per miljoen 2.5 5.8 20 10
3.4.3 Inhoud van koelsysteem Gebruik een koelvloeistof met ethyleenglycol (formule met laag silicaatgehalte) dat voldoet aan de standaard van de GM 6038-N formule (GM1899-M) of de ASTM D6210 eisen. Een koelwateroplossing van 50% is aanbevolen. Een concentratie van meer dan 70% is niet aanbevolen wegens de geringe warmteoverdracht, ongunstige bescherming tegen vorst en uitval van silicaat. Concentraties van minder dan 30% bieden weinig bescherming tegen vorst, overkoken of corrosie. BELANGRIJK Gebruik nooit koelvloeistoffen voor auto's (zoals koelvloeistoffen die alleen voldoen aan ASTM D3306 of ASTM D4656). Deze koelvloeistoffen bevatten niet de correcte additieven die nodig zijn voor de bescherming van zware dieselmotoren. Deze soorten bevatten vaak een hoge concentratie van silicaten die de motor of het koelsysteem kunnen beschadigen.
MOTOR MODEL JU4H naturally aspirated, low speed (<2600 rpm) JU4H naturally aspirated, high speed (>2600 rpm) JU4H turbocharged, low speed (<2600 rpm) JU4H turbocharged, high speed (>2600 rpm) JU4R naturally aspirated, low speed (<2600 rpm) JU4R naturally aspirated, high speed (>2600 rpm) JU4R turbocharged, low speed (<2600 rpm) JU4R turbocharged, high speed (>2600 rpm) JU6H low speed (<2600 rpm) JU6H high speed (>2600 rpm) JU6R turbocharged, low speed (<2600 rpm) JU6R turbocharged, high speed (>2600 rpm) JU6R turbocharged & aftercooled, low speed (<2600 rpm) JU6R turbocharged & aftercooled, high speed (>2600 rpm) JDFP-06WA/JW6F30,38 UFADB0, D0, F0, J0, 70, 80, AA80 JDFP-06WR/JW6UF40,48, 50, 58, 60, H8
INHOUD KOELSYSTEEM LITER 15.3 (14.5) 15.9 (15) 15.3 (14.5) 14.8 (14) 19.0 (18.0) 19.6 (18.5) 20.0 (19.0) 19.5 (18.5) 19.5 (18.5) 20.0 (19.0) 42.5 (40.2) 43.0 (40.7) TBD
TBD
22 (21)
23 (22)
Figuur 34 3.4.4 Inhibitors in koelvloeistof Het belang van een koelvloeistof met de juiste inhibitors kan niet genoeg worden benadrukt. Koelvloeistof met onvoldoende of helemaal geen inhibitors veroorzaakt roest, kalkaanslag, bezinksel en mineraalaanslag. Al deze kunnen de efficiëntie en het beschermend vermogen van het koelsysteem sterk aantasten. Aanbevolen aanvullende inhibitors zijn een combinatie van chemische verbindingen die bescherming bieden tegen corrosie en cavitatie en die de pH beheersen en aanslag voorkomen. Deze inhibitors zijn verkrijgbaar in diverse vormen, zoals in vloeistofverpakkingen of als bestanddeel in antivries.
Pagina 31 van 44
Het is essentieel dat aanvullende inhibitors worden toegevoegd aan alle motorsystemen van John Deere. Een voorvuldosis moet worden gebruikt wanneer voor het eerst wordt gevuld. Daarna moet een onderhoudsdosis worden gebruikt bij elke onderhoudsinterval. Het systeem zal zwaar beschadigd raken tenzij inhibitors worden gebruikt. Enkele meer algemeen gebruikte corrosiewerende middelen zijn boraten, nitraten en silicaten. Bij normaal gebruik nemen de inhibitors in het systeem af. Daarom moeten extra inhibitors aan de koelvloeistof worden toegevoegd om de oorspronkelijke concentratie in stand te houden. Zie Figuur 35 voor de juiste concentraties. Min. Max PPM PPM Borium (B) 1000 1500 Nitriet (NO2) 800 2400 Nitraten (NO3) 1000 2000 Silicon (Si) 50 250 Fosfor (P) 300 500 PH 8.5 10.5 Figuur 35
Tijdens controleren of het bedrijfsniveau van de koelvloeistof veilig is, is het raadzaam om te wachten tot de motortemperatuur daalt tot ca. 49ºC of lager, alvorens de drukdop te verwijderen. De drukdop verwijderen en bijvullen tot het juiste niveau. Om het ontluchtingsproces voort te zetten de motor starten en laten draaien totdat de temperatuur stabiliseert op circa 71°-93° C, of de motor 25 minuten lang laten draaien, afhankelijk van welke het langst is. Tijdens het opwarmen kunt u koelvloeistof uit de overstroombuis bij de drukdop zien stromen. De motor laten afkoelen en daarna de drukdop verwijderen en bijvullen tot het juiste niveau. Voorzichtig: de drukdop niet verwijderen terwijl de koelvloeistof op bedrijfstemperatuur is. Naar buiten spuitende hete koelvloeistof kan persoonlijk letsel veroorzaken.
