Instapniveau pabo
Quickscan natuur en techniek
Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek Matching van bronnen/aanbevolen literatuur in het kader van de entreetoets met het werkdocument SLO ‘Specificatie leerdoelen instapniveau pabo’ april 2014
2
Titel
:
Instapniveau pabo – quickscan natuur en techniek
Project/Werkgroep
:
Instroom pabo
Auteur(s)
:
Jonne van Diggele
Illustraties
:
MBO Diensten
:
Houttuinlaan 6 Postbus 2051 3440 DB Woerden T: 0348 - 75 35 00 E:
[email protected] I: www.mbodiensten.nl
Woerden
:
Versienummer
:
Versie 0.3, concept, 25 april 2014
3
Inhoudsopgave 1
Inleiding
4
2
Onderzochte bronnen
5
3
Beknopte omschrijving onderzochte bronnen
6
4
5
3.1
Algemene typering
6
3.2
Typering naar inhoud
7
Conclusie over nog te ontwikkelen leermateriaal voor aansluiting op SLO-doelen
8
4.1
Algemeen
8
4.2
Aanvulling is gewenst
8
4.3
Internetbronnen voor aanvullende informatie/zelfstudie:
8
Bijlage 1 SLO-leerdoelen in relatie tot onderzochte boeken
9
4
1 Inleiding Per 1 augustus 2015 gaan bijzondere nadere vooropleidingseisen gelden voor de pabo’s (pedagogische academie basisonderwijs). Dit betekent dat havoleerlingen en mbo-studenten landelijke kennistoelatingstoetsen moeten doen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek. Voor leerlingen en studenten die zich niet goed op deze nieuwe eisen hebben kunnen voorbereiden, is vanaf september 2014 een tijdelijk ondersteuningsaanbod beschikbaar via het project Instroom pabo. Vanuit dit project is een matchingsonderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in hoeverre bestaande bronnen aansluiten op de bijzondere nadere vooropleidingseisen. In dit geval zijn de bronnen bekeken die aangewezen zijn als relevante bronnen voor de bestaande entreetoets Mens en Wereld voor de pabo 1. SLO heeft leerdoelen geformuleerd 2 voor de bijzondere nadere vooropleidingseisen. In het onderzoek zijn de bronnen gerelateerd aan deze SLO-leerdoelen. Leeswijzer Na een inleiding over deze bronnen (algemene typering) volgt in dit rapport een samenvattend overzicht van de kenmerken van deze bronnen (content, verwerkingsopdrachten, toetsing en didactiek). In de bijlage is een gedetailleerd overzicht opgenomen van de quickscan, waarin de bronnen en de SLO-leerdoelen aan elkaar worden gerelateerd. Op basis van deze analyse is aangegeven welke onderwerpen de beschreven bronnen nog niet of onvoldoende afdekken. Hiermee legt deze analyse een basis om, in samenspraak met uitgevers, te komen tot afspraken over de ontwikkeling van aangepast leermateriaal voor de landelijke kennistoelatingstoetsen voor de pabo.
1
Uiteraard zijn er ook nog andere bronnen die aansluiten (zoals de bronnen voor de onderbouw havo en voor vmbo-t), maar we beperken ons hier tot de bronnen die zijn aanbevolen voor de entreetoets.
2
Specificatie leerdoelen instapniveau pabo; Specificering van de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek. Werkdocument 11 maart 2014. SLO, Enschede. Kenmerk: OB-VO/7155/E/14-077
5
2 Onderzochte bronnen (Aanbevolen in verband met entreetoets, zie http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm) 1.
Oostendorp, C.L , Oostendorp , P. (2009). Natuur en didactiek. Natuurlijk beginnen. Natuuronderwijs voor de Pabo; Bronnenboek. . Noordhoff Uitgevers, Groningen
2.
Kersbergen, C., Haarhuis, A (2010, 3e druk), Natuuronderwijs inzichtelijk. Een basis voor de vakinhoud van natuur, milieu en techniek. Coutinho, Bussum.
3.
Thijssen, J (jaartal uitgave onbekend). Natuuronderwijs voor de basisschool. Cito, Arnhem.
6
3 Beknopte omschrijving onderzochte bronnen 3.1 Algemene typering De drie onderzochte boeken voor natuur en techniek verschillen onderling in hun perspectief op deze onderwerpen; van een ‘ontleedkundige’ benadering tot een meer overstijgende benadering gericht op verschijnselen en processen. De SLO-leerdoelen bevatten beide benaderingen, maar zijn iets meer overstijgend van aard. De grenzen van het vak zijn niet strikt afgebakend, met name rondom techniek verschillen de boeken qua onderwerpen. Naast algemene ‘natuurkundige verschijnselen’ en ‘technische’ principes speelt actualiteit een rol in de voorbeelden. Om tot de verbeelding te spreken moeten deze voorbeelden aansluiten op de huidige situatie en dat is niet in alle boeken het geval. 1. Natuurlijk beginnen. Natuur en didactiek Een boek voor biologie en natuurkunde, en met raakvlakken met scheikunde en fysische geografie. Het boek is speciaal samengesteld voor pabostudenten. Het is ontworpen voor zelfstudie (vanwege zelfstandig leren op de pabo) of voor geïnteresseerden, zoals amateuronderzoekers. Deel 1 betreft ecologie, deel 2 planten, deel 3 dieren, deel 4 mensen en deel 5 verschijnselen uit de natuur. Daarmee sluit deze indeling (naar soorten) niet aan op de indeling van de SLO-leerdoelen. Het boek is voorzien van een cd-rom met extra materiaal, foto’s en toetsopgaven (zowel in Word als html). Het betreft ruim vijfhonderd vragen, met antwoorden, geordend naar de hoofdstukindeling van het boek. Nummers in de tekstblokken op de cd-rom verwijzen naar dezelfde nummering bij de paragrafen in het boek. Uitgebreid register. Met toegangscode tot de website Pabowijzer waar de hoofdstukken als e-book, samenvattingen per hoofdstuk en toetsvragen met feedback te vinden zijn. Een kleine kanttekening is dat de aanbevolen literatuur (per hoofdstuk opgenomen) niet zeer recent is. Bij ‘techniek’ zouden een aantal voorbeelden en afbeeldingen geactualiseerd kunnen worden (zoals zonnepanelen en digitale thermostaat). 2. Natuuronderwijs inzichtelijk. Een basis voor de vakinhoud van natuur, milieu en techniek Het boek is erop gericht om (door zelfstudie) tot inzicht te komen over de samenhang tussen verschillende verschijnselen in de natuur, het milieu en de techniek. Elk hoofdstuk verwijst naar de kerndoelen voor het basisonderwijs. Per paragraaf worden ‘inzichten’ uitgewerkt en voorzien van bijbehorende illustraties. Studieteksten worden afgewisseld met vragen en doe-opdrachten. De doeopdrachten dienen ter verhoging van het eigen inzicht, maar zijn meteen ook bedoeld als lessuggesties. Ook zijn er vele verwijzingen naar andere bronnen voor verdere verdieping. Opbouw in zeven hoofdstukken: planten, dieren, eigen lichaam en gezond gedrag, ecologie en milieu, natuurkundige verschijnselen, technische inzichten, weersverschijnselen en hemellichamen. 3. Natuuronderwijs voor de basisschool In de beschrijving wordt de leerstof in ieder hoofdstuk geordend in terugkerende paragrafen: basisinzichten, uitwerkingen, voorbeelden en achtergrondinformatie. Inhoudelijk gezien is gekozen
7 voor een insteek vanuit het concreet waarneembare om zo te komen tot biologische inzichten. Dus niet een aan biotopen gerelateerde ordening, omdat er dan een overdaad ontstaat aan feiten en herhaling van kenmerken zoals ademhaling, voeding, voortplanting en groei. De drie hoofdthema’s zijn ‘waarnemen en reageren’, ‘stofwisseling’ en ‘voortplanting en ontwikkeling’. Het boek bevat ook een hoofdstuk over natuurkunde en techniek, met mooie foto’s. 3.2 Typering naar inhoud Boek
Content/vakinhoud
Verwerkingsopdrachten
Toetsopgaven
Didactiek
Natuurlijk
Veel informatie, geschikt
Verwerkingsopdrachten
Toetsvragen
Voor didactiek
beginnen. Natuur
voor zelfstudie, in
staan op bijgeleverde cd-
met feedback
is een ander
en didactiek.
combinatie met cd-rom
rom
op de website
boek
en website.
Pabowijzer
beschikbaar:
Actualisering op enkele
(met
Natuurlijk
thema’s is nodig.
inlogcode
beginnen met
Dekking SLO-leerdoelen:
behorend bij
de klas;
redelijk tot goed.
boek).
didactiekboek
Natuuronderwijs
Veel informatie, geschikt
Doe-opdrachten. Door
Vragen zijn
Ja. Diverse
inzichtelijk
voor zelfstudie
experimenten meer
vooral
lessuggesties in
(basisinzichten,
inzicht verkrijgen.
bedoeld om
de vorm van
kernwoorden,
Doe-opdrachtenregister
kennis te
doe-
illustraties)
geeft overzicht van de
structureren,
opdrachten.
opdrachten.
theorie te
Ook teksten
verwerken.
over hoe
Dekking SLO-leerdoelen: goed.
Per hoofdstuk meerdere
kinderen
vragen. Dienen om kennis
denken,
te activeren, structureren,
klassensituaties,
theorie te verwerken.
etc.
