INHOUDSOPGAVE
Pagina
INLEIDING
2
1. REGIOSCHETS Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing (Potentiële) beroepsbevolking Werkgelegenheid
3 3 4 6
2. SECTORSCHETS Werkgelegenheidsstructuur Contractomvang: relatief veel kleine banen Instroom in het onderwijs Opleidingslocaties Deelnemers Kans op stage Gediplomeerden Onderwijs- en sectorrendement Pendel
7 7 9 10 11 12 12 13 13 15
3. TOEKOMST ARBEIDSMARKT ZORG EN WJK Onzekerheden en interpretatie prognoses Uitbreidingsvraag naar VOV-personeel Vervangingsvraag en wervingsbehoefte VOV-personeel Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie Confrontatie vraag en aanbod (kwantitatief) Confrontatie vraag en aanbod (kwalitatief)
17 17 17 20 21 22 24
CONCLUSIES EN AANDACHTSPUNTEN
26
BIJLAGE 1: BRONNEN EN DEFINITIES
27
1
INLEIDING Utrecht Zorg De arbeidsmarkt in de sector zorg en WJK 1 is sterk regionaal bepaald. De regionale werkgeversorganisaties, met hun lokale kennis, zijn dan ook onmisbaar. Utrecht Zorg is het werkgeversverband van de regio Utrecht e.o.. Utrecht Zorg werkt samen met partners – zoals zorg- en welzijnsorganisaties en het beroepsonderwijs – om de arbeidsmarkt voor zorg en welzijn zo goed mogelijk te laten functioneren. Regioportret arbeidsmarkt zorg en welzijn Om te komen tot regionaal beleid is betrouwbare informatie over de ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt in zorg en WJK onmisbaar. Betrouwbare arbeidsmarktinformatie is bijvoorbeeld van belang voor de personeelsplanning en personeelsvoorziening van zorg- en welzijnsorganisaties. Met cijfers die het nodige zeggen over het heden en de middellange termijn, kunnen partijen de juiste acties ondernemen op het gebied van personeelsvoorziening en onderwijs. Dit rapport brengt de arbeidsmarktknelpunten, onderwijsknelpunten en knelpunten in de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de sector zorg en WJK in kaart. Dit geeft aan de betrokken partijen handvatten om proactief beleid te voeren, op provinciaal en subregionaal niveau. Voorliggend rapport heeft betrekking op de regio Utrecht e.o. en omvat de volgende gemeenten: Scherpenzeel, De Bilt, Bunnik, Eemnes, Houten, Lopik, Montfoort, Renswoude, Rhenen, Utrecht, Veenendaal, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein, Zeist, Nieuwegein, Oudewater, Vianen, Woerde, De Ronde Venen, Utrechtse Heuvelrug en Stichtse Vecht. Het rapport bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Regioschets Wat is de regionale context waarbinnen de ontwikkeling op de Utrechtse arbeidsmarkt voor zorg en WJK zich afspeelt? 2. Sectorschets Hoe ziet de sector zorg en WJK in Utrecht e.o. er op dit moment uit? 3. Toekomst arbeidsmarkt zorg en WJK Hoe gaat de sector zorg en WJK in Utrecht e.o. zich de komende jaren ontwikkelen? Bij de beantwoording van deze vragen gaat de aandacht uit naar ontwikkelingen in de vraag naar en het aanbod van personeel afkomstig uit het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. De focus binnen het rapport ligt op het verpleegkundig, (sociaal)agogisch en verzorgend personeel ook wel VOV-personeel genoemd2.
1
2
Tot de zorg behoren de branches ziekenhuizen, GGZ, overige zorg, gehandicaptenzorg en VVT (verpleging, verzorging, thuiszorg). Tot WJK behoren de branches welzijn & maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang. Voorheen werd (sociaal-)agogisch aangeduid met opvoedkundig, vandaar de (nog altijd gebruikelijke) afkorting VOV.
2
1. REGIOSCHETS De regionale arbeidsmarkt is zeer divers. Iedere regio heeft zijn eigen, typische kenmerken. Aan de aanbodkant kan gedacht worden aan verschillen in de kenmerken en de ontwikkeling van de beroepsbevolking. Aan de vraagzijde zijn er verschillen in bijvoorbeeld de sectorale samenstelling. Vanwege deze verschillen is het belangrijk om de arbeidsmarkt op regionaal niveau te monitoren. Dit hoofdstuk schetst de arbeidsmarkt in de regio Utrecht e.o.. Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing Figuur 1.1 toont de bevolkingspiramide voor Utrecht e.o.. Te zien is het aantal mannen en vrouwen naar leeftijdscategorieën in 2013 en 2025. Opvallend is dat de bevolking vrijwel niet ontgroent, maar wel sterk vergrijst. Met andere woorden, het aantal jongeren blijft redelijk constant, terwijl het aantal ouderen toeneemt. Deze ontwikkeling is zichtbaar in figuur 1.1: het aantal 5-19-jarigen blijft redelijk constant tot 2025, terwijl het aantal 60-plussers veelal toeneemt. Deze verandering in de leeftijdssamenstelling kan ook worden uitgedrukt met behulp van de indicatoren groene en grijze druk. De groene druk is de verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. De grijze druk is de verhouding tussen het aantal 65plussers en het aantal 20- tot 65-jarigen. In 2013 is de groene druk 39,4%. In 2025 blijft dit 39,4%. De grijze druk laat echter een sterke stijging zien. In 2013 is de grijze druk 23,9%, tegenover 32,2% in 2025. de bevolking als geheel in Utrecht e.o. stijgt de komende jaren. In 2013 heeft Utrecht e.o. 985.965 inwoners, in 2025 zijn dat er 1.050.065. Wat betekent dit voor het onderwijs en de arbeidsmarkt? Door het verwachte stabiele aantal jongeren voor 2025 zal de instroom in de VOVopleidingen op termijn niet toenemen - mits het studiekeuzegedrag van jongeren niet verandert. Hierdoor zal ook de instroom vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt in de toekomst niet toenemen, terwijl het aantal ouderen dat met pensioen gaat juist groeit als gevolg van de vergrijzing. Figuur 1.1 Samenstelling bevolking naar leeftijd en geslacht, Utrecht e.o., 2013 en 2025
Leeftijden
95 e.o. 90-94 85-89 80-84 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 40.000 32.500 25.000 17.500 10.000
2.500
Bron: CBS, PBL, bewerking Etil
3
5.000
12.500 20.000 27.500 35.000
(Potentiële) Beroepsbevolking Alle mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar vormen de potentiële beroepsbevolking. De potentiële beroepsbevolking kan verdeeld worden in de volgende groepen: - De werkzame beroepsbevolking bestaat uit alle 15 tot 65-jarigen die werk hebben voor twaalf uur of meer per week . Daarnaast heeft een deel geen werk van twaalf uur of meer per week maar is daar wel actief naar op zoek (werkloze beroepsbevolking). - De mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar die geen twaalf uur of meer per week werken en ook niet actief op zoek zijn naar dergelijk werk, vormen de nietberoepsbevolking (bijvoorbeeld nuggers). - Van de niet-beroepsbevolking wil een deel wel 12 uur of meer per week werken. Een ander deel wil, kan of hoeft dat niet om uiteenlopende redenen (zoals ziekte, opleiding/studie, VUT, andere inkomsten en zorgtaken). Figuur 1.2 geeft de samenstelling van de potentiële beroepsbevolking van Utrecht e.o. in 2012 weer. Figuur 1.2 Samenstelling potentiële beroepsbevolking in Utrecht e.o. naar categorie, 2012 Potentiële beroepsbevolking 661.400 personen Beroepsbevolking (heeft/zoekt werk > 12u pw) 482.800 personen
Werkzame beroepsbevolking (heeft werk >= 12u pw) 454.700 personen
Werkloze beroepsbevolking (zoekt werk >= 12u pw) 28.100 personen
Wil >= 12u pw werken 23.800 personen
Nietberoepsbevolking 178.600 personen
Wil of kan niet >= 12u pw werken 154.800 personen
Reden: Opleiding/studie (45%) Ziekte/AO (22%) Vut (12%) Zorgtaken (12%) Anders (10%)
Bron: CBS
In 2012 waren er in potentie 661.400 mensen beschikbaar voor de arbeidsmarkt in Utrecht e.o.. Daarvan hebben 482.800 mensen een baan van minimaal 12 uur per week, of zijn op zoek hiernaar. Ongeveer 50.000 mensen vormen de arbeidsreserve op de arbeidsmarkt in Utrecht e.o.: deze mensen willen 12 uur of meer per week werken. Van deze groep zijn 28.100 personen actief op zoek naar een baan en op korte termijn beschikbaar. 4
Figuur 1.3 toont dat de stabiliteit van het aantal 15- tot 65-jarigen in Utrecht e.o. ervoor heeft gezorgd dat de potentiële beroepsbevolking sinds 1998 vrijwel niet is gedaald.
