INSIGHT Rekentoets Witboek Insight rekentoets
Tijd voor rekenen! 1
Colofon Titel:
Witboek Insight Rekentoets
Uitgave door:
AMN b.v. Arnhem
Adres:
De Wetstraat 1 6814 AN Arnhem Tel. 026-3557333
[email protected] / www.amn.nl
Uitgave:
13-6-2013
Versie:
2.1
© 2013 AMN
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave en programmatuur mag worden gekopieerd dan wel opgeslagen in een gegevensbestand, in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch, digitaal, mechanisch, handmatig, fotografisch of enige andere wijze. Voor een legale afhandeling hiervan is schriftelijke toestemming vooraf nodig van AMN.
2
Inhoud
Voorwoord ............................................................................................................................................... 4 Deel I: Managementsamenvatting............................................................................................................ 5 Aanbevelingen voor beleid .................................................................................................................. 5 Deel II: Informatie rekentoets................................................................................................................... 7 Context ................................................................................................................................................ 7 Doel...................................................................................................................................................... 8 Opbouw van de rekentoetsen ............................................................................................................. 8 Scoring en rapportage ....................................................................................................................... 14 Gerelateerde producten .................................................................................................................... 14 Voorlopige cesuur .............................................................................................................................. 18 Scores verschillende onderwijstypes ................................................................................................. 20 Deel III: Algemene constatering .............................................................................................................. 27 Verdeling ondersteuningsvormen voor elk niveau ............................................................................ 28 Niveau 1 en 2 (1F toets) ..................................................................................................................... 28 Niveau 3 en 4 (2F toets) ..................................................................................................................... 29 Verdeling ondersteuningsvormen per opleidingsdomein .................................................................. 30 Niveau 2 (1F toets)............................................................................................................................. 30 Niveau 3 (2F toets)............................................................................................................................. 31 Niveau 4 (2F toets)............................................................................................................................. 32 Analyse leerlingen met dyslexieverklaring ......................................................................................... 33 Niveau 1 (1F toets)............................................................................................................................. 34 Niveau 2 (1F toets)............................................................................................................................. 34 Niveau 3 (2F toets)............................................................................................................................. 34 Niveau 4 (2F toets)............................................................................................................................. 35 Resultaten per vooropleiding per niveau ........................................................................................... 37 Niveau 4 (2F toets)............................................................................................................................. 37 Bijlagen................................................................................................................................................... 40 Bijlage 1: Voorlopige omzettingstabel rekentoets 1F, 2F en 3F ......................................................... 41 Bijlage 2: Lijst van tabellen en figuren ............................................................................................... 42
3
Voorwoord Op basis van de referentieniveaus die gesteld zijn door de commissie Meijerink heeft AMN rekentoetsen ontwikkeld. Met het resultaat kan gekeken worden of een deelnemer het maatschappelijk wenselijk (reken)niveau bezit. Er kan worden bepaald aan welke domeinen en subdomeinen aandacht zal moeten worden besteed om mogelijke achterstanden in te halen. Door zorgvuldige toetsconstructie en beoordeling door rekenexperts van het SLO zijn er diverse pilots uitgezet. Dit heeft geleid tot een aantal gevalideerde en betrouwbare toetsen op niveau 0F, 1F, 2F en 3F. Aan de hand van de afnamegegevens bij diverse onderwijsinstellingen willen wij onze analyseresultaten en bevindingen met u delen. Wij geven u een indruk van de context waarin de rekentoets is geconstrueerd, de opbouw van de toets, de scoring en rapportage. Vanuit de afnames stellen we op basis van itemanalyse voortdurend onze rekentoetsen bij. Aan de hand van normaalverdelingen en de resultaten van de deelnemers hebben we op basis van de voorlopige cesuur een driedeling gemaakt in de te bieden ondersteuning. Vervolgens zal verder ingegaan worden op de resultaten afkomstig van diverse onderwijsinstellingen. Voor de itemanalyse zijn de resultaten voor doorontwikkeling van de toets belangrijk. Interessant voor het onderwijs zijn ook de relaties tussen de resultaten van de deelnemers en hun gekozen richting, het effect van de toeleverende scholen en de invloed van dyslexie op de rekentoets. De analyses in deze publicatie zijn gebaseerd op resultaten afkomstig van diverse praktijkscholen, vmbo scholen, havo/vwo scholen en MBO’s. In deze analyse zijn op de 1F toets alleen de gegevens voor de niveaus 1 en 2 weergegeven. En voor de 2F toets alleen de gegevens voor de niveaus 3 en 4. Het is mogelijk om voor een onderwijsinstelling een analyse op maat aan te bieden. Aan de hand van aanvullende gegevens die door de onderwijsinstelling worden aangeleverd kunnen diverse effecten onderzocht worden. Op basis van de testgegevens en de analyse kan een onderwijsinstelling haar beleid ten aanzien van het rekenonderwijs onderbouwen en uitvoeren. Met deze uitgebreide informatie en analyse geeft AMN aan de hand van de resultaten die in de loop van de tijd verzameld zijn de situatie weer van het rekenniveau op dit moment. De rekentoets heeft niet tot doel om het rekenniveau te verbeteren maar geeft wel inzicht waar u met uw rekenmethoden kunt aansluiten op het huidige niveau van de individuele deelnemers.
4
Deel I: Managementsamenvatting Algemeen rekenniveau laag; 50% zou niet slagen voor het examen op het MBO Wanneer leerlingen op dit moment op het MBO examen in rekenen zouden moeten doen, zou 50% niet slagen. Dit bij een cesuurnorm van 55%. Gelukkig is er in de meeste gevallen nog een aantal jaren de tijd om het niveau te verhogen. Onze analyse betreft namelijk veelal leerlingen in het eerste jaar van het MBO. Toch mag, door de ogen van de commissie Meijerink, dit gezien worden als een onvoldoende resultaat. Deze leerlingen moeten op het eind van het VMBO minimaal het 2F niveau beheersen. Op basis van de resultaten van het vmbo kan worden geconcludeerd dat daar het niveau ook door veel deelnemers niet wordt beheerst. Op het vmbo scoort ruim 45% van de deelnemers onder de voorlopig gestelde cesuur van 55% goed. Rekenvaardigheid verschilt enorm per cluster van opleidingen Leerlingen in de domeinen uiterlijke verzorging, gezondheidszorg en welzijn scoren op elk niveau erg laag. Leerlingen die een meer technisch georiënteerde opleiding volgen scoren beter op de rekentoets. Hier komen twee vragen naar voren. Volgen de zwakke leerlingen juist een opleiding waarbij ze minder afhankelijk verwachten te zijn van rekenen, omdat ze weten hier niet goed in te zijn? En een tweede vraag is of de opleidingen in staat zullen zijn deze zwakke leerlingen op tijd op het juiste niveau te krijgen! Er zijn leverende scholen die significant sterkere of zwakkere leerlingen afleveren Hoewel de verschillen niet heel groot zijn, zijn er toch significante verschillen tussen de leverende scholen. Op dit moment wordt onderzocht of dit ligt aan de kwaliteit van beleid en of de uitvoering van beleid op deze scholen. En zo ja, wat kunnen de andere scholen leren van die scholen die significant sterkere rekenaars afleveren?