Gebruik geen oplosbare oliën of inhibitors met chromaat in motoren van John Deere. Dit heeft zeer nadelige gevolgen voor het systeem. Voor een behoorlijke controle van de concentraties kan het nodig zijn om contact op te nemen met uw plaatselijke dealer. Zie de sectie "Informatie over onderdelen" voor het onderdeelnummer van de analysekit voor koelvloeistof; deze wordt door de fabriek geleverd. Deze kit dient voor analyseren van de koelvloeistof en kan tegen een nominale prijs worden besteld. 3.4.5 Procedure voor vullen van de motor Tijdens het vullen van het koelsysteem kunnen zich luchtzakken vormen. Het systeem moet worden ontlucht voordat het in bedrijf wordt gesteld. Dit kan het beste worden gedaan door te vullen met een voorgemengde oplossing. Voorzichtig: het koelsysteem niet te ver vullen. Een systeem onder druk heeft ruimte nodig zodat het kan uitzetten zonder te overstromen. 3.4.5.1 Motoren zonder overlooptank voor koelvloeistof (Figuur 35A) De drukdop aanbrengen, de motor starten en ca. 5 minuten laten draaien om de lucht uit de holtes in de motor te verwijderen.
Pagina 32 van 44
MAX. VULNIVEAU
Dop
AFDICHTVLAK VAN VULDOP
MIN. VULNIVEAU
Warmtewisselaar
Overlooptank voor
Figuur 35B RADIATEUR ZONDER AFVOERPIJP MAX. VULNIVEAU TOT ONDERKANT VAN AFVOERPIJP MIN. VULNIVEAU LAGER DAN ONDERKANT VAN AFVOERPIJP
De dop van de overlooptank voor koelvloeistof verwijderen en de tank vullen met een 50/50 koelvloeistofmengsel tot 100mm boven de bodem van de tank. De dop terugplaatsen. Geheel warm: 100mm van onderkant
WARMTEWISSELAAR MET AFVOERPIJP
Geheel koud: 50mm van onderkant
15mm (5/8”) MAX. VULNIVEAU
38mm (1-1/2”) MIN. VULNIVEAU
Figuur 35C De motor laten draaien met de brandbluspomp in een stand met lage of geen doorstroming. De motor ongeveer 1 minuut laten draaien. De drukdop van de warmtewisselaar bij draaiende motor voorzichtig verwijderen.
WARMTEWISSELAAR ZONDER AFVOERPIJP
MAX. VULNIVEAU
Opmerking: de dop van een systeem onder druk moet altijd voorzichtig worden verwijderd.
MIN. VULNIVEAU
BIJVULLEN
WARMTEWISSELAAR MET AFZ. EXPANSIETANK ZONDER AFVOERPIJP
Het koelsysteem bijvullen tot aan de afdichting van de drukdop. De drukdop van de warmtewisselaar terugplaatsen. De ontluchting voltooien - hiervoor kunnen verschillende opwarm-/afkoelcyclussen nodig zijn. Controleer altijd het juiste koelvloeistofniveau in de overlooptank. 3.5
Figuur 35A 3.4.5.2 Motoren met overlooptank voor koelvloeistof (figuur 35B & 35C) De drukdop van de warmtewisselaar verwijderen en het koelsysteem vullen met een 50/50 koelvloeistofmengsel tot aan de afdichting van de drukdop. Opmerking: de vulsnelheid mag niet meer dan 10 liter per minuut zijn. De drukdop van de warmtewisselaar terugplaatsen.
ELEKTRISCH SYSTEEM
3.5.1
Bedradingsschema's (alleen modellen met instrumentenpaneel)
Start/stop solenoïde.
ETR
Pagina 33 van 44
Schema nr.
C07575 (JU4/6)
Beschrijving (DC-spanning) Mechanical Engines NFPA-20 and UL/FM engine gauge panel (NL Models Optional)
Referentiedocument Zie technische catalogus C13965 (Mechanical Engines)
ETR
ETR
ETS
ETR
ETR/ETS
C071360
C07602 (JW6)
U071056
C071612
C071590
Electronic Engine NFPA20 and UL/FM engine gauge panel
JU Electronic Engines Zie technische catalogus C132679
NFPA-20 and UL/FM engine gauge panel (NL Models Optional)
JW Electronic Engines Zie technische catalogus C133121
LPCB Engine Gauge Panel UL/FM Front Opening Insturment Panel UL/FM Front Opening Instrument Panel with C071571 speed switch
Zie technische catalogus C13965 (Mechanical Engines)
Zie technische catalogus C13965 (Mechanical Engines)
ETR (Energized to Run) = Bekrachtigd om te starten Schema nr. C07651 (JU4/6, JW, JX)
C07651 (JDFP/JW6)
Beschrijving (ACspanning) Verwarmer mantelwater NFPA-20, UL/FM en LPCBmotor (NL modellen - optie) Optionele verwarmer mantelwater voor motor (NL modellen - optie)
Referentiedocument
Zie technische catalogus C13965 C132679 C133121
B
A
A
Figuur 37 Riemspanning afstellen: De riemspanning controleren: - De speling bij de pijl moet 10-15mm zijn. Spannen van aandrijfriem van waterpomp: - Draai de bouten A en B van de wisselstroomdynamo of riemspanner los. - Stel de riemspanning af. - Draai de bouten A en B vast. 3.5.3 Toerenschakelaar (indien meegeleverd) In het geval van een te hoog motortoerental stuurt de toerenschakelaar een signaal naar de pompregelaar en wordt tevens de motor afgezet. De schakelaar OVERSPEED RESET (figuur 9) bevindt zich op het instrumentenpaneel. Als het toerental te hoog oploopt moet de oorzaak worden opgespoord en gecorrigeerd voordat de motor weer in bedrijf wordt gesteld. De schakelaar OVERSPEED RESET moet met de hand omhoog worden gezet om te resetten. OPMERKING: deze reset moet worden uitgevoerd voordat de motor opnieuw kan worden gestart. Gebeurt dit niet, dan kan de motor noch via de pompregelaar, noch handmatig worden gestart. OVERSPEED VERIFICATIE
Figuur 36 3.5.2 Controleren en afstellen van aandrijfriem Alle aandrijfriemen moeten correct gespannen zijn zodat de waterpomp van de motor en de wisselstroomdynamo (indien aanwezig) efficiënt functioneren. Zie figuur 37.