78,0% 76,0%
2,0%
74,0%
1,5%
72,0%
1,0%
70,0% 68,0%
0,5%
66,0%
0,0%
64,0%
-0,5%
62,0%
Arbeidsparticipatie
2,5%
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Procentuele ontwikkeling pot. ber. bevolking en ber. bevolking
Figuur 1.3 Ontwikkeling potentiële beroepsbevolking, beroepsbevolking en arbeidsparticipatie, Utrecht e.o., 1998-2020
Potentiële beroepsbevolking
Beroepsbevolking
Arbeidsparticipatie
Bron: CBS, bewerking en prognose Etil
De potentiële beroepsbevolking stabiliseert… Jaarlijks komen er dus meer personen bij de potentiële beroepsbevolking dan er uittreden. Alleen in 2012-2014 wordt een zeer beperkte daling van de potentiële beroepsbevolking verwacht. Na 2014 zet een hele lichte stijging door. Naar verwachting zal de potentiële beroepsbevolking dus langzaam blijven stijgen de komende jaren. In 2020 stijgt de potentiële beroepsbevolking tot 663.560 personen, vergeleken met 661.430 personen in 2012. De arbeidsparticipatie stijgt ook… De arbeidsparticipatie bepaalt de omvang van de beroepsbevolking. Deze geeft de verhouding weer tussen de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking en de potentiële beroepsbevolking. Sinds de jaren negentig neemt de arbeidsparticipatie in Utrecht e.o. over het algemeen toe, met name door een stijging van de arbeidsparticipatie onder ouderen en vrouwen. In 2000 participeerde nog 57% van de vrouwen, in 2012 was dit gestegen tot 67% en in 2020 stijgt dit naar verwachting tot 71%. De totale verwachte arbeidsparticipatie in 2020 is 76%, tegenover 73% in 2012. …waardoor de beroepsbevolking toeneemt De beroepsbevolking laat over het algemeen een toename zien in de periode 1998-2013. In 2009 tot 2011 werd de stijging minder sterk. In 2012 telt de beroepsbevolking 482.820 personen. De jaren daarna neemt de beroepsbevolking nog toe, als gevolg van de stijgende arbeidsparticipatie. In 2020 bestaat de beroepsbevolking uit ongeveer 504.590 personen.
5
Werkgelegenheid Aandeel sector zorg en WJK in totale economie stijgt Als gevolg van de economische crisis is de totale werkgelegenheid in de regio Utrecht e.o. gedurende de periode 2008-2012 met ongeveer 0,3% afgenomen. De werkgelegenheid in de sector zorg en WJK en overheid en onderwijs is daarentegen relatief sterk toegenomen. Omdat de werkgelegenheidsontwikkeling in de overige sectoren de laatste jaren daalde, is het werkgelegenheidsaandeel van deze twee sectoren in de totale economie in omvang gegroeid. Figuur 1.4 geeft de verdeling weer van de totale werkgelegenheid naar sector in 2008 en 2012. Het aandeel van de sector zorg en WJK blijkt in 2012 te zijn gestegen tot 19%, vergeleken met 16% in 2008. De sector zorg en WJK is daarmee de grootste sector binnen de Utrechtse economie. Andere belangrijke sectoren binnen de regio Utrecht e.o. zijn dus overheid en onderwijs (18%) en handel en reparatie (15%). Figuur 1.4 Verdeling totale aantal arbeidsplaatsen naar sector, Utrecht e.o., 2008 en 2012 1%
16%
4%
1%
Landbouw en visserij
4%
5%
19%
5%
Horeca
4% 5%
5%
8%
8%
17%
Bouw
5%
Bank- en verzekeringswezen Overige diensten Industrie
18% 10%
11%
Transport en communicatie Zakelijke dienstverlening
15%
13%
15%
11%
Handel en reparatie Overheid en onderwijs Zorg en welzijn
Bron: LISA, bewerking Etil
Vooruitzichten voor de korte termijn blijven negatief Voor de korte termijn, 2013 en 2014, gaat Etil uit van een verdere afname van de totale werkgelegenheid. Volgens de prognoses van het Centraal Plan Bureau krimpt de Nederlandse economie dit jaar met 1,25%. Minder economische activiteiten leiden in de regel tot minder vraag naar arbeid. In 2014 is naar verwachting sprake van een licht herstel en neemt de economische groei met 0,75% toe. Ondanks dit economische herstel neemt de werkgelegenheid in Nederland en Utrecht e.o. verder af. De reden hiervoor is dat werkgevers op dit moment nog ruim in hun personeel zitten. Voor de periode 20152018 verwacht Etil weer een beperkte werkgelegenheidsgroei in de regio Utrecht e.o.. Aandeel zelfstandigen in zorg en WJK neemt toe Het aandeel zelfstandigen binnen de sector zorg en WJK lag in Utrecht e.o. in 2010 op 4,9 % (ofwel 4.290 personen). In 2006 was dit aandeel nog 4,0%. Het aandeel ligt in Utrecht e.o. iets hoger dan het landelijk aandeel van 4,4%. Het is de verwachting dat dit aandeel de komende jaren verder zal toenemen als gevolg van een grote vraag naar flexibel inzetbare vakmensen in de sector zorg en WJK. Het helpt daarbij dat de regels van de overheid en belastingdienst voor het werken als zelfstandige in de zorg in 2012 eenvoudiger zijn gemaakt. Daarbij speelt nog wel een discussie over het al dan niet af moeten dragen van btw.
6
2. SECTORSCHETS In elke regio heeft de sector zorg en WJK een andere structuur, waardoor ontwikkelingen in de nabije toekomst net weer anders uitwerken. Dit hoofdstuk schetst een beeld van de sector zorg en WJK in de regio, verdeeld over branches en kwalificaties, door te kijken naar werkgelegenheid, onderwijs en pendelstromen. Werkgelegenheidsstructuur Naar branche In tabel 2.1 is het aantal werknemers en hun kenmerken per branche weergegeven. Te zien is dat de sector zorg en WJK in 2012 in Utrecht e.o. 81.990 werknemers kent. De meeste werknemers werken in de ziekenhuizen (24,3%), gevolgd door verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT), overige zorg en gehandicaptenzorg. In de branche jeugdzorg en welzijn en maatschappelijke dienstverlening (WMD) werken de minste mensen. Een aandachtspunt hierbij is dat de traditionele indeling naar branches als gevolg van branchevervaging aan het verdwijnen is. De geplande hervormingen versterken dit. Tabel 2.1 Werknemers in de sector zorg en WJK naar branche, Utrecht e.o., 2012*
Branches Ziekenhuizen GGZ
Aantal werknemers Deeltijd 2012 factor
Gemiddelde leeftijd
Aandeel 55+
Aandeel 35-
Aandeel Aandeel vrouwen allochtonen
19.940
0,78
39,9
14%
38%
76%
16%
6.650
0,82
40,1
15%
38%
71%
16%
Gehandicaptenzorg
10.380
0,75
39,8
15%
39%
80%
11%
VVT
19.480
0,64
42,1
20%
30%
90%
17%
Zorg overig
10.500
0,75
41,1
14%
33%
74%
15%
Jeugdzorg
1.690
0,83
37,8
11%
46%
78%
19%
Kinderopvang
7.790
0,67
32,2
5%
66%
95%
17%
0,77
41,7
17%
32%
73%
22%
0,73
39,9
15%
38%
80%
16%
0,81
39,4
14%
38%
46%
18%
0,71
40,8
16%
34%
84%
15%
0,80 39,5 15% 37% is gebruik gemaakt van gegevens over 2010.
47%
18%
WMD 5.550 Totaal zorg en WJK Utrecht e.o. 81.990 Totaal alle sectoren Utrecht e.o. 494.010 Totaal zorg en WJK Nederland 1.267.210 Totaal alle sectoren Nederland 7.332.890 * Voor de kenmerken van werknemers Bron: CBS, PGGM, bewerking Etil
In de sector zorg en WJK werken veel werknemers in deeltijd. In Utrecht e.o. ligt de deeltijdfactor op 0,73 fte; in heel Nederland op 0,71 fte. De hogere gemiddelde deeltijdfactor wordt verklaard doordat het werkgelegenheidsaandeel VVT in Utrecht e.o. kleiner is dan landelijk en juist deze branche veel kleine deeltijdbanen kent. Vergeleken met alle sectoren in Utrecht e.o. ligt de deeltijdfactor in de sector zorg en WJK wel lager. Van alle werknemers in de sector zorg en WJK in Utrecht e.o. is 80% vrouw. De percentages verschillen echter per branche. In de kinderopvang is 95% van de 7
werknemers vrouw terwijl dit in de GGZ ’slechts’ 71% is. Gemiddeld zijn de werknemers 39,9 jaar oud. In de VVT is men gemiddeld het oudst (42,1 jaar) en in de kinderopvang het jongst (32,2 jaar). Verder is 16% van alle werknemers in de zorg en WJK in Utrecht e.o. allochtoon. Naar VOV-kwalificatie Niet alle werknemers in de zorg en WJK werken in VOV-functies. In Utrecht e.o. werken in 2012 naar schatting zo’n 47.620 werknemers in zogenaamde VOV-functies (58,1% van het totale aantal werknemers in de sector), tabel 2.2. Verdeeld naar branche, is het aandeel VOV-personeel het grootst in de VVT (73%), gevolgd door de gehandicaptenzorg (71%), kinderopvang (70%). In de branche ziekenhuizen en overige zorg ligt het aandeel VOV-personeel relatief laag met 40% en 41%. Verdeeld naar kwalificatie werken de meeste mensen in de regio Utrecht e.o. als verpleegkundige (4) en verzorgende (3) in de sector zorg en WJK. De kwalificaties sociaal-cultureel werker (4), sociaal-maatschappelijke dienstverlening (4) en culturele en maatschappelijke Vorming (5) hebben de kleinste aantallen werknemers. Tabel 2.2 Aantal werknemers (VOV-kwalificatie) in zorg en WJK naar kwalificatie, Utrecht e.o., 2012
Kwalificatie
Werknemers 2012
Zorghulp (1)
2.550
Helpende zorg en welzijn (2)
1.670
Verzorgend (3)
9.830
Verpleegkundige (4)
10.240
Verpleegkundige (5)
3.920
Sociaal-cultureel Werker (4)
210
Sociaal-pedagogisch hulpverlening (4)
6.290
Sociaal-pedagogische hulpverlening (3)
2.000
Sociaal-maatschappelijk dienstverlening (4)
230
Pedagogiek (5)
1.660
Sociaal-pedagogische hulpverlening (5)
6.050
Maatschappelijk werk en dienstverlening (5)
2.290
Culturele en Maatschappelijke Vorming (5)
690
Totaal VOV-personeel
47.620
Totaal zorg en WJK
81.980
Bron: CBS, PGGM, Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