Aanbevelingen voor beleid Organiseer managementinformatie Om het beleid goed vorm te kunnen geven en in de praktijk uitvoerbaar te maken heeft een school veel managementinformatie nodig. Hoewel in het MBO slechts 50% slaagt voor de rekentoets, heeft niet iedereen extra ondersteuning nodig. En iedereen die ondersteuning nodig heeft, heeft deze niet nodig op alle domeinen van het rekenonderwijs.
5
Dit vraagt om heldere analyses om vraag en aanbod goed bij elkaar te kunnen brengen en zodoende het rekenonderwijs zo effectief en efficiënt mogelijk in te richten. Voer een gedifferentieerd beleid We zien duidelijk verschillen tussen leerlingen. Alle leerlingen hetzelfde aanbod voor rekenonderwijs geven is volgens ons niet efficiënt en niet effectief. Er kan veel beter een onderscheid gemaakt worden. Een mogelijkheid is om als volgt te werk:
onderscheid in leerlingen waarbij de rekenvaardigheid onderhouden moet worden binnen de reguliere lessen, zij die geholpen zijn met een verrijkt rekenprogramma binnen de reguliere lessen en de zwaarste categorie, zij die bovenop de verrijking extra ondersteuning moeten krijgen.
Meet vooruitgang gedurende de schoolloopbaan, en blijf werken aan resultaat Een meting voor of aan de start van de opleiding is een must. De resultaten van sommige leerlingen zijn dusdanig laag dat hoe eerder men kan starten met ondersteuning hoe beter het is. Daarmee is het probleem echter niet opgelost. Zeker voor rekenen weten we dat rust roest. Een flinke dosis extra ondersteuning in het eerste jaar van de opleiding kan zeker helpen maar als er daarna niets meer gebeurt zakt de kennis bij deze leerlingen langzaam weg. Wij pleiten dan ook voor een beleidslijn die leerlingen gedurende hun schoolcarrière volgt en ondersteunt waar nodig. Identificeer zwakke én sterke aanleverende scholen en organiseer uitwisseling van kennis Uit onze analyse blijkt dat ze er zijn. Scholen die significant sterkere of zwakkere leerlingen afleveren. Om de kwaliteit van uw instroom te verbeteren is het van belang om te weten hoe het rekenonderwijs is vormgegeven op die scholen die significant sterkere leerlingen afleveren. Alle scholen kunnen hiervan leren en profiteren. En als zij profiteren, profiteert u als ontvangende school ook! Organiseer extra oefenmateriaal naast de door uw school gebruikte methode Om het rekenonderwijs uitdagend en interessant te houden is het aan te raden extra oefenmateriaal aan te bieden naast het materiaal van de eigen methode. Zeker voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben kan een frisse en nog onbekende aanpak hen beter gemotiveerd houden.
6
Deel II: Informatie rekentoets Context In opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft de ´Commissie Meijerink´ onderzoek gedaan naar wat deelnemers op verschillende niveaus in hun schoolloopbaan moeten kennen en kunnen op het gebied van Nederlandse taal en rekenen/wiskunde. Er zijn voor rekenen drie referentieniveaus (1F, 2F, 3F) beschreven die vervolgens zijn gekoppeld aan de onderwijssectoren. Er is voor rekenen geen invulling gegeven aan niveau 4F. In Figuur 1 worden de drempels van de verschillende niveaus weergegeven.
Figuur 1: Referentieniveaus Meijerink
Hierbij geldt dat de niveaus overkoepelend zijn. Niveau 2F omvat niveau 1F en niveau 3F omvat niveau 2F. Per niveau worden de volgende domeinen van rekenen beschreven:
Getallen Meten en meetkunde Verbanden Verhoudingen
Om scholen de mogelijkheid te bieden te bepalen of deelnemers voldoen aan de referentieniveaus, zoals beschreven in het rapport van Meijerink, heeft AMN, in samenwerking met onderwijsdeskundigen op het gebied van rekenen, voor elk niveau (1F, 2F en 3F) diverse rekentoetsen ontwikkeld. Daarnaast zijn er rekentoetsen 0F ontwikkeld voor deelnemers die ver onder het niveau 1F zitten. Dit zal met name van toepassing zijn op praktijkscholen en niveau 1 opleidingen binnen het MBO. 7
Doel Het in kaart brengen van het rekenniveau van een deelnemer volgens de referentieniveaus die gesteld zijn door de commissie Meijerink. Door middel van een toets kan gekeken worden of een deelnemer het maatschappelijk wenselijk niveau bezit. Er kan worden bepaald aan welke onderdelen aandacht zal moeten worden besteed om mogelijke achterstanden in te halen. Doelgroep Deelnemers in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Afname De rekentoets wordt digitaal op school afgenomen. Er mag pen en papier worden gebruikt, maar geen rekenmachine. Afnameduur Ongeveer 60 minuten.
Opbouw van de rekentoetsen De rekentoets bestaat voor niveau 1F, 2F en 3F uit 80 items. In overeenkomst met het rapport van Meijerink worden vier domeinen (Getallen, Verhoudingen, Meten en meetkunde, Verbanden) getoetst. Elk domein is daarbij verder verdeeld in drie subdomeinen (Notatie, taal en betekenis, Met elkaar in verband brengen en Gebruiken). De 0F rekentoets bestaat uit 87 items, waarbij de domeinen Getallen en Meten en Meetkunde worden getoetst. Deze zijn eveneens verdeeld in de drie subdomeinen. Werkwijze bij de toetsconstructie Voor elk domein en subdomein is gekeken wat een deelnemer volgens het rapport van Meijerink op de drie niveaus moet weten en kunnen. Hierbij werd zowel gebruik gemaakt van het rapport van Meijerink als ook van concretiseringen, die ontwikkeld zijn door het SLO. Voor het niveau 0F geldt dat dit geen officieel vastgesteld niveau is door de commissie Meijerink. Hier is als uitgangspunt genomen het niveau van groep 6 binnen het primair onderwijs. Op basis hiervan zijn er voor elk niveau items ontwikkeld door een rekenexpert. Deze items werden vervolgens beoordeeld door twee rekenexperts van het SLO. Elk item werd beoordeeld op inhoud (meet het item datgene wat in het rapport omschreven staat?) en het niveau (is het item geschikt voor het beoogde niveau (0F, 1F, 2F en 3F?). Naar aanleiding van deze beoordeling werden de items zo nodig heringedeeld (bijvoorbeeld bij een ander subdomein of bij een ander niveau) of aangepast.
8
Tabel 1 geeft per onderdeel een inhoudelijke beschrijving en een aantal voorbeelden.
Figuur 2: Overzicht structuur rekentoets
Tabel 1: Indeling rekentoets
Domein Getallen
Notatie, taal en betekenis
In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink de uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties, zoals het gebruik van wiskundetaal getoetst. Het onderdeel bestaat voor niveau 0F uit 7 items en voor niveau 1F, 2F en 3F uit 8 items.
