INLEIDING Maatschappelijke participatie Maatschappelijke participatie, meedoen is erg belangrijk. Maar meedoen is niet vanzelfsprekend. Wat u wil en kan, is niet altijd makkelijk uit te leggen of duidelijk te maken aan een ander. Zeker wanneer u bijvoorbeeld geen diploma's hebt, of misschien zelfs nooit of slechts kort gewerkt hebt. Met de vragenlijsten, die u op deze website aantreft, wil ik u dat makkelijker maken. Opbouw vragenlijst De vragenlijst is gebaseerd op de informatie die aangeleverd moet worden bij gemeente en UWV, t.b.v. een beoordeling van het arbeidsvermogen. Zij beoordelen in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Participatiewet, of u straks in aanmerking komt voor (arbeidsmatige) dagbesteding, beschut werk, of een passende functie bij een werkgever (garantiebaan / baanafspraak). De vragenlijsten zijn zó opgebouwd, dat op een eenvoudige manier aangegeven kan worden, waar leerling / schoolverlater goed in is en waar leerling / schoolverlater minder goed in is en wat leerling / schoolverlater zelfstandig kan en waar leerling / schoolverlater hulp bij kan gebruiken. Antwoordmogelijkheden U kunt kiezen uit verschillende antwoordmogelijkheden. Wanneer de visie van school en leerling gevraagd wordt, is het de bedoeling om per vraag twee antwoorden te geven: 1 antwoord voor visie school en 1 antwoord voor visie leerling. Opslaan en dan Na invullen ontstaat er een beeld van mogelijkheden en / of beperkingen. U kunt deze vragenlijst daarna opslaan op uw eigen computer, of direct (in kleur) afdrukken. Het geeft u houvast, om in gesprek te gaan met bijvoorbeeld UWV, gemeente, re-integratiebedrijf, of sociaal wijkteam. Het gesprek staat centraal. U kunt zelf uw antwoorden en uw keuzes uitleggen of toelichten. Misschien is een probleem, dat u zelf ziet, makkelijker op te lossen, dan u zelf had gedacht!
TOELICHTING VRAGENLIJST ARBEIDSVERMOGEN Deze vragenlijst richt zich op de beoordeling, of een leerling / schoolverlater in staat is, om op de arbeidsmarkt een functie op assistentenniveau uit te voeren. In een functie op assistentenniveau worden niet of nauwelijks eisen gesteld aan rekenen, lezen of schrijven. Er kan wel eenvoudig tel- of leeswerk voorkomen in de functie. Er is geen sprake van persoonlijke invulling van de functie. Frequentie, duur en volgorde van handelingen worden door machines of vooraf vastgestelde procedures uitgevoerd. Een assistentenfunctie kent in de regel een vaste structuur, die vanuit de werkroutine kan worden aangeleerd en uitgevoerd. Leerling / schoolverlater moet voor de uitvoering van dergelijke functies wel beschikken over basis werknemersvaardigheden. Doel van deze vragenlijst is, om met behulp van de aangegeven bespreek- en knelpunten in gesprek te gaan over het al dan niet (op termijn) kunnen benutten van het arbeidsvermogen van leerling / schoolverlater en zicht te krijgen op de voorwaarden, waaronder aanspraak gemaakt kan worden op het beschikbare arbeidsvermogen van leerling / schoolverlater. 1
Vragen spreken voor zich.
Vragen spreken voor zich.