Verdeling inzet personeel naar directe en indirecte werkzaamheden Wat betreft de inhoud van de functie is in figuur 2.1 te zien dat ongeveer 58% van de werknemers in de sector zorg en WJK in de regio Utrecht e.o. behoort tot het verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel. De resterende 42% van werknemers heeft een niet VOV-functie, bijvoorbeeld in management, facilitair, hotelfuncties of overige cliëntgebonden functies. 8
Inzicht in de samenstelling en omvang van het niet-VOV-personeel wordt steeds belangrijker, aangezien eventuele bezuinigingen door zorg- en WJK-organisaties in het niet-VOV-deel de noodzaak om op het VOV-personeel te bezuinigen minder noodzakelijk maken. Figuur 2.1 Verdeling werkgelegenheid zorg en WJK naar directe en indirecte werkzaamheden, regio Utrecht e.o., 2012 3%
VOV-personeel
3%
8%
Onderzoek/academisch patientgebonden Management/staf
6% 5%
Administratief
58%
16%
Facilitair Hotelfuncties Overig
Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
Contractomvang: relatief veel kleine banen Tabel 2.1 liet reeds zien dat veel werknemers in de zorg en WJK in deeltijd werken. In aanvulling daarop kan gekeken worden naar de contractomvang in de sector. Zo is op basis van landelijke kengetallen bekend dat 23% van de werknemers in de zorg en WJK een contract heeft van 36 uur of meer. 29% heeft een contract van 28 tot 36 uur, 30% werkt 20 tot 28 uur per week, terwijl 14% een contract heeft van 12 tot 20 uur. Tot slot heeft 4% van de werknemers een contract tot 12 uur per week. De sector als geheel kent daarmee relatief veel kleine banen. Verdeeld naar branche zijn er echter relatief grote verschillen waarneembaar (figuur 2.2). Figuur 2.2 Contractomvang in uren per week naar branche, 2012, Nederland 100% 80%
44%
28%
22% 24%
60%
15% 34%
7%
13%
11%
15%
30%
20% 0%
28%
35%
20%
24%
7% 1%
6% 1%
tot 12 uur
15% 4%
34% 14% 3%
12 tot 20 uur
30%
36%
41% 40%
20%
41%
32%
12%
6%
20 tot 28 uur
Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
9
21%
19%
7%
7% 2%
28 tot 36 uur
23%
36%
29%
28%
30%
12% 5%
14% 4%
42%
30% 20%
19%
36 uur of meer
Instroom in het onderwijs Van de totale instroom in het MBO in Utrecht e.o. stroomt jaarlijks ruim 30% van de leerlingen in een zorg en WJK-opleiding in (figuur 2.3). Het grootste deel stroomt in een VOV-opleiding zorg (ruim 11% in 2011). Zowel het aandeel dat een VOV-opleiding welzijn gaat volgen, als het aandeel dat een overige zorg- en welzijnsopleiding gaat volgen, bedraagt bijna 10%. Opvallend is de ontwikkeling van de instroom in 2010; in dit jaar lag de instroom in de VOV-kwalificaties hoger dan in de periode 2006-2009 en in 2011. Mogelijke verklaring voor deze instroomontwikkeling is de economische crisis, waardoor (tijdelijk) meer leerlingen voor een VOV-opleiding in de zorg en WJK kozen vanwege de goede baanperspectieven in de gezondheidssector die er toen waren. Figuur 2.3 Ontwikkeling instroom zorg- en welzijnsopleidingen in het MBO ten opzichte van totale instroom in het MBO (2006-2011), Utrecht e.o.
2011
11,4%
2010
9,6%
12,6%
9,8%
9,6%
8,5%
2009
11,5%
8,9%
9,5%
2008
11,3%
9,1%
9,3%
2007
11,0%
2006
10,8% 0%
5%
9,0%
9,5%
8,4% 10%
11,3%
15%
20%
25%
30%
35%
Aandeel VOV-zorgopleidingen Aandeel VOV-welzijnsopleidingen Aandeel overige zorg- en welzijnsopleidingen Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking Etil
Figuur 2.4 toont de instroom van leerlingen en studenten in de VOV-opleidingen zorg en WJK voor de periode 2006-2012. De totale instroom is in de periode 2010-2012 afgenomen. Wel is er sprake van verschillen tussen de diverse opleidingsvormen. Zo is het aandeel BOL de afgelopen jaren groter geworden, ten koste van het aandeel BBL. Het aantal leerlingen dat een HBO-opleiding volgt is redelijk stabiel gebleven.
10
Figuur 2.4 Ontwikkeling instroom in VOV-opleidingen zorg en WJK naar leerweg, Utrecht e.o., 20062012
3.800 3.700 3.600
100% 31%
31%
31%
31%
29%
30%
30%
17%
22%
25%
27%
28%
23%
23%
80%
3.500 3.400 3.300 3.200 3.100 3.000
60% 40%
51%
47%
44%
43%
44%
48%
47%
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
20%
2.900 2.800
0% MBO - BOL
MBO - BBL
HBO
Totaal
Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking en prognoses Etil
Opleidingslocaties De belangrijkste opleidingslocaties in de regio Utrecht e.o. worden weergegeven middels de procentuele verdeling van het aantal deelnemers naar woonplaats per locatie (figuur 2.5)3. Het gaat hierbij om deelnemers aan opleidingen in zorg en WJK. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt wat de belangrijkste opleidingslocaties zijn voor de regio Utrecht e.o.. Te zien is dat het ROC Midden Nederland Utrecht de instelling is met verreweg het grootste aantal leerlingen: maar liefst de helft van de deelnemers volgt hier een opleiding. Figuur 2.5 Verdeling deelnemers aan opleidingen in zorg en WJK in Utrecht e.o. naar locatie in het schooljaar 2012/2013
Hoornbeeck College Amersfoort
7%
5%
6%
ID College Gouda
5%
13%
MBO Amersfoort Amersfoort
9%
4%
ROC A12 Ede gld ROC Midden Nederland Utrecht ROC van Amsterdam Amsterdam zuidoost St. Interconf. Regio Utrecht Utrecht
50%
Overig Bron: Calibris, bewerking Etil
3
De gegevens hebben betrekking op de totale vestiging van het ROC en zijn momenteel nog niet beschikbaar voor op het niveau van nevenvestigingen.
11
Deelnemers Op 1 oktober 2011 staan ruim 25.000 MBO-leerlingen en meer dan 25.000 HBOleerlingen ingeschreven bij de verschillende onderwijsinstellingen in Utrecht e.o.. De samenstelling van de MBO- en HBO-populatie staat weergegeven in figuur 2.6. Het aantal MBO-deelnemers in de zorg en WJK-opleidingen die opleiden tot een VOVkwalificatie, bedraagt in 2011 ruim 5.000 deelnemers (aandeel van 21%). Van deze deelnemers volgen ruim 3.500 personen het BOL-traject (14%) en ruim 1.500 personen het BBL-traject (7%). Het aantal HBO-deelnemers in de zorg en WJK-opleidingen bedraagt in 2011 ruim 3.000 personen; de opleidingen hebben daarmee een aandeel van 12% in de totale HBO-populatie. Figuur 2.6 Samenstelling MBO- en HBO-deelnemers in de VOV-opleidingen in Utrecht e.o. in het schooljaar 2011/2012 MBO-deelnemers 2011
HBO-deelnemers 2011
3.290 12%
3.550 14% 1.660 7%
Z&W BOL
Z&W HBO
Z&W BBL
Overig HBO
Overig MBO 23.310 88%
20.030 79%
Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking Etil
Kans op stage
12
Gediplomeerden In tabel 2.3 wordt het aantal gediplomeerden voor alle VOV-opleidingen, en voor het MBO naar leerweg, weergegeven 4 . In het schooljaar 2012/2013 bedraagt het aantal VOV-gediplomeerden in het MBO en het HBO respectievelijk 1.590 en 700. Totaal zijn er dus 2.290 gediplomeerden in VOV-opleidingen van de sector zorg en WJK. Bij de MBOgediplomeerden heeft 46% de leerweg BOL gevolgd en 44% de leerweg BBL. De overige 10% bestaat uit extraneï. Extraneï zijn studenten die alleen ingeschreven staan als examendeelnemer en dus geen lessen volgen van de betreffende opleiding. Tabel 2.3 Verwachte aantal gediplomeerden in de VOV-opleidingen zorg en WJK in Utrecht e.o. in het schooljaar 2012/2013 Kwalificaties
Aantal 2012
Zorghulp (niveau 1)
Aandeel BOL
Aandeel BBL Aandeel extraneï
60
1
0
0
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
380
63%
28%
10%
Verzorgende (niveau 3)
210
16%
77%
6%
Verpleegkundige (niveau 4)
210
27%
73%
0%
Verpleegkundige (niveau 5)
180 30
92%
8%
0%
Sociaal pedagogisch werker (niveau 4)
230
54%
30%
16%
Pedagogisch werker (niveau 4)
130
73%
19%
8%
Oud agogisch (niveau 4)
30
28%
39%
33%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4)
70
34%
46%
21%
Sociaal pedagogisch werker (niveau 3)
420
39%
46%
16%
Pedagogisch werker (niveau 3)
350
41%
48%
11%
Oud agogisch (niveau 3)
30
17%
16%
67%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3)
40
34%
42%
24%
Sociaal dienstverlener (niveau 4)
50
92%
5%
3%
46%
44%
10%
Sociaal cultureel werker (niveau 4)
Pedagogiek (niveau 5)
130
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
140
Maatschappelijke dienstverlening (niveau 5)
150
Cultureel maatschappelijke vorming (niveau 5)
90
Totaal zorg en WJK
2.290
Totaal zorg en WJK MBO
1.590
Totaal zorg en WJK HBO Bron: CBS Onderwijsstatistieken, raming Etil
700
Niet alle VOV-gediplomeerden gaan werken in de zorg en WJK. Een deel kiest voor een vervolgopleiding en gaat mogelijk pas later in de zorg en WJK werken. Dit geldt met name voor de lagere niveaus. Een ander deel gaat werken in een andere sector of wordt inactief. Hoeveel VOV-gediplomeerden uiteindelijk kiezen voor een baan in de sector zorg en WJK wordt uitgedrukt in het sectorrendement. Het sectorrendement wordt toegelicht in de volgende paragraaf, samen met het onderwijsrendement. Onderwijs- en sectorrendement Het aantal leerlingen dat vanuit het onderwijs instroomt op de arbeidsmarkt van de sector zorg en WJK, is afhankelijk van het onderwijs- en sectorrendement van de VOVopleidingen. Het onderwijsrendement is de mate waarin studenten na instroom een diploma halen. Het sectorrendement is het percentage gediplomeerden van een VOV4
Het aantal gediplomeerden in VOV-opleidingen zorg en WJK is geprognosticeerd voor het schooljaar 2012/2013.