Itemvoorbeeld niveau 1F
9
Domein Met elkaar in verband brengen
Gebruiken
Verhoudingen
Notatie, taal en betekenis
In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink het met elkaar in verband brengen van getallen getoetst. Het gaat hier onder andere om het ordenen van getallen en het aanwijzen van getallen op een getallenlijn. Het onderdeel bestaat voor niveau 0F uit 14 items en voor niveau 1F, 2F en 3F uit 7 items.
Voorbeelditem 3F Dit onderdeel bestaat voor niveau 0F uit 37 vragen en voor de andere niveaus uit 7 vragen. Hierbij gaat het om het maken van berekeningen met getallen aan de hand van een klein stukje tekst.
Voorbeelditem 2F In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink de uitspraak, schrijfwijze en betekenis van (decimale) getallen, breuken, percentages en verhoudingen getoetst. Het onderdeel bevat per niveau 6 items.
Voorbeelditem 1F
10
Domein Met elkaar in verband brengen
Gebruiken
Meten en Meetkunde
Notatie, taal en betekenis
In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink het met elkaar in verband brengen van verhoudingen, percentages, breuken en decimale getallen getoetst. Het onderdeel omvat voor elk niveau 5 items.
Voorbeelditem 3F In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink het uitvoeren van berekeningen in de context van verhoudingen getoetst. Het onderdeel omvat voor elk niveau 8 items.
Voorbeelditem 1F In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink de kennis van de maten voor lengte, inhoud, gewicht, temperatuur; tijd en geld, het aflezen van meetinstrumenten en de schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen getoetst. Het onderdeel bestaat voor niveau 0F uit 11 items en voor de overige niveau uit 8 items.
Voorbeelditem 2F
11
Domein Met elkaar in verband brengen
Gebruiken
Verbanden
Notatie, taal en betekenis
In dit onderdeel worden conform het rapport van Meijerink het gebruik van meetinstrumenten, de structuur en samenhang tussen maateenheden en verschillende 2D en 3D representaties getoetst. Het onderdeel omvat voor niveau 0F 4 items en voor de overige niveaus 8 items.
Voorbeelditem 3F In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink het rekenen in de meetkunde getoetst. Bijvoorbeeld rekenen met tijd en het berekenen van omtrek, inhoud en oppervlakte. Het onderdeel omvat voor niveau 0F 14 items en voor niveau 1F, 2F en 3F 8 items.
Voorbeelditem 2F In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink het aflezen van informatie uit tabellen, diagrammen, grafieken en beschrijvingen getoetst. Het onderdeel omvat voor elk niveau 4 items
Voorbeelditem 1F
12
Domein Met elkaar in verband brengen
Gebruiken
In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink het met elkaar in verband brengen van verschillende voorstellingsvormen, het verzamelen, ordenen en weergeven van gegevens en het beschrijven van patronen getoetst. Het onderdeel omvat voor elk niveau 5 items.
Voorbeelditem 2F In dit onderdeel wordt conform het rapport van Meijerink het gebruik van tabellen, diagrammen en grafieken bij het oplossen van problemen en het gebruik van rekenvaardigheden daarbij getoetst. Het onderdeel omvat voor elk niveau 6 items.
Voorbeelditem 3F
13
Scoring en rapportage De items worden automatisch gescoord. Dit betekent dat automatisch wordt gekeken of een deelnemer de vraag goed of fout heeft beantwoord. Vervolgens wordt er een score berekend voor elk domein en voor elk onderdeel binnen een domein. De resultaten van de leerling worden weergegeven in een heldere en gedetailleerde rapportage. Deze rapportage is direct beschikbaar na afname van de toets. Per domein wordt het percentage goed beantwoorde vragen weergegeven. Daarnaast wordt binnen elk domein per onderdeel het aantal en het percentage goed beantwoorde vragen weergegeven. Men ziet in één oogopslag op welke onderdelen een deelnemer laag scoort. Wanneer er op een onderdeel lager dan 75% wordt gescoord, wordt in een verdiepende rapportage aangegeven binnen welke onderwerpen fouten zijn gemaakt. Op deze manier kan heel gericht extra ondersteuning worden aangeboden. In figuur 3 staat een voorbeeld van de rapportage.
Gerelateerde producten Voorschatter Tevens is er een ‘Voorschatter’ van de rekentoets beschikbaar. De voorschatter biedt de mogelijkheid om vóór de afname van de rekentoetsen al een indicatie te geven van het niveau. Op die manier kan er gekeken worden op welk niveau een leerling het beste getoetst kan worden. Voor een meer uitgebreide beschrijving van de voorschatter zie het document op www.amn.nl→ Product Informatieblad- Voorschatter Rekenen
14
15
16
Figuur 3: Voorbeeldrapportage rekentoets
17
Voorlopige cesuur Door het nog ontbreken van landelijke normen is het lastig om een cesuurgrens in te stellen. In de slaag-zakregeling MBO bij COE taal en rekenen (22 juni 2010)1 gaat men niet uit van een percentage maar wordt er in de beoordeling gewerkt met cijfers voor de centrale examens, waarbij men slaagt met een cijfer van 5,6. Het cijfer wordt bepaald met behulp van een omzettingstabel2, waarbij de score in een cijfer wordt omgezet. Een score van 32 bij een maximum score van 59 leidt tot een 5,6 en is dus voldoende. In dat geval hanteren we eerst een voorlopige norm van 55%. Middels groepsoverzichten zijn de resultaten voor zowel 0F, 1F, 2F als 3F per domein en categorie en per deelnemer beschikbaar. Voorlopig hanteren we drie klassen: Tabel 2: Voorlopige cesuur op basis van resultaat
Bovengrens Marge Ondergrens
≥ 55% 45% - 55 % < 45
Groen Oranje Rood
De score levert de mogelijke ondersteuningsvormen op. Voorlopig zijn de volgende ondersteuningsvormen opgenomen. Tabel 3: Ondersteuning op basis van voorlopige cesuur
Score ≥ 55%
Ondersteuningsvorm Onderhouden
45% - 55%
Verrijking
< 45%
Ondersteunen
Omschrijving De deelnemer zal het rekenniveau onderhouden binnen het reguliere aanbod van lessen. De deelnemer zal een verrijkt rekenprogramma ontvangen binnen het reguliere aanbod van lessen. De deelnemer zal een verrijkt rekenprogramma ontvangen binnen het reguliere aanbod van lessen en krijgt extra ondersteuning.
1
Bron Steunpunt Taal & rekenen mbo (www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl) Bron Pre-pilot COE Taal en Rekenen 3F (www.cito.nl/onderwijs/middelbaar%20beroepsonderwijs/coe_examens_mbo/pre-pilot.aspx 2
18
Overwegingen
Door het ontbreken van landelijke normen is de cesuurgrens moeilijk vast te stellen. Het aanbieden van extra ondersteuning voor de deelnemers onder de voorlopige cesuurgrens is sterk afhankelijk van het aanbod aan rekenen binnen de aangeboden vaklessen (verrijkte lessen). Het is algemeen bekend dat deelnemers binnen de sector techniek doorgaans meer met rekenen in aanraking komen dan in bijvoorbeeld Zorg & Welzijn. Het moment van afname kan van invloed zijn. Uit onderzoek blijkt dat deelnemers voor een zomervakantie beter scoren dan daarna. Het is een overweging om de rekentoets in de intakeprocedure op te nemen. De intakemomenten zijn veelal in mei-juni voorafgaand aan het nieuwe schooljaar op het mbo. De cesuurgrens is op dit moment om allerlei redenen te variëren. Vast staat wel dat de deelnemers moeten voldoen aan het gestelde referentieniveau van Meijerink conform het opleidingsniveau.