Ziekte, gebrek of aandoening Feitelijk wordt hier gevraagd naar door huisarts / specialist al dan niet gediagnosticeerde zaken, waaruit beperkingen op grond van psyche, autonomie, hand- en vingergebruik of bewegingsapparaat voortvloeien. In dat geval zal medische informatie opgevraagd moeten kunnen worden, of meegestuurd kunnen worden in een gesloten enveloppe met vermelding “Medisch geheim”. Wanneer geen sprake is van ziekte, gebrek of aandoening zal door de beoordelende instantie (gemeente en later UWV) er meestal van worden uitgegaan, dat het wettelijk minimumloon verdiend kan worden. Dit kan dus de inzet voor langere tijd van bijvoorbeeld loonkostensubsidie, of jobcoach voor (extra) begeleiding op de werkplek vanuit de Participatiewet belemmeren of blokkeren. Overleg bij twijfel bijvoorbeeld met een arbeidsdeskundige en / of een verzekeringsarts, of maak gebruik van psycholoog of orthopedagoog om daar helderheid in te verkrijgen. Fysieke / lichamelijke gezondheid Deze vraag gaat over de aan- of afwezigheid van een lichamelijke aandoening. Dit is een breed begrip. Bij lichamelijke aandoeningen kan je denken aan chronische ziekten (bijv. diabetes), een dwarslaesie, maar ook aan een zwakke motoriek, of rugklachten. Wanneer leerling / schoolverlater door een lichamelijke aandoening in het dagelijks leven beperkingen ervaart, is de vraag hoe leerling / schoolverlater met (de behandeling van) de lichamelijke aandoening omgaat (bijvoorbeeld behandeltrouw, medicatie innemen), maar ook hoe omgegaan wordt met de beperkingen, die mogelijk (bijvoorbeeld indien niet gediagnosticeerd) uit die aandoening voortvloeien. Geestelijke gezondheid Deze vraag gaat over de aan- of afwezigheid van psychopathologie en, indien er sprake is van psychopathologie, hoe leerling / schoolverlater daarmee omgaat. De centrale vraag hier is of de persoon last heeft van (symptomen van) een geestelijke stoornis, of gedrag vertoont, dat (mogelijk) te herleiden is tot een stoornis. Denk hierbij o.a. aan ADHD, autisme, een depressieve- bipolaire-, psychotische stoornis, schizofrenie, (posttraumatische) stressstoornis of persoonlijkheidsstoornis. Wanneer sprake is van psychisch lijden, c.q. leerling / schoolverlater in het dagelijks leven beperkingen ervaart, is de vraag hoe leerling / schoolverlater met (de behandeling van) de stoornis omgaat (behandeltrouw), maar ook hoe omgegaan wordt met de beperkingen, die mogelijk (bijvoorbeeld indien niet gediagnosticeerd) uit de stoornis voortvloeien.
2
Stage- en of werkervaring In hoeverre heeft de leerling / schoolverlater stage gelopen, of werkervaring opgedaan in een bestaande functie op assistentenniveau? Denk ook aan het weekendbaantje of de vakantiebaan. Dit kan, zonder enige toelichting, aanleiding zijn, om te veronderstellen, dat leerling / schoolverlater in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. Het is dan van groot belang, om deze stage(s), of werkervaring in het juiste perspectief te plaatsen, positief of negatief. Kennis en vaardigheden Het zonder aanpassing in taken en / of omstandigheden kunnen verrichten van betaald werk, tenminste tegen het voor leerling / schoolverlater geldende wettelijk minimumloon in een functie op assistentenniveau. Met de benodigde kennis en vaardigheden voldoen aan de functie-eisen om het takenpakket uit te kunnen voeren. Werktempo Mee kunnen in het werktempo van collega’s in een vergelijkbare functie op assistentenniveau, zonder dat het afbreuk doet aan kwaliteit en kwantiteit van uit te voeren werkzaamheden. Werknemersvaardigheden Probeer op basis van stage- en / of werkervaring van de leerling / schoolverlater een inschatting te maken, of leerling / schoolverlater over voldoende werknemersvaardigheden beschikt om een functie op assistentenniveau uit te voeren. Wettelijke proeftijd en functioneren In hoeverre heeft leerling / schoolverlater op basis van beschikbare kennis en vaardigheden, méér tijd nodig, om taken en / of omstandigheden, waaronder gewerkt wordt, zich eigen te maken? Referentiekader bij invullen, is een nieuwe werkgever waar de leerling / schoolverlater aan het werk gaat in een functie op assistentenniveau. Wanneer een leerling / schoolverlater langere tijd bij dezelfde werkgever stage heeft gelopen, is dat mogelijk moeilijker in te schatten. Kijk dan terug naar bijvoorbeeld het verloop van de (andere) stages. Maak een sterkte-zwakte-analyse. Toets de ontwikkeling / groei, die leerling / schoolverlater al dan niet heeft doorgemaakt (denk aan werknemersvaardigheden, algemene en beroepsspecifieke competenties). Schat in, hoeveel tijd een nieuwe werkgever nodig heeft, om leerling / schoolverlater in te werken en te begeleiden, zodat naar verwachting een functie op assistentenniveau in totaliteit naar tevredenheid wordt uitgevoerd. Ontbreken noodzaak begeleiding, toezicht en / of controle na twee maanden Op het gewenste (assistenten)niveau mee kunnen draaien als werknemer, zonder dat daar méér dan de gebruikelijke begeleiding, toezicht en / of controle voor nodig is, om zorg te dragen voor continuïteit, kwaliteit of kwantiteit van uit te voeren werkzaamheden.