13
opleiding dat een jaar na diplomering werkzaam is in de sector zorg en WJK. Het regionale sectorrendement wordt bepaald op basis van de woonregio van de gediplomeerde. Door het onderwijsrendement te vermenigvuldigen met het sectorrendement ontstaat een gecombineerd rendement dat aangeeft in welke mate leerlingen die in een VOV-opleiding instromen, later op de arbeidsmarkt van de sector zorg en WJK terechtkomen. Tabel 2.4 toont het onderwijs-, sector- en gecombineerd rendement per VOV-opleiding. Tabel 2.4 Onderwijsrendement, sectorrendement en gecombineerd rendement van de VOVopleidingen in Utrecht e.o. Onderwijs rendement
Sector rendement
Gecombineerd rendement
Zorghulp (niveau 1)
67,4%
37,6%
25,3%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
70,3%
48,8%
34,3%
Verzorgende (niveau 3)
56,4%
90,7%
51,1%
Verpleegkundige (niveau 4)
51,7%
89,7%
46,4%
Verpleegkundige (niveau 5)
62,3%
88,5%
55,2%
Sociaal cultureel werker (niveau 4)
43,7%
30,7%
13,4%
Pedagogisch werker (niveau 4)
59,2%
79,1%
46,9%
Oud agogisch (niveau 4)
66,2%
72,8%
48,2%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4)
58,2%
86,8%
50,5%
Pedagogisch werker (niveau 3)
46,6%
87,6%
40,8%
Oud agogisch (niveau 3)
79,4%
82,9%
65,8%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3)
54,9%
88,5%
48,6%
Sociaal dienstverlener (niveau 4)
52,0%
25,8%
13,4%
Pedagogiek (niveau 5)
54,7%
67,0%
36,7%
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
47,3%
80,5%
38,1%
Maatschappelijke dienstverlening (niveau 5)
54,7%
63,1%
34,5%
Cultureel maatschappelijke vorming (niveau 5) Bron: CBS, bewerking Etil
39,2%
37,5%
14,7%
De opleidingen tot oud agogisch (niveau 3) kent het hoogste onderwijsrendement (bijna 80%). Daarna volgen de helpende zorg en welzijn (niveau 2), zorghulp (niveau 1) en oud agogisch (niveau 4) met een onderwijsrendement van rond de 65%. Daarentegen is het onderwijsrendement laag voor de HBO-opleiding cultureel maatschappelijke vorming (39,2%) en de opleiding sociaal cultureel werker van niveau 4 (43,7%). Het sectorrendement ligt over het algemeen iets hoger dan het onderwijsrendement. Dus als men eenmaal een diploma heeft behaald, is de kans relatief groot dat men in de sector zorg en WJK gaat werken. Uit tabel 2.4 blijkt dat het sectorrendement het hoogst is voor de opleiding tot verzorgende niveau 3 (ruim 90%), gevolgd door de opleidingen verpleegkundige niveau 4 (ruim 89%), verpleegkundige niveau 5 en medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3) (beide ruim 88%) en pedagogisch werker niveau 3 (ruim 87%). Het gecombineerde rendement is het hoogst voor de opleidingen Oud agogisch (niveau 3), Verpleegkundige (niveau 5), Verzorgende (niveau 3) en medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4) met een rendement van minimaal 50%.
14
Pendel De regionale arbeidsmarkt is geen gesloten systeem. Veel werknemers pendelen dagelijks naar een andere gemeente (of zelfs provincie) dan waar ze woonachtig zijn. Dit komt onder andere door verschillen in de concentratiedichtheid van banen, regionale woningmarkten en woonvoorkeuren. De afgelopen jaren is het woon-werkverkeer toegenomen door een toename van de werkgelegenheid, maar ook door de problemen op de woningmarkt en een toename van het aantal tweeverdieners waardoor verhuizen naar de werkgemeente niet altijd mogelijk is. Bij pendel wordt normaliter onderscheid gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse pendel. Bij binnenlandse pendel gaat het om woon-werkverkeer binnen Nederland; bij buitenlandse pendel gaat het om grensoverschrijdend woon-werkverkeer. Veel van deze pendelgegevens worden jaarlijks door het CBS verzameld via registratie- en enquêtebestanden. Hierdoor heeft het CBS goed zicht op de pendelbewegingen van personen die in loondienst in Nederland werken. Er is bekend hoeveel inwoners van een ander land in Nederland werken (inkomende buitenlandse pendel). Omdat deze gegevens niet voor het buitenland beschikbaar zijn, is onduidelijk hoeveel inwoners van Nederland in het buitenland werkzaam zijn (uitgaande buitenlandse pendel). Binnenlandse pendel In Utrecht e.o. is sprake van een positief binnenlands pendelsaldo van werknemers. In 2010 bedroeg het pendelsaldo voor alle sectoren 46.240 en voor de sector zorg en WJK 3.340. Bijna 17.500 inwoners van Utrecht e.o. verlaten de regio om elders in de zorg en WJK te gaan werken, terwijl ruim 20.500 mensen de omgekeerde beweging maken. Dus per saldo verlaten minder werknemers in de sector zorg en WJK de regio. Figuur 2.7 geeft de binnenlandse pendelstromen en –saldi grafisch weer voor de zorg en WJK en alle sectoren in 2010. Figuur 2.7 Binnenlandse pendel van werknemers in de sector zorg en WJK en alle sectoren, 2010 200.000
177.170
180.000 160.000
130.930
140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000
46.240 20.720
17.380
3.340
0 zorg en WJK Utrecht e.o. Inkomende pendel
Alle sectoren Utrecht e.o.
Uitgaande pendel
Pendelsaldo
Bron: CBS, bewerking Etil
Tabel 2.5 toont de belangrijkste pendelbewegingen van en naar Utrecht e.o. voor de sector zorg en WJK. Uit deze tabel blijkt dat de populairste bestemmingen om vanuit Utrecht e.o. in de sector zorg en WJK te gaan werken, de naburige regio’s Amsterdam 15
gevolgd door Midden-Gelderland en Amersfoort e.o. zijn. Werknemers die naar Utrecht e.o. pendelen om te werken komen vaak uit Amersfoort e.o. en Zuid-West Gelderland. Tabel 2.5 Top-3 inkomende en uitgaande pendelstromen in zorg en WJK Utrecht e.o., 2010 Inkomende pendel
Uitgaande pendel
Regio van herkomst
Regio van bestemming
Amersfoort en omgeving
5.140
Amsterdam
3.130
Zuid-West Gelderland
2.260
Midden-Gelderland
2.110
1.990
Amersfoort en omgeving
2.010
Midden-Gelderland Bron: CBS, bewerking Etil
Buitenlandse pendel Er zijn alleen gegevens beschikbaar over de inkomende buitenlandse pendel van werknemers. In totaal komen 7.320 mensen die in het buitenland wonen naar Utrecht e.o. om te werken. Daarvan hebben 150 mensen een baan in de sector zorg en WJK. Op basis van landelijke cijfers is bekend dat de grootste groep buitenlandse werknemers die in Nederland in de sector zorg en WJK komt werken, afkomstig is uit België, gevolgd door Duitsland en Polen (tabel 2.6). Van het totale aantal inwoners uit het buitenland dat in Nederland werkt, is een relatief klein deel in de sector zorg en WJK werkzaam in Utrecht e.o., namelijk 1,5%. In alle sectoren is dit aandeel groter, namelijk 4,1%. Tabel 2.6 Inkomende buitenlandse pendel van werknemers, 2010 Zorg en WJK Nederland
Alle sectoren
9.780
179.160
150
7.320
België
62%
23%
Duitsland
21%
23%
Polen
0%
22%
Overig buitenland
17%
33%
Utrecht e.o. Voor Nederland geldt de volgende uitsplitsing:
Bron: CBS, bewerking Etil
Mobiliteit van gediplomeerden Tot nu toe is de pendel van werknemers besproken. Daarnaast is het ook mogelijk dat gediplomeerden die de arbeidsmarkt betreden, in een andere regio gaan werken dan de regio waarin ze in het jaar van afstuderen woonden. In Utrecht e.o. betreden jaarlijks ruim 1.600 gediplomeerden de arbeidsmarkt. Hiervan komen bijna 500 gediplomeerden vanuit andere regio’s. Jaarlijks gaan er echter circa 315 gediplomeerden uit Utrecht e.o. aan het werk in andere regio’s, waarbij de bestemming vaak Midden-Gelderland of Amersfoort e.o. is. Per saldo krijgt Utrecht e.o. er dus gediplomeerden van andere regio’s bij.