19
Scores verschillende onderwijstypes Er zijn aparte analyses uitgevoerd voor de 1F toets, 2F toets en 3F toets. Per toets is een beeld geschetst hoe de verschillende onderwijstypes scoren op de betreffende toets. Hierbij is gekeken naar de volgende factoren:
Aantal deelnemers : dit is het aantal deelnemers dat de toets op het betreffende niveau heeft gemaakt. Gemiddelde: dit geeft de gemiddelde score van alle deelnemers samen aan. Uitgaande van een normaalverdeling is te verwachten dat het gemiddelde in het midden ligt. Wenselijk (volgens Meijerink) is juist dat het gemiddelde hoger komt te liggen dan nu het geval is. Standaarddeviatie: dit getal geeft de spreiding rondom het gemiddelde aan. Aantal items: hier staat het aantal items waarop de analyse is gebaseerd.
Daarnaast is grafisch weergegeven hoeveel procent van de deelnemers voldoende of onvoldoende scoort op de betreffende toets. Hierbij is uitgegaan van de voorlopige cesuur van 55%. Vervolgens is er een variantieanalyse uitgevoerd. Binnen de variantieanalyse is gekeken of de verschillen in scores tussen de verschillende onderwijstypes significant zijn. Dit wil zeggen dat met 95% zekerheid kan worden vastgesteld dat het gevonden verschil niet op toeval berust. In de tabel staan de verschilscores (verschil tussen gemiddelde scores van twee onderwijstypes) tussen de onderwijstypes. De asterisk geeft aan of een verschil significant is. In de analyses wordt voor elk onderwijstype een afkorting gebruikt. Daarnaast moeten de onderwijstypes op verschillende referentieniveaus uitstromen. In onderstaande tabel wordt dit schematisch weergegeven.
Tabel 4: afkortingen en referentieniveaus onderwijstypes
Afkorting BB KB GL TL H/V Praktijk MBO 1 MBO 2 MBO 3 MBO 4
Onderwijstype Basisberoepsgerichte leerweg Kaderberoepsgerichte leerweg Gemengde theoretische leerweg Theoretische leerweg Havo/vwo Praktijkschool MBO niveau 1 MBO niveau 2 MBO niveau 3 MBO niveau 4
20
Referentieniveau 2F 2F 2F 2F 3F 1F 2F 2F 2F 3F
1F toets Tabel 5: beschrijvende gegevens diverse onderwijstypes 1F toets
Aantal deelnemers Gemiddelde rekentoets Standaarddeviatie rekentoets Aantal items
BB 318 47,14 10,90 80
Praktijk 401 33,79 12,45 80
MBO 1 645 47,83 14,75 80
100% 90% 80% 70% 60% Onvoldoende
50%
Voldoende
40% 30%
20% 10%
0% BB
Praktijk
MBO 1
Figuur 4: percentages voldoende/onvoldoende per onderwijstype op de 1F toets
Constatering scores onderwijstypes op 1F-toets:
Deelnemers afkomstig van een praktijkschool scoren gemiddeld het laagst, slechts 24% scoort een voldoende op de 1F toets. Terwijl deelnemers afkomstig van een praktijkschool uiteindelijk wel op dit niveau moeten uitstromen. Deelnemers die de basisberoepsgerichte leerweg volgen scoren ongeveer gelijk aan de deelnemers van MBO niveau 1. Dit is opmerkelijk, aangezien een deel van de deelnemers van MBO niveau 1 vier jaar lang VMBO-onderwijs heeft gevolgd. In deze vier jaar hebben zij nauwelijks vooruitgang geboekt.
21
Tabel 6: verschilscores onderwijstypes 1F toets
BB BB Praktijk MBO 1
-13,35* 0,69
Praktijk 13,35*
MBO 1 -0,69 -14,04*
14,04*
*Significant verschil bij een significantieniveau < 0,05
Middels een variantieanalyse zijn vervolgens de gemiddelde scores van de verschillende onderwijstypes tegen elkaar afgezet. Belangrijk is om voor ogen te houden dat de onderwijstypes uit moeten stromen op verschillende niveaus. Het is daarom ook het eerlijkst om de onderwijstypes die uit moeten stromen op hetzelfde niveau met elkaar te vergelijken.
Constatering discrepantie tussen scores onderwijstypes op 1F-toets:
De deelnemers afkomstig van een praktijkschool, is van deze onderwijstypes de enige die moet uitstromen op niveau 1F. Het is daarom niet eerlijk om de gemiddelde score van deze deelnemers te vergelijken met deelnemers die op een hoger niveau moeten uitstromen. Deelnemers van het vmbo BB en MBO niveau 1 moeten uitstromen op niveau 2F. Hieruit blijkt dat deelnemers van een MBO niveau 1 opleiding en deelnemers die de basisberoepsgerichte leerweg volgen niet significant anders scoren.
22
2F toets Tabel 7: beschrijvende gegevens diverse onderwijstypes 2F toets
Aantal deelnemers Gemiddelde rekentoets Standaarddeviatie rekentoets Aantal items
BB 278 34,35 10,16
KB 400 39,79 9,12
GL 228 50,44 9,16
TL 512 50,72 7,92
H/V 420 58,49 8,46
MBO 1 102 33,64 13,16
MBO 2 1580 41,40 12,77
MBO 3 1780 46,88 11,84
MBO 4 2599 53,69 10,41
80
80
80
80
80
80
80
80
80
100% 90% 80% 70% 60% Onvoldoende
50%
Voldoende
40% 30% 20% 10% 0% BB
KB
GL
TL
H/V MBO 1 MBO 2 MBO 3 MBO 4
Figuur 5: percentages voldoende/onvoldoende per onderwijstype op de 2F toets
Constatering scores onderwijstypes op 2F-toets:
De deelnemers van de onderwijstypes die uit moeten stromen op niveau 2F scoren zoals verwacht lager op de 2F toets dan de deelnemers van de onderwijstypes die uit moeten stromen op 3F (H/V en MBO 4).
23
Deelnemers afkomstig van een MBO niveau 1 opleiding scoren gemiddeld het laagst. Ruim 75% scoort onvoldoende. Deelnemers die de basisberoepsgerichte leerweg volgen op het vmbo scoren eveneens laag, minder dan 20% scoort voldoende. Het is af te vragen of deelnemers van MBO niveau 1 en de basisberoepsgerichte leerweg ooit het vereiste niveau zullen halen. Maar ook deelnemers afkomstig van een MBO niveau 2 opleiding zullen veel moeite hebben om het niveau te halen. Deelnemers die de theoretische leerweg volgen op het VMBO scoren gemiddeld het hoogst. Slechts 17% scoort onvoldoende.