3
Werknemersvaardigheden Probeer op basis van stage- en / of werkervaring van de leerling / schoolverlater een inschatting te maken, of leerling / schoolverlater over voldoende werknemersvaardigheden beschikt om een functie op assistentenniveau uit te voeren. Denk bijvoorbeeld aan: gevoel voor arbeidsverhoudingen, afspraken nakomen, samenwerken, collegialiteit, doorzettingsvermogen, stressbestendigheid, flexibiliteit en communicatieve vaardigheden. Technische of organisatorische aanpassingen In hoeverre moet werkgever tijdelijk of blijvend iets speciaals doen, om technisch of organisatorisch het werk aan te passen aan de nieuwe werknemer, om zorg te dragen voor continuïteit, kwaliteit of kwantiteit van uit te voeren werkzaamheden? Noodzaak aanpassing taken In hoeverre moet werkgever iets speciaals doen om taken aan te passen aan de nieuwe werknemer, om zorg te dragen voor continuïteit, kwaliteit en kwantiteit van uit te voeren werkzaamheden? Het kan bijvoorbeeld gaan om het 1 voor 1 aanleren van taken, maar ook om het anders structureren van het takenpakket. Noodzaak aanpassing omstandigheden In hoeverre moet werkgever iets speciaals doen, om omstandigheden aan te passen aan de nieuwe werknemer, om zorg te dragen voor continuïteit, kwaliteit of kwantiteit van uit te voeren werkzaamheden? Het kan bijvoorbeeld gaan, om het creëren van een vast aanspreekpunt, of het “uit de wind houden” van leerling / schoolverlater op de momenten, dat overvragen dreigt. Méér dan 1 taak kunnen verrichten UWV zal een takenbestand aanleggen, waar ook een economische waarde aan verbonden kan worden. Met jobcarving, functiecreatie e.d. zal van taken een functie gemaakt moeten kunnen worden, waar een loonwaarde aan verbonden kan worden. Wanneer een leerling / schoolverlater zich die taak / taken eigen kan maken, mag verondersteld worden, dat er op dit punt sprake is van arbeidsvermogen. 1 taak kunnen verrichten, is dan als het ware de ondergrens voor het verondersteld arbeidsvermogen. Leerbaar Theorie (boeken, lesmateriaal, eenvoudige schriftelijke instructies) zich eigen kunnen maken om zelfstandig een taak of taken uit te kunnen voeren. Trainbaar Met gerichte mondelinge opdrachten in de praktijk kennis en vaardigheden zich eigen kunnen maken om zelfstandig een taak of taken uit te kunnen voeren.
4
Inzicht in eigen kunnen In hoeverre onderkent leerling / schoolverlater sterke en minder sterke punten en handelt daar naar, ook in houding en gedrag. Of compenseert minder sterke punten bijvoorbeeld door op tijd hulp te vragen? Zelfvertrouwen Eigenwaarde: beschikt over de kennis en vaardigheden om taken / opdrachten goed uit te voeren. Twijfelt niet aan zichzelf. Kent en benut eigen mogelijkheden om het beoogde of gevraagde resultaat te bereiken.