B
Houd de schakelaar OVERSPEED VERIFICATIE in de omhoog-stand. Hierdoor ontvangt de pompregelaar een overtoerensignaal en wordt de motor afgezet bij 67% van het ingestelde overtoerental. Start de motor via de pompregelaar; de toerenschakelaar genereert een overtoerensignaal en uitschakeling om de motor en de pomp te beschermen.
Pagina 34 van 44
VOORBEELD Nominaal toerental: 1760 OMW/MIN Uitschakeling overtoerental: 2112 OMW/MIN (120% van 1760 OMW/MIN) Verificatie van uitschakeling: 1410 OMW/MIN (67% van 2112 OMW/MIN) VOORZICHTIG - na verificatie van het overtoerental de OVERSPEED RESET schakelaar omhoog zetten om de normale functie van de motor en de toerenschakelaar te herstellen. 3.5.4 Magnetische pick-up (indien meegeleverd)
Figuur 38
Een magnetische pick-up in het vliegwielhuis stuurt een signaal naar de toerenschakelaar van de toerenteller en/of de pompregelaar. Er moet een luchtspleet van 0,76 mm zitten tussen de bovenkant van de starterkrans en het middelpunt van de magnetische pick-up. Met één tand in het midden van de opening in de magnetische pick-up, de pick-up naar binnen schroeven totdat deze de tand raakt en vervolgens een halve slag terugdraaien. Draai de contramoer vast terwijl u de pick-up op zijn plaats houdt. Sluit weer aan op de kabelboom. 3.6 AANPASSEN VAN MOTORTOERENTAL Het motortoerental wordt geregeld door een mechanische regelaar. De regelaar is opgenomen in de brandstofinspuitpomp. Alle regelaars zijn in de fabriek van Clarke ingesteld op het nominaal toerental, zoals vermeld op de kenplaat, of de maximum toelaatbare pompbelasting. Tijdens de startcontrole of bij ingebruikname van gereviseerde units kunnen kleine aanpassingen van het toerental nodig zijn. Het verdient aanbeveling om deze aanpassing te laten uitvoeren door een vertegenwoordiger van de erkende dealer. Het toerental van de motor aanpassen: A. Start de motor aan de hand van de procedure "De motor starten" in deze handleiding. B. Laat de motor warmdraaien. Draai de contramoer(en) los (figuur 38). C. Let op de toerenteller op het instrumentenpaneel en draai de lange stelschroef rechtsom om het toerental te verlagen en linksom om het te verhogen, totdat het gewenste toerental wordt verkregen. Zie Figuur 38. D. Houd de lange stelschroef goed vast terwijl u de contramoer met een sleutel vastdraait. E. Stop de motor aan de hand van de procedure "De motor stoppen" in deze handleiding.
4.0 ONDERHOUDSSCHEMA 4.1 ROUTINEONDERHOUD OPMERKING: het volgende schema voor routineonderhoud is gebaseerd op gebruik van de motor van niet meer dan 2 uur per maand. Raadpleeg voor UL/FM-modellen tevens NFPA25. LEGENDA: Controleren Reinigen Vervangen o Smeren WEKELIJKS Luchtfilter Accu Koelvloeistofslangen Koelvloeistofniveaus Magneetklep voor koelwater Uitlaatsysteem Brandstoftank Algemene inspectie Start-/stopregelaar Verwarmer mantelwater Smeerolieniveau Meters Water uit brandstoffilter verwijderen Motor laten draaien Waarschuwingslampje Rommel in koelblok van radiateur ELKE 6 MAANDEN Accu's Wisselstroomdynamo Riemen Koelwaterfilters U-verbinding van aandrijfas Brandstofleidingen JAARLIJKS Luchtfilter Inhibitor in koelvloeistof Carterventilatiesysteem o U-verbinding van aandrijfas
Pagina 35 van 44
Brandstof- en oliefilters Elektrode van warmtewisselaar Smeerolie Bevestiging van scheiders Bedrading ELKE 2 JAAR Luchtfilter Accu's Riemen Koelvloeistofslangen Koelvloeistof Thermostaat
• E-mail VS:
[email protected] • E-mail VK:
[email protected] 6.2 MOTORONDERDELENLIJST Refer to Appendix “A“ at the end of this manual. MOTORTYPE Alle
Servicekit luchtfilter
Luchtfilterolie
99-55050
C121157
Figuur 39 7.0 ASSISTENTIE VOOR EIGENAREN
BELANGRIJK: zet de pompregelaar op "OFF" (UIT) tijdens motoronderhoud. Neem voordat u de pompregelaar op "OFF" zet contact op met de supervisors voor onderhoud en beveiliging, om te verifiëren of alle betrokken afdelingen zijn gewaarschuwd over de tijdelijke onderbreking van hun brandbestrijdingsmiddelen wegens normaal onderhoud of tests. Waarschuw tevens de plaatselijke brandweer indien de pompregelaar via een stil alarm is verbonden met het hoofdkwartier. Zet de schakelaar van de pompregelaar terug in de stand "Automatic" en zet de standenschakelaar op de motor eveneens op "Automatic". Informeer het relevante personeel dat de motor terug is gezet op "Automatic".