16
3. TOEKOMST ARBEIDSMARKT ZORG EN WJK Het kabinet Rutte II wil de kwaliteit van zorg en welzijn verbeteren door de burger centraal te stellen. Tegelijkertijd wil het kabinet de alsmaar oplopende kosten van zorg en welzijn beteugelen. Om dit te bereiken is in het Regeerakkoord5 een groot aantal maatregelen aangekondigd. In meerdere opzichten betekenen deze maatregelen een trendbreuk met het verleden. Niet alleen neemt het groeitempo van de uitgaven af, ook wordt de zorg (care) anders georganiseerd. In dit hoofdstuk geven we een eerste doorkijk van de verwachte arbeidsmarktgevolgen van het Regeerakkoord voor de sector zorg en WJK in de regio Utrecht e.o.. Onzekerheden en interpretatie prognoses In het verleden was sprake van een gestage groei van het aantal werkenden in de zorg en WJK. Dit beeld gaat de komende jaren veranderen. Deze trendbreuk met het verleden en de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de uitvoering van de langdurige zorg en ondersteuning (care) brengt de nodige onzekerheid voor beleidsmakers met zich mee. De behoefte aan inzicht in toekomstige ontwikkelingen is daardoor groot. Momenteel is het echter lastig om de precieze gevolgen van het regeerakkoord inzichtelijk te maken, aangezien er nog veel zaken onzeker zijn. In de prognoses die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd, maken we daarom gebruik van aannames over deze onzekerheden. Bij de interpretatie van de regionale prognoses dient hiermee rekening te worden gehouden. Het doel van de prognoses is dan ook niet om toekomstige tekorten of overschotten aan personeel exact te voorspellen, maar om de diverse actoren op de arbeidsmarkt een eerste inzicht te geven van de arbeidsmarktgevolgen van het regeerakkoord voor de regio Utrecht e.o.. Op basis van deze inzichten kan vervolgens het arbeidsmarktbeleid verder worden afgestemd, zodat vraag en aanbod van personeel beter op elkaar aansluiten. Bij de beschrijving van de prognoseresultaten wordt achtereenvolgens ingegaan op de uitbreidingsvraag (groei of krimp werkgelegenheid), de vervangingsvraag, het (toekomstige) aanbod van VOV-personeel en de confrontatie tussen vraag en aanbod. Gezien de onzekerheden worden de prognoseresultaten op hoofdlijnen beschreven. Uitbreidingsvraag naar VOV-personeel Uitbreidingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de werkgelegenheid. De uitbreidingsvraag kan ook negatief zijn. Er is dan sprake van een krimp in plaats van uitbreiding van de werkgelegenheid. In de zorg en WJK wordt de uitbreidingsvraag, zowel landelijk als regionaal, sterk bepaald door beschikbare middelen. Momenteel is het onzeker hoeveel middelen in de toekomst precies naar de verschillende branches gaan. Gemeenten kunnen namelijk zelf beslissen hoe de middelen die zij ontvangen voor de verschillende zorg- en welzijnsfuncties, worden ingezet. Bij de prognoses van de uitbreidingsvraag hebben we de aanname gemaakt dat de beschikbare middelen worden ingezet voor de zorg- en welzijnsfuncties op de wijze waarop dat ook in het basisjaar 2012 is gedaan. Met andere woorden, er wordt door deze aanname geen
5
En daarop volgende akkoorden en plannen. In dit hoofdstuk zijn de ontwikkelingen verwerkt tot en met september 2013. In het algemeen is er op alle politieke niveaus nog besluitvorming gaande.
17
rekening gehouden met de gevolgen van keuzes die gemeenten gaan maken over de inzet van middelen of met mogelijk hogere uitvoeringskosten bij de gemeenten zelf. Naast de beschikbare middelen zijn regionale ontwikkelingen in het ziekteverzuim, de zorgvraag, arbeidsproductiviteit en de deeltijdfactor van invloed op de uiteindelijke uitbreidingsvraag. Figuur 3.1 laat de verwachte uitbreidingsvraag voor de regio Utrecht e.o. zien in de branches van zorg en WJK. Figuur 3.1 Uitbreidingsvraag branches zorg en WJK, Utrecht e.o., 2013-2017 Ziekenhuizen
10
GGZ
30
Overige zorg
320
Gehandicaptenzorg
-30
VVT
-820
Kinderopvang
-1.030
Jeugdzorg WMD
-290 -1.020
-2.830
Totaal -3.000
-2.500
-2.000
-1.500
-1.000
-500
0
500
Bron: Etil
De totale uitbreidingsvraag voor de sector zorg en WJK in de regio Utrecht e.o. is gedurende de periode 2013-2017 negatief met 2.830 personen (-3,5%). Er is wel sprake van een groot verschil tussen de zorgbranches en de WJK-branches. In de zorgbranches is in de regio Utrecht e.o. sprake van een afname van -0,7%, terwijl de afname in de WJK-branches met -15,6% veel sterker is. Hierna gaan we kort in op de gehanteerde aannames voor de uitbreidingsvraag in de regio Utrecht e.o. naar branche. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat veel beleidsmaatregelen op een specifiek moment betrekking hebben waardoor de uitbreidingsvraag in een branche gedurende de periode 2013-2017 sterk kan fluctueren. Ziekenhuizen: in de ziekenhuizen is een nieuw bestuurlijk akkoord afgesloten, waarin afgesproken is de groeiruimte van de financiële middelen in 2014 en de drie jaren erna te beperken. Gezien deze afspraken en de aanname dat er in de ziekenhuizen sprake is van een positieve arbeidsproductiviteitsgroei (1%), gaan we ervan uit dat de uitbreidingsvraag in Utrecht e.o. binnen de ziekenhuizen beperkt negatief zal zijn. GGZ: voor de GGZ is overeenstemming bereikt over de verlenging van het bestuurlijke akkoord 2013-2014 dat in 2012 is afgesloten. Ook in dit akkoord is afgesproken de groeiruimte in 2014 tot 1,5% en in de jaren erna tot 1% te beperken. Vanwege deze afspraken en de aanname dat binnen de GGZ sprake is van een positieve arbeidsproductiviteitsgroei (1%), gaan we ervan uit dat de uitbreidingsvraag in Utrecht e.o. voor de GGZ de komende jaren beperkt negatief zal zijn. Gehandicaptenzorg: in de gehandicaptenzorg gaan we voor de komende jaren uit van een bescheiden groei van de uitbreidingsvraag in Utrecht e.o.. In het jaar 2015 is de (negatieve) invloed van de beleidsmaatregelen voor de langdurige zorg en ondersteuning wel zichtbaar. VVT: in de VVT gaan we voor de komende jaren uit van een afname van de uitbreidingsvraag. Bij de interpretatie van deze ontwikkeling is het van belang om te realiseren dat er in de VVT meerdere beleidsmaatregelen door elkaar heen spelen. Zo is er in de langdurige zorg vanaf 2015 sprake van een verschuiving van intramurale naar extramurale zorg. Hierdoor nemen de middelen voor de thuiszorg toe, terwijl de 18
middelen in de verpleging en verzorging juist sterk afnemen. Daarbij wordt in de thuiszorg ook de huishoudelijk hulp verleend. Hierop wordt in het regeerakkoord met ingang van 2015 juist sterk bezuinigd (40%). Het totale effect van de beleidsmaatregelen voor de thuiszorg is echter positief, waardoor we voor de thuiszorg in de regio Utrecht e.o. uitgaan van een positieve uitbreidingsvraag. Kinderopvang: voor de kinderopvang gaan we uit van een negatieve uitbreidingsvraag in de regio Utrecht e.o.. Vooral in de eerste drie jaar verwachten we een aanzienlijke afname van de uitbreidingsvraag als gevolg van de bezuinigingen van de rijksoverheid op de bijdrage in de kosten. Daarna is weer sprake van een beperkte toename van de uitbreidingsvraag. Jeugdzorg: de uitbreidingsvraag in de branche jeugdzorg staat onder druk als gevolg van de invoering van de nieuwe wet Jeugdzorg welke gepaard gaat met een landelijke korting op het budget die oploopt tot 15% in 2017. Voor de regio Utrecht e.o. gaan we daarom dan ook uit van een negatieve uitbreidingsvraag in de branche jeugdzorg. WMD: voor de sector WMD hebben we aangenomen dat gemeenten in de regio Utrecht e.o. net als in de afgelopen jaren blijven bezuinigen op de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening. Het gevolg hiervan is dat we uitgaan van een negatieve uitbreidingsvraag voor de sector WMD in de regio Utrecht e.o..
In tabel 3.1 is de vraag naar VOV-personeel weergegeven per kwalificatie. In 2017 is in de regio Utrecht e.o. de vraag naar VOV-personeel ongeveer 2.000 werknemers lager dan in 2012. Voor de meeste VOV-kwalificaties neemt de vraag over de periode 20122017 af. De vraag naar zorghulp (niveau 1) neemt het sterkst af, hetgeen het gevolg is van de budgettaire korting op huishoudelijke hulp. Ook de vraag naar sociaal cultureel werker (niveau 4) en maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) neemt sterk af. Niet voor alle zorgkwalificaties neemt de uitbreidingsvraag af. Zo neemt de vraag naar verpleegkundige (niveau 4 en 5) in Utrecht e.o. toe. Dit is het gevolg van de relatief gunstige ontwikkelingen in de ziekenhuizen en de GGZ, branches waar relatief veel verpleegkundigen werken. Daarnaast investeert het kabinet in de wijkverpleegkundigen waardoor de vraag naar verpleegkundigen in de thuiszorg fors toeneemt. Voor alle agogische kwalificaties daalt de vraag naar personeel. Tabel 3.1 Uitbreidingsvraag werknemers met een VOV-kwalificatie, Utrecht e.o., 2013-2017 Werknemers Werknemers (VOV) 2012
Abs. ontw.
