uw verzekering en de inkomstenbelasting
Inleiding 1 2 3 4
In deze brochure vindt u algemene fiscale informatie over uw kapitaal- of lijfrenteverzekering naar de stand van de wetgeving per 1 januari 2011. Deze informatie kan handig zijn bij bijvoorbeeld uw belastingaangifte. Hebt u vragen of wilt u een persoonlijk advies? Neemt u dan contact op met uw assurantieadviseur.
1 2 3 4
Inhoud
15,10% 24,05% 42% 52% 15,10% 24,05% 42% 52%
Box 2 – inkomen uit aanmerkelijk belang
Boxenstelsel Kapitaalverzekering Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW) Lijfrenteverzekering Overgangsrecht
Boxenstelsel Box 1 – inkomen uit werk en woning In – – – –
box 1 vallen onder andere: winst uit onderneming loon uit dienstbetrekking pensioen- en VUT-uitkeringen inkomsten uit eigen woning (eigenwoningforfait, aftrek (hypotheek)rente, voordeel uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW)) – periodieke uitkeringen en verstrekkingen (uitkeringen uit een lijfrenteverzekering of een gouden handdrukverzekering) – uitgaven voor inkomensvoorzieningen (betaalde premies voor een lijfrenteverzekering) Het belastbaar inkomen in box 1 wordt belast volgens een progressief schijventarief met een gecombineerde heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in de 1e en 2e schijf. Schijventarief 2011 Belastbaar inkomen schijf meer dan maar niet meer dan geboren na 1946 1 – € 18.628 2 € 18.628 € 33.436 3 € 33.436 € 55.694 4 € 55.694 –
Geboren in 1946 – € 18.628 € 18.628 € 33.436 € 33.436 € 55.694 € 55.694 – Geboren vóór 1946 – € 18.628 € 18.628 € 33.485 € 33.485 € 55.694 € 55.694 –
totaal tarief
33% 41,95% 42% 52%
In box 2 valt onder andere het voordeel uit aandelen of winstbewijzen die tot een aanmerkelijk belang behoren. Er is sprake van een aanmerkelijk belang als de belastingplichtige, alleen of samen met zijn fiscale partner, voor minimaal 5% van het geplaatste kapitaal (in)direct aandeelhouder is in een N.V. of B.V. Voor de belastingheffing over het belastbaar inkomen in box 2 geldt een vast tarief van 25%. Box 3 – inkomen uit sparen en beleggen In – – – – – –
box 3 vallen onder andere: bank- en spaartegoeden aandelen, obligaties, beleggingen vorderingen, schulden onroerend goed (bijvoorbeeld tweede huis) kapitaalverzekeringen lijfrenteverzekeringen, die niet voldoen aan de wettelijke regels en toegestane lijfrentevormen van box 1 – saldolijfrenteverzekeringen (bestaand op 31 december 2000), waarvan bij de aangifte inkomstenbelasting 2001 eenmalig in box 1 is afgerekend over het rentebestanddeel In box 3 gelden diverse vrijstellingen, waaronder: – de basisvrijstelling (heffingvrij vermogen) van € 20.785 (2010: € 20.661) per belastingplichtige of € 41.570 (2010: € 41.322) voor fiscale partners – een kindertoeslag op de basisvrijstelling van € 2.779 (2010: € 2.762) per minderjarig kind – een vrijstelling voor overlijdensrisicoverzekeringen van € 6.744 (2010: € 6.703) – een vrijstelling voor het saldo op geblokkeerde spaarloonrekeningen van maximaal € 17.025 per belastingplichtige Postadres | Postbus 629 | 2501 CP ’s-Gravenhage T (070) 342 11 11 | www.onderlinge.info Inschrijving Handelsregister K.v.K. 27001014 AFM-register 12000386
–
een vrijstelling voor op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen, die voldoen aan bepaalde voorwaarden, van maximaal € 123.428 per belastingplichtige of een gezamenlijke waardevrijstelling van maximaal € 246.856 voor fiscale partners
Het voordeel uit sparen en beleggen wordt (fictief) gesteld op 4% van het vermogen op 1 januari van het kalenderjaar. Voor de belastingheffing in box 3 geldt een vast tarief van 30% (vermogensrendementsheffing). De jaarlijkse belasting over het vermogen in box 3 bedraagt dus 1,2%.