Neem contact op met de service-dealer van Clarke of met de fabriek. U kunt service-dealers vinden via onze website: www.clarkefire.com. 8.0 GARANTIE 8.1 ALGEMENE GARANTIEVERKLARING
5.0 STORINGZOEKEN
De bevredigende werking van Clarke motoren en de goodwill van eigenaren/gebruikers van Clarke motoren is van primair belang voor de motorfabrikant, de service-dealer en voor Clarke. Al deze leveren ondersteuning voor deze producten na het uiteindelijke installatieproces van het volledige brandstofpomp- en sprinklersysteem.
Neem contact op met de service-dealer van Clarke of met de fabriek. U kunt service-dealers vinden via onze website: www.clarkefire.com.
De verantwoordelijkheid voor de garantie berust bij de serviceorganisaties van Clarke en John Deere wereldwijd.
6.0 INFORMATIE OVER ONDERDELEN
De motorfabrikant (John Deere) biedt garantie op de basisonderdelen van de motor, terwijl Clarke garantie biedt op de toegevoegde accessoires, om te voldoen aan de NFPA-20 specificaties en de vereisten voor FM/UL-certificering.
6.1 RESERVEONDERDELEN Voor de optimale en efficiënte werking van alle motoronderdelen dient u altijd originele Clarke reserveonderdelen te gebruiken. Bij bestelling moet het volgende worden vermeld: Modelnummer van de motor - zie "Motor algemeen" Serienummer van de motor - specificatie Onderdeelnummers: zie "Motoronderdelenlijst", sectie 6.2 of "Onderdelentekening" in "Technisch bulletin" in C13886. Contactnummers voor reserveonderdelen: • www.clarkefire.com • Telefoon VS: (513) 771-2200 Ext. 427 (binnen VS) • Telefoon VK: (44) 1236 429946 (buiten VS) • Fax VS: (513) 771-5375 (binnen VS) • Fax VK: (44) 1236 427274 (buiten VS)
8.2 GARANTIE VAN CLARKE Op alle door Clarke gegarandeerde onderdelen is een garantieperiode van toepassing van 12 maanden vanaf de datum waarop het bluspompsysteem in werking wordt gesteld. De garantiedekking omvat vervanging van het onderdeel en redelijke arbeidskosten in verband met de installatie. Onderdelen die defect raken wegens incorrecte installatie van de motor, beschadiging tijdens het transport of onoordeelkundig gebruik worden niet door deze garantie gedekt. Voor aanvullende garantie-informatie wordt verwezen naar de specifieke garantieverklaring "John Deere - garantie op nieuwe motoren" op de volgende pagina. Mocht u vragen hebben of verdere informatie
Pagina 36 van 44
nodig hebben, dan kunt u rechtstreeks contact opnemen met Clarke. Clarke is niet verantwoordelijk voor incidentele kosten, gevolgschade, of andere schade of kosten die de eigenaar kan oplopen als gevolg van een storing of defect die door deze garantie wordt gedekt.
met verwijdering en inbouw van de motor, indien het defect optreedt binnen de garantieperiode, gerekend vanaf de datum van levering aan de eerste koper, op voorwaarde dat de levering binnen 30 dagen na levering wordt gemeld aan John Deere. 8.3.3 Garantie op emissiesysteem (niet voor de weg bestemde dieselmotor)
8.3 GARANTIE VAN JOHN DEERE KEURINGSLABEL VOOR EMISSIEREGELSYSTEEM
8.3.1 Duur van de garantie Tenzij anderszins schriftelijk is vermeld, biedt John Deere* de volgende garantie aan de eerste koper en elke volgende koper (indien de aanschaf plaatsvindt vóór het verstrijken van de relevante garantie) van elke nieuwe, niet voor de weg bestemde motor, die wordt verkocht als onderdeel van een product dat wordt gefabriceerd door een ander bedrijf dan John Deere of haar gelieerde ondernemingen. • 12 maanden, onbeperkt aantal bedrijfsuren, of • 24 maanden en voordat 2000 bedrijfsuren worden bereikt, alsmede op elke motor van John Deere die wordt gebruikt voor een niet voor de weg bestemde aandrijftoepassing: • 12 maanden, onbeperkt aantal bedrijfsuren. Opmerking: bij het ontbreken van een functionele bedrijfsurenmeter, wordt het aantal bedrijfsuren vastgesteld op basis van een gebruiksduur van 12 uur per kalenderdag.