Tabel 8: verschilscores onderwijstypes 2F toets
BB BB KB GL TL H/V MBO 1 MBO 2 MBO 3 MBO 4
5,44* 16,10* 16,38* 24,14* -0,71 7,06* 12,54* 19,35*
KB -5,44* 10,66* 10,94* 18,70* -6,15* 1,61* 7,10* 13,91*
GL -16,10* -10,66* 0,28 8,04* -16,81* -9,04* -3,56* 3,25*
TL -16,38* -10,94* -0,28 7,76* -17,09* -9,32* -3,84* 2,97*
H/V -24,14* -18,70* -8,04* -7,76* -24,85* -17,08* -11,60* -4,79*
MBO 1 0,71 6,15* 16,81* 17,09* 24,85* 7,77* 13,25* 20,06*
MBO 2 -7,06* -1,61* 9,04* 9,32* 17,08* -7,77* 5,48* 12,29*
MBO 3 -12,54* -7,10* 3,56* 3,84* 11,60* -13,25* -5,48*
MBO 4 -19,35* -13,91* -3,25* -2,97* 4,79* -20,06* -12,29* -6,81*
6,81*
*Significant verschil bij een significantieniveau < 0,05
Voor de 2F toets is eveneens gekeken naar de verschillen tussen de gemiddelde scores van de deelnemers van de diverse onderwijstypes. Het is het eerlijkst om de scores van de onderwijstypes die uit moeten stromen op niveau 2F met elkaar te vergelijken (BB, KB, GL, TL, MBO 1, MBO 2, MBO 3) en de onderwijstypes die uit moeten stromen op niveau 3F met elkaar te vergelijken (H/V en MBO 4). Constatering discrepantie tussen scores onderwijstypes op 2F-toets:
Deelnemers van de basisberoepsgerichte leerweg en MBO niveau 1 scoren significant lager op de 2F toets dan de KB, GL, TL, MBO 2 en MBO 3 deelnemers. Deelnemers van de gemengde theoretische leerweg en theoretische leerweg scoren significant hoger op de 2F toets dan de BB, KB, MBO 1, MBO 2 en MBO 3 deelnemers. Deelnemers afkomstig van het havo/vwo scoren gemiddeld 4,79 punten hoger dan deelnemers afkomstig van een MBO niveau 4 opleiding. Dit verschil is significant, oftewel er kan met 95% zekerheid worden vastgesteld dat het gevonden verschil niet op toeval berust.
24
3F toets Tabel 9: beschrijvende gegevens diverse onderwijstypes 3F toets
Aantal deelnemers Gemiddelde rekentoets Standaarddeviatie rekentoets Aantal items
H/V 548 55,95 8,02 80
MBO 4 665 47,73 10,91 80
100% 90% 80% 70% 60% Onvoldoendde
50%
Voldoende
40% 30% 20% 10% 0% H/V
MBO 4
Figuur 6: percentages voldoende/onvoldoende per onderwijstype op de 3F toets
Voor de 3F toets zijn minder resultaten beschikbaar dan voor de 1F toets en de 2F toets. Hier zijn een aantal oorzaken voor. Ten eerste omdat veel onderwijstypes op 2F moeten uitstromen en enkel havo, vwo en MBO niveau 4 op niveau 3F. Ten tweede kiezen veel scholen ervoor om leerlingen een niveau lager te toetsen, waardoor bij leerlingen van havo, vwo of MBO niveau 4 vaak een 2F toets wordt afgenomen. De motivatie hiervoor is dat leerlingen uiteindelijk uit moeten stromen op 3F, maar dat er nog tijd is om daar naar toe te werken. Constatering scores onderwijstypes op 3F-toets:
Leerlingen van de havo of het vwo scoren gemiddeld 55,95 punten. Slechts 6,8% van de leerlingen scoort onvoldoende op de 3F toets. Leerlingen die een MBO niveau 4 opleiding volgen scoren gemiddeld 47,73 punten. Bijna 35% van de leerlingen scoort onvoldoende op de 3F toets.
25
Tabel 10: verschilscores onderwijstypes 3F toets
H/V H/V MBO 4
MBO 4 8,22*
-8,22*
*Significant verschil bij een significantieniveau < 0,05
Constatering discrepantie tussen scores onderwijstypes op 3F-toets:
Leerlingen van het havo/vwo scoren gemiddeld 8,22 punten hoger dan leerlingen van een MBO niveau 4 opleiding. Dit verschil is significant, dat wil zeggen dat met 95% zekerheid kan worden gesteld dat het gevonden verschil niet op toeval berust.
26
Deel III: Algemene constatering Zoals al aangegeven in Voorlopige cesuur op pagina 18 is er gekozen voor een voorlopige cesuur van 55%. Op basis van de cesuur is er een driedeling gemaakt. Dit levert drie ondersteuningsvormen op die zich vertalen in het aanbieden van rekenonderwijs aan de leerlingen. Met de ondersteuningsvormen als uitgangspunt kunnen we een beleidsanalyse onderbouwen.
27
Verdeling ondersteuningsvormen voor elk niveau
Niveau 1 en 2 (1F toets)
Kijken we nader naar de niveaus en de benodigde ondersteuning dan zien we een soortgelijk beeld met toch wel redelijk grote verschillen. Tabel 11: Verdeling ondersteuningsvormen per niveau 1F toets
Niveau 1
Niveau 2
Onderhouden
61,7%
87,3%
Verrijking
16,2%
8%
Ondersteunen
22,1%
4,7%
Totaal per niveau en ondersteuningsvorm 1F toets 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Niveau 1 Onderhouden
Niveau 2 Verrijking
Figuur 7: Verdeling ondersteuningsvorm per niveau 1F toets
Constatering niveau 1 en 2 verdeling ondersteuningsvormen: 28
Ondersteunen
Doordat er door niveau 2 over het algemeen beter gescoord wordt op de 1F toets dan door niveau 1, is het percentage deelnemers dat ondersteuning behoeft ook hoger.
Het percentage deelnemers dat in de ondersteuningsvorm “onderhouden” valt is best hoog, respectievelijk 62% (niveau 1) en 87% (niveau 2). Echter moeten deze deelnemers uiteindelijk uitstromen op niveau 2F.
Niveau 3 en 4 (2F toets)
Kijken we naar de niveaus en de geboden ondersteuning dan zien we toch redelijk grote verschillen. Belangrijk is om te weten dat niveau 3 ook daadwerkelijk moet uitstromen op 2F en dat niveau 4 op niveau 3F moet uitstromen. Dus op een niveau hoger dan waarop ze hier getoetst zijn. Tabel 12: Verdeling ondersteuningsvormen per niveau 2F toets
Niveau 3
Niveau 4
Onderhouden
67,3%
87,9%
Verrijking
21,4%
8,4%
Ondersteunen
11,3%
3,7%
Totaal per niveau en ondersteuningsvorm 2F toets 100% 90% 80%
70% 60% 50%
40% 30% 20% 10% 0%
Niveau 3 Onderhouden
Niveau 4 Verrijking
Figuur 8: Verdeling ondersteuningsvorm per niveau 2F toets
29
Ondersteunen
Constatering niveau 3 en 4 verdeling ondersteuningsvormen: Zoals verwacht wordt het percentage leerlingen dat in de ondersteuningsvorm “onderhouden” valt hoger naarmate het opleidingsniveau stijgt. Het percentage leerlingen dat in de ondersteuningsvormen “verrijking” en “ondersteunen” valt wordt kleiner naarmate het opleidingsniveau stijgt.