Geen antwoorden op opdrachten. Natuuronderwijs
Vanwege vele
voor de
voorbeelden en
basisschool
achtergrondinformatie verrijkend en verdiepend te gebruiken. Dekking SLO-leerdoelen: redelijk tot goed
Nee
Nee
Nee
8
4 Conclusie over nog te ontwikkelen leermateriaal voor aansluiting op SLO-doelen 4.1 Algemeen Leermateriaal en opdrachten gerelateerd aan leerdoelen onder A (onderzoeken, ontwerpen, hanteren van instrumenten) ontbreken. Ter voorbereiding op het natuuronderwijs is kennis en praktische ervaring hiermee wel gewenst. Een meer algemeen punt van aandacht zijn actuele voorbeelden rondom energie (duurzame bronnen) en voorbeelden van (natuur)technische toepassingen. 4.2 Aanvulling is gewenst Uit de quickscan naar de aansluiting van de onderzochte boeken op de SLO-leerdoelen komt naar voren dat de volgende doelen of (deel)onderwerpen of begrippen niet of nauwelijks aan de orde komen in één of meer boeken: B1.1.
Cellen als zelfstandige eenheid
B2.1
Assimilatie/dissimilatie
B2.2
Proces ademhaling, transport, stofwisseling, uitscheiding als geheel; van levensbelang
B2.5
Reactie op lichaamsvreemde stoffen
B3.1
Hormonen
B3.3
Mimicry
B4.2
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
B4.3
Meiose, DNA, X- en Y-chromosoom
B5.1
Ontwikkeling na geboorte; puber, adolescent; één- twee-eiige tweeling
B5.5
Erfelijke aanleg en interactie omgeving; fonotype, genotype
B5.6
Kunstmatige selectie
B6.2
Materialen en relatie met vorm, functie ontwerp
B6.5
Scheidingstechnieken (filteren, centrifugeren, etc.)
B7.1
KwH, energieverbruik berekenen
B9.1
Krachten tekenen, druk berekenen
B9.2
Voorwerp in rust of constante snelheid: resulterende kracht is nul
B9.3
Versnellen, vertragen en/of van richting veranderen voorwerp; werkende (resulterende) kracht.
B10.2
Melkweg
Zie in de bijlage voor meer gedetailleerde informatie. 4.3 Internetbronnen voor aanvullende informatie/zelfstudie: Studio VO – Stercollecties: http://www.vo-content.nl/stercollectie/biologie Kennisnet - diverse links, onder andere: http://www.kennisnet.nl/sectoren/basisonderwijs/webtips/tessas-webtips-februari-2014-natuur-entechniek/ NB: de hoeveelheid informatie op internet is enorm. We noemen hier dan ook alleen ‘algemene’ bronnen, niet aan een commerciële uitgever, onderwijsinstelling of particulier persoon verbonden.
5 Bijlage 1 SLO-leerdoelen in relatie tot onderzochte boeken In deze bijlage is het resultaat opgenomen van de quickscan matching SLO leerdoelen 3 met de zeven bronnen die in hoofdstuk 2 beschreven zijn. In kernwoorden wordt aangegeven welke onderwerpen deze boeken behandelen, met een aanduiding van hoofdstuk, paragraaf of bladzijde. Als onderwerpen ontbreken, staat dit aangeven met ‘niet’. •
Onder A staan leerdoelen gericht op ‘vakgebonden vaardigheden natuur en techniek’
•
Onder B staan vakinhoudelijke leerdoelen, geordend naar tien thema’s
•
Onder C staan de kaarten genoemd die geselecteerd zijn in verband met de leerdoelen
•
De kleuren in de balken geven een globale aanduiding aan van de ‘match’ tussen het boek en het leerdoel: Geen of nauwelijks aansluiting
Aansluiting redelijk
Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
Aansluiting goed
Aansluiting uitstekend Natuuronderwijs voor de basisschool
A. Vakgebonden vaardigheden natuur & techniek A1. Onderzoeken A.1.1. De aspirant-student kan bij een vraag of probleem een onderzoeksmethode kiezen, zijn keuze toelichten en de fasen van de onderzoekscyclus benoemen. •
Vraag- of probleemstelling, (natuur-)wetenschappelijke methoden (experimenteren, literatuuronderzoek uitvoeren, interviewen, enquêteren), onderzoekscyclus (onderzoeksvraag formuleren, voorspelling formuleren, onderzoek opzetten, onderzoek uitvoeren, conclusie trekken, presenteren, reflecteren)
Dit staat voor een klein deel beschreven in het andere deel ‘Natuurlijk beginnen met de klas. Didactiekboek’. A.1.2. De aspirant-student kan bij een onderzoeksobject (voorwerp, verschijnsel of organisme) in een bepaalde context uit gegeven onderzoeksvragen, voorspellingen en onderzoeksopzetten de juiste selecteren, uit een onderzoek systematisch resultaten verzamelen, interpreteren en verwerken tot conclusies en deze conclusies relateren aan voorspellingen. • Onderzoekscyclus (onderzoeksvraag formuleren, voorspelling formuleren, onderzoek opzetten, onderzoek uitvoeren, conclusie trekken, presenteren, reflecteren) Zie hierboven. A.2. Ontwerpen
3
De auteur van de quickscan heeft onderstreping en vetgedrukte markering toegevoegd om accenten te verduidelijken.
10 A.2.1. De aspirant-student kan bij een ontwerpprobleem (wens, behoefte) de fasen van de ontwerpcyclus benoemen. Ontwerpcyclus (ontwerpprobleem formuleren, programma van eisen opstellen, deeluitwerkingen maken, ontwerpvoorstel maken, realiseren van het ontwerp [prototype of model], testen, evalueren, reflecteren). Zie hierboven •
A.2.2. De aspirant-student kan bij een gegeven ontwerpprobleem een verband leggen tussen het programma van eisen (de functie) en de technische aspecten van het ontwerp (materiaal en vorm) en de werking van het prototype of model toelichten. Werking, materiaal-functie relatie, vorm-functie relatie, ontwerpcyclus (ontwerpprobleem formuleren, programma van eisen opstellen, deeluitwerkingen maken, ontwerpvoorstel maken, realiseren van het ontwerp [prototype of model], testen, evalueren, reflecteren). Zie hierboven •
A.3. Hanteren van onderzoeksobjecten, instrumenten, materiaal en reken- en wiskundige vaardigheden A.3.1. De aspirant-student kan bij het uitvoeren van onderzoek criteria benoemen bij de wijze van omgaan met objecten en organismen en de keuze van onderzoeksinstrumenten toelichten en bij het aflezen van meetinstrumenten de grootheid en de bijpassende eenheid gebruiken. Criteria: veiligheid, duurzaamheid en ethiek, nauwkeurigheid Meetinstrumenten: krachtmeter/veerunster, geluidssterktemeter, lichtmeter, thermometer, barometer, windsnelheidsmeter, windwijzer, kompas, zonnewijzer, regenmeter, meetlint, maatglas, stopwatch, weegschaal, stroommeter, spanningsmeter, kWh-meter. • Onderzoeksinstrumenten: loep, microscoop Zie hierboven Doe-opdrachten stimuleren het experimenteren en leren •
gebruiken van meetinstrumenten A.3.2. De aspirant-student kan bij het maken van een prototype of model kiezen welk materiaal, gereedschap en apparatuur nodig zijn en criteria benoemen hoe deze worden gekozen en gebruikt. • Criteria: veiligheid, doelmatigheid, duurzaamheid • Materiaal (zoals hout, metaal, kunststof), apparatuur (zoals boormachine, soldeerbout), gereedschap (zoals hamer, nijptang, combinatietang, zaag) Zie hierboven Doe-opdrachten stimuleren het experimenteren en leren gebruiken van meetinstrumenten en het afleiden van conclusies A.3.3. De aspirant-student kan gegevens selecteren, verwerken en interpreteren uit tabellen en grafieken en werken met eenvoudige formules, die de relaties tussen grootheden weergeven. • Tabel (determineertabel), grafiek, diagram, formule Zie hierboven Bij enkele vragen in de hoofdstukken wordt gevraagd om een tabel in te vullen (zie bijvoorbeeld 2.3) of bij doe-opdrachten, bijvoorbeeld 1.2
11 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
Natuuronderwijs voor de basisschool
B1. Biologische eenheid (kerndoel 39 / 40) B.1.1. De aspirant-student kan een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende eenheid, de onderdelen van cellen benoemen en enkele functies daarvan toelichten. Cel, weefsel, orgaan, eencellige, plantencel (celwand, bladgroenkorrel), dierlijke cel, celkern (chromosoom), celplasma, celmembraan, vacuole, celwand Deel 2: planten:
Cellen als onderdeel van planten (1.1.1) en organen.
5: bouw van zaadplanten:
4.1 Organismen zijn opgebouwd uit verschillende typen cellen. Elk type heeft eigen functie.
cellen van planten (5.1): celwand, vacuole, cytoplasma, celmembraan, bladgroenkorrels; weefsels (5.2) 6: functies van zaadplanten:
Niet als ‘zelfstandig functionerende eenheid’
Geen informatie over onderdelen van cellen.