5
Persoonlijke zelfredzaamheid Het vermogen van de leerling / schoolverlater zelf om zich als persoon zelfstandig te kunnen redden op de gespecificeerde levensdomeinen. Het zelf organiseren, behouden en/of verminderen van professionele hulpverlening wordt gezien als een belangrijk aspect van de zelfredzaamheid. De mate van zelfredzaamheid kan een gevolg zijn van zowel vaardigheden, de persoonlijkheid, als de motivatie tot het voorzien in een eventuele zorgbehoefte (hulpvraag kunnen en durven stellen, openstaan voor begeleiding / behandeling). Invloed sociale omgeving op zelfredzaamheid Het gaat hier binnen de verschillende leefdomeinen om de aan- of afwezigheid van factoren in de sociale omgeving van leerling / schoolverlater zelf, die adequate ondersteuning of begeleiding aan leerling / schoolverlater zelf in de weg kunnen staan. Activiteiten van het Dagelijks Leven In welke mate kan de leerling / schoolverlater zichzelf redden bij het uitvoeren van Activiteiten van het Dagelijks Leven? Het gaat hierbij om basale vaardigheden om voor zichzelf te zorgen (eten, wassen, aankleden, naar toilet gaan) tot meer complexe vaardigheden zoals het organiseren van het huishouden en het zorgen voor anderen (kinderen of anderen waar de persoon voor verantwoordelijk gesteld is). Bij de beoordeling op dit domein worden zelfzorg-vaardigheden onderscheiden van meer complexe ADL-vaardigheden. Het is dan ook van belang dat beide aspecten van de ADL besproken worden (indien van toepassing). Gezinsrelaties Hier gaat het over de relatie tussen leden van het gezin. De centrale vraag hier is hoe alle leden van het gezin met elkaar omgaan. Het domein betreft onder andere de signalering van huiselijk geweld, kindermishandeling en verwaarlozing. Het is daarbij van belang om zowel verbale als non-verbale aanwijzingen te signaleren. Wanneer geen sprake is van misbruik of verwaarlozing kan een huiselijke omgeving bedreigend zijn door negatieve, onderdrukkende interpersoonlijke relaties die leerling / schoolverlater kunnen belemmeren in groei en ontwikkeling. Sociaal netwerk Hier gaat het over het aantal en de kwaliteit van relaties met vrienden, familie en kennissen. Een belangrijke vraag binnen dit domein is of leerling / schoolverlater in staat is voldoende en de juiste personen om zich heen te verzamelen die voor steun en begeleiding in groei en ontwikkeling van leerling / schoolverlater kunnen zorgdragen. De kwaliteit van het sociaal netwerk is van belang omdat een leerling / schoolverlater een heel omvangrijk netwerk kan hebben dat enkel bestaat uit personen waar hij, indien nodig, niet op kan rekenen en/of die een negatieve invloed hebben op het gedrag van leerling / schoolverlater (zgn. ‘foute vrienden’, bijvoorbeeld een drugsnetwerk, of vrienden die crimineel actief zijn). Onder het sociaal netwerk worden ook (niet tot het gezin behorende) familieleden verstaan (bijv. ooms, tantes, opa’s, oma’s die niet met de persoon samen wonen). Omdat de persoon mogelijk niet direct aan dit deel van het sociaal netwerk zal denken, kan expliciet gevraagd worden naar de aanwezigheid van, en de kwaliteit van de relatie met familieleden.
6
Dagbesteding Het gaat hier om de vraag of leerling / schoolverlater in staat en bereid is een bepaalde vorm van dagbesteding voor zichzelf te organiseren of te accepteren. Het kan gaan om werk, een opleiding (startkwalificatie, scholingsproject), of bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Wanneer leerling / schoolverlater hier niet toe in staat is, is het van belang uit te vragen of leerling / schoolverlater door het ontbreken van dagbesteding overlast veroorzaakt in de openbare ruimte (door verveling rondhangen, vernieling, ruzie zoeken e.d.). Maatschappelijke participatie Het gaat hier om de mate waarin leerling / schoolverlater in staat is om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten en organisaties. Het betreft zowel vaardigheden en motivatie om deel te nemen, als de aanwezigheid van bevorderende of belemmerende externe factoren om deel te nemen (bijv. transport, tijd, kinderopvang e.d.). Deelname aan elke vorm van georganiseerde activiteit zoals een sportclub, een vereniging, (school-) comité, kerk en steun- of adviesgroepen wordt als maatschappelijke participatie beschouwd. Bezoek aan café, coffeeshop of andere uitgaansgelegenheden valt niet onder maatschappelijke participatie. Huisvesting Dit domein betreft de stabiliteit en kwaliteit van de woonsituatie van leerling / schoolverlater. Is er sprake van een veilige, toereikende woning waar leerling / schoolverlater voor langere tijd kan verblijven? Kwaliteit van de huisvesting is hier gedefinieerd als huisvesting die veilig is (denk hierbij aan vochtigheid, luchtkwaliteit, gas- en waterleidingen e.d.) en toereikend is (denk hierbij aan woonoppervlakte in relatie tot gezinsomvang, inboedel zoals bed, tafel, stoel e.d.). Onder stabiliteit wordt de verwachte duur van het verblijf in de huidige huisvesting verstaan, het gaat dan om de vraag hoe lang leerling / schoolverlater nog in de huidige woning denkt te kunnen blijven. Autonomie met betrekking tot huisvesting betreft de afhankelijkheid van derden om in veilige en stabiele huisvesting te voorzien, denk hierbij aan aspecten als financiering, onderhoud/ reparaties, of aanschaf/ vervanging van inboedel. Inkomen In hoeverre heeft leerling / schoolverlater genoeg geld om in eigen basisbehoeften te voorzien. Het hebben van voldoende geld om in de basisbehoeften te voorzien is afhankelijk van zowel de inkomsten als de uitgaven van leerling / schoolverlater en de capaciteit om deze geldstromen op elkaar af te stemmen. Beide geldstromen zullen daarom uitgevraagd moeten worden.