% Ontw.
(VOV) 2017 2012-2017
2012-2017
Verpleegkundige (niveau 5)
3.920
4.150
230
Verpleegkundige (niveau 4)
10.240
10.350
110
1%
Verzorgende (niveau 3)
9.830
9.360
-470
-5%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.670
1.550
-120
-7%
Zorghulp (niveau 1)
2.550
1.910
-640
-25%
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
6.050
5.750
-300
-5%
Sociaal cultureel werker (niveau 5)
690
630
-60
-8%
Sociaal cultureel werker (niveau 4)
210
190
-20
-9%
Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5)
2.290
2.090
-200
-9%
Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
230
220
-10
-6%
Pedagogiek (niveau 5)
1.660
1.570
-80
-5%
SAW (niveau 4)
6.290
5.890
-400
-6%
SAW (niveau 3)
2.000
1.870
-120
-6%
47.620
45.550
-2.070
-4%
Totaal VOV-personeel Bron: Etil
19
6%
Vervangingsvraag en wervingsbehoefte VOV-personeel Naast de uitbreidingsvraag ontstaat vraag naar personeel als gevolg van uitstroom van werknemers in zorg en WJK. Dit wordt aangeduid als vervangingsvraag. In het gehanteerde regionale prognosemodel worden meerdere bestemmingen van de uitstroom meegenomen, te weten: uitstroom naar overige bedrijfstakken (buiten zorg en WJK); uitstroom naar uitkering en inactiviteit; uitstroom naar pensioen; uitstroom naar opscholing (exclusief doorscholing); uitstroom naar een andere regio (pendel). Tabel 3.2 geeft een overzicht van de totale uitstroom van werknemers met een VOVkwalificatie. In de regio Utrecht e.o. stromen gedurende de periode 2013-2017 ongeveer 22.180 werknemers met een VOV-kwalificatie uit de sector zorg en WJK, hetgeen ongeveer 47% is van het totale VOV-personeel in het realisatiejaar 2012. Gedurende deze periode gaan in de regio Utrecht e.o. ongeveer 2.160 personen uit de zorg en WJK met pensioen. Bij het vaststellen van deze uitstroom is rekening gehouden met een toename van de gemiddelde uittredeleeftijd van 63,5 jaar naar 64,3 jaar in 2017. De uitstroom naar overige bedrijfstakken, uitkeringen en inactiviteit hangt samen met de ontwikkelingen in de vraag naar VOV-personeel. Indien de uitbreidingsvraag sterker afneemt, neemt de uitstroom van personeel naar deze bestemmingen sterker toe. Om een goed totaalbeeld te krijgen van de totale wervingsbehoefte van zorg- en welzijnsorganisaties hebben we in tabel 3.2 ook gegevens opgenomen over de verwachte wervingsbehoefte. De wervingsbehoefte is de som van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag (uitstroom van werknemers). Als de uitbreidingsvraag negatief is, wordt niet al het personeel dat uitstroomt vervangen. De totale wervingsbehoefte in de regio Utrecht e.o. in de sector zorg en WJK is gedurende de periode 2013-2017 ongeveer 20.110 personen, hetgeen ongeveer 42% van het VOV-personeel is in het jaar 2012. Tabel 3.2 Uitstroom en wervingsbehoefte van werknemers met een VOV-kwalificatie, absoluut en uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers 2012, Utrecht e.o., 2013-2017 Werknemers
Uitstroom werknemers
Wervingsbehoefte
(VOV) 2012
2013-2017
2013-2017
abs.
%
abs.
%
Verpleegkundige (niveau 5)
3.920
1.290
33%
1.520
39%
Verpleegkundige (niveau 4)
10.240
3.540
35%
3.650
36%
Verzorgende (niveau 3)
9.830
3.830
39%
3.360
34%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.670
1.230
74%
1.110
66%
Zorghulp (niveau 1)
2.550
2.200
86%
1.560
61%
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
6.050
2.570
43%
2.270
38%
Sociaal cultureel werker (niveau 5)
690
390
57%
330
48%
Sociaal cultureel werker (niveau 4)
210
180
83%
160
76%
2.290
1.290
56%
1.090
48%
Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
230
170
74%
160
70%
Pedagogiek (niveau 5)
1.660
1.020
62%
940
57%
SAW (niveau 4)
6.290
3.080
49%
2.680
43%
SAW (niveau 3)
2.000
1.380
69%
1.260
63%
47.620
22.180
47%
20.110
42%
Totaal VOV-personeel Bron: Etil
20
Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie Tegenover de wervingsbehoefte van VOV-personeel staat de instroom van VOV-personeel op de arbeidsmarkt zorg en WJK. In het gehanteerde regionale prognosemodel bestaat de instroom uit meerdere aanbodscategorieën: instroom vanuit onderwijs/instroom vanuit andere kwalificaties (opscholing); instroom vanuit overige bedrijfstakken (buiten zorg en WJK); instroom vanuit uitkeringen en inactiviteit; instroom vanuit een andere regio (pendel). In tabel 3.3 is de totale (potentiële) instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie in de regio Utrecht e.o. weergegeven voor de periode 2013-2017. Gedurende de periode 2013-2017 gaan we ervan uit dat ongeveer 22.400 werknemers met een VOVkwalificatie op de arbeidsmarkt zullen instromen in de regio Utrecht e.o.. Deze instroom komt overeen met ongeveer 47% van het aantal werknemers met een VOV-kwalificatie in het uitgangsjaar 2012. Vooral de sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4), de agogische kwalificatie niveau 3 en de zorghulp (niveau 1) hebben ten opzichte van het aantal werknemers in 2012 een relatief hoge instroom van werknemers. Gezien het grote aandeel van de aanbodscategorie instroom vanuit onderwijs hebben we deze ook separaat in tabel 3.3 opgenomen. Opleidingen zorg en welzijn waren en zijn nog steeds populair onder leerlingen. Vanuit het onderwijs stromen daardoor in de regio Utrecht e.o. ongeveer 9.380 werknemers met een VOV-kwalificatie in de arbeidsmarkt zorg en WJK. De instroom vanuit onderwijs is goed voor bijna de helft van de totale instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie. De totale instroom vanuit het onderwijs neemt gedurende de periode 2013-2017 beperkt af, hetgeen vooral komt door de afname van de instroom van de agogische opleidingen. Met uitzondering van helpende zorg en welzijn niveau 2 neemt de instroom op de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs voor alle zorgopleidingen toe. Tabel 3.3 Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie, uit het onderwijs en totale instroom, absoluut en uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers in 2012, Utrecht e.o., 2013-2017 Werknemers
Instroom vanuit
Totale instroom
(VOV) 2012 onderwijs 2013-2017
2013-2017
abs.
%
abs.