Lengtegroei (6.1.2): kern, DNA Deel 3: Dieren: Eencelligen (7.2) Deel 4: mensen: 10: bouw en functie: dierlijke cellen (10.1) celmembraan, cytoplasma, celkern, kernmembraan, chromosomen, weefsels (10.2)
B.1.2. De aspirant-student kan organen van planten, dieren en de mens noemen en de relatie tussen vorm en functie toelichten. Plant: blad (huidmondje), stengel, wortel, bloem (kelk- en kroonblad, meeldraad, stamper, stempel, vruchtbeginsel), transportweefsel (hout- en bastvaten) Dieren en de mens: spijsverteringsstelsel (mond [gebit], slokdarm, maag, galblaas, alvleesklier, twaalfvingerige darm, dunne darm [darmvlokken], dikke darm, endeldarm, blinde darm, anus), lever, uitscheidingsstelsel (nieren, blaas, huid), bloedvatenstelsel (slagader, ader, haarvat, hart, kleine en grote bloedsomloop), lymfevatenstelsel (milt, thymus/zwezerik), ademhalingsstelsel (mond en neus, longen [luchtpijp, trilharen, bronchiën, longblaasje], middenrif, kieuwen, huidademhaling, tracheeën), zenuwstelsel (grote en kleine hersenen, ruggenmerg, zenuwcellen, reflexen), zintuigen (oor [trommelvlies, buis van Eustachius, gehoorbeentjes, slakkenhuis met evenwichtsorgaan], oog [iris, pupil, lens, netvlies met staafjes, kegeltjes, blinde - en gele vlek], neus, tong, gevoel), hormoonstelsel (hypofyse, eilandjes van Langerhans, bijnieren, eierstokken en teelballen), skelet (gewrichten, beenmerg), spierstelsel (gladde en gestreepte spieren, antagonisten), voortplantingsstelsel (eierstokken, eileider, baarmoeder, vagina, grote en kleine schaamlippen en clitoris; teelballen, bijballen, zaadleider, prostaat, penis, zwellichaam, urinebuis, voorhuid, eikel) Plant: Bouw van zaadplanten: 2.2.2: aanpassingen om voedsel te verkrijgen. Geen indeling naar organen. Informatie staat verspreid • •
• • •
5.2 weefsels: transportweefsel (133) (houtvaten, bastvaten) 5.3 wortels 5.4 stengels
2.2.3: aanpassingen om gevaar te vermijden 2.4: aanpassingen aan de omgeving 3.3.1: spijsverteringsstelsel
in de verschillende thema’s.
12 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
• 5.5 bladeren: huidmondjes • 5.6 bloemen Dieren en Mens:
3.4.1: ademhalingsstelsel
• • • • • • • • • • •
10.3 huid 10.5 spijsvertering: 10.6 bloedsomloop 10.7 lymfestelsel: 10.8 ademhaling: Kieuwen (248), huidademhaling (253), 10.9 voortplanting: 10.10 nieren, urineleider en blaas 10.11 zenuwstelsel 10.12 bewegen 10.13 zintuigen:
Natuuronderwijs voor de basisschool
3.4.2: bloedvatenstelsel 3.2.1: draagbalken van je lichaam 3.5.1: afbeelding 3.5.1a en 3.5.1b 3.1.3: de belangrijkste zintuigen
B.1.3. De aspirant-student kan kenmerken van planten en dieren gebruiken om ze te classificeren en kan daarbij het begrip soort toepassen. Soort, determineertabel; eencelligen, schimmels, planten (sporenplanten, mossen, korstmossen, vaatplanten [naaktzadigen, bedekt zadigen]), dier, warm- en koudbloedig, gewervelde dieren (amfibie, vogel, reptiel, vis [kraakbeenvis], zoogdier [buideldier]), ongewervelde dieren (holtedieren [kwal, zeeanemoon], sponzen, wormen, weekdieren [schelpen, huisjes- en naaktslakken, koppotigen zoals inktvis, octopus], stekelhuidigen[zeester], geleedpotigen [duizendpoten, kreeftachtigen met krabben, kreeften en garnalen, spinachtigen, insecten]) Dieren: systematiek (7.1, tabel 7.1) 1.1.1 Hoofdgroepen planten (wieren, mossen, 2.1 Organismen: indeling, eigenschappen en •
• •
eencelligen (7.2) meercellig, ongewerveld (7.3 sponzen, 7.4 holtedieren 7.5 platwormen, 7.6 rondwormen, 7.7 ringwormen, 7.8 geleedpotigen, 7.9 weekdieren 7.10 stekelhuidigen) • meercellig, gewerveld (7.11) (9.1 vissen, 9.2 amfibieën, 9.3 reptielen, 9.4 vogels, 9.5 zoogdieren) • warmbloedig/koudbloedig (p. 186 en 314) Planten: systematiek (4.1 ) • • • • •
soort, determineertabel virussen (4.2) bacteriën en blauwwieren (4.3) algen (4.4) schimmels en korstmossen (4.5)
paardenstaarten, varen, zaadplanten)
leefomgeving.
2.1.1 Classificatie van het dierenrijk:
Basisinzicht 2: op basis van overeenkomsten en
gewerveld (kraakbeen- beenvissen, amfibieën,
verschillen in bouw zijn organismen in groepen
reptielen, vogels, zoogdieren), ongewerveld
onderverdeeld.
(geleedpotigen, weekdieren, ringwormen,
Vier hoofdgroepen (dieren, planten, schimmels en
stekelhuidigen, holtedieren)
bacteriën). Verdere onderverdeling naar gewerveld (vissen, vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen) en ongewerveld. Voorbeelden ongewerveld (zonder botten): insecten. Achtergrondinformatie: levende en levenloze natuur. - levende natuur onderscheidt zich door een aantal levenskenmerken (zoals stoffen opnemen en
13 Natuurlijk beginnen • •
Natuuronderwijs inzichtelijk
Natuuronderwijs voor de basisschool uitscheiden).
sporenplanten (4.6): mossen planten (4.7): naaktzadigen, bedektzadigen
Kenmerken om dieren te classificeren (zoals geraamte, voortbeweging, huid/haren/veren, temperatuur vasthouden). Niet: voorbeelden van eencelligen, schimmels, planten; Beperkt aantal voorbeelden ongewervelde dieren.
B.1.4. De aspirant-student kan beschrijven dat een ecosysteem het geheel is van biotische factoren (organismen) en abiotische factoren (omgeving) die in wisselwerking zijn. Ecosysteem, wisselwerking, (dynamisch) evenwicht, biotoop (bijvoorbeeld bos, sloot, duin, weide, akker, woestijn, gebergte, rivier, zee, stad), klimaat, predator-prooi relatie, carnivoren, herbivoren, omnivoren, voedselweb Ecosysteem: (p. 15) een samenhangend geheel tussen 4.1 samenhang in ecosystemen: Inzicht 1: Organismen en evenwicht (3.4) •
levende en niet-levende organisme, voorwerp of
samenhangend geheel van abiotische en biotische
verschijnsel.
factoren in een bepaald gebied.
1: ecologische begrippen: ecosysteem, wisselwerking met
4.1.1 wat is een ecosysteem?
klimaat, predator, prooi, carnivoren, herbivoren,
4.1.2 voedselrelaties in een ecosysteem (bijvoorbeeld
omnivoren, voedselweb (1.2, 1.3, 1.4),
voedselweb)
2: ecosystemen op wereldniveau: bos, woestijn
2.2.2 carnivoren, herbivoren (gebit)
3: ecosystemen in Nederland: bos, sloot, duin, strand
B.2 Instandhouding (kerndoel 34 / 39 / 41) B.2.1. De aspirant-student kan toelichten dat stofwisselingsprocessen zich afspelen in cellen en kan uitleggen dat fotosynthese voorwaarde is voor het voortbestaan van het leven op aarde. • Stofwisseling (assimilatie [aanmaak van bouw-, brand- en reservestoffen], dissimilatie [afbraak]), fotosynthese (bladgroen) 6.2: stofwisseling 1.2.2 de bouw en functie van bladeren: het proces van 3.2 stofwisseling bij mensen en dieren; bij planten , bij voorwaarde voor voortbestaan op aarde
fotosynthese.
6.2.1 zuurstof en koolzuurgas (Fotosynthese en
1.1.1 bladgroen en fotosynthese: eigen voedsel maken
ademhaling)
= onmisbare schakel in bijna alle
Niet vanuit perspectief ‘voorwaarde voor voortbestaan
voedselketen/ecosysteem.
op aarde’.
Niet: dissimilatie en assimilatie;
schimmels en bacteriën.
14 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
Natuuronderwijs voor de basisschool
Niet: assimilatie, dissimilatie (Is wel behandeld, alleen de termen zijn niet gebruikt)
B.2.2. De aspirant-student kan toelichten dat processen als ademhaling, transport, stofwisseling en uitscheiding met elkaar samenhangen en nodig zijn voor het in leven blijven van planten, dieren en de mens. Ademhaling en bloedsomloop (functies van bloed [zuurstoftransport en uitwisseling zuurstof en koolzuurgas], rode bloedlichaampjes [hemoglobine], transport van voedings- en afvalstoffen en regulerende stoffen [hormonen]), chemische, enzymatische, mechanische en bacteriële spijsvertering (speeksel, maagsappen, darmsappen, gal, alvleeskliersappen, darmperistaltiek), uitscheiding (zweet, urine, koolzuurgas, water), opname, transport en uitscheiding van mineralen, suikers en gassen [koolzuurgas en zuurstof] bij planten Planten: 6.2 stofwisseling; opname voedingsstoffen
3.4: ademhaling en bloedsomloop: samenhang
3.2 Stofwisseling bij mensen en dieren; bij planten, bij
(6.2.3), transport voedingsstoffen (6.2.4)
Inzicht 2 en 3: bloedvatenstelsel als transportsysteem.
schimmels en bacteriën.