Kapitaalverzekering Een kapitaalverzekering geeft bij leven en/of overlijden van de in de polis genoemde verzekerde(n) recht op een eenmalige uitkering aan de in de polis genoemde bevoordeelde(n). Een kapitaalverzekering kan in box 3 of in box 1 vallen. Kapitaalverzekering in box 3 De kapitaalverzekering (niet: een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) of een kapitaalverzekering gesloten bij de ‘eigen B.V.’) behoort tot de bezittingen in box 3 (inkomen uit sparen en beleggen). Voor bepaalde kapitaalverzekeringen geldt een vrijstelling (zie hierna onder ‘Overgangsrecht’ voor de vrijstelling van op 31 december 2000 bestaande kapitaalverzekeringen). Begrafenis- of overlijdensrisicoverzekering De begrafenisverzekering is een levenslange kapitaalverzekering die recht geeft op een uitkering bij overlijden van de verzekerde (overlijdensrisicoverzekering met onbepaalde looptijd). De overlijdensrisicoverzekering is een tijdelijke kapitaalverzekering met een vooraf bepaalde duur die bij overlijden van de verzekerde recht geeft op een uitkering (overlijdensrisicoverzekering met bepaalde looptijd). Als de verzekering uitsluitend voorziet in een uitkering bij overlijden van de belastingplichtige, zijn partner of een bloed- of aanverwant geldt in box 3 een vrijstelling, mits: – de som van het verzekerde kapitaal uit dergelijke verzekeringen per verzekerde niet meer bedraagt dan € 6.744 (2010: € 6.703) of, als de som hoger is dan dit bedrag, – de waarde per persoon van alle begrafenisverzeke-
ringen samen niet meer bedraagt dan € 6.744 (2010: € 6.703). Kapitaalverzekering i.v.m. invaliditeit, ziekte of ongeval Rechten op een uitkering die uitsluitend kan plaatsvinden bij invaliditeit, ziekte of ongeval zijn in box 3 onbeperkt vrijgesteld. De vrijstelling is dus niet gekoppeld aan bijvoorbeeld een maximale waarde van de verzekering. Kapitaalverzekering in box 1 Een kapitaalverzekering, die is gekoppeld aan de eigen woning en voldoet aan de gestelde voorwaarden, valt als ‘kapitaalverzekering eigen woning’ (KEW) in box 1 (inkomen uit werk en woning). De rente in de uitkering is het verschil tussen de uitkering en de betaalde premies (saldomethode) en wordt in beginsel belast tegen het progressieve tarief. De rente in de uitkering van een KEW is onder voorwaarden vrijgesteld. Voorwaarden voor een KEW Om een kapitaalverzekering aan te merken als een KEW gelden de volgende voorwaarden: – er moet sprake zijn van een ‘eigen woning’ (in fiscale zin) van de deelnemer of zijn fiscale partner – de verzekering moet recht geven op een éénmalige uitkering bij leven of overlijden – de premies moeten zijn verschuldigd aan een professionele verzekeraar Vervolgens moet op de polis staan vermeld: – dat de woning een ‘eigen woning’ is in de zin van de Wet IB 2001; – dat de kapitaalsuitkering moet worden gebruikt voor de aflossing van de eigenwoningschuld; – dat minimaal 15 jaar, of tot het overlijden van de verzekerde, jaarlijks (verzekeringsjaar) premies worden betaald, waarbij de hoogste premie niet meer bedraagt dan tien keer de laagste premie (bandbreedte 1:10). Vrijstelling rente in een uitkering uit een KEW Als een uitkering uit een KEW wordt gebruikt voor aflossing van de eigenwoningschuld dan is de rente in de uitkering, per belastingplichtige gedurende zijn leven, vrijgesteld voor zover: – de uitkering niet hoger is dan € 151.000 (2010:
€ 150.500) en minimaal 20 jaar, of tot eerder overlijden van de verzekerde, jaarlijks premies zijn betaald, of – de uitkering niet hoger is dan € 34.300 (2010: € 34.100) en minimaal 15 jaar jaarlijks premies zijn betaald. De totale vrijstelling kan nooit hoger zijn dan € 151.000 (2010: € 150.500) per belastingplichtige gedurende zijn leven. Twee fiscale partners, die ieder zelfstandig bevoordeelde zijn op de polis, kunnen ieder zelfstandig gebruikmaken van de vrijstelling en samen dus een gezamenlijke vrijstelling hebben van maximaal € 302.000 (2010: € 301.000). De vrijstelling geldt niet als de kapitaalverzekering een looptijd van 30 jaar heeft overschreden. Aftrek (hypotheek)rente eigenwoningschuld De betaalde rente voor de eigenwoningschuld is maximaal 30 jaar aftrekbaar in box 1. Na 30 jaar gaat de (nog) niet afgeloste lening verplicht over naar box 3. De rente is dan niet meer aftrekbaar. Voor leningen die op 31 december 2000 bestaan start de 30-jaarstermijn op 1 januari 2001. Kapitaalverzekering of KEW omzetten in KEW Een kapitaalverzekering in box 3 kan worden omgezet in een KEW. Als de kapitaalverzekering