WAARSCHUWING: op de locatie van de gebruiker kunnen verordeningen gelden met zware straffen indien wordt geknoeid met het emissieregelsysteem. De hieronder beschreven garantie van het emissiesysteem geldt uitsluitend voor motoren die zijn verkocht door John Deere en die zijn gecertificeerd door de United States Environmental Protection Agency (EPA) en/of de California Air Resources Board (CARB) en die zijn opgenomen in systemen binnen de Verenigde Staten. De aanwezigheid van een emissielabel zoals hier getoond, betekent dat de motor is gecertificeerd door de EPA en/of CARB. De EPA- en CARB-garanties gelden uitsluitend voor nieuwe motoren waarop het keuringslabel is aangebracht en die zijn verkocht zoals hierboven aangegeven in de geografische gebieden die door de betreffende toezichthouders worden beheerd.
(*John Deere" betekent Deere Power Systems Group voor gebruikers in de Verenigde Staten, John Deere Limited voor gebruikers in Canada en Deere & Company of de relevante dochteronderneming die verantwoordelijk is voor de verkoop van producten van John Deere in andere landen waar de gebruiker zich bevindt). 8.3.2 Garantiedekking Deze garantie is van toepassing op de motor en integrale onderdelen en accessoires die worden verkocht door John Deere. Alle door John Deere gegarandeerde onderdelen en componenten die na levering aan de koper materiaalgebreken of constructiedefecten blijken te bevatten, zullen naar het goeddunken van John Deere worden gerepareerd of vervangen, zonder dat kosten in rekening worden gebracht voor onderdelen of arbeidstijd, met inbegrip van redelijke arbeidskosten in verband met de verwijdering en inbouw van onderdelen of componenten die behoren tot het systeem waarin de motor is opgenomen en, indien van toepassing, redelijke arbeidskosten in verband
Opmerking: de nominale pk/kW-waarde op het emissielabel op de motor specificeert de bruto pk/kW-waarde van de motor; dit is het vliegwielvermogen zonder de ventilator. In de meeste toepassingen is deze waarde niet gelijk aan de geadverteerde pk/kW-waarde voor een voertuig. Dit heeft ook betrekking op stationaire motoren onder de NSPS-bepalingen, met inbegrip van de nominale
Pagina 37 van 44
waarden voor stationaire brandbluspompen. Nominale waarden gelabeld overeenkomstig 40 CFR deel 60 (NSPS). GARANTIEVERKLARING VOOR EMISSIEREGELING (GELDT ALLEEN VOOR DE VERENIGDE STATEN) De onderdelen en componenten van de emissieregeling worden door John Deere gegarandeerd voor een periode van vijf jaar of 3000 bedrijfsuren, afhankelijk van wat het eerst komt. John Deere garandeert bovendien dat de door deze garantie gedekte motor is ontworpen, gebouwd en toegerust om bij verkoop te voldoen aan alle Amerikaanse emissienormen die gelden ten tijde van de fabricage en dat de motor voor een periode van vijf jaar of 3000 bedrijfsuren, afhankelijk van wat het eerst komt, vrij is van materiaal- en fabricagefouten die ertoe zouden leiden dat niet zou worden voldaan aan de relevante normen. De in deze handleiding vermelde garanties hebben uitsluitend betrekking op die onderdelen en componenten van uw motor die verband houden met emissies. Voor de complete motorgarantie, exclusief componenten van de motor die verband houden met emissies, zie 8.3.1. GEGARANDEERDE EMISSIESYSTEMEN EN COMPONENTEN Systeem Luchtinlaatsysteem
Brandstofmeetsysteem (brandstofsysteem)
Ontstekingsregeling
Voorbeeld van subsystemen en componenten o Luchtfilterhuis o Luchtmassasensor o Geregeld inlaatsysteem voor hete lucht o Uitlaat o Inlaatspruitstuk o Interkoeler o Turbocompressor o Wastegate regelventiel o Aneroïde o Carburateur o Chokemechanisme o Elektronische brandstofinspuiting o Brandstofinspuitsysteem o Mondstuk brandstofverstuiver o Brandstofverstuiver o Mondstuk brandstofverstuiver o Brandstofverstuiver o Brandstofleiding o Gasdrukregelaar o Overdrukventiel o Sensor luchtverstopping o Luchttemperatuursensor o Koelvloeistoftemperatuursensor o Brandstoftemperatuursensor o Sensor massastroommodule o UEGO-sensor o Gasklep o Verdeler
EGR-systeem Geavanceerde stikstofoxides (NOx control) Katalysator of thermische reactor
Beheersing van vaste deeltjes
PCV-systeem
Diverse items die gebruikt worden in bovengenoemde systemen
Motorregelmodule Gloeibougies Ontstekingsspoel Ontstekingsspoelmodule Ontstekingssensor Ontstekingsbedrading Bougies EGR-koeler EGR-klep NOx-katalysatoren (arm mengsel) NOx absorbeermiddelen Reductor (ureum/brandstof) reservoirs/doseersystemen o Katalysator o Dubbelwandig gedeelte van uitlaatsysteem o Uitlaatspruitstuk o Uitlaatgasrecirculatieklep o Behuizing stuurapparaat en spruitstuk o Regeneratoren o Oxidatiemiddelen o Potten o Filters o Precipitatoren Absolute luchtdruk in inlaatspruitstuk (MAP) sensor o Olievuldop o PCV-solenoïde o PCV-klep o Filter carterventilatie o Carterventilatieventiel o Elektronische regelsensoren o Elektronische regeleenheden (ECU's) o ECU-software o Pomp-/klepregelaars o Kabelboom o Koelvloeistoftemperatuursensor o Emissielabels o Pakkingen o Thermokoppels o Thermostaten o Vacuümgevoelige klep/schakelaars o o o o o o o o o o o o
8.3.4 Verkrijgen van garantiewerkzaamheden Een verzoek om garantiewerkzaamheden moet voor afloop van de garantieperiode worden ingediend bij het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf voor John Deere motoren. Een erkend servicebedrijf is een distributeur van John Deere motoren, of een John Deer dealer die uitrusting met een motor die door deze garantie wordt gedekt verkoopt en hiervoor onderhoudt biedt. Erkende servicebedrijven gebruiken alleen nieuwe of revisieonderdelen/-componenten die zijn geleverd of goedgekeurd door John Deere. Erkende servicelocaties en de naam van de divisie of dochteronderneming van John Deere die deze garantie aanbieden staan vermeld in de John Deere onderdelen- en servicegids voor motoren.