%
Verpleegkundige (niveau 5)
3.920
1.190
30%
1.880
48%
Verpleegkundige (niveau 4)
10.240
1.020
10%
2.780
27%
Verzorgende (niveau 3)
9.830
1.020
10%
3.530
36%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.670
920
55%
1.160
69%
Zorghulp (niveau 1)
2.550
530
21%
2.320
91%
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
6.050
770
13%
2.720
45%
Sociaal cultureel werker (niveau 5)
690
120
17%
370
54%
Sociaal cultureel werker (niveau 4) Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
210
30
14%
110
52%
2.290
670
29%
1.380
60%
230
150
65%
260
113%
Pedagogiek (niveau 5)
1.660
400
24%
1.160
70%
SAW (niveau 4)
6.290
860
14%
2.500
40%
SAW (niveau 3) Totaal VOV-personeel Bron: Etil
2.000
1.700
85%
2.230
112%
47.620
9.380
20%
22.400
47%
21
Confrontatie vraag en aanbod (kwantitatief) In de voorgaande paragrafen zijn we achtereenvolgens ingegaan op de prognoses van uitbreidingsvraag, vervangingsvraag en instroom van werknemers met een VOVkwalificatie. Door deze onderdelen bij elkaar te brengen kan worden bepaald of er tekorten dan wel overschotten aan personeel dreigen te ontstaan. Figuur 3.2 geeft een overzicht van de verwachte overschotten aan werknemers met een VOV-kwalificatie in de regio Utrecht e.o. in 2017 binnen de sector zorg en WJK. Voor het totaal van VOVpersoneel dreigt in Utrecht e.o. in de komende jaren een overschot te ontstaan dat oploopt tot bijna 2.860 personen in 2017. Vooral in 2015, het jaar waarin veel beleidsmaatregelen uit het Regeerakkoord worden ingevoerd, is het dreigende overschot aan VOV-personeel groot. Figuur 3.2 Overschot aan werknemers met een VOV-kwalificatie in 2017 (uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers in 2012), Utrecht e.o. 40% 30% 27% 20% 10% 0%
6%
0% zorg
WJK
zorg en WJK
Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
Figuur 3.2 geeft een eerste inzicht in de arbeidsmarktgevolgen van voorgenomen beleid voor de regio Utrecht e.o.. Bij de interpretatie van deze onderzoeksresultaten dient ermee rekening te worden gehouden dat we momenteel nog geen al te harde uitspraken kunnen doen over de omvang van de verwachte tekorten en overschotten naar branches en kwalificaties. De reden hiervoor is dat de onzekerheden daarvoor momenteel nog te groot zijn. De onzekerheden hebben met name betrekking op de keuzes van gemeenten en zorg- en WJK-organisaties naar aanleiding van de voorgenomen beleidsmaatregelen. Daarnaast is het ook lastig om de veranderde dynamiek in de sector zorg en WJK, van sterke groei naar krimp, te prognosticeren. Prognoses zijn namelijk voor een deel gebaseerd op historische gegevens. We kiezen er dan ook voor de verwachte tekorten/overschotten binnen de sector zorg en WJK weer te geven met behulp van een meer kwalitatieve indicator, de indicator kans op een baan. De indicator kans op baan geeft de kans weer van een werknemer met een VOVkwalificatie om een baan te vinden op de arbeidsmarkt van zorg en WJK. Om de waarde van de indicator te kunnen bepalen maken we gebruik van de regionale omvang van het tekort/overschot binnen een bepaalde kwalificatie/branche als percentage van de totale werkgelegenheid in het uitgangsjaar 2012. Naarmate de overschotten aan personeel groter worden, wordt de kans om een baan te vinden kleiner. Het omgekeerde is het geval bij verwachte tekorten aan personeel. Als de tekorten groter worden, stijgt de kans om een baan te vinden in de sector zorg en WJK. In tabel 3.4 is de gehanteerde afbakening van de indicator kans op een baan inclusief de bijbehorende namen van de categorieën weergegeven. 22
Tabel 3.4 Afbakening indicator kans op een baan Aandeel discrepantie t.o.v. werknemers 2012 1. Overschot > 15% van werknemers 2012 2. Overschot > 2,5% van werknemers 2012 &
Symbool
Toelichting
-
Geringe kansen
=/-
Matige kansen
Overschot < 15% van werknemers 2012 =
3. Overschot < 2,5% van werknemers 2012 &
Voldoende kansen
tekort < -2,5% van werknemers 2012 4. Tekort > 2,5% van werknemers &
=/+
Ruim voldoende
tekort < 15% van werknemers 2012
kansen
5. Tekort > -15% van werknemers 2012
+
Goede kansen
In tabel 3.5 is een schematisch overzicht opgenomen van de indicator kans met een VOV-kwalificatie op een baan voor de branches binnen de sector zorg en WJK in de regio Utrecht e.o. in het jaar 2017. In de WMD dreigen beperkte overschotten te ontstaan, waardoor de kans op een baan in deze branche matig is. Voor de GGZ, kinderopvang en jeugdzorg zijn de kansen op een baan als werknemer met een VOV-kwalificatie gering. Enkel in de overige zorg zijn er ruim voldoende kansen op een baan. Voor de kans op een baan binnen de VVT is het van belang onderscheid te maken tussen de verpleging, verzorging en thuiszorg. Hiervoor maken we gebruik van de landelijke inzichten van het onderzoeksprogramma AZW. In de thuiszorg dreigt een tekort te ontstaan aan verpleegkundigen 4 als gevolg van de investeringen in de wijkverpleegkundigen. Tegenover deze tekorten ontstaan juist grote overschotten aan zorghulpen als gevolg van de korting op het budget voor de huishoudelijke hulp. Als gevolg van de extramuralisering van de zorg voor ouderen met een lichte zorgvraag zijn de kansen op een baan in de verpleging en verzorging matig. Tabel 3.5 Indicatie kans op een baan voor instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie in 2017, naar branches zorg en WJK, Utrecht e.o. Branches
Indicatie kans op een baan
Ziekenhuizen
=
GGZ
=/+
Overige zorg Gehandicaptenzorg
=
VVT
=
Kinderopvang
-
Jeugdzorg
=/-
WMD Totaal
=/-
Bron: Etil
Of er in de toekomst sprake is van overschotten of tekorten, en daarmee een geringe of goede kans op een baan, verschilt sterk tussen de verschillende VOV-kwalificaties. Tabel 3.6 geeft een overzicht van de baankansen van de verschillende VOV-kwalificaties in de regio Utrecht e.o.. Bij de zorgkwalificaties zijn de baankansen het minst goed voor zorghulpen (niveau 1). 23
Ook voor werknemers met een agogische kwalificatie zijn de kansen voor het vinden van een baan over het algemeen matig of gering. De kansen voor het vinden van een baan zijn het kleinst voor personeel met een kwalificatie voor maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5), pedagogiek (niveau 5) en SAW (niveau 3). Personeel met een pedagogische kwalificatie is relatief vaak werkzaam in de kinderopvang, een branche waar de vraag naar personeel sterk afneemt. Het aanbod neemt echter nog steeds sterk toe, met geringe kansen op het vinden van een baan tot gevolg. De enige twee kwalificaties waar sprake is van ruim voldoende baankansen is sociaal cultureel werker (niveau 4) en verpleegkundige (niveau 4). Tabel 3.6 Indicatie kans op een baan voor instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie in 2017, naar VOV-kwalificaties, Utrecht e.o. VOV-kwalificaties
Indicatie kans op een baan
Verpleegkundige (niveau 5)
=/-
Verpleegkundige (niveau 4)
=/+
Verzorgende (niveau 3)
=
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
=/-
Zorghulp (niveau 1)
-
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
=/-
Sociaal cultureel werker (niveau 5)
=/-
Sociaal cultureel werker (niveau 4)
=/+
Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5)
-
Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
=/-
Pedagogiek (niveau 5)
-
SAW (niveau 4)
=
SAW (niveau 3)
-
Totaal VOV-personeel
=/-
Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
Confrontatie vraag en aanbod (kwalitatief) Naast kwantitatieve verschillen op de arbeidsmarkt van zorg en WJK zal er ook steeds meer sprake zijn van ontwikkelingen die kunnen leiden tot kwalitatieve discrepanties. Landelijke ramingen op het niveau van de branches en kwalificaties laten zien dat er voor sommige kwalificaties in de ene branche tekorten en in andere branches juist overschotten dreigen te ontstaan. Voor een deel zullen deze overschotten en tekorten elkaar opheffen. De mogelijkheden hiervoor hangen af van de gevraagde en aangeboden competenties. Zo zijn bijvoorbeeld verpleegkundigen (niveau 5) zowel werkzaam in de ziekenhuizen als de thuiszorg. De gevraagde competenties in beide branches verschillen echter wezenlijk van elkaar, zodat het niet waarschijnlijk is dat het dreigende overschot in de ziekenhuizen het tekort in de thuiszorg zonder aanvullende opleiding kan opheffen. Een ander voorbeeld is de overheveling van de middelen naar het sociale domein van gemeenten waardoor mogelijk nieuwe vormen van zorgverlening gaan ontstaan waarbij zorgfuncties worden geïntegreerd. Zo heeft de wijkverpleegkundige niet alleen verplegende taken, maar wordt er ook gekeken naar de sociale/maatschappelijke problematiek van cliënten. De verschuiving van intra- naar extramurale zorg betekent een verschuiving in de gevraagde competenties. Denk bijvoorbeeld aan het coördineren en begeleiden van mantelzorg. 24
Ook ontwikkelingen op het gebied van technologische en sociale innovatie zorgen ervoor dat er een beroep gedaan kan worden op andere professionele vaardigheden van medewerkers. Tevens kan het de duurzame inzetbaarheid van medewerkers verhogen en carrièrekansen bieden. Daarnaast kunnen, doordat taken van hoger opgeleide beroepsbeoefenaren verschuiven naar lager opgeleiden (jobcarving), nieuwe en andere functies ontstaan. Er kan ook al geanticipeerd worden op de toekomstige te leveren zorg, die zwaarder en complexer wordt, door in te spelen op het benodigde hogere opleidingsniveau. Naast werkgevers worden ook medewerkers steeds kritischer. Werknemers stellen tegenwoordig andere eisen aan hun werkgever dan een aantal jaren geleden. Aan de werkgever dus de uitdaging bij hun arbeidsmarktcommunicatie rekening te houden met de waardeoriëntaties van hun potentiële medewerkers.
25
CONCLUSIE De sector zorg en WJK is met 19% van de totale werkgelegenheid een belangrijke sector voor de regio Utrecht e.o.. De afgelopen jaren is de sector zorg en WJK de regionale banenmotor geweest, aangezien andere sectoren hard getroffen werden door de economische crisis. Tot 2011 was er sprake van een sterke groei van de werkgelegenheid in de zorg en WJK in de regio Utrecht e.o.. De sector is in al die jaren in staat gebleken om voldoende geschikt personeel naar zich toe te trekken. Opleidingen zorg en welzijn waren (en zijn ook nu nog) populair, terwijl er in de overige sectoren sprake was van minder positieve ontwikkelingen als gevolg van de economische crisis. De arbeidsmarkt zorg en WJK gaat echter veranderen. Als gevolg van de ontwikkelingen in de financiële middelen is van een sterke groei van de vraag naar VOV-personeel zoals dat in het verleden het geval was, in de regio Utrecht e.o. geen sprake meer. Er is hierbij wel sprake van een groot verschil tussen de zorgbranches en WJK-branches. In de zorgbranches in Utrecht e.o. is per saldo sprake van een bescheiden afname van de werkgelegenheid, terwijl de werkgelegenheid in de WJK-branches juist sterk afneemt. De manier waarop de zorg georganiseerd wordt, verandert ook. Het kabinet streeft ernaar om mensen langer thuis te laten wonen, indien nodig met professionele ondersteuning. Voor de verpleging, verzorging, gehandicaptenzorg en GGZ betekent dit een verschuiving van intra- naar extramurale zorg. Omdat de benodigde competenties en kwalificaties voor extramurale zorg anders zijn dan voor intramurale zorg heeft dit ook gevolgen voor de toekomstige samenstelling van de werkgelegenheid. Door de overheveling van middelen naar het sociale domein van gemeenten gaan mogelijk nieuwe vormen van zorgverlening ontstaan waarbij zorgfuncties worden geïntegreerd. Mensen blijven langer thuis wonen met ondersteuning van hun omgeving en professionele zorgverleners. De perspectieven op een baan in de sector zorg en WJK worden de komende jaren minder gunstig. Vooral voor zorghulpen en agogische kwalificaties neemt de vraag naar personeel sterk af. Dit dreigt, in ieder geval tijdelijk, voor overschotten te zorgen. Ondanks de rem op de groei blijft het toekomstige aanbod van personeel een belangrijk thema binnen de Utrechtse sector zorg en WJK. Als gevolg van de vergrijzing en de stabiele groei van het aantal jongeren komen er in de toekomst niet meer jongeren beschikbaar voor de arbeidsmarkt, terwijl meer personeel uitstroomt naar pensioen. Verder blijven kwalitatieve discrepanties binnen de sector zorg en WJK ook een belangrijk aandachtspunt. Met behulp van de prognoses hebben we een eerste inzicht proberen te geven van de gevolgen van het regeerakkoord voor de sector zorg en WJK in de regio Utrecht e.o.. Op basis van deze eerste inzichten kan het arbeidsmarktbeleid verder worden afgestemd, zodat vraag en aanbod van personeel beter op elkaar aansluiten.