tot stand is gekomen na 14 september 1999 wordt, voor de toepassing van de saldomethode in box 1, de tot het moment van omzetting opgebouwde rente (waarde van de polis minus de totaal betaalde premies) aangemerkt als voor de verzekering (KEW) betaalde premies. Dit geldt niet voor de beoordeling van de bandbreedte-eis. Een KEW kan fiscaal onbelast worden omgezet in een andere KEW. De nieuwe KEW is dan een voortzetting van de oude KEW. Omzetten kan bij dezelfde maar ook bij een andere verzekeringsmaatschappij. De ingangsdatum en premiehoogte van de oude KEW blijven van belang voor de looptijd en de bandbreedte van de nieuwe KEW. Fictieve uitkering uit een KEW In de volgende situaties wordt de KEW geacht tot uitkering te zijn gekomen: – de kapitaalverzekering voldoet niet meer aan de voorwaarden voor een KEW; – de KEW wordt afgekocht of vervreemd; – de KEW wordt ingebracht in het vermogen van een onderneming;
– –
de KEW komt gedeeltelijk tot uitkering; de verplichting om minimaal 15 jaar, of tot het overlijden van de verzekerde, jaarlijks premies te betalen binnen de bandbreedte (1:10) wordt niet nagekomen; – de KEW overschrijdt een looptijd van 30 jaar. De hoogte van de uitkering wordt gesteld op de waarde in het economisch verkeer van de verzekering. Er gelden geen vrijstellingen. De in de uitkering aanwezige rente (uitkering minus premies) wordt belast in box 1. Hierna gaat de verzekering over naar box 3. Overschrijding van de 30-jaarstermijn kan worden voorkomen door de looptijd van de verzekering in te korten, of door de verzekering uiterlijk op het tijdstip dat de 30jaarstermijn wordt bereikt af te kopen en vervolgens de eigenwoningschuld af te lossen. KEW en verhuizing Verhuizing van een eigen woning naar een andere eigen woning heeft geen gevolgen voor de KEW, als deze aan de voorwaarden voor een KEW blijft voldoen. Verhuizing naar een huurwoning heeft tot gevolg dat de kapitaalverzekering niet meer aan de voorwaarden voor een KEW voldoet. De KEW wordt daardoor geacht (fictief) tot uitkering te zijn gekomen. De hoogte van de fictieve uitkering wordt gesteld op de waarde van de verzekering. In dit geval geldt de hoge vrijstelling van € 151.000 (2010: € 150.500). Er hoeft niet te worden voldaan aan de looptijdeis (20 of 15 jaar) en er hoeft geen aflossing van de eigenwoningschuld plaats te vinden. Dit geldt ook bij afkoop van de polis in verband met de verkoop van de eigen woning. Dan hoeft ook niet aan deze eisen voldaan te zijn en is toch de hoge vrijstelling van toepassing. Na de (fictieve) uitkering gaat de verzekering over naar box 3. Als de kapitaalverzekering vervolgens binnen 3 jaar weer wordt gekoppeld aan een eigen woning, bijvoorbeeld bij tijdelijk huren en vervolgens weer een woning kopen, wordt het bedrag van de oorspronkelijke vrijstelling weer hersteld. De renteaangroei in de box 3-periode wordt hierbij als premie aangemerkt. Als de kapitaalverzekering ná 3 jaar weer wordt gekoppeld aan een eigen woning, geldt de hierboven beschreven omzettingsregeling. KEW en emigratie Bij emigratie wordt de KEW geacht tot uitkering te zijn gekomen op het direct aan de emigratie voorafgaande tijdstip, ongeacht of de polis wordt voortgezet of beëindigd. De fictieve uitkering wordt gesteld op de WEV van
de verzekering. Er mag gebruik worden gemaakt van de hoge vrijstelling van € 151.000 (2010: € 150.500). Er hoeft dan niet te zijn voldaan aan de looptijdeis (20 of 15 jaar) en de eigenwoningschuld hoeft niet te worden afgelost. Als de fictieve kapitaalsuitkering hoger is dan de vrijstelling, is de in het overschot aanwezige rente (uitkering minus betaald premies) belastbaar. Voor de hierover verschuldigde belasting wordt een zogenoemde conserverende aanslag opgelegd. Hiervoor geldt uitstel van betaling. Het uitstel van betaling vervalt als de woning geen eigen woning meer is. Een aangehouden woning kan onder voorwaarden nog 2 jaar als eigen woning worden aangemerkt. Na afloop van deze periode, of bij verkoop van de woning, is er geen eigen woning meer en wordt de conserverende aanslag ingevorderd. Bij tijdelijke uitzending naar het buitenland kan een aangehouden woning onder voorwaarden aangemerkt blijven als eigen woning. Het maximum van 2 jaar is dan niet van toepassing. Als de belastingplichtige weer metterwoon terugkeert (remigratie) naar Nederland, wordt onder voorwaarden de vrijstelling weer op het niveau gebracht alsof de emigratie nooit heeft plaatsgevonden en wordt op verzoek de conserverende aanslag verminderd.
