N AT U U R E N T E C H N I E K V O O R H E T B A S I S O N D E R W I J S
5
Groenvoer
Thema 1 • Groenvoer
Planten maken voedsel voor iedereen 2
Je gaat vast wel eens naar de winkel. Samen met je vader of moeder boodschappen doen. Misschien mag je zelf iets uitzoeken. En als jullie dieren hebben, dan koop je daar ook eten voor. Blikjes voer voor de kat. Brokken voor de hond. En een bakje zaadjes voor de vogels. In de natuur gaat dat heel anders. De dieren in het wild hebben geen winkel. Zij moeten hun eigen voedsel zoeken. Hoe doen de dieren dat? In dit hoofdstuk leer je dat dieren daarvoor iets speciaals hebben. Bijvoorbeeld hele scherpe ogen. En je komt te weten of we zonder planten echt niet kunnen eten. WS, bladzijde 5, opdracht 1
3
Op zoek naar een lekker hapje Op zoek naar eten In de klas waren allemaal hapjes verstopt. Kon je ze vinden? En kon je ze pakken? De giraf kan met zijn lange hals in hoge bomen komen. Met zo’n nek kan jij de pinda op de deur pakken. Die pinda met stekels kun jij niet eten. Maar als je een geit zou zijn, dan wel. Dan heb je een sterke bek. Zelfs een pittige distel is je niet te gek.
4 Thema 2 Kracht Demo-les WS blz 76 Wat ga je doen? Je bent op zoek naar eten. Je merkt dat sommige kenmerken dan makkelijk zijn. Een lange nek, een spitse snavel of scherpe ogen helpen je om voedsel te vinden.
Hij heeft ook een lange snuit om naar wortels te wroeten. En een beetje zand in zijn bek vindt hij niet vies. Eten moet Alle dieren moeten eten. Anders gaan ze dood. Maar niet ieder dier eet hetzelfde. In de omgeving waarin de dieren leven, zoeken ze hun voedsel. Zo knabbelen de konijnen aan de paardebloemen op hun eigen veldje. En de kikkers in de poel loeren naar de vliegen.
Lekkere hapjes Soms is het niet zo makkelijk. Dan moeten de dieren moeite doen om aan hun eten te komen. Maar daarvoor hebben ze speciale kenmerken. Een roofvogel heeft hele scherpe ogen. Van bovenaf ziet hij in het veld elk muisje zitten. En een vos kan al van ver ruiken waar de konijnen zijn. Wij kunnen die konijnen niet ruiken. Maar een vos wel. En met die neus kan hij zijn hapjes vinden. ΩCd-Rom
En hoe weet je of er een pinda in de zandbak zit? Probeer maar eens te snuffelen. Je ruikt niets. Een varken heeft wel een goede neus.
WS, bladzijde 3, opdracht 6
Begrippen de kenmerken de omgeving het voedsel
Handig, zo’n lange hals.
Een distel vol stekels is een hapje voor de geit.
Een varken heeft een snuit om mee te wroeten in de grond.
Groenvoer
Les 1
5
Ik wil veel vlees
Thema 2 Kracht Demo-les WS blz 76
6
Wat ga je doen? Je leest over dieren die andere dieren eten. Samen met deze diereneters jaag je op hun prooi. Begrippen de prooi de roofdieren de vleeseter
Vleeseters Dieren eten allerlei voedsel. Toch eten ze niet zomaar alles. Sommige dieren eten het liefst vlees. Denk maar aan een kat of een vos. Deze dieren noemen we vleeseters. Vlees komt van dieren. Vleeseters moeten dus andere dieren opeten om zelf te blijven leven. Ook vogels houden van vlees. Deze merel heeft een worm gevangen.
Roofdieren Een andere naam voor vleeseters is roofdieren. Veel roofdieren jagen om aan hun eten te komen. Dit betekent dat ze hun voedsel zoeken en proberen te vangen. De dieren waarop ze jagen heten prooidieren. Prooidieren kunnen allerlei dieren zijn. Bijvoorbeeld muizen of kikkers. Maar ook andere roofdieren. WS, bladzijde 5, opdracht 6 en 7
Alleseters Sommige dieren noemen we alleseters. Want ze eten vlees én planten. Een tamme rat is een alleseter. Een tamme muis ook.