Mensen: 10.5 spijsvertering, 10.6 bloedsomloop, 10.8
Samenwerking ademhaling en bloedvatenstelsel
ademhaling, 10.10 uitscheiding.
1.2.1 / 1.2.2: planten
Zie de inleiding van deze paragrafen voor info over het proces als geheel in relatie tot in leven blijven
Niet: de processen als geheel in relatie tot in leven
Niet: de processen als geheel in relatie tot in leven
blijven
blijven
B.2.3. De aspirant-student kan uitleggen welke functies voedselbestanddelen hebben bij de instandhouding van het organisme en kan de samenstelling van een gezond voedingspakket toelichten. Bouwstoffen, brandstoffen, beschermende stoffen en ballaststoffen (vezels), eiwitten, vetten, koolhydraten, mineralen, vitamines, water, gezondheid, voedsel, schijf van vijf 11: Voeding: voedingsstoffen, koolhydraten vetten en 3.3.2 voedingsstoffen (bouwstoffen en brandstoffen) 3.1 bouwstoffen, brandstoffen, vitamines en zuurstof. •
oliën, eiwitten vitaminen (beschermende stof), mineralen
3.3.3 voeding en gezondheid
(bouwstof) (11.1), voedingspatronen (11.2), bewerkingen
3.3.4 Schijf van Vijf
(11.3), gezonde voeding, maaltijdschijf (11.4)
3.5 invloed van mens op inwendig evenwicht: mens en gezondheid.
Water (begin paragraaf 11.1)
B.2.4. De aspirant-student kan bij beweging betrokken organen benoemen en de functie en werking toelichten. • Spierweefsel, pees, skelet, gewrichten, antagonisme 10.12 bewegen: antagonisten, spierprikkeling 3.2 stevigheid en beweging
2.2 reageren (spieren, botten)
15 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
10.2 weefsels: spierweefsel (p. 204, nr. 289); pees (p. 205)
3.2.1 de draagbalken van je lichaam (wervelkolom,
10.4 skelet; gewricht (verbinding tussen beenderen, nr.
schoudergordel, bekken, pijpbeenderen), afbeelding
303 p. 210)
3.2.1a skelet
Natuuronderwijs voor de basisschool Niet: pees, gewrichten, antagonisme
3.2.3 beweging van armen en benen, afbeeldingen 3.2.3a en b: gewrichten. Buig- en strekspieren: antagonisten (p151)
B.2.5. De aspirant-student kan uitleggen hoe het menselijk lichaam reageert op lichaamsvreemde stoffen en welke organen daarbij een rol spelen. • Virus, bacterie, giftige stoffen (bijvoorbeeld alcohol), • geneesmiddelen (pijnstillers, antibiotica, koortswerende middelen) en bijwerkingen, • afweersysteem (mechanisch [huid, slijm], moleculair [antistoffen] en cellulair [witte bloedlichaampjes], vaccinatie, immuniteit), • lever, zwezerik, hygiëne, ontsteking, allergie, griep, koorts, ziek, gezond Afweersysteem: witte bloedlichaampjes en lymfeklieren 3.4.2 bloedvatenstelsel: witte bloedcellen als Geen informatie als onderdeel van het afweersysteem (10.6/313 en met
onderdeel van het afweersysteem
name 10.7), mechanische bescherming (10.3), antistoffen (10.6/314); afweer in luchtwegen tegen bacteriën en stof
niet: virus, giftige stoffen, geneesmiddelen
(10.8/325); afweersysteem in keel en spijsverteringskanaal (10.5; amandelen, maagzuur, in darmwand), afweersysteem in bloedsomloop (10.6/313 witte bloedlichaampjes). Giftige stoffen; lever (10.5; 311) Niet: geneesmiddelen, zwezerik, koorts
B.2.6. De aspirant-student kan uitleggen dat een ecosysteem in stand wordt gehouden door de interacties van planten, dieren en de mens met hun omgeving en door hun onderlinge interactie met als gevolg een dynamisch evenwicht. Onderlinge interactie (voedselkeuze, voedselketen, voedselpiramide [accumulatie van gifstoffen], plaag), omgeving (energiestroom, water, licht, temperatuur, bodem, [kringlopen van]mineralen en gassen), verstoring, duurzaamheid Mens en ecosysteem (nr. 4) 4.1 samenhang in ecosystemen (energiestroom, 3.5 invloed van mens op inwendig evenwicht en op het •
1.1 biodiversiteit, successie, climax, invloed van
voedselkringloop)
evenwicht in de natuur: dynamisch evenwicht,
verstoring
4.2 ecosystemen in verandering
voedselkeuze en voedingsgewoonte.
1.2 energie en voedsel (voedselketen, voedsel kringloop,
4.3 menselijke invloeden op ecosystemen
16 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
Natuuronderwijs voor de basisschool
voedselpiramide, accumulatie van gifstoffen)
(wisselwerking, milieu, duurzame ontwikkeling)
3.3 organismen en kringloop: kringloop van gassen.
1.3 aanpassingen aan de niet-levende natuur
Voedselketen en kringloop van mineralen .
(temperatuur, water, licht en bodem (verwijzing naar 14.5))
3.4 organismen en evenwicht; verstoring van evenwicht
1.4 aanpassingen aan de levende natuur voedselrelaties,
in de natuur en van het inwendig evenwicht
relaties met soortgenoten en andere soorten Diverse voorbeelden van interacties van planten en dieren met hun omgeving en hun soortgenoten en andere soorten. Invloed van de mens wordt aan het eind van elk ecosysteem behandeld. Onderlinge relaties en voedselkeuze staat tevens in elk ecosysteem behandeld. Milieuproblemen: 12.2 (verontreiniging, vermesting, broeikaseffect) Evenwicht, verstoring evenwicht.
B.3. Gedrag en interactie (kerndoel 40 / 41) B.3.1. De aspirant-student kan de rol van zintuigen en hormonen bij dieren en de mens uitleggen in relatie tot hun gedrag. Zien, horen, ruiken, proeven, voelen, hormonen (insuline, glucagon, adrenaline, geslachtshormonen [oestrogeen, progesteron, testosteron]), voeding, verdediging, voortplanting 10.13 zintuigen: zien (p. 231, nr. 349), horen (oor en 3.1.1 zintuigen om te overleven 2.2 waarnemen van omgeving, belang voor overleven. •
onderdelen zijn uitgelegd. Functie van horen staat in 462,
3.1.3 de belangrijkste zintuiten (oog, gehoor,
pag. 306), reuk (10.13.3), smaak (10.13.4)
evenwichtsorgaan, smaakzintuigen, reuk, tast)
Rol van zintuigen bij voeding, verdediging en
Niet: hormonen
Horen, zien, ruiken en proeven, voelen.
Niet: hormonen
17 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
Natuuronderwijs voor de basisschool
voortplanting komt regelmatig ter sprake maar niet als een apart tekstblok. Adrenaline (bijnier, p.226, nr. 337), insuline, glucagon (10.5/310)
B.3.2. De aspirant-student kan een verband leggen tussen gedrag van organismen om zich te voeden, (voort) te bewegen, voort te planten, te verdedigen en te beschermen enerzijds en de rol van hun omgeving daarin anderzijds. • Winterslaap, vogeltrek, territorium, nestbouw, balts, jacht, prooi, predator, herbivoor, carnivoor, omnivoor, competitie, symbiose, parasiet, saprofyt 9.4 vogels: vogeltrek (nr. 268); nestbouw (266) 2.2 aanpassingen aan de primaire levensbehoeften 3.4 handhaving in de omgeving. 1.3 dieren: winterslaap; territorium (1.4/15);
(voedsel, gevaar, partner bemachtigen)
4.2 dieren en bevruchting, territoriumgedrag
1.4 aanpassingen: voedselrelaties (nr. 14): herbivoren,
2.3 aanpassingen aan de winter (winterslaap, migratie,
(afbakenen door geur, geluid), gedrag bij partnerkeuze,
carnivoren, omnivoren.
vogeltrek, paddentrek)
baltsen, veren opzetten, nestmateriaal.
4.5: symbiose (14); parasiet (6.2/171 en 6.4/187
2.4 aanpassingen aan de omgeving
B.3.3. De aspirant-student kan uitleggen dat planten, dieren en de mens zich aanpassen aan (a-) biotische factoren. Adaptatie (rui, onderhuidse vetlaag, vorm van lichaam, snavel, poten, kiezen, lengte van darmkanaal, vorm van blad [naaldvorming] en stengel, doorn, gif), mimicry, schutkleur, snelheid 1.3 aanpassingen aan de niet-levende natuur 2.2 aanpassingen aan de primaire levensbehoeften 2.1 basisinzicht 3: organismen hebben eigenschappen •
(temperatuur, water, licht, lucht)
(voedsel, gevaar, partner bemachtigen)
waardoor ze passen in een bepaalde omgeving:
1.4 aanpassingen aan de levende natuur: voedselrelaties,
Waaronder lichaamskenmerken zoals camouflage,
voortbeweging, ademhaling, voedselvoorziening en
relaties met soortgenoten, relaties met andere soorten.
schutkleur, mimicry (p. 97-99)
voortplanting (vinnen of vleugels, haren of schubben,
6.4 Relaties tussen planten en hun biotische en a-
vorm van blad/naalden, wortelstelsel, grootte van blad)
biotische omgeving 3.4: basisinzicht: bouw organisme zodanig dat zuurstof Bij elke bijschrijving van de ecosystemen staat vermeld
en voedsel ingenomen kunnen worden. Voorbeelden:
hoe planten en dieren zich hebben aangepast aan dat
longen/kieuwen(3), poten/klauwen (5), bek- of
specifieke ecosysteem in gedrag en uiterlijk en
snavelvorm past bij soort voedsel (6), (hoek)tanden (8),
lichaamsbouw.
schutkleur(17). Achtergrondinformatie: buiklijn (b).