Lijfrenteverzekering Een lijfrenteverzekering geeft bij leven en/of overlijden van de in de polis genoemde verzekerde(n) recht op periodieke uitkeringen (lijfrentetermijnen) aan de in de polis genoemde bevoordeelde(n). Een lijfrenteverzekering kan in box 3 of in box 1 vallen. Lijfrenteverzekering in box 3 Een lijfrenteverzekering die niet voldoet aan de wettelijke regels en toegestane lijfrentevormen van box 1, valt in box 3. De betaalde premies zijn niet aftrekbaar en de uitkeringen worden niet belast. De waarde valt onder de rendementsgrondslag van box 3. Lijfrenteverzekering in box 1 Een lijfrenteverzekering die voldoet aan de wettelijke regels en de toestgestane lijfrentevormen, valt in box 1. De betaalde premies voor een box 1-lijfrenteverzekering zijn in box 1 aftrekbaar als ‘uitgaven voor inkomensvoor-
zieningen’. De uitkeringen worden in box 1 belast. Lijfrentevormen De toegestane lijfrentevormen in box 1 zijn: 1. Oudedagslijfrente Een levenslange lijfrente die toekomt aan de belastingplichtige, uiterlijk ingaat in het jaar waarin hij 70 jaar wordt en eindigt bij zijn overlijden. De belastingplichtige is deelnemer, verzekerde en bevoordeelde op de polis. 2. Nabestaandenlijfrente Een levenslange of tijdelijke lijfrente die direct ingaat na het overlijden van de belastingplichtige of zijn (ex)echtgeno(o)t(e)/partner en toekomt aan een natuurlijk persoon. Een nabestaandenlijfrente die toekomt aan één van hun bloed- of aanverwanten moet levenslang zijn of uiterlijk eindigen op het moment dat de gerechtigde 30 jaar wordt. Als de gerechtigde van de nabestaandenlijfrente recht heeft op een Anw-uitkering (Algemene nabestaandenwet) is het toegestaan dat de nabestaandenlijfrente niet direct ingaat na het overlijden maar pas op het moment dat het jongste kind 18 jaar wordt. 3. Tijdelijke oudedagslijfrente Een tijdelijke lijfrente die toekomt aan de belastingplichtige, niet eerder ingaat dan het jaar waarin hij 65 jaar wordt, maar uiterlijk ingaat in het jaar waarin hij 70 wordt. De looptijd van de verzekering moet minimaal 5 jaar zijn. Het totaal van de termijnen mag per jaar (beoordeeld naar het moment van premiebetaling) niet meer bedragen dan € 20.602 (2010: € 20.479). 4. Lijfrente voor meerderjarig invalide (klein)kind Een levenslange lijfrente die toekomt aan een meerderjarig invalide (klein)kind en uitsluitend eindigt bij het overlijden van het kind. De lijfrentepremie is onbeperkt aftrekbaar. Er hoeft dus geen sprake te zijn van een pensioentekort en er gelden geen maximumbedragen. Overbruggingslijfrente Een overbruggingslijfrente is een tijdelijke lijfrente die toekomt aan de belastingplichtige en eindigt in het jaar waarin hij 65 jaar wordt of het jaar waarin de belastingplichtige een uitkering uit een pensioenregeling gaat genieten. De ingangsdatum van de lijfrente is vrij. Vanaf het belastingjaar 2006 zijn premies voor een overbruggingslijfrente niet meer aftrekbaar en is het niet meer mogelijk om een over-
bruggingslijfrente op te bouwen. Van een op 31 december 2005 bestaande premiebetalende lijfrenteverzekering kan een deel van de uitkering bij leven, ter grootte van maximaal de waarde van de lijfrenteverzekering per 31 december 2005, worden gebruikt voor de aankoop van een overbruggingslijfrente. Ook naar 2005 teruggewentelde premies mogen worden begrepen in deze waarde. Is een lijfrente op 1 januari 2006 premievrij dan mag de gehele waarde, inclusief de waardeaangroei vanaf 1 januari 2006, worden gebruikt voor een overbruggingslijfrente Premieaftrek De betaalde premies voor een (tijdelijke) oudedags- en nabestaandenlijfrente zijn beperkt aftrekbaar. Aftrek is mogelijk