Je hebt gezien dat er verschillende vleeseters zijn. Elke vleeseter heeft eigen kenmerken om aan eten te komen. Zo heeft een miereneter een rare, lange snuit om in een mierennest te steken. En een baars heeft een grote bek om naar kleinere visjes te happen. Kijk eens naar de kenmerken van deze sluwe vos: Met zijn grote oren kan de vos het trippelen van het muisje horen. De ogen zitten aan de voorkant. De vos loert goed naar de muis.
Door de kleur van zijn vacht valt de vos niet op. Met zijn scherpe tanden kan de vos hard bijten. Om een muis te vangen. Maar ook om hem op te eten.
De vos sluipt voorzichtig op zijn pootjes. Met zijn scherpe nagels pakt hij zijn prooi.
Vogels eten graag zaadjes en besjes. Kijk maar eens in de tuin of in het park. Maar merels lusten ook wormen.
Katten zijn familie van de tijger. En tijgers moeten jagen.
De reiger wacht gewoon tot er een vis voorbij zwemt. Dan hapt hij toe.
WS, bladzijde 3, opdracht 6
Groenvoer
Les 2
7
Een portie paardenbloemen
Thema 2 Kracht Demo-les WS blz 76
8
Wat ga je doen? Je leert dat er dieren zijn die alleen planten eten. Je ontdekt dat planteneters andere kenmerken hebben om voedsel te zoeken. Begrippen planteneter de zoektocht
Planteneters Wortels, blaadjes sla, paardenbloemen, het konijn is een echte planteneter. Planteneters eten geen vlees. Ze eten planten. Meestal een stukje van een plant. Bijvoorbeeld de blaadjes of de wortels. Planteneters zoeken ook zaadjes. Of ze eten de bloemetjes.
1
Giraffen, zebra’s, olifanten, neushoorns… het zijn allemaal planteneters. Maar ook in Nederland leven veel planteneters. En jij kent ze zeker: paarden, schapen, koeien, geiten en konijnen. Kijk eens naar dit konijn voor de speciale kenmerken: De oren kunnen ook hele zachte geluiden horen.
Als de planteneter aan het eten is, kijkt hij goed uit. Anders wordt hij zelf een hapje. Zal de vos het konijn zien?
Een zoektocht Planteneters jagen niet. Ze moeten andere dingen doen om aan eten te komen. En soms is dat een hele zoektocht. Een planteneter ruikt, kijkt, voelt en luistert goed.
De ogen zitten aan de zijkant. Het konijn kan zo kijken of er gevaar is.
9 Kan het konijn in het holletje onder de grond? Met zijn snorharen voelt hij het.
Met zijn sterke tanden kan het konijn knagen. Hij knabbelt op wortels, zaadjes en sterk stro.
WS, bladzijde 7, opdracht 6 t/m 9
2
Als een planteneter honger heeft, gaat hij op zoek. Zijn neus helpt hem dan.
De zachte vacht houdt hem lekker warm in de winter. Door de bruine kleur kan het konijn zich goed verstoppen voor gevaar.
WS, bladzijde 7, opdracht 6 t/m 9 QM, bladzijde 8
ΩCd-Rom 3
Groenvoer
Les 3
Niet elke planteneter zoekt op de grond. Deze vogel vliegt van boom naar boom
1
10
2
Dolksnavel
Thema 2 Kracht Project-les 1 WS blz 76 Wat ga je doen maken onderzoeken ontwerpen presenteren
Haaksnavel
3
Zeefsnavel
Een rare mond Elke vogel heeft een snavel. Die snavel is om voedsel te vinden en om mee te eten. Maar ook om zijn veren mee te poetsen en om te vechten. Vogels hebben verschillende snavels. Kijk maar eens naar de plaatjes. Weet jij waarom er speciale soorten snavels zijn? Dat ga je nu onderzoeken. Na je onderzoek, maak je een poster. Op de poster laat je zien wat je van snavels weet. WS, bladzijde 8, opdracht 1 en 2
4
Pincetsnavel
5
Kegelsnavel
Tips Test je eigen snavel. Probeer of je kleine besjes kan pakken. Kijk of je water op kan scheppen. Is je snavel stevig genoeg om mee te vechten? Kan je makkelijk met je snavel graven? Werk samen met een ander. Je kunt elkaar dan helpen.