Verdeling ondersteuningsvormen per opleidingsdomein Eveneens kijken we naar de verdeling van ondersteuningsvormen binnen de verschillende opleidingsdomeinen in het MBO. De verdeling voor niveau 1 is in deze analyse niet meegenomen omdat het om een beperkt aantal opleidingsdomeinen gaat met relatief weinig leerlingen. Niveau 2 (1F toets)
30
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
Onderhouden
Verrijken
Zorg en welzijn
Zakelijke dienstverlening
Uniformberoepen
Uiterlijke verzorging
Techniek
Media, kunst en cultuur
ICT
Horeca
Handel
Bouw en infra
0%
Ondersteunen
Figuur 9: Verdeling ondersteuningsvormen per opleidingsdomein voor niveau 2
Constatering niveau 2 verdeling ondersteuningsvormen over domeinen: De verschillen tussen het opleidingsdomein in relatie tot het huidige rekenniveau zijn best groot. Over het algemeen ontvangen de opleidingen binnen de opleidingsdomeinen bouw en infra, handel, ICT en techniek de betere deelnemers qua rekenniveau dan de opleidingen binnen de domeinen horeca, uiterlijke verzorging en zorg en welzijn. Niveau 3 (2F toets)
31
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Onderhouden
Verrijken
Ondersteunen
Figuur 10: Verdeling ondersteuningsvormen per opleidingsdomein voor niveau 3
Constatering niveau 3 verdeling ondersteuningsvormen over domeinen:
De verschillen tussen de opleidingsdomein in relatie tot het huidige rekenniveau zijn behoorlijk groot. Over het algemeen ontvangen de opleidingen binnen het opleidingsdomein techniek betere deelnemers qua rekenniveau dan de opleidingen binnen de domeinen uiterlijke verzorging en zorg en welzijn. Een aanzienlijk deel van de leerlingen afkomstig van de domeinen uiterlijke verzorging en zorg en welzijn behoeft verrijking en ondersteuning.
Niveau 4 (2F toets)
32
100% 90% 80% 70% 60% 50%
40% 30%
20% 10%
0%
Onderhouden
Verrijken
Ondersteunen
Figuur 11: Verdeling ondersteuningsvormen per opleidingsdomein voor niveau 4
Constatering niveau 4 verdeling ondersteuningsvormen over domeinen:
Over het algemeen wordt er binnen elk opleidingsdomein wel goed gescoord op de 2F rekentoets. Echter moet niveau 4 uiteindelijk uitstromen op 3F. Over het algemeen ontvangen de opleidingen binnen de sector techniek de betere leerlingen qua rekenniveau. Slechts enkele leerlingen behoeven verrijking, geen van deze leerlingen heeft ondersteuning nodig. Met name binnen de opleidingsdomeinen horeca, uiterlijke verzorging en zorg en welzijn is de meeste behoefte aan ondersteuning.
Analyse leerlingen met dyslexieverklaring
33
Bij deze analyse is gekeken of leerlingen met een dyslexieverklaring anders scoren dan leerlingen zonder dyslexieverklaring. Allereerst is er een analyse gedaan naar de scores van leerlingen met een dyslexieverklaring. Vervolgens is gekeken of de scores van leerlingen met dyslexie significant verschillen van de scores van leerlingen zonder dyslexie. Niveau 1 (1F toets)
Voor niveau 1 is er geen analyse uitgevoerd. Het aantal deelnemers met een dyslexieverklaring was zeer klein ten opzichte van het aantal deelnemers zonder dyslexieverklaring. Het maken van een vergelijking is dan niet zo zinvol en kan eventueel leiden tot een vertekend resultaat. Niveau 2 (1F toets)
Zonder dyslexieverklaring
56,41
Met dyslexieverklaring
58,09 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Figuur 12: Gemiddelde score deelnemers met en zonder dyslexieverklaring 1F toets niveau 2
Tabel 13: Verschilscores tussen leerlingen met en zonder dyslexieverklaring 1F toets niveau 2
Nee Nee Ja
Ja -1,68
1,68
*Significant verschil bij een significantieniveau < 0,05
Conclusie
Deelnemers die ingeschreven staan bij een niveau 2 opleiding en in het bezit zijn van een dyslexieverklaring scoren gemiddeld iets hoger dan deelnemers zonder een dyslexieverklaring. Het verschil is echter klein en niet significant. Voor niveau 2 geldt dus dat deelnemers met een dyslexieverklaring niet significant anders scoren dan deelnemers zonder dyslexieverklaring.
Niveau 3 (2F toets)
34
Zonder dyslexieverklaring
49,16
Met dyslexieverklaring
47,88 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Figuur 13: Gemiddelde score deelnemers met en zonder dyslexieverklaring 2F toets niveau 3
Tabel 14: Verschilscores tussen leerlingen met en zonder dyslexieverklaring 2F toets niveau 3
Nee
Ja
Nee
1,28
Ja
-1,28
*Significant verschil bij een significantieniveau < 0,05
Conclusie
Voor niveau 3 deelnemers geldt dat deelnemers met een dyslexieverklaring gemiddeld iets lager scoren dan deelnemers zonder dyslexieverklaring. Dit verschil is echter zeer klein en niet significant. Geconcludeerd kan dus worden dat voor niveau 3, deelnemers met dyslexieverklaring niet significant anders scoren dan deelnemers zonder dyslexieverklaring.
Niveau 4 (2F toets)
Zonder dyslexieverklaring
54,64
Met dyslexieverklaring
56,47 0
10
20
30
40
50
Figuur 14: Gemiddelde score deelnemers met en zonder dyslexieverklaring 2F toets niveau 4
35
60
70
80
Tabel 15: Verschilscores tussen leerlingen met en zonder dyslexieverklaring 2F toets niveau 4
Nee Nee Ja
Ja -1,82*
1,82*
*Significant verschil bij een significantieniveau < 0,05
Conclusie
Voor niveau 4 deelnemers geldt dat deelnemers met een dyslexieverklaring gemiddeld hoger scoren dan deelnemers zonder dyslexieverklaring. Dit verschil is significant. Dit leidt tot de conclusie dat niveau 4 deelnemers met een dyslexieverklaring significant anders scoren dan niveau 4 deelnemers zonder dyslexieverklaring, in positieve zin.