Niet: schutkleur, Mimicry
Niet: Mimicry
18 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
Natuuronderwijs voor de basisschool
B.4. Voortplanting (kerndoel 38 / 41) B.4.1. De aspirant-student kan uitleggen hoe de voortplanting bij dieren, planten en de mens verloopt. Planten: ongeslachtelijk voortplanting (bollen, knollen, stekken, uitlopers, klonen), geslachtelijke voortplanting, soort, zaadplanten, man, vrouw, eenslachtig, tweeslachtig, (kruis-)bestuiving, bevruchting, voortplantingscellen (stuifmeel, eicel), zaadbeginsel, zaad, vrucht, zaad- en vruchtverspreiding (wind-, dier- en waterverspreiding) Schimmels: paddenstoel, vorming sporen, versmelting • Dieren: spermacel, eicel, uitwendige bevruchting, inwendige bevruchting, eierleggend, levendbarend • Mens: menstruatiecyclus, eierstok, ovulatie, menstruatie, innesteling, baarmoederslijmvlies, vruchtvliezen, voorbehoedsmiddelen 6.3 planten voortplanting Planten 4.1 Voortplanting en ontwikkeling; organismen en •
6.3.1 ongeslachtelijke voortplanting
1.3 voortplanting van bloemplanten
6.3.2 geslachtelijke voortplanting
1.3.1 geslachtelijke en ongeslachtelijke voorplanting
voortplanting; voorplantingscellen en bevruchting.
6.3.3 stuifmeel en bestuiving 6.3.4 bevruchting, vorming en verspreiding van vruchten
Dieren
en zaden
2.5: voortplanting: 2.5.1 geslachtelijke en
4.4 voortplanting van algen
ongeslachtelijke voorplanting; 2.5.2: eierleggend en
4.5 voortplanting van schimmels incl. Paddenstoelen
levendbarend
4.6 voortplanting van sporenplanten Mensen 7, 8 en 9: voortplanting per diergroep (eierleggend,
3.5 voortplanting en seksualiteit
levendbarend, in- en uitwendige bevruchting) 10.3 mens, dier voortplanting 10.9 voortplanting mens: menstruatiecyclus, eierstok, ovulatie, innesteling, menstruatie, baarmoederslijmvlies
B.4.2. De aspirant-student kan kenmerken van planten, dieren en de mens (bouw, gedrag) in verband brengen met de wijze van bevruchting. • Wind-, en insectbestuiving, primaire en secundaire geslachtskenmerken, balts, nesteldrang, paringsdrang Verspreiding zaden en vruchten (p. 126, nr. 183): vorm Planten
4.2 organismen en bevruchting:
kenmerken in relatie tot voortbestaan.
1.3 voortplanting van bloemplanten; 1.3.4 bestuiving;
dieren en bevruchting;
1.3.5 bevruchting.
mensen, seksualiteit en bevruchting;
Zie B4.1 voortplanting en bevruchting (diersoorten en
planten en bevruchting
19 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
mens)
Dieren 2.5: voortplanting, baltsgedrag
Natuuronderwijs voor de basisschool Niet: primaire en secundaire geslachtskenmerken
Niet: kenmerken dieren, mens (bouw, gedrag) in relatie tot wijze van bevruchting, balts
Mensen
primaire en secundaire geslachtskenmerken
3.5 voortplanting en seksualiteit Niet: primaire en secundaire geslachtskenmerken
B.4.3. De aspirant-student kan het ontstaan van geslachtscellen beschrijven aan de hand van het verschil tussen een dubbele set en een enkelvoudige set chromosomen en de rol van chromosomen bij het overdragen van erfelijke eigenschappen op nakomelingen toelichten. • Meiose (vorming chromosoomparen), DNA, gen, erfelijke eigenschappen, erfelijkheid (dominant, recessief), X- en Y- chromosoom 10.1 cellen: chromosomen (nr. 285), x en y; genen, erfelijk Geen informatie 4.1 organismen en voortplanting. materiaal (celbouw, nr. 283)
p. 52: nakomelingen lijken op ouders. Via voortplantingscellen aanleg doorgeven.
Niet: meiose, DNA Niet: meiose, chromosomen, DNA, geslachtscellen, x,y
B.5. Groei en ontwikkeling (kerndoel 39 / 41) B.5.1. De aspirant-student kan uitleggen hoe de ontwikkeling bij de mens en andere zoogdieren voor en na de geboorte verloopt. • Embryo, celdeling (mitose), foetus, placenta, navelstreng, draagtijd, eeneiige en twee-eiige tweeling, nageboorte, zuigeling, puberteit, adolescentie, zogen, broeden Geen informatie 3.5 Embryo, foetus, placenta. 4.3 organismen en ontwikkeling; dieren en ontwikkeling Niet: een-/twee-eiige tweeling, puberteit. adolescentie
mensen en ontwikkeling Niet: een-/twee-eiige tweeling, puberteit. adolescentie
B.5.2. De aspirant-student kan uitleggen hoe de ontwikkeling van planten verloopt. •
Van vruchtbeginsel tot vrucht, van zaad tot plant, kiemingsfactoren (zoals licht, temperatuur, water), eenjarigen, tweejarigen, overblijvers, seizoensinvloed, jaarringen, bladval, knopvorming, zaad (kiem, reservevoedsel), ontkiemen, wortel, kiemblad
5.4 stengels: knopvorming (138)
1.3.5 (p. 58) het embryonale plantje (wortel, bladeren,
4.3 organismen en ontwikkeling:
20 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
Natuuronderwijs voor de basisschool
5.5 bladeren: bladval (143)
zaadlobben), reservevoedsel, ontkieming, kiemplantje,
planten en ontwikkeling
5.7: zaad (kiem, reservevoedsel, ontkiemen
vrucht, schijnvrucht.
6.1 groei: kieming van zaden, kiemingsvoorwaarden, de kieming;
Niet: éénjarigen, tweejarigen, overblijvers
bijzondere groeivormen; knoppen. 6.1.3: diktegroei, jaarringen eenjarigen/tweejarige; 6.3.2 (p. 121, nr. 177), meerjarigen (overblijvers) 6.3 voortplanting bij planten: 6.3.4 bevruchting en vorming van vruchten en zaden 6.4.2 soorten bevruchting bij planten 6.4.4 aanpassingen aan seizoenen
B.5.3. De aspirant-student kan van verschillende organismen stadia van levenscycli beschrijven en de daarbij passende begrippen gebruiken. Volledige metamorfose (ei, rups, larve, pop [vlinder, kever]), onvolledige metamorfose (sprinkhaan), levenscycli (kikker, paddenstoel), schimmels (zwamvlok/mycelium, vorming paddenstoel). 7.8.4 insecten: metamorfose, gedaantewisseling 1.5.3 de levenscyclus van een paddenstoel 4.3 organismen en hun ontwikkeling •
(onvolkomen of volkomen), larve, rups, pop.
2.5.3 gedaantewisseling bij insecten
dieren en hun ontwikkeling: p60: gedaanteverwisseling
9.2 amfibieën: levenscyclus salamanders (nr. 254),
2.5.4 gedaantewisseling bij amfibieën.
(voorbeeld 14), larven en poppen.
levenscyclus kikkers (nr. 255) Niet: levenscyclus schimmels; vorming paddenstoel
4.5 levenscyclus schimmels, paddenstoel Algemeen: 7, 8 en 9 per diergroep levenscyclus
B.5.4. De aspirant-student kan uitleggen hoe dieren hun eieren en/of jongen verzorgen. • Ouderzorg, broedzorg, nestvlieders en nestblijvers, bij (koningin, dar, werkster), mier (koningin, werkster) 9.4 vogels: jongen, aantal eieren, broeden. 2.5.2 eierleggen of levendbarend, nestvlieder,
4.3 organismen en hun ontwikkeling
8.8.9 mieren: in mierennest één koningin die eieren legt.
nestblijver
Dieren en hun ontwikkeling/verzorging van jongen
Onvruchtbare vrouwtjes: werksters. Voor het uitkomen
2.2.6 mieren
(voorbeelden: eieren leggen, zogen, nestblijvers,
van de eieren en de ontwikkeling van larven is vocht en
(werksters en koningin)
nestvlieders).