Pagina 38 van 44
Wanneer de koper vraagt om garantiewerkzaamheden, moet deze bereid zijn om bewijs te leveren van de datum van levering van de motor. John Deere vergoedt beperkte reiskosten in verband met onder garantie uitgevoerde reparaties in toepassingen die niet van John Deere zijn, mits de betreffende reizen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ten tijde van de publicatie van deze verklaring geldt hiervoor een maximum van US $300,00 of het equivalent in andere valuta. Als de afstanden groter en reistijden langer zijn dan door John Deere wordt vergoed, kan het servicebedrijf aan de koper het verschil in rekening brengen. 8.3.5 Uitsluitingen van garantie Gedurende de door de fabrikant van de brandstofinspuitpomp en verstuivers geboden garantietermijn voor de pomp, verstuivers, componenten en accessoires, die niet door John Deere zijn geleverd of geïnstalleerd, heeft John Deere voor deze onderdelen/componenten geen enkele verplichtingen, noch is John Deere verantwoordelijk voor defecten veroorzaakt door dergelijke onderdelen. Indien de garantietermijn van de pompfabrikant korter is dan de garantietermijn voor de motor, zal John Deere de reparatiekosten voor de pomp in het geval van gerechtvaardigde defecten gedurende de rest van de garantietermijn vergoeden, mits dit door het door de pompfabrikant erkende servicebedrijf dienovereenkomstig gedocumenteerd is.
Transportkosten voor de motor, of de uitrusting waarin deze is geïnstalleerd, naar en van de locatie waar de garantiewerkzaamheden worden uitgevoerd, indien deze kosten het aan de uitvoerende servicelocatie te betalen maximum overschrijden. Opgelopen kosten in verband met het verkrijgen van toegang tot de motor, d.w.z. het overwinnen van fysieke barrières zoals muren, omheiningen, vloeren, dekken of soortgelijke constructies die de toegang tot de motor bemoeilijken, de huur van hijskranen e.d., of de constructie van oprijbruggen of hefinrichtingen of beschermconstructies voor verwijdering en herinstallatie van de motor. Incidentele reiskosten, inclusief tolgelden, maaltijden, overnachtingen en dergelijke. De kosten die servicebedrijven oplopen in verband met het oplossen, of pogingen tot oplossen, van problemen die niet door de garantie worden gedekt. Servicewerkzaamheden die worden verricht door een andere dealer dan een erkende John Deere servicedealer, tenzij de wet anders voorschrijft. Door dealers berekende kosten voor de eerste motorstart en inspectie, die John Deere als onnodig beschouwt indien de met de motor meegeleverde instructies voor bediening en onderhoud worden opgevolgd. Kosten van vertaling of vertolking. 8.3.7 Geen verklaringen of impliciete garantie
8.3.6 Verantwoordelijkheden van de koper Normale onderhouds- en afschrijvingskosten. Gevolgen van nalatigheid, onoordeelkundig gebruik of ongelukken met de motor, incorrecte toepassing, installatie of opslag van de motor. Gevolgen van werkzaamheden uitgevoerd door een andere partij dan hiervoor is geautoriseerd, indien de betreffende werkzaamheden naar het oordeel van John Deere een nadelige invloed hebben op de prestatie of betrouwbaarheid van de motor. Gevolgen van modificaties of wijzigingen van de motor die niet zijn goedgekeurd door John Deere, inclusief maar niet beperkt tot manipulatie van brandstof- en luchtsystemen. Gevolgen van verwaarlozing van het koelsysteem, hetgeen herkenbaar is aan cavitatie in de cilindervoering of het cilinderblok ("vorming van putjes", "erosie", "elektrolyse"). Extra kosten in verband met op het verzoek van de koper gewerkte overuren.