36
Resultaten per vooropleiding per niveau Het is bekend dat er toeleverende scholen zijn die gemiddeld zwakkere deelnemers afleveren qua rekenniveau en scholen die gemiddeld sterkere deelnemers afleveren qua rekenniveau. Om dit te kunnen onderbouwen is er een voor niveau 4 een analyse gedaan per vooropleiding. Alleen vooropleidingen waar meer dan dertig leerlingen van afkomstig zijn, zijn meegenomen in de analyse. Om de betrouwbaarheid van de analyse te waarborgen is besloten een minimum te stellen van dertig leerlingen. Niveau 4 (2F toets)
VMBO 1
53,6
VMBO 2
52,51
VMBO 3
56,65
VMBO 4
54,63
VMBO 5
55,75
VMBO 6
54,12
VMBO 7
51,81
VMBO 8
54,75
VMBO 9
51,81
VMBO 10
54,07
VMBO 11
55,09
VMBO 12
53,9
VMBO 13
53,87
VMBO 14
58,16
VMBO 15
55,13
VMBO 16
54,57
VMBO 17
53,43
VMBO 18
55,43
VMBO 19
53,16
VMBO 20
52,68
VMBO 21
49,24
VMBO 22
56,72
VMBO 23
51,22
0
10
20
30
40
Figuur 15: Gemiddelde score per vooropleiding 2F toets niveau 4
37
50
60
70
80
VMBO 13
-1,49
-0,30
-0,27
-4,14
-2,12
-3,24
-1,61
0,70
-2,24
0,70
-1,56
-2,58
-1,39
-1,36
2,02
0,90 -1,12
2,53 0,51 1,63
4,84* 2,82 3,94* 2,31
1,90 -0,12 1,00 -0,63 2,94*
4,84* 2,82 3,94* 2,31 -0,00
2,58 0,56 1,68 0,05 -2,26
1,56 -0,46 0,66 -0,97 -3,28
2,75 0,73 1,85 0,22 -2,09
2,78 0,76 1,89 0,25 -2,06
2,94
0,68 -2,26
-0,34 -3,28
0,85 -2,09
0,88 -2,06
-0,20
-1,23
-0,03
1,19
1,23 0,03
VMBO 2
-1,09
VMBO 3 VMBO 4 VMBO 5 VMBO 6 VMBO 7
3,05 1,03 2,15 0,52 -1,79
4,14 2,12 3,24 1,61 -0,70
VMBO 8 VMBO 9
1,15 -1,79
2,24 -0,70
VMBO 10
0,47
1,56
-2,02 -0,90 -2,53 4,84* -1,90 4,84* -2,78
VMBO 11 VMBO 12 VMBO 13
1,49 0,30 0,27
2,58 1,39 1,36
VMBO 14 VMBO 15 VMBO 16 VMBO 17 VMBO 18 VMBO 19
4,56* 1,53 0,97 -0,17 1,83 -0,45
VMBO 20 VMBO 21 VMBO 22 VMBO 23
1,12 -0,51 -2,82
-0,76
-1,63 3,94* -1,00 3,94* -1,89
-1,56 -2,75 -2,78
0,46 -0,73 -0,76
-0,66 -1,85 -1,89
0,97 -0,22 -0,25
3,28 2,09 2,06
0,34 -0,85 -0,88
3,28 2,09 2,06
1,02 -0,17 -0,20
-1,19 -1,23
-0,03
5,64* 2,61 2,06 0,92 2,91 0,64
1,51 -1,52 -2,08 -3,22 -1,22 -3,49
3,53 0,50 -0,06 -1,20 0,80 1,48
2,40 -0,63 -1,18 2,33 -0,33 -2,60
4,03 1,00 0,45 -0,69 1,30 -0,97
6,35* 3,31 2,76 1,62 3,62* 1,34
3,41 0,37 -0,18 -1,32 0,68 -1,60
6,34* 3,31 2,76 1,62 3,61* 1,34
4,09* 1,05 0,50 -0,64 1,36 -0,92
3,06 0,03 -0,52 -1,66 0,33 -1,94
4,26 1,23 0,67 -0,47 1,53 -0,75
4,29* 1,26 0,70 -0,44 1,56 -,071
-0,92
0,17
3,97*
-1,95
-3,07
-1,4
0,87
-2,07
0,87
-1,39
2,41
-1,22
-1,19
4,37* 3,12 -2,38
-3,28
7,41* 0,07 5,42*
5,40* 2,09 -3,41
6,52* 0,97 4,53*
4,89* 2,60 -2,90
-2,58
5,52* 1,97 3,53*
-2,58
4,84* 2,65* -2,85
5,86* 1,63 3,87*
4,67* 2,82 -2,68
4,63* 2,85 -2,64
4,21* -1,28
0,12 -2,82
-2,31 0,63 -2,31
2,94* 0,00
-2,94
-0,25
2,06
-0,88
2,06
4,91* -0,59
4,91* -0,59
*Significant verschil bij een significantieniveau < 0,05
38
VMBO 23
VMBO 12
-0,47
VMBO 22
VMBO 11
1,79
VMBO 21
VMBO 10
-1,15
VMBO 20
VMBO 9
1,79
VMBO 19
VMBO 8
-0,52
VMBO 18
VMBO 7
-2,15
VMBO 17
VMBO 6
-1,03
VMBO 16
VMBO 5
-3,05
VMBO 15
VMBO 4
1,09
VMBO 14
VMBO 3
VMBO 1
VMBO 2
VMBO 1
Tabel 16: vergelijking toeleverende scholen niveau 4
4,56* 5,64* -1,51 -3,53 -2,40 -4,03 6,35* -3,41 6,34* 4,29* -3,06 -4,26 4,29*
-1,53
-0,97
0,17
-1,83
0,45
0,92
4,37*
-3,12
2,38
-2,61
-2,06
-0,92
-2,91
-0,64
-0,17
3,28
1,29
1,52 -0,50 0,63 -1,00 -3,31
2,08 0,06 1,18 -0,45 -2,76
3,22 1,10 2,33 0,69 -1,62
3,49 1,48 2,60 0,97 -1,34
3,97* 1,95 3,07 1,44 -0,87
7,41* 5,40* 6,52* 4,89* 2,58
-0,37 -3,31
0,18 -2,76
1,32 -1,62
1,60 -1,34
2,07 -0,87
5,52* 2,58
-1,26
-0,70
0,44
1,22 -0,80 0,33 -1,30 3,62* -0,68 3,61* -1,56
0,71
1,19
4,63*
4,21* -0,07 -2,09 -0,97 -2,60 4,91* -1,97 4,91* -2,86
-0,03 -1,23 -1,26
0,52 -0,67 -0,70
1,66 0,47 0,44
-0,33 -1,53 -1,56
1,94 0,75 0,71
2,41 1,22 1,19
5,86* 4,67* 4,63*
-1,63 -2,82 -2,85
3,87* 2,68 2,64
3,03
3,59 0,55
4,73* 1,70 1,14
2,73 -0,30 -0,86 -2,00
5,00* 1,97 1,42 0,27 2,27
5,47* 2,44 1,89 0,75 2,74 0,47
8,92* 5,89* 5,34* 4,19* 6,19* 3,92*
1,44 -1,60 -2,15 -3,29* -1,30 3,57* 4,04* 7,49*
6,93* 3,90* 3,35 2,20 4,20* 1,93
-3,03 -3,59 -4,73* -2,73 5,00* 5,47* 8,92* -1,44 6,93*
-,055 -1,70 0,30 -1,97
-1,14 0,86 -1,42
2,00 -,027
-2,27
-2,44
-1,89
-0,75
-2,74
-0,47
5,89* 1,60 3,90*
5,34* 2,15 -3,35
4,19* 3,29* -2,20
6,19* 1,30 4,20*
3,92* 3,57* -1,93
3,45 -3,45 4,04* -1,46
7,49* 1,99
5,42* 3,41 4,53* 2,90 0,59 3,53* 0,59 2,64
1,46 -1,99 5,50*
5,50*
Conclusie
In deze analyse is gekeken of de verschillen tussen de gemiddelde score van de vooropleidingen significant zijn. Het plus- of minteken geeft aan of het verschil positief of negatief is. De asterisk houdt in dat het gevonden verschil significant is. Dit houdt in dat met 95% zekerheid kan worden gezegd dat het gevonden verschil niet op toeval berust. Over het algemeen liggen de scores tussen de toeleverende scholen niet heel ver uit elkaar. De belangrijkste conclusies zijn:
De deelnemers afkomstig van VMBO 21 scoren gemiddeld lager dan leerlingen van alle andere toeleverende scholen. Het verschil met de meeste scholen is significant.