7
Verslaving Het gaat hier om eventueel drugs- en alcoholgebruik van leerling / schoolverlater en welke invloed dit heeft op het dagelijks functioneren van leerling / schoolverlater. De (DSM-IV) criteria voor verslaving zijn (samengevat) 1. tolerantie, 2. onthoudingsverschijnselen, 3. grote hoeveelheden – lange tijd, 4. ‘craving’, 5. veel tijd besteden aan bemachtigen/ gebruik/ herstel, 6. opgeven van belangrijke sociale/ beroepsmatige bezigheden, 7. doorgaan met gebruik ondanks kennis van negatieve fysieke of psychische gevolgen. Een belangrijke vraag met betrekking tot dit domein is of en hoeveel problemen leerling / schoolverlater ondervindt met sociale, werk gerelateerde, of fysieke activiteiten ten gevolge van het alcohol-/ druggebruik (oftewel ‘Is de persoon in staat zijn middelengebruik te controleren?’). Wanneer leerling / schoolverlater in behandeling is voor die verslaving weegt ook de behandeltrouw mee in de beoordeling op dit domein. Justitie Centrale vraag binnen dit domein is of leerling /schoolverlater op dit moment of in het (recente) verleden in aanraking is gekomen met politie en justitie. Wanneer leerling / schoolverlater op dit moment zaken bij justitie heeft lopen zou dat mogelijk een eventueel zorg-, huisvesting- of dagbestedingstraject in de weg kunnen zitten. Het hebben van een strafblad zou mogelijk invloed kunnen hebben op de arbeidstoeleiding. In veel gevallen zullen eerst justitiële zaken moeten worden gesloten voordat andere trajecten kunnen worden gestart. Professionele begeleiding of behandeling Aanvullend op de beschreven domeinen wordt hier concreet gevraagd naar al dan niet in gang gezette (procedures voor) professionele begeleiding/behandeling t.a.v. leefdomein(en), ziekte, gebrek, of aandoening.
8
Inzet externe dienstverlening In hoeverre kan leerling / schoolverlater vervolgstap maken, zonder externe expertise, of inzet van dienstverlening vanuit werkgeversservicepunt / sociaal team / gemeente? Bij de score bespreekpunt of knelpunt kan gedacht worden aan ondersteuning bij plaatsing (omzetten in betaald dienstverband) leerling op stageplek, soms met inzet van jobcoaching (begeleiding op de werkplek), of loonkostensubsidies. Het zou in het laatste schooljaar ook kunnen gaan om deelname van leerlingen aan projecten, die gemeente, UWV, of re-integratiebedrijf hebben opgezet. Een leerling met wie de school is vastgelopen in het traject van school naar werk zou op deze manier ook voorgelegd en besproken kunnen worden in het netwerkoverleg met gemeente / UWV / reintegratiebedrijf. Inschatting huidig arbeidsvermogen volgens school Los van het al dan niet door willen en kunnen leren, wordt hier gevraagd naar wat op dit moment in theorie haalbaar wordt geacht voor leerling / schoolverlater: Los van het al dan niet door willen en kunnen leren, wordt hier gevraagd naar wat op dit moment in theorie haalbaar wordt geacht voor leerling / schoolverlater: belevingsgerichte dagbesteding, Wajong aanvragen, geen ontwikkelpotentieel arbeidsvermogen (arbeidsmatige) dagbesteding, soms ontwikkelpotentieel arbeidsvermogen beschut werk, na doelgroepbepaling in dienst treden bij gemeente, duurzaam geen WML loonkostensubsidie garantiebaan / baanafspraak, in de regel langdurig geen WML, inzet loonkostensubsidie soms ook jobcoach regulier werk, met (werknemers)voorziening(en), soms kortdurend inzet loonkostensubsidie, soms ook jobcoach, of werkplekaanpassing regulier werk, zonder inzet instrumenten vanuit Participatiewet (toolbox gemeenten).