op grond van de jaarruimte en/of de reserveringsruimte. Voor ondernemers is er onder voorwaarden een extra premieaftrek bij omzetting van de oudedagsreserve en/of stakingswinst in een lijfrente. LANS De berekening van de maximale premieaftrek is niet eenvoudig. De assurantieadviseur van de Onderlinge ’s-Gravenhage kan met LANS (het lijfrenteaftrek berekeningsprogramma van de Onderlinge ’s-Gravenhage) de maximale premieaftrek uitrekenen. Jaarruimte De jaarruimte biedt een mogelijkheid voor premieaftrek als de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar jonger is dan 65 jaar en sprake is van een aantoonbaar pensioentekort. Het pensioentekort wordt volgens een formule berekend. Daarbij is het inkomen en de aangroei van de pensioenaanspraken van belang. De opgave van de pensioenaangroei (factor A) wordt jaarlijks door de pensioenuitvoerder aan de belastingplichtige verstrekt. Op basis van het pensioentekort wordt de jaarruimte en de hoogte van de maximaal aftrekbare lijfrentepremies berekend. De jaarruimte 2011 (maximaal € 27.156) wordt berekend op grond van de inkomensgegevens over 2010. De jaarruimte 2010 (maximaal € 26.994) wordt berekend op grond van de inkomensgegevens over 2009. In het kalenderjaar van gehele of gedeeltelijke staking van een onderneming mag de jaarruimte worden berekend op grond van de inkomensgegevens over het kalenderjaar van staking. Reserveringsruimte Wordt (een deel van) de jaarruimte niet gebruikt, bijvoor-
beeld omdat de betaalde en in aftrek gebrachte lijfrentepremies minder bedragen dan de jaarruimte, dan kan deze ongebruikte jaarruimte in de volgende 7 kalenderjaren nog via de reserveringsruimte worden gebruikt. De reserveringsruimte is gelijk aan de onbenutte jaarruimte van de 7 voorafgaande jaren, maar bedraagt ten hoogste 17% van de premiegrondslag met een maximum van € 6.872 (2010: € 6.831) per belastingplichtige. Voor de belastingplichtige die bij het begin van het kalenderjaar 55 jaar of ouder is, wordt dit bedrag verhoogd tot € 13.571 (2010: € 13.490). Er bestaat geen rangorde in het gebruiken van jaarruimte of reserveringsruimte. Aangezien ongebruikte jaarruimte na 7 jaar vervalt, kan het gunstig zijn de lijfrentepremies eerst (zoveel mogelijk) via de reserveringsruimte en vervolgens via de jaarruimte in aftrek te brengen. Omzetting oudedagsreserve in een lijfrente De oudedagsreserve kan worden omgezet in een box 1-lijfrente ter compensatie van een pensioentekort. De aftrekbare lijfrentepremie die vanwege deze omzetting in aanmerking kan worden genomen, bedraagt maximaal het bedrag van de afname van de oudedagsreserve in het betreffende kalenderjaar. Omzetting stakingswinst in een lijfrente Bij gehele of gedeeltelijke staking van een onderneming kan de stakingswinst worden omgezet in een box 1-lijfrente ter compensatie van een pensioentekort. De extra premieaftrek bedraagt maximaal: – € 435.652 (2010: € 433.053), bij overdrachten door ondernemers van 60 jaar of ouder, bij overdrachten door invalide ondernemers of bij het staken van de onderneming door overlijden – € 217.833 (2010: € 216.533), bij overdrachten door ondernemers van 50 tot 60 jaar of bij overdrachten door ondernemers als de lijfrente-uitkeringen direct ingaan – € 108.922 (2010: € 108.272), in de overige gevallen Deze maximum bedragen worden verlaagd met de door de ondernemer al opgebouwde voorzieningen, zoals de waarde van pensioenaanspraken en de oudedagsreserve ten tijde van het staken. Hiernaast komen eerder in aftrek gebrachte lijfrentepremies (ook de extra lijfrenteaftrek bij een eerdere omzetting van stakingswinst) nog in mindering op de maximum bedragen.