Voor zover dit wettelijk is toegestaan geven noch John Deere, noch ondernemingen gelieerd met John Deere enige vorm van garantie, voorwaarden, verklaringen of beloften, expliciet of impliciet, mondeling of schriftelijk, met betrekking tot het niet optreden van enig defect of de kwaliteit of prestatie van zijn motoren, anders dan hierin staat vermeld en GEVEN ZIJ GEEN IMPLICIETE GARANTIES OF CONDITIES OVER DE VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, tenzij anders is bepaald in de "Uniform Commercial Code", of is vereist in de "Sale of Goods Act" of in eventuele andere wettelijke voorschriften. Deze uitsluiting omvat fundamentele voorwaarden. In geen geval zal een motordistributeur van John Deere of dealer voor uitrusting van John Deere, of John Deere, of een aan John Deere gelieerde onderneming aansprakelijk zijn voor incidentele of gevolgschade of letsel, inclusief, maar niet beperkt tot, winstderving, verlies van gewassen, huurkosten of kosten van vervangend materieel of andere commerciële schade, schade aan de uitrusting waarin
Pagina 39 van 44
de motor is geïnstalleerd of schade die door de koper wordt geleden als gevolg van fundamentele contractschendingen of schending van fundamentele voorwaarden, tenzij sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van de voornoemde partijen.
10.0 INSTALLATIE EN OPERATIONELE GEGEVENS (Zie technische catalogus C13965) 11.0 BEDRADINGSSCHEMA'S (Zie technische catalogus C13965)
8.3.8 Beperking van verhaalsmogelijkheden De in deze garantie beschreven rechtsmiddelen zijn exclusieve rechtsmiddelen die de koper ter beschikking staan in verband met de uitvoering van of inbreuk op de waarborg, voorwaarden of garantie met betrekking tot nieuwe motoren van John Deere. Indien de bovenstaande garantie de functionele problemen die de koper ondervindt als gevolg van materiaalgebreken of constructiedefecten niet corrigeert, blijft de verhaalsmogelijkheid van de koper uitsluitend beperkt tot vergoeding door John Deere van de werkelijk geleden schade, waarvan het totaalbedrag de kostprijs van de motor niet kan overschrijden.
12.0 ONDERDELENTEKENING (Zie technische catalogus C13965)
8.3.9 Geen verkopersgarantie Geen enkele persoon of entiteit, anders dan John Deere, die de motor verkoopt of het product verkoopt waarin de motor is geïnstalleerd, geeft enige eigen waarborg of garantie op een door John Deere gegarandeerde motor, tenzij deze aan de koper een afzonderlijk schriftelijk garantiecertificaat verstrekt waarin de motor wordt gegarandeerd; in dit geval is John Deere vrijgesteld van alle verplichtingen jegens de koper. Noch oorspronkelijke fabrikanten, noch distributeurs van motoren of uitrusting, noch dealers in motoren of uitrusting, noch andere personen of entiteiten hebben het recht om verklaringen of beloften te geven namens John Deere of de voorwaarden of beperkingen van deze garantie op enigerlei wijze aan te passen. 8.3.10 Aanvullende informatie Zie voor nadere informatie over de garantie op nieuwe niet voor de weg bestemde motoren van John Deere het boekje "Engine Owner’s Warranty – Worldwide" (garantie voor eigenaren van motoren wereldwijd).
Pagina 40 van 44
13.0
BIJLAGE (alfabetische index)
Onderwerp
Pagina
Onderwerp
Pagina
13,33 15
Modelnummer, identificatie Motormodellen Motor - brandstof op Motorbeschermingssystemen (overtoerental) Motor starten
5 6 12 32 16
A Accu, aanbevelingen Accukabels B Bedradingsschema: DC-systeem AC-verwarmingssysteem Brandstofspecificaties Brandstofsysteem, werkin Bedieningsgegevens Brandstof op - procedures Brandstofinspuitpomp Ontluchten Pomp, opvoer Pomponderhoud
32* 32* 11 19 * 12 5,20,33,37 19 19 14 - 23 C
Carterventilatie
26 E
Elektrisch systeem
N Naamplaat (motor)
5 O
Oliedruk Oliefilter Oliepeilstok Oliespecificaties/aanbevelingen Onderdeleninformatie Onderdelentekeningen Onderhoud van aandrijfas Onderhoudsschema Opslag Overspeed reset Overspeed verificatie
* 28,34 27 28 33 * 15 33 11 32 32
31 P Peilstok, olieniveau Pomp: Brandstofinspuitpomp Brandstofopvoerpomp Preventief onderhoudsschema