hoge temperatuur nodig
21 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
Natuuronderwijs voor de basisschool
8.8.11 bijen: koningin, werksters, darren, eieren in cellen in raten, larven gevoed met nectar en stuifmeel, poppen. Onderscheid nestvlieder/nestblijver beschreven in 9.5 (278) maar termen nestvlieder, nestblijver niet genoemd
B.5.5 De aspirant-student kan uitleggen dat de erfelijke aanleg en de interactie met de omgeving, de ontwikkeling van een organisme bepalen • Fenotype, genotype, erfelijke aanleg Geen informatie
Geen informatie
Geen informatie
B.5.6. De aspirant-student kan beschrijven hoe soorten evolueren: genetische variatie in een veranderende omgeving leidt tot (natuurlijke) selectie, waarbij beter aangepaste organismen meer kans hebben op overleving en voortplanting. • Darwin, evolutie, biodiversiteit, fossiel, natuurlijke selectie, isolatie, genetische variatie, mutatie, genetische modificatie, kunstmatige selectie Aanpassingen in het kader van ecosysteem: 1.3 en 1.4 2.2.5 natuurlijke selectie, overlevingskans, evolutie. Aanpassingen in het kader van handhaven en 4.3 menselijke invloeden op ecosystemen: Niet: aanpassing in het kader van evolutie/Darwin
evenwicht.
biodiversiteit Niet: Darwin, evolutie, genetische variatie, modificatie,
genetische variatie, modificatie, kunstmatige selectie Niet: kunstmatige selectie, mutatie.
kunstmatige selectie
22 Natuurlijk beginnen
Natuuronderwijs inzichtelijk
Natuuronderwijs voor de basisschool
Natuurkunde en Techniek B.6. Materie en techniek (kerndoel 42 / 44 / 45) B.6.1. De aspirant-student kan materialen ordenen aan de hand van een aantal gegeven fysische eigenschappen. Kleur, geur, fases (vast, vloeibaar of gasvormig), magnetisch zijn, (on)oplosbaarheid (in water, of in andere vloeistoffen), dichtheid, massa, volume (dichtheid = massa/volume), brandbaarheid, elektrische geleiding, warmtegeleiding, kookpunt, smeltpunt (in ieder geval voor water) 14.1 stoffen: vast, vloeibaar of gas (nr. 411) mengen (nr. 5.1.1 verschijningsvormen (vaste stoffen, vloeistoffen Geen ordening van materialen •
412), oplossen (nr. 413) in gas (adsorptie);
en gassen).
15.1 magnetisme Warmtegeleiding (15.5, nr. 475). Licht (15.4): kleur (467), geur 14.4 (422, p.284), doorschijnend (nr. 468),
B.6.2. De aspirant-student kan van een product benoemen uit welke materialen het is samengesteld en bij een ontwerpvoorstel een verband leggen tussen de keuze van het materiaal en de vorm en functie van het ontwerp. • Materialen (metaal, kunststof, hout, glas, steen en textiel), eigenschappen (sterkte, hardheid, geleiding), materiaal-eigenschap relaties, vorm-functie relaties Geen informatie in relatie tot materiaal 6.2.2 materialen; eigenschapen van materialen in Geen materialenkennis in relatie tot ontwerpvoorstel. eigenschappen/ontwerp voorstellen
relatie tot hun functie
B.6.3. De aspirant-student kan de fase en de faseverandering van stoffen herkennen en benoemen en uitleggen of daar energie voor nodig is of bij vrij komt. • Vast, vloeibaar, gas, smelten, smeltpunt, koken, kookpunt, verdampen, stollen, condenseren, krimpen, uitzetten, sublimeren/vervluchtigen, rijpen 14.1 stoffen: vast, vloeibaar of gas (411); stollen, 5.1.2 de invloed van warmte op de verschijningsvorm 5 energie bevriezen, smelten, condenseren; verdampen,
van een stof: smeltpunt, verdamping, vervluchtigen,
basisinzicht (4): voor smelten en verdampen is warmte
vervluchtigen.
kookpunt, sublimatie, condenseren, stollingspunt, rijp
nodig. Bij condenseren en stollen (bevriezen) komt
Invloed van warmte op de verschijningsvorm.
warmte vrij. Niet: verandering in relatie tot energie (nodig of
Rijpen (als onderdeel van 13.2 weer: neerslag (405): regen, hagel, sneeuw, dauw, condenseren, rijp, ijzel)
vrijkomen)
Achtergrondinformatie (k); overgangsfase van vast naar gas (verluchtigen); van gas naar vast (sublimeren). Voorbeelden (11, 12, 13)
23 Niet: verandering in relatie tot energie (nodig of vrijkomen)
Niet: verandering in relatie tot energie (nodig of vrijkomen)
B.6.4. De aspirant-student kan het voorkomen van stoffen in een bepaalde fase beschrijven aan de hand van de beweging van moleculen. • Molecuul, fase (vast [moleculen bewegen op hun plaats], vloeibaar [moleculen bewegen vrij maar afhankelijk], gas [moleculen bewegen vrij en onafhankelijk]) 14.2 bouwstenen van stoffen. Moleculen. 5.1.1 Verschijningsvorm wordt bepaald door gedrag Geen informatie over moleculen 15.5 warmte (474): relatie warmte – bewegingen
moleculen
moleculen - fase
5.1.2 van koud naar warm: door energietoevoer verandert het gedrag van de moleculen van een
Niet: in relatie tot fase (vast, vloeibaar of gas)
bepaalde stof en daarmee de verschijningsvorm. Afbeelding 5.1.2a van vast, naar vloeibaar naar gasvorming. Afbeelding 5.1.2b overgangen tussen verschijningsvormen (vast, vloeistof, gas). Van warm naar koud, moleculen bewegen langzamer.
B.6.5. De aspirant-student kan zuivere stoffen en soorten mengsels beschrijven, en uitleggen hoe mengsels met scheidingstechnieken te scheiden zijn. Zuivere stoffen, soorten mengsels (suspensie, oplossing, legering, gasmengsel), ingrediënt, scheidingstechnieken (bezinken en afschenken, filtreren [residu], indampen, zeven, destilleren, centrifugeren) 14.1 stoffen: mengen (nr. 412): legering, emulsie; 5.1.3 Water als oplosmiddel: oplossing, mengsels, Geen informatie over mengsels en •
oplossen (suspensie, verzadiging, kristalliseren,
emulsie. Ontmengen, bezinken.
scheidingstechnieken.
adsorptie). Niet de techniek van het scheiden (bezinken, filteren, Niet de techniek van het scheiden (bezinken, filteren,
centrifugeren, etc.).
centrifugeren, etc.).
B.7. Energie en techniek (kerndoel 39 / 42 / 43 / 44 / 45) B.7.1. De aspirant-student kan diverse vormen van (duurzame) energie en energiebronnen onderscheiden. •
Energievorm (bewegingsenergie, potentiële energie, kernenergie, elektrische energie, chemische energie, geluid, licht, warmte, straling), energiebron (brandstoffen [kolen, olie, gas, hout, biomassa], waterkracht, wind, zon), duurzame energie
24 14.6 energie. vormen: stralingsenergie, chemische
6.3.1 wat is energie; 6.3.2 energiebronnen; duurzame
5.1 energie. basisinzicht (1): energiebronnen
energie, bewegingsenergie, elektrische energie, warmte,
energiebronnen (windmolens, zonnecollectoren)
(brandstoffen, stromend water, wind en zon);
licht
energievormen: beweging, licht, warmte en elektrische
14.7 energiebronnen: zonne-energie (nr. 435), bio-
energie.
energie (nr. 436), fossiele energie: steenkool (nr. 437),
voorbeelden van groene energie (6).
aardgas (nr. 438), aardolie (nr. 439); wind- en waterenergie, kernenergie.
Niet: kernenergie Niet: kernenergie
Niet: term ‘duurzame energie’
B.7.2. De aspirant-student kan uitleggen hoe verschillende vormen van energie in elkaar omgezet kunnen worden en toelichten dat daarbij nooit energie verloren gaat. Energieomzetting (van bewegingsenergie naar elektrische energie [zoals dynamo], van elektrische energie naar bewegingsenergie [zoals elektromotor], van chemische energie naar elektrische energie [zoals accu, batterij]) 14.6 Energie: energie omzetten (432):
6.3.3 energie omzettingen:
5.1 energie: basisinzicht (1) energievormen kunnen in
- bewegingsenergie in warmte (wrijving)
- van elektrische energie in warmte/licht/beweging
elkaar worden omgezet. Dynamo zet beweging om in
- chemische energie in bewegingsenergie
- van chemische energie in warmte/licht/beweging
elektrische energie. Elektromotor omgekeerd.
- bewegingsenergie in elektriciteit (waterkrachtcentrale)
- van bewegingsenergie in warmte/licht/beweging
Zonnepaneel zet licht om in elektrische energie. In een
- elektrische energie in licht (lamp), geluid (luidspreker),
(elektromotor, watermolen)
lamp wordt elektrische energie omgezet in licht.
warmte (kachel, beweging (klok)
6.3.2. energiebronnen. Omzetting van elektrische
- zonne-energie in elektriciteit (435)
energie in lichtenergie (batterijen).
15.2 opwekken van elektriciteit (nr. 451): in een batterij zit chemische energie die omgezet kan worden naar elektrische energie. Elektrische energie kan weer omgezet worden naar chemische energie
B.7.3. De aspirant-student kan beschrijven op welke manieren warmtetransport kan plaatsvinden of voorkomen kan worden. Warmtegeleiding (goede geleiders [metalen]), warmtestroming [gassen, vloeistof], warmtestraling [warmteoverdracht zonder tussenstof]), warmte-isolatie (tegengaan van warmtegeleiding, warmtestroming, warmtestraling) 15.5 Warmte: geleiding; isolator (nr. 475) metalen goede 6.3.3. energieomzettingen: 5.1 energie: basisinzicht (3): warmteverplaatsing, •
geleiders, stroming en straling (nr. 476)
warmte; warmtetransport via een warmtewisselaar
warmtegeleiders, isolator.