Terugwenteling lijfrentepremies Om in 2010 – binnen de jaarruimte en reserveringsruimte – voor aftrek van lijfrentepremies in aanmerking te komen moet de premie vóór 1 april 2011 zijn betaald (3 maanden terugwentelingstermijn). Deze terugwentelingstermijn van 3 maanden is per 1 januari 2011 vervallen. De betaalde premies van 1 januari tot 1 april kunnen dan niet meer worden teruggewenteld naar het voorgaande jaar. Voor aftrek van lijfrentepremies in 2011 moeten de premies dus vóór 1 januari 2012 zijn betaald. (Lijfrentepremies die zijn betaald vóór 1 april 2011 kunnen dus nog wel teruggewenteld worden naar 2010, maar lijfrentepremies die zijn betaald vóór 1 april 2012 kunnen niet meer worden teruggewenteld naar 2011.) Om in 2010 in verband met omzetting oudedagsreserve en/of stakingswinst voor aftrek van lijfrentepremies in aanmerking te komen moet de premie vóór 1 juli 2011 zijn betaald (6 maanden terugwentelingstermijn). Deze terugwentelingstermijn van 6 maanden is niet vervallen per 1 januari 2011. Voor aftrek van lijfrentepremies in verband met omzetting oudedagsreserve en/of stakingswinst in 2011 moeten de premies dus vóór 1 juli 2012 zijn betaald. Verboden handelingen Naast de eisen die gelden voor de lijfrentevorm, moet een box 1-lijfrenteverzekering altijd volgens wettelijke voorwaarden worden behandeld. Voor zover in strijd wordt gehandeld met deze voorwaarden, volgen er in beginsel fiscale sancties. Hieronder staat een (niet-limitatieve) opsomming van deze 'verboden handelingen' en de 'fiscale sancties'. – afkoop (uitgezonderd: afkoop 'kleine' lijfrenten) – vervreemding – prijsgeven – tot zekerheid dienen (belenen of verpanden) – omzetten in niet-toegestane lijfrentevorm – emigratie van de belastingplichtige Let op: ook als niet tijdig na expiratie van een lijfrenteverzekering een lijfrente wordt aangekocht (bij leven: vóór afloop van het kalenderjaar van expiratie plus één kalenderjaar / bij overlijden: vóór afloop van het kalenderjaar van expiratie plus twee kalenderjaren) kan de Belastingdienst dit aanmerken als afkoop met alle fiscale gevolgen van dien.
Fiscale sancties – terugname van de betaalde premies plus het behaalde rendement daarover – revisierente (20%), dit is een rentevergoeding voor ten onrechte genoten belastinguitstel Het bedrag van de betaalde premies plus het behaalde rendement daarover wordt gesteld op de waarde van de verzekering direct voorafgaand aan de verboden handeling, of het bedrag van de in aftrek gebrachte premies als dat hoger is dan die waarde. Terugname betekent dat het bedrag ineens als 'negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen' bij het inkomen wordt geteld. De revisierente bedraagt 20% van de waarde van de verzekering. Als de verzekering minder dan 10 jaar geleden is gesloten is het mogelijk tegenbewijs te leveren en de revisierente te verminderen. Revisierente wordt niet in rekening gebracht bij zogenoemde pré-Brede Herwaarderingslijfrenten. Dit zijn lijfrentecontracten die gesloten zijn vóór 1 januari 1992 en die onder de eerbiedigende werking van het toen geldende overgangsrecht vallen. Afkoop 'kleine' lijfrenten Voor lijfrenteverzekeringen waarvan de (afkoop)waarde niet meer bedraagt dan € 4.171 (2010: € 4.146), wordt de afkoop niet aangemerkt als een verboden handeling. Dit betekent dat over de ontvangen afkoopsom van een dergelijke 'kleine' lijfrente geen revisierente verschuldigd is. De uitkering wordt wel belast in box 1. Een aanvullende voorwaarde voor de toepassing van deze afkoopregeling is dat nog geen lijfrentetermijnen zijn ingegaan. De grens van € 4.171 geldt per lijfrenteverzekering. Heeft een belastingplichtige meerdere lijfrenteverzekeringen gesloten bij één verzekeraar, dan worden deze lijfrenten geacht samen één lijfrentecontract te vormen. Gevolgen onvolledige premieaftrek (beperkte saldomethode) Het kan gebeuren dat bij een box 1-lijfrenteverzekering de betaalde premie geheel of gedeeltelijk niet in aftrek is gebracht (bijvoorbeeld doordat dit bij de aangifte is vergeten of doordat de betaalde premie hoger was dan de ruimte op grond van de jaar- en/of reserveringsruimte). In dat geval is bij de uitkering van de verzekering een beperkte saldomethode van toepassing. Dat betekent dat de uitkeringen onbelast zijn tot het volgende bedrag: alle niet-afgetrokken premies tot en met 31 december 2009 plus de niet-afgetrokken premies betaald met