F Filters: Luchtfilter Brandstof Smeerolie
25,34 19,33 9,28,34
Radiateur Regelaar afstelling toerental Riemafstelling
35 H
Handmatige bediening
5,20,24,33,37 19 33,34 R
G Garantie
27
11,16,25,33 32 32
16 S Serienummer Specificaties: Brandstof Smeerolie Smeerolie, aanbevolen Smeerolie, vulhoeveelheid Smeersysteem
I Installatiegegevens Installatie-instructies
* 11
K Koelvloeistof, aanbevelingen Koelsysteem Antivriesoplossingen Inhibitors Inhoud koelsysteem Koelwaterstroming - vereisten Koelwatervoorziening (circuit) Onderhoud Radiateur Vulprocedure Warmtewisselaar Water
28 - 30 29,30 29,30,34 29 16 12,15 33 10,11,16,25,33 30 12,15,31 27
5 12 28 28 28 27 T
Technische gegevens Toerenschakelaar
* 32 U
Uitlijning van aandrijfas Uitlaatsysteem Uitschakelsystemen
13,14 24,27 32 V
25,33
Verwarmers, motor Vulhoeveelheden
33
Wisselstroomdynamo
L Luchtfilter
W
M Magnetische pick-up
12,13 28
* Zie technische catalogus C13965
Pagina 41 van 44
32,33
Appendix “A”
JU4H AND JU4R MODELS
Clarke Engine Models
UF10, 12, 20, 22, AB26
UF14, 24 JU4RUF13, 23
JU4R09, 11, 19, 21
Part Description Oil Filter Fuel Filter (Primary) Fuel Filter (Secondary) Air Filter Alternator Fuel Injection Pump Heat Exchanger Starter Motor (12V) Starter Motor (24V) Switch, Oil Pressure Switch, Speed Switch, Coolant Temperature Turbocharger Thermostat Nozzle, Injector
UF28, 30, 32, 40, 42, 50, 52, 58, H0, H2, H8 JU4RUF40, 49, 51
UF34, UF44, 54 UF84 JU4RUF53
UFAEA0 , E8,F2
UFADH G, J8, J2
JU4RUFAEA9 , E7, F1
Part Number (standard items only, optional items not shown) C04616 C04440 C04521 C04440 C04521 C02883 C02359 C02549 C02359 C02549 N/A C03249 C071047 (12V) or C071048 (24V) C02900 C02901 C02896 C02897 C02898 C02899 C051128 (USA built) or C051001 (UK built) RIGHT SIDE-C07888 AND LEFT SIDE-C07889 or RIGHT SIDE C071071 AND LEFT SIDE-C071072 RIGHT SIDE-C071073 AND LEFT SIDE C071074 C071273 OR C071884 C071001 OR C071571 C125678 OR C071881 C061634 OR C061635
N/A C052057
C05127 5
C061636
C061637
C061638
C052057 C052057 C02360
Pagina 42 van 44
C051275 C02925
JU6H AND JU6R MODELS
Clarke Engine Models
Part Description
UF30, UF32, UFAA29, UFKA29, UFAA31, UFKA31
UF50, UF58, UFD0, UFG8, UFM0, UFM8, UFABL8, UFABL0, UFABL2, UFAA49, UFKA49, UFAA57, UFKA57, UFAAD9, UFKAD9, UFAAG7, UFKAG7, UFAAL7, UFKAL7, UFAAL9, UFKAL9, UFAAL1, UFKAL1, UFAAM7, UFKAM7, UFAAM9, UFKAM9
UF52, UFD2, UFM2, UFAA51, UFKA51, UFAAD1, UFKAD1, UFAAM1, UFKAM1
UF60, UF68, UFAA59, UFKA59, UFAA67, UFKA67
UF62, UFAA61, UFKA61
UF34, UF54, UFAB54, UFAA33, UFKA33, UFAA53, UFKA53
UF84, UFAB76, UFAB84, UFAA83, UFKA83
UFAAQ8, UFKAQ8, UFAARG, UFKARG, UFAAPG, UFKAPG, UFAAS0, UFKAS0, UFAAPF, UFKAPF, UFAAQ7, UFKAQ7, UFAARF, UFKARF
Part Number (standard items only, optional items not shown)
Oil Filter
C04440
C04521
C04440
Fuel Filter (Primary)
C02359
C02550
C02359
N/A
Fuel Filter (Secondary) Air Filter
C03396
Alternator Fuel Injection Pump Heat Exchanger
C071047 (12V) or C071048 (24V) C02902 or C02903
C02904
C02905
0C2906
C02907
C051127 (USA built) or C051002 (UK built) RIGHT SIDE-C07888 AND LEFT SIDE-C07889 or RIGHT SIDE C071071 AND LEFT SIDE-C071072
Starter Motor (12V) Starter Motor (24V)
RIGHT SIDE-C071073 AND LEFT SIDE C071074
Switch, Oil Pressure
C071273 OR C071884 OR C072011 OR C072013 C071001
Switch, Speed
C125678 OR C071881
Switch, Coolant Temperature Turbocharger Thermostat
C061639 or C061640
C061641
C061642
C052057
C051275
C052057
Nozzle, Injector
C02360
Pagina 43 van 44
JW6H MODELS
Clarke Engine Models
Part Description Oil Filter Fuel Filter (Primary) Fuel Filter (Secondary) Air Filter Alternator Fuel Injection Pump Heat Exchanger
UF30, UF38
UFH8, UF50, UF58, UF60
Part Number (standard items only, optional items not shown) C04614 C02881 C02882 C03244 C071047 (12V) or C071048 (24V) C02908 C02909 C02910 C05804 C071944 or C071072
Starter Motor (12V) Starter Motor (24V) Switch, Oil Pressure Switch, Speed Switch, Coolant Temperature Turbocharger Thermostat Nozzle, Injector
UF40, UF48
C071937 or C071074 C071273 OR C071884 C071001 C125678 OR C071881 C061643
C061644 C052059 C02894
Pagina 44 van 44
C061645 C02895