Visie leerling / schoolverlater inschatting van het arbeidsvermogen door school. Zie antwoord school op inschatting huidig arbeidsvermogen. Ontwikkeling arbeidsvermogen Wat wordt komend jaar haalbaar geacht t.a.v. de ontwikkeling van het arbeidsvermogen? Welke groei, ook sociaal / emotioneel, kan leerling / schoolverlater mogelijk nog doormaken? Ook voor de groep, die doorleert of door wil leren wordt gevraagd, hoe daar tegenaan gekeken wordt door school en leerling / schoolverlater zelf. Visie leerling / schoolverlater inschatting van ontwikkeling arbeidsvermogen door school. Zie antwoord school op ontwikkelng van het arbeidsvermogen. Inzetbaarheid / beschikbaarheid Het gaat hier om de praktische inzetbaarheid / beschikbaarheid. Mocht sprake zijn van verminderde inzetbaarheid / beschikbaarheid zal onderzocht en besproken moeten worden, welke (medische) redenen daaraan ten grondslag liggen.
9
Uitstroommogelijkheden beroepsrichting volgens school Aan school zelf wordt eerst gevraagd om op basis van motivatie, houding, gedrag en competenties van leerling / schoolverlater zelf, aan te geven binnen welk werkgebied de slagingskans het grootst is om een passende betaalde baan te vinden. Bij de volgende drie vragen kan de leerling / schoolverlater zelf aangeven waar eigen voorkeur naar uit gaat. Eerste voorkeur beroepsrichting leerling / schoolverlater Hier kan als het ware plan B aangegeven worden: stel dat het niet lukt in beroepsrichting x, wat zou dan een alternatief kunnen zijn. Ook hier graag onderscheid maken in de visie van school en de visie van leerling / schoolverlater zelf. Tweede voorkeur beroepsrichting leerling / schoolverlater Is er een alternatief, wanneer het niet lukt, of de kans klein is, om aan het werk te komen op basis van de eerste voorkeur, die leerling / schoolverlater heeft aangegeven? Derde voorkeur beroepsrichting leerling / schoolverlater Mochten eerste en tweede voorkeur geen resultaat opleveren, is er dan nog een andere beroepsrichting, waar leerling / schoolverlater belangstelling voor heeft en / of mogelijkheden ziet? Beroepen waar school aan denkt: Concrete, eventueel aangepaste functies die hier genoemd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld functies waarin de leerling / schoolverlater succesvol stage heeft gelopen. Beroepen waar leerling / schoolverlater zelf aan denkt: Concrete, eventueel aangepaste functies die hier genoemd kunnen worden, zijn bijvoorbeeld functies waarin de leerling / schoolverlater succesvol stage heeft gelopen. Taken of werkzaamheden waar school aan denkt: Concrete taken binnen functies kunnen hier genoemd worden. Waar denkt school aan? Wat gaat hem / haar goed af? Wat vindt hij / zij leuk om te doen? Taken of werkzaamheden waar leerling / schoolverlater zelf aan denkt: Concrete taken binnen functies kunnen hier genoemd worden. Waar denkt leerling / schoolverlater zelf aan? Wat gaat hem / haar goed af? Wat vindt hij / zij leuk om te doen? Visie school op mogelijk in te zetten ondersteuning Wanneer aansluitend op de schoolperiode vervolgonderwijs, werk of dagbesteding nog niet gerealiseerd is, kan hier aangegeven worden, welke vervolgstap(pen) nodig zijn, om de gewenste uitstroombestemming alsnog te realiseren. Toegevoegde bijlages Hier graag vermelden, welke bijlages zullen worden toegevoegd aan dit formulier ter onderbouwing of verduidelijking van de aangegeven bespreek- en / of knelpunten. 10