ingang van 1 januari 2010, voor zover deze laatste premies althans niet meer bedragen dan € 2.269 per belastingplichtige per kalenderjaar. Lijfrenten en emigratie Bij emigratie wordt de tijdens de binnenlandse periode in aftrek gebrachte lijfrentepremie, inclusief het behaalde rendement daarover in de binnenlandse periode, in het jaar van emigratie bij het inkomen geteld. Daarnaast is in beginsel revisierente verschuldigd. Voor de verschuldigde belasting en revisierente bij emigratie wordt een zogenoemde conserverende aanslag opgelegd met uitstel van betaling voor maximaal 10 jaar. Als de belastingplichtige gedurende deze periode geen verboden handeling verricht, kan de belastingplichtige de Belastingdienst om kwijtschelding van de belastingschuld vragen. Als de belastingplichtige binnen deze periode wel een verboden handeling verricht, vervalt het verleende uitstel en moet de aanslag betaald worden. Over zogenoemde saldolijfrenteverzekeringen, die zijn afgesloten vóór 14 september 1999, hoeft niet te worden afgerekend bij emigratie.
Overgangsrecht In verband met de invoering van de Wet IB 2001 op 1 januari 2001 kan overgangsrecht van toepassing zijn op kapitaalverzekeringen of lijfrenteverzekeringen die op 31 december 2000 al bestaan. Dit overgangsrecht is omvangrijk en ingewikkeld. Wij volstaan met een beknopte weergave van een aantal relevante punten. Overgangsrecht kapitaalverzekeringen Kapitaalverzekering in box 3 met waarborg in box 1 Een op 31 december 2000 bestaande kapitaalverzekering (niet: een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) of een kapitaalverzekering gesloten bij de ‘eigen B.V.’) behoort met ingang van 1 januari 2001 verplicht tot de bezittingen in box 3 als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan: – vanaf de eerste premiebetaling zijn jaarlijks premies betaald, waarbij de hoogste premie niet meer bedraagt dan het tienvoud van de laagste premie, of – er zijn tenminste 15 jaar jaarlijks premies betaald, waarbij de hoogste premie niet meer bedraagt dan het tienvoud van de laagste premie, of – de verzekering bestaat op 31 december 1991 en het verzekerd kapitaal is na die datum niet verhoogd, ter-
wijl de rente in de kapitaalsuitkering volgens de fiscale regels geldend op 31 december 1991 niet tot belaste inkomsten zou leiden (gefacilieerde préBrede Herwaarderingspolis). Tijdelijke vrijstelling in box 3 Het overgangsrecht voorziet in een tijdelijke vrijstelling in box 3 voor kapitaalverzekeringen die voldoen aan de volgende voorwaarden: – de verzekering bestaat op 14 september 1999, en – op of na 14 september 1999 is het verzekerd kapitaal niet verhoogd en is de looptijd van de verzekering niet verlengd. Als niet (meer) aan één van de voorwaarden wordt voldaan is de vrijstelling niet (meer) van toepassing. De (niet-geïndexeerde) vrijstelling bedraagt maximaal € 123.428 per belastingplichtige. Op gezamenlijk verzoek bij de aangifte kan de vrijstelling worden overgedragen aan de partner. De gezamenlijke waardevrijstelling bedraagt dus maximaal € 246.856. Op het verzoek kan niet meer worden teruggekomen. De tijdelijke extra vrijstelling vervalt met ingang van 14 september 2029. Waarborg in box 1 voor t/m 31 december 2000 gekweekte rente Een op 31 december 2000 bestaande kapitaalverzekering die aan de gestelde voorwaarden voldoet, wordt per 1 januari 2001 in box 3 geplaatst zonder dat op dat moment behoeft te worden afgerekend over het t/m 31 december 2000 in de polis gekweekte rentebestanddeel. Echter, bij het tot uitkering komen van de verzekering moet, op basis van de oude fiscale regels (Wet inkomstenbelasting 1964 zoals geldend op 31 december 2000), worden bezien of de t/m 31 december 2000 aangegroeide rente alsnog (in box 1) moet worden belast. Op deze wijze blijft belastingheffing over de rente, die onder het oude fiscale regime is gevormd, gewaarborgd totdat de polis volledig is afgewikkeld. Kapitaalverzekering in box 1 (saldomethode) Als de op 31 december 2000 bestaande kapitaalverzekering niet voldoet aan de voorwaarden voor plaatsing in box 3 dan behoort de verzekering verplicht tot box 1. De in box 1 te belasten rente in de kapitaalsuitkering wordt gesteld op het verschil tussen de uitkering en de voor de verzekering betaalde koopsom of totale premies (saldomethode).