Project 2
1
Zwemvliezen
Poten onder je kont
2
Kippenpoot
Even stappen Blinde mensen kunnen niks zien. Want hun ogen werken niet goed. Toch kunnen veel blinden goed lezen. Ze lezen braille. Braille is het alfabet voor blinden. Elke letter in dit alfabet bestaat uit een aantal bobbeltjes. Blinde mensen voelen de bobbeltjes met hun vingertoppen. WS, bladzijde 8, opdracht 1 en 2
3
Paardenvoet
Tips Dit is Herta. Herta is een hulphond. Zij pakt dan boodschappen voor mij uit het rek. Want ik kan die niet zelf pakken. Ik ben erg blij met Herta. De hond helpt mij goed. En zij is superlief. Bij NatuNiek ga je veel onderzoeken.
4
Groenvoer
Een snavel op je snoet
Project 1
Nagelpoot
11 Thema 2 Kracht Project-les 2 WS blz 76 Wat ga je doen maken onderzoeken ontwerpen presenteren
4
Samenvatting
Groenvoer
Les
Planten maken voedsel voor iedereen Mensen hebben huisdieren omdat het gezellig is. Of omdat ze graag met dieren omgaan. Soms hebben mensen een huisdier omdat het hen kan helpen. Gezond eten is belangrijk voor huisdieren. Van verkeerd voedsel worden ze ziek. Aan dieren kun je zien wat voor voedsel ze het liefst eten. Veel huisdieren hebben een vacht of een verenkleed. Aan dieren kun je zien of ze gezond zijn. Je moet dan goed kijken naar de vacht.
12
Veel huisdieren hebben veel overeenkomsten. Dat kun je zien aan hun skelet. Toch verschillen de dieren ook van elkaar. Let maar op hun voeten. Alle dieren hebben voeten die bij hen passen. De meeste huisdieren gaan af en toe naar de dierenarts. Ze gaan op controle. De dierenarts onderzoekt dan of het dier gezond is. Op de huid van veel dieren groeien haren. Kijk maar naar een kat of een hond. En de vacht beschermt de huid tegen beschadigingen.
Bijvoorbeeld als een dier onder een struik doorloopt. Soms heeft een dier lange haren. Dan we het dier langharig dieren met korte haren noemen we kortharig. In de winter krijgen dieren een dikkere dichte vacht. Dan blijven ze lekker warm. We zeggen dan: het dier is in de rui na de winter vallen er heel veel haren uit. Je kunt huisdieren helpen om hun vacht te verzorgen. We noemen dat de rui. Honden en katten wassen hun eigen vacht. De tong is hun washandje. Ze kammen ook hun eigen haren. Een hond kamt met de voorste tanden. Een kat kamt met de tong. Cavia’s en konijnen verzorgen hun vacht.
Bijvoorbeeld door ze voorzichtig te borstelen. Liefst elke dag! Borstel van de kop naar de staart. Dieren met lange haren vinden dat fijn. Want in hun vacht komen snel klitten. Dat zijn een soort knoopjes. Met een schaartje kun je klitten wegknippen. Vraag je ouders om je daarbij te helpen. Kortharige dieren worden ook graag geborsteld. De veren beschermen de vogel ook. Bijvoorbeeld tegen de kou. Beschadigingen veren slijten snel. Daarom krijgt een vogel elk jaar nieuwe veren. De oude vallen dan uit. We zeggen dan: de vogel is in de rui. Aan de vacht en het verenkleed kun je zien. QM, bladzijde 00 Cd-rom
13
ISBN 90-06-63030-6
9
789006 630275