De deelnemers van VMBO 23 scoren gemiddeld ook lager dan alle andere toeleverende scholen. Een deel van deze verschillen is significant. Een uitzondering hierop is VMBO 21, deelnemers afkomstig van VMBO 23 scoren gemiddeld hoger dan deelnemers afkomstig van VMBO 21, dit verschil is niet significant.
Deelnemers afkomstig van VMBO 14 scoren gemiddeld hoger dan de deelnemers van alle andere toeleverende scholen. Het verschil is in een aantal gevallen significant. Het verschil tussen de gemiddelde score van VMBO 14 en VMBO 21 is met 8,92 punten ook het grootst gevonden verschil.
Voor de deelnemers afkomstig van VMBO 22 geldt hetzelfde. Zij scoren alleen lager dan de deelnemers afkomstig van VMBO 14.
39
Bijlagen
40
Bijlage 1: Voorlopige omzettingstabel rekentoets 1F, 2F en 3F De voorlopige scoretabel voor de rekentoets is gebaseerd op de Omzettingstabel pre‐pilot COE 2011 rekenen 3F VERSIE 1 van Cito en College van Examens.3 Deze tabel kan ook gebruikt worden voor niveau 1F en 2F. Tabel 17: Voorlopige omzettingstabel voor rekentoets 1F, 2F en 3F
score 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
% 0% 1% 3% 4% 5% 6% 8% 9% 10% 11% 13% 14% 15% 16% 18% 19% 20% 21% 23% 24% 25% 26% 28% 29% 30% 31% 33% 34% 35% 36% 38%
cijfer 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1,2 1,5 1,7 1,8 2 2,3 2,5 2,6 2,8 3,1 3,2 3,3
score 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61
% 39% 40% 41% 43% 44% 45% 46% 48% 49% 50% 51% 53% 54% 55% 56% 58% 59% 60% 61% 63% 64% 65% 66% 68% 69% 70% 71% 73% 74% 75% 76%
3
cijfer 3,5 3,7 3,8 4 4,2 4,4 4,5 4,7 4,9 5,1 5,2 5,4 5,6 5,7 5,8 6 6,2 6,3 6,4 6,6 6,8 6,9 7,1 7,3 7,5 7,6 7,8 8,1 8,3 8,4 8,7
score 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80
% 78% 79% 80% 81% 83% 84% 85% 86% 88% 89% 90% 91% 93% 94% 95% 96% 98% 99% 100%
Bron Pre-pilot COE Taal en Rekenen 3F (www.cito.nl/onderwijs/middelbaar%20beroepsonderwijs/coe_examens_mbo/pre-pilot.aspx
41
cijfer 9 9,2 9,3 9,7 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10
Bijlage 2: Lijst van tabellen en figuren Overzicht Tabellen Tabel 1: Indeling rekentoets .................................................................................................................... 9 Tabel 2: Voorlopige cesuur op basis van resultaat................................................................................. 18 Tabel 3: Ondersteuning op basis van voorlopige cesuur ....................................................................... 18 Tabel 4: afkortingen en referentieniveaus onderwijstypes ................................................................... 20 Tabel 5: beschrijvende gegevens diverse onderwijstypes 1F toets ....................................................... 21 Tabel 6: verschilscores onderwijstypes 1F toets .................................................................................... 22 Tabel 7: beschrijvende gegevens diverse onderwijstypes 2F toets ....................................................... 23 Tabel 8: verschilscores onderwijstypes 2F toets .................................................................................... 24 Tabel 9: beschrijvende gegevens diverse onderwijstypes 3F toets ....................................................... 25 Tabel 10: verschilscores onderwijstypes 3F toets .................................................................................. 26 Tabel 11: Verdeling ondersteuningsvormen per niveau 1F toets .......................................................... 28 Tabel 12: Verdeling ondersteuningsvormen per niveau 2F toets .......................................................... 29 Tabel 13: Verschilscores tussen leerlingen met en zonder dyslexieverklaring 1F toets niveau 2 .......... 34 Tabel 14: Verschilscores tussen leerlingen met en zonder dyslexieverklaring 2F toets niveau 3 .......... 35 Tabel 15: Verschilscores tussen leerlingen met en zonder dyslexieverklaring 2F toets niveau 4 .......... 36 Tabel 16: vergelijking toeleverende scholen niveau 4 ........................................................................... 38 Tabel 17: Voorlopige omzettingstabel voor rekentoets 1F, 2F en 3F .................................................... 41
Overzicht Figuren
Figuur 1: Referentieniveaus Meijerink ..................................................................................................... 7 Figuur 2: Overzicht structuur rekentoets ................................................................................................. 9 Figuur 3: Voorbeeldrapportage rekentoets ........................................................................................... 17 Figuur 4: percentages voldoende/onvoldoende per onderwijstype op de 1F toets .............................. 21 Figuur 5: percentages voldoende/onvoldoende per onderwijstype op de 2F toets .............................. 23 Figuur 6: percentages voldoende/onvoldoende per onderwijstype op de 3F toets .............................. 25 Figuur 7: Verdeling ondersteuningsvorm per niveau 1F toets ............................................................. 28 Figuur 8: Verdeling ondersteuningsvorm per niveau 2F toets ............................................................. 29 Figuur 9: Verdeling ondersteuningsvormen per opleidingsdomein voor niveau 2 ................................ 31 Figuur 10: Verdeling ondersteuningsvormen per opleidingsdomein voor niveau 3 .............................. 32 Figuur 11: Verdeling ondersteuningsvormen per opleidingsdomein voor niveau 4 .............................. 33 Figuur 12: Gemiddelde score deelnemers met en zonder dyslexieverklaring 1F toets niveau 2 ........... 34 Figuur 13: Gemiddelde score deelnemers met en zonder dyslexieverklaring 2F toets niveau 3 ........... 35 Figuur 14: Gemiddelde score deelnemers met en zonder dyslexieverklaring 2F toets niveau 4 ........... 35 Figuur 15: Gemiddelde score per vooropleiding 2F toets niveau 4 ....................................................... 37
42