26
BIJLAGE 1
BRONNEN EN DEFINITIES
Bronnen Betrouwbare arbeidsmarktinformatie is van belang voor de personeelsplanning en -voorziening van zorg- en welzijnsorganisaties. Utrecht Zorg werkt in RegioPlusverband samen met de overige regionale werkgeversverbanden om cijfers over gerealiseerde ontwikkelingen en verwachte middellangetermijnontwikkelingen binnen de sector zorg en WJK in kaart te brengen. Utrecht Zorg en RegioPlus maken hierbij gebruik van gegevens uit het landelijke onderzoeksprogramma AZW. Het onderzoeksprogramma AZW wordt uitgevoerd door Panteia, SEOR en Etil. Dit AZW Onderzoeksprogramma beoogt relevante organisaties te voorzien van eenduidige en betrouwbare informatie over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in zorg en WJK. Naast landelijke arbeidsmarktinformatie voorziet het Onderzoeksprogramma ook in regionale cijfers. Gezien de relevantie van regionale arbeidsmarktinformatie wordt binnen het Onderzoeksprogramma alle informatie beschikbaar gemaakt via een databank. Het idee hierachter is dat AZW de belangrijkste cijfers levert en regio’s hiervan zelf rapporten kunnen maken als daar behoefte aan is. Naast de informatie uit het landelijke onderzoeksprogramma AZW is er verder gebruik gemaakt van de gegevens die Utrecht Zorg, in RegioPlus-verband of zelfstandig, zelf verzameld heeft. Het voordeel van de door Utrecht Zorg verzamelde gegevens is dat deze beter aansluiten bij de regionale praktijk. Verder is binnen het rapport naast de kwantitatieve inzichten van Utrecht Zorg ook gebruik gemaakt van de meer kwalitatieve kennis van Utrecht Zorg. Op basis van deze kennis kunnen bepaalde kwantitatieve ontwikkelingen in de regio Utrecht e.o. verder aangescherpt of genuanceerd worden. Definities Bevolking De geregistreerde bevolking van een gebied. Groene druk De verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Grijze druk De verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar en ouder en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Potentiële beroepsbevolking Alle personen van 15 tot 65 jaar. Arbeidsparticipatie Het aandeel van de beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking (= bevolking van 15 tot 65 jaar) weergegeven als een percentage. Arbeidsparticipatie wordt ook wel bruto participatiegraad of beroepsdeelneming genoemd. Beroepsbevolking De beroepsbevolking is gelijk aan de som van de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking. Arbeidsreserve Het aantal mensen dat momenteel niet werkt, maar wel minimaal 12 uur of meer per
27
week wil werken. De arbeidsreserve bestaat zowel uit personen die actief als niet-actief op zoek zijn naar werk voor 12 uur of meer per week. Zelfstandigen Persoon die op enig moment in een jaar geregistreerd staat als zelfstandige (CBS). Aantal werknemers Het aantal personen dat een arbeidsovereenkomst werknemer-werkgever heeft. Branche Overige Zorg De branche overige zorg is een verzamelnaam voor instellingen die niet bij de overige zorgbranches konden worden ondergebracht. Kort gezegd vallen hier de volgende zaken onder: medische praktijken (huisartsen, psychiaters, tandartsen, verloskundigen, fysiotherapeuten et cetera, instellingen voor curatieve zorg (abortusklinieken, gezondheidscentra), medische laboratoria, ambulancediensten et cetera. Allochtoon Personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Hieronder worden zowel westerse als niet-westerse allochtonen verstaan. VOV-personeel Verpleging, Opvoedkundig en Verzorgend. In plaats van de term opvoedkundig wordt tegenwoordig meestal de term sociaal-agogisch gebruikt. Wanneer gesproken wordt over VOV-personeel dan is het ondersteunend personeel (bijvoorbeeld in administratieve functies, ICT, etc.) buiten beschouwing gelaten. Instroom in het onderwijs Aantal personen dat staat ingeschreven in een zorg- of welzijnsopleiding van het bekostigd onderwijs op peildatum 1 oktober per jaar en voor die tijd niet stond ingeschreven voor een dergelijke opleiding. Als uitgangspunt voor het meten van instroom geldt de woonplaats van de leerling. Overige zorg- en welzijnsopleidingen Alle aan zorg- en welzijn gerelateerde, niet VOV-opleidingen in het mbo (bijv. apothekers-, dokters- en tandartsassistentenopleidingen). Onderwijsrendement Het percentage studenten dat is ingestroomd in een bepaalde kwalificatie in jaar t dat binnen x+1 jaar het bijbehorende diploma heeft behaald, waarbij x de reguliere studieduur in jaren is. Het regionale onderwijsrendement wordt berekend op basis van de woonregio van de student in het instroomjaar t. Sectorrendement Het percentage gediplomeerden (met een behaalde kwalificatie zorg & WJK) in jaar t dat in jaar t+1 werkzaam is in de sector zorg & WJK. Het regionale sectorrendement wordt berekend op basis van de woonregio van de gediplomeerde in jaar t. Gecombineerd rendement Het gecombineerde rendement is een combinatie van het onderwijs- en het sectorrendement. Het geeft het percentage studenten weer dat is ingestroomd in een bepaalde kwalificatie en na het behalen van hun diploma werkzaam is in de sector zorg en WJK. Inkomende binnenlandse pendel Het aantal personen dat in een bepaald gebied komt werken maar woonachtig is in een ander gebied binnen Nederland. De populatie omvat alle werknemers bij bedrijven en instellingen in Nederland die op enig moment in de maand december werkzaam waren. 28
Uitgaande binnenlandse pendel Het aantal personen dat in een bepaald gebied binnen Nederland woont maar werkt in een ander gebied binnen Nederland. De populatie omvat alle werknemers bij bedrijven en instellingen in Nederland die op enig moment in de maand december werkzaam waren. Uitbreidingsvraag Uitbreidingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de werkgelegenheid. De uitbreidingsvraag kan ook negatief zijn. Er is dan sprake van een krimp in plaats van uitbreiding van de werkgelegenheid. Vervangingsvraag Naast de uitbreidingsvraag ontstaat vraag naar personeel als gevolg van uitstroom van werknemers uit zorg en WJK. Dit wordt aangeduid als vervangingsvraag. In het gehanteerde regionale prognosemodel worden meerdere bestemmingen van de uitstroom meegenomen: overige bedrijfstakken, uitkering, inactiviteit, pensioen, opscholing en pendel. Totale wervingsbehoefte De wervingsbehoefte is de som van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag (uitstroom van werknemers). Als de uitbreidingsvraag negatief is, wordt niet al het personeel dat uitstroomt, vervangen. Instroom vanuit onderwijs Het aantal gediplomeerden (met een behaalde kwalificatie zorg en WJK) dat instroomt op de arbeidsmarkt binnen de sector zorg en WJK. In de prognoses van de instroom vanuit het onderwijs worden alleen de door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekostigde opleidingen meegenomen. Dit geeft echter geen volledig beeld omdat instellingen in de zorg en WJK zelf ook personeel opleiden. Dit is vooral relevant voor de thuiszorg waar veel werknemers functiegerichte opleidingen volgen en afronden. In het prognosemodel zijn voor zorghulpen aannames gemaakt over de werknemers die een functieopleiding met succes afronden. Totale arbeidsmarktinstroom De instroom van personeel op de arbeidsmarkt zorg en WJK. In het gehanteerde regionale prognosemodel bestaat de instroom uit meerdere aanbodscategorieën: onderwijs, instroom vanuit andere kwalificaties (opscholing), overige bedrijfstakken, uitkering, inactiviteit, pendel. Opscholing Onder opscholing wordt de instroom verstaan van mensen die voorheen werkzaam waren als VOV-personeel, maar dan met een andere (meestal lagere) kwalificatie. Tekorten/overschotten De tekorten/overschotten zijn het saldo van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag minus de arbeidsmarktinstroom (UV + VV - AMI). De tekorten/overschotten hebben betrekking op de gehele periode 2013-2017. Indicator kans op een baan De indicator kans op baan geeft de kans weer van een werknemer met een VOVkwalificatie om een baan te vinden op de arbeidsmarkt van zorg en WJK. Om de waarde van de indicator te kunnen bepalen maken we gebruik van de regionale omvang van het tekort/overschot binnen een bepaalde kwalificatie/branche als percentage van de totale werkgelegenheid in het uitgangsjaar 2012. Naarmate de overschotten aan personeel groter worden, wordt de kans om een baan te vinden kleiner. Het omgekeerde is het geval bij verwachte tekorten aan personeel.
29