25 5.3.5 geleiding, isolatie en weerstand
B.7.4. De aspirant-student kan een elektrische huisinstallatie met een kWh-meter en aangesloten apparaten beschrijven, de veiligheidsvoorzieningen toelichten, het energieverbruik berekenen op basis van vermogen van apparaten en een energierekening interpreteren. • kWh (kilowattuur) als eenheid voor elektrische energie, randaarde, zekeringen, aardlekschakelaar, elektriciteitstarief, energieverbruik = vermogen x tijd 15.2 elektriciteit: bedrading en meterkast (nr 453). Geen informatie 5.3 elektriciteit aardlekschakelaar, stoppen/zekeringen. vermogen, Watt,
zekering
energieverbruik (452): Niet: elektrische huisinstallatie, energieverbruik Niet: energieverbruik berekenen, elektriciteitstarief,
berekenen, elektriciteitstarief, energierekening.
energierekening.
B.7.5. De aspirant-student kan statische elektriciteit beschrijven. Elektron, statische elektriciteit (ontstaan door wrijving, elektronoverdracht, positief/negatief geladen, aantrekking/afstoting, ontlading [bijv. bliksem, vonkende trui]), voorwaarden (geen elektrische geleiding tussen geladen voorwerp en omgeving [droge lucht, rubber]) 15.2 elektriciteit: elektrische lading, positieve en 5.3.1 statische elektriciteit Geen informatie •
negatieve deeltjes, afstoting en aantrekking, wrijven
positief, negatief geladen, elektronen, ontlading
(499), statische elektriciteit (450) ontstaan door wrijving elektronenoverdracht, , ontlading (bliksem, knetterende trui, tv scherm), voorwaarden (droog)
B.7.6. De aspirant-student herkent een spanningsbron als energiebron, kan een stroomkring beschrijven en kan stroomsterkte en spanning meten. Spanningsbron, batterij, accu, stroomkring, schakelaar, schakeling, parallelschakeling, serieschakeling, spanning (Voltmeter), stroomsterkte (Ampèremeter), weerstand 15.2 elektriciteit: opslag (accu, batterij), spanning, stroom 5.3.2 elektrische stroom 5.3 elektriciteit: basisinzicht (2). Elektrische stroom. •
en vermogen (nr. 452): stroomkring, batterij,
5.3.3 stroomkringen
transformator, wisselstroom, gelijkstroom.
5.3.5 serie en parallelschakelingen
serieschakeling en parallelschakeling (nr. 455)
Spanningsbron, batterij. Niet: serieschakeling en parallelschakeling, Volt, Ampère
26 B.7.7. De aspirant student kan magnetisme beschrijven en kan toepassingen beschrijven waarbij een elektrische stroom een magneetveld opwekt. • Magneet, (noordpool, zuidpool, magnetisch veld, aardmagnetisme) 15.1 magnetisme; magnetisch veld, magneten, polariteit 5.2 magnetisme (noordpool, zuidpool); werking van (noordpool, zuidpool), aardmagnetisme
5.7 magnetisme (aantrekking, polen). kompas.
een magneet, magneetvelden, magnetisme en elektriciteit, elektromagneet
B.7.8. De aspirant-student kan van geautomatiseerde stuursystemen en regelsystemen in eenvoudige termen beschrijven hoe invoer, verwerking en uitvoer van informatie plaatsvindt. • Invoer, uitvoer, sensor, verwerking, feedback (thermostaat, alarmsysteem) 15.5 warmte. warmte meten (nr. 477). temperatuur, Geen informatie
5.1 energie. (p 66). meten van temperatuur (voorbeeld
kwik, thermometer, Celsius.
14, 15).
Niet: sensor, feedback alarm, thermostaat
B.8. Licht, geluid en techniek (kerndoel 42 / 44 / 45) B.8.1. De aspirant-student kan enkele lichtbronnen noemen, de voortplanting en eigenschappen van licht beschrijven en een schaduw construeren als licht van een of twee puntbronnen op een niet-transparant voorwerp valt. • Lichtbron (lamp, zon, kaars), lichtstralen (rechtlijnig), lichtbundels, lichtsnelheid (afhankelijk van medium), schaduwvorming, kernschaduw, halfschaduw 15.4 licht. lichtbronnen (nr. 465) (zon, lamp, kaars). 5.5.1 lichtbronnen 5.2 licht (en kleur). basisinzichten (1) en (3). Lichtsnelheid, lichtvoortplanting (466)
5.1 wat is licht; schaduw, bijschaduw.
lichtbronnen in huis (gloeilamp, tl, kaarsen).
Lichtopname, licht doorlaten, licht terugkaatsen (468)
zon als lichtbron.
schaduw en lichtbreking (nr. 469)
lichtstraling. weerkaatsing. Schaduw ontstaat als een ondoorzichtig voorwerp licht
Niet: kernschaduw, halfschaduw, een schaduw
onderbreekt. Grootte is afhankelijk van afstand
construeren;
voorwerp tot lichtbron. Niet: kernschaduw, halfschaduw, lichtsnelheid
B.8.2. De aspirant-student kan van een voorwerp dat vóór een vlakke spiegel staat, met een constructietekening uitleggen waar zich het spiegelbeeld bevindt.
27 •
Lichtstralen, spiegelbeeld, hoek van inval = hoek van terugkaatsing
15.4 licht. doorlaten, kaatsen en opnemen (nr. 468):
5.5.3 weerkaatsing en absorptie van licht;
spiegeling, terugkaatsing.
hoek van inval, hoek van terugkaatsing
Geen informatie
B.8.3. De aspirant-student kan uitleggen dat zichtbaar licht samengesteld is uit primaire licht kleuren (rood, groen en blauw) en kan beschrijven dat verschillende lichtkleuren zijn samengesteld uit combinaties van primaire lichtkleuren. En hij kan beschrijven dat voorwerpen bepaalde kleuren licht absorberen dan wel reflecteren en dat op basis daarvan de waargenomen kleuren van een voorwerp verklaard kunnen worden. • Primaire lichtkleuren, absorptie en reflectie van licht 15.4 licht. kleur (nr. 467). Kleur in relatie tot golflengtes. 5.5.3 weerkaatsing en absorptie van licht ;
5.2 licht en kleur. basisinzicht (2): licht opgebouwd uit
Primaire kleuren.
groot aantal kleuren. Kleurenfilter.
5.5.6 kleuren zien
Niet: primaire kleuren, absorptie en reflectie
B.8.4. De aspirant-student kan uitleggen dat licht breekt bij de overgang van lucht naar glas/water en van glas/water naar lucht. • Breking, normaal (als hulplijn), medium, lichtsnelheid, prisma, regenboog, lichtbreking, lens (bol,hol) 15.4: lichtbreking (nr. 469). afbeelding 15.17 lichtbreking, 5.5.4 breking van licht (brandpunt, lens)
5.2 licht en kleur. Regenboog ontstaat als zonlicht door
holle/bolle lenzen.
regendruppels valt.
5.5.5 de kleuren van de regenboog (prisma)
Regenboog: kleur (nr. 467, p 308). Niet: (licht)breking, lichtsnelheid, lens (bol, hol)
Beeldvorming (470) bolle lens Niet: prisma
B.8.5. De aspirant-student kan van een voorwerp, dat voor een bolle lens staat, het beeld construeren en redeneren met brandpuntsafstand, beeldafstand en vergrotingsfactor. • Brandpunt(afstand), voorwerp(afstand), beeld(afstand), vergroting(sfactor) 15.4 licht: beeldvorming (nr. 470). Vergrotende werking 5.5.4 breking van licht (vergroten, brandpuntafstand, bolle lens. Voorbeeld construeren/corrigeren beeld (fototoestel, diaprojector). Niet: brandpuntafstand, beeldafstand, vergrotingsfactor. NB: Diaprojector is verouderd middel.
beeldafstand)
Geen informatie
28
B.8.6. De aspirant-student kan enkele geluidsbronnen noemen, eigenschappen van geluid en de manier van voortplanten van geluid beschrijven en een aantal toepassingen noemen. En hij kan een grafische voorstelling van geluid interpreteren (met geluidstrilling, frequentie en geluidssterkte, oscilloscoop). Geluidsbron (trillende voorwerpen, luidspreker, stem, natuurgeluiden, muziekinstrumenten), geluidstrilling, tussenstof (medium), geluidssnelheid, geluidssterkte (decibel), geluidshinder, geluidsisolatie, toonhoogte in relatie met frequentie, microfoon, werking van muziekinstrumenten (toonhoogte afhankelijk van lengte trilmedium [snaar, luchtkolom]), stembanden en gehoor, echo 15.3 geluid: toon, frequentie en klank (nr. 458): toon, 5.4 geluid 5.6 geluid basisinzichten: •
trillingen, frequentie, infrasoon, ultrasoon, klank.
5.4.2 verplaatsing van geluid
(1) geluid/trilling en verplaatsing lucht
sterkte (nr. 459); verplaatsen (nr. 460), trillingen;
5.4.3 geluiden verschillen (geluidssterkte, toonhoogte,
(2) verplaatsing in allerlei materialen, geluidssnelheid
versterken en verzwakken (nr. 461), stembanden,
dopplereffect, klankkleur); geluidsterkte (oscilloscoop)
in elk materiaal anders
klankkast, lucht, fluisteren, geluidschermen.