Overgangsrecht lijfrenteverzekeringen Lijfrenteverzekering niet aangepast; geen aftrek lijfrentepremies Als een op 31 december 2000 bestaande lijfrenteverzekering niet is aangepast aan de eisen van de Wet IB 2001 dan zijn de op of na 1 januari 2001 betaalde lijfrentepremies niet meer aftrekbaar. Lijfrentetermijnen belast volgens oude regels Voor bepaalde op 31 december 2000 bestaande lijfrenteverzekeringen is goedgekeurd dat het inkomen uit deze lijfrenteverzekering wordt bepaald volgens de oude fiscale regels (Wet op de inkomstenbelasting 1964 zoals geldend op 31 december 2000). De lijfrentetermijnen uit dergelijke verzekeringen worden (onder voorwaarden) in box 1 belast voor zover de uitkeringen de niet voor aftrek in aanmerking komende premies of koopsom overtreffen (saldomethode). De overgangsregeling is van toepassing op lijfrenteverzekeringen die voldoen aan één van onderstaande categorieën: A. Lijfrenteverzekering met premieaftrek vóór 1 januari 2001 – de verzekering bestaat op 31 december 2000 en – de vóór 1 januari 2001 betaalde lijfrentepremies kwamen voor aftrek in aanmerking. B. Lijfrenteverzekering zonder premieaftrek vóór 1 januari 2001 (saldolijfrenteverzekering) – de verzekering is gesloten vóór 14 september 1999 en – de vóór 14 september 1999 betaalde lijfrentepremies kwamen niet voor aftrek in aanmerking of – de op of na 14 september 1999 en vóór 1 januari 2001 betaalde lijfrentepremies bedroegen niet meer dan € 2.269 per kalenderjaar per lijfrentecontract en kwamen niet voor aftrek in aanmerking. C. Lijfrenteverzekering zonder premieaftrek vanaf 1 januari 2001 – de verzekering is gesloten vóór 14 september 1999 en de premiebetalingen zijn op of na 14 september 1999 niet verhoogd en – de op of na 1 januari 2001 betaalde lijfrentepremies bedragen per verzekering niet meer dan € 2.269 per
PS/2689 1101
kalenderjaar en zijn niet als premies voor een lijfrenteverzekering in de zin van de Wet IB 2001 in aftrek gebracht. Voor zover de niet afgetrokken premies hoger zijn dan € 2.269 per jaar, zijn de regels van de Wet IB 2001 van toepassing. Met ingang van 1 januari 2021 is het overgangsrecht niet meer van toepassing op de categorieën B en C. Uiterlijk op 31 december 2020 dient dan ook in box 1 verplicht te worden afgerekend over de waarde in het economisch verkeer (WEV) van de polis. Op verzoek is over de afrekening in box 1 het 45%-tarief van toepassing. De fiscale regels ten aanzien van (levens)verzekeringen zijn zeer complex en worden niet uitputtend in deze algemene brochure behandeld. Heeft u vragen naar aanleiding van deze brochure of wenst u een persoonlijk advies, neemt u dan contact op met uw assurantieadviseur. Bij specifieke fiscale vragen, bijvoorbeeld vragen over uw belastingaangifte, raden wij u aan contact op te nemen met de Belastingdienst. De informatie in deze brochure is ook te vinden op de website van de Onderlinge ’s-Gravenhage: www.onderlinge.info De inhoud van deze brochure is gebaseerd op de stand van zaken op 1 januari 2011. In de brochure is in hoofdlijnen de relevante informatie weergegeven over de fiscale behandeling van de verscheidene levensverzekeringen. De Onderlinge ’s-Gravenhage aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door het gebruik van informatie uit deze brochure.