5.4.4 weerkaatsing van geluid (echo)
(3) verschillen in toonhoogte, geluidssterkte en gehoor.
Muziekinstrumenten.
Stem, motorgeluid, geluidsinstallatie/luidspreker,
Echo vleermuis, dolfijn, olifanten (nr. 462). Techniek en
Muziekinstrumenten (snaarinstrumenten,
geluid (nr. 463). Echoloodpeilingen, echografiek.
blaasinstrumenten, slaginstrumenten)
snelheid, frequentie, decibel. Niet: oscilloscoop, microfoon
Niet: oscilloscoop, microfoon B.9. Kracht, beweging en techniek (kerndoel 42 / 44 / 45)
B.9.1. De aspirant-student kan soorten krachten herkennen in verschillende situaties, krachten tekenen die werken op een voorwerp, de resulterende kracht herkennen en contactkrachten en krachten die op afstand werken onderscheiden. En hij kan de druk van een voorwerp berekenen als een kracht per oppervlakte-eenheid. Zwaartekracht, wrijvingskracht, veerkracht, magnetische kracht (aantrekken én afstoten), elektrische kracht, trekkracht, duwkracht, opwaartse kracht, grootte, richting en aangrijpingspunt van een kracht, druk = kracht / oppervlakte 15.7 zwaartekracht; aantrekkingskracht. Krachtveld (nr. Zwaartekracht, opwaartse kracht (p250), trekkracht 5.7 magnetisme (aantrekkingskracht, polen). •
483) magnetisme. Aantrekkingskrachten (nr. 484)
(312)
afhankelijk van afstand tussen voorwerpen en de massa
Begrippen opwaartse kracht, zwaartekracht bij 5.4 (zinken, zweven, drijven,).
van de voorwerpen.
Niet: krachten tekenen, resulterende kracht,
Niet: krachten tekenen, resulterende kracht,
15.6 veerkracht.
contactkracht, druk van een voorwerp berekenen
contactkracht, druk van een voorwerp berekenen. druk=kracht/oppervlakte, duwkracht,
Niet: krachten tekenen, resulterende kracht,
29 contactkracht, druk van een voorwerp berekenen. druk=kracht/oppervlakte, duwkracht, opwaartse kracht
B.9.2. De aspirant-student kan verklaren dat als een voorwerp in rust is of met een constante snelheid beweegt, de krachten op het voorwerp elkaar in evenwicht houden (de resulterende kracht is gelijk aan nul). • Rust, beweging, constante snelheid/beweging, v-t-diagram, s-t-diagram Geen informatie Geen informatie
Geen informatie
B.9.3. De aspirant-student kan uitleggen dat het versnellen of vertragen en/of van richting veranderen van een voorwerp veroorzaakt wordt door een werkende (resulterende) kracht. • Versnelling, vertraging, voortdurende snelheidstoename of –afname Geen informatie Geen informatie
Geen informatie
B.9.4. De aspirant-student kan zinken, zweven en drijven van voorwerpen in vloeistoffen met verschillende dichtheid verklaren als een resulterende kracht van zwaartekracht en opwaartse kracht. • Zwaartekracht, opwaartse kracht (gewicht verplaatste vloeistof) 14.3 water: drijven, zweven, zinken (nr. 419). 5.1.3 eigenschappen van water: opwaartse kracht
5.4 zinken, zweven en drijven.
Opwaartse kracht, soortelijk gewicht.
Zwaartekracht en opwaartse kracht, waterverplaatsing.
(zinken, drijven, dichtheid van een stof)
Voorbeelden en achtergrondinformatie
B.9.5. De aspirant-student kan uitleggen dat bewegingen en krachten overgebracht kunnen worden door middel van (tand)wielen, hefbomen en katrollen en dat daarbij krachten worden vergroot, verkleind of van richting worden veranderd en bewegingen worden versneld, vertraagd of van richting worden veranderd. Overbrenging, hefboom, 'wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand (zoals tang, hamer, breekijzer, steekwagen, steek/ringsleutel), katrol, takel, tandwielen, versnelling, vertraging, wiel en as Geen informatie 6.4 bewegings- en overbrengingsprincipes 5.8 constructies, overbrengingen en besturingen: •
6.4.2 hefbomen, katrollen
overbrengingen (p.77): tandwielen, hefbomen.
6.4.3 tandwielen, draaisnelheid
Kracht vergroten, verkleinen, van richting veranderen,
6.4.4 van ronddraaiend naar rechtlijnige beweging
beweging versnellen, vertragen of van richting
6.4.5 van rechtlijnige naar ronddraaiende beweging
veranderen. Duidelijke voorbeelden en foto’s.
30
Niet: katrollen
B.9.6. De aspirant-student kan bij het ontwerpen van een product uitleggen hoe hij stevigheid en stabiliteit kan realiseren door gebruik te maken van profielen, driehoekconstructies, bogen, brede basis en/of in verband bouwen en zijn keuzen relateren aan de vorm en functie(s) van het product. • Profielen, driehoekconstructie, bogen, brede basis, in verband bouwen Geen informatie 6.2 constructies
5.8 constructies, overbrengingen en besturingen;
6.2.1 een stevig huis
constructies (p75):
6.2.4 vormen (driehoek, vierhoek, bogen, piramide)
profielen, stevigheid, driehoeken, bogen, in verband te plaatsen, basis, top, kabels.
B.9.7. De aspirant-student kan een keuze voor verbindingen uitleggen op basis van de functie van het geheel en/of de onderdelen van een (te ontwerpen) product. • Permanente verbindingen (zoals lassen, lijmen, schroeven), beweeglijke verbindingen (zoals scharnier), los-vast-verbinding (zoals ritssluiting, klittenband) Geen informatie 6.2.3 verbindingen 5.8 constructies, overbrengingen en besturingen; - materiaal (star, vast)
Constructies:
- vorm (demontabel)
verbindingen: ontkoppelen (schroeven, bouten,
- voorwerpverbindingen (vast, losneembaar,
moeren, splitpennen; onderdelen passen in of op elkaar
beweegbaar)
(rits, veter); permanent (lijm, specie, soldeertin, naaigaren, spijkers); beweeglijk (scharnieren)
B.10. Ruimte (kerndoel 43 / 46) B.10.1. De aspirant-student kan weersverschijnselen beschrijven, kan meetinstrumenten en meetgegevens gebruiken en kan een verband leggen tussen de weersverschijnselen en het seizoen. • Temperatuur, thermometer, luchtdruk, barometer, windsnelheid, windmeter, windrichting, windvaan, regen, regenmeter, wolken, mist, sneeuw, hagel, ijzel, bliksem 13.2 weer: luchtdruk (nr. 402); wind (nr. 403): windkracht 7.1 weerverschijnselen Geen informatie ,Beaufort; wolken (nr. 404), mist; neerslag (nr. 405):
7.1.3 luchtdruk (barometer)
regen, sneeuw, rijp, ijzel, hagel; onweersbuien (nr. 406):
7.1.4 wind (windsnelheid, windkracht, beaufort)
elektrische lading, bliksem.
windrichting 7.1.5 bewolking
31 Seizoen: in relatie tot aarde en zon (aarde, nr. 397, p.
7.1.6 neerslag
266); in relatie tot stand van de zon (tijd, nr. 398, p. 266,
7.1.7 weersvoorspelling
267. Weerbericht (407) Warmte meten (477) ( thermometer) Niet: meetinstrumenten en meetgegevens gebruiken
B.10.2. De aspirant-student kan het zonnestelsel beschrijven als een samenhangend systeem van de zon en zich daar omheen bewegende planeten en manen. • Ster, zon, aarde, maan, planeten, banen, sterrenstelsel, Melkweg 13.1 heelal: sterren en sterrenstelsels, sterrenbeelden 7.2 hemellichamen en natuurverschijnselen (399) , zonnestelsel (nr. 392): planeten en manen die om
7.2.4 de acht planeten, zonnestelsel (planeten, aarde,
de zon draaien en om hun eigen as.
Mars, etc.)
Geen informatie
De zon (nr. 393), kleine planeten (nr. 394), grote planeten (nr. 395), de maan (nr. 396), aarde (397)
Niet: Melkweg.
Melkweg stelsel 13.1 (391)
B.10.3. De aspirant-student kan uitleggen hoe de beweging van de aarde om de zon en van de maan om de aarde natuurverschijnselen kunnen veroorzaken. • Schijngestalten van de maan, maans- en zonsverduistering, daglengte, dag- en nachtritme, seizoenen, eb en vloed, beweging, zwaartekracht, luchtledige, aardas Maan (nr. 396): maansverduistering, volle maan, nieuwe 7.2.1 de basis voor onze tijdrekening en kalender Geen informatie maan, eb en vloed.
- dag en nacht; maanden en jaren;
Tijd (nr. 398): dag en nacht, jaar, schrikkeljaar, lente,
7.2.2 seizoenen; afbeelding aarde draait gekanteld om
zomer, herfst, winter. Maand.
de zon; ashelling
Aarde (nr. 397): draait om aardas, gekantelde aardas, dag
7.2.3 zons- en maansverduistering
en nacht; seizoenen, winter/zomer, zonsverduistering. Zwaartekracht 15.7